Jaarverslag 2012
Jaarverslag 2012
Stichting Pensioenfonds ING Postbus 79160, 1070 NE Amsterdam Telefoon: 020 - 8101000 Telefax: 020 - 8101099 www.pensioenfondsing.nl Ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 41214453
“Financiële risico´s zullen er altijd blijven. De kunst is, er verstandig en ‘gecontroleerd’ op te anticiperen.” Alfred Pop Heeft gewerkt bij ING Bank als Marktmanager Corporate Clients Nederland
INHOUD PROFIEL 2012 4 KERNCIJFERS 6 1. BESTUURSVERSLAG 7 1.1 Voorwoord 7 1.2 Bijzondere ontwikkelingen in het verslagjaar 9 1.3 Uitvoering pensioenregelingen 13 1.4 Financiële positie 21 1.5 Marktontwikkelingen en financieel beleid 25 1.6 Kengetallen kosten 39 1.7 Governance 45 1.8 Risicomanagement 49 1.9 Gebeurtenissen na balansdatum 51 1.10 Toekomstparagraaf 53 2. JAARREKENING 2012 55 2.1 Balans per 31 december 2012 56 2.2 Staat van baten en lasten over 2012 58 2.3 Kasstroomoverzicht over 2012 59 2.4 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling 60 2.5 Toelichting op de balans per 31 december 2012 65 2.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 73 2.7 Actuariële analyse 78 2.8 Risicoparagraaf 79 3. OVERIGE GEGEVENS 93 3.1 Gebeurtenissen na balansdatum 93 3.2 Overeenkomsten 94 3.3 Bestemming Saldo van baten en lasten 95 3.4 Verantwoordingsorgaan 96 3.5 Visitatiecommissie 101 3.6 Actuariële verklaring 104 3.7 Controleverklaring 106 3.8 Personalia per 31 december 2012 108
Jaarverslag 2012
3
Pensioenfonds ING
PROFIEL 2012 Stichting Pensioenfonds ING (het fonds) is op 1 januari 1995 opgericht en is statutair gevestigd te Amsterdam. De statutaire doelstelling van het fonds luidt als volgt: “Het Pensioenfonds heeft ten doel Pensioenen en/of andere uitkeringen te verstrekken ter zake van ouderdom en arbeidsongeschiktheid en ter zake van overlijden van Deelnemers of Gewezen Deelnemers, overeenkomstig de bepalingen van de Pensioenreglementen.” Gegeven deze doelstelling streeft het fonds naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Het fonds voert pensioenregelingen uit die gelden voor huidige en voormalige medewerkers van ING in Nederland. Het fonds administreert de pensioenaanspraken, betaalt pensioenen uit en belegt en beheert het fondsvermogen. Bestuur Het Bestuur is verantwoordelijk voor het besturen van het fonds, het voorlichten van de Verzekerden, het uitvoeren van de bij het fonds ondergebrachte pensioenregelingen, het voeren van het financiële beheer en het beheersen van de risico’s die het fonds loopt. Het Bestuur bestaat statutair uit acht personen. Per 31 juli 2012 is er één vacature namens de Deelnemers in het Bestuur. ING Nederland (de Werkgever) benoemt vier bestuursleden. De Deelnemers in de Deelnemersraad benoemen drie bestuursleden en de Pensioengerechtigden kiezen één bestuurslid. Leden van het Bestuur worden benoemd voor vier jaar. Deelnemersraad De Deelnemersraad behartigt de belangen van de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden van het fonds. De Deelnemersraad brengt gevraagd advies uit over aangelegenheden die het fonds betreffen, zoals advies over wijziging van de pensioen reglementen, de actuariële en bedrijfstechnische nota en over het vaststellen van het jaarverslag. Daarnaast kan de Deelnemersraad uit eigen beweging advies uitbrengen. De Deelnemersraad bestaat uit zestien leden, waarvan elf leden zijn gekozen door en uit de Deelnemers en vijf leden zijn gekozen door en uit de Pensioengerechtigden. In januari 2010 is de Deelnemersraad begonnen aan een zittingstermijn van vier jaar. Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan oordeelt over het door het Bestuur van het fonds gevoerde beleid en de gemaakte beleidskeuzes voor de toekomst. Ook oordeelt het Verantwoordingsorgaan of het Bestuur zich aan de Principes voor goed pensioenfondsbestuur houdt en of
4
het Bestuur bij het nemen van besluiten op evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening houdt. Het Verantwoordingsorgaan brengt gevraagd advies uit over onder andere de vorm en inrichting van het interne toezicht, de faciliteitenregeling van het Bestuur en het communicatiebeleid. Daarnaast kan het Verantwoordingsorgaan uit eigen beweging advies uitbrengen. In het Verantwoordingsorgaan zijn alle bij het fonds betrokken partijen vertegenwoordigd. De Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever worden elk door twee leden vertegenwoordigd. Leden van het Verantwoordingsorgaan worden benoemd voor vier jaar. Sinds november 2012 is er één vacature in het Verantwoordingsorgaan namens de Deelnemers. Visitatiecommissie De Visitatiecommissie voert het intern toezicht uit op het functioneren van (het Bestuur van) het fonds. In dit kader beoordeelt de Visitatiecommissie de beleids- en de bestuursprocedures en de checks en balances (interne controle) binnen het fonds. Tevens beoordeelt de Visitatiecommissie de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. De Visitatiecommissie bestaat uit drie externe, onafhankelijke deskundigen. Bestuursbureau Het Bestuursbureau ondersteunt het Bestuur, de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie bij de uitoefening van hun taken. Het Bestuursbureau is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding en de uitvoerende taken op de gebieden governance en organisatie, risicomanagement, balans beheer, actuariële zaken, pensioenreglementen, control, communicatie en externe verantwoording. Daarnaast houdt het Bestuursbureau toezicht op de werkzaamheden die zijn uitbesteed aan de diverse uitvoeringsorganisaties. Het Bestuursbureau bestaat uit 21 personen, waaronder financiële specialisten, beleggingsdeskundigen, risicomanagers, juristen, een actuaris, een communicatie adviseur en een secretariaat.
Jaarverslag 2012
Uitvoeringsorganisaties Het Bestuur heeft de uitvoering van het vermogensbeheer, de beleggingsadministratie, de bewaarneming van de beleggingen alsmede de pensioenadministratie en de financiële administratie uitbesteed aan partijen die voldoen aan hoge eisen van deskundigheid, integriteit, operationele stabiliteit, efficiency en risicobeheersing. Compliance Officer KPMG Advisory N.V. voert de controle op de naleving van de wet- en regelgeving en de Gedragscode uit. Accountant KPMG Accountants N.V. fungeert als externe accountant en geeft in die hoedanigheid de controleverklaring af bij de gepubliceerde jaarrekening. De accountant voert hiertoe de noodzakelijk geachte controles uit en rapporteert zijn bevindingen aan het Bestuur. Actuaris Mercer Nederland B.V. is belast met de actuariële certificering en brengt verslag uit aan het Bestuur over de controle van de berekeningen van de pensioenverplichtingen, de actuariële analyse van de resultaten en de beoordeling van de financiële positie van het fonds. Adviseurs Het fonds en zijn organen worden bijgestaan door externe adviseurs.
5
Pensioenfonds ING
KERNCIJFERS 2012
2011
2010
2009
2008
14.804
13.591
11.527
10.267
10.154
3.754
2.369
2.175
1.715
689
18.310
15.836
13.664
11.881
9.958
DNB-dekkingsgraad (%)2
125,4
117,4
118,9
116,7
106,8
Marktwaardedekkingsgraad (%)3
118,4
113,2
118,9
116,7
106,8
Balanswaarde en dekkingsgraad (bedragen in miljoenen euro’s) Voorziening pensioenverplichtingen Reserves Beleggingen1
Baten en lasten (in miljoenen euro’s) Premiebijdragen4 Beleggingsopbrengsten5 Pensioenuitkeringen Resultaat
638
447
344
490
1.651
2.330
2.177
1.731
962
-1.375
356
354
336
318
290
1.386
193
460
1.026
-2.550
Rendement op beleggingen (%) Totale portefeuille
14,4
15,8
11,3
15,2
-12,2
Benchmark
15,1
14,8
10,9
15,2
-8,1
DNB-rente van de verplichtingen
2,5
2,8
3,5
3,9
3,5
Deelnemers
27.301
29.411
30.473
30.711
31.941
Gewezen Deelnemers
28.353
27.671
28.399
28.017
27.005
Totaal Pensioengerechtigden
17.398
17.057
16.118
15.364
14.369
waarvan Ouderdomspensioen
12.703
12.448
11.638
11.005
10.134
waarvan Nabestaanden- en Wezenpensioen
4.695
4.609
4.480
4.359
4.235
73.052
74.139
74.990
74.092
73.315
Aantal Verzekerden einde boekjaar
Totaal Verzekerden Kostenratio’s Pensioenbeheerkosten (in euro’s)6
217
157
225
Vermogensbeheerkosten (in bps)
28,0
33,5 7
pm
Transactiekosten (in bps)
11,9
pm
pm
1
Beleggingen voor risico Pensioenfonds ING (inclusief derivaten). DNB-dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van Pensioenfonds ING (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). De marktwaardedekkingsgraad wordt berekend zoals de DNB-dekkingsgraad, waarbij de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen) wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur zoals die op de balansdatum uit de markt kan worden afgeleid (zonder rentemiddeling en UFR). De Kostendekkende premie voor 2012 bedraagt € 563 miljoen (2011: € 400 miljoen). Beleggingsopbrengsten inclusief resultaat derivaten ad € 521 miljoen ten behoeve van het balansbeheer. Pensioenbeheerkosten hebben betrekking op Deelnemers en Pensioengerechtigden. Op basis van voortschrijdend en verbeterd inzicht zijn de vermogensbeheerkosten 2011 aangepast.
2 De 3 4 5 6 7
6
1 1.1 Bestuursverslag
BESTUURSVERSLAG Voorwoord Het jaar 2012 werd gekenmerkt door de stabiele ontwikkeling van de dekkingsgraad, de voorbereiding op de mogelijke splitsing van het fonds en juridische procedures inzake de toeslagen. Het fonds hanteert de marktwaardedekkingsgraad als maatstaf om een goed beeld te vormen van de werkelijke stand en ontwikkeling van zijn financiële positie en bij de implementatie van het beleggings- en risicobeleid. De marktwaardedekkingsgraad vertoonde in 2012 een relatief stabiele stijging mede dankzij de renteafdekking. Hierbij is de kanttekening op zijn plaats dat stabiel niet alleen inhoudt dat de marktwaardedekkingsgraad minder daalt als de rente daalt, maar ook dat de dekkingsgraad minder snel stijgt als de rente stijgt. In februari 2012 heeft de Werkgever besloten om geen middelen aan het fonds ter beschikking te stellen voor de verhoging van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden op basis van de prijsindex per 1 januari 2012. Nadat de vakbonden en de Vereniging Senioren ING (VSI) hadden aangegeven vooralsnog geen stappen te zullen ondernemen, heeft het Bestuur besloten om een arbitrageprocedure te starten. Tijdens de zitting in december 2012 gaven de arbiters aan dat de uitspraak eind januari 2013 zou volgen. Het niet verhogen van de pensioenen leidde net als in de voorgaande jaren tot onrust onder de Gewezen Deelnemers en de Pensioengerechtigden die voor voorwaardelijke verhogingen in aanmerking kwamen. Het Bestuur heeft deze onzekerheid onderkend en heeft in een speciale uitgave van de Pensioenkrant in maart 2012 alle aspecten van de toeslagverlening toegelicht. Het geven van uitleg over de wijze van toeslagverlening bij ING heeft bijgedragen aan een herstel van het vertrouwen onder de Pensioengerechtigden, zo bleek uit het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek. De Werkgever heeft het fonds in mei 2012 verzocht mee te werken aan een splitsing van het fonds per 1 januari 2014. Het Bestuur heeft aangegeven aan dit verzoek te willen meewerken onder de voorwaarden dat er duidelijkheid is over de toekomstige verhaalsmogelijkheden bij ING Bank en ING Verzekeren/IM dan wel dat de financiering van de toeslagen aan het fonds is overgedragen of dat er voldoende zekerheid is dat de overdracht hiervan op afzienbare termijn na splitsing zal plaatsvinden. Het fonds en de Werkgever gingen verder in gesprek om te onderzoeken onder welke omstandigheden de toeslagverlening van de Werkgever naar het fonds kan worden overgedragen. Eind 2012 was er nog geen oplossing voor de toeslagverlening
Jaarverslag 2012
7
Pensioenfonds ING
in zicht en was er geen duidelijkheid over de verhaalsmogelijkheden, zodat het Bestuur geen besluit kon nemen over het verzoek van de Werkgever om het fonds te splitsen. Desalniettemin is het fonds in 2012 gestart om zich voor te bereiden op een mogelijke splitsing. De Werkgever besloot eveneens in 2012 om geen middelen ter beschikking te stellen voor de verhoging van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden op basis van de loonindex per 1 juni 2012 (CAO ING Verzekeren/IM) en per 1 oktober 2012 (CAO ING Bank). Omdat er op die momenten nog geen uitspraak van de arbiters was, besloot het Bestuur zijn eigen besluitvorming aan te houden tot de uitspraak bekend was. In juli 2011 hebben de Stichting Collectieve Actie Pensioengerechtigden ING Nederland, FNV Bondgenoten, CNV Dienstenbond en acht individuele Pensioengerechtigden (hierna tezamen Scaping) een aantal Nederlandse ING-vennootschappen en het fonds voor de rechter gedaagd. De belangrijkste vraag in de procedure was of er voor Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden sprake is van een onvoorwaardelijk recht op indexatie. De kantonrechter heeft in november geoordeeld dat de toezegging om te indexeren voorwaardelijk is. Het Bestuur dankt de leden van de Deelnemersraad, het Verantwoordingsorgaan, de Visitatiecommissie, de externe adviseurs en de medewerkers van het Bestuursbureau voor de bijdragen die zij in 2012 hebben geleverd aan de verdere versterking en het goed functio neren van het fonds. In dit jaarverslag 2012 treft u de verantwoording aan over het afgelopen boekjaar en kunt u meer lezen over de ontwikkeling van de financiële positie en de doelstellingen die zijn gerealiseerd.
8
1.2
Bijzondere ontwikkelingen in het verslagjaar
Bestuursverslag 1.2.1. Dekkingsgraad Het fonds berekent de waarde van de pensioenverplichtingen zowel op basis van de in de markt waargenomen rentetermijnstructuur als op basis van de door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerde rentetermijnstructuur. DNB past sinds december 2011 de rentetermijnstructuur aan door uit te gaan van de 3-maands gemiddelde rente. Sinds september 2012 heeft DNB de rentetermijnstructuur bovendien aangepast aan de hand van de zogeheten Ultimate Forward Rate (UFR). Deze twee berekeningsmethoden van de pensioenverplichtingen leiden tot verschillende waarden van de dekkingsgraad. Het fonds refereert derhalve in zijn communicatie op de website naar zowel de DNB-dekkingsgraad als de marktwaardedekkingsgraad. De DNBdekkingsgraad is bepalend voor het voldoen aan de wettelijke vereisten. De marktwaardedekkingsgraad geeft naar de mening van het Bestuur een beter beeld van de werkelijke stand en ontwikkeling van de financiële positie van het fonds en wordt daarom gehanteerd bij de uitvoering van het beleggings- en risicobeleid. In 2012 heeft de dekkingsgraad (zowel de DNB- als de marktwaardedekkingsgraad) de vanaf september 2011 ingezette opgaande lijn verder doorgezet. De DNB-dekkingsgraad is in 2012 gestegen van 117,4% naar 125,4%. De marktwaardedekkingsgraad steeg in dezelfde periode van 113,2% naar 118,4%. In figuur 1 is de ontwikkeling van beide dekkingsgraden van het fonds weergegeven. In deze figuur is een sterke piek zichtbaar van de DNB-dekkingsgraad in mei 2012. Deze piek werd veroorzaakt door een scherpe rentedaling aan het eind van die maand. Door de rentemiddeling over drie maanden had deze rentedaling slechts zeer beperkte invloed op de waarde van de pensioenverplichtingen bij de berekening van de DNB-dekkingsgraad. Aangezien de rentedaling wel sterk doorwerkte in de waarde van de beleggingen, gaf de ontwikkeling van de DNB-dekkingsgraad een afwijkend beeld van de ontwikkeling van de marktwaardedekkingsgraad. Vanaf september 2012 steeg de DNB-dekkingsgraad fors als gevolg van de invoering van de UFR voor de bepaling van de pensioenverplichtingen.
Jaarverslag 2012
9
Pensioenfonds ING
Figuur 1. Ontwikkeling dekkingsgraden 128 126
124
125
124
120 119 119
121
120
122 122
122 122
121 121 118
116
116
0
01
c. 2 De
t. Mr
11
20
1
01
.2
n Ju
S
t. ep
113 113
112
111
108
117
11
1
c. 2 De
t. Mr
12
20
117
118 118
113
112
01
20
118
116 116
115 115 115
114
112
117 117
116 116
117
2
01
.2
n Ju
S
t. ep
12
2
DNB-dekkingsgraad Marktwaardedekkingsgraad
01
20
c. 2 De
De ontwikkeling van de DNB-dekkingsgraad van het fonds kan worden vergeleken met de gewogen gemiddelde DNB-dekkingsgraad van alle Nederlandse pensioenfondsen (figuur 2).
Figuur 2. O ntwikkeling DNB-dekkingsgraad Pensioenfonds ING ten opzichte van de gemiddelde DNB-dekkingsgraad van Nederlandse pensioenfondsen 2009-2012 125 125
120
121 119
115
121
118
117 114
117
113 112
109
116
113
110 108
105
122
111
111
107
100
102
101
100
99
99
98
95 94
DNB-dekkingsgraad Pensioenfonds ING G emiddelde DNB-dekkingsgraad van
94
90 9
00
.2 ec
D
10
t. Mr
10
20
J
. un
10
0
01
20
S
t. 2 ep
D
0
01
.2 ec
t. Mr
11
20
J
. un
11
1
01
20
S
t. 2 ep
D
1
01
.2 ec
t. Mr
12
20
J
. un
12
2
01
20
S
t. 2 ep
D
2
01
.2 ec
Nederlandse pensioenfondsen
Uit de grafiek blijkt dat het gemiddelde Nederlandse pensioenfonds zich in een dekkingstekortsituatie bevindt. Het verschil tussen de DNB-dekkingsgraad van Pensioenfonds ING en die van het gemiddelde Nederlandse pensioenfonds is groter geworden, met name als gevolg van het gevoerde renteafdekkingsbeleid. Mocht de rente stijgen, dan zal het verschil weer kleiner worden. Bij deze vergelijking past de kanttekening dat bij Pensioenfonds ING de toeslagen, indien toegekend, door ING worden gefinancierd. Bij de meeste andere fondsen worden de toeslagen uit het vermogen gefinancierd. Vanuit een meerjarenperspectief voert het fonds een beleggingsbeleid gericht op het op prudente wijze laten toenemen van de marktwaardedekkingsgraad van het fonds tot ten minste het niveau van een drempelwaarde waarmee wordt voldaan aan de beginselen van veiligheid, kwaliteit en risicodiversificatie. De drempelwaarde is de marktwaardedekkingsgraad waarbij het fonds beschikt over voldoende vermogen om alle bekende risico’s te kunnen opvangen ten opzichte van de huidige verplichtingen (zie paragraaf 1.4). In 2011 is de drempelwaarde door het fonds vastgesteld op 135%. In 2012 heeft dit beleid geresulteerd in een relatief stabiele stijging van de marktwaardedekkingsgraad. In 2013 zal de drempelwaarde worden herrekend.
1.2.2. Toeslagverlening Verhoging pensioenen Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden De verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van de Gewezen
Jaarverslag 2012
Deelnemers en de ingegane pensioenen van de Pensioengerechtigden is voorwaardelijk. Overeenkomstig de Uitvoeringsovereenkomst kan het fonds deze pensioenen alleen verhogen indien de Werkgever de daarvoor benodigde middelen aan het fonds ter beschikking stelt. De Werkgever heeft in het verleden aangegeven alleen in geval van zwaarwegende redenen geen middelen voor toeslagfinanciering aan het fonds ter beschikking te stellen. De Werkgever heeft voor de verhoging van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden per 1 januari 2012, per 1 juni 2012 en per 1 oktober 2012 geen middelen aan het fonds ter beschikking gesteld. Het betrof de verhogingen waarvoor de prijsinflatie als maatstaf dient (2,33% per 1 januari 2012) en de verhogingen conform de CAO ING Verzekeren/IM en de CAO ING Bank waarvoor de looninflatie als maatstaf dient (respectievelijk 2,0% per 1 juni 2012 en 2,0% per 1 oktober 2012). Naar aanleiding van het besluit van de Werkgever heeft het Bestuur de vakbonden en de VSI gevraagd of zij van plan waren stappen te zetten. De vakbonden en de VSI hebben aangegeven vooralsnog geen stappen te ondernemen. Het Bestuur heeft besloten om een arbitrageprocedure te starten met betrekking tot de toeslagverlening per januari 2012. Arbitrageprocedure Het Bestuur was van mening dat de door de Werkgever genoemde redenen om geen middelen ter beschikking te stellen voor het verhogen van de pensioenen per 1 januari 2012 niet aan te merken zijn als zwaar wegende redenen en heeft daarom besloten tot arbitrage, zoals vastgelegd is in de
Uitvoeringsovereenkomst. Op 21 december 2012 vond de zitting plaats, gevolgd door de uitspraak in januari 2013 (zie paragraaf 1.9.). Scapingprocedure Scaping heeft in juli 2011 de Werkgever en het fonds voor de rechter gedaagd. De Werkgever werd gedaagd over onder andere de voorwaardelijkheid van de indexatietoezegging en over het uitblijven van de indexatie per 1 september 2009, 1 januari 2010 en 1 januari 2011. Het fonds werd gedaagd over de vraag of bij het ontbreken van financiering door de Werkgever het fonds dit uit eigen middelen had moeten voldoen. Daarnaast speelde de vraag of het fonds zich voldoende had ingespannen om de Werkgever te bewegen de indexatie te financieren. Op 9 november 2012 is in deze procedure uitspraak gedaan. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de toezegging om te indexeren voorwaardelijk is. Dit betekent dat het aan de Werkgever is om te besluiten of hij de middelen voor toeslagfinanciering aan het fonds ter beschikking stelt. De Werkgever stelt de middelen ter beschikking tenzij sprake is van zwaarwegende redenen. De rechter verwijst hierbij ook naar de uitspraak van juli 2011 in de procedure tussen het fonds en de Werkgever. Daarnaast geeft de rechter aan dat de indexatie niet ten laste van de eigen middelen van het fonds mag worden toegekend. De rechter heeft bevestigd dat het fonds zich voldoende heeft ingespannen voor de belangen van de Pensioengerechtigden.
1.2.3. De voorbereidingen op een mogelijke splitsing van het fonds De Werkgever heeft het fonds in mei 2012 formeel verzocht om in gezamenlijkheid aan
11
Pensioenfonds ING
de slag te gaan om een splitsing van het fonds in een pensioenfonds voor Bank en een pensioenfonds voor Verzekeren/IM te realiseren. Het Bestuur heeft aangegeven aan dit verzoek mee te willen werken, onder de voorwaarden dat er duidelijkheid is over de toekomstige verhaalsmogelijkheden bij ING Bank en ING Verzekeren/IM dan wel dat de financiering van de toeslagen aan het fonds is overgedragen of dat er voldoende zekerheid is dat de overdracht hiervan op afzienbare termijn na splitsing zal plaatsvinden. Zolang deze voorwaarden niet zijn vervuld, kan het Bestuur geen besluit nemen over een mogelijke splitsing van het fonds. De Commissie Splitsing heeft in 2012 de voorbereidingen op een mogelijke splitsing van het fonds voortgezet. Er is verder onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de indexatieverplichting van de Werkgever door het fonds over te laten nemen en er is onderzocht op welke wijze een splitsing van het fonds te realiseren is. Daarnaast is in dit traject veel aandacht besteed aan het overleg met belanghebbenden en hun vertegenwoordigers zoals de Werkgever, de Deelnemersraad, de Centrale Ondernemingsraad, de vakbonden en de VSI om voor een goede belangenbehartiging zorg te dragen.
1.2.4. Nieuwe pensioenregelingen bij de Werkgever De Werkgever en de vakbonden hebben overeenstemming bereikt over de invoering van een nieuwe pensioenregeling voor de medewerkers die vallen onder de CAO ING Bank en een pensioenregeling voor de medewerkers die vallen onder de CAO ING Verzekeren/IM. De regelingen worden ondergebracht bij twee nieuw op te richten pensioenfondsen, één voor ING Bank en één voor Verzekeren/IM.
12
De ingangsdatum van de nieuwe pensioenregelingen is 1 januari 2014. De tot die datum bij het fonds opgebouwde rechten blijven bij het bestaande fonds.
1.2.5. Transitie van fondsen naar discretionaire mandaten Het Bestuur heeft in 2010 besloten maatregelen te treffen om meer inzicht te verkrijgen in de feitelijke posities en risico’s in de beleggingsportefeuilles met als doel deze posities en risico’s beter te kunnen monitoren en beheersen. Hiertoe is een aantal fondsbeleggingen omgezet naar discretionaire mandaten. Het belangrijkste voordeel hiervan is dat het fonds meer inzicht heeft in de postities waarin het fonds belegt. Tevens kan het fonds meer invloed uitoefenen op het beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen. Daarnaast zijn de gemiddelde vermogensbeheerkosten gedaald.
1.2.6. Nationale en internationale waardering voor fonds Het fonds heeft tijdens de jaarlijkse uitreiking van de npn prijzen op 1 november 2012 de prijs ‘Pensioenfonds van het jaar 2012’ in ontvangst mogen nemen. Deze prijs is een initiatief van het vakblad Nederlands Pensioen & Beleggingsnieuws (npn), een uitgave van de Financial Times. De vakjury oordeelde dat het fonds de afgelopen jaren hard heeft gewerkt om zich volledig te reorganiseren en toonde respect voor de volhardendheid van het Bestuur en de daarmee behaalde resultaten. Op 29 november 2012 is de IPE Award ‘Best Pension Fund in The Netherlands’ toegekend aan het fonds. De IPE European Pension Funds Awards zijn een initiatief van het maandblad Investment & Pensions Europe. De jury oordeelde dat de governance en het risicomanagement bij het fonds goed op orde zijn.
Uitvoering pensioenregelingen
1.3 Bestuursverslag
1.3.1. Pensioenregelingen Het fonds voert pensioenregelingen uit voor (gewezen) werknemers van ING in Nederland. Bij de start van een dienstverband treden medewerkers toe tot de Basisregeling Pensioen 65. Deze Basisregeling Pensioen 65 is een eindloonregeling voor het vaste inkomen tot een grensbedrag en een middelloonregeling voor een aantal in de CAO genoemde variabele beloningscomponenten. De overige pensioenregelingen betreffen gesloten regelingen waartoe geen Deelnemers meer kunnen toetreden. De Verzekerden van het fonds zijn te onderscheiden in Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden. Het fonds behartigt de belangen van alle Verzekerden.
1.3.2. Ontwikkeling aantal Verzekerden Het totaal aantal Verzekerden van het fonds is in 2012 gedaald. Net als in voorgaande jaren daalde het aantal Deelnemers (in 2012: -2.110 en in 2011: -1.062). Het aantal Gewezen Deelnemers nam in 2012 toe met 682. Het aantal Pensioengerechtigden is gestegen naar 17.398 (in 2011: 17.057). Opvallend is dat voor het eerst het aantal Gewezen Deelnemers groter is dan het aantal Deelnemers (zie figuur 3). Dit hangt samen met de ontwikkelingen die de Werkgever doormaakt. Eind 2003 bestond 54% van alle Verzekerden uit Deelnemers. Eind 2012 is dit aandeel gedaald tot 37,4% (eind 2011: 39,7%).
Figuur 3. Ontwikkeling aantallen Verzekerden (gesplitst naar groep) 40.000 35.000 30.000 25.000 20.000
Pensioengerechtigden Deelnemers
Gewezen Deelnemers
15.000 10.000
Jaarverslag 2012
3
00
c. 2 De
4
00
c. 2 De
5
00
c. 2 De
6
00
c. 2 De
7
00
c. 2 De
8
00
c. 2 De
9
00
c. 2 De
0
01
c. 2 De
1
01
c. 2 De
2
01
c. 2 De
13
Pensioenfonds ING
De ontwikkeling van de aantallen Verzekerden heeft als gevolg dat de verhouding tussen de premie-inkomsten en het vermogen van het fonds afneemt. Ook zal de looptijd van de verplichtingen afnemen. In toekomstprojecties (ALM-studies) voor de onderbouwing van het beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met deze ontwikkeling. Ook kan de ontwikkeling op termijn gevolgen hebben voor de governance van het fonds. De uitsplitsing van de Verzekerden naar mannen en vrouwen is in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1. Verzekerden 2012
2011
2012
2011
Mannen
Vrouwen
Totaal
Totaal
In %
In %
Deelnemers
16.757
10.544
27.301
29.411
37,4
39,7
Gewezen Deelnemers
15.466
12.887
28.353
27.671
38,8
37,3
Pensioengerechtigden
9.757
7.641
17.398
17.057
23,8
23,0
73.052
74.139
100,0
100,0
Totaal Verzekerden
De uitsplitsing van de Pensioengerechtigden is in tabel 2 weergegeven.
