Jaarverslag 2011
Jaarverslag 2011
Stichting Pensioenfonds ING Locatiecode HP B 03.028 Postbus 93077, 2509 AB Den Haag Telefoon: 070 - 513 75 43 Telefax: 070 - 513 09 84 www.pensioenfondsing.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41214453
INHOUD PROFIEL 2011 KERNCIJFERS VOORWOORD
Jaarverslag 2011
5 7 8
1. BESTUURSVERSLAG 1.1 Bijzondere ontwikkelingen in het verslagjaar 1.2 Uitvoering pensioenregelingen 1.3 Financieel beleid en financiële positie 1.4 Vermogensbeheer 1.5 Organisatie en governance 1.6 Risicomanagement 1.7 Gebeurtenissen na balansdatum
9 9 15 23 31 53 59 63
2. JAARREKENING 2011 2.1 Balans per 31 december 2011 2.2 Staat van baten en lasten over 2011 2.3 Kasstroomoverzicht over 2011 2.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 2.5 Toelichting op de balans per 31 december 2011 2.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 2.7 Actuariële analyse 2.8 Risicoparagraaf
65 66 68 69 70 75 83 88 89
3. OVERIGE GEGEVENS 3.1 Gebeurtenissen na balansdatum 3.2 Overeenkomsten 3.3 Bestemming Saldo van baten en lasten 3.4 Verantwoordingsorgaan 3.5 Visitatiecommissie 3.6 Actuariële verklaring 3.7 Controleverklaring 3.8 Personalia per 31 december 2011
101 101 101 103 104 110 113 115 117
‘Voor mij is het belangrijk dat een pensioenfonds zijn beloften op lange termijn kan waarmaken. Daar hoort een solide en stabiel beleggingsbeleid bij.’ Geert Bierman
PROFIEL 2011 Stichting Pensioenfonds ING (het fonds) is op 1 januari 1995 opgericht en is statutair gevestigd te Amsterdam. De statutaire doelstelling van het fonds luidt als volgt: “Het Pensioenfonds heeft ten doel Pensioenen en/of andere uitkeringen te verstrekken ter zake van ouderdom en arbeidsongeschiktheid en ter zake van overlijden van Deelnemers of Gewezen Deelnemers, overeenkomstig de bepalingen van de Pensioenreglementen.” Gegeven deze doelstelling streeft het fonds naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Het fonds voert negen pensioenregelingen uit die gelden voor huidige en voormalige medewerkers van ING in Nederland. Het fonds administreert de pensioenaanspraken, betaalt pensioenen uit en belegt en beheert het fondsvermogen. Bestuur Het Bestuur is verantwoordelijk voor het besturen van het fonds, het voorlichten van de Verzekerden, het uitvoeren van de door de aangesloten ondernemingen gedane pensioentoezeggingen, het voeren van het financiële beheer en het beheersen van de risico’s die het fonds loopt. Het Bestuur bestaat uit acht personen. ING Nederland (de Werkgever) benoemt vier bestuursleden. De Deelnemers in de Deelnemersraad benoemen drie bestuursleden en de Pensioengerechtigden kiezen één bestuurslid. Leden van het Bestuur worden benoemd voor vier jaar. Deelnemersraad De Deelnemersraad behartigt de belangen van de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden ten aanzien van de uitvoering door het fonds van de rechten die zij in het fonds opbouwen of hebben opgebouwd. De Deelnemersraad brengt gevraagd advies uit over aangelegenheden die het fonds betreffen, zoals advies over wijziging van de pensioenreglementen en over het vaststellen van het jaarverslag. Daarnaast kan de Deelnemersraad uit eigen beweging advies uitbrengen. De Deelnemersraad bestaat uit zestien leden, waarvan elf leden zijn gekozen door en uit de Deelnemers en vijf leden zijn gekozen door en uit de Pensioengerechtigden. In januari 2010 is de Deelnemersraad begonnen aan een nieuwe zittingstermijn van vier jaar.
Jaarverslag 2011
5
Pensioenfonds ING
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan oordeelt over het gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. Ook beoordeelt het Verantwoordingsorgaan of het Bestuur zich aan de Principes voor goed pensioenfondsbestuur houdt en of het Bestuur bij het nemen van besluiten met de belangen van alle belanghebbenden rekening houdt. Het Verantwoordingsorgaan brengt gevraagd advies uit over onder andere de vorm en inrichting van het interne toezicht, de faciliteitenregeling van het Bestuur en het communicatiebeleid. Daarnaast kan het Verantwoordingsorgaan uit eigen beweging advies uitbrengen. In het Verantwoordingsorgaan zijn alle bij het fonds betrokken partijen vertegenwoordigd. De Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever worden elk door twee leden vertegenwoordigd. Leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd voor vier jaar. Visitatiecommissie De Visitatiecommissie voert het intern toezicht uit op het functioneren van (het Bestuur) van het fonds. In dit kader beoordeelt de Visitatiecommissie de beleids- en de bestuursprocedures en de checks en balances (interne controle) van het fonds. De Visitatiecommissie bestaat uit drie externe, onafhankelijke deskundigen. Bestuursbureau Het Bestuursbureau ondersteunt het Bestuur, de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie bij de uitoefening van hun taken. Het Bestuursbureau is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en een aantal uitvoerende taken op de gebieden governance & organisatie, risicomanagement, balansbeheer, actuariële zaken, pensioenreglementen, control, communicatie en externe verantwoording. Daarnaast houdt het Bestuursbureau toezicht op de werkzaamheden die zijn uit besteed aan de diverse uitvoeringsorganisaties. Uitvoeringsorganisaties Het Bestuur heeft de uitvoering van het vermogensbeheer, de beleggingsadministratie, de bewaarneming van de beleggingen
6
alsmede de pensioenadministratie en de financiële administratie uitbesteed aan partijen, die moeten voldoen aan hoge eisen van deskundigheid, integriteit en risicobeheersing. Nadere gegevens van deze uitvoeringsorganisaties zijn opgenomen in paragraaf 3.2. Compliance Officer Het Nederlands Compliance Instituut voert de controle op de naleving van de wet- en regelgeving en de Gedragscode uit. Accountant Ernst & Young Accountants LLP fungeert als externe accountant en geeft in die hoedanigheid de controleverklaring af bij de gepubliceerde jaarrekening. De accountant voert hiertoe de noodzakelijk geachte controles uit en rapporteert zijn bevindingen aan het Bestuur. Actuaris Mercer Certificering B.V. is belast met de actuariële certificering en brengt verslag uit aan het Bestuur over de controle van de berekeningen van de pensioenverplichtingen, de actuariële analyse van de resultaten en de beoordeling van de financiële positie van het fonds. AON Hewitt draagt zorg voor het actuariële advies. Adviseurs Externe adviseurs staan de Commissie Balansbeheer en de Pensioencommissie bij.
KERNCIJFERS 2011
2010
2009
2008
2007
13.591
11.527
10.267
10.154
7.655
Voorzieningen en reserves (in miljoenen euro) Voorziening pensioenverplichtingen en Overige technische voorzieningen1 Reserves
2.369
2.175
1.715
689
3.239
Beleggingen2
15.836
13.664
11.881
9.958
10.455
Dekkingsgraad (%)3
117,4
118,9
116,7
106,8
142,0
Baten en lasten (in miljoenen euro) Premiebijdragen
447
344
490
1.651
928
Beleggingsopbrengsten
2.177
1.731
962
-1.375
-125
Pensioenuitkeringen
354
336
318
290
259
Resultaat
193
460
1.026
-2.550
321
Rendement op beleggingen (%) Totale portefeuille
15,8
11,3
15,2
-12,2
-1,1
Benchmark
14,8
10,9
15,2
-8,1
-1,3
Marktrente van de verplichtingen
2,8
3,5
3,9
3,5
4,8
Aantal Verzekerden einde boekjaar Deelnemers4
29.411
30.473
30.711
31.941
33.141
Gewezen Deelnemers
27.671
28.399
28.017
27.005
26.489
Totaal Pensioengerechtigden, waarvan:
17.057
16.118
15.364
14.369
13.783
Ouderdomspensioen
12.448
11.638
11.005
10.134
9.671
Nabestaanden- en Wezenpensioen
4.609
4.480
4.359
4.235
4.112
Totaal Verzekerden
74.139
74.990
74.092
73.315
73.413
Voetnoten 1 2 3
4
De Voorzieningen zijn berekend tegen de marktrente volgens de rentetermijnstructuur. De bedragen zijn inclusief derivaten (2011: € 1.185 miljoen positief en 2010: € 425 miljoen negatief ). De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva) te delen door de som van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds en de Overige technische voorzieningen. De dekkingsgraad is met 4,2% positief beïnvloed door de voorgeschreven toepassing van de aangepaste rentetermijnstructuur per 31 december 2011. In de cijfers van 31 december 2010 heeft ten opzichte van het gepubliceerde jaarverslag 2010 een herrubricering plaatsgevonden tussen Deelnemers en Gewezen Deelnemers. 1.389 Gewezen Deelnemers die gebruik maken van de regeling van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) zijn onder Deelnemers opgenomen.
Jaarverslag 2011
7
Pensioenfonds ING
VOORWOORD Pensioenfonds ING is de crisis in de eurozone relatief goed doorge komen en heeft in het turbulente jaar 2011 meerdere doelstellingen weten te realiseren, zoals het herinrichten van het vermogens- en risicobeheer, de voorbereidingen op de splitsing van de Werkgever en het intensiveren van de communicatie met de Verzekerden. Hierover is het Bestuur tevreden. Het Bestuur is echter teleurgesteld over het besluit van ING om geen middelen ter beschikking te stellen voor het verhogen van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden per 1 januari 2011 en per 1 september 2011. Het Bestuur heeft middels gerechtelijke procedures uitspraken verkregen over de financieringsbeslissing ten aanzien van deze voorwaardelijke toeslagen per 1 januari 2011. In 2008 heeft het fonds een strategische risiconorm vastgesteld die sindsdien de basis vormt voor het balansbeheer. Deze strategische risiconorm is prudenter dan de wettelijk vastgelegde risiconorm. Vanaf 2008 heeft het fonds gewerkt aan het herinrichten van het vermogens- en risicobeheer. In 2011 heeft het fonds geprofiteerd van het gevoerde beleid en heeft het Bestuur adequaat kunnen reageren op volatiele marktomstandigheden. De dekkingsgraad is in 2011 per saldo gedaald van 119% naar 117% en is daarmee relatief stabiel gebleven. Per 31 december 2011 was er geen sprake meer van een reservetekort. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft inmiddels ingestemd met het beëindigen van het herstelplan. Het korten van pensioenen is bij het fonds op dit moment niet aan de orde. DNB heeft per 31 december 2011 een correctie toegepast op de rentetermijnstructuur die pensioenfondsen hanteren voor het waarderen van de pensioenverplichtingen. Zonder deze correctie zou de dekkingsgraad van het fonds zijn uitgekomen op 113% per 31 december 2011. Ook dan zou er geen sprake zijn geweest van een reservetekort. De Werkgever bereidt zich voor op het afsplitsen van de verzekerings activiteiten van de bankactiviteiten. Het Bestuur zorgt ervoor dat het fonds is voorbereid op de mogelijke gevolgen daarvan. Daarnaast
8
volgt het Bestuur de landelijke discussie over de invoering van het Pensioenakkoord en de besprekingen tussen de CAO-partijen over de mogelijke invoering van een nieuwe pensioenregeling bij ING. Voor beide dossiers geldt dat het Bestuur vanuit het belang van de Verzekerden en de Werkgever waakt over de uitvoerbaarheid, de communiceerbaarheid en de adequate financiering van de door het fonds uit te voeren pensioenregelingen. Het Bestuur draagt waar mogelijk bij aan een goede uitkomst van de CAO-besprekingen. De toekomstige financiering van de verhogingen van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden vormt voor het Bestuur een belangrijk punt van zorg. Een ander belangrijk aandachtspunt voor het Bestuur vormt de communicatie met onze Verzekerden. Het Bestuur streeft er onder meer naar de Deelnemers een goed inzicht te bieden in de individuele pensioensituatie, zodat deze in staat zijn om weloverwogen keuzes te maken met betrekking tot hun inkomen na pensionering. De invoering van een nieuwe website, een nieuwe Pensioenplanner en een nieuwe digitale nieuwsbrief hebben hier in 2011 aan bij gedragen. Het Bestuur is tevreden over de uitkomsten van het klanttevredenheidsonderzoek. Het Bestuur dankt de leden van de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan, de Visitatiecommissie, de externe adviseurs en de medewerkers van het Bestuursbureau voor de bijdragen die zij in 2011 hebben geleverd aan de verdere versterking en het goed functioneren van het fonds. In dit jaarverslag 2011 treft u de verantwoording aan over het afgelopen boekjaar en kunt u meer lezen over de ontwikkeling van de financiële positie en de doelstellingen die zijn gerealiseerd.
1
BESTUURSVERSLAG
1.1
Bijzondere ontwikkelingen in het verslagjaar
Bestuursverslag 1.1.1. Een turbulent jaar 2011 werd gekenmerkt door turbulentie op de financiële markten als gevolg van de schuldencrises in Europa. Bij herhaling moesten de regeringsleiders van de landen uit de Europese Unie (EU) bij elkaar komen voor topoverleg over de Europese schuldenproblematiek, in het bijzonder de Griekse staatsschuld. De oorspronkelijk toegezegde noodsteun van € 110 miljard bleek al snel onvoldoende en moest worden verhoogd tot € 550 miljard. Op de achtergrond bestond de dreiging dat ook andere eurolanden met grote staatsschulden steun nodig hadden. In het najaar moest de EU hulp inroepen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en andere landen in de wereld om bij te dragen aan het noodfonds European Financial Stability Facility (EFSF). Diverse landen in de Europese Unie werden geconfronteerd met verminderd vertrouwen, hetgeen leidde tot verlaging van hun kredietstatus en oplopende rentepercentages voor staatsobligaties. Terwijl in Europa het vertrouwen daalde, was in de landen met opkomende markten nog sprake van oplopende inflatie wegens groei van de economieën. De voor het fonds relevante rentepercentages daalden tot een absoluut laag niveau. De 30-jaars euroswaprente daalde in 2011 van 3,50% naar 2,56%. Gegeven de bijzondere marktomstandigheden heeft DNB besloten de rentetermijnstructuur die pensioenfondsen dienen te gebruiken voor het waarderen van pensioenverplichtingen per 31 december 2011 te baseren op een driemaands gemiddelde.
1.1.2. Dekkingsgraad De waarde van de beleggingen is in 2011 gestegen tot € 15,9 miljard (2010: € 13,7 miljard), de waarde van de pensioenverplichtingen steeg tot € 13,6 miljard (2010: € 11,5 miljard). Dit betekent dat de dekkingsgraad in 2011 is gedaald van 118,9% ultimo 2010 tot 117,4% ultimo 2011.
Jaarverslag 2011
9
Pensioenfonds ING
Figuur 1. Ontwikkeling dekkingsgraad 2010-2011 124 120 119 119 116
116
112
115
114
121 121
116
117
116
113
113
112
1
Ju n.
Se p. 2
20
01
11
11 rt. M
Se p. 2
De c. 2
20
01
0 01
10 20
M
Ju n.
rt.
De c. 2
20
00
10
9
108
111
0
111
1
116 116
122 122
01
117
118 119
121
De c. 2
116
120
In figuur 1 is de ontwikkeling van de dekkingsgraad weergegeven. In het tweede halfjaar is de dekkingsgraad gedaald door de daling van de marktrente en de aandelenkoersen. In december is het positieve effect (4,2%) te zien van het aanpassen van de rentetermijnstructuur door DNB. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het fonds kan worden vergeleken met de gemiddelde dekkingsgraden van alle Nederlandse pensioenfondsen (figuur 2). Figuur 2. O ntwikkeling dekkingsgraad Pensioenfonds ING ten opzichte van de gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen 2008-2011 120
121
121 119
121
118
117
117
115
114 113
113
112
110 109 107
105
109
111
111
108
107
107
102
100
100 99 98
95
95
Dekkingsgraad Pensioenfonds ING
94
11 20 4 Q
11
11
20 3 Q
20 2 Q
11
10
20 1 Q
20 4 Q
10 20 3 Q
10
10
20 2 Q
20 1 Q
09 20 4 Q
09
09
20 3 Q
20 2 Q
09 20 1 Q
08 20 4 Q
10
Gemiddelde dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen
92
90
Het fonds heeft sinds 2009 het renterisico nagenoeg volledig afgedekt. De gevolgen van de daling van de rentetermijnstructuur werden daardoor in belangrijke mate opgevangen door de waardestijging van de vastrentende waarden en de rentederivaten. Mede als gevolg van dit beleid is de dekkings graad in 2011 relatief stabiel gebleven. Door de renteafdekking profiteert het fonds in de toekomst, bij ongewijzigd beleid, minder dan andere pensioenfondsen van een stijging van de rente.
1.1.3. Toeslagverlening Geen verhoging pensioenen Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden De verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemers en de ingegane pensioenen van de Pensioengerechtigden is voorwaardelijk. Overeenkomstig de Uitvoeringsovereenkomst kan het fonds deze pensioenen alleen verhogen indien de Werkgever de daarvoor benodigde middelen aan het fonds ter beschikking stelt. De Werkgever heeft in het verleden aangegeven alleen in geval van zwaarwegende redenen geen middelen voor toeslagfinanciering aan het fonds ter beschikking te stellen. De pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden zijn per 1 januari 2011 en per 1 september 2011 niet verhoogd. Het fonds heeft hiertoe moeten besluiten omdat de Werkgever de benodigde middelen niet beschikbaar heeft gesteld. Het betrof de verhogingen
Jaarverslag 2011
waarvoor de prijsinflatie als maatstaf dient (1,38% per 1 januari 2011) en de verhogingen waarvoor de looninflatie als maatstaf dient (1,0% per 1 september 2011). De procedures met de Werkgever Op 17 februari 2011 informeerde de Werkgever het fonds dat de Werkgever voor het jaar 2011 (per 1 januari 2011 en per 1 september 2011) geen middelen ter beschikking stelt om de pensioenen te verhogen. De Werkgever heeft daarvoor de volgende overwegingen gegeven: onder de huidige omstandigheden is een solide financiële positie van ING van groot belang. Met name de aangescherpte liquiditeits- en kapitaaleisen en de aanhoudende onzekerheid op de financiële markten, vereisen dat ING een verantwoord financieel beleid voert. Daarnaast moet ING de resterende Nederlandse staatssteun terugbetalen. Tevens deelde de Werkgever mee te verwachten dat deze omstandigheden ook de komende jaren hun invloed zullen hebben. De Werkgever gaf hierbij aan dat dit ertoe zou kunnen leiden dat in de komende jaren minder vaak toeslagen kunnen worden verleend dan in het verleden. In maart 2011 informeerde het fonds de Pensioengerechtigden over de brief van de Werkgever van 17 februari 2011. Het fonds liet de Werkgever weten een besluit over de toeslagverlening per 1 september 2011 prematuur te achten. Op 31 maart 2011 gaf de Werkgever in een brief aan dat er over het beschikbaar stellen van middelen per 1 september 2011 nog geen definitief besluit was genomen.
Het Bestuur is van mening dat de door de Werkgever genoemde redenen om geen middelen ter beschikking te stellen niet aan te merken zijn als zwaarwegende redenen en heeft daarom besloten tot arbitrage, zoals vastgelegd in de Uitvoeringsovereen komst. In een arbitrageprocedure bestuderen drie externe deskundigen het geschil waarna zij een bindende uitspraak doen. In overleg met ING is besloten het geschil voor te leggen aan de kantonrechter, omdat een gerechtelijke uitspraak van drie kanton rechters een andere waarde heeft in verband met eventuele andere procedures over het niet verhogen van de pensioenen per 1 januari 2011. Het geschil spitste zich toe op twee vragen die in separate procedures werden behandeld: • waren de redenen van de Werkgever om de toeslagen niet te verlenen zwaar wegend; en • kan het fonds de besluiten van de Werk gever over de financiering van de toeslagen zelfstandig toetsen. In de eerste procedure heeft de kanton rechter op 27 juli 2011 geoordeeld dat de redenen die de Werkgever heeft aangevoerd om per 1 januari 2011 geen middelen ter beschikking te stellen voor toeslagverlening zwaarwegende redenen zijn. Partijen waren overeengekomen dat op deze uitspraak geen hoger beroep mogelijk was. In de tweede procedure heeft de kantonrechter op 21 november 2011 geoordeeld dat het fonds zelfstandig besluiten van ING
11
Pensioenfonds ING
over de financiering van de toeslagen door een rechter of in een arbitrage kan laten toetsen, maar dit niet hoeft te doen. De rechtbank heeft in de overwegingen aangegeven dat het besluit van ING om de toeslagen wel of niet te financieren voortk omt uit de CAO. De toetsing van een besluit ligt volgens de rechters overigens in beginsel bij de (Gewezen) Deelnemers van het fonds, dan wel hun vertegenwoordigers, zoals de vakbonden. Het Bestuur kan een eventueel toekomstig besluit door de Werkgever om geen middelen aan het fonds ter beschikking te stellen, opnieuw ter toetsing voorleggen aan arbiters. Scaping-procedure In juli 2011 werden een aantal Nederlandse ING-vennootschappen (hierna: ING) en het fonds in rechte betrokken door de Stichting Collectieve Actie Pensioengerechtigden ING Nederland samen met FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en acht individuele gepensioneerden (hierna tezamen: Scaping). Scaping stelt zich primair op het standpunt dat sprake is van een onvoorwaardelijk recht op indexatie in plaats van een voorwaardelijk recht. Subsidiair meent Scaping dat voorzover sprake is van een voorwaardelijk recht op indexatie, de Werkgever geen zwaarwegende belangen had, op grond waarvan zij mocht afzien van de financiering van de indexatie. Ten slotte stelt Scaping dat het fonds gehouden is de indexatie te financieren uit de dekkingsgraad.
1.1.4. De voorbereidingen op de splitsing van ING Groep In 2009 kondigde de Werkgever aan een splitsing te zullen aanbrengen tussen de bank- en de verzekeringsactiviteiten. In voorbereiding op deze splitsing zijn alle medewerkers van ING in Nederland, die vóór de splitsing een dienstverband met ING Personeel VOF hadden, in dienst gekomen van één van de vier nieuwe personeel-B.V.’s en zijn de Deelnemers in de pensioen administratie bij één van deze vier B.V.’s geregistreerd. Het Bestuur heeft daarop de pensioenreglementen per 1 januari 2011 aangepast en de nieuwe besloten vennootschappen zijn als Werkgever toegetreden tot de Uitvoeringsovereenkomst van het fonds. Zowel ING Bank N.V. als ING Verzekeringen N.V. hebben in de Uitvoerings-
12
overeenkomst een hoofdelijke aansprakelijkheid erkend in hun voormalige hoedanigheid van vennoot van ING Personeel VOF waarin de medewerkers vóór de splitsing in dienst waren. Vanwege het belang dat het Bestuur hecht aan een solide overgang naar een nieuwe situatie is een Commissie Splitsing geformeerd. Deze Commissie heeft een inventarisatie gemaakt van mogelijke toekomstscenario’s en het Bestuur inzicht gegeven in onder meer de volgende onderwerpen: • het benodigde tijdspad om te kunnen splitsen; • de gevolgen van de splitsing voor de bestaande rechten; • de administratieve consequenties van een splitsing; • de solidariteitsaspecten; • de benodigde acties bij splitsing van de beleggingen; • de waarderingsmethodiek van het indexatierisico en de bij- en terugstortverplichtingen, resulterend in waardebepalingen; en • de kruislingse garanties. Het Bestuur heeft zich in 2011 voorbereid op toekomstige gevolgen van de voorgenomen structuurwijzigingen. In 2011 is veel aandacht besteed aan het overleg met de belanghebbenden en hun vertegenwoordigers, zoals de Deelnemersraad, de Centrale Ondernemingsraad, de Vereniging Senioren ING, de Werkgever en de vakbonden. Hierbij zijn diverse toekomstscenario’s verkend en is uitgebreid stilgestaan bij de belangen van de verschillende belanghebbenden. Het Bestuur vindt dit periodiek overleg belangrijk en zinvol.
1.1.5. Het Pensioenakkoord Op 4 juni 2010 hebben de sociale partners in de Stichting van de Arbeid een Pensioenakkoord gesloten ter waarborging van een toekomstbestendig pensioenstelsel. De sociale partners kwamen in dit Pensioenakkoord overeen om naast het op de huidige Pensioenwet gebaseerde nominale kader een zogenaamd reëel kader te ontwikkelen. De sociale partners hebben tevens afgesproken de pensioenkosten te stabiliseren. De pensioencontracten moeten worden aangepast aan de effecten van de stijgende levensverwachting en moeten schokbestendig worden gemaakt.
Na uitgebreid overleg is in 2011 tussen de sociale partners overeenstemming bereikt over de hoofdlijnen van een nieuw pensioenstelsel. Hierbij worden de AOW-leeftijd en de pensioenrekenleeftijd (nu nog 65 jaar) aangepast op basis van de gemiddelde levensverwachting. Elke vijf jaar vindt een herrekening plaats. De verwachting is dat na de verhoging in 2020 naar 66 jaar, op basis van nieuwe analyses, in 2025 de AOW-leeftijd verder verhoogd zal worden. In de voorstellen is, behalve een individualisering en een uitstel van de ingangsdatum van de AOW, ook opgenomen de hoogte van pensioenen en opgebouwde pensioenrechten afhankelijk te maken van de behaalde beleggingsresultaten en de levensverwachtingen. Het Pensioenakkoord zal naar verwachting leiden tot nieuwe pensioenregelingen en een verschuiving van risico’s van de werk gevers naar de verzekerden. Met belangstelling worden de uitkomsten afgewacht van het door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geïnitieerde onderzoek naar de mogelijkheden van een vergroting van de risico’s bij de verzekerden, de behandeling van oude rechten en de te hanteren discontovoet. Het Pensioenakkoord zal gefaseerd in wetgeving worden vastgelegd. Daarna zullen de sociale partners en vervolgens de CAO-partijen die de ING-CAO overeenkomen, de gevolgen van de wetgeving op de pensioenregeling bepalen. Het Bestuur zal nieuwe regelingen beoordelen op de aspecten uitvoerbaarheid, communiceerbaarheid en adequate financiering.
1.1.6. ING-CAO en een nieuwe pensioenregeling In oktober 2011 zijn de onderhandelingen tussen de sociale partners en de Werkgever gestart die moeten leiden tot de invoering van een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2013. Hoewel het fonds geen partij is in deze onderhandelingen, hebben de onderhandelaars het fonds wel betrokken bij de inleidende besprekingen. Het fonds heeft zijn zorgen uitgesproken over de samenloop van de splitsing van ING Groep, de invoering van het Pensioenakkoord en de onderhandelingen over een nieuwe pensioenregeling.
Jaarverslag 2011
In dit verband heeft het fonds, samen met de Deelnemersraad en de Vereniging Senioren ING, aan de CAO-onderhandelaars een oproep gedaan om voldoende aandacht te hebben voor de vernieuwing van de financieringsafspraken en de eventuele splitsing van het fonds. Het Bestuur heeft de CAO-partijen geadviseerd om de aanpassingen van de pensioenregeling per 1 januari 2013 beperkt te houden en verdere aanpassingen pas door te voeren wanneer de implicaties van het Pensioenakkoord duidelijk zijn. Het Bestuur zal de ontwikkelingen nauwgezet volgen en waar mogelijk actief bijdragen aan een goed verloop daarvan.
1.1.7. Transitie van fondsen naar discretionaire mandaten Het Bestuur heeft in 2010 besloten maatregelen te treffen om meer inzicht te verkrijgen in de feitelijke posities en risico’s in de beleggingsportefeuilles teneinde deze posities en risico’s beter te kunnen monitoren en beheersen, de beleggingskosten te reduceren en een meer gerichte invulling aan de Code maatschappelijk verantwoord beleggen te geven. In 2010 heeft het Bestuur een blauwdruk vastgesteld waarin de nieuwe inrichting van het vermogens- en risicobeheer is beschreven. Deze blauwdruk heeft in 2011 geleid tot een gedetailleerde beschrijving van de organisatie van het vermogens- en risicobeheer, een aanzienlijke uitbreiding van het Bestuursbureau en de overgang naar een andere custodian. Met deze herinrichting is een versterking van de governance rond het vermogens- en risicobeheer gerealiseerd en is tevens tegemoet gekomen aan de bevindingen van DNB uit het in 2010 uitgevoerde beleggingsonderzoek. Over deze herinrichting heeft de externe accountant, na beoordeling in het kader van een COS 3000-opdracht, een positief oordeel afgegeven. Op grond daarvan heeft het Bestuur vastgesteld dat de doelstelling om het vermogens- en risicobeheer aan de gewenste kwaliteitsnormen te laten voldoen, is gerealiseerd. Eind 2011 is de eerste uit een reeks van zes transities succesvol uitgevoerd. De transitie had betrekking op 11 beleggingsfondsen met in totaal 18 individuele beleggingsportefeuilles, bestaande uit 3.529 posities. De waarde van de in de transitie betrokken portefeuilles
13
Pensioenfonds ING
(aandelen ontwikkelde markten) bedroeg circa € 1,5 miljard. Deze portefeuilles zijn nu ondergebracht in drie discretionaire mandaten waarvoor nieuwe managers zijn geselecteerd en aangesteld. Deze eerste transitie maakt het mogelijk het beleid ten aanzien van het maatschappelijk verantwoord beleggen verder te implemen teren. In paragraaf 1.4.5. wordt hierop nader ingegaan.
