Invoering entreeopleiding
Inleiding De entreeopleiding is geïntroduceerd in het kader van het actieplan Focus op Vakmanschap. Focus op Vakmanschap kent een tweetal pijlers: doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging. Doelmatige leerwegen gaat over intensivering en verkorting van het onderwijs. Modernisering bekostiging betekent dat er nieuwe financieringsregels komen. In eerste instantie was het de bedoeling de nieuwe kwalificatiedossiers tegelijkertijd in te voeren met de wijzigingen die voortkomen uit doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging. Dat idee is losgelaten. Doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging gaan voor het gehele mbo in op 1 augustus 2014. En daarmee dus ook entreeonderwijs. Zoals het plan nu is, kunnen de nieuwe kwalificatiedossiers vanaf 1 augustus 2015 op vrijwillige basis en per 1 augustus 2016 verplicht worden ingevoerd. In kalenderjaar 2013 is hard gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuw kwalificatiedossier voor de entreeopleiding. In dit nieuwe dossier worden alle kwalificaties mbo 1 en aka opgenomen en wordt het aantal kwalificaties teruggebracht van 26 tot 9 profielen. Invoeren van entreeonderwijs betekent echter ook de voorschriften vanuit doelmatige leerwegen en modernisering bekostiging realiseren, zoals andere eisen en afspraken rondom toelating, verblijfsduur, studieadvies, e.d. Dit betekent dat veel scholen het wenselijk vinden deze meervoudige transitie in één keer uit te voeren. Ze gaan er hierbij vanuit dat ze het nieuwe kwalificatiedossier voor de entreeopleiding tegelijk met de andere regels per 1 augustus 2014 kunnen implementeren. Redeneren vanuit deze gedachte over de invoering van de entreeopleiding per 1 augustus 2014 roept vragen op. Hieronder zijn de vragen op een rijtje gezet. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat “dat” in de onderstaande vragen, steeds slaat op: de invoering van de entreeopleiding, als onderdeel van de invoering van doelmatige leerwegen en modernisering van de bekostiging.
De vragen zijn: 1 Wat betekent dat voor de onderwijsinhoud? 2 Wat betekent dat voor de invulling van de vrije ruimte? 3 Wat betekent dat voor de nominale studieduur en voor de onderwijstijd? 4 Wat betekent dat voor de toelaatbaarheid van deelnemers? 5 Wat betekent dat voor het niveau van taal en rekenen? 6 Wat betekent dat voor het studieadvies? 7 Wat betekent dat voor de samenstelling van het budget voor de entreeopleiding? 8 Wat betekent dat voor de bekostigde verblijfsduur van de deelnemer? 9 Wat betekent dat voor de diplomabekostiging? Achtereenvolgens gaan we dieper in op de gestelde vragen.
1/6
EHE/230494/2013
1
Wat betekent dat voor de onderwijs inhoud? Het onderwijs dat de school aanbiedt, is gebaseerd op het huidige aka-dossier, de mbo 1dossiers of het nieuwe entreedossier. Toelichting: In SBB-verband is de afspraak gemaakt dat in de nieuwe kwalificatiestructuur het entreedossier in plaats komt van het huidige aka-dossier en de huidige mbo 1-dossiers. Het entreedossier bestaat uit 1 basisdeel, 9 profielen en keuzedelen. Het nieuwe format waarin het entreedossier is beschreven, is door de minister van OCW nog niet goed gekeurd, omdat de noodzakelijke wetswijziging die dat mogelijk moet maken nog niet is afgerond. Daarom kan de minister het entreedossier in nieuwe format formeel nog niet goedkeuren. Om scholen toch de gelegenheid te geven met de nieuwe inhoud te gaan werken vanaf 1 augustus 2014 wordt de nieuwe inhoud in het oude format beschreven. 1 Dit dossier krijgt een eigen crebonummer en de uitstroomprofielen (=kwalificaties) eveneens. We noemen dit dan ook wel “nieuwe wijn in een oude zak “ Die nieuwe inhoud gaat de minister naar verwachting op 1 februari 2014 goedkeuren als de Toetsingskamer tenminste een positief advies over het dossier heeft uitgebracht. De nieuwe crebonummers worden dan opgenomen in het Crebo-register en opengesteld in BRON. Ter voorbereiding wordt in december 2013 een gebruikerstest uitgevoerd. In principe kan een school dus alle drie “soorten” dossiers naast elkaar aanbieden. Geen van de “soorten” kent keuzedelen, want daarin voorziet het huidige model voor kwalificatiedossiers nog niet. In alle drie ‘soorten” kan de vrije ruimte gebruikt worden voor aanvullende inhoud.
2
Wat betekent dat voor invulling van de vrije ruimte? De vrije ruimte bestaat nu, bij de “nieuwe wijn in de oude zak”. De beslissing over de keuzedelen wordt pas genomen bij het vaststellen van het format voor de nieuwe kwalificatiedossiers. Tot die tijd kan de instelling gebruik maken van de vrije ruimte om contextrijke onderdelen aan te bieden die nodig worden geacht voor de optimale realisatie van de entree opleiding.