Tabel 2. Pensioengerechtigden 2012
2011
2012
2011
Mannen
Vrouwen
Totaal
Totaal
In %
In %
9.218
3.485
12.703
12.448
73,0
73,0
Partnerpensioen
386
3.977
4.363
4.264
25,1
25,0
Wezenpensioen
153
179
Ouderdomspensioen
Totaal Pensioengerechtigden
332
345
1,9
2,0
17.398
17.057
100,0
100,0
1.3.3. Communicatie met Verzekerden Informatieverstrekking aan Verzekerden dient begrijpelijk, juist en volledig te zijn en op tijd plaats te vinden. Dit zijn de kwalitatieve normen die de Pensioenwet aan informatieverstrekking stelt. Voor 2012 heeft het fonds zich wederom als doel gesteld om de relevantie van de informatieverstrekking aan de Verzekerden te verbeteren. Verzekerden werden in leeftijdsgroepen ingedeeld. De inhoud en opzet van de communicatiemiddelen werden afgestemd op de informatiebehoefte van deze groepen. De communicatie met de Verzekerden vond in 2012 plaats via nieuwsberichten op de website van het fonds, de Pensioenkrant, de digitale nieuwsbrieven, het kwartaalbericht, het
14
Pensioenloket en gerichte correspondentie. In 2012 heeft het fonds de Verzekerden onder andere geïnformeerd over: • het besluit van de Werkgever om geen middelen ter beschikking te stellen voor de verhoging van de ingegane pensioenen en pensioenaanspraken (januari 2012); • de arbitrage over de verhoging van de pensioenen (maart 2012); • de administratieve gevolgen van de invoering van gescheiden CAO’s voor ING Bank en ING Verzekeren/IM (juni 2012); • de nieuwe pensioenregelingen per 1 januari 2014 (juni 2012); • de uitspraak in de Scapingprocedure (november 2012); en • de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds (op maand- en kwartaalbasis).
1.3.4. Communicatiemiddelen Om de kwalitatieve normen te behalen heeft het fonds in 2012 diverse communicatiemiddelen ingezet. Pensioenkrant en website In juni 2012 is het Magazine Pensioen vervangen door de Pensioenkrant. Ten behoeve van de relevantie zijn artikelen per leeftijdscategorie gegroepeerd en gekenmerkt. De onderwerpen in de Pensioenkrant sluiten aan op hetgeen op dat moment leeft onder de Verzekerden. Ook op de website staan de Verzekerden en de belangrijke momenten in hun leven centraal. Om de Verzekerden te bereiken heeft het fonds ook in 2012 op verschillende momenten gedurende het jaar digitale nieuwsbrieven gestuurd. Door de link in de digitale nieuwsbrieven naar de website wordt getracht het websitebezoek te bevorderen. Om de Verzekerden inzicht te geven in de ontwikkeling van de financiële positie, de marktontwikkelingen en het financiële beleid heeft het fonds voor de website een kwartaalbericht ontwikkeld. Uniform Pensioen Overzicht (UPO) en pensioenoverzicht In het tweede kwartaal van 2012 heeft het fonds het UPO, met daarin de stand van zaken per 1 januari 2012, gestuurd aan de Deelnemers. Hiermee voldeed het fonds ruimschoots aan de verplichting jaarlijks voor 30 september de toezending gereed te hebben. In het derde kwartaal zijn pensioenoverzichten naar alle Pensioengerechtigden verzonden. Pensioenloket Het Pensioenloket is ingericht om pensioenvragen van Verzekerden te beantwoorden, bijvoorbeeld over pensioenopbouw of over de consequenties van veranderingen in de persoonlijke omstandigheden. Ook in 2012 hebben de medewerkers van het Pensioenloket veel Verzekerden geholpen. In totaal zijn 51.896 vragen beantwoord. Dit is een daling ten opzichte van 2011 (67.368).
Jaarverslag 2012
15
Pensioenfonds ING
Tabel 3. Aantal contacten van Verzekerden met het Pensioenloket
Telefonisch
2012
2011
2010
9.609
11.034
13.069
5.517
7.074
8.772
Via de post
9.589
13.880
13.227
Subtotaal
24.715
31.988
35.068
Pensioenplanner bezoeken
27.181
35.380
20.743
Totaal via het Pensioenloket
51.896
67.368
55.811
Per mail
Tabel 4. Soort vragen van Verzekerden aan het Pensioenloket 2012
2011
2010
4.722
4.723
2.850
Waardeoverdracht
4.161
6.964
7.701
Pensioenplanner
1.666
1.257
2.364
Pensioenregelingen
UPO
1.510
2.612
5.024
Pensioeningang
1.140
2.948
3.320
Jaaropgave
259
437
630
Toeslagverlening
242
557
78
99
145
117
Klachten Overig
10.916
12.345
12.984
Totaal
24.715
31.988
35.068
Pensioenplanner bezoeken
27.181
35.380
20.743
Pensioenplanner Met de Pensioenplanner, die te vinden is op de website van het fonds, kunnen Deelnemers het door hen opgebouwde pensioen op een overzichtelijke wijze in beeld krijgen. Een Deelnemer kan in de Pensioenplanner persoonlijke keuzes invullen waarna de Pensioenplanner uitrekent wat de consequentie is van deze keuze voor de hoogte van het pensioen. De Pensioenplanner is in 2012 minder frequent dan in 2011 bezocht (2012: 27.181 en 2011: 35.380 keer). Daarentegen zijn er wel meer vragen over de Pensioenplanner gesteld (2012: 1.666 en 2011: 1.257), onder andere over het verlenen van toegang daartoe aan Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden.
1.3.5. Communicatieresultaten Om te toetsen of de informatieverstrekking van het fonds voldoet aan de verwachtingen van Verzekerden, heeft het fonds diverse onderzoeken uitgevoerd. Deelnemers en Pensioengerechtigden namen deel aan onderzoeken met betrekking tot de
16
Pensioenkrant en de reputatie van het fonds. Daarnaast werd in oktober 2012 het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Reputatie-onderzoek In juli 2012 heeft het fonds een online, representatief reputatie-onderzoek uitgevoerd onder 4.717 abonnees op de digitale nieuwsbrieven. In totaal gaven 573 Deelnemers en 599 Pensioengerechtigden gehoor aan de uitnodiging om hun verwachtingen en ervaringen ten aanzien van het fonds kenbaar te maken. De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn: • Deelnemers verwachten dat het fonds zijn taak als pensioenuitvoerder waarmaakt door het voeren van een prudent financieel beleid. Voor Pensioengerechtigden vertaalt deze taak van het fonds zich vooral in het veiligstellen van de ingegane pensioenen, bijvoorbeeld door op te komen voor hun belangen rondom de indexatie; en • Verzekerden vinden het fonds professioneel, vooral ten aanzien van het gevoerde financiële beleid. Er is veel vertrouwen dat het fonds ook de toekomstige pensioenuitkeringen kan voldoen. De binding met het fonds neemt toe met het vorderen van de jaren. Naarmate men dichter bij de pensioenleeftijd komt neemt ook de interesse toe. Vertrouwen in het fonds is voornamelijk gebaseerd op transparantie. Verzekerden hechten minder belang aan het hebben van een eigen gezicht van het fonds in de markt. Het fonds heeft op basis van de uitkomsten van het reputatie-onderzoek nieuwe initiatieven ontplooid om de transparantie te verhogen, zoals de invoering van het kwartaalbericht. Verder zal de functionaliteit van de Pensioenplanner worden verbeterd.
Figuur 4. Vertrouwen in financieel beleid 300
200
100
Pensioengerechtigden Deelnemers
0
dig lle s Vo een on
Jaarverslag 2012
ijk orl s ho n Be onee
s zin igs ns En nee o
l
aa
utr
Ne
s zin igs ns En e ee me
ijk orl s ho n Be ee ee m
dig lle s Vo een e me
17
Pensioenfonds ING
Klanttevredenheidsonderzoek In oktober 2012 werd het jaarlijkse online, representatief klanttevredenheidsonderzoek uitgevoerd waaraan 547 Deelnemers en 387 Pensioengerechtigden hebben deelgenomen. Het doel van het onderzoek was inzicht te krijgen in de mate van tevredenheid uitgedrukt in de beeldvorming ten aanzien van het fonds, de effectiviteit van de pensioencommunicatie en het pensioenbewustzijn onder de Verzekerden. De belangrijkste resultaten uit het onderzoek zijn: • het gemiddeld rapportcijfer heeft zich ten opzichte van 2011 hersteld, namelijk van 7,3 naar 7,7; • het vertrouwen onder de Pensioengerechtigden in het fonds is ten opzichte van 2011 gestegen, namelijk van 75% naar 79%; • Verzekerden hebben een positief beeld van het fonds en vinden het fonds overwegend professioneel en zelfstandig. Wie contact heeft gehad met het Pensioenloket waardeert ook de persoonlijke benadering; en • communicatie is het belangrijkste middel om de bestaande vertrouwensband met Verzekerden te behouden.
Tabel 5. Enkele resultaten klanttevredenheidsonderzoek Rapportcijfer
(Veel) vertrouwen
(Zeer) positief beeld
2012
2011
2010
2012
2011
2010
2012
2011
Deelnemers
7,7
7,4
7,5
79%
80%
78%
73%
70%
2010 74%
Pensioengerechtigden
7,7
7,1
7,6
79%
75%
80%
75%
66%
79%
Een aantal onderwerpen met bijbehorende resultaten uit het klanttevredenheidsonderzoek wordt hieronder nader toegelicht. Pensioenbewustzijn Net als in 2011 denken negen van de tien van de Deelnemers wel eens na over hun pensioen inkomen. Het beeld dat Deelnemers daarvan hebben is positiever dan dat van de gemiddelde Nederlandse werknemer. De Deelnemers geven aan een hoog pensioen nodig te hebben bij pensionering (namelijk 76% of meer van het netto loon). Acht van de tien Deelnemers zijn onzeker of zij voldoende pensioen zullen ontvangen. De spaarintentie is toegenomen van 19% in 2011 naar 24% in 2012. Pensioenplanner Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat vier van de tien van de Deelnemers in 2012 gebruik heeft gemaakt van het beveiligde deel van de website van het fonds. Negen van de tien Deelnemers die hebben ingelogd op het beveiligde deel van de website zeggen hier (zeer) tevreden over te zijn.
18
Pensioenkrant en website De opzet van de Pensioenkrant wordt beter beoordeeld dan het Magazine Pensioen. Verzekerden vinden de informatie vaker relevant voor hun eigen situatie. De website bereikt nagenoeg de helft van de totale doelgroep. De tevredenheid over de website onder de Verzekerden is ten opzichte van 2011 iets afgenomen, namelijk van 85% naar 83%. Verzekerden waren kritischer over de aspecten gebruiksvriendelijkheid en volledigheid van de informatie op de website. UPO Uit het klanttevredenheidsonderzoek blijkt dat acht van de tien Pensioengerechtigden en Deelnemers het jaarlijkse overzicht redelijk goed begrijpt. Het merendeel van de Deelnemers neemt het UPO vluchtig door terwijl de meeste Pensioengerechtigden het pensioenoverzicht grondig doorlezen. Pensioenloket Uit het onderzoek blijkt dat het Pensioenloket goed functioneert maar dat de deskundigheid scherp bewaakt dient te worden. Geconcludeerd kan worden dat de extra inspanningen in de communicatie mede hebben bijgedragen aan het herstel van het vertrouwen in het fonds en meer waardering voor de relevantie en de begrijpelijkheid van de informatie.
1.3.5. Geschillen met Verzekerden Indien een Verzekerde van mening is dat hij bij de toepassing van de pensioenreglementen in zijn rechten is geschaad, kan hij bezwaar maken tegen de genomen beslissing. Indien het bezwaar wordt afgewezen, kan de Verzekerde het geschil voorleggen aan de Ombudsman Pensioenen. Per 1 januari 2012 waren twee bezwaarschriften uit 2011 in behandeling bij de Geschillencommissie. In 2012 zijn negen bezwaarschriften ingediend bij de Geschillencommissie, wat het totaal op elf bracht. Vijf bezwaarschriften waren eind 2012 nog in behandeling bij de Geschillencommissie. Vijf bezwaarschriften zijn afgewezen en één bezwaarschrift is toegewezen. Verder hebben twee Verzekerden een geschil voorgelegd aan de Ombudsman Pensioenen. Beide geschillen zijn door de Ombudsman behandeld en afgewezen.
Jaarverslag 2012
19
“Ik maak me soms zorgen of ik straks überhaupt nog een pensioen krijg. Is de opbouw voldoende of moet ik wellicht samen met mijn werkgever denken aan een individuele opbouw of dit zelf doen?” Annemarie Jongepier Werkt bij ING Insurance/Investment Management als Manager Communications IT EurAsia
1.4 Bestuursverslag
Financiële positie 1.4.1. Normen en eisen dekkingsgraad De belangrijkste indicator voor de financiële positie van een pensioenfonds is de dekkingsgraad. Deze wordt berekend door de bezittingen van het fonds (waarde van de beleggingen plus saldo kortlopende vorderingen en schulden) te delen door de waarde van de pensioenverplichtingen. De hoogte van de dekkingsgraad dient te voldoen aan een aantal wettelijke vereisten. In deze paragraaf worden de wettelijke normen met betrekking tot de dekkingsgraad beschreven. In de wet wordt niet gesproken over een DNB-dekkingsgraad of een marktwaardedekkingsgraad. De wettelijke vereisten die aan een dekkingsgraad worden gesteld, hebben betrekking op de DNB-dekkingsgraad. Strategische risiconorm Het fonds streeft naar het op lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Met het oog op deze doelstelling hanteert het fonds een strategische risiconorm. Deze houdt in dat het fonds ernaar streeft om de kans (gemiddeld op lange termijn) dat het fonds in een jaar (voor bijstorting door de Werkgever) in een situatie van een dekkingstekort komt te verkeren, te beperken tot 1%. Op grond van de Pensioenwet is er sprake van een dekkingstekort indien de DNB-dekkingsgraad lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2% (voor interne doeleinden gebruikt het fonds 105%). Het fonds hanteert de marktwaardedekkingsgraad als maatstaf voor het beeld van de werkelijke stand en ontwikkeling van de financiële positie. Voor de toepassing en monitoring van de strategische risiconorm is in 2012 de marktwaardedekkingsgraad gehanteerd en is de DNB-dekkingsgraad als ondersteunende informatie meegenomen in de risicobeheersing. Met ingang van 2013 werkt het fonds met een risicobudget dat is afgeleid van de strategische risiconorm en waarvan de hoogte afhangt van de actuele marktwaardedekkingsgraad. Voor de uitwerking van het risicobudget zijn twee criteria gehanteerd: • Criterium 1: de kans dat de marktwaardedekkingsgraad lager is dan 105% in jaar 15 mag maximaal 1% bedragen; en • Criterium 2: de kans op een marktwaardedekkingsgraad lager dan de kritische dekkingsgraad van 99% in 1 jaar mag maximaal 1% bedragen. Drempelwaarde Het Bestuur heeft de drempelwaarde in 2011 vastgesteld op 135%. Bij het bereiken van de drempelwaarde wordt voldaan aan de strategische risiconorm. De hoogte van de drempelwaarde is afhankelijk van de marktomstandigheden en wordt periodiek herrekend.
Jaarverslag 2012
21
Pensioenfonds ING
Wettelijke eisen aan de dekkingsgraad De DNB-dekkingsgraad van een pensioenfonds dient te voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen. Er is sprake van een vereiste dekkingsgraad en van een minimaal vereiste dekkingsgraad. Ultimo 2012 bedroeg de vereiste dekkingsgraad op basis van de wettelijke voorschriften, het zogenoemde standaardmodel van DNB, 110,9% (per 31 december 2011: 111,7%). Het fonds heeft na toetsing vastgesteld dat het standaardmodel zal worden toegepast. Om de wettelijk vereiste DNB-dekkingsgraad te kunnen berekenen dient het vereist eigen vermogen te worden bepaald. De berekening voor het vereiste eigen vermogen is weergegeven in figuur 5.
Figuur 5. Vereist eigen vermogen 20
2,9% 1,1%
15
0,4%
3,8%
10,9%
9,6%
10
-7,1%
Totaal vereist eigen vermogen (absoluut) Diversificatie-effect Overige risico’s Marktrisico
5 0,2%
0
ico
ris nte
Re
)
(S1
rde
aa
)
(S2
ico
is tar
lu Va
l
ke
Za
w ijke
ico
s nri
)
(S3
ffe
sto
d on Gr
ico
s nri
)
(S4
di
Kre
ico
is etr
k rze Ve
)
(S5
ico
isc
hn
eri
ng
c ste
is hr
)
(S6
ers Div
ific
e ati
ec -eff
t
ist ere t) l v oluu a ta s To (ab en og
erm nv
e eig
De minimaal vereiste dekkingsgraad van het fonds bedroeg op basis van de wettelijke vereisten 104,2% per 31 december 2012 (31 december 2011: 104,2%). Het fonds hanteert voor interne doeleinden een minimaal vereiste dekkingsgraad van 105%. Per 31 december 2012 voldeed de dekkingsgraad van het fonds aan de wettelijke eisen.
1.4.2. Financiële positie Ontwikkeling DNB-dekkingsgraad en marktwaardedekkingsgraad De marktwaardedekkingsgraad is in 2012 gestegen van 113,2% ultimo 2011 naar 118,4% ultimo 2012. De DNB-dekkingsgraad is gestegen van 117,4% ultimo 2011 naar 125,4% ultimo 2012. Ten
22
opzichte van ultimo 2011 nam de DNB-dekkingsgraad in 2012 toe door vooral het behaalde overrendement en de invoering van de UFR. In figuur 6 wordt de invloed van de verschillende factoren op de DNB- en de marktkwaarde dekkingsgraad getoond. Tevens wordt het verschil tussen de DNB- en de marktwaardedekkingsgraad inzichtelijk gemaakt.
Figuur 6. Ontwikkeling DNB- en marktwaardedekkingsgraad (verslagjaar 2012) 130
7,0 14,6
120
0,3
0,0
0,4
117,4 -1,1
113,2 -4,2
110
-9,0
100 90 d
raa sg
ek
B-d
d ein
11
rkt
Ma
dd mi
nte
Re
d
a gra
gs
in kk
de
rde
a wa
ng
eli
20
g kin
DN
125,4
118,4
d ein
11
20
ijn
rm
e tet
n Re
ur
ctu
u str
e err Ov
nt
me
e nd
ies
m Pre
U
n
ge
rin
e itk
r sve
ng
d
raa sg
n ve Le
rkt
Ma
g
eri Ov
hti
c wa
k
de
rde
a wa
g kin
d ein
12
20
ng eli
idd
m nte
Re
ek
B-d
en
R
UF
2
01
d2
in de
raa sg
g kin
DN
Van DNB-dekkingsgraad naar marktwaardedekkingsgraad ultimo 2011 De DNB-dekkingsgraad bedroeg eind 2011 117,4%. Door de rentemiddeling over drie maanden die in de DNB-dekkingsgraad wordt gehanteerd lag de DNB-dekkingsgraad 4,2% punt hoger dan de marktwaardedekkingsgraad (113,2% ultimo 2011). De factoren die van invloed zijn op de marktwaardedekkingsgraad worden hieronder nader toegelicht. Rentetermijnstructuur De waarde van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds (Voorziening pensioenverplichtingen) wordt berekend tegen de door DNB maandelijks gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze rentetermijnstructuur is gebaseerd op de interbancaire swapmarkt. In 2012 is de rentetermijnstructuur voor met name de kortere looptijden gedaald. Het effect op de marktwaardedekkingsgraad bedroeg -9,0%-punt.
Jaarverslag 2012
23
Pensioenfonds ING
Overrendement Het overrendement betreft het saldo van de totale beleggingsopbrengsten (€ 2.330 miljoen) en de toegevoegde interest aan de Voorziening pensioenverplichtingen (€ 211 miljoen). Het positieve saldo (€ 2.119 miljoen) bestaat voornamelijk uit de opbrengsten van de Vastrentende waarden, rentederivaten (€ 1.756 miljoen) en de opbrengsten van de aandelen en overige zakelijke waarden (€ 564 miljoen). Het effect op de marktwaardedekkingsgraad bedroeg 14,6%-punt. Door de hoge mate van renteafdekking leidt de daling van de rentetermijnstructuur tot een stijging van de waarde van de beleggingen. Het saldo van het effect op de marktwaardedekkingsgraad van het overrendement en de wijziging van de rentetermijnstructuur bedraagt 5,6%-punt. Premies In 2012 bedroeg de kostendekkende premie € 563 miljoen. De feitelijke premie over 2012 (€ 635 miljoen) was € 72 miljoen hoger dan de kostendekkende premie. In de feitelijke premie is een opslag van 20% opgenomen voor het in stand houden van de DNB-dekkingsgraad, terwijl de opslag in de kostendekkende premie 11,7% bedraagt. Voor het deel van de kostendekkende premie dat per 31 december 2012 is berekend, bedraagt de opslag 10,9%. Daarnaast maakte de bijdrage in de Voorziening Toekomstige Sterfteontwikkeling (VTSO) deel uit van de feitelijke premie, terwijl die geen deel uitmaakt van de kostendekkende premie. Het effect van de premies op de marktwaardedekkingsgraad bedroeg 0,3%-punt.
24
Uitkeringen De uitkeringen aan Pensioengerechtigden doen de Technische voorzieningen afnemen. Het extra vermogen dat het fonds aanhoudt voor de pensioenverplichtingen valt vrij bij uitkering. Dit had in 2012 een positief effect op de marktwaardedekkingsgraad van 0,4%. Levensverwachtingen Pensioenfondsen dienen de voorzieningen op prudente wijze vast te stellen, rekening houdend met de meest recente inzichten met betrekking tot de toename van de levensverwachting van mannen en vrouwen. In 2012 is een onderzoek uitgevoerd naar de door het fonds gehanteerde ervaringssterfte binnen ING. Op basis van dit onderzoek zijn de grondslagen aangepast. De aanpassing betreft een correctie van de sterftekansen die van toepassing zijn op de gehele bevolking in specifieke sterftekansen die van toepassing zijn op de Verzekerden van ING. Dit heeft tot een verlaging van de Voorziening pensioenverplichtingen met 2,5%-punt geleid. Daarnaast heeft in 2012 een omrekening plaatsgevonden naar de nieuwe prognosetafel van het Actuarieel Genootschap (2012-2062). Dit leidde tot een verhoging van de Voorziening pensioen verplichtingen met 1%-punt. De Voorziening is vervolgens verhoogd met een opslag van 1,7% voor toekomstige omrekening van prognosetafels. Deze opslag bedraagt ultimo 2012 1,7%, uitgaande van een horizon van vijf jaar. De benodigde toevoeging bedroeg per saldo 0,2%-punt, deze is onttrokken aan de VTSO. Hierdoor is het effect op de marktwaardedekkingsgraad 0,0%-punt. In de paragrafen 1.9 en 2.4 zal nader in worden gegaan op de bovengenoemde wijzigingen in de sterftegrondslagen.
Overig Onder de post Overig zijn mede begrepen de gevolgen van waardeoverdracht, afkoop, uitruil van pensioenaanspraken en gevolgen van wijzigingen in de berekeningssystematiek. Het effect van de verschillen op de marktwaardedekkingsgraad die voortvloeien uit de voorgeschreven berekeningssystematiek, waarbij wordt verondersteld dat alle mutaties naar de stand van de marktwaardedekkingsgraad per 1 januari kunnen worden berekend, bedroeg in 2012 -1,1%-punt. Het verschil tussen DNB- en marktwaardedekkingsgraad wordt veroorzaakt doordat DNB bij de bepaling van de rentetermijnstructuur rentemiddeling en UFR toepast op de marktrente. Rentemiddeling en UFR Bij het vaststellen van de rentetermijn structuur ultimo 2012 heeft DNB een tweetal aanpassingen toegepast. Ten eerste wordt de curve sinds december 2011 gebaseerd op de 3-maands gemiddelde rente. Ten tweede is per september 2012 door DNB de UFR geïntroduceerd. Deze houdt in dat voor langere rentelooptijden niet de marktrente wordt genomen maar een fictieve rente die oploopt tot 4,2%. Deze UFR-rente ligt momenteel boven de marktrente. Consequentie is dat de UFR-verplichtingen een lagere waarde hebben dan de marktwaardeverplichtingen. Hierdoor is de DNBdekkingsgraad op basis van de UFR hoger dan op basis van de marktrente. Het effect van beide aanpassingen samen bedraagt voor het fonds 7,0%-punt ultimo 2012.
1.5 Bestuursverslag
Marktontwikkelingen en financieel beleid 1.5.1. Wereldwijde economische ontwikkelingen in 2012 De stemming op de financiële markten werd in 2012 voor een groot deel bepaald door de overheden en centrale banken. In landen als de Verenigde Staten, Japan en China vonden verkiezingen plaats of een wisseling van de macht. Medio 2012 gaf ECB-president Mario Draghi met zijn uitspraken “Whatever it takes” en “Believe me, it will be enough” beleggers het vertrouwen dat de ECB het niet zou toestaan dat de euro nog verder onder druk zou komen te staan. Hierdoor werd het risico dat de euro uiteen zou vallen aanzienlijk kleiner. Eind 2012 kondigde de Amerikaanse centrale bank (de FED) aan door te gaan met het opkopen van obligaties (‘Quantitative Easing’) totdat de werkloosheid zal zijn gedaald tot 6,5%, waarbij de inflatie niet te veel mag oplopen. Na de uitspraken van Mario Draghi stegen de koersen van de meer risicovolle beleggingen, zoals aandelen. Grondstoffen bewogen aanvankelijk mee, maar daalden alsnog in het vierde kwartaal. Vooral de euro profiteerde van de uitspraken van de ECB-president, de koers steeg van 1,22 dollar per euro tot 1,32 dollar per euro ultimo 2012. De rente op de Nederlandse kapitaalmarkt was eind 2012 lager vergeleken met eind 2011. De marktrente van de verplichtingen daalde van 2,8% naar 2,5% onder invloed van het ruime monetaire beleid van de ECB en de zwakke conjuncturele vooruitzichten in Europa. Binnen de eurozone ging het proces van economische en budgettaire integratie langzaam verder. De euroleiders bespraken onderwerpen als de bankenunie en het depositogarantiestelsel maar namen geen concrete besluiten. In Griekenland werden in het tweede kwartaal verkiezingen gehouden waarbij het van te voren onzeker was of er een pro-Europa regering aan de macht zou komen. De belangrijkste politieke ontwikkelingen in de Verenigde Staten vonden plaats aan het eind van 2012. Na de herverkiezing van president Obama verschoof de aandacht van de financiële markten naar de dreiging van bezuinigingen als gevolg van de begrotingsproblematiek (‘fiscal cliff’). Hierdoor nam de onzekerheid bij bedrijven en consumenten toe en presteerde de Amerikaanse aandelenmarkt licht negatief in het vierde kwartaal. Uiteindelijk kwam er een compromis tot stand waarbij een gedeelte van het financieringsprobleem werd doorgeschoven naar een later moment. In 2012 lieten de mondiale economische ontwikkelingen een divers beeld zien. In de eurozone kwam de economische groei uit op -0,4% (2011: 1,5%). Het relatieve hoge groeicijfer van 2,3% (2011: 1,7%) in de Verenigde Staten waren met name te danken aan het herstel van de
Jaarverslag 2012
25
Pensioenfonds ING
Amerikaanse woningmarkt. In de rest van de wereld was er vooral sprake van een lage of afzwakkende groei. De opkomende markten zagen in 2012 hun bruto nationaal product toenemen met gemiddeld 4,4%. De inflatie liep niet op en bewoog zich zowel in de eurozone als in de Verenigde Staten tussen 2 en 2,5%.
1.5.2. Strategisch beleggingsbeleid Doelstellingen Het strategisch beleggingsbeleid heeft als doel de marktwaardedekkingsgraad op een prudente wijze te laten toenemen tot ten minste het niveau van de drempelwaarde van 135% zodat wordt voldaan aan de beginselen van veiligheid, kwaliteit en risicodiversificatie. Bij het vaststellen van het beleid is rekening gehouden met: • de specifieke karakteristieken van het fonds zoals die tot uitdrukking komen in de toekomstige pensioenverplichtingen; • de uitkomsten van de ALM-studie en continuïteitsanalyse; • de risicohouding van het fonds, vertaald in de strategische risiconorm; en • de eisen ten aanzien van beleggingen die voortvloeien uit de pensioenwetgeving. In het beleid komen de normportefeuille en de normen/grenzen/bandbreedtes met betrekking tot het renterisico en het valutarisico tot uitdrukking. Op grond van de beleidsvoornemens voor de lange termijn stelt het Bestuur jaarlijks een beleggingsplan op. Hierin staat op
26
welke wijze het beleid tot concrete (beleggings)activiteiten leidt. Bij de selectie en het beheer van de beleggingen houdt het fonds rekening met de invloed die deze beleggingen kunnen hebben op milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur. Het beleid dat het fonds op dit gebied voert is vastgelegd in de Code maatschappelijk verantwoord beleggen. Normportefeuille De normportefeuille geeft aan voor welk percentage de verschillende assetcategorieën in de totale portefeuille worden opgenomen. De structuur en de looptijd van de pensioenverplichtingen, de verwachte rendementen en de hiermee verbonden (beleggings)risico’s zijn factoren die een rol spelen bij de samenstelling van de normportefeuille. Deze normportefeuille is voor 2012 met de bijbehorende bandbreedtes in tabel 6 weergegeven. De bandbreedtes geven de grenzen aan waarbinnen de belangen in de diverse beleggingscategorieën zich mogen bewegen. De normportefeuille per eind december 2012 gold voor geheel 2012. De normportefeuille per eind december 2011 gold vanaf 1 oktober 2011.