1.1.8. Transparantie uitvoeringskosten In november 2011 heeft de Pensioenfederatie de pensioenfondsen opgeroepen om door middel van kengetallen inzicht te verstrekken in de uitvoeringskosten. De Pensioenfederatie voorziet een implementatietraject dat moet leiden tot een volledige kosten transparantie in de jaarverslaggeving over 2014. Het Bestuur streeft naar een volledige kostentransparantie over het verslagjaar 2012. De uitvoeringskosten worden door de Pensioenfederatie gesplitst in pensioenbeheerkosten, vermogensbeheerkosten en transactiekosten. De uitvoeringskosten worden door het fonds op directe en op indirecte wijze verantwoord. De direct verantwoorde kosten zijn in de Staat van baten en lasten opgenomen onder de Pensioenuitvoerings- en administratiek osten (2011: € 10,23 miljoen; 2010: € 11,928 miljoen) en onder de Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds (Directe vermogensbeheerkosten in 2011 € 1,149 miljoen). De Pensioenuitvoerings- en administratie kosten worden volledig doorbelast aan de Werkgever. De pensioenbeheerkosten bedragen, als onderdeel van de Pensioenuitvoerings- en administratiekosten, € 7,299 miljoen (2010: € 10,167 miljoen). De vermogensbeheerkosten zijn een totaal van direct en indirect verantwoorde kosten. De direct verantwoorde kosten bestaan uit het restant van de Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (2011: € 2,931 miljoen; 2010: € 1,761 miljoen) en de Directe vermogensbeheerkosten (2011: € 1,149 miljoen). De indirect verantwoorde vermogensbeheerkosten bedragen voor 2011 € 36,024 miljoen. Hiermee komt het totaal van de direct en in direct verantwoorde vermogensbeheerkosten op € 40,104 miljoen. De transactiekosten bestaan uit indirect verantwoorde kosten.
14
Tabel 1. Kostentransparantie Totaal uit de Pensioenjaarrekening uitvoeringskosten
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Directe vermogensbeheerkosten Subtotaal
Vermogensbeheerkosten
2011
2010
2011
2010
2011
2010
10.230
11.928
7.299
10.167
2.931
1.761
1.149
0
0
0
1.149
0
11.379
11.928
7.299
10.167
4.080
1.761
Indirect verantwoorde vermogensbeheerkosten
36.024 37.743
Totaal
40.104 39.504
In paragraaf 1.2.5 wordt een nadere toelichting gegeven op het kengetal pensioenbeheerkosten en in paragraaf 1.4.6. op de kengetallen vermogensbeheerkosten en transactiekosten. De medewerkers van het Bestuursbureau zijn in dienst van de Werkgever. De kosten van het Bestuursbureau, die volgens opgave van de Werkgever over 2011 € 1,9 miljoen bedragen, worden niet doorbelast naar het fonds en maken derhalve geen onderdeel uit van de door het fonds geboekte uitvoeringskosten.
1.2
Uitvoering pensioenregelingen
Bestuursverslag 1.2.1. Pensioenregelingen Het fonds voert thans negen pensioenregelingen uit. Tot één van de negen pensioen reglementen, de Basisregeling Pensioen 65, kunnen Deelnemers toetreden. Deze Basis regeling Pensioen 65 is een eindloonregeling voor het vaste inkomen tot een grensbedrag en een middelloonregeling voor de diverse in de CAO genoemde variabele beloningscomponenten. De overige reglementen betreffen gesloten regelingen, waartoe geen Deelnemers meer kunnen toetreden. Het betreft de regelingen: • Overgangsregelingen 2006; • Overgangsregelingen 2002; • Basisregeling Pensioen 62; • Basispensioenregeling; • Pensioenregeling ING Groep; • Pensioenregeling Westland/Utrecht Hypotheekbank; • Pensioenregeling Nationale-Nederlanden; en • Prepensioenregeling. De Verzekerden van het fonds zijn te onderscheiden in Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden. Het fonds behartigt de belangen van al deze Verzekerden.
1.2.2. Ontwikkeling aantal Verzekerden Het totale aantal Verzekerden is, in tegenstelling tot vorig verslagjaar, in 2011 licht afgenomen (2011: 1,1% en 2010: 1,2%). Net als in voorgaande jaren heeft zich in 2011 een daling van het aantal Deelnemers voorgedaan (in 2011: -1.062, in 2010: -239). Het aantal Gewezen Deelnemers nam in 2011 af met 728, met name als gevolg van het afkopen van kleine pensioenen (1.772 afkopen door Gewezen Deelnemers). Het aantal Pensioengerechtigden is met 5,8% gestegen tot 17.057. Als gevolg van deze ontwikkelingen daalde in 2011 het aantal Deelnemers in het totaal aantal van de Verzekerden tot 39,7% (2010: 40,6%).
Jaarverslag 2011
15
Pensioenfonds ING
De uitsplitsing van de Verzekerden naar mannen en vrouwen in 2011 is in tabel 2 weergegeven. In tabel 3 is een nadere toelichting op het aantal Pensioengerechtigden opgenomen. Tabel 2. Verzekerden
2011
2010
2011
2010
Mannen
Vrouwen
Totaal
Totaal
In %
In %
Deelnemers
17.959
11.452
29.411
30.473
39,7
40,6
Gewezen Deelnemers
14.970
12.701
27.671
28.399
37,3
37,9
Pensioengerechtigden
9.630
7.427
17.057
16.118
23,0
21,5
Totaal Verzekerden
42.559
31.580
74.139
74.990
100,0
100,0
2011
2010
2011
2010
Mannen
Vrouwen
Totaal
Totaal
In %
In %
9.103
3.345
12.448
11.638
73,0
72,2
360
3.904
4.264
4.128
25,0
25,6
Tabel 3. Pensioengerechtigden Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal Pensioengerechtigden
167
178
345
352
2,0
2,2
9.630
7.427
17.057
16.118
100,0
100,0
De ontwikkeling in de tijd van deze samenstelling is in figuur 3 weergegeven. Figuur 3. Ontwikkeling aantallen Verzekerden (gesplitst naar groep) 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000
Deelnemers
15.000
Gewezen Deelnemers Pensioengerechtigden
16
1 De
c. 2
01
0 De
c. 2
01
9 c. 2 De
00 c. 2 De
00
8
7 De
c. 2
00
6 De
c. 2
00
5 De
c. 2
00
4 De
c. 2
00
3 00 c. 2 De
De
c. 2
00
2
10.000
Eind 2002 bestond 54,4% van alle Verzekerden uit Deelnemers. Eind 2011 is dit aandeel gedaald tot 39,7%. Figuur 4 toont de ontwikkeling van het aantal Deelnemers als percentage van het aantal Verzekerden1. Figuur 4. Aandeel Deelnemers t.o.v. aantal Verzekerden 55%
54,4%
53,5%
53,0%
50%
50,4% 49,1%
45%
45,2% 43,6% 41,5%
40%
40,6%
39,7%
39,2% 36,7% 34,2%
1 01
0 De
c. 2
01
9 De
c. 2
00
8 c. 2
00
7 De
De
c. 2
00
6 De
c. 2
00
5 De
c. 2
00
4 c. 2
00
3 00 c. 2 De
00 c. 2 De
33,5%
32,3%
c. 2
32,8%
30%
De
35,1%
2
Totaal Nederlandse pensioenfondsen
35%
De
Pensioenfonds ING
37,5%
37,4%
1.2.3. Communicatie met Verzekerden In de afgelopen jaren stond de communicatie met de Verzekerden vooral in het teken van informeren en het verbeteren van de toegankelijkheid van informatie. In 2011 heeft het fonds ook de dialoog met de Verzekerden opgezocht in de vorm van een Verzekerdenpanel. Daarnaast heeft het fonds wederom een klanttevredenheidsonderzoek laten uitvoeren. Hierdoor heeft het fonds meer inzicht gekregen in de beleving van de Verzekerden over pensioenen, zodat het fonds beter kan inspelen op de informatiebehoefte van de Verzekerden. De communicatie met de Verzekerden geschiedt verder via nieuwsberichten op de website van het fonds, het magazine Pensioen, de digitale nieuwsbrief, het Pensioenloket en gerichte correspondentie.
1
Jaarverslag 2011
Het percentage van Nederlandse pensioenfondsen over 2011 was nog niet beschikbaar.
17
Pensioenfonds ING
In 2011 heeft het fonds de Verzekerden onder andere geïnformeerd over: • het besluit van de Werkgever om geen middelen ter beschikking te stellen voor de verhoging van de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken in januari en september 2011 (toeslagverlening); • de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds (zie paragraaf 1.3.); • de gevolgen van de splitsing van de Werkgever voor het fonds; en • het Uniform Pensioen Overzicht (UPO). Hieronder volgt een nadere toelichting op onder meer de vernieuwde website, de uitkomsten van het Verzekerdenpanel en het klanttevredenheidsonderzoek. Website In 2011 heeft het fonds een nieuwe website in gebruik genomen. De nieuwe website is beter toegankelijk doordat alle informatie over één onderwerp bij elkaar is geplaatst en doordat de website naar de belangrijke momenten in het leven voorafgaand aan de pensionering is ingedeeld. Op de website is informatie over het fonds opgenomen zoals de organisatie en de financiële positie. Ook worden formulieren, brochures, magazines en jaarverslagen beschikbaar gesteld. De Deelnemers kunnen inloggen op de website om het meest recente pensioenoverzicht, de actuele reglementen en de Pensioenplanner te raadplegen. De gebruiker staat centraal, hetgeen onder meer tot uitdrukking komt in het beschikbaar stellen van alleen de documenten die daadwerkelijk voor de ingelogde gebruiker van toepassing zijn. Zo wordt overbodige informatieverstrekking voorkomen. Verzekerdenpanel Het fonds heeft in april 2011 met een Verzekerdenpanel diverse onderwerpen besproken. Het Verzekerdenpanel bestond uit 20 Deelnemers en Pensioengerechtigden. De onderwerpen die aan de orde zijn gekomen betroffen onder andere de toeslagverlening, de kwaliteit van de informatie en maatschappelijk verantwoord beleggen. Eén van de conclusies is het grote belang van begrijpelijke informatie voor de Verzekerden, niet alleen omdat in de publieke discussie pensioen een steeds belangrijker onderwerp is geworden, maar ook omdat pensioen als een complex onderwerp wordt ervaren. Het fonds zal in 2012 de dialoog met de Verzekerden op deze manier voortzetten. Klanttevredenheidsonderzoek In oktober 2011 werd het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek gehouden waaraan 798 Deelnemers en 387 Pensioengerechtigden hebben deelgenomen. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de mate van tevredenheid, het vertrouwen en de beeldvorming van
18
het fonds onder de Verzekerden. Daarnaast zijn de effectiviteit van de communicatie en de mate van pensioenbewustzijn onderzocht. De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn: • alhoewel bij de Pensioengerechtigden de beeldvorming van het fonds onder druk stond als gevolg van het niet indexeren van de ingegane pensioenen waren zowel de Deelnemers als ook de Pensioengerechtigden in 2011 tevreden over het fonds; • de Deelnemers en Pensioengerechtigden spraken opnieuw hun vertrouwen uit in het fonds; en • communicatie is het belangrijkste middel om de bestaande vertrouwensband te behouden. Tabel 4. Enkele resultaten klanttevredenheidsonderzoek Tevredenheid rapportcijfer
(Veel) vertrouwen
(Zeer) positief beeld
2011
2010
2011
2010
2011
Deelnemers
7,4
7,5
80%
78%
70%
74%
Pensioengerechtigden
7,1
7,6
75%
80%
66%
79%
2010
Deelnemers en Pensioengerechtigden waarderen de inhoud van de communicatie als goed tot zeer goed. Ze blijven wel kritisch over de relevantie van de informatie voor de eigen situatie. Maar liefst acht van de tien ondervraagden begrijpt de jaarlijkse pensioenopgave (UPO) goed. In 2011 is de website minder bezocht maar de tevredenheid is onveranderd goed gebleven. Vier van de tien Deelnemers heeft wel eens ingelogd op de persoonlijke en beveiligde pagina’s van de website. De verplichte startbrochure wordt goed gelezen maar als matig relevant gewaardeerd. In 2011 is 71% van de Pensioengerechtigden (zeer) tevreden over het magazine Pensioen en is 81% (zeer) tevreden over het telefonische contact met het Pensioenloket. Dat de Verzekerden van het fonds een ander financieel profiel dan de gemiddelde werknemer in Nederland hebben, blijkt uit de cijfers over het pensioenbewustzijn. De Deelnemers van het fonds zijn relatief goed op de hoogte van hun pensioensituatie. Ze hebben veel vaker een berekening van hun pensioeninkomen gemaakt en lezen vaker dan gemiddeld hun jaarlijkse pensioenopgave. Tabel 5. Resultaten onderzoek pensioenbewustzijn Goed/wel eens nagedacht over pensioeninkomen
Jaarverslag 2011
2011
2010
Deelnemers
89%
90%
Pensioengerechtigden
87%
89%
19
Pensioenfonds ING
Uniform Pensioen Overzicht (UPO) en pensioenoverzicht In het tweede kwartaal van 2011 heeft het fonds het Uniform Pensioen Overzicht (UPO), met daarin de stand van zaken per 1 januari 2011, gestuurd aan de Deelnemers. Hiermee voldeed het fonds ruimschoots aan de verplichting jaarlijks voor 30 september de toezending gereed te hebben. In het derde kwartaal zijn pensioenoverzichten naar alle Pensioengerechtigden verzonden. Uit het klanttevredenheidsonderzoek (zie hiervoor) blijkt dat acht van de tien Pensioengerechtigden en Deelnemers het jaarlijkse overzicht goed begrijpt.
Pensioenplanner Met de Pensioenplanner, die te vinden is op de website van het fonds, kunnen Deelnemers in een paar stappen het opgebouwde pensioen op een overzichtelijke wijze in beeld krijgen. Een Deelnemer kan in de Pensioenplanner persoonlijke keuzes invullen waarna de Pensioenplanner uitrekent welke invloed de keuze heeft op de hoogte van het pensioen. In 2011 is de toegang tot de Pensioenplanner uitgebreid, waardoor ook de volgende Verzekerden toegang hebben gekregen tot de Pensioenplanner:
Pensioenloket Het Pensioenloket is ingericht om pensioenvragen van Verzekerden te beantwoorden, bijvoorbeeld over pensioenopbouw of over de consequenties van veranderingen in de persoonlijke omstandig heden. Het fonds gebruikt de vragen die bij het Pensioenloket binnen komen voor de verdere ontwikkeling van de communicatie via de website, het magazine Pensioen, de nieuwsbrieven en de gerichte correspondentie. Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat het Pensioenloket goed functioneert maar dat de deskundigheid en snelheid van reageren nog een punt van aandacht vormen.
• de Deelnemers aan de Basisregeling Pensioen 65 en 62 waarvan het vaste salaris is gedaald; • de Gewezen Deelnemers die via een ww-aanvullingsregeling deelnemen aan de Basisregeling Pensioen 65 en 62; en • de Deelnemers aan de Basisregeling Pensioen 65 en 62 in de periode zes maanden voorafgaand aan de pensioendatum.
Tabel 6. Aantal contacten van Verzekerden met het Pensioenloket
Telefonisch
2011
2010
11.034
13.069
Per mail
6.869
8.772
Via post
13.880
13.226
Via de Pensioenplanner
35.380
20.725
Totaal via het Pensioenloket
67.163
55.792
Het aantal telefonische contacten vertoont een dalende tendens. In het derde kwartaal van 2011 was sprake van een bovengemiddeld telefoonverkeer: • nadat de pensioenoverzichten aan arbeidsongeschikten en Pensioengerechtigden waren verzonden; • als gevolg van de afkoopactie kleine pensioenen; en • door de ingebruikname van de nieuwe Pensioenplanner.
20
De Pensioenplanner is in 2011 frequent (35.380; in 2010: 20.725 keer) geraadpleegd. Vooral in het derde kwartaal van 2011 werd de Pensioenplanner veel bezocht nadat via de digitale nieuwsbrief de ingebruikname van de nieuwe Pensioenplanner werd bekendgemaakt. Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat vier van de tien Deelnemers wel eens heeft ingelogd op de persoonlijke en beveiligde pagina’s van de website van de Pensioenplanner. Net als in 2010 waren zij tevreden over het gebruiksgemak. Mijn pensioenoverzicht Het fonds neemt deel aan het initiatief van Stichting Pensioenregister waarin Nederlandse pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) samenwerken om voor elke Nederlandse burger een pensioenoverzicht digitaal beschikbaar te stellen. In het overzicht zijn de opgebouwde en nog op te bouwen pensioenaanspraken bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars en de opgebouwde AOW-rechten opgenomen. Sinds 6 januari 2011 verschaft de website www.mijnpensioenoverzicht.nl op een beveiligde wijze dit persoonlijke overzicht aan vele geïnteresseerde bezoekers.
1.2.4. Geschillen met Verzekerden Indien een Verzekerde van mening is dat hij bij de toepassing van de pensioenreglementen in zijn rechten jegens het fonds is geschaad, kan hij bezwaar maken tegen de genomen beslissing. Per 1 januari 2011 waren drie in 2010 ingediende bezwaarschriften in behandeling bij de Geschillencommissie. In 2011 zijn 13 bezwaarschriften ingediend bij de Geschillencommissie. Een tweetal daarvan was ultimo 2011 nog in behandeling bij de Geschillencommissie. Negen bezwaarschriften zijn afgewezen, vier bezwaarschriften zijn toegewezen en één bezwaarschrift is gedeeltelijk toegewezen.
1.2.5. Kengetal pensioenbeheerkosten Zoals in paragraaf 1.1.8. is weergegeven bedragen de pensioenbeheerkosten, uit het totaal van de in de Staat van baten en lasten opgenomen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten, in 2011 € 7,299 miljoen (in 2010: € 10,167 miljoen). Hiertoe worden onder meer gerekend de kosten van de pensioenadministratie, kosten voor actuariële diensten, de kosten voor publiciteit en voorlichting alsmede projectkosten met betrekking tot pensioenbeheer. Ultimo 2011 bedraagt het totaal aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden 46.468 (2010: 46.591). Tabel 7. Kengetallen pensioenbeheerkosten
Pensioenbeheerkosten per Deelnemer en Pensioengerechtigde
2011
2010
157 euro
225 euro
De daling van het kengetal van 225 euro naar 157 euro wordt veroorzaakt door lagere projectkosten. In 2010 werd het project ter verbetering van de verzekerdenadministratie afgerond, de kosten hiervan bedroegen € 3,49 miljoen. De projectkosten 2011 hadden onder meer betrekking op de voorbereiding op de splitsing van ING Groep in de pensioenadministratie, afkoop kleine pensioenen, website ontwikkeling en de kosten voor de gevoerde procedures.
Jaarverslag 2011
21
‘Vol vertrouwen de toekomst in’ Karin van den Hombergh
1.3
Financieel beleid en financiële positie
Bestuursverslag 1.3.1. Financieel beleid Strategische risiconorm Het fonds streeft naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Met het oog op deze doelstelling hanteert het fonds een strategische risiconorm. Deze houdt in dat het fonds ernaar streeft om de kans (gemiddeld op lange termijn) dat het fonds in een jaar (voor bijstorting door de Werkgever) in een situatie van een nominaal dekkingstekort komt te verkeren, te beperken tot 1%. Er is sprake van een dekkingstekort indien de dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%, zoals het fonds die voor interne doeleinden hanteert. Lange termijn norm voor de dekkingsgraad In 2011 heeft het Bestuur onderzocht bij welke dekkingsgraad het fonds beschikt over voldoende vermogen om alle bekende risico’s te kunnen opvangen en waarbij wordt voldaan aan de strategische risiconorm. Het Bestuur heeft deze drempelwaarde in 2011 vastgesteld op 135%. De hoogte van deze drempelwaarde is afhankelijk van de marktomstandigheden en zal periodiek worden herrekend. Wettelijke eisen aan de dekkingsgraad De dekkingsgraad van een pensioenfonds dient te voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen. Er is sprake van een vereiste dekkingsgraad en van een minimaal vereiste dekkingsgraad.
Jaarverslag 2011
23
Pensioenfonds ING
Ultimo 2011 bedroeg de vereiste dekkingsgraad op basis van de wettelijke voorschriften, het zogenoemde standaardmodel van DNB, 111,7%. Het Vereist eigen vermogen bedraagt daarmee 11,7%. Het fonds heeft na toetsing vastgesteld dat het standaardmodel kan worden toegepast. De berekening van het Vereist eigen vermogen is als volgt:
Figuur 5. Vereist eigen vermogen 31 december 2011 25% 3.1%
20% 0.7%
3.1%
15%
1.2%
10.4%
11.7%
10%
-7,5%
Totaal Vereist eigen vermogen Diversificatie
5%
Overige risico’s 0,7%
Marktrisico
en m ve r en ig
To t
aa
lV er eis
te
hn te c gs in er ze k
Ve r
og
ca sifi ve r
h isc
Di
ico ris
ico ris iet
tie
6) (S
5) (S
4) Kr ed
to ffe n ds Gr on
ris ta Va lu
ris
ico
ico
(S
(S
3)
2) (S ico
Za k
eli
jke
w
Re
aa
rd e
nt er
ris
isi
co
(S
1)
0%
De minimaal vereiste dekkingsgraad van het fonds bedroeg op basis van de wettelijke vereisten 104,2% per 31 december 2011 (31 december 2010: 104,2%). Het fonds hanteert voor interne doeleinden een minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%. Per 31 december 2011 voldeed de dekkingsgraad van het fonds aan de wettelijke eisen.
1.3.2. Financiële positie Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad is in 2011 gedaald van 118,9% ultimo 2010 naar 117,4% ultimo 2011.
24
In de navolgende figuren is de analyse van de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2010 en 2011 weergegeven. In figuur 6 wordt het verloop van de dekkingsgraad in 2010 getoond (toename van 116,7% naar 118,9%). Figuur 6. Ontwikkeling dekkingsgraad (2010) 125 15.1
0.6
0.2
118.9 -1.3
116.7
115 105
-1.2
-11.2
10
ig
20 gs
sv er
gr a
w
ad
in ht ac
in er tk Ui
in kk De
Re
De
kk
Ov er
g
n ge
ies
Le ve n
M
Ov er
id
re n
Pr em
t m de
lin de
str ijn m nt et er
en
s g
tu uc
20 d ein ad gr a gs in
Rt
ur
09
95
Ten opzichte van ultimo 2010 nam de dekkingsgraad in 2011 af door vooral het negatieve effect van de dalende rentetermijnstructuur (figuur 7). Figuur 7. Ontwikkeling dekkingsgraad (verslagjaar 2011) 125
17.1
118.9
0.1
0.6 117.4
115
-2.3
105
4.2
95
Jaarverslag 2011
20 11
ig
ad gs gr a
w ac
in kk De
Le ve n
sv er
er tk
Ov er
g ht in
ge n in
ies Ui
re nd e Ov er
Pr em
m en t
s Rt g M
id
de
lin
uc
nt et er Re
De kk
in
gs
gr a
ad
ein
m ijn str
d
20
tu
10
ur
-21.2
25
Pensioenfonds ING
Zoals uit de voorgaande grafieken blijkt heeft de daling van de rentetermijnstructuur in beide jaren een negatief effect gehad op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. In 2010 compenseerde het overrendement (ten opzichte van de rekenrente) dit effect nog. In 2011 was de negatieve invloed op de dekkingsgraad van de rentetermijnstructuur groter dan de positieve invloed van het overrendement (-21,2% versus 17,1%). Ook is het positieve effect van de middeling van de rentetermijnstructuur zichtbaar. Hieronder worden de verschillende factoren nader toegelicht. Rentetermijnstructuur De Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds (Voorziening pensioenverplichtingen) wordt berekend tegen de contante waarde op basis van een door DNB maandelijks gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze rentetermijnstructuur is gebaseerd op de interbancaire swapmarkt. De daling van de rentetermijnstructuur gedurende 2011 heeft een stijging van de Voorziening pensioenverplichtingen tot gevolg gehad. Bij het vaststellen van de rentetermijnstructuur ultimo 2011 heeft DNB een correctie toegepast. Vanwege de uitzonderlijke marktomstandigheden en de gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swapmarkt bestond er bij DNB onzekerheid over de vraag of op de interbancaire swapmarkt eind december 2011 een juiste prijsvorming heeft plaatsgevonden. DNB heeft daarom besloten een correctie toe te passen door de curve voor ultimo december te baseren op een driemaands gemiddelde (DNB-curve). Voor het fonds heeft dit geresulteerd in een verhoging van de dekkingsgraad met 4,2% ten opzichte van een berekening met de ongewijzigde rentetermijnstructuur.
26
De navolgende figuur geeft de rentetermijnstructuur per 31 december 2009, 2010 en 2011 weer, met en zonder het effect van de door DNB toegepaste correctie. Figuur 8. Ontwikkeling RTS (2009-2011)
4.0% 3.5% 3.0% 2.5% RTS 31-12-2009 2.0% RTS 31-12-2010
56
51
46
41
36
31
26
21
16
11
1.0%
1
RTS 31-12-2011 zonder correctie
1.5%
6
DNB curve 31-12-2011
Overrendement Het overrendement betreft het saldo van het totaal beleggingsopbrengsten (€ 2.177 miljoen) en de toegevoegde interest aan de Voorziening pensioenverplichtingen (€ 150 miljoen). Het positieve saldo (€ 2.027 miljoen) bestaat voornamelijk uit de opbrengsten van de Vastrentende waarden en rentederivaten (€ 2.483 miljoen). Een negatief effect wordt veroorzaakt door de opbrengsten van de aandelen en overige zakelijke waarden (€ 329 miljoen). De invloed van de (aangepaste) rentetermijnstructuur en het overrendement op de dekkingsgraad in 2011 bedraagt ondanks het positieve effect van de middeling per saldo 0,1%. In 2010 was de invloed van de daling van de rentetermijnstructuur minder groot en bedroeg het saldo van het overrendement en rentetermijnstructuur op de dekkingsgraad 3,9%. Premies Op grond van de Uitvoeringsovereenkomst bestaan de in rekening gebrachte premies uit reguliere premies en koopsommen voor pensioenverplichtingen, premies voor toeslagen op ingegane pensioenen en premievrije pensioenen voor Gewezen Deelnemers en Pensioen-
Jaarverslag 2011
27
Pensioenfonds ING
gerechtigden, evenals een bijdrage voor de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling en een opslag van 20% voor het op peil houden van de dekkingsgraad. Vanwege deze opslag hebben de premieontvangsten bij dekkingsgraden onder de 120% een positief effect op de dekkingsgraad. Omdat de dekkingsgraad begin 2010 en 2011 dicht bij de grens van 120% lag, is het effect op de dekkingsgraad voor beide jaren beperkt. In 2011 bedroeg de kostendekkende premie € 399,7 miljoen. De feitelijke premie over 2011 (€ 435,9 miljoen) was € 36,2 miljoen hoger dan de kostendekkende premie. In de feitelijke premie is een opslag van 20% opgenomen voor het in stand houden van de dekkingsgraad, terwijl de opslag in de kostendekkende premie 14,7% bedraagt. Voor het deel van de kostendekkende premie dat per 31 december 2011 is berekend, bedraagt de opslag 11,7%. Daarnaast maakt de bijdrage in de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling deel uit van de feitelijke premie, terwijl die geen deel uitmaakt van de kostendekkende premie. Uitkeringen De uitkeringen aan Pensioengerechtigden doen de Technische voorzieningen afnemen. Het extra vermogen dat het fonds aanhoudt voor de pensioenverplichtingen valt vrij bij uitkering. Dit heeft een positief effect op de dekkingsgraad (2011: 0,6%). Levensverwachtingen Pensioenfondsen dienen de voorzieningen op prudente wijze vast te stellen, rekening houdend met de meest recente inzichten met betrekking tot de toename van de levensverwachting van mannen en vrouwen. De volgende figuur geeft een indruk van de waargenomen en de te verwachten ontwikkeling van de levensverwachtingen van een 65-jarige (CBS-Nederland) sinds 1950. De waargenomen toename in de levensverwachting steeg sinds 1950 voor 65 jarige mannen van 14 jaar naar 17,5 jaar en voor 65 jarige vrouwen van 14,5 jaar naar 20,5 jaar. In 2010 heeft dit onder meer geleid tot een aanpassing van de sterftegrondslagen. In 2011 zijn de sterftegrondslagen niet gewijzigd.