Tabel 6. Normportefeuille Per 31 december 2012
Per 31 december 2011
Norm
Minimum
Maximum
Norm
Minimum
Maximum
Vastrentende waarden
61,5%
51,0%
67,0%
61,5%
51,0%
67,0%
Staatsobligaties
47,5%
40,0%
52,0%
47,5%
40,0%
52,0%
Bedrijfsobligaties
7,0%
5,0%
10,0%
9,0%
6,0%
12,0%
Obligaties opkomende markten HC
3,5%
2,5%
4,5%
2,5%
2,0%
3,0%
Obligaties opkomende markten LC
3,5%
2,5%
4,5%
2,5%
2,0%
3,0%
Aandelen
25,5%
17,0%
34,0%
25,5%
22,0%
34,0%
Ontwikkelde markten
18,0%
13,0%
25,0%
21,0%
18,0%
27,0%
Opkomende markten
7,5%
4,0%
9,0%
4,5%
4,0%
7,0%
Vastgoed
7,0%
4,0%
8,0%
7,0%
4,0%
8,0%
Niet-beursgenoteerd
7,0%
4,0%
8,0%
6,0%
4,0%
8,0%
Beursgenoteerd
0,0%
0,0%
2,0%
1,0%
0,0%
2,0%
Alternatieve beleggingen
6,0%
0,0%
8,0%
6,0%
3,0%
9,0%
Private equity
2,0%
0,0%
3,0%
2,0%
1,0%
3,0%
Hedgefondsen
2,0%
0,0%
2,5%
2,0%
1,0%
3,0%
Grondstoffen
2,0%
0,0%
2,5%
2,0%
1,0%
3,0%
Liquide middelen
0,0%
0,0%
2,0%
0,0%
-0,2%
0,2%
Totaal beleggingen
100,0%
100,0%
Een uitsplitsing van de totale feitelijke beleggingsportefeuille per 31 december 2012 en 2011 is hierna weergegeven. De vorderingen, schulden en banksaldi op grond van het vermogensbeheer zijn in de tabel opgenomen. In de jaarrekening worden deze posten separaat verantwoord.
Jaarverslag 2012
27
Pensioenfonds ING
Tabel 7. F eitelijke beleggingsportefeuille naar assetcategorieën (bedragen in miljoenen euro’s) Beleggingsportefeuille 31 december 2012 Vastrentende waarden
Beleggingsportefeuille 31 december 2011
10.632
63,6%
8.741
60,4%
Staatsobligaties
8.075
48,3%
6.559
45,3%
Bedrijfsobligaties
1.407
8,4%
1.380
9,5%
Obligaties opkomende markten HC
633
3,8%
413
2,9%
Obligaties opkomende markten LC
517
3,1%
389
2,7%
Aandelen
4.371
26,1%
3.961
27,4%
Ontwikkelde markten
3.245
19,4%
3.334
23,0%
Opkomende markten
1.126
6,7%
627
4,3%
Vastgoed
1.060
6,3%
978
6,8%
Niet-beursgenoteerd
860
5,1%
813
5,6%
Beursgenoteerd
200
1,2%
165
1,2%
Alternatieve beleggingen
670
4,0%
792
5,5%
Private equity
317
1,9%
243
1,7%
Hedgefondsen
155
0,9%
266
1,8%
Grondstoffen
198
1,2%
283
2,0%
16.733
100,0%
14.472
100,0%
Totaal Overige activa & passiva (overlopende interest) Derivaten1 Beleggingen 1 De
230
179
1.347
1.185
18.310
15.836
derivaten zijn gesaldeerd weergegeven.
ALM-studie 2012 In 2012 is een ALM-studie uitgevoerd met als doel een risicobudget afhankelijk van de dekkingsgraad te bepalen. De strategische risiconorm die het fonds zich heeft gesteld, bepaalt de hoogte van het risicobudget. Deze norm luidt: “het fonds streeft ernaar om de kans (gemiddeld op de lange termijn) dat het fonds in een jaar (voor bijstorting door de Werkgever) in een situatie van dekkingstekort komt te verkeren, te beperken tot maximaal 1%”. Hierbij worden de verplichtingen gewaardeerd tegen marktrentes. In de ALM-studie is een vertaling van deze risiconorm gemaakt naar criteria voor de lange en korte termijn. Het criterium voor de lange termijn houdt in dat de kans dat de
28
marktwaardedekkingsgraad in jaar 15 onder 105% komt niet groter mag zijn dan 1%. Voor de korte termijn geldt dat de kans dat de marktwaardedekkingsgraad in jaar 1 onder 99% komt niet groter mag zijn dan 1%. De grens is nu vastgesteld op 99% omdat naar verwachting vanaf dat niveau in drie jaar, zonder bijstorting en kortingen op pensioenaanspraken, de marktwaardedekkingsgraad kan herstellen tot 105%. Risicobudgetteringsbeleid Het fonds heeft in 2012 het risicobudgetteringsbeleid uitgewerkt en getest. De risiconorm bestaat uit criteria voor de lange en korte termijn. Van de risiconorm is een marktwaardedekkingsgraad afhankelijk risicobudget afgeleid. Dit betekent dat het risicobudget bij een bepaalde marktwaardedekkingsgraad vaststaat en dat de assetallocatie variabel is. Op basis van de testen in 2012 heeft het Bestuur besloten om het risicobudgetteringsbeleid in 2013 in te voeren. Strategisch rentebeleid Het fonds heeft, gezien de samenstelling van het Verzekerdenbestand, zeer langlopende pensioenverplichtingen. Deze pensioenverplichtingen worden op marktwaarde gewaardeerd. Per september 2012 is door DNB de UFR ingevoerd. Het fonds heeft besloten primair te sturen op de marktwaarde en zijn beleggingsbeleid te laten bepalen door de marktwaardedekkingsgraad. Renteveranderingen kunnen leiden tot aanzienlijke waardeveranderingen van de pensioenverplichtingen. Het fonds voert het strategische beleid om dit renterisico voor 105% van de Technische voorzieningen af te dekken. Hier kan van worden afgeweken waarbij de tactische afdekking binnen een bepaalde bandbreedte dient te blijven. De onderkant van de bandbreedte is 80%. De bovenkant is gelijk gesteld aan de hoogte van de marktwaardedekkingsgraad. De afdekking van de (rentegevoeligheid van de) verplichtingen wordt gedaan met de vastrentende beleggingen (staatsobligaties, bedrijfsobligaties en obligaties van opkomende landen) en rentederivaten. Bij de rentederivaten gaat het voornamelijk om zogenoemde receiver swaps. Dit houdt in dat een ruil plaats vindt tussen vaste lange termijn rentepercentages en variabele korte
Jaarverslag 2012
termijn rentepercentages. Bij een receiver swap ontvangt het fonds het afgesproken lange termijn rentepercentage over een nominaal bedrag en betaalt hiervoor de variabele korte termijn rente. Er zijn door het fonds geen swaptions (opties op renteswaps) gebruikt bij het afdekken van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Strategisch valutabeleid De belangrijkste valutarisico’s van de internationaal gespreide portefeuilles zijn afgedekt naar de euro. De afdekking betreft de waarde van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen, de Zwitserse franc, de Hong Kong dollar en de Australische dollar. De valutarisico’s van de aandelenportefeuilles in de opkomende landen zijn niet afgedekt. Bij de keuze voor de beleggingen in deze landen vormt de valutapositie een integraal onderdeel van de beleggingsbeslissingen. Het afdekken van de valutarisico’s wordt gedaan met zogeheten forwards. Hierbij spreekt het fonds met de tegenpartij (een bank) een termijnprijs af. Deze prijs is voornamelijk afhankelijk van de renteverschillen tussen de af te dekken valuta en de eurorente.
1.5.3. Tactisch beleggingsbeleid Het tactisch beleid is gericht op het optimaal benutten van de beleggingsmogelijkheden binnen de gestelde grenzen van de strategische portefeuille in relatie tot de marktwaardedekkingsgraad van het fonds. In november 2011 heeft het Bestuur besloten de afdekking van de Amerikaanse dollar terug te brengen van 100% naar 50% met een bandbreedte van 40% tot 60%. Deze positie is in 2012 gehandhaafd omdat de risico’s en de spanningen rondom de euro dusdanig groot werden geacht, dat een vlucht naar de dollar en/of uit de euro tot de reële mogelijkheden behoorde. In dat scenario is het waarschijnlijk dat de aandelen fors in waarde dalen en de dollar fors in waarde stijgt, waardoor de waardedaling van de aandelen wordt gemitigeerd.
29
Pensioenfonds ING
Figuur 7. Verloop van de euro/dollar koers (2010-2012) 1,5
1,4
Dollars per euro
1,3
1,2
1,1
0
01
c. 2 De
t. Mr
11
20
1
01
.2
n Ju
1
01
t. 2
p Se
Tevens werd medio 2012 een beperkte verlaging van de renteafdekking doorgevoerd in combinatie met een aanpassing van de positionering op de rentecurve. Dit in verband met het lage niveau van de lange swaprente waartegen de verplichtingen van het fonds worden verdisconteerd en anticiperend op een verandering van de vorm van de rentecurve als gevolg van de introductie van de UFR. Na de invoering van de UFR zijn de lange swaprentes iets opgelopen. Transities Het afgelopen jaar is een vervolg gegeven aan de transitie van de beleggingen in diverse beleggingsfondsen naar discretionaire mandaten op basis van een uitgebreid selectieproces. In 2012 vonden er twee grote transities plaats. De eerste transitie betrof de portefeuille bedrijfsobligaties. De transitie vond plaats in twee fasen in verband met de liquiditeit van dit deel van de financiële markten. In totaal werd de positie van € 1,3
30
1
01
c. 2 De
t. Mr
12
20
2
01
.2
n Ju
2
01
t. 2
p Se
2
01
c. 2 De
miljard in een fonds overgeheveld naar twee managers die met onderling verschillende beleggingsstijlen bedrijfsobligaties in euro‘s beheren. De tweede transitie betrof de positie in een wereldwijd aandelenfonds. De positie hierin van € 1,5 miljard werd overgedragen aan drie managers die een US All Cap mandaat beheren en drie managers die een Fundamental Europe mandaat beheren.
1.5.4. Rendement 2012 Het totale beleggingsrendement van het fonds kwam voor geheel 2012 uit op 14,4% (2011: 15,8%). Ten opzichte van de benchmark van 15,1% werd een 0,7%-punt lager rendement behaald. Dit negatieve verschil wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het fonds een deel van zijn aandelenportefeuille in LowVolatility strategieën belegt. Deze strategieën hebben in 2012 een lager rendement opgeleverd dan de wereldindex die hiervoor als benchmark wordt gehanteerd.
In 2012 noteerde het grootste deel van de meer risicovolle beleggingscategorieën een goed resultaat. Aandelen presteerden uitstekend met een stijging van 15% van de wereldindex. Maar ook bedrijfsobligaties (zowel hoog als laag risico) behaalden rendementen van meer dan 10%. Met een beleggingsrendement van 27,5% was beursgenoteerd vastgoed de best presterende beleggingscategorie in 2012. Hierna wordt per assetcategorie een nadere toelichting gegeven. Benchmarks Om de prestaties van een vermogensbeheerder te meten aan een objectieve maatstaf, bepaalt het fonds benchmarks. Het streven is om over het beheerde vermogen minimaal het rendement van de benchmark te behalen binnen vooraf gedefinieerde risiconormen. De benchmarks die met de vermogensbeheerders zijn bepaald, blijven in principe gedurende het gehele jaar van toepassing.
Een vergelijking per assetcategorie van het behaalde rendement ten opzichte van de benchmarkrendementen is in tabel 9 opgenomen.
Tabel 8. Benchmarks Portefeuille
Tabel 9. Beleggingsresultaten naar assetcategorieën
Benchmarks
2012
Vastrentende waarden Staatsobligaties Buy & hold portefeuille
Benchmarkrendement gelijk aan portefeuillerendement1
Staatsobligaties overflow portefeuille
Barclays Capital Euro Aggregate treasuries AAA
Bedrijfsobligaties
Samengestelde benchmark: bestaande uit 65% Euro Investment Grade, 20% euro Covered Bonds en 15% Euro High Yield op basis van bijbehorende Barclays benchmarks
Obligaties opkomende markten HC
JP Morgan EMBI Global Diversified (euro hedged)
Obligaties opkomende markten LC
JP Morgan ELMI Plus (euro hedged)
Aandelen Ontwikkelde markten Opkomende markten
MSCI Emerging Markets Total Return net
Vastgoed Niet-beursgenoteerd
6,5% op lange termijn3
Beursgenoteerd
GPR 250 Global hedged net
Alternatieve beleggingen Private equity
MSCI World (DM) Total Return net + 1,5%
Hedgefondsen
3-maands Euribor +3%
Grondstoffen
DJ UBS Total Return 2m deferred
Portefeuille rendement
Benchmark rendement
Vastrentende waarden
11,9%
11,8%
12,9%
13,4%
Staatsobligaties
10,9%
11,1%
16,8%
16,8%
Bedrijfsobligaties
15,3%
14,6%
1,5%
1,8%
Obligaties opkomende markten HC
21,5%
16,7%
5,3%
7,4%
Obligaties opkomende markten LC
7,4%
6,7%
-4,5%
-3,8%
Aandelen
12,3%
14,3%
-6,7%
-5,1%
Ontwikkelde markten
11,9%
13,2%
-3,9%
-2,4%
Opkomende markten
15,4%
16,4%
-18,8%
-15,7%
Vastgoed
9,1%
6,5%
8,2%
5,9%
Niet-beursgenoteerd
5,5%
6,5%
11,3%
7,5%
27,5%
25,5%
1,5%
4,3%
Alternatieve beleggingen
2,2%
5,3%
0,0%
-2,4%
Private equity
7,7%
15,8%
27,8%
-0,9%
Hedgefondsen
4,1%
3,6%
-1,1%
4,4%
-3,3%
-3,1%
-8,9%
-8,9%
0,1%
0,1%
1,0%
1,0%
Totaal exclusief derivaten
11,2%
11,9%
4,5%
4,0%
Derivaten1
3,2%
3,2%
11,3%
10,8%
14,4%
15,1%
15,8%
14,8%
Grondstoffen Liquide middelen
Totaal rendement op Beleggingen 1 Dit
Liquide middelen Liquide middelen
Benchmark rendement
Beursgenoteerd Samengestelde benchmark bestaande uit: 42,5% MSCI World2, net unhedged, 32,5% MSCI Europe net unhedged en 25% Russell 3000
2011
Portefeuille rendement
percentage is de bijdrage op totaal portefeuille niveau.
Benchmarkrendement gelijk aan portefeuillerendement
Derivaten Derivatenportefeuille
Benchmarkrendement gelijk aan portefeuillerendement4
1 Dit 2 3 4
rendement is gelijk aan het portefeuillerendement omdat er geen benchmark is die vergeleken kan worden met dit onderdeel van de portefeuille. Voor de managers wordt als benchmark de LowVolatility index gehanteerd. Dit rendement is gelijkgesteld aan de aanname in de Continuïteitsanalyse van 2011. Dit rendement is gelijk aan het rendement van de derivatenportefeuille, bestaande uit rente-, valuta- en aandelenderivaten.
Jaarverslag 2012
31
Pensioenfonds ING
Rendement vastrentende waarden Marktontwikkelingen In 2012 stond het vertrouwen van beleggers onder druk door tegenvallende economische ontwikkelingen en door de politieke onzekerheid in de eurozone. Om dit vertrouwen te vergroten verlaagde de ECB in juli haar rentetarief van 1% naar 0,75%, terwijl de FED aangaf het rentetarief tot in 2015 te handhaven op 0% á 0,25%. Hierdoor kozen beleggers in 2012 voor obligaties. In Italië daalde de 10-jaars obligatierente behoorlijk omdat het vertrouwen toenam in de regering Monti. In Spanje steeg de rente in het tweede kwartaal door het zichtbaar worden van de problemen van de Spaanse banken. Begin september daalde de rente van Spanje en Italië fors en nam het vertrouwen op de financiële markten toe door de positieve uitspraken van de ECB-president en de Duitse goedkeuring van het euro-noodfonds. Dit herstel vond plaats met de daarbij behorende dalende spreads op meer risicovolle obligaties. De rente van de in het algemeen veilig beschouwde landen, zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk, daalde in 2012 licht.
Figuur 8. Europese renteontwikkelingen 2010-2012 (staatsobligaties, looptijd 10 jaar) 8 7 6 5 4
Procenten per jaar
3 2 1 0
0
01
c. 2 De
t. Mr
11
20
1
01
.2
n Ju
1
01
t. 2
p Se
1
01
c. 2 De
t. Mr
12
20
2
01
.2
n Ju
2
01
t. 2
p Se
Rendement in 2012 Het totale beleggingsrendement van de categorie vastrentende waarden kwam voor geheel 2012 uit op 11,9% (2011: 12,9%). Ten opzichte van de benchmark van 11,8% werd een 0,1% punt hoger rendement behaald.
32
2
01
c. 2 De
Italië Frankrijk Duitsland Nederland Euro-swaprente
De portefeuille staatsobligaties bestond hoofdzakelijk uit langlopende obligaties uitgegeven door Nederland, Duitsland en Frankrijk. Een deel van deze portefeuille was belegd in andere landen uit de eurozone en Europese instellingen met een AAA/AA-rating. Er waren geen beleggingen in staatsobligaties van de Griekse, Italiaanse, Spaanse, Ierse of Portugese overheden. Hierdoor bleef het landenrisico voor het fonds beperkt. De portefeuille staatsobligaties realiseerde een rendement van 10,9% (2011: 16,8%). Ten opzichte van de benchmark van 11,1% was dit 0,2%-punt lager. De portefeuille bedrijfsobligaties bestond uit laag en hoog risico bedrijfsobligaties. Met name in de tweede helft van 2012 kregen beleggers meer vertrouwen en daalden risicospreads over de gehele linie. Hierdoor konden bedrijfsobligaties een zeer goede performance laten zien. De portefeuille behaalde een rendement van 15,3% (2011: 1,5%). Ten opzichte van de benchmark van 14,6% was dit 0,7% punt hoger. Ook de opkomende landen profiteerden van het geringer worden van risicospreads. De leningen in Amerikaanse dollar kenden een rendement van 21,5% (2011: 5,3%). Ten opzichte van de benchmark van 16,7% was dit 4,8%-punt hoger. De leningen in lokale valuta profiteerden van het beleid om voornamelijk te beleggen in geldmarktinstrumenten die een lagere rente hebben. De portefeuille behaalde een rendement van 7,4% (2011: -4,5%). Ten opzichte van de benchmark van 6,7% was dit 0,7%-punt hoger.
Figuur 9. Renteontwikkelingen 2003-2012 (staatsobligaties, looptijd 30 jaar) 6
5
4
30 jaars Duitsland 30 jaars Euro-swap
Procenten per jaar
3
2
1 3
00
c. 2 De
Jaarverslag 2012
4
00
c. 2 De
5
00
c. 2 De
6
00
c. 2 De
7
00
c. 2 De
8
00
c. 2 De
9
00
c. 2 De
0
01
c. 2 De
1
01
c. 2 De
2
01
c. 2 De
33
Pensioenfonds ING
Rendement aandelen Marktontwikkelingen Na de negatieve rendementen van 2011 was 2012 een uitstekend jaar. De koersen van de aandelen in de eurozone, de Verenigde Staten en de opkomende markten stegen circa 15%. Binnen de opkomende markten presteerde de Chinese aandelenbeurs in 2012 geleidelijk minder door onzekerheid over de mate van afzwakking van de Chinese economie, maar sloot het jaar uiteindelijk toch positief af.
Figuur 10. Mondiaal beeld van aandelenindices (index: december 2009=100) 150 140 130 120 110
Dow Jones-index Nasdaq-index Nikkei-index AEX Eurotop-100 index MSCI-world index
100
Procenten
90 80 70
9
00
c. 2 De * De
0
01
c. 2 De
t. Mr
11
20
J
. un
11
20
S
t. ep
11
20
1
01
c. 2 De
t. Mr
12
20
J
. un
12
20
S
t. ep
12
20
2
01
c. 2 De
genoemde indices noteren in lokale valuta en zijn dus niet omgerekend naar euro’s.
Rendement 2012 Het totale beleggingsrendement van de categorie aandelen kwam voor geheel 2012 uit op 12,3% (2011: -6,7%). Ten opzichte van de benchmark van 14,3% werd een 2,0%-punt lager rendement behaald. Dit negatieve verschil werd voornamelijk veroorzaakt doordat het fonds voor een deel van zijn aandelenportefeuille in LowVolatility strategieën belegt. Deze strategieën hebben geresulteerd in een lager rendement dan de wereldindex die hiervoor als benchmark wordt gehanteerd. Dit is conform hetgeen mocht worden verwacht. De LowVolatility strategieën zullen normaal gesproken in een opgaande markt achterblijven bij de marktindex en in een neergaande markt mag op een outperformance worden gerekend. Er gaat van deze strategie een dempende werking uit op de volatiliteit van de beleggingen.
34
Het rendement op aandelen ontwikkelde markten kwam uit op 11,9% (2011: -3,9%). Ten opzichte van de benchmark van 13,2% was dit 1,3%-punt lager. Het rendement op aandelen opkomende markten noteerde 15,4% (2011: -18,8%). Ten opzichte van de benchmark van 16,4% was dit 1,0%-punt lager.
Rendement vastgoed Marktontwikkelingen In 2012 profiteerden beursgenoteerde vastgoedaandelen onder meer van de dalende rente en een lagere kredietrisico-opslag. Het rendement van niet-beursgenoteerd vastgoed toonde in 2012 grote regionale verschillen. De hoge rendementen in de Verenigde Staten en AziëPacific, werden deels teniet gedaan door de lage rendementen in Europa. Net als in 2011 ging in 2012 de belangstelling vooral uit naar de A-locaties met de beste huurders, met name in de kantorenmarkt. Deze ontwikkeling had tot gevolg dat het rendement (omgerekend in euro’s) voor de A-locaties significant beter was dan dat voor de B-locaties. Niet-beursgenoteerd vastgoed profiteerde in 2012 van een positief valuta-effect, met name door de ontwikkeling van de Amerikaanse dollar. Rendement 2012 Het rendement op niet-beursgenoteerd vastgoed kwam uit op 5,5% (2011: 11,3%). Ten opzichte van de benchmark was dit 1,0% lager. Het rendement op de beursgenoteerde vastgoedportefeuille bedroeg 27,5% (2011:1,5%). Ten opzichte van de benchmark was dit 2,0% hoger. Het totale beleggingsrendement van de assetcategorie vastgoed kwam voor geheel 2012 uit op 9,1% (2011: 8,2%). Ten opzichte van de benchmark van 6,5% werd een 2,6%-punt hoger rendement behaald. De outperformance van de totale vastgoedportefeuille van 2,6%-punt werd vooral veroorzaakt doordat gedurende geheel 2012 een positie in beursgenoteerd vastgoed werd aangehouden. De benchmark van de categorie vastgoed bestond daarentegen volledig uit niet-beursgenoteerd vastgoed.
Rendement alternatieve beleggingen Marktontwikkelingen 2012 was een moeilijk jaar voor de hedgefondsmanagers vanwege de wisselende stemming op de financiële markten. Positieve rendementen stonden onder druk door de onzekerheid over de economische ontwikkelingen en de perceptie dat grote delen van de
Jaarverslag 2012
35
Pensioenfonds ING
financiële markten mede werden gedreven door politieke invloeden. Desondanks sloten de hedgefondsmanagers 2012 positief af met een beleggingsresultaat van +3,8% volgens de Hedge Fund Research Index (HFRX). Voor Private equity was 2012 een positief jaar. Wereldwijd waren er voldoende kansen om bedrijven tegen aantrekkelijke waarderingen te kopen. Beleggers stelden nog steeds genoeg kapitaal beschikbaar. Banken bleven bereid leningen te verschaffen voor overnames en de markt voor beursgangen was goed. De markten voor grondstoffen hebben een licht negatief jaar achter de rug. Gemiddeld genomen realiseerden de onderliggende grondstoffen van de Dow Jones-UBS Commodity Index (DJUBS) een rendement van circa -1,7%. Onderling waren er echter grote verschillen. Koffie (-36%), katoen (-18%) en suiker (-16%) daalden fors in prijs. Graan (+19%), soja (+16%), zink (+12%) en natural gas (+10%) stegen allemaal in prijs. Goud presteerde zoals altijd goed in tijden van onzekerheid. De prijs van olie stond onder druk door de wereldwijde economische teruggang. Rendement 2012 Het totale beleggingsrendement van de categorie alternatieve beleggingen kwam voor geheel 2012 uit op 2,2% (2011: 0,0%). Ten opzichte van de benchmark van 5,3% werd een 3,1%-punt lager rendement behaald. Het rendement op Private equity kwam uit op 7,7% (2011: 27,8%). Ten opzichte van de benchmark van 15,8% was dit 8,1%-punt lager. De waardestijgingen waren in 2011 dusdanig hoog dat het te verwachten was dat dit voor 2012 niet kon worden gecontinueerd. Performancemeeting van Private equity is meer zinvol als er wordt gekeken naar intervallen die meer jaren omvatten. Het rendement op hedgefondsen kwam uit op 4,1% (2011: -1,1%). Ten opzichte van de benchmark van 3,6% was dit 0,5%-punt hoger. Het rendement op grondstoffen noteerde -3,3% (2011: -8,9%). Ten opzichte van de benchmark van -3,1% was dit 0,2%-punt lager.
36
Rendement derivaten Marktontwikkelingen Zowel de swaprente als de rente op relatief veilige staatsobligaties daalden in 2012 licht. De daling vond met name in het tweede kwartaal plaats. Deze rentedaling zorgde voor een positief rendement op rentederivaten. De rendementen op valutaderivaten in 2012 waren beperkt. Rendement 2012 Het fonds heeft vanuit het risicobeleid een belangrijk deel van het renterisico afgedekt, deels door middel van derivaten. De bijdrage aan het totale beleggingsrendement van de categorie derivaten kwam voor geheel 2012 uit op 3,2% (2011: 11,3%). De derivatenportefeuille bestaat voornamelijk uit rentederivaten. In 2012 is de bijdrage van de rentederivaten aan het rendement lager dan in het jaar daarvoor. Dat wordt veroorzaakt door de slechts geringe rentedaling in 2012. In 2011 was de daling van de rente groter, waardoor de waardestijging van de posities in rentederivaten in dat jaar groter was. Het fonds heeft in 2011 besloten om de aandelenopties ter bescherming van het neerwaartse risico af te bouwen, in samenhang met een verlaging van de allocatie naar aandelen en de opbouw van de LowVolatility portefeuille. In januari 2012 liep de laatste serie af.
Tabel 10. Bijdrage rendementen derivaten 2012
2011
2,9%
11,0%
Valutaderivaten
0,3%
-0,2%
Aandelenderivaten
0,0%
0,5%
Totaal
3,2%
11,3%
Rentederivaten
1.5.5. Maatschappelijk verantwoord beleggen Bij het vermogensbeheer heeft het fonds de stellige overtuiging dat maatschappelijk verantwoord beleggen onderdeel van het beleggingsbeleid moet zijn. Het is een continu proces dat aansluit bij het karakter van het fonds, zijn Bestuur en de Verzekerden. Het fonds heeft hiertoe een Code maatschappelijk verantwoord beleggen (Code) gepubliceerd. Het uitgangspunt van de Code is dat het fonds bij zijn beleggingsbeslissingen rekening houdt met niet-financiële criteria op het gebied van milieu, maatschappij en goed ondernemingsbestuur, ook wel de ESG-criteria genoemd. Het fonds vindt het belangrijk bedrijven te bewegen bewuster om te gaan met de maatschappij en de omgeving waarin deze bedrijven actief zijn. Het fonds onderhoudt een uitsluitingenlijst voor bedrijven die zich niet houden aan de ESG-criteria, zoals bedrijven die betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens of die zich schuldig maken aan ernstige milieuvervuiling.
Het researchinstituut is in 2012 met 102 bedrijven uit de portefeuille van het fonds in gesprek gegaan over 242 kwesties met betrekking tot milieu-, maatschappelijke en/of bestuurlijke zaken. De onderwerpen zoals beloningsbeleid, bestuursstructuur, verhouding tussen de toezichthoudende bestuurder en de uitvoerende bestuurder zijn op de agenda geplaatst. Doel van deze gesprekken is om gedragsverandering bij het bestuur van deze bedrijven tot stand te brengen. Indien ondernemingen onvoldoende invulling geven aan goed bestuur wordt dit tijdens vergaderingen van aandeelhouders en in individuele gesprekken aan de orde gesteld om verbeteringen door te voeren. Als er naar de mening van het fonds geen gedrags verandering heeft plaatsgevonden, zal het Bestuur van het fonds dit bedrijf uitsluiten.
Als onderdeel van het maatschappelijk verantwoord beleggen heeft het fonds de United Nations Principles for Responsible Investment ondertekend. Tevens is het fonds aangesloten bij Eumedion die de belangen behartigt van aangesloten Nederlandse institutionele beleggers op het gebied van corporate governance en duurzaamheid. Een gespecialiseerd researchinstituut voor verantwoord beleggen en actief eigenaarschap, ondersteunt het fonds bij de uitwerking van het beleid inzake verantwoord beleggen, bij het screenen van de beleggingen en bij het uitvoeren van het engagementbeleid waaruit de actieve betrokkenheid van de belegger bij de belegging blijkt en het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Het researchinstituut is gemachtigd de stemrechten van de aandelenbeleggingen in ontwikkelde markten van het fonds uit te oefenen. In 2011 en 2012 zijn de beleggingen in aandelen ontwikkelde markten overgegaan naar discretionaire mandaten. Hierdoor is het fonds beter in staat om zijn beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord beleggen uit te voeren, zoals het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Door actief gebruik te maken van deze stemrechten op aandelen, geeft het fonds zijn verantwoordelijkheid als institutionele belegger verder gestalte. In overleg met het researchinstituut actualiseert het fonds jaarlijks de uitsluitingenlijst in overeenstemming met de gewijzigde omstandigheden in relatie tot de ESG-criteria. Deze uitsluitingenlijst is gepubliceerd op de website.
Jaarverslag 2012
37
“Indien je je bewust bent van de risico’s, ben je in staat daarop te reageren.” Johan Roza Werkt bij ING Commercial Banking als Hoofd Commercial Development PCM
1.6 Bestuursverslag
Kengetallen kosten Het fonds vindt kostenbeheersing en transparantie erg belangrijk. Er wordt continu aan gewerkt om de structurele kosten op een acceptabel niveau te houden dan wel waar mogelijk te verlagen, met behoud van kwaliteit. Het feit dat de pensioenuitvoerings- en administratiekosten voor rekening van de Werkgever komen doet hier niets aan af. Voorbeelden van maatregelen gericht op kostenbesparing en kostenbeheersing zijn de transitie van fondsbeleggingen naar discretionaire mandaten en de nieuwe uitbestedingsovereenkomst inzake de pensioenadministratie en financiële administratie. Daarnaast worden incidentele kosten voor zover mogelijk vooraf expliciet gebudgetteerd en gemonitord. Totale kosten In verband met de uitvoering van de bij het fonds ondergebrachte pensioenregelingen worden de volgende kosten gemaakt: 1. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten. Deze kosten worden direct door het fonds geboekt en bedragen volgens de jaarrekening € 12,826 miljoen (2011: € 10,230 miljoen). Op grond van de Uitvoeringsovereenkomst worden deze kosten als onderdeel van de pensioenpremie doorbelast aan de Werkgever. Ten behoeve van de berekening van de kengetallen is door middel van een verdeelsleutel een bedrag van € 9,721 miljoen (2011: € 7,298 miljoen) toegerekend aan de pensioenbeheerkosten en € 3,105 miljoen (2011: € 2,931 miljoen) aan de vermogensbeheerkosten. 2. Personeelskosten van de medewerkers van het Bestuursbureau. De medewerkers zijn in dienst van ING Bank Personeel B.V. Deze kosten worden niet doorbelast aan het fonds en worden ook niet meegenomen in de berekening van de kengetallen. 3. Directe vermogensbeheerkosten. Dit betreffen kosten die door middel van nota’s aan het fonds in rekening zijn gebracht door vermogensbeheerders, de global custodian en andere dienstverleners op het gebied van vermogensbeheer. Naast de in de jaarrekening verantwoorde directe vermogensbeheerkosten van € 2,014 miljoen is in 2012 voor een bedrag van € 3,631 miljoen aan beheerfees aan het fonds in rekening gebracht die ten laste van de directe beleggingsopbrengsten in de jaarrekening zijn verantwoord. Het totaal van de directe vermogensbeheerkosten over 2012 bedraagt derhalve € 5,645 miljoen (2011: € 1,149 miljoen). Deze kosten komen op grond van de Uitvoeringsovereenkomst ten laste van het fonds. 4. Indirecte vermogensbeheerkosten. Dit betreffen kosten die in beleggingsportefeuilles van het fonds zijn verantwoord en daardoor ten laste komen van de beleggingsopbrengsten in de jaarrekening. Deze niet direct zichtbare kosten van het vermogensbeheer bedragen € 39,315 miljoen (2011: € 46,140 miljoen) en komen op grond van de Uitvoeringsovereenkomst ten laste van het fonds. 5. Transactiekosten. Dit betreft de kosten in verband met het aankopen en verkopen van beleggingen. Deze kosten komen op grond van de Uitvoeringsovereenkomst ten laste van het fonds.
Jaarverslag 2012
39
Pensioenfonds ING
Kengetallen Om in control te kunnen zijn ten aanzien van de kosten monitort het fonds onder meer de hoogte en ontwikkeling van drie kengetallen, te weten de gemiddelde kosten voor pensioenbeheer, vermogensbeheer en transacties. In tabel 11 zijn zowel de kengetallen van 2012 als die van 2011 weergegeven.
Tabel 11. Kengetallen 2012
2011
€ 217
€ 157
Vermogensbeheerkosten (in aantal basispunten over het gemiddeld belegd vermogen)
28,0 bps
33,5 bps
Transactiekosten (in aantal basispunten over het gemiddeld belegd vermogen)
11,9 bps
pm
Pensioenbeheerkosten (in euro’s per Deelnemer en Pensioengerechtigde)
Uit tabel 11 blijkt dat in 2012 de totale pensioenbeheerkosten per Deelnemer en Pensioengerechtigde zijn gestegen van € 157 naar € 217. Deze kostenratio is gestegen als gevolg van hogere incidentele projectkosten met betrekking tot de voorbereiding op de mogelijke splitsing van het fonds, hogere incidentele kosten met betrekking tot het voeren van juridische procedures en de afname van het aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden. De vermogensbeheerkosten, uitgedrukt in basispunten over het gemiddeld belegd vermogen, zijn gedaald. De belangrijkste reden voor deze daling betreft de transitie naar discretionaire mandaten. De beheervergoedingen van de discretionaire mandaten zijn lager dan de vergoedingen die voor het beheer van de fondsbeleggingen werden betaald. In tegenstelling tot het boekjaar 2011 is het voor het boekjaar 2012 wel mogelijk om het kengetal met betrekking tot de transactiekosten te berekenen. Dit kengetal bedraagt 11,9 basispunten over het gemiddeld belegd vermogen. Een basispunt is gelijk aan 0,01%.
40
Pensioenbeheerkosten De pensioenbeheerkosten bestaan uit: • reguliere kosten, waaronder kosten voor de pensioen administratie, bestuurs- en commissiekosten, financieel beheer, reguliere projectkosten (zoals bijvoorbeeld kosten voor het aanpassen van de pensioenadministratie als gevolg van gewijzigde wetgeving); en • incidentele kosten, waaronder incidentele projectkosten. Ten behoeve van het bepalen van het kengetal voor pensioenbeheerkosten worden de pensioenbeheerkosten gedeeld door het aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden. Het aantal Gewezen Deelnemers wordt in het kengetal niet meegenomen. Er is aangenomen dat de pensioenbeheerkosten voor de categorie Gewezen Deelnemers van verwaarloosbare betekenis is. Ultimo 2012 is het aantal Gewezen Deelnemers groter dan het aantal Deelnemers, doch lager dan het totaal van Deelnemers en Pensioengerechtigden. Het fonds heeft in 2011 en 2012 kosten gemaakt voor het voeren van juridische procedures. Dit betreft onder meer de procedure tegen de Werkgever met betrekking tot het niet verlenen van middelen ten behoeve van de verhoging van de pensioenen. Daarnaast is het fonds gedaagd door Scaping, ter verdediging van het standpunt van het fonds zijn er kosten in deze procedure gemaakt. Gezien de aard van deze procedures betreffen het incidenteel gemaakte kosten. Op verzoek van de Werkgever heeft het fonds in 2011 en 2012 voorbereidingen getroffen voor een mogelijke splitsing van het fonds. Ook deze kosten worden als incidenteel gemaakte kosten beschouwd. Het totaal van de incidentele kosten bedraagt € 2,401 miljoen (2011: € 0,844 miljoen). Zowel de reguliere als de incidentele kosten worden overigens als onderdeel van de pensioenpremie doorbelast aan de Werkgever. In tabel 12 zijn de pensioenbeheerkosten nader gespecificeerd.
Tabel 12. Pensioenbeheerkosten (bedragen in duizenden euro’s) 2012
2011
Pensioenbeheerkosten exclusief kosten voor activiteiten buiten de dagelijkse fondsactiviteiten
7.320
6.454
Voorbereidingskosten mogelijke splitsing
1.788
602
613
242
Subtotaal kosten voor activiteiten buiten de dagelijkse fondsactiviteiten
2.401
844
Totaal pensioenbeheerkosten
9.721
7.298
Kosten voor juridische procedures
In 2012 is het totaal van Deelnemers en Pensioengerechtigden gedaald naar 44.699 (in 2011: 46.468). Het totaal van de pensioenbeheerkosten 2012 inclusief de incidentele kosten, gedeeld door het aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden ultimo 2012, komt op een kostenbedrag van € 217 per Deelnemer en Pensioengerechtigde. Ten opzichte van het kengetal over 2011 van € 157 betekent dit een stijging van € 60 per Deelnemer en Pensioengerechtigde, waarvan € 6 als gevolg van het gedaalde aantal Deelnemers en Pensioengerechtigden en € 54 als gevolg van hogere pensioenbeheerkosten. In de onderstaande tabel is in beeld gebracht welk effect de incidentele kosten hebben op de hoogte van het kengetal.
Tabel 13. Pensioenbeheerkosten per Deelnemer en Pensioengerechtigde Pensioenbeheerkosten per Deelnemer en Pensioengerechtigde
2012
2011
Pensioenbeheerkosten
€ 217
€ 157
Pensioenbeheerkosten exclusief incidentele kosten
€ 164
€ 139
Vermogensbeheerkosten De wijze van vermogensbeheer bepaalt de hoogte van de kosten. Daarom is het volgende te onderscheiden: • of vermogensbestanddelen actief of passief worden beheerd; en • of er sprake is van discretionair beleggen of fondsbeleggingen. De wijze van vermogensbeheer is in tabel 14 weergegeven.
Jaarverslag 2012
41
Pensioenfonds ING
Tabel 14. V ermogensbeheer per assetcategorie (bedragen in miljoenen euro’s)
Vastrentende waarden
Beleggingsportefeuille 31 december 2012
Weging
10.632
63,6%
Actief / Disrectionair / passief fonds
Beleggingsportefeuille 31 december 2011
Weging
8.741
60,1%
Actief / passief
Disrectionair / fonds
Staatsobligaties
8.075
48,3% Actief
Discretionair
6.559
45,1% Actief
Bedrijfsobligaties
1.407
8,4% Actief
Discretionair
1.328
9,1% Actief
Fonds
Opkomende markten HC
633
3,8% Actief
Fonds
802
5,5% Actief
Fonds
Opkomende markten LC
517
3,1% Actief
Fonds
52
0,4% Actief
Fonds
Aandelen
4.371
26,1%
3.961
Ontwikkelde markten - actief
2.426
14,5% Actief
Discretionair
27,3%
Discretionair
2.365
819
4,9% Passief
Discretionair
969
6,7% Passief
Discretionair
Opkomende markten
1.126
6,7% Actief
Fonds
627
4,3% Actief
Fonds
Vastgoed
1.060
6,3%
Ontwikkelde markten - passief
978
16,3% Actief
6,7%
Niet-beursgenoteerd
860
5,1% Actief
Fonds
165
1,1% Actief
Beursgenoteerd
200
1,2% Passief
Discretionair
813
5,6% Passief
Alternatieve beleggingen
670
4,0%
792
Discretionair/ Fonds
Fonds Discretionair
5,5%
Private equity
317
1,9% Actief
Fonds
243
1,7% Actief
Fonds
Hedgefondsen
155
0,9% Actief
Fonds
266
1,8% Actief
Fonds
Grondstoffen
198
1,2% Passief
Discretionair
283
2,0% Passief
Discretionair
Liquide middelen
145
0,9% Actief
Discretionair
58
0,4% Actief
Subtotaal
16.878
Derivaten
1.347
Overige activa & passiva (overlopende interest) Totaal beleggingen
100,0%
14.530 Actief
Discretionair
85
114
18.310
15.931
De onderverdeling van de vermogensbeheerkosten is in tabel 15 weergegeven. In deze tabel zijn twee effecten opgenomen. Het eerste effect betreft de transities van het beheer van de beleggingen van fondsstructuur naar discretionair beheer. Deze transities hebben geleid tot een verschuiving van indirecte vermogensbeheerkosten naar directe vermogensbeheerkosten. Per saldo zijn de vermogensbeheerkosten in 2012 gedaald bij een toename van het gemiddeld belegd vermogen. Het tweede effect betreft een verbeterde weergave van de kosten van het indirecte vastgoedbeheer door middel van fondsen. Over 2011 beschikte het fonds over onvoldoende betrouwbare gegevens inzake de kosten die binnen de vastgoedfondsen werden gemaakt. In 2012 zijn de kosten die rechtstreeks ten laste van het (vastgoed)fondsvermogen worden geboekt, opgenomen in de vermogensbeheerkosten van het vastgoed. De kosten die rechtstreeks ten laste van het beleggingsfonds worden geboekt, worden vaak uitgedrukt in een ratio. Deze ratio is bekend als de Total Expense Ratio (TER). Door middel van een schatting van de TER over 2011 zijn de vergelijkende cijfers over 2011 opnieuw berekend. Het gevolg van 42
1.287
Discretionair
100,0% Actief
Discretionair
de herberekening is dat de ratio voor de vastgoedbeleggingen is aangepast van 15,8 basispunten naar 113,7 basispunten over 2011. Het belangrijkste verschil betreft de opname van de beheervergoeding van 120 basispunten die direct ten laste van de onderliggende fondsbeleggingen is geboekt.
Tabel 15. O nderverdeling van vermogensbeheerkosten (bedragen in duizenden euro’s) 2012
Gecorrigeerd 2011
2011
Directe vermogensbeheerkosten
5.645
1.149
1.149
Toegerekende pensioenuitvoerings- en administratiekosten
3.105
2.931
2.931
Indirecte vermogensbeheerkosten
39.315
46.140
36.024
Totaal vermogensbeheerkosten
48.065
50.220
40.104
17.195.031
15.010.207
15.010.207
28,0
33,5
26,7
Gemiddeld belegd vermogen Vermogensbeheerkosten uitgedrukt in basispunten
In tabel 16 zijn de vermogensbeheerkosten naar beleggingscategorie uitgesplitst, uitgedrukt in basispunten.
Transactiekosten De transactiekosten bestaan onder andere uit: • kosten bij de aan- en verkoop beleggingstitels zoals aandelen, obligaties, et cetera (hierna: brokerage kosten); • acquisitiekosten inzake alternatieve beleggingen (waaronder kosten voor adviseurs); en • in- en uitstapvergoedingen bij beleggingsfondsen. In tabel 17 worden de transactiekosten voor 2012 weergegeven. Vergelijkende cijfers voor 2011 zijn niet beschikbaar.
Tabel 17. Transactiekosten (bedragen in duizenden euro’s)
Beleggingsfondsen (obligaties en aandelen)
2012 Gecorrigeerd 2011
2011
Vastrentende waarden
10,3
15,1
15,1
Aandelen
28,8
45,3
45,3
Vastgoed
127,3
113,7
15,8
Alternatieve beleggingen
69,4
69,3
69,3
Derivaten Totale kosten in bps
Jaarverslag 2012
4,0
2,8
2,8
28,0
33,5
26,7
2011
12.180
4.012
Brokerage kosten
4.517
1.432
Derivatentransacties
2.900
3.264
Discretionaire mandaten vastrentende waarden
711
pm
In- en uitstapkosten hedgefondsen, private equity en vastgoedfondsen
182
pm
20.490
pm
11,9
pm
Totaal bekende transactiekosten Transactiekosten uitgedrukt in basispunten
Tabel 16. Vermogensbeheerkosten (uitgedrukt in basispunten per beleggingscategorie)
2012
In 2011 en 2012 heeft het fonds meerdere fondsbeleggingen omgezet naar discretionaire mandaten. Voor fondsbeleggingen geldt dat de brokerage kosten ten laste van de fondsperformance worden geboekt of dat deze kosten worden opgenomen in de TER. Hiermee zijn deze brokerage kosten vaak niet separaat zichtbaar. Voor de huidige discretionaire mandaten geldt dat de brokerage kosten via de global custodian wel direct inzichtelijk zijn. De toename in de verantwoorde brokerage kosten is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan deze vergrote transparantie.
43
“Een goede ‘regie’ maakt minder afhankelijk van externe invloeden. En dat geeft mij vertrouwen in mijn pensioen.” Vivian Ilahibaks Heeft gewerkt bij ING Wholesale Banking als Hoofd Nieuwe Media
1.7 Bestuursverslag
Governance 1.7.1. Governance Pensioenfonds ING De governance van het fonds komt onder meer tot uitdrukking in: • de verschillende organen van het fonds en de paritaire deelname van de Werkgever, Deelnemers en Pensioengerechtigden in organen; • de fondsdocumenten zoals statuten, actuariële- en bedrijfstechnische nota, de Code en de Gedragscode; en • de invulling van het pensioen-, vermogens- en risicobeheer in procedures en bevoegdheden. Diverse adviseurs staan het Bestuur en zijn Commissies bij. Daarnaast zijn er verschillende fondsorganen en derden die een uitvoerende, controlerende, adviserende of toezicht houdende rol hebben.
Figuur 11. Commissies en organen die bijdragen aan de besturing van het fonds
Bestuur Uitvoering - Bestuursbureau - Vermogensbeheerders - Administrateur
Controle
Advies
- Compliance Officer - Accountant - Actuaris
- Deelnemersraad - Adviseurs
Toezicht - Verantwoordingsorgaan - Visitatiecommissie - DNB - AFM
1.7.2. Bestuur Samenstelling In 2012 heeft een aantal wijzigingen in de samenstelling van het Bestuur plaatsgevonden. Per 1 januari 2012 is mevrouw J. Sips herkozen door de Pensioengerechtigden en is de heer M. Nijkamp door de Werkgever herbenoemd, beiden voor een zittingsperiode van vier jaar
Jaarverslag 2012
45
Pensioenfonds ING
(tot 1 januari 2016). De vacante plek die was ontstaan door het vertrek van heer H.A. Koemans (benoemd door de Werkgever) is per 2 februari 2012 ingevuld met de komst van de heer R. Prins. Per 31 juli 2012 heeft de heer H.L.R. Boeve (benoemd door de Deelnemers) het Bestuur verlaten in verband met het aanvaarden van een functie buiten ING. Het Bestuur is de heer Boeve erkentelijk voor zijn inzet en betrokkenheid bij het fonds. Deze vacature namens de Deelnemers was eind december 2012 nog niet ingevuld. De samenstelling van het Bestuur (per 31 december 2012) is opgenomen in paragraaf 3.8. Bestuursactiviteiten Het Bestuur handelt ten behoeve van alle belanghebbenden van het fonds en weegt bij zijn besluitvorming de belangen van de Deelnemers, de Gewezen Deelnemers, de Pensioengerechtigden en de Werkgever op een zorgvuldige en evenwichtige wijze af. Het Bestuur heeft in 2012 negen keer volgens schema vergaderd en heeft één keer telefonisch vergaderd. Het bestuur heeft in 2012 vooral aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: • de mogelijke splitsing van het fonds; • de voorwaardelijke toeslagverlening en de juridische procedures; • het uitbestedingsbeleid; • het risicomanagement en de financiële positie van het fonds; • (de inrichting van) het vermogensen risicobeheer; • de communicatie met de Verzekerden; • het relatiebeheer; en • het overleg met de andere organen van het fonds.
De verschillende commissies van het Bestuur zijn in 2012 regelmatig bijeengekomen om adviezen aan het Bestuur voor te bereiden. In de commissies worden onderwerpen besproken en in samenwerking met het Bestuursbureau voor besluitvorming in het Bestuur voorbereid. Op 31 december 2012 kende het Bestuur de volgende commissies: • Commissie Balansbeheer; • Commissie Governance en Audit; • Pensioencommissie; • Geschillencommissie; • Commissie Arbitrage; • Commissie Scaping; en • Commissie Splitsing (vanaf april 2010). Het Bestuur heeft in 2012 vier keer met de Werkgever overlegd. In dit overleg kwamen onder meer de voorgenomen splitsing van ING Groep, de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds, de ontwikkelingen rond de nieuwe pensioenregeling van de Werkgever en de mogelijke splitsing van het fonds aan de orde. Geschiktheid Bestuur Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet introductie geschiktheidseis is de Beleidsregel van DNB en de AFM inzake deskundigheid van beleidsbepalers aangepast in de Beleidsregel Geschiktheid 2012. De Beleidsregel verduidelijkt wat de toezichthouders verstaan onder ‘geschiktheid’ en welke aspecten bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking worden genomen. Naar aanleiding van de gewijzigde Beleidsregel heeft het Bestuur het bestaande
46
deskundigheidsplan geactualiseerd. Naar aanleiding van deze actualisatie is het opleidingsplan voor de leden van het Bestuur aangepast. In 2012 heeft het Bestuur twee beleidsdagen georganiseerd. De beleidsdagen stonden in het teken van: • de ontwikkelingen in de eurozone en de gevolgen hiervan voor het fonds; • de ontwikkelingen in regelgeving voor financiële markten en de betekenis en mogelijke beleidswijzigingen voor het fonds; • de zelfevaluatie; • de voor- en nadelen van de nieuwe bestuursmodellen; en • de mogelijke splitsing van het fonds, toekomstscenario’s en de gevolgen van de toerekening van aanspraken aan een fonds voor de bank en voor de verzekeraar. Ter verdieping van de pensioenkennis heeft een aantal bestuursleden een Masterclass Besturen van een pensioenfonds, specialisatie pensioensoorten- en regelingen en pensioenbeleid gevolgd. Ook zijn er bijpraatsessies over een mogelijke splitsing van het fonds georganiseerd voor de bestuursleden die geen deel uitmaken van de Commissie Splitsing. Tijdens deze bijpraatsessies zijn onder meer de voor- en nadelen voor de Verzekerden van het fonds van de verschillende toekomst scenario’s en de weging van deze voor- en nadelen besproken.
Alternatieve bestuursmodellen In juni 2012 heeft het Bestuur de consequenties van het concept wetsvoorstel Wet versterking bestuur pensioenfondsen
geïnventariseerd en de voor- en nadelen voor een bepaald bestuursmodel besproken. Zodra deze wet is vastgesteld zal het Bestuur de governance van het fonds opnieuw bezien. Op 21 december 2012 is de Nota van wijziging inzake het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd. De Minister streeft naar inwerkingtreding van de wet per 1 juli 2013, waarbij pensioenfondsen een jaar de tijd krijgen om aan de wet te voldoen. Initiatiefwet Koser Kaya Blok Met de initiatiefwet Koser Kaya Blok wordt voorzien in een verplichte deelname van Pensioengerechtigden in het Bestuur van een pensioenfonds. Deze initiatiefwet zal per 1 juli 2013 in werking treden. Het fonds heeft sinds 2008 een Pensioengerechtigde in het Bestuur en voldoet daarmee reeds aan deze wetgeving.
1.7.3. Uitvoering Bestuursbureau Het Bestuursbureau ondersteunt het Bestuur bij de beleidsvoorbereiding, de uitvoering van het beleid en het toezicht op de uitbestede werkzaamheden. In 2012 is het Bestuursbureau verhuisd van Den Haag naar Amsterdam. Vermogensbeheerders Het fonds heeft het vermogensbeheer uitbesteed aan professionele partijen die moeten voldoen aan het beleid van het fonds. Vooraf worden afspraken vastgelegd en nadien vindt door het Bestuursbureau monitoring op de uitvoering plaats. De Commissie Balansbeheer houdt namens het Bestuur toezicht op de uitvoering van het vermogensbeheer.
Jaarverslag 2012
Administrateur Het fonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed. Werkzaamheden die hieronder vallen zijn bijvoorbeeld het uitkeren van pensioenen, de communicatie met individuele Verzekerden en het berekenen van de in rekening te brengen premie. Daarnaast heeft het fonds de financiële administratie uitbesteed. Met ingang van 2011 is een global custodian benoemd voor de bewaarneming van de effecten en het voeren van de beleggingsadministratie en deelcontroles van de vermogensbeheerprocessen (reconciliaties). De global custodian verzorgt tevens de performance rapportages en voert de controles uit op de beleggingsrestricties.
1.7.4. Controle Compliance Officer De compliance functie heeft het Bestuur uitbesteed aan een onafhankelijke partij. Het Bestuur bespreekt op kwartaalbasis de bevindingen over de naleving van de Gedragscode en de controle op de naleving van de wet- en regelgeving. Accountant De controle op de jaarrekening wordt uitgevoerd door een externe accountant. Naast een periodieke rapportage van bevindingen wordt een controleverklaring bij die jaarrekening afgegeven. Deze is opgenomen in paragraaf 3.7. Met ingang van het boekjaar 2012 heeft het fonds een nieuwe accountant. Tot 2012 was het accountantskantoor Ernst & Young accountant bij het fonds. Vanaf 1 januari 2012 is KPMG Accountants N.V. de accountant van het fonds.
Actuaris Een certificerend actuaris treedt op voor de controle op de toereikendheid van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds en brengt verslag uit aan het Bestuur over de controle van de berekeningen van de pensioenverplichtingen, de actuariële analyse van de resultaten en de beoordeling van de financiële positie van het fonds. In paragraaf 3.6. is de actuariële verklaring opgenomen.
1.7.5. Advies Deelnemersraad Het jaar 2012 was het derde zittingsjaar van de huidige Deelnemersraad. De samenstelling van de Deelnemersraad per 31 december 2012 is opgenomen in paragraaf 3.8. De Deelnemersraad kwam in dit jaar negen keer bijeen. Een deel van het Bestuur heeft tweemaal met de voltallige Deelnemersraad overlegd waarbij onder meer gesproken is over de voorgenomen splitsing van ING Groep en de invoering van de nieuwe pensioenregelingen in twee nieuwe pensioenfondsen, de arbitrageprocedure, het beleidsplan, de financiële positie en het jaarverslag. Tevens hebben delegaties van het Bestuur overleg gevoerd met de Commissie Balansbeheer van de DR over onder meer het beleggingsplan 2013 en het risicobudgetteringsbeleid en met de Auditcommissie van de Deelnemersraad over het jaarverslag. Ter ondersteuning van de adviestrajecten hebben de commissies binnen de Deelnemersraad regelmatig met het Bestuursbureau overleg gevoerd om van elkaars standpunten kennis te nemen.
47
Pensioenfonds ING
De Deelnemersraad werd gevraagd om over de volgende onderwerpen een advies uit te brengen: • wijzigingen van de ABTN; • het financieel crisisplan; • het jaarverslag 2011; • de pensioenreglementen; en • het Tabellenboek 2013. Het Bestuur heeft over deze onderwerpen zeven adviezen van de Deelnemersraad ontvangen. Daarnaast heeft de Deelnemersraad in 2012 drie keer uit eigen beweging advies uitgebracht. Dit betrof advies over: • de pensioenreglementen en statuten; • de mogelijke splitsing van het fonds en de besluitvorming hieromtrent; en • de status van de Deelnemers in het huidige fonds na 1 januari 2014.
Verantwoordingsorgaan Het Verantwoordingsorgaan kwam in 2012 vier keer bij elkaar. De Directeur van het fonds en de voorzitter van het Verantwoordingsorgaan voerden in het kader van informatieverstrekking maandelijks overleg. Het Verantwoordingsorgaan adviseerde het Bestuur in 2012 over de samenstelling en de opdracht aan de Visitatiecommissie. Ook gaf het Verantwoordingsorgaan een oordeel over het Jaarverslag 2011. In november 2012 heeft mevrouw G. Van Vollenhoven-Eikelenboom het Verantwoordingsorgaan verlaten in verband met het aanvaarden van een functie buiten ING. De hierdoor ontstane vacature was eind 2012 nog niet ingevuld. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het handelen van het Bestuur in 2012 is weergegeven in paragraaf 3.4.1.