28
Figuur 9. Ontwikkeling levensverwachtingen (1950-2010) 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16
AG 2010-2060 vrouw
15
Waargenomen levensverwachting 65 jaar man
14 13
60 20
50 20
40 20
30 20
20 20
10 20
00 20
90 19
80 19
70 19
19
60
12
50
AG 2010-2060 man
19
Waargenomen levensverwachting 65 jaar vrouw
Overige oorzaken Onder de post Overige oorzaken zijn mede begrepen de gevolgen van waardeoverdracht, afkoop, uitruil van pensioenaanspraken en gevolgen van wijzigingen in de berekeningssystematiek. Het effect van de verschillen op de dekkingsgraad die voortvloeien uit de voorgeschreven berekeningssystematiek, waarbij wordt verondersteld dat alle mutaties naar de stand van de dekkingsgraad per 1 januari kunnen worden berekend, bedroeg in 2011 -2,3% (2010: -1,2%).
Jaarverslag 2011
29
‘Een goed beheerd pensioenfonds geeft vertrouwen, echter ik vind het belangrijk om verder te kijken dan naar pensioen alleen’ Jan Vromans
1.4
Vermogensbeheer
Bestuursverslag 1.4.1. Wereldwijde economische ontwikkelingen in 2011 In de eerste helft van 2011 was sprake van optimisme op de financiële markten omdat het herstel na de recessie van 2008/2009 doorzette. De economische verwachtingen waren positief. In de tweede helft van 2011 liepen door de eurocrisis de spanningen op de financiële markten weer op. In Europa nam het vertrouwen in de ontwikkeling van de economie af met als gevolg dat de economische groei in de tweede helft van 2011 terugviel. De door de Federal Reserve (FED) verleende kwantitatieve verruiming (Quantitative Easing II) liep in juni af, wat het vertrouwen in het tweede halfjaar ook geen goed deed. Vooral in Europa daalde het vertrouwen door de eurocrisis. Europa kwam in een (milde) recessie terecht. De Verenigde Staten onttrokken zich aan de negatieve ontwikkelingen in Europa. Mede door een licht afnemende werkloosheid en een zich stabiliserende huizenmarkt nam het vertrouwen in de Verenigde Staten niet verder af. In de opkomende landen waren er tekenen van krapte op de grondstoffenmarkt wat zich onder andere vertaalde in een oplopende inflatie. In reactie daarop werden in die landen door de centrale banken monetair verkrappende maatregelen genomen om de opgelopen inflatie te beteugelen. De economische groei in het eurogebied kwam over 2011 toch nog uit op 1,5% (2010: 1,7%) en in de Verenigde Staten op 1,7% (2010: 2,9%). De opkomende landen, met China als absolute kop loper (9,2%), zagen in 2011 hun bruto nationaal product toenemen met gemiddeld 6,4%. De westerse overheden stimuleerden na de recessie van 2008/2009 de economie en hebben financiële instellingen gered. Onder andere daardoor zijn de tekorten en schulden van deze overheden fors opgelopen. Sterke twijfel over de houdbaarheid van deze schuldposities, in het licht van de tegenvallende economische ontwikkeling zorgde voor de nodige onrust op de financiële markten. Zo verloren op 5 augustus 2011 de Verenigde Staten bij Standard & Poors de hoogste kwalificatie voor kredietwaardigheid (AAA). Ook in Europa werd de kredietwaardigheid van een aantal landen naar beneden bijgesteld omdat de financiële markten in Europa de door de Europese leiders genomen maatregelen telkens als onvoldoende beoordeelden. In december werd op het sluitstuk van de reeks van ‘toppen’ die de Europese regeringsleiders het afgelopen jaar hielden, besloten te komen tot een verdergaande fiscale integratie. Hoe een en ander concreet zal worden ingevuld bleef echter onduidelijk, waardoor het vertrouwensherstel uitbleef. Duidelijk werd wel dat het Verenigd Koninkrijk niet mee zal doen aan deze fiscale integratie.
Jaarverslag 2011
31
Pensioenfonds ING
De volwassen Europese markten kampen met hoge (overheids)schulden en een vergrijzende bevolking. De economische groei zal in deze landen daarom de komende jaren worden gedrukt. In de opkomende markten echter groeit de bevolking nog steeds en staan de overheidsfinanciën er in het algemeen goed voor. In deze landen zal de komende jaren daarom nog sprake zijn van mogelijk forse economische groei.
afnemend onderling vertrouwen en de verslechterende kredietkwaliteit van hun portefeuille Europese staatsobligaties.
Renteontwikkelingen in 2011 In de eerste helft van 2011 waren de gunstige economische ontwikkelingen en de enigszins oplopende inflatie voor de Europese Centrale Bank (ECB) aanleiding om de korte rente in twee stappen te verhogen tot 1,5%. In de zomer van 2011 werd duidelijk dat de economische groei afzwakte. Ook bleek dat de inflatie niet verder opliep. Hierdoor ontstond voor de ECB voldoende ruimte de rente weer te ver lagen naar 1%, wat tevens het doel diende om het financiële systeem een steun in de rug te geven. Gedurende het jaar kwamen banken en verzekeraars steeds verder onder druk te staan als gevolg van een
De gunstige economische ontwikkelingen van het eerste halfjaar resulteerden in een stijging van de kapitaalmarktrente. Na verslechtering van de economische verwachtingen daalden
de renten weer. Door de toenemende ongerustheid onder beleggers over de eurocrisis daalde de rente van veilig geachte landen extra. De rente op Duitse staatsobligaties bereikte hierdoor een niveau dat extreem laag lag.
In de Verenigde Staten maakte de FED duidelijk de rente tot in 2013 niet te zullen ver hogen. Tevens werd door de FED getracht de economie en de banken te steunen door het kopen van obligaties en daarmee de liquiditeit in de markt te vergroten.
In de navolgende figuur wordt de diversiteit van renteontwikkelingen in Europa grafisch weergegeven. De 10-jaars obligatierente van bijvoorbeeld Italië lag begin 2010 al ruim boven de interbancaire euro swaprente en is daarna verder opgelopen. Vanaf september 2011 kon de Franse obligatierente de ontwikkelingen van Duitsland en ook Nederland niet meer volgen en kwam op een fors hoger niveau uit.
Figuur 10. Diversiteit in Europese renteontwikkelingen (staatsobligaties, looptijd 10 jaar; 2010-2011) 7
6
5
4
3 Italië Frankrijk
2
Euro swaprente
1 De
c. 2
01
1 01 t. 2 Ok
1 01 l. 2 Ju
Ap
r. 2
01
1
0 De
c. 2
01
0 01 t. 2 Ok
0 01 l. 2 Ju
01 r. 2
20 n. Ja
32
0
0
10
Duitsland
1
Ap
Nederland
De regeringsleiders van de landen binnen de eurozone konden de markten onvoldoende overtuigen dat de juiste maatregelen werden genomen om de landen met grote staatschulden te steunen. Nadat de renten van de wat kleinere landen als Griekenland en Portugal al in 2009 waren opgelopen, kwamen ook landen met grote staatsschulden als Italië en zelfs Frankrijk onder vuur te liggen, waardoor de renten van de staatsobligaties ten opzichte van euro swaprente stegen (figuur 10). Er werden in de Zuid-Europese landen weliswaar bezuinigingsmaatregelen aangekondigd, de markten beoordeelden de maatregelen echter als onvoldoende met regeringswisselingen in Italië en Griekenland als gevolg.
In de periode 2010-2011 blijkt in absolute termen de rente op Amerikaanse staatsschuld het sterkst gedaald te zijn. In Japan bleef de rente op een lager niveau in absolute termen min of meer stabiel (figuur 12). Voor de Nederlandse pensioenfondsen betekende de daling van de rente op de kapitaalmarkt dat de waarde van de pensioenverplichtingen toenam. Dit leidde bij veel fondsen, die de rentegevoeligheid van hun verplichtingen niet volledig hebben afgedekt, tot een forse daling van de dekkingsgraad. Figuur 11 geeft over een langere periode het verloop weer van de 30-jaarsrente op staatsobligaties tot de lage niveaus in 2011.
Figuur 11. Diversiteit in renteontwikkelingen (staatsobligaties, looptijd 30 jaar; 2003-2011)
5
4
3 30 jaars Duitsland 30 jaars VS
2
30 jaars euroswap
03 l. 2 00 3 Ja n. 20 04 Ju l. 2 00 4 Ja n. 20 05 Ju l. 2 00 5 Ja n. 20 06 Ju l. 2 00 6 Ja n. 20 07 Ju l. 2 00 7 Ja n. 20 08 Ju l. 2 00 8 Ja n. 20 09 Ju l. 2 00 9 Ja n. 20 10 Ju l. 2 01 0 Ja n. 20 11 Ju l. 2 0 De 11 c. 20 11
1
Jaarverslag 2011
Ju
Ja
n.
20
30 jaars Japan
33
Pensioenfonds ING
1.4.2. Algemene ontwikkelingen van de beleggingscategorieën Ontwikkelingen vastrentende waarden De rente op staatsobligaties in de Verenigde Staten, Japan en de eurozone (Duitsland) daalden in 2011 tot zeer lage niveaus (figuur 12). Figuur 12. Renteontwikkeling 2010-2011 (staatsobligaties, looptijd 30 jaar) 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5
30 jaars Duitsland
2,0
30 jaars VS
1,5
30 jaars euroswap 30 jaars Japan
01 1 De
c. 2
01 1 p. 2 Se
n. 20 11
rt. M
Ju
20 11
0 De
c. 2
01
0 01 p. 2 Se
20 10 n. Ju
20 r t. M
De
c. 2
00
10
9
1,0
Deze ontwikkeling laat zich in cijfers als volgt weergeven:
Tabel 8. Renteverschillen van staatsobligaties met een looptijd van 30 jaar (over 2 jaar) 31-12-2011
01-01-2010
verschil
Verenigde Staten
2,89%
4,64%
-1,75%
Duitsland
2,37%
4,11%
-1,74%
Euro swaprente
2,56%
3,94%
-1,39%
Japan
1,91%
2,28%
-0,36%
34
Hieraan lagen niet alleen de economische ontwikkelingen ten grondslag. Ook de voortdurende onzekerheid over de aanpak van de schulden in de ontwikkelde markten deed de renten dalen. Beleggers zochten vanuit die onzekerheid de obligaties van de meest veilige landen op. De rendementen op staatsobligaties en lange renteswaps waren door de koersontwikkelingen zeer hoog in het afgelopen jaar.
banken de mogelijkheid tegen 1% geld te lenen tot maximaal 3 jaar. Per saldo resteerde voor de obligaties van de financiële sector een rendement van circa -0,5%. In de opkomende landen was er een duidelijk verschil waarneembaar tussen de leningen in Amerikaanse dollars en de leningen in lokale valuta. In tijden dat beleggers eerder de veilige havens op zoeken werden de opkomende markten en hun valuta gemeden. Hierdoor daalden de koersen van de valuta van de meeste landen. Het rendement van obligaties van opkomende landen in lokale valuta bedroeg circa -2%. De dollarobligaties gaven een rendement van ruim 7%.
Bedrijfsobligaties kenden dit verslagjaar lage rendementen. De spreads liepen enigszins op door de slechtere economische vooruitzichten in de tweede helft van het jaar en door het algemene risicomijdende gedrag van beleggers. De rendementen waren met circa 1,5% nog net positief. De waarderingen van obligaties van banken kwamen verder onder druk, waardoor de spreads nog verder opliepen. December was echter een extreem goede maand mede door de interventie van de ECB. Deze interventie gaf
Ontwikkelingen aandelenmarkten De mondiale aandelenmarkten lieten in 2011 een verdeeld beeld zien met een duidelijk verschil tussen de regio’s. Japan liet het laagste rendement zien (-15,6%)
mede als gevolg van de natuurramp in maart. De Europese beurzen moesten grote verliezen noteren met -14,1%. De eurocrisis had een duidelijk negatieve invloed op de aandelenbeurzen in Europa, ook al waren de verschillen tussen de Europese landen groot. De opkomende markten lieten (in de lokale valuta gemeten) een rendement zien van -12,7%; 1,4 procentpunt beter dan de Europese beurzen. Doordat de valuta’s van de opkomende landen over het algemeen daalden, waren de rendementen in euro’s nog enkele procenten lager. De aandelen beurzen in de Verenigde Staten wisten een klein positief resultaat in US-dollar van 2% te behalen. De beurzen werden gesteund door maatregelen van de FED om de Amerikaanse economie te stimuleren. Ook het Verenigd Koninkrijk, waar de Bank of England in 2011 op grote schaal obligaties kocht, kende een relatief goed jaar in 2011. Een overzicht van regionale indices en specifieke landen is in figuur 13 weergegeven.
Figuur 13. Mondiaal beeld van aandelenindices (index: december 2009=100) 140 MSCI-world index 120 Eurotop-100-index Dow Jones-index
100
Nasdaq-index 80
1 01
1 01
c. 2 De
t. 2 Ok
1 01 l. 2 Ju
01 1 r. 2 Ap
1 Ja
n. 2
01
0 01 t. 2 Ok
Ju
n. 2
01
0
01 0 r. 2 Ap
Ja
n. 2
01
0
Nikkei-index
De genoemde indices luiden in lokale valuta en zijn derhalve niet omgerekend naar euro’s.
Jaarverslag 2011
35
Pensioenfonds ING
Ontwikkelingen vastgoed De rendementen op beursgenoteerd vastgoed, die naar euro’s zijn gehedged, bedroegen volgens de door het fonds gehanteerde benchmark 5,9%. Vastgoedaandelen profiteerden onder meer van de lage rente. Voor het niet-beursgenoteerd vastgoed markeert 2011 wereldwijd een omslagpunt. De marktomstandigheden leidden in 2011 tot risicomijdend gedrag van beleggers. De belangstelling ging vooral uit naar de beste panden, op de beste (A-) locaties met de beste huurders, in het bijzonder viel dit te constateren in de kantorenmarkt. Deze ontwikkeling had tot gevolg dat de rendementsontwikkeling (omgerekend in euro’s) voor de beste locaties significant beter was dan die voor de (B-)locaties. Ontwikkelingen alternatieve beleggingen 2011 was een jaar van grote uitdagingen voor hedgefondsmanagers. De managers hadden te maken met grote stemmingswisselingen op de financiële markten. De meeste managers hadden daar moeite mee. Naast de onzekere economische ontwikkelingen bestond de perceptie dat grote delen van de financiële markten
36
mede werden gedreven door politieke invloeden. Hierdoor was het lastig om positieve rendementen te behalen. Ten slotte zorgde de verminderde liquiditeit in sommige financiële markten er voor dat het moeilijk was om snel van positie te kunnen wisselen. Per saldo hebben de hedgefondsmanagers in 2011 een negatief beleggingsresultaat behaald (volgens de Barclays Hedge Fund Index -5,3%). Private equity kon in de eerste helft van 2011 profiteren van de verwachte economische groei. Er was ruimte voor het naar de beurs brengen van bedrijven, beleggers waren bereid middelen beschikbaar te stellen en banken waren bereid leningen uit te geven voor bedrijfsovernames. Dit klimaat veranderde in de tweede helft van 2011 toen de problemen met de euro de markten gingen domineren, waardoor het moeilijker werd voor private equity investeerders om de beschikbare middelen rendabel te investeren of om bedrijven te verkopen. De waarderingen van onderliggende bedrijven hebben echter weinig te lijden gehad en dit vertaalt zich voor geheel 2011 in een positief resultaat voor de private equity markt.
De markten voor grondstoffen hebben een jaar van tegenwind achter de rug. De Europese schuldencrisis, een tegenvallende groeiverwachting van de Chinese economie en de Arabische lente zorgden voor onrust op de grondstoffenmarkten. Olie en goud profiteerden van de onrust en stegen beide in prijs. Goud bereikte in augustus zijn hoogste prijs van ruim 1.900 USD per troy ounce (figuur 14). In de metaalmarkt daalde de prijs van koper ondanks minder aanbod als gevolg van technische tegenslagen, stakingen van mijnpersoneel en lagere kwaliteit van kopererts. De grondstoffenmarkt gemeten volgens de Dow Jones-UBS Commodity Index (DJUBS) behaalde een negatief resultaat in USD van -10,7% (in euro’s -7,5%). Figuur 14. Ontwikkeling goudprijs ten opzichte van olie- en commodity-index (2010-2011)
160
140
120
Goud
100
Grondstoffen
1 De
c. 2
01
1 Se
p. 2
01
1 01 n. 2
rt. M
Ju
20 11
0 De
c. 2
01
0 Se
p. 2
01
0 01 n. 2 Ju
rt. M
De
Jaarverslag 2011
20 10
80
c. 20 09
Olie
37
Pensioenfonds ING
1.4.3. Strategisch beleggingsbeleid Doelstellingen Het strategisch beleggingsbeleid is gericht op het laten toenemen van de dekkingsgraad van het fonds tot ten minste het niveau van de drempelwaarde van 135%, op een prudente wijze zodat wordt voldaan aan de beginselen van veiligheid, kwaliteit en risicodiversificatie. Bij het vaststellen van het beleid is rekening gehouden met: • de specifieke karakteristieken van het fonds zoals die tot uitdrukking komen in de toekomstige pensioenverplichtingen; • de uitkomsten van de ALM-studie en continuïteitsanalyse; • de risicohouding van het fonds; en • de eisen ten aanzien van beleggingen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. In het beleid komen tot uitdrukking de normportefeuille en het beleid met betrekking tot het renterisico en het valutarisico. Op grond van beleidsvoornemens voor de lange termijn stelt het Bestuur jaarlijks een beleggingsplan op, waarin het beschrijft op welke wijze het beleid leidt tot concrete (beleggings)activiteiten. Bij de selectie en het beheer van de beleggingen houdt het fonds er rekening mee hoe deze beleggingen milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur kunnen beïnvloeden. Het beleid dat het fonds op dit gebied voert is vastgelegd in de Code maatschappelijk verantwoord beleggen. Normportefeuille De normportefeuille geeft aan voor welk percentage de verschillende assetcategorieën in de totale portefeuille worden opgenomen. De structuur en de looptijd van de pensioenverplichtingen, de verwachte rendementen en de hiermee verbonden (beleggings)risico’s zijn factoren die een rol spelen bij de samenstelling van de norm portefeuille. Deze normportefeuille is voor 2011 met de bijbehorende bandbreedtes in tabel 9 weergegeven. De bandbreedtes geven de grenzen aan waarbinnen de belangen in de diverse beleggingscategorieën zich mogen bewegen.
38
In september 2011 besloot het Bestuur de normportefeuille te herzien. Dit had te maken met het op dat moment aflopen van een deel van de opties waarmee een deel van het aandelenrisico was afgedekt. Als gevolg van de volatiliteit op de financiële markten werd het aandelenrisico als te hoog ingeschat. In september 2011 werd daarom besloten deze opties niet door te rollen en het risicoprofiel van het fonds te verminderen door het afbouwen van een deel van de zakelijke waarden portefeuille. In vervolg hierop is besloten de normportefeuille aan te passen. Het gewicht van aandelen, beursgenoteerd vastgoed en grondstoffen werd verlaagd en dat van vastrentende waarden werd verhoogd. De verdeling van de beleggingsportefeuille naar assetcategorieën exclusief derivaten voor 1 januari tot en met 30 september 2011, de periode 1 oktober tot en met 31 december 2011 en voor 2010 luidt als volgt (in percentages):
Tabel 9. Normportefeuille Vanaf 1 oktober 2011 Norm
Minimum
Maximum
Tot 30 september 2011 Norm
Minimum
Maximum
2010 Norm
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden
61,5
51,0
67,0
51,0
Staatsobligaties
47,5
40,0
52,0
40,0
35,0
45,0
40,0
35,0
45,0
Bedrijfsobligaties
9,0
6,0
12,0
6,0
4,0
8,0
8,0
6,0
10,0
EMD HC
2,5
2,0
3,0
2,5
2,0
3,0
EMD LC
2,5
2,0
3,0
2,5
2,0
2,0
4,0
3,0
5,0
Aandelen
25,5
22,0
34,0
34,0
Ontwikkelde markten
21,0
18,0
27,0
27,0
21,0
29,0
27,0
23,0
31,0
Opkomende markten
4,5
4,0
7,0
7,0
6,0
8,0
5,0
3,5
6,5
Vastgoed
7,0
4,0
8,0
8,0
Niet-beursgenoteerd
6,0
4,0
8,0
6,0
4,0
10,0
6,0
4,5
7,5
Beursgenoteerd
1,0
0,0
2,0
2,0
0,0
4,0
3,0
1,5
4,5
Alternatieve beleggingen
6,0
3,0
9,0
7,0
Private Equity
2,0
1,0
3,0
2,0
1,0
3,0
2,0
1,0
3,0
Hedgefondsen
2,0
1,0
3,0
2,0
1,0
3,0
2,0
1,0
3,0
Grondstoffen
2,0
1,0
3,0
3,0
2,0
4,0
3,0
2,0
4,0
Liquide middelen
0,0
-0,2
0,2
0,0
-0,5
0,5
0,0
-0,5
0,5
Totaal beleggingen
Jaarverslag 2011
100,0
100,0
52,0
32,0
9,0
7,0
100,0
39
Pensioenfonds ING
In figuur 15 is de normportefeuille, zoals deze gold vanaf 1 oktober 2011, weergegeven.
Figuur 15. Verdeling normportefeuille (eind 2011)
1%
Beursgenoteerd vastgoed
2%
Private equity
2%
Hedgefondsen
2%
Grondstoffen
47,5%
Staatsobligaties
6%
Niet-beursgenoteerd vastgoed
4,5%
Aandelen opkomende markten
21%
Aandelen ontwikkelde markten
2,5% EMD LC Bonds
2,5%
EMD HC Bonds
40
9%
Bedrijfsobligaties
Een uitsplitsing van de totale feitelijke beleggingsportefeuille per 31 december 2011 en 2010 is hierna weergegeven. Tabel 10. Feitelijke beleggingsportefeuille naar assetcategorieën
Beleggingsportefeuille 31 december 2011
Beleggingsportefeuille 31 december 2010
Vastrentende waarden
8.919
60,6%
6.960
49,3%
Staatsobligaties
6.732
45,7%
5.250
37,2%
Bedrijfsobligaties
1.385
9,4%
1.157
8,2%
EMD HC
413
2,8%
236
1,7%
EMD LC
389
2,6%
317
2,2%
Aandelen
3.996
27,2%
5.207
36,9%
Ontwikkelde markten
3.368
22,9%
4.262
30,2%
Opkomende markten
628
4,3%
945
6,7%
Vastgoed
986
6,7%
1.089
7,7%
Niet-beursgenoteerd
821
5,6%
639
4,5%
Beursgenoteerd
165
1,1%
450
3,2%
Alternatieve beleggingen
795
5,4%
833
5,9%
Private Equity
246
1,7%
141
1,0%
Hedgefondsen
266
1,8%
229
1,6%
Grondstoffen
283
1,9%
463
3,3%
22
0,2%
38
0,3%
14.718
100,0%
14.127
100,0%
Liquide middelen Totaal Derivaten Beleggingen
1.190
-425
15.908
13.702
In de bovenstaande opstelling zijn vorderingen, schulden en banksaldi uit hoofde van het vermogensbeheer opgenomen. In de jaarrekening worden deze posten separaat verantwoord. In de feitelijke beleggingsportefeuilles komen in geheel 2011 geen belangen voor in staatsleningen van Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje.
Jaarverslag 2011
41
Pensioenfonds ING
Continuïteitsanalyse ALM-studies en continuïteitsanalyses geven inzicht in de financiële risico’s die een pensioenfonds loopt of in de toekomst kan lopen. Deze risico’s zijn nauw verbonden met de ontwikkelingen van de pensioenverplichtingen en de resultaten van het vermogensbeheer. Een ALM-studie of continuïteitsanalyse helpt om deze risico’s en de effectiviteit van de verschillende beleids instrumenten op een structurele wijze te evalueren. Het Bestuur heeft in 2011 een continuïteitsanalyse laten uitvoeren om de normportefeuille te toetsen. De analyse is gebaseerd op een breed scala van toekomstscenario’s. Aan de hand van de uitkomsten van de continuïteitsanalyse heeft het Bestuur het volgende geconcludeerd: • de normportefeuille wordt voor 2012 gehandhaafd; en • de kans op onderdekking in de eerstkomende jaren geeft aanleiding om tijdelijk vanuit tactische overwegingen, en in ieder geval zolang de dekkingsgraad laag blijft, de risico’s ten opzichte van de normportefeuille te verlagen. Strategisch rentebeleid Het fonds heeft, gezien de samenstelling van het verzekerden bestand, zeer lang lopende pensioenverplichtingen. Deze pensioenverplichtingen worden op marktwaarde gewaardeerd waarbij de door DNB vastgestelde interbancaire swapcurve wordt toegepast. Renteveranderingen kunnen leiden tot aanzienlijke waardeveranderingen van de pensioenverplichtingen. De vast rentende waarden kennen een kortere rentetechnische looptijd dan die van de verplichtingen. Deze mismatch van rentetechnische looptijden resulteert in een renterisico voor het fonds. Het fonds dekt dit zogenoemde renterisico af op een rentehedgeratio van 105% van de Technische voorzieningen, rekening houdend met een bandbreedte van 104% -106%. Indien de rentehedgeratio zich
42
buiten de bandbreedte bevindt, vindt herbalancering naar 105% plaats. De instrumenten die het fonds voor de afdekking van het renterisico inzet zijn de vastrentende beleggingen (staatsobligaties en bedrijfsobligaties) en rentederivaten. Bij de rentederivaten gaat het om zogenoemde receiver swaps. Dit houdt in dat een ruil plaatsvindt van lange termijn rentepercentages met korte termijn rentepercentages. Bij een receiver swap ontvangt het fonds het afgesproken lange termijn rentepercentage over een nominaal bedrag en betaalt hiervoor de variabele korte termijn rente. Voor een optimalisatie van de afstemming tussen de looptijden van beleggingen en verplichtingen worden voor de kortere looptijden gebruik gemaakt van payer swaps. Dit omdat de kasstromen van de beleggingen in de kortere looptijden groter zijn dan de kasstromen die samenhangen met de pensioenverplichtingen. Er zijn door het fonds geen swaptions gebruikt bij het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Strategisch valutabeleid De belangrijkste valutarisico’s in de internationaal gespreide portefeuilles zijn afgedekt naar de euro. Het afdekken van de valutarisico’s wordt gedaan met zogenaamde forwards. Hierbij wordt door het fonds met de tegenpartij (een bank) een termijnprijs afgesproken. Deze prijs is voornamelijk afhankelijk van de renteverschillen tussen de af te dekken valuta en de eurorente. De afdekking betreft de posities in de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen, de Zwitserse franc en de Canadese en Australische dollar. De valutarisico’s in de aandelenportefeuilles in de opkomende landen zijn niet afgedekt. Bij de keuze voor de beleggingen in deze landen vormt de valutapositie een integraal onderdeel van de beleggingsbeslissingen binnen deze portefeuilles. Binnen de beleggingen in fondsen zijn de valutarisico’s van de vastrentende portefeuille in opkomende landen niet afgedekt.
Figuur 16. Verloop van de euro/dollar koers (2010-2011) 1.6
1.5
1.4
1.3
1.2
1 01
1 01
c. 2 De
t. 2 Ok
1 01 l. 2 Ju
1 01 r. 2 Ap
11 Ja
n.
20
0 De
c. 2
01
0 01 t. 2 Ok
0 01 l. 2 Ju
0 01 r. 2 Ap
Ja
n.
20
10
1.1
In november 2011 heeft het Bestuur besloten de afdekking van de Amerikaanse dollar terug te brengen van 100% naar 50% met een bandbreedte van 40% tot 60%. De risico’s in het algemeen en de spanningen rondom de euro in het bijzonder namen dusdanig toe dat een vlucht naar de dollar en/of uit de euro tot de reële mogelijkheden ging behoren. Tactisch beleggingsbeleid Het tactisch beleid is gericht op het optimaal benutten van de beleggingsmogelijkheden binnen de gestelde grenzen van de strategische portefeuille in relatie tot de dekkingsgraad van het fonds. Het tactisch beleggingsbeleid van het fonds heeft zich in 2011 vooral gericht op de beheersing van het marktrisico van de beleggingen in aandelen. Hiertoe heeft het fonds de putopties die in juni afliepen verlengd. Zoals hiervoor aangegeven zijn de opties die in maart en in september afliepen niet verlengd. In september werd besloten het risico in de portefeuille af te bouwen door het verminderen van het gewicht in zakelijke waarden. Per eind 2011 was de aandelenpositie voor circa een derde met opties beschermd. In paragraaf 2.8. wordt nader ingegaan op de financiële risico’s van het fonds.
Jaarverslag 2011
43
Pensioenfonds ING
1.4.4. Rendement 2011 Het beleggingsrendement over 2011 bedroeg 15,8%. Ten opzichte van de benchmark van 14,8% werd derhalve een 1% punt hoger rendement behaald. Hierna wordt per assetcategorie een nadere toelichting gegeven waaruit onder meer blijkt dat vooral de derivatenportefeuille, als gevolg van de daling van de rente in 2011, met 11% fors bijdroeg aan het positieve fondsrendement.