In het kader van de mogelijke splitsing heeft de Deelnemersraad een aparte commissie gevormd die zich bezighoudt met de gevolgen van de splitsing. De Commissie Splitsing van het Bestuur en de Commissie Splitsing van de Deelnemersraad hebben in 2012 vijf keer overleg gevoerd.
Visitatiecommissie In de statuten is bepaald dat het fonds ten minste eenmaal in de drie jaar (of vaker indien het Bestuur dat nodig acht) een visitatie laat uitvoeren. Het Bestuur heeft de ambitie uitgesproken om jaarlijks een visitatie te laten uitvoeren. De samenstelling van de Commissie is opgenomen in paragraaf 3.8.
Adviseurs Het Bestuur heeft adviseurs benoemd die de diverse commissies ondersteunen.
In 2012 heeft het Bestuur de Visitatiecommissie gevraagd om een oordeel te geven over onder andere:
1.7.6. Toezicht Het fonds heeft te maken met verschillende organen die toezicht houden op het fonds. Dit zijn het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie. Daarnaast oefenen DNB en AFM toezicht uit.
48
• de beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en checks en balances binnen het fonds; • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd;
• de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico’s op zowel de korte als de langere termijn; • de herinrichting van de beleggingsportefeuille; • de manier waarop het Bestuur zich voorbereidt op de mogelijke splitsing van de Werkgever en de invoering van de nieuwe pensioenregelingen; • de afhankelijkheid tussen de Werkgever en het fonds; en • de opvolging die het Bestuur heeft gegeven aan de bevindingen van de Visitatiecommissie 2011. In paragraaf 3.5.1. is het oordeel van de Visitatiecommissie opgenomen. De reactie van het Bestuur is opgenomen in paragraaf 3.5.2. De Nederlandsche Bank DNB houdt toezicht op de stabiliteit van de financiële markten. In dat kader controleert zij of pensioenfondsen, als financiële instellingen, aan de wettelijke eisen voldoen. In 2012 heeft het fonds algemeen overleg gevoerd met de relatiebeheerders van DNB. Daarnaast heeft het fonds meerdere malen met DNB overleg gevoerd over de mogelijke splitsing van het fonds. DNB heeft in 2012 geen toezichtmaat regelen aan het fonds opgelegd. Autoriteit Financiële Markten De AFM houdt onder meer toezicht op het gedrag van pensioenfondsen gericht op het vertrouwen bij het brede publiek in de pensioensector. Dit toezicht richt zich onder andere op de kwaliteit van de informatie aan Verzekerden. De AFM heeft in 2012 geen toezichtmaatregelen aan het fonds opgelegd.
1.8 Bestuursverslag
Risicomanagement 1.8.1. Risicobeleid Risicomanagementbeleid Het fonds heeft een aantal maatregelen getroffen om de doelstelling van het fonds op een beheerste wijze te realiseren. Dit betreft het: • vaststellen van de risicobereidheid; • inrichten van de interne beheersingsorganisatie; • toepassen van de beheersingsmaatregelen in de dagelijkse werkprocessen; • meten van risico’s; • verantwoorden van de effectieve werking van maatregelen; en • eventueel bijstellen van (interne) beheersingsmaatregelen waar dit nodig is om risico’s verder te reduceren. Eind 2012 heeft het Bestuur een risk self assessment uitgevoerd waarbij de FIRM-methode van DNB als basis is genomen voor de beoordeling van de risico’s. Het Bestuur heeft per risicocategorie van FIRM bepaald in welke mate het fonds het verantwoord vindt om bewust bepaalde risico’s aan te gaan bij het realiseren van zijn doelstellingen. Voor 2012 heeft het Bestuur de risicobereidheid op hetzelfde niveau gehouden. In de risk self assessment wordt per risico een inschatting gemaakt van de hoogte van het restrisico dat het fonds loopt. Het restrisico is het risico dat na het treffen van (interne) beheersingsmaatregelen overblijft. Per FIRM-risicocategorie wordt een inschatting gemaakt van de kans dat het risico zich voordoet en de impact van het risico. Daarnaast wordt een inschatting gemaakt van de effectiviteit van de (interne) beheersingsmaatregelen die zijn getroffen. Voor de inschatting van de effectiviteit van de (interne) beheersingsmaatregelen wordt gebruik gemaakt van de kennis die de afgelopen jaren is opgedaan met deze maatregelen.
Jaarverslag 2012
49
Pensioenfonds ING
De FIRM-risicocategorieën zijn als volgt onder te verdelen:
Tabel 18. FIRM-risicocategorieën Financiële risicocategorieën
Niet-financiële risicocategorieën
matching- en renterisico
omgevingsrisico
marktrisico
operationeel risico
kredietrisico
uitbestedingsrisico
verzekeringstechnisch risico
IT-risico integriteitsrisico juridisch risico
De risk self assessment wordt afgesloten met het beschrijven van de additionele beheersingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de onvoldoende beheerste risico’s alsnog te kunnen beheersen. In 2012 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd: • het introduceren van het risicobudgetteringsbeleid om de financiële risico’s verder te beheersen (zie paragraaf 1.5.1 voor een nadere toelichting); • het versterken van investment compliance om het financiële risico verder te beheersen. Naast de dagelijkse monitoring door de externe managers (eerste lijn) en de global custodian (tweede lijn) voert het Bestuursbureau aan de hand van een investment control framework een aanvullende toetsing uit (derde lijn); • het beschrijven van bestaande interne beheersingsmaatregelen aangevuld met de normen voor contracten om het uitbestedingsbeleid verder te beheersen; • het invoeren van een ICT- plan om IT-risico’s binnen het Bestuursbureau
50
te beperken. In dit plan zijn interne ICT-beheersingsmaatregelen uitgewerkt ten behoeve van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de informatie; • het implementeren van proces beschrijvingen in de praktijk om de administratieve organisatie en de daarin opgenomen interne beheersingsmaatregelen (AO/IC) verder te verbeteren; en • het uitbreiden van in- en externe incidentenrapportages. Gedurende het verslagjaar worden de risico’s doorlopend gemonitord en per kwartaal wordt aan de Commissie Governance en Audit verslag uitgebracht over het actuele risicoprofiel, de getroffen maatregelen en de status van de opvolging van de acties. Tevens ontvangt de Commissie Balansbeheer perio diek informatie over de risicoposities van het fonds. Beide commissies adviseren het Bestuur als er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen. In paragraaf 2.8. is een gedetailleerde toelichting op de beheersing van de risicocategorieën opgenomen.
1.9 Bestuursverslag
Gebeurtenissen na balansdatum Arbitrageprocedure over verhoging pensioenen per 1 januari 2012 In februari 2012 heeft ING besloten om geen middelen aan het fonds ter beschikking te stellen om de pensioenen van de oud-medewerkers per 1 januari 2012 met 2,33% te verhogen. Het Bestuur was van mening dat ING die middelen wel aan het fonds ter beschikking diende te stellen. Het Bestuur heeft dit geschil voorgelegd aan een college van drie arbiters. Het college van arbiters (het scheidsgerecht) heeft op 25 januari 2013 uitspraak gedaan in deze procedure en heeft geoordeeld dat hoewel er voor ING in februari 2012 (nog steeds) zwaarwegende redenen waren om geen middelen ter beschikking te stellen deze redenen in vergelijking met februari 2011 aan kracht hadden ingeboet. Echter deze redenen rechtvaardigen volgens de arbiters niet dat ING in het geheel geen middelen aan het fonds voor toeslagverlening ter beschikking stelt. Het scheidsgerecht heeft besloten dat de vordering voor 40% wordt toegewezen. Het gevolg van de uitspraak van de arbiters is in de cijfers per 31 december 2012, zoals opgesteld in de jaarrekening verwerkt. Verhoging pensioenen per 1 juni 2012 en 1 oktober 2012 Het Bestuur heeft naar aanleiding van deze uitspraak de Werkgever verzocht zijn besluit over het niet ter beschikking stellen van middelen voor de verhoging van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden per 1 juni 2012 en per 1 oktober 2012 te heroverwegen. De Werkgever heeft op 7 maart 2013 besloten om voor deze indexaties 40% van de koopsom ter beschikking te stellen. Deze besluiten zijn verwerkt in de cijfers per 31 december 2012, zoals opgesteld in de jaarrekening. Arbitrageprocedure over verhoging pensioenen per 1 januari 2013 De Werkgever heeft op 28 februari 2013 besloten om per 1 januari 2013 geen middelen aan het fonds ter beschikking te stellen voor de verhogingen van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden. Het betreft een verhoging met 1,98% van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden die in aanmerking komen voor voorwaardelijke verhogingen op basis van de prijsindex tot een maximum van 3% en een verhoging met 1,5% van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden die in aanmerking komen voor voorwaardelijke verhogingen op basis van de collectieve structurele salarisverhogingen volgens de CAO Bank. Het gaat in totaal om ongeveer 192 miljoen euro. Het Bestuur heeft in maart 2013 besloten een arbitrageprocedure te starten naar aanleiding van het besluit van ING om geen middelen ter beschikking te stellen voor deze verhogingen.
Jaarverslag 2012
51
Pensioenfonds ING
Arbitrageprocedure over niet volledig betalen voorschotnota Het fonds heeft de sterftegrondslagen per eind 2012 op een aantal punten gewijzigd. De wijzigingen hebben impact op de hoogte van de voorschotnota’s. ING kan zich niet vinden in één van de aanpassingen die door het fonds zijn doorgevoerd en heeft besloten het gedeelte van de nota dat het gevolg is van één van de aanpassingen van de sterftegrondslagen door het fonds niet te betalen. Tevens heeft ING aangegeven van de volgende voorschotnota’s het betreffende gedeelte niet te betalen. ING is zijn betalingsverplichting op grond van de Uitvoeringsovereenkomst niet nagekomen. Er is derhalve sprake van een geschil tussen ING en het fonds. Het Bestuur heeft dit geschil conform de contractuele afspraken voorgelegd aan een college van arbiters. Mogelijke splitsing van het fonds Het Bestuur heeft in reactie op het verzoek van de Werkgever om het fonds te splitsen per 1 januari 2014 een aantal voorwaarden gesteld (zie paragraaf 1.2.3.). In maart 2013 waren deze voorwaarden naar de mening van het Bestuur nog niet vervuld. Gelet op het kritieke pad behorend bij het splitsingsvoorstel is een splitsing van het fonds per 1 januari 2014 niet meer te realiseren. Het Bestuur heeft derhalve in maart het besluit omtrent een mogelijke splitsing uitgesteld. Het Bestuur zal zich echter blijven inspannen om de benodigde informatie van de Werkgever te verkrijgen zodat het Bestuur alsnog een besluit tot een mogelijke splitsing kan nemen. In verband met de oprichting van de CDC-fondsen per 1 januari 2014 is een aantal medewerkers van het Bestuursbureau overgestapt naar het projectteam voor de nieuwe fondsen. Afscheid Daan Heijting De directeur van het fonds zal vanaf 1 juli 2013 zijn carrière buiten het fonds voortzetten. Wij zijn Daan veel dank verschuldigd voor de afgelopen vijf jaar. De periode 2008-2013 is binnen de gehele pensioenwereld en binnen de ING organisatie een veel bewogen periode geweest. Daan heeft bijgedragen aan de grote stappen die het fonds gemaakt heeft in deze periode door het opnieuw inrichten van de pensioenadministratie, het vermogensbeheer en de communicatie met de stakeholders van het fonds. Daan laat een professioneel en ambitieus team achter waar hij trots op mag zijn. Wij wensen Daan veel succes in zijn volgende uitdaging.
52
1.10 Bestuursverslag
Jaarverslag 2012
Toekomstparagraaf Per 1 januari 2014 zullen bij ING twee nieuwe pensioenregelingen worden ingevoerd, te weten één voor de medewerkers die vallen onder de CAO Bank en één voor de medewerk ers die vallen onder de CAO Verzekeren/IM. Deze nieuwe pensioenregelingen worden ondergebracht in twee nieuw op te richten pensioenfondsen. Per die datum zal de pensioen opbouw van de medewerkers die per 1 januari 2014 in dienst zijn van ING in deze nieuwe pensioenfondsen plaatsvinden. In Pensioenfonds ING vindt er nog wel premievrije doorbouw plaats voor arbeidsongeschikten en zal de indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken plaatsvinden. Het fonds zal er voor zorg dragen dat de fondsdocumenten, de reglementen en de administratie worden aangepast aan deze situatie. Het Bestuur hecht er waarde aan om de communicatie richting de Verzekerden af te stemmen met de communicatie die vanuit de nieuwe fondsen gaat plaatsvinden.
53
“Het ‘in control’ zijn en de juiste en verantwoorde keuzes maken voor investeringen is cruciaal, het gaat immers om mijn toekomstig pensioen.” Erwin van Ringelesteijn Werkt bij Nationale-Nederlanden als Projectmedewerker Taskforce, Corporate Clients
2
Jaarverslag 2012
JAARREKENING 2012
55
Pensioenfonds ING
2.1
Balans per 31 december 2012 (na bestemming saldo; bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening Activa 2012 Beleggingen voor risico van het fonds
10.854.981
8.915.270
Aandelen
4.376.825
3.963.609
Vastgoed
1.060.981
978.541
Vastrentende waarden
Overige beleggingen Derivaten
670.413
791.910
1.346.658
1.281.811
18.309.858
15.931.141
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
[2]
3.713
3.430
Vorderingen en overlopende activa
[3]
114.654
77.884
Overige activa
[4]
144.970
57.878
18.573.195
16.070.333
Totaal activa
56
2011
[1]
Passiva 2012
2011
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal
[5]
16
16
Overige reserve
[6]
3.012.410
1.689.006
Extra reserve
[7]
740.185
679.565
Reserve toekomstige sterfteontwikkeling (RTSO)
[8]
1.550
-
3.754.161
2.368.587
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds
[9]
14.803.709
13.577.719
Overige technische voorzieningen
[10]
-
13.578
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
[11]
3.713
3.430
14.807.422
13.594.727
11.612
107.019
18.573.195
16.070.333
Kortlopende schulden en overlopende passiva Totaal passiva
[12]
[..] De tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting op de balans, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
Jaarverslag 2012
57
Pensioenfonds ING
2.2
Staat van baten en lasten over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening Beleggingsopbrengsten voor risico van het fonds
2012
2011
638.910
439.441
[13]
Directe beleggingsopbrengsten Directe vermogensbeheerkosten
-2.014
-1.149
Indirecte beleggingsopbrengsten
1.693.143
1.738.787
2.330.039
2.177.079
Premiebijdragen van Werkgever en werknemers
[14]
638.152
446.789
Saldo van overdrachten van rechten
[15]
-1.993
-3.454
Pensioenuitkeringen
[16]
-356.200
-353.944
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds
[17]
Pensioenopbouw
-375.740
-326.358
Toeslagen
-113.931
-13.246
Rentetoevoeging
-210.857
-149.630
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
359.423
356.186
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente
-1.659
531
-857.885
-1.919.869
1.755
2.153
-27.096
-731
Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
-1.225.990 -2.050.964 Mutatie Overige technische voorzieningen
[18]
13.578
-13.578
Herverzekering
[19]
807
1.165
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
[20]
-12.826
-10.230
Overige baten en lasten
[21]
7
234
1.385.574
193.097
Saldo van baten en lasten Bestemming van het saldo Overige reserves Extra reserve Reserve toekomstige sterfteontwikkeling (RTSO)
1.323.404
89.870
60.620
103.227
1.550
-
1.385.574
193.097
e tussen haken vermelde nummers verwijzen naar corresponderende nummers in de toelichting [..] D op de staat van baten en lasten, die een integraal onderdeel uitmaakt van de jaarrekening.
58
2.3
Kasstroomoverzicht over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening 2012
2011
591.122
394.868
Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premiebijdragen van Werkgever en werknemers Uitkeringen uit herverzekering Overgenomen pensioenverplichtingen Overige
1.117
649
9.631
16.407
-161
215
601.709
412.139
Uitgaven Uitgekeerde pensioenen
-356.887
-353.517
Overgedragen pensioenverplichtingen
-11.655
-20.094
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
-13.180
-10.704
Overige
0
-10
-381.722
-384.325
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten
587.968
400.814
Verkopen en aflossingen beleggingen
6.740.111
4.926.352
7.328.079
5.327.166
-7.459.249
-5.337.867
Uitgaven Aankopen beleggingen
-2.014
-1.149
-7.461.263
-5.339.016
Mutatie Liquide middelen
86.803
15.964
Saldo Liquide middelen 1 januari
57.878
41.914
144.681
57.878
Kosten van vermogensbeheer
Saldo Liquide middelen 31 december
Jaarverslag 2012
59
Pensioenfonds ING
2.4
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Jaarrekening 2.4.1. Waardering en presentatie Toepassing Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ) Pensioenfonds ING heeft bij de samenstelling van het bestuursverslag, de jaarrekening en de overige gegevens Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving toegepast, in het bijzonder RJ610 ‘Pensioenfondsen’. Schattingswijziging i.v.m. aangepaste rentegrondslag Voor de berekening van de Pensioenverplichtingen heeft DNB besloten de rekenrente vanaf september 2012 te baseren op de UFR (Ultimate Forward Rate) rentetermijnstructuur. Eind 2011 heeft DNB besloten om de rentetermijnstructuur te baseren op het 3-maandsgemiddelde. Dit is in 2012 gehandhaafd. Dit heeft ook effect op de resultaten en de vermogenspositie van het fonds.
Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
Voorziening pensioenverplichtingen Dekkingsgraad
2012 op basis van marktwaarde
2012 op basis van rentemiddeling DNB
2012 op basis van rente middeling DNB en UFR
€ 15,7 miljard
€ 15,3 miljard
€ 14,8 miljard
118,4%
121,0%
€ 125,4 %
2011 op basis van marktwaarde
2011 op basis van rentemiddeling DNB
€ 14,1 miljard
€ 13,6 miljard
113,2%
117,4%
2.4.2. Waardering Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het Bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien.
60
De financiële gevolgen van een herziening worden verwerkt in de periode(n) waarop de herziening betrekking heeft. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toe komstige economische voordelen naar het fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch poten tieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en
Jaarverslag 2012
betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post nog af te wikkelen transacties. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Algemene grondslagen De activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij hierna een andere grondslag wordt vermeld. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de middenkoersen per balansdatum. Alle baten en lasten worden ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht, rekening houdend met de overlopende posten per balansdatum. Baten en lasten voortvloeiend uit transacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de koersen op transactiedatum. Waar nodig vindt waardevermindering plaats voor het risico van onvolwaardigheid van het actief. Beleggingen voor risico Pensioenfonds Alle beleggingen zijn voor risico van het fonds. De beleggingen worden gewaardeerd tegen de reële waarde per balansdatum. Vaststelling van deze reële waarde vindt
plaats op basis van de onderstaande uitgangspunten. De uit de waarderingsgrondslagen voortvloeiende gerealiseerde en ongerealiseerde waarderingsverschillen op beleggingen en op derivaten worden als indirecte beleggingsopbrengsten ten gunste of ten laste van het resultaat gebracht. De lopende interest op vastrentende waarden maakt onderdeel uit van de waarde zoals opgenomen onder de beleggingen voor risico pensioenfonds. Vastrentende waarden • Obligaties Beursgenoteerde obligaties worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. Voor zover obligaties geen beursnotering kennen of indien de koersvorming niet representatief wordt geacht, vindt vaststelling door de vermogensbeheerder plaats. Deze vaststelling wordt verricht met behulp van objectieve en recente marktinformatie en gebruikmakend van algemeen gangbare rekenmodellen. • Leningen op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Bepaling van de contante waarde vindt plaats met behulp van een relevante rentecurve, waarbij tevens rekening wordt gehouden met een kredietopslag, die afhankelijk is van de sector en creditrating van de uitgevende instelling en de looptijd van de lening. • Beleggingsinstellingen in vastrentende waarden Participaties in beleggingsfondsen in vastrentende waarden met een beursnotering worden gewaardeerd tegen
61
Pensioenfonds ING
de ultimo verslagperiode laatst bekende koers. Participaties in beleggingsfondsen in vastrentende waarden die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende marktwaarde. De marktwaarde wordt ontleend aan de opgaven van de betreffende fondsmanagers waarbij het fonds de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen, schattingen en veronderstellingen toetst. Aandelen • Beursgenoteerde aandelen Beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. • Niet-beursgenoteerde aandelen Voor zover aandelen geen beursnotering kennen of indien de totstandkoming van de reële waarde door de markt niet representatief wordt geacht, vindt vaststelling door de vermogensbeheerder plaats. Deze vaststelling wordt verricht met behulp van objectieve en recente marktinformatie, zodat deze vaststelling een afspiegeling is van de reële waarde. • Beleggingsinstellingen in aandelen Participaties in beleggingsfondsen in aandelen met een beursnotering worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers. Participaties in beleggingsfondsen in aandelen die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende marktwaarde. De marktwaarde wordt ontleend aan de opgaven van de desbetreffende fondsmanagers en is een afspiegeling van de reële waarde. Deze opgave wordt door het fonds op geschiktheid van de gehanteerde grondslagen, schattingen en veronderstellingen getoetst. Vastgoed • Beursgenoteerd vastgoed Participaties in vastgoedbeleggingsfondsen met een beursnotering worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende beurskoers. • Niet-beursgenoteerd vastgoed Participaties in vastgoedbeleggingsfondsen die geen beursnotering kennen, worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode laatst bekende marktwaarde. De marktwaarde wordt ontleend aan de opgaven van de betreffende fondsmanagers waarbij het fonds de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen, schattingen en veronderstellingen toetst.
62
Overige beleggingen • Hedgefondsen Hedgefondsen worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende marktwaarde. De marktwaarde wordt ontleend aan de op lokale grondslagen gebaseerde opgaven van de desbetreffende fondsmanagers en is een afspiegeling van de reële waarde. De geschiktheid van de gehanteerde grondslagen, schattingen en veronderstellingen worden door het fonds getoetst. • Private equity Beleggingen in Private equity worden gewaardeerd op de ultimo verslagperiode berekende marktwaarde. De marktwaarde wordt ontleend aan de opgaven van de betreffende fondsmanagers waarbij het fonds de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen, schattingen en veronderstellingen toetst. • Grondstoffen Beleggingen in grondstoffen, in de vorm van derivaten, worden gewaardeerd tegen de ultimo verslagperiode laatst bekende koers van de onderliggende index. • Derivaten Derivaten, die zijn afgesloten voor risicoafdekking en die deel uitmaken van de beleggingsportefeuille, zijn separaat gerubriceerd onder de categorie Derivaten. De derivatenposities met een negatieve waardering zijn opgenomen onder de post Kortlopende schulden en overlopende passiva. • Rentederivaten De reële waarde van interest rate swaps is gebaseerd op de contante waarde van de ultimo boekjaar bekende verwachte kasstromen uit het rekenmodel van de centrale bewaarder (custodian) verdisconteerd met de marktrente ultimo boekjaar. • Valutaderivaten De reële waarde van valutatermijntransacties wordt bepaald op basis van de ultimo verslagperiode geldende marktnotering voor de resterende looptijd. Indien geen marktnotering beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van in de markt gangbare waarderingsmodellen. • Aandelenderivaten De reële waarde van aandelenderivaten wordt bepaald op basis van de ultimo verslagperiode geldende marktnotering. Indien geen marktnotering beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van contante waardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen.
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen worden opgenomen tegen nominale waarde, onder aftrek van de noodzakelijk geachte voorzieningen voor het risico van oninbaarheid. Deze voorzieningen worden bepaald op basis van individuele beoordeling van de vorderingen. Overige activa Onder de overige activa worden liquide middelen en materiële vaste activa begrepen. De overige activa worden opgenomen tegen nominale waarde. Afschrijving op de materiële vaste activa vindt plaats over de wettelijke termijnen van drie en vijf jaar (voor ICT en inrichting). Stichtingskapitaal en reserves Het Stichtingskapitaal en reserves bestaan uit het Stichtingskapitaal, de Overige reserves, de Extra reserve en de Reserve Toekomstige Sterfte Ontwikkeling (RTSO). • Overige reserves Aan de Overige reserves wordt het resultaat over het kalenderjaar toegevoegd dan wel onttrokken dat resteert na bestemming van het resultaat aan de RTSO en de Extra reserve. • Extra reserve De Extra reserve is een bestemde reserve voor het opvangen van algemene risico’s. Jaarlijks wordt aan de Extra reserve een dusdanig bedrag toegevoegd of onttrokken dat deze 5% van de Technische Voorzieningen per jaareinde bedraagt. • RTSO De RTSO is gevormd voor de onzekerheid over de toekomstige ontwikkeling van de sterfte. Deze kan afwijken van de (gecorrigeerde) prognose van het Actuarieel Genootschap en heeft tot nu in negatieve zin afgeweken van de prognoses uit het verleden. Voor dit risico wordt jaarlijks een bedrag van 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen aan de RTSO toegevoegd. De RTSO kan niet negatief worden en is gemaximeerd op 5% van de Voorziening pensioenverplichtingen. Onttrekking danwel toevoeging vindt plaats in het jaar dat de afwijking zich voordoet. Technische voorzieningen De Technische voorzieningen en de vordering uit hoofde van herverzekering worden actuarieel bepaald op de contante waarde van de opgebouwde pensioenrechten respectievelijk herverzekerde
Jaarverslag 2012
pensioenrechten van de Verzekerden met inachtneming van onder meer de volgende verzekeringstechnische grondslagen: • Interest: de rentetermijnstructuur ultimo 2012, zoals gepubliceerd door DNB; • Sterfte: AG-Prognosetafel 2012-2062, met een leeftijdsafhankelijke correctiefactor op de sterftekans voor mannen (oplopend van circa 50% voor leeftijden tot 50 jaar tot 100% bij leeftijden van 100 jaar en hoger) en een leeftijdsonafhankelijke correctiefactor van 97,6% voor vrouwen. De Voorziening pensioenverplichtingen is vervolgens verhoogd met een opslag van 1,7% voor toekomstige omrekening van Prognosetafels. Deze opslag is erop gestoeld dat indien de door het AG geprognosticeerde kortetermijntrend zich daadwerkelijk manifesteert, dit leidt tot een verzwaring van de toekomstige Prognosetafels. Deze opslag bedraagt ultimo 2012 1,7%, uitgaande van een horizon van vijf jaar. De opslag wordt herrekend bij de omrekening naar de volgende Prognosetafel. Voor ingegaan wezenpensioen wordt geen correctie op bovenstaande tafel gehanteerd; • Gehuwdheid: bij de vaststelling van de Voorziening voor partner pensioen wordt uitgegaan van de gehuwdheidsfrequenties zoals opgenomen in de AG-tafel 1985-1990, verhoogd met 2,5%-punt. Waar sprake is van recht op herschikking van ouderdoms- en partnerpensioen, wordt op de pensioendatum een partner frequentie van 100% verondersteld; • Nog niet ingegane wezenpensioen: een voorziening wordt gevormd ter grootte van 2% van de Voorziening voor het latent partnerpensioen voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers; • Uitkeringen: de uitkeringen worden continu betaalbaar verondersteld; • Leeftijden: de leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer, de Pensioengerechtigde, de nabestaande of de wees wordt in jaren en maanden nauwkeurig vastgesteld; • Leeftijdsverschil: het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw); en • Kosten: in de Voorziening pensioenverplichtingen is een excassovoorziening begrepen van 1,5% van de netto voorziening. De Voorziening pensioenverplichtingen omvat tevens de reservering voor het toekomstig arbeidsongeschiktheidsrisico. De voorziening hiervoor bedraagt tweemaal de in het boekjaar berekende risicopremie.
63
Pensioenfonds ING
De herverzekerde pensioenverplichtingen hebben betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen. Dit zijn uitsluitend premievrije of lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten. De waarde van de herverzekeringspolissen wordt berekend op dezelfde grondslagen als de Voorziening pensioenverplichtingen. Overige technische voorzieningen In de gehanteerde generatietafel behorende bij de AG-tafel 2012-2062 is rekening gehouden met de verwachte sterfteontwikkeling tot 2062. Vanwege het risico dat de overlevingskansen verder verbeteren dan waarmee in de actuariële grondslagen rekening is gehouden, was een Voorziening Toekomstige Sterfte Ontwikkeling (VTSO) gevormd. Omdat het hier gaat om het risico dat overlevingskansen verder verbeteren, dient een reservering hiervoor plaats te vinden in een reserve in plaats van in een voorziening. Eind 2012 is deze voorziening omgezet naar een RTSO. Zie ook paragraaf 2.6 bij “Mutatie Overige Technische Voorzieningen”. Kortlopende schulden en overlopende passiva De Kortlopende schulden en overlopende passiva worden opgenomen tegen nominale waarde. Alle Kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar.
2.4.3. Resultaatbepaling Beleggingsopbrengsten voor risico Pensioenfonds Onder de Directe beleggingsopbrengsten worden mede begrepen de verdiende interest en de dividenden op aandelen. De dividenden worden als opbrengst verantwoord op het tijdstip dat de koers van het betreffende aandeel ex-dividend noteert. Tot de Indirecte beleggingsopbrengsten behoren zowel de gerealiseerde als de niet-gerealiseerde koers- en valutakoersresultaten van beleggingen. Activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend naar euro`s tegen de per balansdatum geldende middenkoersen. De daarbij optredende waarderingsverschillen worden in de Staat van baten en lasten verantwoord. Alle transacties in vreemde valuta worden verantwoord tegen de op de transactiedatum laatst bekende middenkoers. Aan- en verkoopkosten van beleggingen worden opgenomen in de kostprijs respectievelijk in mindering gebracht op de verkoopopbrengst van de betreffende beleggingen.
64
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers De bijdragen zijn berekend op basis van het financieringssysteem van koopsommen voor de jaarlijkse opbouw inclusief backservice, de AG tafel 2012-2062 met opslagen en de overige bij de toelichting op de Voorziening pensioenverplichtingen uiteengezette verzekerings technische grondslagen berekend tegen de actuele rentetermijnstructuur. In de bijdragen zijn tevens opslagen begrepen voor de jaarlijkse toevoegingen aan de VTSO/RTSO, alsmede een solvabiliteitsopslag van ten minste 20%. Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico Pensioenfonds Onder de toelichting onder Technische voorzieningen zijn de grondslagen voor de Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen opgenomen.
2.4.4. G rondslagen voor de opstelling van de risico-informatie (RJ610) Het fonds belegt onder meer via beleggingsfondsen. De nadere risico-informatie die uit hoofde van de regelgeving (RJ610) wordt gerepresenteerd, is daarom mede ontleend aan de onderliggende gegevens van die beleggingsfondsen. De beleggingen in die beleggingsfondsen zijn betrokken in de rubriceringen. Bij de indelingen naar de verschillende gezichtspunten zijn de overige activa en passiva van de beleggingsfondsen niet nader toe te wijzen. Deze overige activa en passiva zijn daarom als afzonderlijke categorie opgenomen.
2.4.5. G rondslagen voor de opstelling van het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de herkomst en aanwending van kasmiddelen. De kasstromen zijn gerubriceerd naar kasstroom uit pensioenactiviteiten, kasstroom uit beleggingsactiviteiten en overige mutaties. Bij het opstellen van het kasstroomoverzicht is de indirecte methode gehanteerd.
2.5
Toelichting op de balans per 31 december 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening Activa [1]
Beleggingen voor risico van het fonds Categorie
Stand ultimo 2011
Aankopen/ Verstrekkingen
Verkopen aflossingen
Gerealiseerde waarderingsverschillen
Niet-gerealiseerde waarderings- Stand ultimo 2012 verschillen
Vastrentende waarden Staatsobligaties
8.074.790
6.560.037
1.315.102
-333.428
29.558
503.521
Bedrijfsobligaties
1.327.867
2.503.708
-2.614.980
43.416
89.704
1.349.715
Obligaties opkomende markten
801.940
247.494
0
0
100.569
1.150.003
Leningen en hypotheken
51.527
5.528
-1.345
-5
1.412
57.117
8.741.371
4.071.832
-2.949.753
72.969
695.206
10.631.625
173.899
52.772
-3.315
0
0
223.356
8.915.270
4.121.604
-2.953.068
72.969
695.206
10.854.981
Aandelen (ontwikkeld)
3.334.532
2.381.775
-2.698.350
6.793
220.887
3.245.637
Aandelen (opkomend)
626.578
387.849
0
0
111.325
1.125.752
3.961.110
2.769.624
-2.698.350
6.793
332.212
4.371.389
Interest Aandelen
Interest
2.499
3.803
-866
0
0
5.436
3.963.609
2.773.427
-2.699.216
6.793
332.212
4.376.825
Vastgoed 977.907
158.399
-124.771
4.337
44.397
1.060.269
977.907
158.399
-124.771
4.337
44.397
1.060.269
634
78
0
0
0
712
978.541
158.477
-124.771
4.337
44.397
1.060.981
Private equity
242.999
101.254
-43.952
8.901
7.515
316.717
Hedgefondsen
265.796
147
-118.740
1.287
6.883
155.373
Niet-beursgenoteerd en beursgenoteerd Interest Overige beleggingen
283.115
0
-75.979
75.979
-84.792
198.323
791.910
101.401
-238.671
86.167
-70.394
670.413
Rentederivaten
1.280.068
236.453
-714.267
473.164
12.096
1.287.514
Valutaderivaten
-94.833
120.830
-3.312
-117.518
153.977
59.144
215
709
-661
-16.712
16.449
0
1.185.450
357.992
-718.240
338.934
182.522
1.346.658
Grondstoffen Derivaten
Aandelenderivaten Interest
1.528
0
-1.528
0
0
0
1.186.978
357.992
-719.768
338.934
182.522
1.346.658
15.836.308
7.515.901
-6.735.494
509.200
1.183.943
18.309.858
Derivaten opgenomen onder Kortlopende schulden en overige passiva
94.833
0
Totaal Beleggingen opgenomen onder de beleggingen voor risico van het fonds
15.931.141
18.309.858
Jaarverslag 2012
65
Pensioenfonds ING
De duratie van de portefeuille Vastrentende waarden per 31 december 2012 bedraagt 12,1 (31 december 2011: 12,9). De duratie van de portefeuille Vastrentende waarden inclusief rentederivaten per 31 december 2012 bedraagt 22,0 (31 december 2011: 29,5). Van het Totaal beleggingen voor risico van het fonds is € 46,7 miljoen (2011: € 61,1 miljoen) direct, dan wel indirect belegd in de ondernemingen en aangesloten ondernemingen waarvoor de pensioenregelingen worden uitgevoerd. Tot de beleggingen in Vastgoed behoren onder meer de beleggingen van de verbonden partij Stichting Lion Real Estate Investments. In deze Stichting zijn beleggingen in vastgoedfondsen ondergebracht met een totale balanswaarde per 31 december 2012 van € 91,2 miljoen (2011: € 98,7 miljoen). In de presentatie van deze beleggingen heeft toepassing plaatsgevonden van het verslaggevingsbeginsel ‘look through’. De lopende interest heeft betrekking op voornamelijk de renteverrekeningen die plaatsvinden bij de uitvoering van transacties. Vanwege de in december 2011 uitgevoerde transitie van fondsen naar discretionaire mandaten is de post Lopende interest in 2011 relatief hoog. De derivaten worden ingezet ten behoeve van het risicobeheer. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per 31 december 2012. Type contract
Contractomvang
Actuele waarde activa
Actuele waarde passiva
8.198.999
64.116
-4.972
5.907.000
4.287.853
-3.000.339
0
0
0
Put opties (gekocht)
0
0
0
Call opties (verkocht)
0
0
0
4.351.969
-3.005.311
Valutaderivaten Valutaderivaten Rentederivaten Receiver swaps Payer swaps Aandelenderivaten
66
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan voor de waardering gebruikt worden gemaakt van marktnoteringen. Indien geen gebruik kan worden gemaakt van een (in)directe marktnotering, wordt gebruik gemaakt van een waarderingsmodel of waarderingstechniek, waarbij in het model respectievelijk van de techniek gebruik wordt gemaakt van variabelen die gebaseerd zijn op marktnotering. Op basis van deze waarderingsmethoden kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Ultimo 2012
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Overige waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
Vastrentende waarden
9.627.459
1.227.522
0
10.854.981
Aandelen
3.251.020
1.125.805
0
4.376.825
Vastgoed
200.411
0
860.570
1.060.981
Overige beleggingen
0
0
670.413
670.413
Derivaten
0
0
1.346.658
1.346.658
13.078.890
2.353.327
2.877.641
18.309.858
Directe marktnotering
Afgeleide marktnotering
Overige waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
Ultimo 2011 Vastrentende waarden
6.731.530
2.183.740
0
8.915.270
Aandelen
1.522.358
2.441.251
0
3.963.609
Vastgoed
978.541
162.829
0
815.712
Overige beleggingen
0
0
791.910
791.910
Derivaten
0
0
1.186.978
1.186.978
8.416.717
4.624.991
2.794.600
15.836.308
Onder directe marktnotering zijn ter beurze genoteerde beleggingen verantwoord. Onder de afgeleide marktnotering vallen de beleggingen in beleggingsfondsen voor vastrentende waarden en aandelen. Onder de overige waarderingsmodellen en -technieken vallen vastgoed en overige beleggingen zoals hedgefondsen, Private equity en derivaten.
Gestelde zekerheden Securities Lending Het fonds heeft in 2012 geen effecten in bruikleen gegeven. Rentederivaten Indien een rentederivaat door de ontwikkeling van de rente een negatieve waarde krijgt (verplichting voor het fonds) moet het fonds collateral storten. Ultimo 2012 was de waarde van de door het fonds gestorte collateral € 0 (2011: € 5 miljoen). In de situatie dat de rente voor een positieve waarde
Jaarverslag 2012
67
Pensioenfonds ING
zorgt (vordering voor het fonds), krijgt het fonds collateral gestort. Het fonds heeft ultimo 2012 voor een waarde van € 1.596 miljoen ontvangen (2011: 1.377 miljoen). [2]
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
2012
2011
3.713
3.430
Het Herverzekeringsdeel technische voorzieningen heeft betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen, die premievrij zijn, of op lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten. [3]
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op aangesloten ondernemingen Vordering op de Werkgever Vordering uit hoofde van overdracht pensioenverplichtingen
Debiteuren effecten Vorderingen op verzekeringsmaatschappijen Banken Overige vorderingen Totaal vorderingen en overlopende activa
103.532
56.502
73
0
103.605
56.502
9.298
19.390
847
1.157
-1
2
905
833
114.654
77.884
Op 25 januari 2013 heeft het college van arbiters de vordering van het fonds ten bedrage van circa 170 miljoen euro voor de verhoging van de pensioenen per 1 januari 2012 voor 40% toegewezen. Deze vordering had betrekking op een verhoging van 2,33% van de pensioenen van de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden die in aanmerking komen voor voorwaardelijke verhogingen op basis van de prijsindex tot een maximum van 3%. De Werkgever wordt daarmee verplicht tot betaling van 68 miljoen euro, vermeerderd met 4% rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2012 tot de dag van betaling. Daarnaast heeft de Werkgever besloten om alsnog 40% van de toeslagen per 1 juni en per 1 oktober 2012 te betalen. Het totaal van de bedragen ter financiering van de verhogingen per 1 januari, 1 juni en 1 oktober 2012 inclusief rente is 87,0 miljoen euro.
68
De vorderingen op de aangesloten ondernemingen blijven onder de wettelijke maxima van 5%. [4]
2012
2011
Depotbanken
140.465
52.144
ING Bank N.V.
4.216
5.734
144.681
57.878
Overige activa
Totaal Liquide middelen Materiële vaste activa Totaal overige activa
289
0
144.970
57.878
De Liquide middelen zijn vrij beschikbaar en onmiddellijk opneembaar voor het fonds. De materiële vaste activa hebben betrekking op de inrichting van de huisvesting en ICT-toepassingen van het Bestuursbureau dat met ingang van november 2012 in Amsterdam is gehuisvest. Op de materiële vaste activa worden de wettelijke afschrijvingstermijnen toegepast. Passiva [5]
Stichtingskapitaal Stichtingskapitaal
[6]
16
16
Stand per 1 januari
1.689.006
1.599.136
Saldobestemming boekjaar
1.323.404
89.870
Stand per 31 december
3.012.410
1.689.006
Overige reserve
De Saldobestemming boekjaar (€ 1.323 miljoen; 2011: € 90 miljoen) bestaat uit het Saldo van baten en lasten (€ 1.386 miljoen; 2011: € 193 miljoen) onder aftrek van de dotatie aan de Extra reserve (€ 61 miljoen; 2011: € 103 miljoen) en de toevoeging aan de RTSO € 1,5 miljoen. [7]
Extra reserve Stand per 1 januari
679.565
Saldobestemming boekjaar Stand per 31 december [8]
103.227
740.185
679.565
0
0
Reserve toekomstige sterfteontwikkeling (RTSO) Stand per 1 januari Saldobestemming boekjaar
1.550
0
Stand per 31 december
1.550
0
Totaal eigen vermogen
3.754.161
2.368.587
Het Minimaal vereist eigen vermogen bedraagt Het Vereist eigen vermogen bedraagt Het Vereist vermogen bedraagt De DNB-dekkingsgraad bedraagt
Jaarverslag 2012
576.338
60.620
614.441
4,2%
565.816
4,2%
1.612.385
10,9%
1.592.592
11,7%
110,9%
15.183.889
16.416.094
125,4%
111,7% 117,4%
69
Pensioenfonds ING
Het totaal Eigen vermogen bedraagt € 3.754 miljoen. Het Minimaal vereist eigen vermogen voor het fonds bedraagt € 614 miljoen. Het fonds heeft gemeten naar deze normen geen dekkingstekort. De toetswaarde solvabiliteit zoals bepaald met behulp van het standaard model, zoals door DNB voorgeschreven, bedraagt € 1.612 miljoen. Het fonds heeft gemeten naar deze normen per 31 december 2012 geen reservetekort. De DNB-dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het fonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva) te delen door de som van de Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds en de Overige technische voorzieningen. 2012
2011
Stand per 1 januari
13.577.719
11.526.755
Pensioenopbouw
375.740
326.358
Toeslagen
113.931
13.246
Rentetoevoeging
210.857
149.630
-359.423
-356.186
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds
[9]
Het verloop van de voorziening is als volgt:
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen Stand per 31 december
1.659
-531
857.885
1.919.869
-1.755
-2.153
27.096
731
14.803.709
13.577.719
6.145.944
De Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds is als volgt opgebouwd: Deelnemers
6.287.832
Gewezen Deelnemers
3.369.395
2.606.551
Pensioengerechtigden
5.042.911
4.804.057
Overige1
1
103.571
21.167
14.803.709
13.577.719
Overige bestaat uit de Voorziening voor arbeidsongeschiktheid en herverzekeringen (eind 2012) en de stelposten voor de met terugwerkende kracht in 2012 toegekende toeslagen.
De toename van de Voorziening pensioenverplichtingen is toegelicht onder de Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen, zoals opgenomen in de toelichting op de Staat van baten en lasten.
70
[10]
Overige technische voorzieningen
Voor het verloop van de Overige technische voorzieningen wordt naar de toelichting onder [18] verwezen. Onder Overige technische voorzieningen was de VTSO opgenomen. Door opname van deze voorziening werd rekening gehouden met het risico dat de overlevingskansen verder verbeteren dan waarmee in de actuariële grondslagen rekening is gehouden. De VTSO is ultimo 2012 komen te vervallen. Ultimo 2012 is de RTSO gevormd voor het opvangen van het onvoorziene risico in de sterftetrend. De voorziene sterftetrend is opgenomen in de Voorziening pensioenverplichtingen. [11]
2012
2011
3.430
3.423
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Stand per 1 januari Mutatie Stand per 31 december Totaal technische voorzieningen
283
7
3.713
3.430
14.807.422
13.594.727
Het Herverzekeringsdeel technische voorzieningen heeft betrekking op ingebrachte, nog lopende polissen bij verzekeringsmaatschappijen, die premievrij zijn of lopende aanspraken voortvloeiend uit in het verleden afgesloten herverzekeringsovereenkomsten. [12]
Kortlopende schulden en overlopende passiva Belastingen en sociale premies
8.351
8.971
Schulden inzake pensioenuitvoerings- en administratiekosten
2.354
2.708
Beleggingen
719
488
Vooruitontvangen bedragen volgend boekjaar
188
19
0
94.833
11.612
107.019
Derivaten Stand per 31 december
Alle Kortlopende schulden en overlopende passiva hebben een looptijd van korter dan één jaar.
Jaarverslag 2012
71
Pensioenfonds ING
Beleggingen niet ter vrije beschikking Uit hoofde van interest rate swaps, waarvan het beheer door het fonds bij derden is belegd, zijn in de portefeuille obligaties als onderpand aangemerkt. Deze kunnen door het fonds worden verstrekt indien de positie van derivaten door de renteontwikkeling de levering van het onderpand vereist. Beleggingen aangemerkt als beschikbaar voor onderpand Ultimo 2012
Looptijd
Coupon Rente
Nominaal
Waarde
Staatsobligatie Frankrijk
2032
5,75%
310.000
454.087
Staatsobligatie Frankrijk
2038
4,00%
496.830
592.122
Staatsobligatie Duitsland
2037
4,00%
337.074
457.301
Staatsobligatie Duitsland
2028
5,625%
59.475
89.117
Staatsobligatie Duitsland
2030
6,25%
85.700
139.010 1.731.637
Niet in de balans opgenomen verplichtingen Door het fonds zijn, ultimo 2012, de navolgende verplichtingen aangegaan in de periode na 31 december 2012. 2012 en nadien
2011 en nadien
Vastgoed
100.200
145.000
Private equity
533.841
516.410
Investerings- en stortingsverplichtingen
Huurovereenkomst
1.100
0
635.141
661.410
Met ingang van november 2012 huurt het fonds een kantoorruimte in Amsterdam. De toekomstige verplichtingen uit hoofde van de meerjarige huurovereenkomst (5 jaar) bedragen € 1,1 miljoen. Verbonden partijen In het kader van artikel 381 lid 3 van Titel 9 Boek 2 BW wordt vermeld dat het fonds de uitvoering verzorgt van de pensioenregelingen die gelden voor de huidige en de voormalige medewerkers van ING in Nederland. Er is derhalve een verbondenheid tussen het fonds en ING Nederland. Deze verbondenheid komt tot uitdrukking in de Uitvoeringsovereenkomst tussen beide partijen. Namens ING Nederland zijn bestuursleden benoemd. De personalia zijn opgenomen in paragraaf 3.8. Inzake de bezoldiging van de leden van het Bestuur, Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan wordt verwezen naar toelichting 20 in de jaarrekening. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vordering op, (voormalige) bestuurders. Indien van toepassing nemen bestuurders deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van de voorwaarden in het pensioenreglement.
72
2.6 Jaarrekening
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2012 (bedragen in duizenden euro’s)
[13]
2012
2011
Vastrentende waarden
351.462
291.386
Aandelen
133.846
85.647
Vastgoed
41.329
41.162
Overige beleggingen
6.934
3.298
92.322
13.521
Beleggingsopbrengsten voor risico van het fonds Directe beleggingsopbrengsten
Derivaten Valutaverschillen Subtotaal Rente rekening courant Werkgever Interest banken Interest uit waardeoverdrachten Overige beleggingen Totaal directe beleggingsopbrengsten Directe vermogensbeheerkosten
1.247
-1.344
627.140
435.014
10.128
4.668
-5
50
1
-3
1.646
-288
638.910
439.441
-2.014
-1.149
Indirecte beleggingsopbrengsten Gerealiseerde waardeverschillen Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Overige beleggingen Derivaten
72.969
2.182
6.793
-208.560
4.337
-10.191
86.167
-227.462
338.934
-61.158
509.200
-505.189
Ongerealiseerde waardeverschillen Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Overige beleggingen
667.138
332.212
-247.145
44.397
46.834
-70.394
223.082
182.522
1.554.067
Totaal indirecte beleggingsopbrengsten
1.693.143
2.243.976
Totaal beleggingsopbrengsten voor risico van het fonds
2.330.039
2.177.079
Derivaten
Jaarverslag 2012
695.206
73
Pensioenfonds ING
[14]
2012
2011
519.693
405.641
Premiebijdragen van Werkgever en werknemers Pensioenpremie Werkgever Toeslagen
83.244
-
Pensioenpremie werknemers
31.800
30.272
634.737
435.913
-417
8.410
3.832
2.466
638.152
446.789
Kostendekkende premie
562.577
399.704
Feitelijke premie
634.359
435.913
Actuarieel benodigd
420.336
339.671
Solvabiliteitsopslag
58.028
49.569
Vrijval van respectievelijk opslag voor uitvoeringskosten
14.841
10.037
Actuarieel benodigd ten behoeve van toeslagverlening
69.372
427
562.577
399.704
Pensioenpremie met betrekking tot voorgaande boekjaren Bijdrage FVP regeling
De Kostendekkende premie is als volgt samengesteld:
Op grond van de bovenstaande analyse kan worden vastgesteld dat in 2012 de Feitelijke premie (€ 635 miljoen) voor het boekjaar hoger is dan de Kostendekkende premie (€ 563 miljoen). [15]
[16]
Saldo van overdrachten van rechten Overgenomen pensioenverplichtingen
9.650
16.640
Overgedragen pensioenverplichtingen
-11.643
-20.094
-1.993
-3.454
Ouderdomspensioen
-288.144
-287.979
Invaliditeitspensioen
-760
-114
-53.465
-52.067
Pensioenuitkeringen
Partnerpensioen Wezenpensioen Subtotaal
-1.068
-1.096
-343.437
-341.256
Andere uitkeringen Afkoopsommen
-3.881
-3.783
Overige uitkeringen
-8.882
-8.905
Subtotaal Totaal pensioenuitkeringen
-12.763
-12.688
-356.200
-353.944
De post Overige uitkeringen bestaat voornamelijk uit het vakantiegeld van de Deelnemers in de gesloten ING regelingen “Reglement Pensioenregeling ING Groep (1995)”.
74
[17]
2012
2011
-326.358
Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds Pensioenopbouw
-375.740
Toeslagen
-113.931
-13.246
Rentetoevoeging
-210.857
-149.630
Onttrekking voor pensioenuitkeringen
359.423
356.186
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen
-1.659
531
-857.885
-1.919.869
1.755
2.153
-27.096
-731
-1.225.990
-2.050.964
Pensioenopbouw Onder dit bedrag is opgenomen de aangroei van de Voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de pensioenopbouw van de Deelnemers gedurende het boekjaar. Toeslagen Voor Deelnemers zijn de indexaties onvoorwaardelijk. Voor Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden zijn de indexaties voorwaardelijk. In 2012 hebben de Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden de volgende toeslagen ontvangen: • een verhoging met 0,916% van de pensioenen voor voorwaardelijke verhoging op basis van de prijsindex per 1 januari 2012; • een verhoging met 0,8% van de pensioenen voor voorwaardelijke verhogingen op basis van de collectieve structurele salarisverhogingen volgens de CAO ING Verzekeren/IM per 1 juni 2012; en • een verhoging met 0,8% van de pensioenen voor voorwaardelijke verhogingen op basis van de collectieve structurele salarisverhogingen volgens de CAO ING Bank per 1 oktober 2012. Rentetoevoeging De rentetoevoeging aan de Voorziening pensioenverplichtingen is, volgens het besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, gebaseerd op de 1-jaars rente uit de rentetermijnstructuur. Voor 2012 is 1,5% toegepast (2011: 1,3%). Onttrekking voor pensioenuitkeringen Als gevolg van de onttrekking ten behoeve van de pensioenuitkeringen neemt de Voorziening pensioenverplichtingen af met een bedrag van € 359 miljoen. Het verschil met de feitelijke pensioenuitkeringen is als afzonderlijk resultaat in de actuariële analyse van het resultaat verantwoord.
Jaarverslag 2012
75
Pensioenfonds ING
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Jaarlijks vindt een vrijval plaats van de in de voorziening begrepen pensioenuitvoeringskosten ter dekking van de werkelijke uitvoeringskosten. In de premiebijdragen is een opslag begrepen voor de pensioenuitvoeringskosten. Per saldo vond er een toename plaats. Wijziging marktrente Het fonds heeft de door DNB voorgeschreven rentetermijnstructuur gehanteerd. Zie paragraaf 2.4.1. voor een toelichting op de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De gewogen gemiddelde rente (op basis van de rentetermijnstructuur) waartegen de Voorziening pensioenverplichtingen is berekend, bedraagt 2,49% (2011: 2,75%). Door de wijziging in de rentetermijnstructuur gedurende 2012 is de Voorziening pensioen verplichtingen ultimo 2012 toegenomen met € 858 miljoen (2011: toename € 1.920 miljoen). Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Als gevolg van de overdracht van pensioenaanspraken nam de Voorziening pensioen verplichtingen per saldo af met een bedrag van € 2 miljoen (2011: afname € 2 miljoen). Het verschil met het saldo overdrachten van pensioenaanspraken is als afzonderlijk resultaat in de Actuariële analyse van het resultaat verantwoord. Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen Het resultaat als gevolg van de overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen wordt als volgt verklaard: 2012
2011
Overige mutaties Voorziening pensioenverplichtingen -26.725
-19.224
Kanssystemen
19.717
15.888
Mutaties en correcties
-9.721
2.605
Verschil als gevolg van rente en overschatting in de stelpost voor de toeslagen
-10.367
0
Totaal
-27.096
-731
Overgang op nieuwe grondslagen
[18]
Mutatie overige technische voorzieningen VTSO primo jaar
13.578
0
Dotatie uit premie
14.681
13.578
- 26.725
0
- 1.534
0
0
13.578
Onttrekking in verband met aanpassing sterftegrondslagen Vrijval ten gunste van de staat van baten en lasten (zie ook resultaatbestemming) VTSO ultimo jaar
Jaarlijks werd aan de VTSO een bedrag toegevoegd ter grootte van 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen tot een maximum van 5% van de Voorziening pensioenverplichtingen. Uit de
76
VTSO is ultimo 2012 een bedrag van € 26,7 miljoen onttrokken. Dit bedrag diende voor de aanpassing van de gehanteerde sterftegrondslagen. Vervolgens is de VTSO omgevormd naar een RTSO. 2012 [19]
[20]
Herverzekeringen
2011
807
1.165
807
1.165
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Administratie
-5.737
-5.175
Andere adviesdiensten
-1.642
-1.249
Splitsing bank- en verzekeringsactiviteiten
-1.192
-602
Interim ondersteuning
-1.046
-922
-825
-430
Actuaris advies Contributies en bijdragen
-673
-592
Governance en organisatie
-556
-258
Voorlichting en publicatie
-473
-250
Controle jaarrekening
-203
-155
ICT-diensten
-133
-108
Actuaris certificering
-52
-57
Visitatiecommissie
-44
-72
Overige kosten
-250
-360
-12.826
-10.230
De kosten van de externe accountant KPMG Accountants N.V. voor de controle van de jaarrekening 2012 bedragen € 0,115 miljoen. Daarnaast zijn andere controleopdrachten aan KPMG Accountants N.V. verstrekt voor € 0,030 miljoen en zijn in 2012, niet aan de jaarrekening gerelateerde arbeidsdiensten uitgevoerd door KPMG Advisory N.V. ten bedrage van € 0,020 miljoen. KPMG wordt niet ingehuurd voor belastingadviezen. [21]
Overige baten en lasten
7
234
De overige baten en lasten bestaan uit diverse ontvangen bedragen voor Deelnemers. Bezoldiging leden Bestuur, Deelnemersraad en Verantwoordingsorgaan Pensioengerechtigde leden van het Bestuur, Deelnemersraad en het Verantwoordingsorgaan hebben een vaste kostenvergoeding en een vergoeding voor gemaakte reiskosten ontvangen van in totaal € 0,044 miljoen (2011: € 0,047 miljoen). De overige leden hebben voor hun werkzaamheden in 2012 geen bezoldiging ontvangen. Personeel Gedurende het boekjaar 2012 had het fonds geen personeelsleden in dienst. De directie van het fonds en de medewerkers van het Bestuursbureau zijn in dienst van ING Bank Personeels B.V.
Jaarverslag 2012
77
Pensioenfonds ING
2.7
Actuariële analyse (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening 2012
2011
Wijziging rentetermijnstructuur
-857.885
-1.919.869
Beleggingsopbrengsten
2.119.182
2.027.449
111.824
79.775
Waardeoverdrachten
140
-1.301
Kosten
198
49
Uitkeringen
4.030
3.407
Kanssystemen
Actuariële analyse
Premies
19.717
15.889
Reguliere mutaties
1.473
-2.097
Toeslagverlening
2.080
1.393
Overige oorzaken
-15.185
-11.598
1.385.574
193.097
Beleggingsopbrengsten De Beleggingsopbrengsten betreffen de Beleggingsopbrengsten voor risico van het fonds onder aftrek van de Rentetoevoeging, zoals vermeld onder Mutatie Voorziening pensioen verplichtingen voor risico van het fonds. Premies Het actuarieel resultaat op premies wordt voornamelijk verklaard door de in rekening gebrachte Solvabiliteitsopslag (€ 102 miljoen) en een verschil in rentesystematiek van € 9 miljoen. Kanssystemen Dit resultaat betreft de actuariële resultaten op sterfte en arbeidsongeschiktheid. Overige oorzaken Het onder Overige verantwoorde bedrag bestaat voornamelijk uit de lasten uit hoofde van de vrijval van VTSO ten gunste van de RTSO ad € 1,5 miljoen en de toename in de voorziening als gevolg van de toekenning van de voorwaardelijke prijs- en loonindexaties (€ 10,4 miljoen). Deze extra toename van de voorziening wordt deels veroorzaakt door de wijze waarop de stelpost voor de voorwaardelijke toeslagen is geschat en deels door de daling van de rentetermijnstructuur. Verder zijn diverse correcties op conversiebestanden verwerkt waardoor de voorziening met een bedrag van € 6,4 miljoen toenam. Overige kleine componenten hebben de vermelde effecten gedeeltelijk gereduceerd.