Voor aandelen worden gehanteerd: • voor aandelen in ontwikkelde markten is de benchmark MSCI World (DM) Total Return unhedged; • voor aandelen in opkomende markten is de benchmark MSCI Emerging Market (Total return) unhedged; Voor vastgoed worden gehanteerd:
Benchmarks Om de prestaties van een vermogensbeheerder te meten aan een bepaalde objectieve maatstaf, bepaalt het fonds benchmarks per assetcategorie. Het streven is dat over het beheerde vermogen, binnen vooraf gedefinieerde risiconormen, minimaal het rende ment van de benchmark wordt behaald. De benchmarks die met de vermogensbeheerders zijn bepaald, blijven in principe gedurende het gehele jaar van toepassing. Het fonds heeft per categorie benchmarks vastgesteld. Voor staatsobligaties worden gehanteerd: • voor de langlopende buy & hold staatsobligaties is de benchmark gelijk gesteld aan de portefeuille; • voor de overflow staatsobligaties is de benchmark de Barclays Capital Euro Aggregate Treasury index (AAA); Voor bedrijfsobligaties worden gehanteerd: • voor bedrijfsobligaties (Investment Grade en High Yield) is de benchmark de Barclays Capital Global Corporate index; • voor obligaties in opkomende landen zijn de benchmarks: JP Morgan EMBI Global Diversified (hedged to euro) voor de obligaties die in US dollar noteren en JP Morgan ELMI Plus (hedged to euro) voor de obligaties die in lokale valuta noteren;
44
• voor beursgenoteerd vastgoed is de benchmark GPR 250 Global Net; • voor niet-beursgenoteerd vastgoed wordt een vaste total return van 7,5% gehanteerd; Voor de alternatieve beleggingen gelden de onderstaande benchmarks: • de benchmark voor private equity is de MSCI World (DM) Total return plus 1,5%; • de benchmark voor hedgefondsen is de 3-maands Euribor plus 3%; en • de benchmark voor grondstoffen is de DJ-UBS Total return 2 month deferred (tot 31 maart 2011 DJ UBS Total return). Een vergelijking per assetcategorie van het behaalde rendement ten opzichte van de benchmarkrendementen is in tabel 11 opgenomen.
Tabel 11. Beleggingsresultaten naar assetcategorieën 2011 Gerealiseerd rendement
Benchmark rendement
12,9%
13,4%
9,6%
9,6%
Staatsobligaties
16,8%
16,8%
9,8%
10,0%
Bedrijfsobligaties
1,5%
1,8%
7,2%
6,4%
EMD HC
5,3%
7,4%
15,2%
11,6%
EMD LC
-4,5%
-3,8%
10,7%
8,9%
Aandelen
-6,7%
-5,1%
20,5%
20,7%
Ontwikkelde markten
-3,9%
-2,4%
19,7%
19,5%
Opkomende markten
-18,8%
-15,7%
25,5%
27,1%
Vastgoed
8,2%
5,9%
9,8%
10,3%
Niet-beursgenoteerd
11,3 %
7,5%
6,8%
7,5%
1,5%
4,3%
13,4%
16,0%
Alternatieve beleggingen
0,0%
-2,4%
18,2%
12,7%
Private Equity
27,8%
-0,9%
9,0%
3,8%
Hedgefondsen
-1,1%
4,4%
5,8%
3,8%
-8,9%
-8,9%
24,1%
24,9%
Liquide middelen
1,0%
1,0%
-
-
Totaal exclusief derivaten
4,5%
4,0%
11,2%
9,5%
Derivaten2
11,3%
10,8%
0,1%
1,4%
15,8%
14,8%
11,3%
10,9%
Grondstoffen
Totaal rendement op beleggingen
Jaarverslag 2011
Gerealiseerd rendement
Vastrentende waarden
Beursgenoteerd
2
Benchmark rendement
2010
oor rapportagedoeleinden wordt de benchmark gesteld op het gerealiseerde rendement op de portefeuilles V rentederivaten en valutaderivaten.
45
Pensioenfonds ING
Rendement vastrentende waarden De portefeuille vastrentende waarden bestaat uit één portefeuille staatsobligaties, een portefeuille bedrijfsobligaties en obligaties van opkomende markten (EMD) in zowel harde valuta (Hard Currencies) als lokale valuta’s (Local Currencies). Omdat een aanzienlijk deel van de portefeuille staatsobligaties met een zeer lange looptijd bijdraagt aan het afdekken van het renterisico is de per saldo gedaalde rente sterk van invloed geweest op het behaalde rendement van deze portefeuille. De portefeuille staatsobligaties bestaat hoofdzakelijk uit lang lopende obligaties uitgegeven door Nederland, Duitsland en Frankrijk. Slechts een beperkt deel van deze portefeuille is belegd in de andere AAA-landen Finland en Oostenrijk. Hierdoor bleef het landenrisico als gevolg van de eurocrisis voor het fonds beperkt. Sinds de zomer liep de spread van Frankrijk op. De portefeuille staatsobligaties kende met 16,8% een hoog rendement. Geheel 2011 bevatte de portefeuille van het fonds geen staatsobligaties van de Griekse, Italiaanse, Spaanse, Ierse of Portugese overheden. De beleggingscategorie bedrijfsobligaties bestaat uit Investment Grade bedrijfsobligaties en High Yield obligaties. De portefeuille bedrijfsobligaties behaalde een rendement van 1,5% (benchmark: 1,8%). In de tweede helft van het jaar namen de risico’s toe wat zich onder andere vertaalde in hogere rentemarges op bedrijfsobligaties. Hierdoor stond het rendement van deze categorie onder druk. In de opkomende landen was er een duidelijk rendementsverschil waarneembaar tussen de leningen luidende in Amerikaanse dollar en de leningen in lokale valuta. Door een voorkeur voor de meer veilig gewaardeerde Amerikaanse dollar daalden de waarden van de valuta van de meeste landen. Het rendement van obligaties van opkomende landen in lokale valuta bedroeg -4,5% (in euro’s gemeten). De waardering van de dollarobligaties werd niet negatief beïnvloed door een daling van deze valutakoersen, deze beleggingen genereerden een rendement van 5,3%. Rendement aandelen De beleggingen in aandelen werden met het negatieve sentiment in de tweede helft van het jaar geconfronteerd. Hierdoor daalden per
46
saldo de koersen gedurende het jaar. Daarbij traden er wel verschillen op in het rendement (in euro’s) tussen de Verenigde Staten (3,9%), Europa (-7,5%) en de opkomende markten (-15,7%). Op de totale aandelenportefeuille werd een resultaat behaald van -6,7% tegen de benchmark van -5,1%. Rendement vastgoed De vastgoedportefeuille liet een outperformance zien door een resultaat van 8,2% ten opzichte van de gecombineerde benchmark van 5,9%, voornamelijk door de resultaten bij het niet-beursgenoteerde vastgoed. De beleggingen in beursgenoteerde vastgoedfondsen behaalden in 2011 een rendement van 1,5%. De benchmark bedroeg 4,3%. Aan het eind van het eerste kwartaal is deze vastgoedportefeuille omgezet van actief beheer door middel van een fondsbelegging naar een passief en discretionair beheerde portefeuille. De niet-beursgenoteerde vastgoedportefeuille leverde een positief rendement op van 11,3%, resulterend in een outperformance ten opzichte van de benchmark van 3,8%. De performance werd in het verslagjaar positief beïnvloed door een positief valuta-effect. Vooral de ontwikkeling van de Amerikaanse dollar heeft een positieve bijdrage geleverd. Rendement alternatieve beleggingen De portefeuille alternatieve beleggingen bestaat uit beleggingen in private equity, hedgefondsen en grondstoffen. Deze portefeuille heeft met een totaalrendement van 0,0% in 2011 een outperformance opgeleverd (benchmark -2,4%). Private equity kende een hoog rendement, echter de rendementen op grondstoffen waren negatief met -8,9%. Het rendement van de beleggingen in private equity was met 27,8% (benchmark -0,9%) zeer positief. Dit hoge rendement werd vooral in de eerste helft van 2011 behaald, waarin een aantal goede verkopen en een opwaartse herwaardering van de portefeuille plaatsvond. In de tweede helft van het jaar werd het rendement in euro’s geholpen door de stijging van de koers van de Amerikaanse dollar.
De hedgefondsen behaalden in 2011 een rendement van -1,1%. Het rendement van de benchmark bedroeg 4,4%. Het lagere rendement van de portefeuille werd vooral veroorzaakt door het negatieve rendement in de tweede helft van het jaar doordat de meeste strategieën minder effectief bleken in een markt met grote stemmings wisselingen. De onzekerheid omtrent de economische vooruitzichten in combinatie met de invloed van de (moeilijk voorspelbare) politiek op de markten (in het bijzonder de zich voortslepende eurocrisis) maakten het moeilijk de richting van de markten te bepalen en een goed rendement te behalen. De beperkte liquiditeit in bepaalde delen van de financiële markten belemmerden de mogelijkheden om snel van positie te kunnen wisselen. Binnen de portefeuille alternatieve beleggingen toonden de beleggingen in grondstoffen het laagste rendement. In de tweede helft van 2011 nam de vraag naar grondstoffen af onder invloed van de gedaalde economische activiteit. De derivaten op grondstoffen gaven een rendement van -8,9%. Rendement derivaten Binnen het risicobeleid heeft het fonds een belangrijk deel van het renterisico en een gedeelte van het aandelenrisico afgedekt via derivaten. Vooral de rentederivaten beïnvloedden het fondsrendement positief. Uitgedrukt als een percentage van het belegd vermogen werd in 2011 een rendement van 11,0% behaald (2010: 4,5%). Voornamelijk de dalende rente heeft in 2011 een positief effect gehad op het rendement van deze derivaten. Zoals in paragraaf 1.1.2. is aangegeven, zal het fonds in de toekomst, bij ongewijzigd beleid, minder dan andere pensioenfondsen van een rentestijging profiteren. Binnen de categorie derivaten zijn de rendementen in 2011 op de valuta derivaten en de aandelenderivaten beperkt te noemen.
1.4.5. Maatschappelijk verantwoord beleggen Het maatschappelijk verantwoord beleggen is een belangrijke factor bij het vermogensbeheer. Het Bestuur is van mening dat maatschappelijk verantwoord beleggen goed samen kan gaan met het behalen van de rendementsdoelstellingen. Als gevolg hiervan is in 2009 de Code maatschappelijk verantwoord beleggen (Code) vastgesteld en gepubliceerd. Het uitgangspunt van de Code is dat het fonds bij zijn beleggingsbeslissingen rekening houdt met niet-financiële criteria, zoals criteria op het gebied van milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur. Het fonds houdt een uitsluitingenlijst bij voor bedrijven die zich niet houden aan de Code, zoals bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens of zich schuldig maken aan ernstige milieuvervuiling. Als onderdeel van het maatschappelijk verantwoord beleggen heeft het fonds in november 2009 de United Nations Principles for Responsible Investment ondertekend. Tevens is het fonds aangesloten bij Eumedion. Eumedion behartigt de belangen van aangesloten Nederlandse institutionele beleggers op het gebied van corporate governance en duurzaamheid. In 2010 heeft het fonds Hermes Equity Ownership Services (Hermes) ingeschakeld, een gespecialiseerd researchinstituut voor verantwoord beleggen en actief eigenaarschap. Hermes ondersteunt het fonds bij de uitwerking van het beleid inzake verantwoord beleggen en bij het screenen van de beleggingen en het uitvoeren van het engagementbeleid waaruit de actieve betrokkenheid van de belegger bij de belegging blijkt.
Tabel 12. Rendementen derivaten 2011
2010
Rentederivaten
11,0%
4,5%
Aandelenderivaten
0,5%
-1,8%
Valutaderivaten
-0,2%
-2,6%
Totaal
11,3%
0,1 %
Jaarverslag 2011
47
Pensioenfonds ING
In 2011 heeft het fonds een aanvang gemaakt met stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Hiervoor is Hermes gemachtigd de stemrechten van de aandelenbeleggingen in ontwikkelde markten van het fonds uit te oefenen. Door actief gebruik te maken van de stemrechten op aandelen, geeft het fonds zijn verantwoordelijkheid als institutionele belegger verder gestalte. Om dit mogelijk te maken heeft het Bestuur in 2010 besloten over te gaan naar discretionaire beleggingen. In december 2011 is dit voor een groot deel (€ 1,5 miljard) van de portefeuille gerealiseerd. In overleg met Hermes is in 2011 de uitsluitingenlijst voor het
fonds aangepast aan de gewijzigde omstandigheden in relatie tot de ESG-criteria, zoals schending van mensenrechten of betrokkenheid bij ernstige vormen van kinderarbeid of betrokkenheid bij de productie of handel in controversiële wapens. Hermes is in 2011 met 365 bedrijven uit de portefeuille van het fonds in gesprek gegaan over 980 kwesties met betrekking tot milieu-, maatschappelijke en/of bestuurlijke zaken. In deze gesprekken wordt getracht om bij het bestuur van ondernemingen meer bewustwording te creëren en veranderingen in het denken te bewerkstelligen.
Figuur 17. Aandachtsgebieden maatschappelijk verantwoord beleggen
13%
Risicomanagement
3%
Communicatie aan aandeelhouders
20%
Sociaal en ethisch
15% Beloning
15%
Milieu en omgeving
12%
Business strategie
48
22% Governance
Wereldwijd bestaan er corporate governance codes die bij ondernemingen goed bestuur stimuleren. Goed bestuur komt tot uitdrukking in de wijze waarop wordt omgegaan met milieu- en andere maatschappelijke zaken, maar ook in de wijze waarop de ondernemingen worden geleid. Indien ondernemingen onvoldoende invulling geven aan goed bestuur wordt dit tijdens vergaderingen van aandeelhouders en in individuele gesprekken aan de orde gesteld om verbeteringen door te voeren. In 2011 werden onderwerpen zoals bestuursstructuur, verhouding tussen de toezichthoudende bestuurder en de uitvoerende bestuurder op de agenda geplaatst. Figuur 18. Aandachtsgebieden binnen de governance issues
24%
2%
Overige
Financiële verslaggeving of controle onderwerpen
45%
Bestuursstructuur
11%
Leiderschapstructuur bestuur (CEO/Voorzitter)
1%
Beschermingscontructies
1%
Stemrecht
13% Opvolging
Jaarverslag 2011
2%
Bestuur; commissiestructuur
1%
Transacties verbonden partijen
49
Pensioenfonds ING
1.4.6. Kengetallen vermogensbeheerkosten en transactiekosten Het fonds belegt zijn vermogen zowel via beleggingsfondsen als via discretionaire mandaten. Voor beide beleggingswijzen worden op directe en indirecte wijze beheerkosten in rekening gebracht. Zoals in paragraaf 1.1.8. is weergegeven bedragen de vermogensbeheerkosten, uit het totaal van de in de Staat van baten en lasten opgenomen Pensioenuitvoerings- en administratiekosten, in 2011 € 2,931 miljoen. De Directe vermogensbeheerkosten zijn verantwoord onder de Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds en bedroegen voor 2011 € 1,149 miljoen. De indirect verantwoorde vermogensbeheerkosten bedragen voor 2011 € 36,024 miljoen. De transactiekosten zijn volledig indirect verantwoord. Omdat nog niet alle kosteninformatie tijdig door de vermogensbeheerders beschikbaar kon worden gesteld, zijn de hierna gepresenteerde kostenoverzichten niet volledig. Tabel 13. Kengetallen vermogensbeheer- en transactiekosten (bedragen in duizenden euro’s) 2011
2010
Vermogensbeheerkosten uitgedrukt in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
26,7
30,0
Transactiekosten uitgedrukt in basispunten van het gemiddeld belegd vermogen
pm
pm
In navolgende tabellen is aangegeven op welke wijze en voor welk bedrag de kosten ten laste van het fonds zijn gekomen. Tevens is aangegeven welke kosteninformatie nog niet direct beschikbaar kon worden gesteld. Dit is aangegeven door de vermelding “pm”. Tabel 14. Vermogensbeheerkosten (bedragen in duizenden euro’s) 2011 Vermogensbeheerkosten uit de Pensioenuitvoeringsen administratiekosten
2.931
Directe vermogensbeheerkosten
1.149
1.761 0 4.080
Subtotaal directe vermogensbeheerkosten Beheervergoedingen voor portefeuille-management
2010
36.024
1.761 37.743
Subtotaal indirecte vermogensbeheerkosten
36.024
37.743
Totaal vermogensbeheerkosten
40.104
39.504
Gemiddeld belegd vermogen Vermogensbeheerkosten uitgedrukt in basispunten
50
15.010.207
13.157.101 26,7
30,0
Tot de vermogensbeheerkosten uit de Pensioenuitvoerings- en administratie kosten worden gerekend de kosten voor het financieel risicomanagement en financieel economische advisering alsmede de projectkosten in 2011 inzake de inrichting van het vermogens- en risicobeheer. De Directe vermogensbeheerkosten (als onderdeel van de Beleggingsopbrengsten
voor risico Pensioenfonds) worden met ingang van 2011 separaat verantwoord door de nieuw aangestelde beleggingsadministrateur. Direct ontvangen vergoedingen in de vorm van zogenoemde restituties zijn verrekend met de directe vermogensbeheerkosten. De indirecte vermogensbeheerkosten betreffen beheerfees, controle- en advies
kosten, administratie- en transactiekosten die ten laste van de intrinsieke waarde van een beleggingsfonds komen. In aanvulling op het kengetal van de vermogensbeheerkosten geeft het fonds een verdere transparantie door de vermogensbeheerkosten uitgedrukt in basispunten 2011 naar beleggingscategorie uit te splitsen.
Tabel 15. Vermogensbeheerkosten uitgedrukt in basispunten per beleggingscategorie 2011 Vastrentende waarden
15,1
Aandelen
45,3
Vastgoed
15,8
Alternatieve beleggingen
69,3 2,8
Derivaten
26,7
Totaal
De beschikbaarheid van betrouwbare transactiekosten is voor 2011 nog beperkt. Om deze reden is het kengetal transactiekosten niet weergegeven. Tabel 16. Transactiekosten (bedragen in duizenden euro’s) 2011
2010
Brokerage fees
1.432
pm
Derivatentransacties
3.264
6.404
Discretionaire mandaten vastrentende waarden Beleggingsfondsen (obligaties en aandelen) In- en uitstapkosten hedgefondsen, private equity en vastgoedfondsen
pm
pm
4.012
2.763
pm
pm
Totaal bekende transactiekosten
pm
pm
Transactiekosten uitgedrukt in basispunten
pm
pm
In paragraaf 1.2.5. is nader ingegaan op de kengetallen met betrekking tot de pensioenbeheerkosten.
Jaarverslag 2011
51
‘Een stabiel pensioenfonds is van groot belang voor huidige en toekomstige gepensioneerden’ Trudy du Chattel
1.5
Organisatie en governance
Bestuursverslag 1.5.1. Bestuurszaken Samenstelling In 2011 heeft een aantal wijzigingen in de samenstelling van het Bestuur plaatsgevonden. Per 1 januari 2011 heeft de heer J.L. van der Giessen (benoemd door de Werkgever) het Bestuur verlaten in verband met het aanvaarden van een nieuwe functie bij ING Investment Management. Het Bestuur is de heer Van der Giessen erkentelijk voor zijn inzet en betrokkenheid bij het fonds. Per 21 juli 2011 is hij voor de resterende zittingsduur tot 1 januari 2012 opgevolgd door de heer M.O. Nijkamp (benoemd door de Werkgever). Per 1 januari 2012 is de heer Nijkamp door de Werkgever herbenoemd voor een zittingsperiode van vier jaar (tot 1 januari 2016). Per 1 maart 2011 heeft de heer H.A. Koemans (benoemd door de Werkgever) het Bestuur verlaten in verband met het aanvaarden van een nieuwe functie bij ING Groep. Het Bestuur is de heer Koemans erkentelijk voor de bijdragen die hij tijdens zijn relatief korte bestuurslidmaatschap heeft kunnen leveren aan de ontwikkeling van het fonds. Per 31 december 2011 was weliswaar deze vacature nog niet ingevuld, maar was door de Werkgever al wel een kandidaat voorgedragen. De zittingstermijn van mevrouw J. Sips, vertegenwoordiger van de Pensioengerechtigden liep per 31 december 2011 af. Zij is door de Pensioengerechtigden voor een tweede termijn tot 1 januari 2016 herkozen. De samenstelling van het Bestuur (per 31 december 2011) is opgenomen in paragraaf 3.8. Op 31 december 2011 kende het Bestuur de volgende commissies: • Commissie Balansbeheer; • Commissie Governance en Audit; • Pensioencommissie; • Geschillencommissie; en • Commissie Splitsing (ad-hoc commissie vanaf april 2010). De verschillende commissies van het Bestuur zijn in 2011 regelmatig bijeengekomen om de adviezen aan het Bestuur voor te bereiden. In de commissies worden onderwerpen besproken
Jaarverslag 2011
53
Pensioenfonds ING
en in samenwerking met het Bestuursbureau voor besluit vorming in het Bestuur voorbereid. De Commissie Balansbeheer, de Pensioencommissie en de Commissie Splitsing worden door externe adviseurs bijgestaan. Bestuursactiviteiten Het Bestuur draagt er zorg voor dat het fonds handelt ten behoeve van alle belanghebbenden van het fonds en weegt bij zijn besluitvorming alle belangen op een zorgvuldige en evenwichtige wijze af. De belanghebbenden van het fonds zijn de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever. Het Bestuur heeft in 2011 negen keer volgens schema vergaderd en heeft meerdere malen tussentijds overleg gevoerd naar aanleiding van actuele ontwikkelingen. Vaste agendapunten op de bestuursvergaderingen waren de externe ontwikkelingen, beleidszaken, inrichten van de organisatie, monitoring van de uitvoering evenals aangelegenheden met betrekking tot de belanghebbenden en de toezichthouders. Onderwerpen die in 2011 bij deze agendapunten aan de orde kwamen zijn onder meer: • het risicomanagement en de financiële positie; • de inrichting van het vermogens- en risicobeheer; • de verhouding tot de Werkgever; • de communicatie met de Verzekerden; • de voorwaardelijke toeslagverlening en de juridische procedures; en • het overleg met de andere organen van het fonds.
Deskundigheid Bestuur In december 2010 werd de Beleidsregel van DNB en de AFM inzake deskundigheid van beleidsbepalers bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioen regeling en de Wet toezicht trustkantoren (Beleidsregel deskundigheid 2011) in de Staatscourant gepubliceerd. Naar aanleiding van de gewijzigde Beleidsregel heeft het Bestuur het bestaande deskundigheidsplan geactualiseerd. Hiermee samenhangend is het opleidingsplan voor de leden van het Bestuur aangepast. In 2011 heeft het Bestuur vier beleidsdagen georganiseerd. De beleidsdagen stonden in het teken van: • de herinrichting van het vermogens- en risicobeheer; • de zelfevaluatie; • het risicomanagement; • het Pensioenakkoord en mogelijke gevolgen voor de pensioenregeling; • de ontwikkelingen in bestuursmodellen; • de vennootschapsrechtelijke aspecten van een gewijzigde Uitvoeringsovereenkomst; en • de pensioenregelingen. Het Bestuur heeft opleidingen laten organiseren om bestuursleden nader te informeren onder meer over de werking van aandelen- en rentederivaten en over de juridische aspecten van pensioenregelingen.
Het Bestuur heeft in 2011 vier keer met de Werkgever overlegd. In dit overleg kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds, de ontwik kelingen rond de CAO van de Werkgever, de organisatorische en financiële transformatie en de voorgenomen splitsing van ING Groep.
De uitkomsten van de deskundigheidstoetsing laten zien dat voor ieder wettelijk gedefinieerd aandachtsgebied minimaal twee bestuursleden beschikken over de benodigde deskundigheid. Daarmee voldoet het Bestuur aan de in de Pensioenwet gestelde deskundigheidseisen.
Het integriteitbeleid Het Bestuur heeft het integriteitbeleid opgesteld conform het vereiste in de Pensioenwet (Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen).
Alternatieve bestuursmodellen Het Bestuur heeft kennis genomen van het wetsvoorstel Wet versterking bestuur pensioenfondsen waarin twee bestuurs modellen zijn opgenomen. Het eerste model is gebaseerd op het huidige paritaire bestuursmodel, aangevuld met de mogelijkheid
54
om maximaal twee externe deskundigen in het bestuur te laten deelnemen. Het andere model voorziet in een onafhankelijk bestuur waarin ten minste twee bestuurders zitting hebben die geen directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het fonds. Ook omtrent andere organen zoals de Visitatiecommissie en de Deelnemersraad zijn nadere bepalingen opgenomen. Op dit moment wordt het paritaire bestuursmodel door het fonds toegepast. De Werkgever, Deelnemers en Pensioengerechtigden participeren in het Bestuur van het fonds. De consequenties voor het fonds zullen in 2012 nader worden geïnventariseerd.
1.5.2. Governance De governance van het fonds komt onder meer tot uitdrukking in: • de verschillende organen van het fonds en de paritaire deelname van Werkgever, Deelnemers en Pensioengerechtigden in organen; • de fondsdocumenten zoals statuten, Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), Code maatschappelijk verantwoord beleggen en Gedragscode; en • de invulling van het vermogens- en risicobeheer in procedures en bevoegdheden. Ook laat het Bestuur zich bijstaan door de verschillende commissies en door verschillende partijen die elk op zich bijdragen aan de governance binnen het fonds. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de verschillende rollen van uitvoering, controle, advies en toezicht. Hierna wordt meer specifiek ingegaan op de verschillende organen en partijen die een belangrijke rol vervullen binnen de governance van het fonds.
Figuur 19. Commissies en organen die bijdragen aan de governance van het fonds
Bestuur
Jaarverslag 2011
Uitvoering
Controle
Advies
Toezicht
- Bestuursbureau - Vermogensbeheerders - Administrateur
- Compliance Officer - Accountant - Actuaris
- Deelnemersraad - Adviseurs
- Verantwoordingsorgaan - Visitatiecommissie - DNB - AFM
55
Pensioenfonds ING
1.5.3. Uitvoering Bestuursbureau Het Bestuursbureau ondersteunt het Bestuur bij de beleidsvoorbereiding, de uitvoering van het beleid en het toezicht op de uitbestede werkzaamheden. Het Bestuur heeft in 2008 vastgesteld dat een verdere professionalisering van de organisatie gewenst was. In 2011 is deze professionalisering grotendeels afgerond. Het bestuursbesluit uit 2010 tot versterking van de organisatie van het vermogens- en risicobeheer heeft een uitbreiding van het Bestuursbureau tot gevolg gehad. Het Bestuursbureau bestaat uit 19 personen, waaronder financiële specialisten, beleggingsdeskundigen, risicomanagers, juristen, een actuaris, een communicatie adviseur en een secretariaat. In 2011 heeft het Bestuursbureau projectmatig veel aandacht besteed aan risicomanagement en de stroomlijning van de vermogens- en risicobeheerprocessen. Het Bestuursbureau staat onder leiding van de Directeur. Vermogensbeheerders Het fonds heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan professionele partijen die moeten voldoen aan de standaarden van het fonds. Vooraf worden afspraken vastgelegd en nadien vindt door het Bestuursbureau monitoring op de uitvoering plaats. Administrateur De pensioenadministratie en de financiële administratie zijn uitbesteed. Hiertoe behoren het uitkeren van pensioenen en de communicatie met Verzekerden, zoals via het Pensioenloket, het Uniform Pensioen Overzicht en het beschikbaar stellen van brochures en formulieren. Het Bestuursbureau ziet toe op het functioneren. In 2011 is de overgang naar de nieuwe custodian gerealiseerd. Hiermee is een onafhankelijke partij belast met de bewaarneming van effecten, de beleggingsadministratie en de controlefunctie van de vermogensbeheerprocessen. Tevens voert de custodian performance- en risicometing en financiële monitoring op de naleving van de beleggingsinstructies uit.
56
1.5.4. Controle De compliancefunctie heeft het Bestuur uitbesteed aan een onafhankelijke partij. Het Bestuur bespreekt op kwartaalbasis de bevindingen. Aspecten in de beoordeling zijn belangenverstrengeling, informatieverstrekking, integriteit bedrijfsvoering, marktmisbruik, uitbesteding en zorgplicht. Een certificerend actuaris treedt op voor de controle op de toereikendheid van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds en brengt verslag uit aan het Bestuur over de controle van de berekeningen van de pensioenverplichtingen, de actuariële analyse van de resultaten en de beoordeling van de financiële positie van het fonds. In paragraaf 3.6. is de actuariële verklaring opgenomen. De controle op de jaarrekening wordt uitgevoerd door een externe accountant. Naast een periodieke rapportage van bevindingen wordt een controleverklaring bij die jaarrekening afgegeven. Deze is opgenomen in paragraaf 3.7.