78
2.8
Risicoparagraaf (bedragen in duizenden euro’s)
Jaarrekening Risicomanagement De risicomanagementvisie en het proces zijn in paragraaf 1.8. beschreven. In deze paragraaf worden de risico’s beschreven evenals de beheersingsmaatregelen die het fonds in verband daarmee getroffen heeft. Op maandelijkse basis wordt door middel van het risicodashboard en de risicorapportage inzicht gegeven in de financiële risico’s die van invloed zijn op de marktwaardedekkingsgraad van het fonds en in welke mate de maatregelen die het Bestuur heeft getroffen om de risico’s te verminderen daadwerkelijk effect sorteren. Daarnaast rapporteert het Bestuursbureau op kwartaalbasis integraal over de in dit hoofdstuk benoemde risico’s. Hiermee wordt bereikt dat het Bestuur de risico’s kan monitoren en indien nodig kan bijsturen. In de hierna opgenomen specificaties is voor zover het beleggingsfondsen betreft het verslaggevingsbeginsel ‘look through’ toegepast. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste financiële risico voor het fonds is het niet kunnen nakomen van de pensioentoezeggingen. Een belangrijke maatstaf hiervoor is het aanwezige Eigen ver mogen. Wettelijk is een gestandaardiseerde methode vastgelegd om te kunnen toetsen of het aanwezige Eigen vermogen voldoende is om een aantal specifieke risico’s op te kunnen vangen (het standaardmodel). Jaarlijks vindt toetsing van het Vereist eigen vermogen plaats aan de hand van dit standaardmodel. De verschillende risicofactoren worden benoemd onder de noemers S1 tot en met S6. Hierbij wordt rekening gehouden met onderling compenserende effecten (diversificatie effect). Hierna zijn de uitkomsten weergegeven voor de verschillende risicocategorieën:
Jaarverslag 2012
79
Pensioenfonds ING
2012 S1 Renterisico S2 Zakelijke waardenrisico S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico
2011
36.049
92.008
1.422.365
1.419.854
557.385
416.352
56.855
90.826
163.020
164.917
428.486
415.287
Diversificatie-effect
-1.051.775
-1.006.652
Vereist eigen vermogen
1.612.385
1.592.592
S6 Verzekeringstechnisch risico
DNB-dekkingsgraad
125,4%
117,4%
Minimaal vereiste DNB-dekkingsgraad
104,2%
104,2%
Wettelijk vereiste DNB-dekkingsgraad
110,9%
111,7%
De DNB-dekkingsgraad wordt berekend door het totaal van de activa voor risico van het fonds (minus de passiefposten Kortlopende schulden en overlopende passiva en Herverzekeringsdeel technische voorzieningen) te delen door de Voorziening pensioenverplichtingen (plus Overige technische voorzieningen). Het afgelopen jaar is deze, op grondslagen van het fonds, toege nomen van 117,4% (2011) tot 125,2% (2012). S1 Renterisico
0,2%
0,7%
S2 Zakelijke waardenrisico
9,6%
10,4%
S3 Valutarisico
3,8%
3,1%
S4 Grondstoffenrisico
0,4%
0,7%
S5 Kredietrisico
1,1%
1,2%
S6 Verzekeringstechnisch risico
2,9%
3,1%
-7,1%
-7,4%
Vereist eigen vermogen
10,9%
11,7%
Aanwezig vermogen
25,4%
17,4%
Surplus
14,5%
5,7%
Diversificatie-effect
Matchingrisico Onder het matchingrisico wordt verstaan het risico van het niet volledig gematched zijn van activa en passiva (inclusief off-balanceposten) dan wel van inkomsten en uitgaven. Hierna worden deze risico’s verder beschreven. Het mismatchrisico bestaat door de verschillen in de rentetypische karakteristieken van de activa en de passiva en door de verschillen tussen de curve van renten op staatsobligaties (staatscurve) en de interbancaire swapcurve. Deze verschillen beïnvloeden de waardering van staatsobligaties (tegen de staatscurve) ten opzichte van de pensioenverplichtingen (tegen de interbancaire swapcurve).
80
Renterisico De pensioenverplichtingen kennen een langere looptijd dan de beleggingen. Het renterisico wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de verplichtingen afwijkt van de rentegevoeligheid van de beleggingen. Het renterisico van de verplichtingen wordt afgedekt met de portefeuille vastrentende waarden en interest rate swaps. Het fonds streeft naar een strategische afdekking van het renterisico waarbij 105% van het renterisico van de Technische voorzieningen afgedekt dient te zijn (als zijnde de strategische normafdekking). Per 29 juni 2012 heeft het Bestuur besloten over te gaan tot een (tactische) aanpassing naar 95% met een bandbreedte van het renterisico (zie onderstaand). De reden hiervoor was dat de kans groter werd geacht dat de rente zou gaan stijgen dan nog verder zou gaan dalen. Als compensatie voor het verhogen van de totale risicopositie van het fonds werd de onderkant van de bandbreedte voor aandelen en alternatieven verlaagd. Hierdoor zouden, indien gewenst, deze posities kunnen worden verlaagd om de totale risicopositie niet significant te laten stijgen. De reden voor het verruimen van de bandbreedte is tweeledig. De bestaande bandbreedte was vrij krap. Door de volatiliteit in de rentemarkt werden de grenzen van de bandbreedte snel bereikt waardoor vaak (trans)acties ondernomen dienden te worden. Verder is de bandbreedte verruimd om het Bestuursbureau enige ruimte te geven om te kunnen inspelen op de renteontwikkelingen. 2012 Strategische norm renteafdekking Tactische norm renteafdekking Bandbreedte
105,0% 95,0% 87,5-102,5%
Gevoeligheidsanalyse renteafdekking De balans van het fonds kent rentegevoeligheid ten aanzien van de vastrentende waarden, interest rate swaps en de verplichtingen. De basispunt gevoeligheid is een maat die aangeeft hoeveel de onderliggende grootheid stijgt of daalt als gevolg van een rentewijziging van één basispunt. Het betreft een parallelle verschuiving van de rente. De renteafdekking ratio is gelijk aan de basispunt gevoeligheid van de vastrentende waarden en interest rate swaps, gedeeld door de basispunt gevoeligheid van de pensioenverplichtingen. In de onderstaande tabel zijn de grootheden opgenomen zoals die per 31 december 2012 zijn gebruikt voor de interne monitoring van de renteafdekking. Deze grootheden zijn bepaald op basis van een berekeningsmodel dat met ingang van 2013 wordt ingevoerd. De vergelijkende cijfers over 2011 zijn op basis van een ander model berekend. Dit leidt tot onvergelijkbaarheid. Om deze reden is afgezien van de opname van het vergelijkende cijfer. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat dat de grootheden op een ex-ante basis en op
Jaarverslag 2012
81
Pensioenfonds ING
een marktwaardeberekening zijn bepaald, die afwijken van de grondslagen in deze jaarrekening. Het gevolg hiervan is dat er geen directe aansluiting mogelijk is met de bedragen in deze jaarrekening. De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt in basispunt gevoeligheid. De bijdrage van de beleggingen aan de basispunt gevoeligheid is opgesplitst naar verplichtingen en bezittingen. Renterisico
2012
Verplichtingen 15.609
Marktwaarde (mln)
18,7
Modified duration
305,8
Basispunt gevoeligheid (mln) Bezittingen
18.341
Marktwaarde (mln)
16,0
Modified duration Basispunt gevoeligheid beleggingen (mln)
139,3
Basispunt gevoeligheid interest overlay (mln)
144,8
Verplichtingen t.o.v. beleggingen 92,9%
Renteafdekking ratio
De renteafdekking ratio komt uit op 92,9% en valt daarmee binnen de gestelde bandbreedte. Gevoeligheidsanalyse onderpandwaarde Naast staatsobligaties hanteert het fonds interest rate swaps om het renterisico van de verplichtingen af te dekken. Een rentestijging leidt tot een daling van de waarde van de interest rate swaps. Indien de waarde van de interest rate swaps negatief wordt, dient het fonds onderpand te storten. De onderpandverplichting kan worden voldaan uit de portefeuille staatsobligaties. Indien de waarde van deze portefeuille onvoldoende is om aan de onderpandverplichting te voldoen, kan dit leiden tot gedwongen verkopen van overige beleggingen op een ongunstig moment. Dit heeft in 2012 niet plaatsgevonden. Om het liquiditeitsrisico met betrekking tot interest rate swaps te analyseren is de liquiditeitsbehoefte bij een parallelle renteschok van 1%, 2% en 3% berekend. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat bij een stijgende rente de waarde van de portefeuille staatsobligaties daalt. Dit is meegenomen in de berekening. Renteschok
Marktwaarde interest rate swaps
Marktwaarde staatsobligaties
Huidige marktwaarde
1.288
Paralelle toename 1%
-38
7.165
Paralelle toename 2%
-1.025
6.262
Paralelle toename 3%
-1.766
5.522
82
8.075
Overige risico’s Het fonds monitort ook de overige risico’s zoals het tegenpartijrisico. Het tegenpartijrisico bestaat uit de waarde van de derivatenposities, de waarde van het ontvangen onderpand en de netto positie. Per tegenpartij wordt de Standards & Poors rating gemonitord en onderpand wordt dagelijks berekend en uitgewisseld. Het beleggingsbeleid is er op gericht om de cashpositie bij tegenpartijen zo laag mogelijk te houden en bij voorkeur nihil. Tegen partijen waar direct opneembare cashposities staan, worden eveneens gemonitord op hun kredietwaardigheid. Valutarisico Valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen in vreemde valuta verandert als gevolg van verandering van de valutakoersen. De belangrijkste valutarisico’s in de internationaal gespreide portefeuilles worden strategisch afgedekt naar de euro. Ultimo 2012 betreft dit de posities in de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Hong Kong dollar, de Zwitserse frank, de Japanse yen en de Australische dollar. De valutarisico’s in de aandelenportefeuilles in de opkomende landen zijn niet afgedekt. Bij de keuze voor de beleggingen in deze landen vormt de valutapositie een integraal onderdeel van de beleggingsbeslissingen binnen deze portefeuilles. Binnen de beleggingen in fondsen zijn de valutarisico’s van de vastrentende portefeuille in opkomende landen afgedekt. De monitoring vindt plaats door middel van maandrapportages en de risicomonitor.
Jaarverslag 2012
83
Pensioenfonds ING
Voor de totale beleggingsportefeuille is het valutarisico aan de hand van marktwaarden als volgt te specificeren: 2012
2011
Valutaafdekking
Totaal na afdekking
Totaal na afdekking
13.384.269
2.725.629
16.109.898
13.552.281
2.288.284
-1.246.330
1.041.954
1.241.512
Britse pond
454.410
-447.726
6.684
11.884
Hong Kong dollar
316.353
-297.060
19.293
0
Zwitserse frank
261.299
-247.967
13.332
5.036
Totaal voor afdekking Euro Amerikaanse dollar
241.278
-228.398
12.880
-3.072
200.698
-199.004
1.694
3.893
Canadese dollar
113.598
0
113.598
1.774
Overige valuta's en Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
990.525
0
990.525
1.023.000
18.250.714
59.144
18.309.858
15.836.308
Japanse yen Australische dollar
Een daling van de vreemde valuta’s ten opzichte van de euro met 20% leidt, na valuta-afdekking, tot een verslechtering van het resultaat en het Eigen vermogen met € 585 miljoen. Liquiditeitsrisico Het aanhouden van derivatenposities brengt voor het fonds liquiditeitsrisico met zich mee. Het fonds neemt een langetermijnpositie in rentederivaten in, waarmee het fonds zich op korte termijn blootstelt aan liquiditeitsrisico verband houdend met een mogelijke toename van de variabele rente. Aangezien de variabele rente een halfjaar voorafgaand aan het moment van betaling wordt vastgesteld, bieden deze derivatencontracten voldoende mogelijkheden om de veranderingen in de liquiditeitspositie van het fonds te monitoren en daarop bij te sturen. Het fonds neemt een kortetermijnpositie in valutaderivaten in, waarmee het fonds zich blootstelt aan liquiditeitsrisico verband houdend met stijging van de valutakoersen. Het fonds kan onder bepaalde omstandigheden een kortetermijnpositie in aandelenderivaten innemen, om zich op korte termijn te beschermen tegen daling van de aandelenkoersen. Indien en voor zover het fonds de beschermingsconstructie geheel of gedeeltelijk financiert door call opties te schrijven, stelt het fonds zich bloot aan liquiditeitsrisico als gevolg van waardeverandering van de onderliggende stukken als gevolg van stijging van de aandelenkoersen. Het fonds beheerst het liquiditeitsrisico door een cashflowplanning en het aanhouden van een substantieel gedeelte van het vermogen in liquide staatsobligaties die, indien nodig, kunnen
84
worden verkocht om aan liquiditeitsvereisten te voldoen. Daarnaast houdt het fonds geldmarktfondsen aan om tijdelijke overtollige liquiditeitsposities daar in op te nemen. Indien de liquiditeitsvereisten hierdoor niet zijn gedekt, zal het fonds een bankfaciliteit aangaan. Marktrisico Het fonds staat bloot aan marktrisico in de vorm van mogelijke daling van de marktwaarde van de beleggingen in aandelen en vastrentende waarden. Het marktrisico ten aanzien van beleggingen in vastrentende waarden betreft met name het renterisico en het kredietrisico. Een van de middelen van het beleggingsbeleid om het marktrisico ten aanzien van beleggingen in aandelen te beheersen betreft de inzet van aandelenderivaten. Een daling van de aandelen in ontwikkelde markten en het indirect vastgoed van 25% leidt, tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 1.119 miljoen. Een daling van de aandelen in opkomende markten met 35% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 314 miljoen. Een daling van de niet-beursgenoteerde aandelen (Private equity en hedgefondsen) met 30% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 150 miljoen. Concentratierisico Onder concentratierisico wordt verstaan het risico dat als gevolg van ontoereikende diversificatie binnen de portefeuille een bepaalde ontwikkeling of gebeurtenis een bovengemiddeld effect heeft op de waarde van de portefeuille. Het fonds monitort dit risico op maandbasis, waarbij expliciete aandacht is voor de blootstelling op (onderdelen van) ING Groep. Het fonds onderkent dat er sprake is van concentratie van vastrentende waarde beleggingen in de landen Nederland, Frankrijk en Duitsland. Dit risico wordt maandelijks gemonitord aan de hand van de risicomonitor. Een overzicht van de concentraties in deze landen is opgenomen in het overzicht Grote posten. In de onderstaande tabel is de verdeling van de vastgoedportefeuille naar sectoren weergegeven. Vastgoed
2012
2011
€
%
€
%
Winkels
161.551
15,2%
136.490
13,9%
Kantoren
132.769
12,5%
88.562
9,1%
Woningen
45.227
4,3%
50.933
5,2%
Verdeling Vastgoed per sector:
Industrieel vastgoed Gemengd
74.619
7,0%
109.901
11,2%
646.815
61,0%
592.655
60,6%
1.060.981
100,0%
978.541
100,0%
De indeling naar sectoren is gebaseerd op het karakter van de respectievelijke vastgoed beleggingsfondsen, zoals dat is geformuleerd in de daartoe strekkende prospectussen.
Jaarverslag 2012
85
Pensioenfonds ING
2012 Verdeling Vastgoed per regio: Europa
2011
€
%
€
%
334.752
31,6%
358.113
36,7%
Noord-Amerika
376.964
35,5%
322.800
33,0%
Azië
204.685
19,3%
125.736
12,8%
Oceanië
140.030
13,2%
168.585
17,2%
Midden- en Zuid-Amerika
3.036
0,3%
1.427
0,1%
Afrika
1.514
0,1%
1.246
0,1%
0
0,0%
634
0,1%
1.060.981
100,0%
978.541
100.0%
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
Tot de Overige activa en passiva worden gerekend de niet direct als beleggingen aan te merken posten in de balansen van de beleggingsfondsen. Gegeven de balansverhoudingen kunnen hier negatieve saldi optreden (overige passiva zijn dan groter dan de overige activa). Aandelen €
%
€
%
Ontwikkelde markten
3.316.717
75,8%
3.352.043
84,6%
Opkomende markten
1.028.195
23,5%
585.813
14,8%
31.913
0,7%
25.753
0,6%
4.376.825
100,0%
3.963.609
100,0%
Verdeling Aandelen per categorie:
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
€
%
€
%
Noord-Amerika
1.550.571
35,4%
1.758.389
44,4%
Europa
Verdeling Aandelen per regio:
1.551.053
35,4%
1.035.696
26,1%
Azië
881.540
20,1%
849.099
21,4%
Midden- en Zuid-Amerika
231.025
5,3%
191.092
4,8%
Oceanië
63.823
1,5%
56.447
1,4%
Afrika
66.900
1,5%
47.133
1,2%
31.913
0,8%
25.753
0,7%
4.376.825
100,0%
3.963.609
100,0%
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
86
2012
2011
€
%
€
%
Financiële instellingen
763.884
17,5%
637.100
16,1%
Informatietechnologie
496.297
11,3%
410.114
10,3%
Niet-cyclische consumentengoederen
602.073
13,8%
526.717
13,3%
Verdeling Aandelen per sector:
Energie
352.533
8,1%
401.693
10,1%
Cyclische consumentengoederen
496.779
11,4%
402.349
10,2%
Industriële ondernemingen
360.240
8,2%
290.994
7,3%
Farmacie
486.944
11,1%
407.408
10,3% 6,8%
Basisindustrieën
276.891
6,3%
268.176
Telecommunicatie
283.220
6,5%
266.858
6,7%
Nutsbedrijven
201.526
4,6%
248.713
6,3%
0
0,0%
18.702
0,5%
56.438
1,2%
84.785
2,1%
4.376.825
100,0%
3.963.609
100,0%
Overige Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
Private equity €
%
€
%
199.743
63,1%
140.841
58,0%
Europa
95.419
30,1%
81.364
33,5%
Azië
21.555
6,8%
20.794
8,5%
316.717
100,0%
243.999
100,0%
Verdeling Private equity per regio: Noord-Amerika
Jaarverslag 2012
87
Pensioenfonds ING
2012 Grote posten Onroerende zaken van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Onroerende zaken: Prime Property Fund LLC
64.415
6,1%
Goodman Hong Kong Logistics Fund
61.288
5,8%
-
-
Staatsobligaties Nederland
3.179.078
29,3%
Staatsobligaties Duitsland
1.874.809
17,3%
Staatsobligaties Frankrijk
1.761.563
16,2%
Commodity Swap 04-02-2013
198.323
29,6%
Sail Multi-Strategies Fund Sicav
123.139
18,4%
Pomona ING (US) Holdings IV LP
51.206
7,6%
PFI Europe Private Equity Fund I PLC
40.862
6,1%
Opportunity Investors LP
35.814
5,3%
AAA
5.572.235
51,3%
AA
3.046.070
28,1%
121.414
1,4%
620.304
5,7%
626.141
7,0%
Aandelen van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Aandelen: Vastrentende waarden van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Vastrentende waarden:
Overige beleggingen van eenzelfde uitgevende instelling groter dan 5% van de beleggingen in Overige beleggingen:
De bovenstaande Grote posten geven de situatie per ultimo 2012 weer. Een vergelijking met 2011 is achterwege gelaten aangezien dit overzicht een momentopname vormt. Kredietrisico Onder kredietrisico wordt verstaan het risico dat een tegenpartij betalingsverplichtingen niet nakomt. Het kredietrisico van de beleggingen wordt op maandbasis gemonitord door de externe vermogensbeheerders binnen door het fonds gestelde randvoorwaarden. Bij de aanstelling van vermogensbeheerders worden in het mandaat afspraken gemaakt over het kredietrisico dat het fonds wenst te lopen. De hierna volgende ratings zijn afkomstig van Standard & Poors. Indien een rating niet door Standard & Poors is afgegeven, is de rating van Fitch gehanteerd. 2012
Verdeling Vastrentende waarden per risicocategorie:
A
2011 6.661.972
74,7%
BBB
772.670
7,1%
409.687
4,6%
Lager dan BBB
554.543
5,1%
392.660
4,4%
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
289.159
2,7%
703.396
7,9%
10.854.981
100,0%
8.915.270
100,0%
Resterende looptijd < 6 maanden
425.406
3,9%
381.471
4,3%
Resterende looptijd 6 maanden - 1 jaar
122.405
1,1%
47.232
0,5%
Verdeling Vastrentende waarden naar looptijd:
Resterende looptijd 1 jaar - 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
88
919.825
8,5%
904.213
10,1%
9.387.345
86,5%
7.408.455
83,1%
0
0,0%
173.899
2,0%
10.854.981
100,0%
8.915.270
100,0%
2012
< 1 jaar
1 jaar < 5 jaar
> 5 jaar
Totaal
AAA
31.375
85.523
5.455.337
5.572.235
AA
40.845
186.702
2.818.523
3.046.070
A
140.028
206.795
273.481
620.304
BBB
72.887
270.594
429.189
772.670
Lager dan BBB
34.549
154.294
365.700
554.543
Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen
228.127
15.917
45.115
289.159
0
0
0
0
547.811
919.825
9.387.345
10.854.981
2011
< 1 jaar
1 jaar < 5 jaar
> 5 jaar
Totaal
AAA
3.146
519.017
6.352.995
6.661.972
AA
16.472
133.559
57.256
121.414
A
93.866
155.361
343.624
626.141
BBB
39.679
163.87
206.138
409.687
1.829
71.524
319.307
392.66
273.711
126.651
129.135
529.497
Overige
Lager dan BBB Overige activa en passiva begrepen in beleggingsfondsen Overige
0
0
0
173.899
428.703
1.078.112
7.408.455
8.915.270
Een stijging van de credit spread met 40% leidt tot een afname van het resultaat en het Eigen vermogen met € 176 miljoen. Verzekeringstechnisch risico De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn het langlevenrisico, het kortlevenrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico vormt voor het fonds het grootste verzekeringstechnische risico. Onder langlevenrisico wordt verstaan het risico dat Verzekerden gemiddeld genomen langer blijven leven dan werd aangenomen bij de waardering van de Technische voorzieningen. De Technische voorzieningen bieden in dat geval onvoldoende dekking voor de toekomstige pensioenuitkeringen. Er wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in de overlevingskansen door enerzijds gebruik te maken van de meest recente prognosetafels van het Actuarieel Genootschap bij het bepalen van de Technische voorzieningen, en anderzijds een opslag te hanteren van 1,7% van de Voorziening pensioenverplichtingen voor op basis van dezelfde prognosetafels te verwachten toekomstige omrekening naar nieuwe prognosetafels. Kortlevenrisico is het risico dat Deelnemers eerder overlijden dan bij de waardering van de Technische voorzieningen werd aangenomen. Dit risico doet zich voor bij pensioenvormen
Jaarverslag 2012
89
Pensioenfonds ING
die uitkeringen bij overlijden kennen, zoals nabestaandenpensioenen. Dit risico wordt grotendeels gemitigeerd door gelijktijdige vrijval van het ouderdomspensioen. De omvang van het fonds is zodanig dat dit risico beperkt is. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Vanwege het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een IBNR-voorziening (Incurred But Not Reported) getroffen, die gelijkgesteld is aan tweemaal de in het boekjaar berekende risicopremie. Jaarlijks worden de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en de vooraf gemaakte aannames beoordeeld, mede aan de hand van een actuariële analyse. Daarnaast worden tot het verzekeringstechnische risico gerekend: procesrisico, risico-opslag voor afwijkingen ten opzichte van de sterftetrend (sterftetrendonzekerheid) en negatieve stochastische afwijkingen van de verwachtingswaarde. Deze drie risico’s bedragen een percentage van de op actuele waarde berekende Technische voorzieningen. Het procesrisico neemt af naarmate het deelnemersbestand toeneemt, omdat het sterfteproces dan beter kan worden geschat. De beide andere risicofactoren houden respectievelijk rekening met de onzekerheid in de sterftetrend en met de negatieve stochastische afwijkingen. Voor het opvangen van sterftetrendonzekerheid houdt het fonds een reserve aan, gefinancierd met een jaarlijkse bijdrage van 0,1% van de Voorziening pensioenverplichtingen door de Werkgever. Omgevingsrisico Onder omgevingsrisico wordt verstaan het risico van buiten het fonds komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden (waaronder begrepen de Werkgever), reputatie alsmede het algemene klimaat waarin (ondernemings) pensioenfondsen opereren. Een van de belangrijkste risico’s in dit kader vormt het risico dat de Werkgever niet meer kan voldoen aan zijn (toekomstige) verplichtingen. Operationeel risico Onder operationeel risico wordt verstaan het risico samenhangend met ondoelmatige of onvoldoende doeltreffende procesinrichting dan wel procesuitvoering bij het Bestuursbureau en de andere organen van het fonds. Het fonds beheerst het operationele risico door een intern beheersingssysteem waarin risico’s en beheersmaatregelen zijn geïdentificeerd en periodiek worden getoetst, mede aan de hand van de bevindingen van de externe accountant. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de kwaliteit van aan derden uitbestede werkzaamheden niet voldoet aan de eisen van het fonds of de continuïteit niet gewaarborgd is. Doelstelling bij het uitbestedingsbeleid is dan ook het waarborgen van de kwaliteit van de dienstverlening door de partijen aan wie het fonds werkzaamheden heeft uitbesteed en het waarborgen dat het fonds steeds in control is ten aanzien van de uitbestede processen. In het
90
uitbestedingsbeleid is het uitbestedingsproces vastgelegd en aangegeven aan welke eisen het proces dient te voldoen en welke voorwaarden in een uitbestedingsovereenkomst moeten worden opgenomen. Het fonds heeft de werkzaamheden betreffende het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Om te waarborgen dat het fonds zekerheid heeft dat deze partijen de risico’s uit hoofde van de uitbestede activiteiten in voldoende mate beheersen, zijn met alle partijen overeenkomsten en/of Service Level Agreements aangegaan. In de overeenkomsten is onder meer geregeld dat de externe partijen periodiek rapporteren over de werkzaamheden ten behoeve van het fonds. Andere belangrijke rapporten voor het fonds zijn de zogenaamde ISAE3402 type-II rapporten. Deze rapportages beschrijven een groot aantal processen bij de externe partijen en de wijze waarop deze processen worden beheerst. Een ISAE3402 type-II rapportage is voorzien van een assurance rapport van een onafhankelijke externe accountant. Integriteitsrisico Het integriteitsrisico betreft het risico dat de integriteit van het fonds wordt beïnvloed als gevolg van niet integere of onethische gedragingen van leden van het Bestuur, medewerkers van het Bestuursbureau en leden van de andere organen van het fonds. Hiertoe heeft het fonds functiescheidingen aangebracht en wordt het vierogenprincipe toegepast. Voorts kent het fonds een Gedragscode die van toepassing is op de aan het fonds verbonden personen. De verbonden personen dienen op basis van de in de Gedragscode opgenomen voorschriften te rapporteren aan de extern benoemde Compliance Officer. De Compliance Officer rapporteert zijn bevindingen op kwartaalbasis aan het Bestuur. Tevens is een Klokkenluidersregeling van toepassing op alle verbonden personen van het fonds. Verbonden personen wordt hiermee gelegenheid gegeven om misstanden al dan niet anoniem te melden, zodat al het nodige gedaan kan worden in het geval van mogelijke overtredingen van interne of externe regelgeving of andere misstanden. Juridisch risico Onder juridisch risico wordt verstaan het risico samenhangend met veranderingen in en naleving van wet- en regelgeving en het mogelijk bedreigd worden van de rechts positie van het fonds, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar zijn. Daarnaast beschikt het fonds over juridische expertise en betrekt deze bij het opstellen van contracten en reglementen en bij het uitvoeren van transacties. Voor complexe zaken wordt tevens advies ingewonnen bij gespecialiseerde externe juristen. Het fonds volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de organisatie en governance van het beleggings- en risicobeheersingsproces nauwlettend en toetst de eigen organisatie en governance aan best practices in de markt.
Jaarverslag 2012
91
“Een goede solvabiliteit geeft mij het vertrouwen dat er straks genoeg pensioen is voor mij.” Jetske de Graaf-Kruidering Werkt bij Nationale-Nederlanden als Directiesecretaresse
3 3.1 Overige gegevens
Jaarverslag 2012
OVERIGE GEGEVENS Gebeurtenissen na balansdatum De gebeurtenissen na balansdatum zijn in paragraaf 1.9 toegelicht. De onderwerpen betreffen de arbitrageprocedures, de verhoging van de pensioenen en de splitsing van het fonds.