1.5.5. Advies De Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan adviseren het Bestuur. De samenstelling van deze organen per 31 december 2011 is opgenomen in paragraaf 3.8. Deelnemersraad De Deelnemersraad behartigt de belangen van de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden ten aanzien van de uitvoering door het fonds van de rechten die zij in het fonds opbouwen of hebben opgebouwd. 2011 was het tweede zittingsjaar van de huidige Deelnemersraad. De Deelnemersraad kwam in dit jaar acht keer bijeen. Het Bestuur heeft tweemaal met de voltallige Deelnemersraad overlegd waarbij onder meer gesproken is over de voorgenomen herstructurering van ING Groep en de gevolgen voor de Verzekerden, de toeslagverlening en de gerechtelijke procedures tegen de Werkgever, de financiële positie en het jaarverslag. Tevens hebben
delegaties van het Bestuur overleg gevoerd met de Commissie Balansbeheer over onder meer het beleggingsplan 2012 en met de Auditcommissie van de Deelnemersraad over het jaarverslag.
Adviseurs Het Bestuur heeft een actuarieel adviseur benoemd die met name de Pensioencommissie ondersteunt. De Commissie Balansbeheer wordt geadviseerd door drie onafhankelijke adviseurs.
De Deelnemersraad werd gevraagd om over de volgende onderwerpen een advies uit te brengen: • wijzigingen van de ABTN; • het tabellenboek 2012; • het jaarverslag 2010; • de Uitvoeringsovereenkomst; • het reglement benoeming Bestuur; en • de pensioenreglementen. Het Bestuur heeft over deze onderwerpen zeven adviezen van de Deelnemersraad ontvangen. Daarnaast heeft de Deelnemersraad in 2011 twee keer uit eigen beweging advies uitgebracht. Dit betrof advies over: • het beleggingsbeleid; en • de Visitatiecommissie. Ter ondersteuning van de adviestrajecten hebben de binnen de Deelnemersraad bestaande commissies regelmatig met het Bestuursbureau overleg gevoerd om van elkaars standpunten kennis te nemen. In het kader van de splitsing heeft de Deelnemersraad een aparte Commissie gevormd die zich bezighoudt met de gevolgen van de splitsing. De Commissie Splitsing van het Bestuur en de Commissie Splitsing van de Deelnemersraad hebben in 2011 zesmaal overleg gevoerd. Ook in 2011 werd mede gezien de huidige actualiteit, te weten de splitsing en procedures inzake indexatie en de daarnaast bestaande reguliere werkzaamheden een grote inspanning van de leden van de Deelnemersraad gevraagd.
Jaarverslag 2011
1.5.6. Toezicht Het fonds heeft te maken met het Verantwoordingsorgaan, een Visitatiecommissie, DNB en AFM. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan oordeelt onder meer over het gevoerde beleid, de beleidskeuzes voor de toekomst en de toepassing van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Het Verantwoordingsorgaan kwam in 2011 vier keer bij elkaar. De Directeur van het fonds en de voorzitter van het Verantwoordingsorgaan voerden in het kader van informatieverstrekking maandelijks overleg. Het Verantwoordingsorgaan adviseerde het Bestuur in 2011 over de samenstelling van de Visitatiecommissie en de opdracht aan de Visitatiecommissie. Ook gaf het Verantwoordingsorgaan een oordeel over het Jaarverslag 2010. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het handelen van het Bestuur in 2011 is weergegeven in paragraaf 3.4.1. Visitatiecommissie De Visitatiecommissie bestaat uit onafhankelijke externe deskundigen, die periodiek het functioneren van het Bestuur van het fonds kritisch tegen het licht houden en beoordelen of het Bestuur op de juiste wijze inhoud geeft aan zijn verantwoordelijkheden ten opzichte van alle stakeholders. In de statuten is bepaald dat het fonds ten minste eenmaal in de drie jaar (of vaker indien het Bestuur dat nodig acht) een visitatie laat uitvoeren. Nadat in 2009 een visitatie was uitgevoerd, heeft in 2011 het Bestuur tot een visitatie besloten. Het Bestuur heeft de ambitie uitgesproken om jaarlijks een visitatie te laten uitvoeren.
57
Pensioenfonds ING
In paragraaf 3.5.1. is het oordeel van de Visitatiecommissie opgenomen. De reactie van het Bestuur is opgenomen in paragraaf 3.5.2. De samenstelling van de Commissie is opgenomen in paragraaf 3.8. De verleende opdracht richtte zich op de volgende aspecten: • de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en checks en balances binnen het fonds; • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op zowel de korte als de langere termijn; • de vermeende afhankelijkheid van de Werkgever; • de manier waarop het Bestuur zich heeft voorbereid op de mogelijke splitsing van de Werkgever; • de manier waarop het Bestuur ervoor heeft gezorgd dat de tekortkomingen in de pensioenadministratie werden opgelost; en • de inrichting van de nieuwe organisatie en het vaststellen van het proces en de procedures om het nieuwe beleggingsproces uit te gaan voeren. De Nederlandsche Bank DNB houdt toezicht op de stabiliteit van de financiële markten. In dat kader controleert zij of pensioenfondsen, als financiële instellingen, aan de wettelijke eisen voldoen. In 2011 heeft het fonds één keer algemeen overleg gevoerd met de relatiebeheerders van DNB. Daarnaast heeft het fonds meerdere keren met DNB overleg gevoerd over verschillende onderwerpen zoals de mogelijke splitsing van ING Groep en de mogelijke toekomstscenario’s voor het fonds. Het Bestuur heeft DNB tijdig gerapporteerd over zowel de aanpak als de bereikte resultaten met betrekking tot de herinrichting van het vermogens- en risicobeheer. DNB heeft in 2011 geen toezichtmaatregelen aan het fonds opgelegd. DNB heeft ingestemd met het beëindigen van het herstelplan. Autoriteit Financiële Markten De AFM houdt onder meer toezicht op het gedrag van pensioenfondsen gericht op het vertrouwen bij het brede publiek in de pensioensector. Dit toezicht richt zich onder andere op de kwaliteit van de informatie aan verzekerden. In 2011 heeft het fonds het self assessment pensioenfondsen 2011 van de AFM uitgevoerd. Uit dit self assessment blijkt in hoeverre een fonds in overeenstemming met de Pensioenwet handelt. Uit deze self assessement bleek dat met een score voor de informatieverstrekking van 95% het fonds bovengemiddeld presteert (gemiddelde: 88%). De score van het fonds was hoger dan bij een eerder assessment. De AFM heeft in 2011 geen toezichtmaatregelen aan het fonds opgelegd.
58
1.6
Risicomanagement
Bestuursverslag 1.6.1. Risicobeleid Risicomanagementbeleid Het fonds wil op basis van een uniforme en integrale methode zijn doelstellingen op een beheerste wijze, binnen de vastgestelde risicobereidheid, realiseren. Dit moet het Bestuur in staat stellen weloverwogen keuzes te maken ten aanzien van het geheel van sturing- en beheersmaatregelen die recht doen aan de vereiste kwaliteit van de organisatie. Voor een structurering van het risicomanagementproces wordt de methodiek FIRM toegepast. FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. De FIRM-methode stelt pensioenfondsen in staat om via een integrale risicoanalyse inzicht te verkrijgen in de risico’s van een pensioenfonds en het niveau van de beheersing van deze risico’s. In het Handboek Risico management is het risicomanagementbeleid uitgewerkt, en zijn de risico’s en de beheersmaatregelen die zijn getroffen om de risico’s te mitigeren vastgelegd. De beheersmaatregelen moeten een bijdrage leveren aan het ‘in control’ zijn en daarmee het fonds op een effectieve wijze in staat te stellen in te grijpen en te reageren op actuele ontwikkelingen evenals hierover verantwoording af te leggen aan de belanghebbenden.
Jaarverslag 2011
59
Pensioenfonds ING
Proces risicomanagement Het risicomanagementproces laat zich als volgt weergeven:
Figuur 20. Risicomanagementproces
7.
Het bewaken van de implementatie van de additionele beheermaatregelen en het monitoren en rapporteren over het risicoprofiel.
6.
Het ontwerpen en implementeren van additionele beheersmaatregelen en het monitoren voor de risico’s die niet worden geaccepteerd.
1.
Het opzetten van een risicoraamwerk.
2.
Het identificeren van de risico’s.
3.
Het schatten van de effectiviteit van de bestaande beheersmaatregelen, waardoor het resterende risico kan worden bepaald.
4. 5.
Het opstellen / actualiseren van het risicoprofiel.
60
Het relateren van de resterende risico’s aan de acceptatienormen (de zogeheten risicobereidheid) van het fonds.
Volgens deze stappen is wederom een analyse gemaakt van risico’s en zijn de (bestaande) beheersmaatregelen voor de volgende risicocategorieën geïdentificeerd:
1.6.2. Risicomanagement in 2011 Hierna wordt een aantal maatregelen beschreven die in 2011 heeft bijgedragen aan het risicomanagement van het fonds.
Financiële risicocategorieën:
Niet-financiële risicocategorieën:
• matching- en renterisico; • marktrisico; • kredietrisico; en • verzekeringstechnisch risico.
• omgevingsrisico; • operationeel risico; • uitbestedingsrisico; • IT-risico; • integriteitsrisico; en • juridisch risico.
Uitbreiding Bestuursbureau Het Bestuursbureau vormt een belangrijke schakel in het risico management bij de advisering van het Bestuur, het stellen van kaders en het houden van toezicht op de uitbestede werkzaamheden. In 2011 is binnen het Bestuursbureau een separate afdeling Riskmanagement & control ingericht, bestaande uit twee riskmanagers en twee business controllers onder leiding van een manager. De afdeling Riskmanagement & control is gericht op het monitoren van de financiële risico’s (beleggingsportefeuille, pensioenverplichtingen) en de niet-financiële risicocategorieën.
In paragraaf 2.8. is een gedetailleerde toelichting op de beheer sing van de risicocategorieën volgens het voorgeschreven standaardmodel opgenomen. Ten minste eenmaal per jaar inventariseert het Bestuur de risico’s die een bedreiging kunnen vormen voor het realiseren van de doelstellingen van het fonds en wordt de effectiviteit van de hieraan gerelateerde beheersmaatregelen beoordeeld. Voor eventuele nieuwe risico’s wordt beoordeeld of deze een mogelijke bedreiging vormen. Het Bestuur voert een assessment uit door de risico’s te relateren aan de acceptatienormen (de zogeheten risicobereidheid) van het fonds. Aan de risico’s worden scores toegekend die gebaseerd zijn op de kans dat het risico zich voordoet en de impact van het risico als het risico zich voordoet. Op basis van de toekende scores neemt het Bestuur beslissingen rond het al dan niet aanpassen van het risicoprofiel en het treffen van additionele beheersmaatregelen. Op kwartaalbasis ontvangt het Bestuur rapportages over de status en voortgang van de getroffen maatregelen en de effecten daarvan op de risico’s.
Jaarverslag 2011
Organisatie Risicomanagement In 2011 is het handboek risicomanagement opgesteld waarin de volgende deelterreinen van risicomanagement zijn uitgewerkt: • het handboek AO/IC waaronder zijn begrepen de beheersmaatregelen en controles; • het financial risk framework, inclusief normen en limieten financiële risico’s; • de risk appetite van het fonds; • het control framework, waaronder zijn opgenomen de normen om externe partijen te kunnen monitoren en toetsen; • de jaarlijkse risk assessment, dat naast de impact van risico’s ook een update van kansen bevat; en • de kwartaalrapportage ter monitoring van performance, voortgang en bijzonderheden. Het handboek AO/IC is in 2011 bij de herinrichting van het vermogens- en risicobeheer ingrijpend gewijzigd. Vastgelegd is hoe de processen bij het fonds worden uitgevoerd en hoe deze door het fonds worden gemonitord. De opzet van het risicomanagement is beoordeeld door een externe accountant en is voorzien van een positief oordeel. Het handboek stelt het Bestuur in staat verantwoording af te leggen over de opzet van het risicomanagement aan betrokkenen en toezichthouders. In samenhang met het
61
Pensioenfonds ING
handboek AO/IC is in 2011 ook een invulling gegeven aan financial risk framework om de financiële risico’s op de verschillende beleggingsniveaus te budgetteren en te beheersen. Het financial risk framework ondersteunt ook het risicobudgetteringsbeleid. Risk self assessment Bestuur In 2011 heeft wederom een risk self assessment plaatsgevonden. Onderdeel van de risk self assessment is de vaststelling van de risicobereidheid. Naar aanleiding van deze risk self assessment is besloten de risicobereidheid niet te wijzigen. Het risicoprofiel is geactualiseerd, mede aan de hand van de nieuw beschreven administratieve organisatie voor het vermogens- en de risicobeheer. Op deze manier heeft het Bestuur een overzicht van de mate waarin het fonds de verscheidene risico’s beheerst. Aan de hand van het actuele risicoprofiel is een plan van aanpak opgesteld tot invoering van additionele beheersmaatregelen in 2012. Gedurende het verslagjaar zijn de risico’s doorlopend gemonitord en per kwartaal wordt aan de Commissie Governance en Audit verslag uitgebracht over het actuele risicoprofiel en de getroffen maatregelen. Ook de Commissie Balansbeheer ontvangt periodiek de informatie over de risicoposities van het fonds. Beide Commissies beoordelen of het Bestuur geadviseerd moet worden tot het treffen van aanvullende maatregelen. Rentehedgeratio De adequate beheersing van het renterisico heeft ervoor gezorgd dat het fonds niet onder de kritische grenswaarden is gekomen en de dekkingsgraad berekend tegen de rentetermijnstructuur van 31 december 2011 boven de 110% is gebleven. Gedurende het jaar 2011 heeft de rentehedge ratio zich binnen een nauwe bandbreedte rond de 105% bewogen. De waarde van deze derivaten heeft wel een grote fluctuatie gekend. In de eerste maanden van 2011 is de waarde gedaald door de rentestijging. Omdat een te grote negatieve waarde niet gewenst is, is in april besloten een deel te verkopen en te vervangen door nieuwe interest rateswaps. In de tweede helft van 2011 is de waarde van de derivaten wederom sterk gestegen door de rentedaling. Nadat de waarde meer dan één miljard euro had bereikt, heeft het Bestuur besloten een deel te verkopen en de opbrengst te beleggen in de verschillende assetcategorieën van de portefeuille.
62
Continuïteitsanalyse In 2011 is een continuïteitsanalyse uitgevoerd om te beoordelen of het gevoerde prudente beleid inderdaad zal blijven leiden tot de gewenste solide financiële positie. Met de continuïteitsanalyse worden ontwikkelingen van de financiële situatie van het fonds over een langere termijn (15 jaar) tot uitdrukking gebracht. Op grond van deze analyse kan worden beoordeeld of de financiële risico’s op die langere termijn binnen de gedefinieerde risicotolerantiegrenzen blijven. Het Bestuur heeft op grond van de uitkomsten van deze analyse besloten om de assetmix op hoofdcategorieën en de overige strategische uitgangspunten van het beleggingsbeleid te handhaven. Voorgenomen beleid inzake risicobudgettering Om blijvend te voldoen aan de hoogste standaarden op het gebied van risicomanagement is het fonds in 2011 gestart met het ontwikkelen, opstellen en het testen van een voorgenomen risicobudgetteringsbeleid. In dit beleid wordt de strategische risiconorm van 1% vertaald naar een norm tracking error op portefeuilleniveau en naar aanvullende normen die de financiële risico’s verder mitigeren. Door de herinrichting van het vermogens- en risicobeheer met discre tionair beheerde mandaten kan een meer gerichte invulling worden gegeven aan de strategische risiconorm. Het risicobudgetteringsbeleid zal in 2012 verder worden uitgewerkt en getest. De voor- en nadelen zullen worden geanalyseerd ten opzichte van het bestaande beleid, waarin wordt gewerkt met normwegingen en bandbreedtes per assetcategorie. Hiervoor zal een risicotool worden ontwikkeld.
1.7 Bestuursverslag
Gebeurtenissen na balansdatum Toeslagverlening De verhogingen van de opgebouwde pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemers en de ingegane pensioenen van de Pensioengerechtigden zijn voorwaardelijk. Het fonds kan deze pensioenen alleen verhogen indien de Werkgever de daarvoor benodigde middelen ter beschikking stelt. Bij zwaarwegende redenen kan de Werkgever afzien van de financiering van de toeslagen. De Werkgever heeft in het verleden aangegeven op uiterst zorgvuldige wijze met deze bevoegdheid te zullen omgaan en deze alleen dan te zullen gebruiken indien er zwaarwegende redenen zijn. In februari 2012 heeft de Werkgever het fonds medegedeeld geen middelen beschikbaar te stellen voor de verhoging van de pensioenaanspraken per 1 januari 2012. Het betreft de verhoging van de pensioenen waarvoor de prijsinflatie als maatstaf dient (2,33% per 1 januari 2012). Het Bestuur is er niet van overtuigd dat de door de Werkgever genoemde omstandigheden zijn aan te merken als zwaarwegende redenen. Het Bestuur is van mening dat de Werkgever de middelen ter beschikking dient te stellen die het fonds nodig heeft om de pensioenen per 1 januari 2012 te verhogen. Er is dus sprake van een verschil van inzicht. Conform de afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst wordt een verschil van inzicht aan drie arbiters voorgelegd, die vervolgens een bindende uitspraak zullen doen. De middelen die voor de verhoging van de pensioenen per 1 januari 2012 benodigd zijn bedragen circa € 161 miljoen. De verhoging van de pensioenen per 1 januari van enig jaar wordt gebruikelijk in de jaarrekening van het voorafgaande verslagjaar verwerkt. Hoewel het Bestuur van mening is dat de Werkgever de middelen ter beschikking had moeten stellen, is deze toeslagverlening niet in de cijfers van de jaarrekening 2011 verwerkt. De reden hiervoor is dat de regelgeving en de aard van de voorwaardelijke toeslagverlening bij het fonds voor deze specifieke situatie geen ruimte biedt voor het opnemen van een voorziening voorwaardelijke toeslagverlening binnen de technische voorzieningen. Het Bestuur van het fonds stelt alles in het werk om op korte termijn duidelijkheid te krijgen zodat het de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden duidelijkheid kan verschaffen over de verhoging van hun pensioen. Scaping-procedure Na een eerste schriftelijke ronde oordeelde de rechter dat de procedure schriftelijk wordt voortgezet. Scaping reageerde in januari 2012 op de verweren van de Werkgever en het fonds. De Werkgever en het fonds hebben in het voorjaar van 2012, na een zitting, onafhankelijk
Jaarverslag 2011
63
Pensioenfonds ING
van elkaar, hierop schriftelijk gereageerd. Vervolgens zal de rechter in het derde kwartaal een uitspraak doen. Het Pensioenakkoord In april 2012 zijn in het Parlement aanvullende afspraken gemaakt met betrekking tot het aanpassen van het Pensioenakkoord. Deze afspraken zullen naar alle waarschijnlijkheid effect hebben op de door het fonds uitgevoerde regelingen. Benoemingen De heer mr. R. Prins is per 28 februari 2012 benoemd als bestuurslid waardoor de vacature in het Bestuur namens de Werkgever is vervuld. Ter versterking van de compliance functie heeft het Bestuur besloten met ingang van 2012 de opdracht voor de externe compliance functie aan KPMG Risk & Compliance te verstrekken. Amsterdam, 25 mei 2012
64
2
Jaarverslag 2011
JAARREKENING 2011
65
Pensioenfonds ING
2.1
Balans per 31 december 2011 (na bestemming saldo; bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening Activa 2011 Beleggingen voor risico Pensioenfonds Vastgoed
978.541
1.088.717
Aandelen
3.963.609
5.207.288
Vastrentende waarden
8.915.270
6.960.208
791.910
833.061
Overige beleggingen Derivaten
1.281.811
0
15.931.141
14.089.274
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen [2]
3.430
3.423
Vorderingen en overlopende activa
[3]
77.884
10.503
Liquide middelen
[4]
Totaal activa
66
2010
[1]
57.878
41.914
16.070.333
14.145.114
Passiva 2011
2010
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal
[5]
16
16
Overige reserves
[6]
1.689.006
1.599.136
Extra reserve
[7]
679.565
576.338
2.368.587
2.175.490
[8]
13.577.719
11.526.755
[9]
13.578
0
[10]
3.430
3.423
13.594.727
11.530.178
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds Overige technische voorzieningen Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Kortlopende schulden en overlopende passiva [11] Totaal passiva
107.019
439.446
16.070.333
14.145.114
[…] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarverslag 2011
67
Pensioenfonds ING
2.2
Staat van baten en lasten over 2011 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening
Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds
2011
2010
439.441
436.180
[12]
Directe beleggingsopbrengsten Directe vermogensbeheerkosten
-1.149
0
Indirecte beleggingsopbrengsten
1.738.787
1.295.032
2.177.079
1.731.212 343.585
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers
[13]
446.789
Saldo van overdrachten van rechten
[14]
-3.454
-7.318
Pensioenuitkeringen
[15]
-353.944
-336.206
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds
[16] -326.358
-263.282
Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-13.246
-13.488
-149.630
-135.076
356.186
339.089
531
1.099
-1.919.869
-1.087.750
2.153
8.459
-22.921
-108.904
-2.050.964
-1.259.853
Mutatie Overige technische voorzieningen
[17]
-13.578
0
Herverzekering
[18]
1.165
652
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
[19]
-10.230
-11.928
Overige baten en lasten
[20]
234
-4
193.097
460.140
Overige reserves
89.870
397.147
Extra reserve
103.227
62.993
193.097
460.140
Saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo van baten en lasten
[…] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
68
2.3
Kasstroomoverzicht over 2011 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening 2011
2010
394.868
385.177
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Uitkeringen uit herverzekering Overgenomen pensioenverplichtingen
649
548
16.407
13.409
215
226
412.139
399.360
Uitgekeerde pensioenen
-353.517
-335.866
Overgedragen pensioenverplichtingen
-20.094
-19.984
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-10.704
-11.798
-10
-4
-384.325
-367.652
Overige Uitgaven
Mutaties Vorderingen en overlopende activa en Kortlopende schulden en overlopende passiva
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen beleggingen
400.814
502.500
4.926.352
2.439.590
5.327.166
2.942.090
-5.337.867
-2.999.819
Uitgaven Aankopen beleggingen
-1.149
0
-5.339.016
-2.999.819
Mutatie Liquide middelen
15.964
-26.021
Saldo Liquide middelen 1 januari
41.914
67.935
Saldo Liquide middelen 31 december
57.878
41.914
Kosten van vermogensbeheer
Jaarverslag 2011
69
Pensioenfonds ING
2.4 Jaarrekening
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 2.4.1. Waardering en presentatie Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) Pensioenfonds ING heeft bij de samenstelling van het bestuursverslag, de jaarrekening en de overige gegevens Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast, in het bijzonder RJ610 ‘Pensioenfondsen’. Schattingswijziging Voor de berekening van de pensioenverplichtingen heeft DNB besloten de rekenrente te baseren op het driemaands gemiddelde over de periode van 1 oktober tot en met 31 december 2011. Dit heeft een effect op de resultaten en vermogensposities van het fonds. 2011
Voorziening voor pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
2010
Bij ongewijzigde vaststelling RTS
Bij gewijzigde vaststelling RTS
€ 14,1 miljard 113,2%
€ 13,6 miljard 117,4%
€ 11, 5 miljard 118,9%
2.4.2. Waardering Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien. De financiële gevolgen van een herziening worden verwerkt in de periode(n) waarop de herziening betrekking heeft.
70
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Jaarverslag 2011
Algemene grondslagen De activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna een andere grondslag wordt vermeld. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de middenkoersen per balansdatum. Alle baten en lasten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht, rekening houdend met de overlopende posten per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiend uit trans acties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koersen op transactiedatum. Waar nodig vindt waardevermindering plaats voor het risico van onvolwaardigheid van het actief. Beleggingen voor risico Pensioenfonds Alle beleggingen zijn voor risico van het fonds. De beleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Vaststelling van deze reële waarde vindt plaats op basis van de onderstaande uitgangspunten. De uit de waarderingsgrondslagen voortvloeiende gerealiseerde en ongerealiseerde waarderingsverschillen op beleggingen en op derivaten worden als indirecte beleggingsopbrengsten ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht. Vastgoed • Beursgenoteerd vastgoed Participaties in vastgoedbeleggingsfondsen met een beursnotering worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. • N iet-beursgenoteerd vastgoed Participaties in vastgoedbeleggingsfondsen die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode laatst bekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de opgaven van de betreffende fondsmanagers. Aandelen • Beursgenoteerde aandelen Beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. • Niet-beursgenoteerde aandelen Voor zover aandelen geen beursnotering kennen of indien de totstandkoming van de reële waarde door de markt niet representatief wordt geacht, vindt vaststelling door de vermogensbe-
71
Pensioenfonds ING
heerder plaats. Deze vaststelling wordt verricht met behulp van objectieve en recente marktinformatie, zodat deze een afspiegeling zijn van de reële waarde. • Beleggingsinstellingen in aandelen Participaties in beleggingsfondsen in aandelen met een beursnotering worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de opgaven van de desbetreffende fondsmanagers en zijn een afspiegeling van de reële waarde.
Hedgefondsen Hedgefondsen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de desbetreffende fondsmanagers en zijn een afspiegeling van de reële waarde.
Vastrentende waarden • Obligaties Beursgenoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. Voor zover obligaties geen beursnotering kennen of indien de koersvorming niet representatief wordt geacht, vindt vaststelling door de vermogensbeheerder plaats. Deze vaststelling wordt verricht met behulp van objectieve en recente marktinformatie en gebruikmakend van algemeen gangbare rekenmodellen. • Leningen op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Bepaling van de contante waarde vindt plaats met behulp van een relevante rentecurve, waarbij tevens rekening wordt gehouden met een kredietopslag, die afhankelijk is van de sector en creditrating van de uitgevende instelling en de looptijd van de lening. • Beleggingsinstellingen in vastrentende waarden Participaties in beleggingsfondsen in vastrentende waarden met een beursnotering worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers. Participaties in beleggings fondsen in vastrentende waarden die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de opgaven van de betreffende fondsmanagers.
Grondstoffen Beleggingen in grondstoffen, in de vorm van derivaten, worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers van de onderliggende index.
72
Private Equity Private Equity beleggingen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de betreffende fondsmanagers.
Derivaten Derivaten, die zijn afgesloten voor risicoafdekking en die deel uitmaken van de beleggingsportefeuille, zijn onder een aparte beleggingscategorie “Derivaten” gerubriceerd. De derivatenposities met een negatieve waardering zijn opgenomen onder de post Kortlopende schulden en overlopende passiva. • Rentederivaten De reële waarde van interest rate swaps is gebaseerd op de contante waarde van de verwachte kasstromen op basis van het rekenmodel van de vermogensbeheerder. • Valutaderivaten De reële waarde van valutatermijntransacties wordt bepaald op basis van de ultimo verslagperiode geldende marktnotering voor de resterende looptijd. Indien geen marktnotering beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van in de markt gangbare waarderingsmodellen. • Aandelenderivaten De reële waarde van aandelenderivaten wordt bepaald op basis van de ultimo verslagperiode geldende marktnotering. Indien geen marktnotering beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van contante waardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen.
Vorderingen en overlopende activa De vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde, onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Stichtingskapitaal en reserves Het Stichtingskapitaal en reserves bestaan uit het Stichtingskapitaal, de Overige reserves en de Extra reserve. • Overige reserves Aan de Overige reserves wordt het resultaat toegevoegd dat resteert na bestemming van het resultaat aan de Extra reserve. • Extra reserve De Extra reserve is een bestemde reserve voor het opvangen van algemene risico’s. Jaarlijks wordt aan de Extra reserve een dusdanig bedrag toegevoegd dat deze 5% van de Voorziening pensioenverplichtingen ‘eigen rekening’ en van de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling bedraagt. Technische voorzieningen De Technische voorzieningen en de vordering uit hoofde van herverzekering worden actuarieel bepaald op de contante waarde van de opgebouwde pensioenrechten respectievelijk herverzekerde pensioenrechten van de verzekerden met inachtneming van onder meer de volgende verzekeringstechnische grondslagen: • Interest: de rentetermijnstructuur ultimo 2011, zoals gepubliceerd door DNB; • Sterfte: AG-Prognosetafel 2010-2060, met een correctiefactor op de sterftekans van 70% voor mannen en 85% voor vrouwen. Voor ingegaan wezenpensioen wordt geen correctie op bovenstaande tafel gehanteerd; • Gehuwdheid: bij de vaststelling van de Voorziening voor partner pensioen wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequenties zoals opgenomen in de AG-tafel 1985-1990, verhoogd met 2,5% procentpunt, waar sprake is van recht op herschikking van ouderdoms- en
Jaarverslag 2011
partnerpensioen, wordt op de pensioendatum een partner frequentie van 100% verondersteld; • Nog niet ingegane wezenpensioen: een voorziening wordt gevormd ter grootte van 2% van de Voorziening voor het latent partnerpensioen voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers; • Uitkeringen: de uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld; • Leeftijden: de leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer, de Pensioengerechtigde, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld; • Leeftijdsverschil: het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw); en • Kosten: in de Voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 1,5% van de netto voorziening. De Voorziening pensioenverplichtingen omvat tevens de reservering voor het toekomstig arbeidsongeschiktheidsrisico. De voorziening hiervoor bedraagt tweemaal de in het boekjaar berekende risicopremie. De herverzekerde pensioenverplichtingen hebben betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen. Dit zijn uitsluitend premievrije of lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten. De waarde van de herverzekeringspolissen wordt berekend op dezelfde grondslagen als de Voorziening pensioenverplichtingen. Overige technische voorzieningen In de gehanteerde generatietafel behorende bij de AG-tafel 2010-2060 is rekening gehouden met de verwachte sterfteontwikkeling tot 2060. Vanwege het risico dat de overlevingskansen verder verbeteren dan waarmee in de actuariële grondslagen rekening is gehouden, wordt een Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling gevormd. Jaarlijks wordt aan deze Voorziening een bedrag toegevoegd ter grootte van 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen tot een maximum van 5% van de Voorziening pensioenverplichtingen. Kortlopende schulden en overlopende passiva De Kortlopende schulden en overlopende passiva worden opgenomen tegen nominale waarde. Alle Kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar.
73
Pensioenfonds ING
2.4.3. Resultaatbepaling Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds Onder de Directe beleggingsopbrengsten worden mede begrepen de verdiende interest en de dividenden op aandelen. De dividenden worden als opbrengst verantwoord op het tijdstip dat de koers van het betreffende aandeel ex-dividend noteert. Tot de Indirecte beleggingsopbrengsten behoren zowel de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde koers- en valutakoersresultaten van beleggingen. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend naar euro`s tegen de per balansdatum geldende contante wisselkoersen. De daarbij optredende waarderings verschillen worden in de Staat van baten en lasten verantwoord. Alle transacties in vreemde valuta worden verantwoord tegen de op de transactiedatum laatst bekende middenkoers. Aanen verkoopkosten van beleggingen worden opgenomen in de kostprijs respectievelijk in mindering gebracht op de verkoop opbrengst van de betreffende beleggingen. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers De bijdragen zijn berekend op basis van het financieringssysteem van koopsommen voor de jaarlijkse opbouw inclusief backservice, de AG tafel 2010-2060 met opslagen en de overige bij de toelichting op de Voorziening pensioenverplichtingen uiteengezette verzekeringstechnische grondslagen berekend tegen de actuele rentetermijnstructuur. In de bijdragen zijn tevens opslagen begrepen voor de jaarlijkse toevoegingen aan de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling, alsmede een solvabiliteitsopslag van ten minste 20%. Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds Onder de toelichting onder Technische voorzieningen zijn de grondslagen voor de Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen opgenomen.
74
2.4.4. Grondslagen voor de opstelling van de risico-informatie (RJ610) Het fonds belegt onder meer via beleggingsfondsen. De nadere risicoinformatie die uit hoofde van de regelgeving (RJ610) wordt gerepresenteerd, is daarom mede ontleend aan de onderliggende gegevens van die beleggingsfondsen. De beleggingen in die beleggingsfondsen zijn betrokken in de rubriceringen. Bij de indelingen naar de verschillende gezichtspunten zijn de overige activa en passiva van de beleggingsfondsen niet nader toe te wijzen. Deze overige activa en passiva zijn daarom als afzonderlijke categorie opgenomen.
2.4.5. Grondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst en aanwending van kasmiddelen. De kasstromen zijn gerubriceerd naar kasstroom uit pensioenactiviteiten, kasstroom uit beleggingsactiviteiten en overige mutaties. Bij het opstellen van het kasstroomoverzicht is de indirecte methode gehanteerd.
2.5 Jaarrekening
Toelichting op de balans per 31 december 2011 (bedragen in duizenden euro’s) Activa [1] Beleggingen voor risico Pensioenfonds Categorie
Stand ultimo 2010
Aankopen/ Verstrekkingen
Verkopen aflossingen
Gerealiseerde waarderings verschillen
Niet-gerealiseerde waarderingsverschillen
Stand ultimo 2011
Vastgoed Indirecte vastgoedbeleggingen Lopende interest
1.088.717
469.647
-617.100
-10.191
46.834
977.907
1.088.717
469.647
-617.100
-10.191
46.834
977.907
0
634
0
0
0
634
1.088.717
470.281
-617.100
-10.191
46.834
978.541
4.262.296
2.039.229
-2.699.971
-173.535
-93.487
3.334.532
944.992
22.532
-152.263
-35.025
-153.658
626.578
5.207.288
2.061.761
-2.852.234
-208.560
-247.145
3.961.110
Aandelen Aandelen (volgroeid) Aandelen (opkomend)
0
2.499
0
0
0
2.499
5.207.288
2.064.260
-2.852.234
-208.560
-247.145
3.963.609
Staatsobligaties
5.106.291
1.434.658
-698.934
1.574
716.448
6.560.037
Bedrijfsobligaties
1.098.547
355.000
-90.000
697
-36.377
1.327.867
553.150
271.500
-10.000
-89
-12.621
801.940
56.271
0
-4.432
0
-312
51.527
6.814.259
2.061.158
-803.366
2.182
667.138
8.741.371
Lopende interest Vastrentende waarden
Obligaties opkomende markten Leningen en hypotheken Lopende interest
145.948
34.218
-6.267
0
0
173.899
6.960.207
2.095.376
-809.633
2.182
667.138
8.915.270
Overige beleggingen Hedgefondsen
228.908
41.266
0
0
-4.378
265.796
Private Equity
141.438
88.783
-28.164
10.086
30.856
242.999
462.715
0
-140.000
-237.548
197.948
283.115
833.061
130.049
-168.164
-227.462
224.426
791.910
Valutaderivaten
-90.924
180.943
-113.396
-67.546
-3.910
-94.833
Rentederivaten
-251.975
417.646
-408.208
30.563
1.492.042
1.280.068
Aandelenderivaten
-82.384
41.788
-949
-24.175
65.935
215
0
3.323
-1.795
0
0
1.528
Commodities Derivaten
Lopende interest
Derivaten opgenomen onder Kort lopende schulden en overige passiva Totaal Beleggingen opgenomen onder de beleggingen voor risico Pensioenfonds
Jaarverslag 2011
-425.283
643.700
-524.348
-61.158
1.554.067
1.186.978
13.663.990
5.403.666
-4.971.479
-505.189
2.245.320
15.836.308
425.283
94.833
14.089.273
15.931.141
75
Pensioenfonds ING
De duratie van de portefeuille Vastrentende waarden per 31 december 2011 bedraagt 12,9 (31 december 2010: 11,2). De duratie van de portefeille Vastrentende waarden inclusief rentederivaten per 31 december 2011 bedraagt 29,5. Van het Totaal beleggingen voor risico Pensioenfonds is € 61,1 miljoen (2010: € 57,1 miljoen) direct, dan wel indirect belegd in de ondernemingen en aangesloten onder nemingen, waarvoor de pensioenrege lingen worden uitgevoerd. Met ingang van 2011 heeft het fonds een verbeterd inzicht in de beleggingsportefeuille en de onderliggende mutaties waardoor de post Lopende interest onder de vastgoeden aandelenbeleggingen afzonderlijk kan worden weergegeven. De Lopende interest heeft betrekking op voornamelijk de rente verrekeningen die plaatsvinden bij de uitvoering van transacties. Vanwege de in december 2011 uitgevoerde transitie van fondsen naar discretionaire mandaten is de post Lopende interest relatief hoog.
Tot de beleggingen in Vastgoed behoren onder meer de beleggingen van de verbonden partij Stichting Lion Real Estate Investments. In deze Stichting zijn beleggingen in vastgoedfondsen ondergebracht met een totale balanswaarde per 31 december 2011 van € 98,7 miljoen (2010: € 99,0 miljoen). In de presentatie van deze beleggingen heeft toepassing plaatsgevonden van het verslaggevings beginsel ‘look through’, waardoor consolidatie van verwaarloosbare betekenis is geworden. Onder Aankopen/ Verstrekkingen bij de Rentederivaten zijn de waarden begrepen die bij de afwikkelingen in de perioden maart, november en december 2011 zijn uitgevoerd. De Indirecte beleggingsopbrengsten (€ 1.738,8 miljoen) bestaan uit de Gereali seerde waarderingsverschillen en de Niet-gerealiseerde waarderingsverschillen alsmede koersverschillen op aange houden cashposities. De derivaten worden ingezet ten behoeve van het risicobeheer. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2011.
Derivatenposities per 31 december 2011 Type contract Valutaderivaten
Contractomvang
Actuele waarde activa Actuele waarde passiva
3.849.650
3.849.650
-3.944.483
Rentederivaten: Receiver swaps Payer swaps
7.115.200
1.473.962
0
2.987.350
0
-193.894
1.750.000
215
0
0
0
0
5.323.827
-4.138.377
Aandelenderivaten: Put opties (gekocht) Call opties (verkocht)
76
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten worden gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van deze waarderingsmethoden kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Beleggingen naar waarderingsmethode: Ultimo 2011
Directe marktnotering
Overige Afgeleide waarderingsmodellen en marktnotering -technieken
Totaal
Vastgoed
0
978.541
0
978.541
Aandelen
1.522.358
2.441.251
0
3.963.609
Vastrentende waarden
8.915.270
6.731.530
2.183.740
0
Overige beleggingen
0
791.910
0
791.910
Derivaten
0
0
1.186.978
1.186.978
8.253.888
6.395.441
1.186.978
15.836.308
Overige Afgeleide waarderingsmodellen en marktnotering -technieken
Totaal
Ultimo 2010
Directe marktnotering
Vastgoed
0
1.088.717
0
1.088.717
Aandelen
0
5.207.288
0
5.207.288 6.960.208
Vastrentende waarden
5.106.292
1.853.916
0
Overige beleggingen
0
833.061
0
833.061
Derivaten
0
0
-425.283
-425.283
5.106.292
8.982.982
-425.283
13.663.991
Onder directe marktnotering zijn ter beurze genoteerde beleggingen verantwoord. Onder de afgeleide marktnoteringen vallen de beleggingen in beleggingsfondsen, hedgefondsen, private equity en vastgoed. Onder de overige waarderingsmodellen en -technieken zijn de Derivaten verantwoord.
Jaarverslag 2011
77
Pensioenfonds ING
Gestelde zekerheden Securities Lending Per 31 december 2011 zijn geen beleggingen in bruikleen gegeven. In opdracht van het fonds zijn de lending activiteiten ultimo 2010 tijdelijk opgeschort en sindsdien slechts een korte periode hervat. Bij de uitoefening van securities lending activiteiten worden, conform het securities lending contract, door het fonds zekerheden in effecten ontvangen ter waarde van ten minste 105% van de waarde
[2]
van de in bruikleen gegeven vastrentende beleggingen (tegen de slotkoersen van de vorige beursdag). De totale opbrengst over 2011 bedraagt € 0,131 miljoen. Ultimo 2011 zijn geen effecten uitgeleend. Rentederivaten Ter zake van de rentederivaten bedroeg de waarde van de gestelde zekerheden (collateral) ultimo 2011 € 5 miljoen (2010 € 358 miljoen) vanwege de positieve waarderingen van de derivatenportefeuille ultimo 2011.
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2011
2010
3.430
3.423
Het Herverzekeringsdeel technische voorzieningen heeft betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen, die premievrij zijn of lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten betreffen. [3]
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op aangesloten ondernemingen Vordering op de werkgever
Debiteuren effecten Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen Banken Overige vorderingen Totaal vorderingen en overlopende activa
56.502
0
56.502
0
19.390
8.739
1.157
641
2
14
833
1.109
77.884
10.503
De vorderingen op de aangesloten ondernemingen blijven onder de wettelijke maxima. [4]
Liquide middelen Depotbanken
52.144
ING Bank N.V.
5.734
3.520
57.878
41.914
Totaal Liquide middelen
De Liquide middelen zijn vrij beschikbaar en onmiddellijk opeisbaar voor het fonds.
78
38.394
Passiva [5]
Stichtingskapitaal [6]
2011
2010
16
16
1.599.136
1.201.989
Stichtingskapitaal en reserves
Overige reserves Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar Stand per 31 december
89.870
397.147
1.689.006
1.599.136
De Saldobestemming boekjaar (€ 90 miljoen; 2010: € 397 miljoen) bestaat uit het Saldo van baten en lasten (€ 193 miljoen; 2010: € 460 miljoen) onder aftrek van de dotatie aan de Extra reserve (€ 103 miljoen; 2010: € 63 miljoen). [7]
Extra reserve Stand per 1 januari
576.338
Saldobestemming boekjaar
103.227
62.993
Stand per 31 december
679.565
576.338
Totaal eigen vermogen
2.368.587
2.175.490
Het Minimaal vereist eigen vermogen bedraagt Het Vereist eigen vermogen bedraagt Het Vereist vermogen bedraagt De dekkingsgraad bedraagt
513.345
565.816
4,2%
480.337
4,2%
1.592.592
11,7%
1.699.777
14,7%
111,7%
13.226.532
15.183.889
117,4%
114,7% 118,9%
Het totaal Eigen vermogen bedraagt € 2.369 miljoen. Het Minimaal vereist eigen vermogen voor het fonds bedraagt € 566 miljoen. Het fonds heeft gemeten naar deze normen geen dekkingstekort. De toetswaarde solvabiliteit zoals bepaald met behulp van het standaard model, zoals door DNB voorgeschreven, bedraagt € 1.593 miljoen. Het fonds heeft gemeten naar deze normen per 31 december 2011 geen reservetekort. De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico Pensioenfonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva) te delen door de som van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds en de Overige technische voorzieningen.
Jaarverslag 2011
79
Pensioenfonds ING
[8]
2011
2010
Stand per 1 januari
11.526.755
10.266.902
Pensioenopbouw
326.358
263.282
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds Het verloop van de voorziening is als volgt:
13.246
13.488
Rentetoevoeging
149.630
135.076
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
-356.186
-339.089
Toeslagen
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
-531
-1.099
1.919.869
1.087.750
-2.153
-8.459
731
108.904
13.577.719
11.526.755
De toename van de Voorziening pensioenverplichtingen is toegelicht onder de Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen, zoals opgenomen in de toelichting op de Staat van baten en lasten. De Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds is als volgt opgebouwd: Deelnemers
6.145.944
Gewezen Deelnemers
2.606.551
2.380.671
Pensioengerechtigden
4.804.057
4.167.588
Overige
[9]
4.959.230
21.167
19.266
13.577.719
11.526.755
Overige technische voorzieningen 0
0
Toevoeging voorziening toekomstige sterfteontwikkeling
13.578
11.528
Onttrekking voorziening toekomstige sterfteontwikkeling
0
-11.528
13.578
0
Stand per 1 januari
Stand per 31 december
Onder Overige technische voorzieningen is de Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling opgenomen. Door deze voorziening wordt rekening gehouden met het risico dat de overlevingskansen verder verbeteren dan waarmee in de actuariële grondslagen rekening is gehouden. De in 2011 opgebouwde Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling bedraagt € 13,6 miljoen.
80
[10]
2011
2010
3.423
3.777
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie Stand per 31 december
7
-354
3.430
3.423
Het Herverzekeringsdeel technische voorzieningen heeft betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen, die premievrij zijn of lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten. [11]
Kortlopende schulden en overlopende passiva 94.833
425.283
Belastingen en sociale premies
8.971
8.606
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
2.708
3.180
Derivaten
Vooruitontvangen bedragen volgend boekjaar Schuld aan de Werkgever Beleggingen Stand per 31 december
19
252
0
330
488
1.795
107.019
439.446
Alle Kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar. Beleggingen niet ter vrije beschikking Uit hoofde van interest rate swaps, waarvan het beheer door het fonds bij derden is belegd, zijn in de portefeuille obligaties aangemerkt om te kunnen dienen als onderpand indien de positie van de derivaten door de renteontwikkeling hiertoe aanleiding geeft. Beleggingen aangemerkt als beschikbaar voor onderpand Ultimo 2011
Looptijd
Coupon Rente
Nominaal
Waarde
Staatsobligatie Duitsland
2028
5,625%
59.475
85.067
Staatsobligatie Duitsland
2030
6.250%
85.700
132.483
Staatsobligatie Frankrijk
2032
5.750%
310.000
404.084
Staatsobligatie Duitsland
2037
4,000%
337.074
434.151
Staatsobligatie Frankrijk
2038
4,000%
496.830
528.120 € 1.583.905
Zoals onder Gestelde zekerheden is vermeld, bedroeg de waarde van de gestelde zekerheden ultimo 2011 € 5 miljoen.
Jaarverslag 2011
81
Pensioenfonds ING
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Door het fonds zijn, ultimo 2011, de navolgende verplichtingen aangegaan in de periode na 31 december 2011. 2011
2010
Vastgoed
145.000
161.406
Private Equity
516.410
195.732
661.410
357.138
Investerings- en stortingsverplichtingen
82
2.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening
2011 [12]
2010
Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten Vastgoed
41.162
16.173
Aandelen
85.647
64.225
291.386
289.329
Derivaten
13.521
68.771
Overige beleggingen
3.298
5.729
435.014
444.227
Vastrentende waarden
Subtotaal Rente rekening courant Werkgever Interest banken Interest uit waardeoverdrachten Overige Totaal directe beleggingsopbrengsten Directe vermogensbeheerkosten
4.668
0
50
6
-3
-226
-288
-7.827
439.441
436.180
-1.149
0
Indirecte beleggingsopbrengsten Vastgoed
36.643
69.906
Aandelen
-455.705
804.193
Vastrentende waarden Derivaten
356.315 -119.344
-4.380
183.962
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
1.738.787
1.295.032
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds
2.177.079
1.731.212
Overige
Jaarverslag 2011
669.320 1.492.909
83
Pensioenfonds ING
[13]
2011
2010
405.641
311.704
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Pensioenpremie werkgevers Toeslagen Pensioenpremie werknemers
0
0
30.272
30.661
435.913
342.365
Pensioenpremie m.b.t. voorgaande boekjaren
8.410
-484
Bijdrage FVP regeling
2.466
1.704
446.789
343.585
Kostendekkende premie
399.704
315.912
Feitelijke premie voor het boekjaar
435.913
342.365
Actuarieel benodigd
339.671
264.415
Solvabiliteitsopslag
49.569
39.844
Vrijval van resp. opslag voor uitvoeringskosten
10.037
10.826
427
827
399.704
315.912
De Kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
Op grond van de bovenstaande analyse kan worden vastgesteld dat in 2011 de Feitelijke premie (€ 436 miljoen) voor het boekjaar 9,1% hoger is dan de Kostendekkende premie (€ 400 miljoen). Dit verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door de opslag voor de Voorziening toekomstige sterfte ontwikkeling (€ 13 miljoen) en een verschil in Solvabiliteitsopslag (€ 20 miljoen).
84
2011 [14]
[15]
2010
Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
16.640
14.026
Overgedragen pensioenverplichtingen
-20.094
-21.344
-3.454
-7.318
Pensioenuitkeringen Pensioenen: -287.979
-274.375
Partnerpensioen
-52.067
-50.504
Wezenpensioen
-1.096
-1.076
Ouderdomspensioen
Arbeidsongeschiktheidspensioen Subtotaal
-114
-1.161
-341.256
-327.116
Andere uitkeringen Afkoopsommen
-3.783
-336
Overige uitkeringen
-8.905
-8.754
-12.688
-9.090
-353.944
-336.206
Subtotaal Totaal pensioenuitkeringen
De post Overige uitkeringen bestaat voornamelijk uit het vakantiegeld van de Deelnemers in de gesloten ING regelingen “Reglement Pensioenregeling ING Groep (1995)”. [16]
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds Pensioenopbouw Toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen
Jaarverslag 2011
-326.358
-263.282
-13.246
-13.488
-149.630
-135.076
356.186
339.089
531
1.099
-1.919.869
-1.087.750
2.153
8.459
-731
-108.904
-2.050.964
-1.259.853
85
Pensioenfonds ING
Pensioenopbouw Onder dit bedrag is opgenomen de aangroei van de Voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de pensioenopbouw van de Deelnemers gedurende het boekjaar en de voorziening (€ 38 miljoen) die is getroffen voor de eenmalige uitkering bij overlijden na pensioendatum.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Als gevolg van de onttrekking ten behoeve van de pensioenuitkeringen neemt de Voorziening pensioenverplichtingen af met een bedrag van € 356 miljoen. Het verschil met de feitelijke pensioenuitkeringen is als afzonderlijk resultaat in de Actuariële analyse van het resultaat verantwoord.
Toeslagen De verantwoorde kosten voor toeslagen betreffen de onvoorwaardelijke indexaties van pensioentoezeggingen van Deel nemers. Voor Pensioengerechtigden zijn de indexaties voorwaardelijk. Deze hebben in 2011 en per 1 januari 2012 geen doorgang gevonden.
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks vindt een vrijval plaats van de in de voorziening begrepen pensioenuitvoeringskosten ter dekking van de werkelijke uitvoeringskosten. In de premiebijdragen is een opslag begrepen voor de pensioenuitvoeringskosten. Per saldo vond er een vrijval plaats.
Rentetoevoeging De rentetoevoeging aan de Voorziening pensioenverplichtingen is, volgens de regelgeving Financieel ToetsingsKader (FTK), gebaseerd op de 1-jaars rente uit de rentetermijnstructuur. Voor 2011 is 1,3% toegepast (2010: 1,3%).
Wijziging marktrente Het fonds heeft de rentetermijnstructuur, zoals deze ultimo 2011 is gepubliceerd door DNB, gehanteerd. De gewogen gemiddelde rente (op basis van de rentetermijnstructuur) waartegen de Voorziening pensioenverplichtingen is berekend, bedraagt 2,75% (2010: 3,45%). Door de wijziging in de rentetermijn-
[17]
Mutatie Overige technische voorzieningen
structuur gedurende 2011 is de Voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2011 toegenomen met € 1.920 miljoen (2010: toename € 1.088 miljoen). Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Als gevolg van de overdracht van pensioenaanspraken nam de Voorziening pensioenverplichtingen per saldo af met een bedrag van € 2 miljoen (2010: afname € 8 miljoen). Het verschil met het saldo overdrachten van pensioenaanspraken is als afzonderlijk resultaat in de Actuariële analyse van het resultaat verantwoord. Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen Het onder overige mutaties verantwoorde bedrag wordt voornamelijk veroorzaakt door de actuariële resultaten op sterfte, arbeidsongeschiktheid en mutaties, de toeslagverlening en de wijziging van de actuariële grondslagen, die gebruikt worden bij het berekenen van de Voorziening pensioenverplichtingen.
2011
2010
-13.578
0
Jaarlijks wordt aan deze voorziening een bedrag toegevoegd ter grootte van 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen tot een maximum van 5% van de Voorziening pensioen verplichtingen. De in 2010 opgebouwde Voorziening toekomstige sterfteontwikkeling is vrijgevallen ter financiering van de omrekening naar de AG-tafel 2010-2060. De mutatie was hierdoor nihil. In 2011 is wel 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen toegevoegd.
86
2011 [18]
1.165
652
1.165
652
Administratie
-5.175
-8.480
Andere adviesdiensten
-1.249
-592
Overige kosten
-1.034
-239
Uitkeringen uit herverzekering [19]
2010
Herverzekering
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Interim ondersteuning
-922
-710
Contributies en bijdragen
-592
-736
Actuaris advies
-430
-405
Governance en Organisatie
-258
-194
Voorlichting en publicatie
-250
-368
Kosten accountant
-155
-114
ICT-diensten
-108
-46
-57
-44
-10.230
-11.928
Actuaris certificering Totaal Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
Onder de administratiekosten waren in 2010 ook de kosten van het project ter verbetering van de verzekerdenadministratie (€ 3,49 miljoen) opgenomen. Onder overige kosten zijn begrepen de kosten voor de herinrichting van het vermogens- en risicobeheer en de operationele kosten voor de afkoop van kleine pensioenen. De kosten accountant bestaan uit de kosten voor de controle op de jaarrekening (€ 0,113 miljoen) en advieskosten (€ 0,042 miljoen). [20]
Overige baten en lasten
234
-4
Bezoldiging leden Bestuur, Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan Pensioengerechtigde leden van het Bestuur, Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan hebben een vaste kostenvergoeding en een vergoeding voor gemaakte reiskosten ontvangen van in totaal € 0,047 miljoen (2010: € 0,031 miljoen). De overige leden hebben voor hun werkzaamheden in 2011 geen bezoldiging ontvangen. Personeel Gedurende het boekjaar 2011 had het fonds geen personeelsleden in dienst. De medewerkers van het Bestuursbureau zijn in dienst van de Werkgever.
Jaarverslag 2011
87
Pensioenfonds ING
2.7
Actuariële analyse (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening
2011
2010
Actuariële analyse Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Premies Waardeoverdrachten
1.919.869
-1.087.750
-2.027.449
1.596.136
79.775
54.462
-1.301
1.141
49
10
3.407
3.535
Kanssystemen
15.889
3.728
Reguliere mutaties
-2.097
385
1.393
-190
Kosten Uitkeringen
Toeslagverlening Overige oorzaken
-11.598
-111.317
193.097
460.140
Beleggingsopbrengsten De Beleggingsopbrengsten betreffen de Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds onder aftrek van de Rentetoevoeging, zoals vermeld onder Mutatie Voorziening pensioen verplichtingen voor risico Pensioenfonds. Premies Het actuarieel resultaat op premies wordt voornamelijk verklaard door de in rekening gebrachte Solvabiliteitsopslag (€ 69,632 miljoen) en de in 2011 ontvangen premie-afrekening over voorgaande jaren van € 8,41 miljoen. Kanssystemen Dit resultaat betreft de actuariële resultaten op sterfte en arbeidsongeschiktheid. Overige oorzaken Het onder Overige verantwoorde bedrag bestaat voornamelijk uit de lasten uit hoofde van het treffen van een voorziening voor nog niet ingegane wezenpensioenen (€ -19,224 miljoen) en het vrijvallen van de voorziening partnerpensioen als gevolg van een schoningsactie (€ 7,556 miljoen). Ultimo 2011 bedraagt het Minimaal vereist vermogen 104,2% en het Vereiste vermogen 111,7%. De aanwezige dekkingsgraad is 117,4%, zodat geconstateerd kan worden dat er ultimo 2011 geen sprake is van een reservetekort.
88
2.8 Jaarrekening
Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro’s) Risicomanagement De risicomanagement-visie en het proces zijn in paragraaf 1.8. beschreven. In deze paragraaf worden de risico’s beschreven evenals de beheersingsmaatregelen die het fonds in verband daarmee getroffen heeft. Op maandelijkse basis wordt door middel van het risicodashboard en de nieuw ingevoerde risicorapportage inzicht gegeven welke financiële risico’s van invloed zijn op de dekkingsgraad van het fonds en in welke mate de maatregelen die het Bestuur heeft getroffen om de risico’s te verminderen daadwerkelijk effect sorteren. Daarnaast rapporteert het Bestuursbureau op kwartaalbasis integraal over de in dit hoofdstuk benoemde risico’s. Hiermee wordt bereikt dat het Bestuur de risico’s kan monitoren en indien nodig kan bijsturen. In de hierna opgenomen specificaties is voor zover het beleggingsfondsen betreft het verslaggevingsbeginsel ‘look through’ toegepast. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financiële risico voor het fonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezig Eigen vermogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezig Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Jaarlijks vindt toetsing van het Vereist eigen vermogen plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren worden benoemd onder de noemers S1 tot en met S6. Hierbij wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën: S1 Renterisico
2010 92.197
1.419.854
1.577.520
S3 Valutarisico
416.352
323.216
S4 Grondstoffenrisico
90.826
119.063
S5 Kredietrisico
164.917
62.814
S6 Verzekeringstechnisch risico
415.287
352.330
S2 Zakelijke waardenrisico
Diversificatie-effect
-1.006.652
-827.363
Vereist eigen vermogen
1.592.592
1.699.777
Dekkingsgraad
117,4%
118,9%
Minimaal vereist vermogen
104,2%
104,2%
111,7%
114,7%
Vereist vermogen
Jaarverslag 2011
2011 92.008
89
Pensioenfonds ING
De dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het fonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het fonds, afgenomen van 118,9% (2010) tot 117,4% (2011). 2011
2010
0,7%
0,8%
10,4%
13,7%
S3 Valutarisico
3,1%
2,8%
S4 Grondstoffenrisico
0,7%
1,0%
S5 Kredietrisico
1,2%
0,5%
S1 Renterisico S2 Zakelijke waardenrisico
3,1%
3,1%
-7,5%
-7,2%
Vereist eigen vermogen
11,7%
14,7%
Aanwezig vermogen
17,4%
18,9%
5,7%
4,1%
S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect
Surplus
Matchingrisico Onder het matchingrisico wordt verstaan het risico van het niet volledig gematched zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel van inkomsten en uitgaven. Hierna worden deze risico’s verder beschreven. Het mismatchrisico bestaat door de verschillen in de rentetypische karakteristieken van de activa en de passiva en door de verschillen tussen de curve van renten op staatsobligaties (staatscurve) en de interbancaire swapcurve. Deze verschillen beïnvloeden de waardering van staatsobligaties (tegen de staatscurve) ten opzichte van de pensioenverplichtingen (tegen de interbancaire swapcurve). Renterisico Het fonds kent een langere looptijd voor pensioenverplichtingen dan voor de looptijd van de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het renterisico van de verplichtingen wordt afgedekt met de portefeuille vastrentende waarden en interest rate swaps. De rente-afdekking wordt gestuurd op 105% van de Technische voorzieningen met daaromheen een bandbreedte. Indien de dekkingsgraad zich buiten die bandbreedte bevindt dan zal worden geherbalanceerd naar 105%. De bandbreedte bedraagt 1% bij een dekkingsgraad onder 120% en 2% bij een dekkingsgraad boven 120%.