93
Pensioenfonds ING
3.2 Overige gegevens
Overeenkomsten Uitvoeringsovereenkomst Het fonds heeft met de aangesloten ondernemingen een Uitvoeringsovereenkomst gesloten, waarin onder meer de wederzijdse verplichtingen, de aanwijzing van Deelnemers en de financiële verplichtingen zijn geregeld. De bijdragen voor de financiering van de pensioentoezeggingen worden geheel betaald door de aangesloten ondernemingen en dienen per kwartaal bij vooruitbetaling aan het fonds te worden voldaan. In de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat de Werkgever per het eind van een kwartaal een bijdrage verschuldigd is om de dekkingsgraad aan te vullen tot 105% indien die zich voor het voldoen van die bijdrage beneden dat niveau bevindt. Daarnaast is de Werkgever per het einde van het kalenderjaar een bijdrage verschuldigd om de dekkingsgraad, voor zover deze tussen de 105% en 110% ligt, aan te vullen met éénderde deel van het verschil tussen de aanwezige dekkingsgraad en 110%. Het fonds houdt bij het vaststellen van de dekkingsgraad rekening met de vorderingen die voortvloeien uit deze bepalingen in de Uitvoeringsovereenkomst. Met ingang van 1 januari 2008 is de Uitvoeringsovereenkomst van kracht. Per 1 januari 2011 zijn vier nieuwe Personeels B.V.’s tot de Uitvoeringsovereenkomst toegetreden en is nader uitgewerkt wat de verplichtingen van de partijen van de zijde van de Werkgever zijn. Vermogensbeheerovereenkomsten De dagelijkse uitvoering van het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door Acadian Asset Management Ltd, Barclays Bank PLC, Cardano Risk Management B.V., CBRE Global Multi Manager Ltd, ING Asset Management B.V., Robeco Institutional Asset Management B.V., Russell Investments Ltd, Sail Advisors Ltd en UBS Global Asset Management Ltd, Asia Alternatives Management LLC, Harbourvest Partners LLC, LGT Capital Partners AG, Pantheon Ventures (UK) LLP, Partners Group AG en Pomona Capital, Alliantz Global Investors Europe GmbH, MFS International (U.K.) Ltd., Morgan Stanley Investment Management Ltd., EARNEST Partners LLC, Fisher Asset management LLC, PanAgora Asset management Inc., M&G Investment management Ltd., Nordea Investment management AB (Denmark). Administratieovereenkomsten AZL N.V. voert de administratieve en overige werkzaamheden voortvloeiende uit de pensioenregelingen, overeenkomsten en reglementen van het fonds uit. Northern Trust Global Services Ltd verzorgt als global custodian de bewaarneming en de beleggingsadministratie van effecten en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden zoals performance- en compliance monitoring.
94
3.3 Overige gegevens
Bestemming Saldo van baten en lasten Het Saldo van baten en lasten wordt, conform de ABTN, als volgt verdeeld (in duizenden euro): 2012
2011
Bestemming van het saldo Overige reserves Extra reserve Reserve toekomstige sterfteontwikkeling (RTSO)
Jaarverslag 2012
1.323.404
89.870
60.620
103.227
1.550
-
1.385.574
193.097
95
Pensioenfonds ING
3.4 Overige gegevens
Verantwoordingsorgaan 3.4.1. Oordeel Verantwoordingsorgaan Conform het bepaalde in de door de Stichting van de Arbeid vastgestelde ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ heeft Stichting Pensioenfonds ING een Verantwoordingsorgaan ingericht. De positie van het Verantwoordingsorgaan is vastgelegd in de statuten van het Pensioenfonds en nader uitgewerkt in een reglement Verantwoordingsorgaan, rekening houdend met het bepaalde in de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’. Vergaderingen Het Verantwoordingsorgaan heeft in het verslagjaar vier reguliere vergaderingen gehouden, waarbij twee maal aansluitend een vergadering met het Bestuur van het Pensioenfonds plaatsvond. Verder hebben ter voorbereiding op dit oordeel in 2013 besprekingen plaatsgevonden met de Visitatiecommissie, de certificerend accountant en de waarmerkend actuaris. Tot slot heeft de voorzitter van het Verantwoordingsorgaan periodiek overleg gehad met de directeur van het Bestuursbureau en de voorzitter en vicevoorzitter van het Pensioenfonds. Adviesrecht In november 2012 is bij het Verantwoordingsorgaan een adviesaanvraag ingediend met betrekking tot de opdracht en de samenstelling van de Visitatiecommissie. Wij hebben daarover een positief advies uitgebracht, met een tweetal aanbevelingen ten aanzien van enerzijds een nadere precisering van de opdracht en anderzijds de samenstelling van de Visitatiecommissie. Het Bestuur heeft beide aanbevelingen van het Verantwoordingsorgaan overgenomen. Bevindingen Kijkend naar de taak die het Verantwoordingsorgaan heeft op grond van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur komen wij tot de volgende bevindingen: Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance) Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het Bestuur in het afgelopen boekjaar voldoende aandacht heeft besteed aan de naleving van de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’. Begin 2013 heeft een visitatie plaatsgevonden. Kort voor het afronden van ons oordeel is het rapport van de Visitatiecommissie beschikbaar gekomen. Wij hebben van dit rapport kennis genomen. De Visitatiecommissie geeft aan dat eerdere aanbevelingen ten aanzien van een goede balans tussen bestuurs- en commissiewerk minder goed zijn gevolgd. Wij hebben er in ons vorige oordeel op gewezen dat juist in deze turbulente periode ervoor gewaakt moet worden dat de afstand tussen Bestuur en Bestuursbureau te groot wordt. In het verlengde daarvan maakt
96
ook de Visitatiecommissie enkele opmerkingen over de effectiviteit van de samenwerking binnen het Bestuur en de bestuurscommissies en de samenwerking met het Bestuursbureau. Vooral over deze aspecten en de maatregelen die het Bestuur genomen heeft en nog gaat nemen zullen wij met hen in overleg treden. In het licht van de ontwikkelingen rond het fonds (oprichting nieuwe fondsen, sluiten bestaand fonds) roepen wij het Bestuur op te waken voor een sterke stijging van de uitvoeringskosten. Wet- en regelgeving en fondsdocumenten De nieuwe wetgeving ten aanzien van de versterking van pensioenfondsbesturen zal de komende periode impact hebben op het Pensioenfonds. Het Bestuur heeft in juni 2012 een aparte sessie gewijd aan de bespreking van de verschillende bestuursmodellen die uit die nieuwe wetgeving voortvloeien. Wij zullen in ons overleg met het Bestuur in 2013 specifiek aandacht besteden aan de consequenties van de nieuwe wetgeving, onder andere voor het te hanteren bestuursmodel. Communicatiebeleid In 2009 is door het Bestuur (na advisering door het Verantwoordingsorgaan) het communicatieplan 2010-2012 vastgesteld. Dit plan is in het verslagjaar nog steeds van toepassing. In de communicatie blijven naar het oordeel van het Verantwoordingsorgaan dezelfde twee onderwerpen van groot belang als vorig jaar: • de splitsing van het bank- en verzekeringsbedrijf en de gevolgen die dit met zich mee zal brengen voor het Pensioenfonds; en • de communicatie rond de toeslagverlening, waarbij vooral een rol speelt dat de toeslagsystematiek bij het Pensioenfonds fundamenteel afwijkt van wat gangbaar is bij andere pensioenfondsen. Wij constateren dat het Pensioenfonds het onderwerp communicatie zeer serieus neemt, maar benadrukken dat heldere en juiste communicatie van cruciaal belang is en dat terughoudendheid over de performance van het fonds en de fondsorganisatie in dat kader gepast is. Dit geldt temeer nu het Pensioenfonds zich in een snel veranderende omgeving bevindt.
Jaarverslag 2012
97
Pensioenfonds ING
Toeslagbeleid Het Verantwoordingsorgaan herhaalt de al vaker uitgesproken zorg over de wijze waarop het toeslagbeleid bij het fonds vormgegeven is. Zeker nu al een aantal procedures tussen het Pensioenfonds en ING is gevoerd over het al dan niet beschikbaar stellen van middelen voor toeslagverlening, is meer dan duidelijk dat deze situatie ongewenst is. Dit is een gezamenlijk probleem van het Pensioenfonds, ING en de (ex) werknemers. Wij zijn van mening dat partijen een uiterste inspanning moeten doen om tot een oplossing te komen. Premiebeleid Het Verantwoordingsorgaan constateert dat er ook een arbitrageprocedure is opgestart tussen ING en het Pensioenfonds met betrekking tot de premie. Het aantal procedures tussen het Pensioenfonds en ING baart ons zorgen, zowel voor wat betreft de verhouding tussen partijen als de mogelijke uitstraling die dit heeft buiten het fonds. Beleggingsbeleid De eerder ingezette transitie van (een deel van) het vermogensbeheer naar discretionaire mandaten is in 2013 afgerond. Het Bestuur heeft te kennen gegeven tevreden te zijn over de wijze waarop dit transitieproces heeft plaatsgevonden. De Visitatiecommissie adviseert het Bestuur om na te gaan of het Bestuursbureau voldoende is uitgerust voor haar taken binnen het vermogensbeheer Ook het Verantwoordingsorgaan heeft hier eerder al opmerkingen over gemaakt. Als relatief kleine organisatie zal het Bestuursbureau immers altijd een vrij kwetsbare positie hebben. De Visitatiecommissie doet over dit onderwerp enkele aanbevelingen. Wij zullen de opvolging hiervan nauwlettend volgen. Risicobeleid De Visitatiecommissie stelt vast dat het Pensioenfonds uiterst actief is op het gebied van risicomanagement. Echter, ten aanzien van de vaststelling van de strategische risiconorm lijkt het Pensioenfonds op twee gedachten te hinken. Het fonds streeft ernaar de kans (gemiddeld op de lange termijn) dat het fonds in een jaar (voor bijstorting door de werkgever) in een situatie van dekkingstekort komt te verkeren te beperken tot 1%. Daarbij wordt enerzijds gewerkt met een criterium van één jaar, wat wij zien als korte termijn. En anderzijds met een criterium op een tijdstip over 15 jaar. Dat is volgens ons echter geen gemiddelde kans. In de praktijk lijkt het erop dat het fonds zich vooral richt op korte termijn risico’s. Het Verantwoordingsorgaan wil in dat licht waarschuwen voor het risico van een procyclisch beleggingsbeleid. Oordeel Afgelopen jaar schreven wij in ons oordeel dat de professionalisering van de pensioenfonds organisatie in een afrondende fase leek te zijn. De oprichting van twee nieuwe pensioenfondsen heeft het bestaande fonds echter in een compleet andere situatie gebracht. In 2013 ligt er een belangrijke taak voor het Bestuur om de organisatie aan te passen aan deze ontwikkelingen.
98
Ten aanzien van de vormgeving van het toeslagbeleid is al een aantal jaren de conclusie dat deze feitelijk niet meer past in het huidige tijdsgewricht. Juist nu is het van belang dat het Pensioenfonds samen met ING tot een oplossing komt. De voortdurende procedures als gevolg van deze problematiek zullen anders zeker op de langere termijn de reputatie van het fonds schaden. Dit geldt temeer in een fase waarin het vertrouwen in pensioenfondsen tanende is. In het verlengde daarvan vraagt het Verantwoordingsorgaan ook dit jaar aandacht voor de communicatie door en rond het Pensioenfonds. Wij begrijpen dat het Bestuur en het Bestuursbureau trots zijn op de bereikte resultaten, maar dringen aan op terughoudendheid in publiekelijke uiting daarvan. Juist in deze tijd past bescheidenheid. Het Verantwoordingsorgaan plaatst ook enige kanttekeningen bij het beleggingsbeleid en het risicobeleid. Het Bestuursbureau is de afgelopen jaren op deze terreinen versterkt. Desalniettemin blijft er ten aanzien van het vermogensbeheer sprake van een relatief kleine, en daarmee inherent kwetsbare, organisatie. Daarnaast zouden wij graag een meer consistente lijn zien in het gevoerde risicobeleid. In de praktijk lijkt het fonds voornamelijk te sturen op beheersing van de korte termijn risico’s. Daarmee loopt het fonds het risico een procyclisch beleggingsbeleid te gaan voeren. Tot slot De situatie waarin het Pensioenfonds verkeert is wezenlijk anders dan ten tijde van het schrijven van ons vorige oordeel. Vanaf 1 januari 2014 zal sprake zijn van een gesloten fonds. Daarmee verandert de positie van het Pensioenfonds, het Bestuur en het Bestuursbureau. Het Verantwoordingsorgaan spreekt zijn begrip uit voor de moeilijke situatie waarin deze partijen zich bevinden. Wij roepen het Bestuur op ook onder deze omstandigheden leiderschap te (blijven) tonen en zich te blijven richten naar de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds. In dat kader spreken wij onze teleurstelling erover uit dat het niet gelukt is tot samenwerking met ING te komen rond de oprichting van de nieuwe pensioenfondsen. Amsterdam, 6 juni 2013
Jaarverslag 2012
99
Pensioenfonds ING
3.4.2. Reactie Bestuur op oordeel Verantwoordingsorgaan Het Bestuur heeft kennis genomen van de bevindingen, het oordeel en de aanbevelingen van het Verantwoordingsorgaan. Risicobeleid en beleggingsbeleid De afgelopen periode heeft het fonds een overgang gemaakt van het managen op basis van een strategische asset allocatie, naar het managen op basis van een strategisch risico budget. Het grote belang voor het fonds van deze overgang naar strategisch risico budget is elders beschreven in dit jaarverslag. Het Bestuur hanteert voor de risiconorm in zijn beleid criteria voor de korte termijn en voor de lange termijn. Het Bestuur zal dit nieuwe beleid samen met de opgebouwde ervaringen vanaf januari 2013 bespreken met het Verantwoordingsorgaan tijdens het reguliere overleg. Toeslagenbeleid Het fonds heeft in het afgelopen jaar intensief verschillende toekomstscenario’s uitgewerkt in samenwerking met onze adviseurs. Kern in deze toekomstscenario’s is de wijziging van de fondsomgeving en de wijziging van het toeslagenbeleid. Wij delen de zorg van het Verant woordingsorgaan over de wijze waarop het toeslagenbeleid is vormgegeven. In onze uitwerking van de verschillende toekomstscenario’s heeft het toeslagenbeleid en alternatieve toeslagenbeleid een prominente plaats. In het afgelopen jaar hebben wij naar mogelijke alternatieven diepgaand onderzoek verricht. Dit zullen wij continueren om te komen tot een bevredigende oplossing. De fondsomgeving Het Verantwoordingsorgaan noemt terecht dat de huidige situatie waarin het fonds verkeert wezenlijk anders is dan een jaar geleden. Het Bestuur wil dit aanvullen met de verwachting dat over een jaar de situatie wederom fundamenteel anders zal zijn. Deze wijzigende omgeving, waarbij vanaf 1 januari 2014 sprake zal zijn van een gesloten fonds, een aantal historisch verklaarbare bijzonderheden zoals de vormgeving van het toeslagbeleid en de bestaande bijen terugstortingsregeling, samen met het hoge ambitieniveau, eisen veel van het Bestuur en van het Bestuursbureau. Deze wijzigende ING-specifieke omgeving, aangevuld met nieuwe wet- en regelgeving heeft het Bestuur al doen besluiten om verbeteringen door te voeren en maatregelen te treffen om in het Bestuur en in de bestuurscommissies, in samenhang met het Bestuursbureau, efficiënter te werken. Tot slot Het Bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor de prettige wijze van samenwerken. De opmerking van het Verantwoordingsorgaan om specifiek aandacht te willen besteden aan het te hanteren bestuursmodel ziet het Bestuur als een uitnodiging tot het overleggen over onze toekomstige koers en de toekomstige governance in deze voor Pensioenfonds ING cruciale periode. Wij nemen daarom ook met dank deze uitnodiging aan, om daarmee een breed gedragen leiderschap te kunnen blijven tonen, met een kleine, efficiënte en minder kwetsbare organisatie. Amsterdam, 7 juni 2013 100
3.5 Overige gegevens
Visitatiecommissie 3.5.1. Oordeel Visitatiecommissie De Visitatiecommissie is tot haar rapport gekomen op basis van documentatie en gesprekken met het Verantwoordingsorgaan, bestuursleden van het fonds, een vertegenwoordiging van de Deelnemersraad, externe deskundigen en het Bestuursbureau. De Visitatiecommissie heeft vastgesteld dat het Bestuur de nodige aandacht heeft voor de conclusies en aanbevelingen van de vorige visitatie. Dit blijkt ondermeer uit de gehouden zelfevaluatie, het verbeteren van de transparantie van de besluitvorming en de vastlegging hiervan, en de proactieve houding die het Bestuur inneemt over de splitsing. Op onderdelen, zoals het zoeken naar een goede balans tussen bestuurs- en commissiewerk, zijn de aanbevelingen van de commissie minder gevolgd. De Visitatiecommissie is van mening dat het fonds voldoende onafhankelijk van de Werkgever opereert. Die mening is mede gebaseerd op de observaties bij door het fonds uitgevoerde transitie van de beleggingsportefeuille en de uitgevoerde arbitrageprocedure inzake de indexatiebeslissing van de Werkgever van begin 2012. Het Bestuur en de Pensioencommissie hebben adequaat toegezien op het pensioenbeheer. De Visitatiecommissie meent dat de eerder gerealiseerde verbeteringen volledig zijn geconsolideerd. Het Bestuur streeft naar verdergaande verbeteringen in de uitvoering en heeft deze ambitie in de aangepaste overeenkomst met de uitvoerder opgenomen. Eenzelfde opvatting heeft de Visitatiecommissie bij de activiteiten rondom de toekomstige splitsing van het fonds. In een ingewikkeld krachtenveld vervult het Bestuur hierbij haar activiteiten met als doel de belangen van de belanghebbenden zo adequaat en evenwichtig mogelijk te behartigen. De rol die het Bestuur wil spelen naar de nieuwe fondsen moet een aandachtspunt blijven. Binnen de commissies wordt veelal diepgaand en in detail ingegaan op onderwerpen en het commissiewerk vraagt dan ook veel tijd. Er is uitgebreid gesproken met de commissies en het Bestuur over hun functioneren en de omgang met elkaar. Qua inhoudelijke deskundigheid heeft de Visitatiecommissie geen problemen vastgesteld in de commissies. Wel kunnen de taken evenwichtiger verdeeld worden en kunnen de bestuurlijke vaardigheden en competenties vergroot worden. Daarnaast meent de Visitatiecommissie dat er, ter bevordering van de gezamenlijke besluitvorming, nog meer transparantie van de commissies naar het Bestuur kan zijn.
Jaarverslag 2012
101
Pensioenfonds ING
De Visitatiecommissie heeft moeten vaststellen dat de commissiestructuur, versterkt door de wijze waarop men met elkaar omgaat, te weinig bijdraagt aan gezamenlijke besluitvorming en een effectieve samenwerking binnen het Bestuur en met het Bestuursbureau. De Visitatiecommissie beveelt het Bestuur aan een verbeterplan op te stellen en zo de geconstateerde tekortkomingen op te lossen. Het verheugt ons dat het Bestuur hiertoe al tijdens de visitatie initiatieven heeft ontwikkeld. Het fonds is uiterst actief op het gebied van risicobeheersing. Zowel door de effecten van de eigen risicohouding via de ALM-studies als door de manier waarop het risico van de beleggingsportefeuille ten opzichte van de verplichtingen wordt gemanaged geeft het Bestuur aan uitermate serieus en professioneel met haar verantwoordelijkheid om te gaan. Dit komt ook naar voren in het gekozen strategisch rente- en valutabeleid. De Visitatiecommissie heeft kunnen vaststellen dat het managen van de verschillende langetermijnrisico’s een prominente plaats in het bestuurlijk proces inneemt. De Visitatiecommissie is van mening dat het Bestuur het strategisch beleggingsbeleid zorgvuldig heeft vastgesteld en daarbij op een goede manier rekening heeft gehouden met de verplichtingen van het fonds en de huidige uitvoeringsovereenkomst. De transitie van de portefeuille waartoe eerder is besloten heeft in 2012 grotendeels plaatsgevonden. Hierbij is een gedegen en goed gedocumenteerd proces gevolgd. Tot slot beveelt de Visitatiecommissie het Bestuur aan om na te gaan of het Bestuursbureau voldoende uitgerust is voor haar taken binnen het vermogensbeheer. Amsterdam, 29 mei 2013
102
3.5.2. Reactie Bestuur op oordeel Visitatiecommissie Het Bestuur heeft in de bestuursvergadering van 7 juni 2013 met dankbaarheid kennis genomen van de bevindingen en aanbevelingen van de Visitatiecommissie. Het Bestuur is blij met de kritische en onafhankelijke beoordeling van de werkwijze van het Bestuur door de Visitatiecommissie. Het Bestuur herkent zich in de bevinding van de Visitatiecommissie, dat veelal diepgaand en in detail de onderwerpen in de commissies worden besproken en dat het commissiewerk veel tijd vraagt van de bestuursleden. Door de taken van het Bestuur evenwichtiger te verdelen, zullen deze bijdragen aan de bestuurlijke effectiviteit. Hiermee komen de bestuurlijke vaardigheden en competenties beter tot hun recht. Het Bestuur heeft inmiddels initiatieven ontwikkeld om efficiënter te werken als commissies en als Bestuur. Het ambitieniveau van het Bestuur is hoog. De aanbeveling van de Visitatiecommissie om een verbeterplan op te stellen, nemen wij ter harte en staat hoog op de agenda. Daarbij wordt de vacature in het Bestuur naar verwachting op korte termijn ingevuld. Naar aanleiding van de opmerking over de transparantie van de commissies naar het Bestuur merkt het Bestuur op dat het Bestuur maatregelen heeft genomen. Tevens ervaren de bestuursleden de beleidsdagen en de bijpraatsessies als een belangrijke bijdrage aan de transparantie. Deze beleidsdagen en bijpraatsessies worden verder toegelicht in het bestuursverslag. Het Bestuur onderstreept de bevinding van de Visitatiecommissie dat het managen van de verschillende lange termijnrisico’s een prominente plaats inneemt. Naar de mening van de Visitatiecommissie wordt tevens in het strategische beleggingsbeleid op een goede manier rekening gehouden met de verplichtingen van het fonds en de huidige uitvoeringsovereenkomst. Dit verheugt ons als Bestuur, omdat ons beleid geheel gericht is op die ene doelstelling: het op de lange termijn nakomen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten tegen een acceptabele premie. Amsterdam, 7 juni 2013
Jaarverslag 2012
103
Pensioenfonds ING
3.6 Overige gegevens
Actuariële verklaring Stichting Pensioenfonds ING Opdracht Door Stichting Pensioenfonds ING te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
104
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds ING is naar mijn mening voldoende. Daarbij heb ik de mogelijkheden tot realiseren van de beoogde toeslagen, die afhankelijk zijn gesteld van de door de werkgever beschikbaar te stellen middelen, mede in aanmerking genomen. Amstelveen, 7 juni 2013 Ir. M.W. Heemskerk AAG verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.
Jaarverslag 2012
105
Pensioenfonds ING
3.7 Overige gegevens
Controleverklaring Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening over 2012 van Stichting Pensioenfonds ING te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2012 en de staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
106
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds ING per 31 december 2012 en van het resultaat over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 7 juni 2013 KPMG Accountants N.V. W. Teeuwissen RA
Jaarverslag 2012
107
Pensioenfonds ING
3.8
Personalia per 31 december 2012
Overige gegevens Bestuur Bestuursleden benoemd door ING Nederland:
Mw. mr. Th.E. van Bon Functie in Bestuur: Lid Lid sinds: 01-02-2007 Einde zittingsperiode: 31-12-2016 Hoofdfunctie:
Hoofd Juridische Zaken B, Legal Lending & PCM, ING Bank N.V. Amsterdam
Nevenfuncties:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Dhr. drs. P.C. de Bruijne AAG MBA Functie in Bestuur: Voorzitter Lid sinds: 01-01-2001 Einde zittingsperiode: 31-12-2014 Hoofdfunctie:
Head Management Reporting Insurance, ING Insurance, Amsterdam
Nevenfuncties: Voorzitter Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Voorzitter Bestuur Nationale-Nederlanden Premium Pension Institution B.V., Den Haag
Dhr. drs. M.O. Nijkamp Functie in Bestuur: Lid Lid sinds: 21-06-2011 Einde zittingsperiode: 31-12-2015 Hoofdfunctie:
Head of Business Strategy ING Investment Management, Den Haag
Nevenfuncties:
Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam
Dhr. mr. R. Prins Functie in Bestuur: Lid Lid sinds: 28-02-2012 Einde zittingsperiode 31-12-2013 Hoofdfunctie:
General Manager International Corporate Clients, ING Bank, Amsterdam
Nevenfuncties: Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Lid Raad van toezicht Bank Mendes Gans
108
Bestuursleden benoemd door Deelnemers in de Deelnemersraad:
Dhr. drs. R. Oosterhout Functie in Bestuur: Vice-voorzitter Lid sinds: 15-10-2006 Einde zittingsperiode: 31-12-2014 Hoofdfunctie:
Senior Relationship Manager Commercial Banking, Amsterdam
Nevenfuncties: Vice-voorzitter Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Bestuurslid Stichting Notarieel Pensioenfonds
Dhr. drs. J.T. Postmus AAG Functie in Bestuur: Lid Lid sinds: 01-01-2001 Einde zittingsperiode: 31-12-2013 Hoofdfunctie:
Audit Specialist Investment and Insurance Risks ING Insurance, Amsterdam
Nevenfuncties: Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Lid Raad van Toezicht Stichting Voortgezet Onderwijs Capelle aan den IJssel, Capelle aan den IJssel
Vacature Bestuurslid gekozen door de Pensioengerechtigden:
Mw. mr. J. Sips Functie in Bestuur: Lid Lid sinds: 18-01-2008 Einde zittingsperiode: 31-12-2015 Hoofdfunctie: Pensioengerechtigde Nevenfuncties: Bestuurslid Stichting Lion Real Estate Investments, Amsterdam Bestuurslid Vereniging Senioren ING, Amsterdam
Jaarverslag 2012
109
Pensioenfonds ING
Directie
Dhr. D. Heijting RA Functie: Directeur Nevenfuncties: Bestuurslid PNO Onderlinge Ziektekostenverzekeringmaatschappij UA, Hilversum Bestuurslid Stichting Pensioen Opleidingen, Den Haag
Dhr. L. Rog Functie:
Directeur beleggingen
Nevenfuncties: Geen
110
Verantwoordingsorgaan Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door ING Nederland:
Dhr. mr. H.A.N.J. Crauwels Functie: Voorzitter Voorzitter sinds: 01-07-2008 Einde zittingsperiode: 01-07-2016
Dhr. drs. A.A. Steenbergen RA Functie: Lid Lid sinds: 01-07-2008 Einde zittingsperiode: 01-07-2015
Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door de Deelnemers in de Deelnemersraad:
Dhr. A. Kant Functie: Lid Lid sinds: 01-07-2011 Einde zittingsperiode: 01-07-2016
Vacature Leden Verantwoordingsorgaan benoemd door de Pensioengerechtigden in de Deelnemersraad:
Dhr. drs. G.J.H. Broekers Functie: Lid Lid sinds: 01-07-2008 Einde zittingsperiode: 01-07-2015
Dhr. J.H. Ubas Functie: Lid Lid sinds: 01-07-2008 Einde zittingsperiode: 01-07-2016
Jaarverslag 2012
111
Pensioenfonds ING
Visitatiecommissie 2012
Mw. N. Altenburg Dhr. mr. B. van de Belt Dhr. dr. C. Dert Deelnemersraad Leden Deelnemersraad gekozen door de Deelnemers:
112
Dhr. J. Bomhof
Lid
Dhr. I. van den Boom
Lid
Mw. V. Frankhuisen-Dumitru
Voorzitter
Mw. E.C. Frieling
Lid
Mw. A.E.M. Hart
Lid
Dhr. drs. O.P. Lekkerkerker
Secretaris
Dhr. mr. drs. M.M.H. Lipsch
Lid
Mw. E.J.M. Neijssen
Lid
Dhr. J.W. Nieuwenhuize
Lid
Dhr. drs. M. Rutte
Lid
Dhr. E. van de Visch
Lid
Leden Deelnemersraad gekozen door de Pensioengerechtigden:
Dhr. mr. A.K.F.M. Bronzwaer
Lid
Dhr. G.V. Smittenaar
Lid
Dhr. H.J. van der Steeg
Lid
Dhr. E.A. Vastenburg
Lid
Dhr. J.J. Witsen Elias
Lid
Plaatsvervangende leden Deelnemersraad gekozen door de Deelnemers:
Dhr. drs. A.L. Hollenkamp RC
Plaatsvervangend Lid
Mw. Y. Kiss
Plaatsvervangend Lid
Plaatsvervangend lid Deelnemersraad gekozen door de Pensioengerechtigden:
Dhr. J.J. van den Berg
Jaarverslag 2012
Plaatsvervangend Lid
113
Pensioenfonds ING
Certificerend actuaris
Dhr. ir. M.W. Heemskerk AAG Mercer Nederland B.V.
Actuarieel adviseur
Dhr. drs. A.A. Nagtegaal AAG AON Hewitt
tot en met 31 maart 2012
Dhr. drs. A.G.M. den Hartogh AAG AON Hewitt
vanaf 1 april 2012
Accountant
Dhr. W. Teeuwissen RA KPMG Accountants N.V.
Compliance Officer
Dhr. mr. T. Langelaar KPMG Advisory N.V.
Vaste externe beleggingsadviseurs
Dhr. Th. Aaten vanaf 1 januari 2011
114
Mw. dr. M.W.M. Donders
vanaf 1 maart 2010
Dhr. prof. dr. C.G. de Vries
vanaf 1 november 2009
Colofon Het jaarverslag is een uitgave van Stichting Pensioenfonds ING Postbus 79160, 1070 NE Amsterdam Concept en ontwerp Strangelove, Amsterdam