90
Het renterisico wordt uitgedrukt in basis point value (bpv): de waardeverandering van een balanspost bij een stijging van de rente met 0.01%-punt (1 basis point). Per 31 december 2011 was de situatie als volgt:
Balanspost
Duratie
2011
2010
Rentegevoeligheid (bpv in miljoen euro)
Duratie
Rentegevoeligheid (bpv in miljoen euro)
A. Technische voorzieningen
19,7
-19,7
18,6
-18,7
B. Swaps
13,7
-12,6
13,3
-12,9
C. Vastrentende waarden
12,9
-7,9
11,1
Rente-afdekking = (B+C) / A
104,4%
-6,7 104,8%
De rente-afdekking bedraagt 104,4% en ligt onder de gestelde interne norm van 105%, maar binnen de bandbreedte van 104-106%. Valutarisico Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verandert als gevolg van verandering van de valutakoersen. De belangrijkste valutarisico’s in de internationaal gespreide portefeuilles zijn afgedekt naar de euro. Dit betreft de posities in de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen, de Zwitserse franc en de Canadese en Australische dollar. De valutarisico’s in de aandelenportefeuilles in de opkomende landen zijn niet afgedekt. Bij de keuze voor de beleggingen in deze landen vormt de valutapositie een integraal onderdeel van de beleggingsbeslissingen binnen deze portefeuilles. Binnen de beleggingen in fondsen zijn de valutarisico’s van de vastrentende portefeuille in opkomende landen afgedekt. De monitoring vindt plaats door middel van maandrapportages en het risicodashboard.
Jaarverslag 2011
91
Pensioenfonds ING
Voor de totale beleggingsportefeuille is het valutarisico aan de hand van marktwaarden als volgt te specificeren: 2011 Totaal voor afdekking
2010
Valutaafdekking
Totaal na afdekking
Totaal na afdekking
Euro
11.214.002
2.338.279
13.552.281
11.842.207
Amerikaanse dollar
2.465.360
-1.223.848
1.241.512
204.471
Britse pond
327.113
-315.229
11.884
42.558
Japanse yen
376.316
-379.388
-3.072
4.537
Zwitserse frank
213.664
-208.628
5.036
10.342
Australische dollar
222.412
-218.519
3.893
-8.756
89.274
-87.500
1.774
-11.097
1.023.000
0
1.023.000
1.579.728
15.931.141
-94.833
15.836.308
13.663.990
Canadese dollar Overige valuta’s en Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
Een daling van de vreemde valuta’s ten opzichte van de euro met 20% leidt, na valuta-afdekking, tot een verslechtering van het resultaat en het Eigen vermogen met € 457 miljoen (3,4%). Liquiditeitsrisico Het aanhouden van derivatenposities brengt voor het fonds liquiditeitsrisico met zich mee. Het fonds neemt een langetermijnpositie in rentederivaten in, waarmee het fonds zich op korte termijn blootstelt aan liquiditeitsrisico verband houdend met een mogelijke toename van de variabele rente. Aangezien de variabele rente een halfjaar voorafgaand aan het moment van betaling wordt vastgesteld, bieden deze derivatencontracten voldoende mogelijkheden om de veranderingen in de liquiditeitspositie van het fonds te monitoren en daarop bij te sturen. Het fonds neemt een kortetermijnpositie in valutaderivaten in, waarmee het fonds zich blootstelt aan liquiditeitsrisico verband houdend met stijging van de valutakoersen. Het fonds kan onder bepaalde omstandigheden een kortetermijnpositie in aandelenderivaten innemen, om zich op korte termijn te beschermen tegen daling van de aandelenkoersen. Indien en voorzover het fonds de beschermingscontructie geheel of gedeeltelijk financiert door call opties te schrijven, stelt het fonds zich bloot aan liquiditeitsrisico als gevolg van waardeverandering van de onderliggende stukken als gevolg van stijging van de aandelenkoersen. Het fonds beheerst het liquiditeitsrisico door een zorgvuldige cashflowplanning en het aanhouden van een substantieel gedeelte van het vermogen in liquide staatsleningen die,
92
indien nodig, kunnen worden verkocht om aan liquiditeitsvereisten te voldoen. Indien de liquiditeitsvereisten hierdoor niet zijn gedekt, zal het fonds een bankfaciliteit aangaan. Marktrisico Het fonds staat bloot aan marktrisico in de vorm van mogelijke daling van de marktwaarde van de beleggingen in aandelen en vastrentende waarden. Het marktrisico ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden betreft met name het renterisico en het kredietrisico. Het fonds beheerst het marktrisico ten aanzien van beleggingen in aandelen door middel van aandelenderivaten. Een daling van de aandelen in ontwikkelde markten en het indirect vastgoed van 25% leidt, rekening houdend met de afdekking van de aandelen, tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 913 miljoen (6,7%). Een daling van de aandelen in opkomende markten met 35% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 257 miljoen (1,9%). Een daling van de niet-beursgenoteerde aandelen (private equity en hedgefondsen) met 30% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 152 miljoen (1,1%). Concentratierisico Onder concentratierisico wordt verstaan het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de portefeuille. Het fonds monitort dit risico op kwartaalbasis, waarbij expliciete aandacht is voor de exposure op ING Groep. Gedurende 2011 heeft het fonds geen beleggingen gehad in staatsobligaties uitgegeven door de overheden van Ierland Griekenland, Italië, Spanje en Portugal. In de onderstaande tabel is de verdeling van de vastgoedportefeuille naar sectoren weergegeven. 2011
2010
Vastgoed Verdeling Vastgoed per sector: Winkels
136.490
13,9%
211.146
19,4%
Kantoren
88.562
9,1%
109.855
10,1%
Woningen
50.933
5,2%
87.565
8,0%
109.901
11,2%
94.076
8,6%
Industrieel vastgoed Gemengd
592.655
60,6%
586.075
53,9%
978.541
100,0%
1.088.717
100,0%
De indeling naar sectoren is gebaseerd op het karakter van de respectievelijke vastgoedbeleggingsfondsen, zoals dat is geformuleerd in de daartoe strekkende prospectussen.
Jaarverslag 2011
93
Pensioenfonds ING
2011
2010
Verdeling Vastgoed per regio: 358.113
36,7%
376.363
34,6%
322.800
33,0%
369.637
34,0%
Azië
125.736
12,8%
153.429
14,1%
Oceanië
168.585
17,2%
148.686
13,7%
Midden- en Zuid-Amerika
1.427
0,1%
17.788
1,6%
Afrika
1.246
0,1%
13.489
1,2%
634
0,1%
9.325
0,8%
978.541
100,0%
1.088.717
100,0%
Europa Noord-Amerika
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
Tot de Overige activa en passiva worden gerekend de niet direct als beleggingen aan te merken posten in de balansen van de beleggingsfondsen. Gegeven de balansverhoudingen kunnen hier negatieve saldi optreden (overige passiva zijn dan groter dan de overige activa). De indeling naar regio is gebaseerd op het karakter van de respectievelijke vastgoedbeleggingsfondsen, zoals dat is geformuleerd in de daartoe strekkende prospectussen. Aandelen Verdeling Aandelen per categorie: 3.352.043
84,6%
4.212.058
80,9%
585.813
14,8%
838.396
16,1%
0
0,0%
68.635
1,3%
25.753
0,6%
88.199
1,7%
3.963.609
100,0%
5.207.288
100,0%
Europa
1.758.389
44,4%
1.354.639
26,0%
Noord-Amerika
1.035.696
26,1%
2.078.044
39,9%
Mature markets Emerging markets Overige Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen Verdeling Aandelen per regio:
849.099
21,4%
1.072.300
20,6%
Oceanië
191.092
4,8%
479.413
9,2%
Midden- en Zuid-Amerika
56.447
1,4%
59.937
1,2%
Afrika
47.133
1,2%
74.756
1,4%
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
25.753
0,7%
88.199
1,7%
3.963.609
100,0%
5.207.288
100,0%
Azië
De indeling naar categorie en regio is gebaseerd op beschikbare informatie van de beheerder van de beleggingsfondsen waarin rechtstreeks dan wel middellijk wordt geparticipeerd.
94
2011
2010
Verdeling Aandelen per sector: Financiële instellingen
637.100
16,1%
1.037.568
19,9%
Informatietechnologie
410.114
10,3%
634.175
12,2%
Niet-cyclische consumentengoederen
526.717
13,3%
494.911
9,5%
401.693
10,1%
520.072
10,0%
Cyclische consumentengoederen
402.349
10,2%
524.921
10,1%
Industriële ondernemingen
290.994
7,3%
471.632
9,1%
Farmacie
407.408
10,3%
325.733
6,3%
Basisindustrieën
268.176
6,8%
450.420
8,6%
Telecommunicatie
266.858
6,7%
214.401
4,1%
Nutsbedrijven
248.713
6,3%
161.769
3,1%
Overige
18.702
0,5%
283.486
5,4%
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
84.785
2,1%
88.200
1,7%
3.963.609
100,0%
5.207.288
100,0%
Energie
De indeling naar sector is gebaseerd op beschikbare informatie van de beheerder van de beleggingsfondsen waarin rechtstreeks dan wel middellijk wordt geparticipeerd. Verdeling Private Equity per regio: Noord-Amerika Europa Azië
Jaarverslag 2011
140.842
58,0%
70.860
50,1%
81.364
33,5%
52.049
36,8%
20.794
8,5%
18.529
13,1%
243.000
100,0%
141.438
100,0%
95
Pensioenfonds ING
2011
2010
Grote posten Onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Onroerende zaken QIC Property Fund
78.934
8,1%
Morgan Stanley Prime Property Fund
74.579
7,6%
ING (U.S.) Funding LLC
55.206
5,6%
Goodman Hong Kong Logistics Fund
51.876
5,3%
1.814.672
45,8%
400.839
10,1%
Aandelen van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Aandelen INI Global Equity Fonds INI Emerging Markets Equity Fonds Vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Vastrentende waarden Staatsobligaties Nederland
3.195.302
35,8%
Staatsobligaties Duitsland
1.816.751
20,4%
Staatsobligaties Frankrijk
1.626.015
18,2%
117.702
14,9%
Overige beleggingen van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Overige beleggingen Sail Multi-strategies Fund, (SICAV Topaz)
Kredietrisico Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat een tegenpartij betalingsverplichtingen niet nakomt. Het kredietrisico van de beleggingen wordt op kwartaalbasis gemonitord door de externe vermogensbeheerders binnen door het fonds gestelde randvoorwaarden. Bij de aanstelling van vermogensbeheerders worden in het mandaat afspraken gemaakt over het kredietrisico dat het fonds wenst te lopen. De hierna volgende ratings zijn afkomstig van Standard & Poors. Indien een rating niet door Standard & Poors is afgegeven, is de rating van Fitch overgenomen. Verdeling Vastrentende waarden per risicocategorie: 6.661.972
74,7%
4.957.901
AA
121.414
1,4%
467.614
6,7%
A
626.141
7,0%
471.790
6,8%
BBB
409.687
4,6%
329.043
4,7%
Lager dan BBB
392.660
4,4%
335.706
4,8%
AAA
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
96
71,2%
703.396
7,9%
398.154
5,8%
8.915.270
100,0%
6.960.208
100,0%
2011
2010
Verdeling Vastrentende waarden naar looptijd: Resterende looptijd < 6 maanden Resterende looptijd 6 maanden - 1 jaar
381.471
4,3%
253.824
3,6%
47.232
0,5%
41.093
0,6%
904.213
10,1%
963.792
13,8%
7.408.455
83,1%
5.577.180
80,1%
173.899
2,0%
124.319
1,9%
8.915.270
100,0%
6.960.208
100,0%
2011
< 1 jaar
1 jaar < 5 jaar
> 5 jaar
Totaal
AAA
3.146
305.831
6.352.995
6.661.972
Resterende looptijd 1 jaar - 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
AA
16.472
47.686
57.256
121.414
A
93.866
188.651
343.624
626.141
BBB
39.679
163.870
206.138
409.687
1.829
71.524
319.307
392.660
273.711
126.651
129.135
529.497
428.703
904.213
7.408.455
8.915.270
2010
< 1 jaar
1 jaar < 5 jaar
> 5 jaar
Totaal
AAA
2.846
305.689
4.649.366
4.957.901 467.614
Lager dan BBB Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
173.899
Overige
AA
6.581
198.717
262.316
A
25.167
242.602
204.021
471.790
BBB
24.305
115.340
189.398
329.043
1.812
83.689
250.205
335.706
234.206
17.755
21.874
273.835
294.917
963.792
5.577.180
6.960.208
Lager dan BBB Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen Overige
124.319
Een stijging van de credit spread met 40% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 144 miljoen (1,1%).
Jaarverslag 2011
97
Pensioenfonds ING
Verzekeringstechnisch risico De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn het langlevenrisico, het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico vormt voor het fonds het grootste verzekeringstechnische risico. Onder langlevenrisico wordt verstaan het risico dat verzekerden gemiddeld genomen langer blijven leven dan werd aangenomen bij de waardering van de Technische voorzieningen. De Technische voorzieningen bieden in dat geval onvoldoende dekking voor de toekomstige pensioenuitkeringen. Door gebruik te maken van de meest recente sterftetafels van het Actuarieel Genootschap is met de voorzienbare trend in overlevingskansen reeds rekening gehouden bij het bepalen van de Technische voorzieningen. Kortlevenrisico is het risico dat Deelnemers eerder overlijden dan bij de waardering van de Technische voorzieningen werd aangenomen. Dit risico doet zich voor bij pensioenvormen die uitkeringen bij overlijden kennen, zoals nabestaandenpensioenen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Vanwege het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een IBNR-voorziening (Incurred But Not Reported) getroffen, die gelijkgesteld is aan tweemaal de in het boekjaar berekende risicopremie. Jaarlijks worden de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames beoordeeld, mede aan de hand van een actuariële analyse. Daarnaast worden tot het verzeke-
98
ringstechnische risico gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende Technische voorzieningen. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden (waaronder begrepen de sponsor), reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (ondernemings)pensioenfondsen opereren. Een van de belangrijkste risico’s in dit kader vormt het sponsorrisico, het risico dat de Werkgever wegvalt als sponsor, of niet meer kan voldoen aan zijn (toekomstige) verplichtingen. Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering bij het Bestuursbureau en de andere organen van het fonds. Het fonds beheerst het operationele risico door een intern beheersingssysteem waarin risico’s en beheersmaatregelen zijn geïdentificeerd en periodiek
worden getoetst, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risco dat de kwaliteit van aan derden uitbestede werkzaamheden niet voldoet aan de eisen van het fonds of de continuïteit niet waargeborgd is. Het fonds heeft de werkzaamheden betreffende het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Om te waarborgen dat het fonds zekerheid heeft dat deze partijen de risico’s uit hoofde van de uitbestede activiteiten in voldoende mate beheersen, zijn met alle partijen overeenkomsten en/of Service Level Agreements aangegaan. In de overeenkomsten is onder meer geregeld dat de externe partijen periodiek rapporteren over de werkzaamheden ten behoeve van het fonds. Andere belangrijke rapporten voor het fonds zijn de zogenaamde ISAE3402 type-II rapporten. Deze rapportages beschrijven een groot aantal processen bij de externe partijen en de wijze waarop deze processen worden beheerst. Een ISAE3402 type-II rapportage is voorzien van een assurance rapport van een onafhankelijke externe accountant. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van leden van het Bestuur, medewerkers van het Bestuursbureau en leden van de andere organen van het fonds. Hiertoe heeft het fonds functiescheidingen aangebracht en
Jaarverslag 2011
wordt het vier-ogenprincipe toegepast. Voorts kent het fonds een Gedragscode die van toepassing is op de aan het fonds verbonden personen. De verbonden personen dienen op basis van de in de Gedragscode opgenomen voorschriften te rapporteren aan de extern benoemde Compliance Officer. De Compliance Officer rapporteert zijn bevindingen op kwartaalbasis aan het Bestuur. Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechtspositie van het fonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar zijn. Ter beheersing van de compliance risico’s heeft de externe Compliance Officer de relevante juridische risico’s geïdentificeerd en de beheersing hiervan in de vorm van een compliance chart vastgelegd. De Compliance Officer legt hierover op kwartaalbasis verantwoording af aan het Bestuur. Daarnaast beschikt het fonds over juridische expertise en betrekt deze bij het opstellen van contracten, reglementen en omvangrijke transacties. Voor complexe zaken wordt tevens advies ingewonnen bij gespecialiseerde externe juristen. Het fonds volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie en governance van het beleggings- en risicobeheersings proces nauwlettend en toetst de eigen organisatie en governance aan best practices in de markt.
99
‘Ik wil nu maar ook later optimaal leven. De solide koers van het fonds spreekt mij daarom aan’ Jessie Henkes
3 3.1 Overige gegevens
3.2 Overige gegevens
OVERIGE GEGEVENS Gebeurtenissen na balansdatum De gebeurtenissen na balansdatum zijn in paragraaf 1.7. toegelicht. De onderwerpen betreffen de mededeling van de Werkgever geen middelen beschikbaar te stellen voor de voorwaardelijke verhoging van pensioenaanspraken per 1 januari 2012, het vervolg op de Scaping-procedure, ontwikkelingen rond het Pensioenakkoord en de benoeming van de heer R. Prins tot bestuurslid namens de Werkgever en de aanstelling van de nieuwe Compliance Officer.
Overeenkomsten Uitvoeringsovereenkomst Het fonds heeft met de aangesloten ondernemingen een Uitvoeringsovereenkomst gesloten, waarin onder meer de wederzijdse verplichtingen, de aanwijzing van Deelnemers, de financiële verplichtingen zijn geregeld. De bijdragen voor de financiering van de pensioentoezeggingen komen geheel voor rekening van de aangesloten ondernemingen en dienen per kwartaal bij vooruitbetaling aan het fonds te worden voldaan. In de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat de Werkgever per het eind van een kwartaal een bijdrage verschuldigd is om de dekkingsgraad aan te vullen tot 105% indien die zich voor het voldoen van die bijdrage beneden dat niveau bevindt. Daarnaast is de Werkgever per het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd om de dekkingsgraad, voor zover deze tussen de 105% en 110% ligt, aan te vullen met éénderde deel van het verschil tussen de aanwezige dekkingsgraad en 110%. Het fonds houdt bij het vaststellen van de dekkingsgraad rekening met de vorderingen die voortvloeien uit deze bepalingen in de Uitvoeringsovereenkomst. Met ingang van 1 januari 2008 is de Uitvoeringsovereenkomst van kracht. Per 1 januari 2011 zijn vier nieuwe Personeels B.V.’s tot de Uitvoeringsovereenkomst toegetreden en is nader uitgewerkt wat de verplichten van de partijen van de zijde van de Werkgever zijn. Vermogensbeheerovereenkomsten De dagelijkse uitvoering van het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door Acadian Asset Management Ltd, Barclays Bank PLC, Cardano Risk Management B.V., CBRE Global
Jaarverslag 2011
101
Pensioenfonds ING
Multi Manager Ltd, FRM Investment Management Ltd, ING Asset Management B.V., Robeco Institutional Asset Management B.V., Russell Investments Ltd, Sail Advisors Ltd en UBS Global Asset Management Ltd. Administratieovereenkomsten AZL N.V. voert de administratieve en overige werkzaamheden voortvloeiende uit de pensioenregelingen, overeenkomsten en reglementen van het fonds uit. Northern Trust Global Services Ltd verzorgt als global custodian (sinds 1 januari 2011) de bewaarneming en de beleggingsadministratie van effecten en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden zoals performance- en risicometing en compliance monitoring.
102
3.3 Overige gegevens
Bestemming Saldo van baten en lasten Het Saldo van baten en lasten wordt, conform de ABTN, als volgt verdeeld (in duizenden euro): 2011 Overige reserves Extra reserve
89.870 103.227 193.097
Jaarverslag 2011
103
Pensioenfonds ING
3.4 Overige gegevens
Verantwoordingsorgaan 3.4.1 Oordeel Verantwoordingsorgaan Conform het bepaalde in de door de Stichting van de Arbeid vastgestelde Principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft Stichting Pensioenfonds ING een Verantwoordingsorgaan ingericht. De positie van het Verantwoordingsorgaan is vastgelegd in de statuten van het fonds en nader uitgewerkt in een reglement Verantwoordingsorgaan, rekening houdend met het bepaalde in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. Vergaderingen Het Verantwoordingsorgaan is in het verslagjaar vier keer in vergadering bijeengeweest, waarbij twee maal aansluitend een vergadering met het Bestuur van het fonds heeft plaatsgevonden. Verder heeft in 2012 nog een drietal besprekingen (waarvan één met het Bestuur en één met de certificerend accountant en de waarmerkend actuaris) plaatsgevonden ter voorbereiding van dit oordeel. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan in een van de vergaderingen kennis gemaakt met de nieuwe Compliance Officer van het fonds. Tot slot heeft er in 2011 nog een overleg met de Deelnemersraad van het fonds plaatsgevonden. Adviesrecht In augustus 2011 is bij het Verantwoordingsorgaan een adviesaanvraag ingediend met betrekking tot de inrichting van het intern toezicht bij het fonds. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarover een positief advies uitgebracht, met de aanbeveling dat de Visitatiecommissie ook gevraagd zou worden een uitspraak te doen over de nieuwe inrichting van het beleggingsproces. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarbij aangegeven zich te realiseren dat deze nieuwe inrichting nog niet volledig is afgerond. Het Bestuur heeft de aanbeveling van het Verantwoordingsorgaan overgenomen en de opdracht aan de Visitatiecommissie uitgebreid. Bevindingen Vorig jaar is, in lijn met de voorgaande twee jaren, geconstateerd dat er nog steeds sprake is van een verdergaande professionalisering van de pensioenfondsorganisatie. De organisatie van het fonds heeft daarmee inmiddels een substantiële verbetering doorgemaakt. De conclusie was ook dat nog steeds een aantal stappen te zetten is. Ook in 2011 is weer een aantal stappen gezet. Het Verantwoordingsorgaan heeft tot haar tevredenheid ook mogen constateren dat de kwaliteit van het concept jaarverslag al in een vroeg stadium van een behoorlijk hoog niveau was.
104
In ons oordeel voor het jaar 2010 hebben wij aangegeven dat het in 2011 waarschijnlijk vooral van belang zal zijn in hoeverre en op welk moment het Bestuur wijzigingen moet aanbrengen in het gevoerde afdekkingsbeleid. De ontwikkelingen op de financiële markten zouden daarvoor de aanzet moeten geven. Er is weliswaar een aantal wijzigingen aangebracht in het afdekkingsbeleid, maar het is voor het Verantwoordingsorgaan onvoldoende duidelijk welke beleidslijn hier precies achter zit. Het jaar 2012 zal mede worden beheerst door de aangekondigde splitsing van het bank- en verzekeringsbedrijf bij ING en de gevolgen die dat heeft voor het fonds. De eerste stappen daarvoor zijn inmiddels gezet. De huidige vormgeving van het toeslagbeleid zal daarbij verder onder druk komen te staan. Dat geldt temeer nu ING al een aantal malen geen middelen beschikbaar heeft gesteld voor de toeslagverlening aan niet actieven. Dit vergt van het fonds dat uitermate helder en zorgvuldig over het toeslagbeleid wordt gecommuniceerd, waarbij het Bestuur nadrukkelijk zal moeten afwegen welke communicatie bij het fonds thuishoort en welke bij de werkgever. Kijkend naar de taak die het Verantwoordingsorgaan op grond van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur heeft, komen wij tot de volgende bevindingen: Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het Bestuur in het afgelopen boekjaar voldoende aandacht heeft besteed aan de naleving van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. In 2011 heeft weer een visitatie plaatsgevonden door een nieuw ingestelde Visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan kan de bevindingen van de Visitatiecommissie in grote lijnen onderschrijven. De Visitatiecommissie heeft zich ook uitgesproken over de (gewenste) zelfstandigheid van het Bestuursbureau. Het Verantwoordingsorgaan wil er echter op wijzen dat juist in deze turbulente periode ervoor gewaakt moet worden dat de afstand tussen Bestuur en Bestuursbureau niet te groot wordt. Verder zal het Verantwoordingsorgaan met belangstelling volgen hoe het Bestuur inspeelt op de aankomende wetgeving met betrekking tot de versterking van het bestuur van pensioen fondsen. Dit is temeer van belang als daarbij rekening gehouden wordt met de komende splitsing en de invoering van een nieuwe regeling. Wet- en regelgeving en fondsdocumenten Zoals hiervoor al is aangegeven, zal vooral de aankomende wetgeving ten aanzien van de versterking van pensioenfondsbesturen de komende periode een impact hebben op het pensioenfonds.
Jaarverslag 2011
105
Pensioenfonds ING
Verder zijn in 2011 – in de aanloop naar een splitsing van de bank- en verzekeringsactiviteiten binnen de ING Groep - de fondsdocumenten aangepast aan de totstandkoming van vier nieuwe personeel-BV’s in plaats van de eerdere ING Personeel VOF. Wij hebben daarover geen opmerkingen, zij het dat wij het splitsingsproces uiteraard met grote belangstelling zullen blijven volgen. Communicatiebeleid In 2009 is door het Bestuur (na advisering door het Verantwoordingsorgaan) het communicatieplan 2010-2012 vastgesteld. Dit plan is nog steeds van toepassing. In de communicatie zijn er twee zaken die naar het oordeel van het Verantwoordingsorgaan van groot belang zijn. Dat is allereerst de splitsing van het bank- en verzekeringsbedrijf en de gevolgen die dit met zich mee zal brengen voor het fonds. Deze splitsing zal ook gevolgen hebben voor de toekomst van het pensioenfonds, en wordt extra gecompliceerd door de aanstaande invoering van een nieuwe pensioenregeling. Daarnaast is de communicatie rond de toeslagverlening een permanent punt van aandacht. Dat geldt temeer nu ING een aantal jaren op rij besloten heeft om geen middelen voor toeslagen aan de nietactieven ter beschikking te stellen. Toeslagbeleid Het Verantwoordingsorgaan herhaalt de al vaker uitgesproken zorg over de wijze waarop het toeslagbeleid vormgegeven is. Nu ING gedurende een aantal jaren geen middelen beschikbaar heeft gesteld voor toeslagen aan niet-actieven, wordt het steeds duidelijker dat een herijking van het beleid rond de toeslagverlening noodzakelijk wordt. De vormgeving van het toeslagbeleid is een gezamenlijk probleem van het fonds, ING en de werknemers (c.q. de vakorganisaties als hun vertegenwoordigers), dat zij ook gezamenlijk zullen moeten oplossen. Het Verantwoordingsorgaan maakt zich zorgen over de discrepantie die kennelijk bestaat tussen de verwachtingen die bij een deel van de belanghebbenden bij het Fonds bestaat over de aard van de toeslagtoezegging en de opvatting van de werkgever dienaangaande. Deze discrepantie heeft inmiddels tot een aantal procedures geleid. Indien een dergelijke situatie blijft voortduren, kan dit zeker in het licht van
106
de nog in het verschiet liggende wijzigingen in het pensioenstelsel leiden tot een ernstig verlies in vertrouwen. Premiebeleid De instelling van de vier personeel-BV’s heeft tot gevolg gehad dat deze BV’s zijn toegetreden tot de eind 2010 vernieuwde uitvoeringsovereenkomst met het fonds. Het Verantwoordingsorgaan zal nauwlettend blijven volgen hoe omgegaan wordt met de gevolgen van de splitsing van de ING Groep voor het premiebeleid. Beleggingsbeleid Vorig jaar heeft het Verantwoordingsorgaan in haar oordeel aangegeven van mening te zijn dat de relatie tussen de doelstelling van het fonds en het beleggingsbeleid beter onderbouwd dient te worden. Het Verantwoordingsorgaan is die mening nog steeds toegedaan. De bandbreedtes voor de verschillende beleggingscategorieën in de strategische assetallocatie zijn inmiddels erg breed geworden, terwijl de indruk ontstaat dat deze strategische assetallocatie ook nog eens jaarlijks wordt aangepast aan de feitelijke beleggingsmix. Het Verantwoordingsorgaan begrijpt dat het Bestuur erop stuurt dat de kans op onderdekking kleiner dan 1% blijft. Het is dan de vraag of de term ‘strategische assetallocatie’ in dat kader wel zo gelukkig is. Het Verantwoordingsorgaan heeft het Bestuur ook verzocht om bij wijzigingen in het financiële beleid te toetsen wat de korte en lange termijn gevolgen zijn van de voorgestelde beleidswijzigingen. Ook ten aanzien van de keuze om over te stappen naar discretionaire mandaten, is het voor het Verantwoordingsorgaan onvoldoende duidelijk in hoeverre de implementatie tot nu toe, voldoet aan vooraf vastgestelde doelstellingen. Het Verantwoordingsorgaan mist daarbij als randvoorwaarde dat het risicoprofiel van het fonds niet mag wijzigen. Risicobeleid Afgelopen jaren hebben wij met tevredenheid geconstateerd dat de maatregelen die genomen zijn om de risico’s van het fonds te monitoren fors zijn uitgebreid. Ook is geconstateerd dat het fonds beschikt over een ‘noodplan’ op basis waarvan alert en adequaat kan worden opgetreden in geval van acute onvoorziene omstandigheden. In 2011 heeft bovendien een verdere uitbreiding van het Bestuursbureau
plaatsgevonden met een afdeling Riskmanagement & control gericht op het controleren van financiële en niet-financiële risico’s. Hiermee wordt onderstreept dat risicomanagement door het Bestuur uitermate serieus genomen wordt. Het Verantwoordingsorgaan zou echter graag meer aandacht willen zien voor het renterisico. Dit risico is weliswaar afgedekt door het fonds, de vraag is echter of daarbij ook voldoende aandacht is besteed aan mogelijke achterliggende risico’s zoals de risico’s die verbonden zijn aan het door tegenpartijen te leveren onderpand, de liquiditeitsrisico’s en dekkingsrisico’s in het geval dat zekerheden door het fonds moeten worden gesteld. Daarnaast wil het Verantwoordingsorgaan ervoor pleiten dat het fonds in de communicatie richting deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere belanghebbenden voldoende duidelijke signalen afgeeft met betrekking tot de toenemende risico’s voor deze groepen. Financiële positie van het fonds De dekkingsgraad van het fonds is in het boekjaar licht gedaald maar bevond zich eind 2011 nog steeds boven de vereiste dekkingsgraad. Zoals het Bestuur zelf aangeeft, zorgt het sinds 2009 gevoerde beleid van afdekking van het renterisico ervoor, dat de dekkingsgraad behoorlijk stabiel blijft. Het Verantwoordingsorgaan begrijpt deze keuze, maar blijft wijzen op het belang van een lange termijnvisie op afdekkingsbeleid. Daarbij wil het Verantwoordingsorgaan nogmaals aandacht vragen voor de mogelijke achterliggende risico’s die gepaard gaan met dit afdekkingsbeleid. Splitsing van het bank- en verzekeringsbedrijf Het Verantwoordingsorgaan blijft het van belang vinden dat het Bestuur van het fonds in deze situatie haar eigen verantwoordelijkheid neemt en zich zeer alert en proactief blijft opstellen. Dit vormt dan ook regelmatig onderdeel van gesprek tussen het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan. Daarbij wil het Verantwoordingsorgaan met name aandacht vragen voor de (mogelijk negatieve) effecten van een toekomstige splitsing op de governance van het Fonds.
Jaarverslag 2011
Oordeel De professionalisering van de pensioenfondsorganisatie lijkt in een afrondende fase te zijn. Er komen echter veel wijzigingen op het fonds af die er mogelijk toe leiden dat de fondsorganisatie aanpassing behoeft. Wij wijzen daarbij enerzijds op de voorgenomen splitsing van de ING Groep en anderzijds op de aankomende wetgeving rond de versterking van het bestuur van pensioenfondsen. Het sinds 2009 gevoerde afdekkingsbeleid heeft ook in 2011 zijn waarde bewezen. Het Verantwoordingsorgaan wil er echter nadrukkelijk op wijzen dat dit afdekkingsbeleid ook een keerzijde kan hebben en roept het Bestuur op hierover nadrukkelijker te communiceren. In 2011 zijn de eerste discretionaire mandaten door het fonds ingevuld. Het Verantwoordingsorgaan heeft op dit moment nog weinig reflectie gezien op de vraag of de implementatie tot nu toe ook in lijn ligt met vooraf vastgestelde doelstellingen. Verder vraagt het Verantwoordingsorgaan zich af in hoeverre er nog echt gesproken kan worden van een strategische assetallocatie, nu het vastgestelde beleid zeer ruime bandbreedtes hanteert en bijna jaarlijks wordt bijgesteld. Tot slot wil het Verantwoordingsorgaan wederom aandacht vragen voor de communicatie door en rond het fonds. Zeker gezien de tumultueuze situatie in de pensioenwereld en de ontwikkelingen rond Pensioenfonds ING, kan goede en zorgvuldige communicatie cruciaal blijken te zijn. Aanbevelingen Het Verantwoordingsorgaan wil het Bestuur aanbevelen aandacht te blijven besteden aan de ontwikkelingen rond de indexatie, de garantie door de Werkgever en de nieuwe pensioenregeling. De ontwikkelingen op dit gebied zijn immers cruciaal voor het goede functioneren van het fonds. Amsterdam, 21 mei 2012
107
Pensioenfonds ING
3.4.2. Reactie Bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft op 25 mei 2012 kennis genomen van de bevin dingen, het oordeel en de aanbevelingen van het Verantwoordingsorgaan. Het Bestuur is verheugd te constateren dat het Verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat de organisatie van het fonds een substantiële verbetering heeft doorgemaakt. Onderstaand wordt nader ingegaan op enkele aspecten van het oordeel. Toeslagbeleid Het Verantwoordingsorgaan heeft wederom zijn zorgen geuit over de wijze waarop het toeslagbeleid is vormgegeven en geeft daarbij aan dat deze vormgeving een gezamenlijk probleem is van het fonds, ING en de werknemers (c.q. de vakorganisaties als hun vertegenwoordigers), dat zij ook gezamenlijk zullen moeten oplossen. Het Bestuur merkt hierbij op dat hij de vormgeving van het toeslag beleid niet kan wijzigen. Die bevoegdheid ligt bij de Werkgever en de vakbonden. De financiering van de toeslagverlening en het beleid vormen echter voor het Bestuur wel een punt van zorg. Het toekennen van toeslagen op de opgebouwde pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemers en de ingegane pensioenen van de Pensioengerechtigden is afhankelijk van een besluit van de Werkgever om voor die toeslagen een aparte koopsom te betalen. Het fonds kan deze pensioenen alleen verhogen als de Werkgever daarvoor de benodigde middelen ter beschikking stelt. Het Bestuur heeft in 2010 aangegeven bereid te zijn om met de Werkgever nieuwe financieringsafspraken te maken met betrekking tot de toeslagverlening. In 2011 heeft het fonds hierover met de Werkgever gesproken, dit heeft echter nog niet tot nieuwe afspraken geleid. Ook in 2012 blijft de financiering van de toeslagen door de Werk gever een belangrijk aandachtspunt van het Bestuur. Beleggingsbeleid Het Verantwoordingsorgaan vraagt om een nadere onderbouwing van de relatie tussen de doelstelling van het fonds en het beleggings beleid, vraagt of bij het afdekken van het renterisico voldoende aandacht is besteed aan mogelijke achterliggende risico´s en roept het Bestuur op om nadrukkelijker te communiceren over de keerzijde van het gevoerde afdekkingsbeleid. Hierna volgt op die onderdelen een nadere toelichting.
108
Het fonds streeft naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Met het oog op deze doelstelling hanteert het fonds een strategische risiconorm. Deze risiconorm houdt in dat het fonds er naar streeft om de kans (gemiddeld op lange termijn) dat het fonds in een jaar (voor bijstorting door de Werkgever) in een situatie van een nominaal dekkingstekort komt te verkeren, te beperken tot 1%. Het Bestuur heeft onderzocht bij welke dekkingsgraad het fonds beschikt over voldoende vermogen om alle bekende risico’s te kunnen opvangen en waarbij wordt voldaan aan de strategische risiconorm van het fonds. Het Bestuur heeft deze drempelwaarde in 2011 vastgesteld op 135%. De hoogte van deze drempelwaarde is afhankelijk van de marktomstandigheden en zal periodiek worden herrekend. Het beleggingsbeleid van het fonds is gericht op het laten toenemen van de dekkingsgraad tot ten minste het niveau van de drempelwaarde. Onderdelen van het beleggingsbeleid zijn de normportefeuille en het beleid met betrekking tot het rente risico. Op deze wijze heeft het Bestuur een directe relatie gelegd tussen de doelstelling van het fonds en het gevoerde beleggingsbeleid. Het fonds heeft in het kader van het beleggingsbeleid sinds 2009 het renterisico nagenoeg volledig afgedekt. De gevolgen van de daling van de rentetermijnstructuur werden daardoor in belangrijke mate opgevangen door de waardestijging van de vastrentende waarden en de rentederivaten. Mede als gevolg van dit beleid is de dekkings graad in 2011 relatief stabiel gebleven. Door de renteafdekking profiteert het fonds in de toekomst, bij ongewijzigd beleid, minder dan andere pensioenfondsen van een stijging van de rente. Deze keerzijde van het gevoerde beleid zal het Bestuur nog nadrukkelijker onder de aandacht brengen van de belanghebbenden bij het fonds. Het renterisico wordt afgedekt door middel van vastrentende beleggingen en renteswaps. Het Bestuur heeft beleid en procedures vastgesteld gericht op de beheersing van de risico´s die samenhangen met renteswaps, onder meer ten aanzien van de aard en kredietwaardigheid van de tegenpartijen, de kwaliteit van het onderpand en de inhoud van de overeenkomsten. Het Bestuursbureau bewaakt continu de omvang van het benodigde onderpand en de benodigde liquiditeit in verschillende scenario´s en monitort ook de overige risico’s. Het
Bestuur houdt toezicht op de juiste werking van de procedures en de naleving van het beleid.
Werkgever en de pensioenregeling daar aanleiding toe geven dan zal het Bestuur de betrokkenen daarover opnieuw informeren.
Transitie naar discretionaire mandaten Het Bestuur heeft in 2010 besloten om de inrichting van de beleggingsportefeuilles aan te passen. Beleggingen in beleggings fondsen worden waar mogelijk vervangen door beleggingen in discretionair beheerde mandaten. Nadat de organisatie van het vermogens- en risicobeheer daarvoor was ingericht heeft in 2011 de transitie plaats gevonden van een gedeelte van de aandelenportefeuille. Bij deze transitie zijn de beleggingen in 11 beleggings fondsen omgezet naar drie discretionair beheerde mandaten. Met deze transities beoogt het Bestuur:
Tot besluit Het Bestuur zal de overige bevindingen bespreken met het Verantwoordingsorgaan tijdens het reguliere overleg en over de eventuele acties die daaruit naar voren komen verslag uitbrengen in het jaarverslag over 2012. Het Bestuur dankt het Verantwoordings orgaan voor de constructieve wijze van samenwerken en de bijdragen die het orgaan heeft geleverd aan het goed functioneren van het fonds. Amsterdam, 25 mei 2012
• meer inzicht te verkrijgen in de onderliggende posities en risico´s in de beleggingsportefeuilles; • in het kader van het beleid maatschappelijk verantwoord beleggen de stemrechten op aandelen te kunnen uitoefenen en de uitsluitingenlijst te kunnen implementeren; en • de vermogensbeheerkosten verder te reduceren. Deze doelstellingen zijn in 2011 gerealiseerd voor de portefeuilles die zijn omgezet naar discretionaire mandaten. Na de afronding van de transities in 2012 zal het Bestuur het Verantwoordingsorgaan nader informeren over de bereikte resultaten. Communicatie Het Bestuur hecht evenals het Verantwoordingsorgaan belang aan goede en zorgvuldige communicatie. Het Bestuur voert in dit verband dan ook intensief overleg met de vertegenwoordigers van de belanghebbenden van het fonds. De directe communicatie met de verzekerden heeft het fonds in 2011 verbeterd door de invoering van een nieuwe website en een digitale nieuwsbrief. In 2012 heeft het fonds een pensioen special uitgebracht over de toeslagverlening bij het fonds, waarin onder meer uitleg wordt gegeven over de wijze waarop de pensioenen bij ING kunnen worden verhoogd en waarin de verschillende juridische procedures zijn toegelicht. Mochten de ontwikkelingen ronds de toeslagverlening, de garantie door de
Jaarverslag 2011
109
Pensioenfonds ING
3.5
Visitatiecommissie
Overige gegevens 3.5.1. Oordeel Visitatiecommissie Algemeen De Visitatiecommissie heeft een betrokken en deskundig Bestuur gezien, dat zich ruim hartig inzet voor het pensioenfonds. Een groot deel van de werkzaamheden spelen zich af in de verschillende Commissies. De rol van het totale Bestuur lijkt daardoor meer coördinerend dan sturend. Het Bestuur heeft in de afgelopen jaren belangrijke keuzes gemaakt om zijn functioneren te verbeteren. De belangrijkste is hierbij wellicht het inrichten van een goed toegerust Bestuursbureau. De Visitatiecommissie meent dat de tijd nu gekomen is dat het Bestuur zich meer dan thans concentreert op de hoofdlijnen van de beleidsvorming en aansturing en op de essentiële vraagstukken die de toekomst van het fonds betreffen. Voor de bestuursvergaderingen betekent dit meer inhoudelijke behandelingen en voor het werk van de Commissies geldt dat dit anders ingericht kan worden. Het Bestuursbureau kan hierbij een belangrijke rol spelen door een intensieve ondersteuning van het Bestuur. Wij stellen het Bestuur voor het komende jaar zijn manier van werken (met inbegrip van de verschillende Commissies) opnieuw tegen het licht te houden en zoveel mogelijk in de vergaderplanning te betrekken. Ter verbetering van het bestuurlijk functioneren, beveelt de Visitatiecommissie verder aan de verslaglegging van de verschillende Commissies te verbeteren zodat deze een transparante en goede weergave zijn van de overwegingen die gespeeld hebben in de discussies. Verder beveelt de Visitatiecommissie aan de relatie met de Deelnemersraad in overleg met hen nader te bezien. De Visitatiecommissie meent dat het Bestuur welbewust en in het belang van de Deelnemers goede keuzes heeft gemaakt in het vergroten van de onafhankelijkheid van de Werkgever. In het oog springend zijn de uitbesteding van het pensioenbeheer, het inrichten van een eigen Bestuursbureau en het herinrichten van het vermogensbeheer. Toch zijn er in de ogen van de Visitatiecommissie nog verbeteringen nodig, met het oog op het onafhankelijk besturen in het belang van de Verzekerden van het fonds.
110
Het meest zwaarwegend is hierbij de materiële afhankelijkheid van de Werkgever die samenhangt met de huidige indexatiesystematiek. Deze past niet meer bij een pensioenfonds van deze omvang anno 2011 en is bovendien moeilijk uitlegbaar naar de Verzekerden. De huidige praktijk is naar mening van de Visitatiecommissie schadelijk voor de reputatie van alle betrokken partijen. De pensioenadministratie De Visitatiecommissie heeft vastgesteld dat alle inspanningen op het gebied van de pensioenuitvoering tot een positief eindresultaat hebben geleid. Het door het Bestuur geïnitieerde accountantsonderzoek bevestigt dit volkomen. Ook de gerealiseerde toewijzing van alle Verzekerden geeft hier blijk van. De manier waarop door AZL per kwartaal wordt gerapporteerd is uitvoerig en bovengemiddeld. Samenvattend is de Visitatiecommissie van mening dat de pensioenuitvoering nu goed is. Wel blijft de permanente aandacht voor dit aspect van het fonds noodzakelijk; wat met veel moeite en inspanning is gerealiseerd kan snel geheel of ten dele ongedaan worden gemaakt. Wanneer de pensioenuitvoering alleen aan het eind van een onderhandeling of ontwikkeling wordt betrokken zijn problemen onvermijdelijk. De Visitatiecommissie doet daarom de aanbeveling dat het Bestuur regelmatig hierover met de pensioenuitvoerder overleg pleegt. De opstelling van het Bestuur ten aanzien van de splitsing Het Bestuur heeft gekozen voor een proactieve opstelling ten aanzien van de splitsing en de gevolgen daarvan voor het fonds. Er zijn meerdere scenario’s ontwikkeld en de gevolgen hiervan zijn verkend dan wel uitgewerkt. Dat past volgens de Visitatiecommissie goed binnen de verantwoordelijkheden en taken van het fonds. Ook het intensief overleg en de voorbereidingen met de uitvoeringsorganisatie, de gesprekken met de werknemer(s)organisaties, de eigen medezeggenschapsorganen en de Werkgever ziet de Visitatiecommissie als belangrijke initiatieven van het Bestuur van het fonds. Tot slot beveelt de Visitatiecommissie het Bestuur aan, aansluitend op zowel zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid als de initiërende rol die het Bestuur toch al op zich heeft genomen, verder te gaan met voorbereiding op de splitsing, bij voorkeur in goed overleg en harmonie met alle partijen. De Visitatiecommissie denkt hierbij aan het opstellen van een model pensioenregeling waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van alle stakeholders (voorwaardelijkheid, indexatievraagstuk en dergelijke).
Jaarverslag 2011
111
Pensioenfonds ING
Deskundigheid, opleiding en zelfevaluatie Het Bestuur heeft een opleidingsplan opgesteld en er wordt vastgelegd welke verdere deskundigheid bevorderende activiteiten ieder individueel bestuurslid in enig jaar zal ondernemen. De Visitatiecommissie vindt dit een goede manier van werken en een adequate invulling van de eisen die aan het Bestuur op dit punt worden gesteld. Voor wat betreft de zelfevaluatie adviseert de Visitatiecommissie om deze naar de toekomst toe weer door een buitenstaander te laten begeleiden.
verslagen die puntsgewijs de verschillende besluiten en acties beschrijven zonder echter altijd de verschillende overwegingen mee te nemen. De Visitatiecommissie beveelt daarom een uitgebreide vastlegging aan van het proces van informatie voorziening / oordeelsvorming / besluitvorming van beleidscomponenten en van de periodieke besluiten tot tactische veranderingen. Dit maakt het mogelijk dat de overige bestuursleden, die geen deel uitmaken van deze commissie, hun taak beter kunnen uitoefenen.
Vermogensbeheer en langere termijn risicobeheersing De Commissie Balansbeheer houdt zich bezig met het vermogensbeheer en de financiële risicobeheersing van het fonds. Uit de gesprekken en de verslagen/actielijst komt een beeld naar voren dat deze Commissie niet alleen beleidsmatig actief is maar zich ook actief met de uitvoering van het beleid bezig houdt.
Overigens wil de Visitatiecommissie hier aandacht vragen voor de vastlegging van de verschillende taken en bevoegdheden van het Bestuursbureau, c.q. zijn Directeur, daar waar het gaat om de voorbereiding en beleidsbewaking van de verschillende activiteiten rondom het vermogensbeheer.
De Visitatiecommissie heeft vastgesteld dat het fonds de afgelopen jaren ALM-studies heeft uitgevoerd met het doel de bestaande strategie te toetsen op doelmatigheid en risico. Mede op grond van de huidige turbulentie in de financiële markten is nog afgezien dit ook nog in 2011 te laten uitvoeren, omdat de gehanteerde modellen niet wezenlijk richtinggevende uitkomsten zullen genereren. De gehele cyclus van het beleggingsproces wordt door de Commissie Balansbeheer doorgelopen. De vastlegging van de verschillende activiteiten vindt plaats in
112
Kijkend naar de lange termijn risicobeheersing is het fonds hier uiterst actief mee bezig. Dit komt ook naar voren door het gekozen strategisch rente- en valutabeleid. De Visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat het managen van de verschillende lange termijn risico’s een prominente plaats in het bestuurlijk proces inneemt.
3.5.2. Reactie Bestuur op oordeel Visitatiecommissie Het Bestuur heeft in zijn vergadering van 9 december 2011 met instemming kennis genomen van het oordeel van de Visitatiecommissie. Het eigen ambitieniveau van het Bestuur is hoog. De afgelopen jaren heeft het Bestuur het Bestuursbureau aanzienlijk uitgebreid en het vermogensbeheer, het risicobeheer, de communicatie en de pensioenuitvoering opnieuw vormgegeven. Daarnaast heeft het Bestuur zich voorbereid op de gevolgen van de aangekondigde splitsing van de Werkgever voor het Pensioenfonds. Het Bestuur is verheugd te constateren dat de Visitatiecommissie de resultaten van deze inspanningen duidelijk herkent en positief waardeert. Het Bestuur beschouwt het onderzoek door de Visitatiecommissie als een uitstekend middel om de eigen plannen tegen het licht te houden en waar mogelijk aan te scherpen. Het Bestuur onderschrijft de aanbevelingen van de Visitatiecommissie, ook ten aanzien van het eigen functioneren, en neemt deze ter harte.
De manier waarop met het risico van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen wordt omgegaan geeft naar het oordeel van de Visitatiecommissie aan dat het Bestuur uitermate serieus en professioneel met zijn verantwoordelijkheid omgaat.
Het Bestuur bedankt de leden van de Visitatiecommissie voor de kritische en onafhankelijke wijze waarop zij hun onderzoek hebben uitgevoerd en voor de constructieve bijdrage die zij hebben geleverd aan de verdere ontwikkeling van de organisatie en de besturing van het fonds.
Den Haag, december 2011
Amsterdam, 25 mei 2012
3.6 Overige gegevens
Actuariële verklaring Stichting Pensioenfonds ING Opdracht Door Stichting Pensioenfonds ING te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2011. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet . De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum
Jaarverslag 2011
113
Pensioenfonds ING
aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds ING is naar mijn mening voldoende. Daarbij heb ik de mogelijkheden tot realiseren van de beoogde toeslagen, die afhankelijk zijn gesteld van de door de Werkgever beschikbaar te stellen middelen, mede in aanmerking genomen. Amstelveen, 25 mei 2012 Drs. S.I. Keijmel AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
114
3.7 Overige gegevens
Controleverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds ING te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de winst-en-verliesrekening over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW), met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor
Jaarverslag 2011
115
Pensioenfonds ING
financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samen stelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds ING per 31 december 2011 en van het resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW, met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 4 juni 2012 Ernst & Young Accountants LLP w.g. J. Niewold RA
116
3.8
Personalia per 31 december 2011
Overige gegevens Bestuur Bestuursleden benoemd door ING Nederland:
Mw. mr. Th.E. van Bon Functie in Bestuur:
Lid
Lid sinds:
01-02-2007
Einde zittingsperiode: 31-12-2012 Hoofdfunctie:
Hoofd Juridische Zaken, Legal Lending & PCM, ING Bank N.V. Amsterdam
Nevenfunctie:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Dhr. drs. P.C. de Bruijne AAG MBA Functie in Bestuur:
Voorzitter
Lid sinds:
01-01-2001
Einde zittingsperiode: 31-12-2014 Hoofdfunctie:
Head Management Reporting Insurance, ING Insurance, Amsterdam
Nevenfuncties:
Voorzitter Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Voorzitter Bestuur Nationale-Nederlanden Premium Pension Institution B.V., Den Haag
Dhr. drs. M.O. Nijkamp Functie in Bestuur:
Lid
Lid sinds:
21-06-2011
Einde zittingsperiode: 31-12-2015 Hoofdfunctie:
Head of Business Strategy ING Investment Management, Den Haag
Nevenfunctie:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Vacature
Jaarverslag 2011
117
Pensioenfonds ING
Bestuursleden benoemd door Deelnemers in de Deelnemersraad:
Dhr. ir. H.L.R. Boeve AAG CFA Functie in Bestuur:
Lid
Lid sinds:
04-06-2009
Einde zittingsperiode
31-12-2012
Hoofdfunctie:
Directeur Commerciële Zaken Intermediair Collectief Pensioen, Rotterdam
Nevenfunctie:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Dhr. drs. R. Oosterhout Functie in Bestuur:
Vice-voorzitter
Lid sinds:
15-10-2006
Einde zittingsperiode: 31-12-2014 Hoofdfunctie:
Senior Relationship Manager Commercial Banking, Amsterdam
Nevenfunctie:
Vice-voorzitter Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Dhr. drs. J.T. Postmus AAG Functie in Bestuur:
Lid
Lid sinds:
01-01-2001
Einde zittingsperiode: 31-12-2013 Hoofdfunctie:
Audit Specialist Investment and Insurance Risks ING Insurance, Amsterdam
Nevenfuncties:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Lid Raad van Toezicht Stichting Voortgezet Onderwijs Capelle aan den IJssel, Capelle aan den IJssel
Bestuurslid gekozen door de Pensioengerechtigden:
Mw. mr. J. Sips Functie in Bestuur:
Lid
Lid sinds:
18-01-2008
Einde zittingsperiode: 31-12-2015 Hoofdfunctie:
Pensioengerechtigde
Nevenfuncties: Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Bestuurslid Vereniging Senioren ING, Amsterdam
118
Directie
Dhr. D. Heijting RA Functie:
Directeur
Nevenfunctie: Bestuurslid PNO Onderlinge Ziektekostenverzekeringmaatschappij UA, Hilversum
Dhr. L. Rog Functie:
Jaarverslag 2011
Directeur beleggingen
119
Pensioenfonds ING
Verantwoordingsorgaan
Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door ING Nederland:
Dhr. mr. H.A.N.J. Crauwels Functie:
Voorzitter
Voorzitter sinds:
01-07-2008
Einde zittingsperiode
01-07-2012
Dhr. drs. A.A. Steenbergen RA Functie:
Lid
Lid sinds:
01-07-2008
Einde zittingsperiode
01-07-2015
Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door de Deelnemers in de Deelnemersraad:
Dhr. A. Kant Functie:
Lid
Lid sinds:
01-07-2011
Einde zittingsperiode
01-07-2012
Mw. drs. G. van Vollenhoven-Eikelenboom AAG Functie:
Lid
Lid sinds:
01-07-2009
Einde zittingsperiode
01-07-2015
Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door de Pensioengerechtigden in de Deelnemersraad:
Dhr. drs. G.J.H. Broekers Functie:
Lid
Lid sinds:
01-07-2011
Einde zittingsperiode
01-07-2015
Dhr. J.H. Ubas
120
Functie:
Lid
Lid sinds:
01-07-008
Einde zittingsperiode
01-07-2012
Visitatiecommissie 2011
Dhr. drs. J. Veltman Dhr. mr. B. van de Belt Mw. N. Altenburg Deelnemersraad Zittingsperiode 01-01-2010 tot en met 31-12-2013 Leden Deelnemersraad gekozen door de Deelnemers:
Jaarverslag 2011
Dhr. J. Bomhof
Lid
Dhr. I. van den Boom
Lid
Mw. V. Frankhuisen-Dumitru
Voorzitter
Mw. E.C. Frieling
Lid
Mw. A.E.M. Hart
Lid
Dhr. drs. O.P. Lekkerkerker
Secretaris
Dhr. mr. drs. M.M.H. Lipsch
Lid
Mw. E.J.M. Neijssen
Lid
Dhr. J.W. Nieuwenhuize
Lid
Dhr. drs. M. Rutte
Lid
Dhr. E. van de Visch
Lid
121
Pensioenfonds ING
Leden Deelnemersraad gekozen door de Pensioengerechtigden:
Dhr. mr. A.K.F.M. Bronzwaer
Lid
Dhr. G.V. Smittenaar
Lid
Dhr. H.J. van der Steeg
Lid
Dhr. E.A. Vastenburg
Lid
Dhr. J.J. Witsen Elias
Lid
Plaatsvervangende leden Deelnemersraad gekozen door de Deelnemers:
Dhr. J.G. Bekebrede
Plaatsvervangend Lid
Dhr. A. Hollenkamp
Plaatsvervangend Lid
Plaatsvervangend lid Deelnemersraad gekozen door de Pensioengerechtigden:
Dhr. J.J. van den Berg
122
Plaatsvervangend Lid
Certificerend actuaris
Dhr. drs. S.I. Keijmel AAG Mercer Certificering BV
Actuarieel adviseur
Dhr. drs. A.A. Nagtegaal AAG AON Hewitt
Accountant
Dhr. J. Niewold RA Ernst&Young Accountants LLP
Compliance Officer
Dhr. B. Peters RA Nederlands Compliance Instituut
Vaste externe beleggingsadviseurs
Jaarverslag 2011
Dhr. prof. dr. C.G. de Vries
vanaf 1 november 2009
Mw. dr. M.W.M. Donders
vanaf 1 maart 2010
Dhr. Th. Aaten
vanaf 1 januari 2011
123
Pensioenfonds ING
Colofon Het jaarverslag is een uitgave van Stichting Pensioenfonds ING Locatiecode HP B 03.028 Postbus 93077 AB Den Haag Concept en ontwerp Strangelove, Amsterdam