3
Wat betekent dat voor de nominale studieduur en voor de onderwijstijd? Het onderwijs, gebaseerd op elk van de “soorten” dossiers, is geprogrammeerd met een studieduur van 1 jaar voor de “nominale” deelnemer. Voor een bol-opleiding zijn minimaal 1000 uur geprogrammeerd. Minimaal 600 bot en 400 uur vrij te besteden, d.w.z. invullen met bot of bpv.
1
Het entreedossier in het nieuwe format zal niet leiden tot een andere onderwijsprogrammering en niet tot andere examinering leiden dan dat welke beschreven is in het oude format.
2/6
EHE/230494/2013
Voor een bbl-opleiding zijn minimaal 850 uur geprogrammeerd. Minimaal 200 bot, 610 uur bpv en 40 uur vrij te besteden, d.w.z. bot of bpv. Toelichting: Per 1 augustus 2014 moet dus, ook voor de huidige aka- en mbo 1-opleidingen, het onderwijs geïntensiveerd worden. Of dat veel of weinig werk is, hangt af van de programmering van deze opleidingen op dit moment. In veel gevallen zal het aantal uren bot wel “opgehoogd” moeten worden. 4
Wat betekent dat voor de toelaatbaarheid van deelnemers? Alleen deelnemers die niet toelaatbaar zijn voor niveau 2 t/m 4 van het mbo en deelnemers die op 31 juli 16 jaar of ouder zijn, zijn toelaatbaar tot de entreeopleiding. Toelichting: a. In de wet is een lijst opgenomen van diploma’s of bewijzen waarover deelnemers moeten beschikken om toelaatbaar te zijn tot niveau mbo 2 en hoger. Beschikken potentiële deelnemers daar niet over, dan kan het bevoegd gezag besluiten tot een toelatingstoets. Het bevoegd gezag kan ook besluiten dat iedereen die niet over de voorgeschreven bewijzen beschikt, eerst de entreeopleiding moet volgen. De vraag die een school zich moet stellen is of leerlingen van het vmbo kader/gl of tl, die op een paar punten gezakt zijn, passen op een entreeopleiding. Waarschijnlijk worden ze, gezien het niveau, te weinig uitgedaagd en passen ze toch beter op niveau 2. Voor volwassenen met werkervaring, maar zonder diploma’s geldt naar verwachting het zelfde. Voor de eerste groep is het van belang goede afspraken met het afleverende vmbo in de regio te maken over de mogelijkheden en het best passende vervolgtraject. Als het bevoegd gezag besluit tot het afnemen van een toelatingstoets, is het belangrijk dit binnen de eigen school goed te communiceren en af te stemmen. b. Aangezien de verblijfsduur in het vmbo opgerekt is, liggen hier mogelijkheden om leerlingen nog in het vmbo naar een diploma te begeleiden. Ook hiervoor is het van groot belang goede afspraken met toeleverende vmbo-scholen te maken. c. Er is nog een groep deelnemers waarvan toelating goed bezien moet worden, ook al voldoet de potentiële deelnemer aan de genoemde voorwaarden. Een van de redenen van Focus op Vakmanschap is dat het ministerie van OCW van mening is dat het onderwijsbudget besteed moet worden aan onderwijs en niet aan zorg. Er is immers een groep die alleen onderwijs kan volgen als daaraan ook een zorgarrangement verbonden wordt. Die groep heeft OCW goed op het netvlies. Dit betekent dat er een groep deelnemers is die alleen met ondersteuning van een van de ketenpartners onderwijs kan volgen of waarvoor een “voortraject” georganiseerd moet worden. Hier is samenwerking met de gemeente van essentieel belang. Daar ligt immers de regie als het gaat om activiteiten op het “het sociaal domein”. Overigens is het aan de deelnemer zelf te bepalen of hij/zij het voorgestelde alternatief volgt.
3/6
EHE/230494/2013
d.
5
Ten slotte: deelnemers die twee jaar een entreeopleiding gevolgd hebben, zonder een diploma te hebben behaald, komen pas na twee jaar weer voor bekostiging in aanmerking. Zij mogen om deze reden geweigerd worden tot deelname aan de opleiding.
Wat betekent dat voor het niveau van taal en rekenen? Van instellingen wordt verwacht dat de onderwijsprogramma’s taal en rekenen bevatten, dat deze worden geëxamineerd en dat zij examens taal en rekenen afnemen met referentieniveau 2F als uitgangspunt. In 2014 zal de minister een besluit nemen over de wijze van examinering in de entreeopleiding. Het voorgenomen beleid is als volgt: Als studenten bij de beroepsgerichte eisen in het dossier aan de kerntaken en werkprocessen voldoen, behalen ze een diploma van de entreeopleiding. Als de student ook voldoet aan de generieke eisen voor taal en rekenen op niveau 2F dan ontvangt de student een diploma met doorstroomrecht naar mbo-2. Studenten met een diploma zonder doorstroomrecht zijn voortijdig schoolverlater als ze op 1 oktober niet voor minimaal 12 uur per week aan het werk zijn. Op dit moment zijn er veel leerlingen uit het praktijkonderwijs die een aka of mbo 1-opleiding volgen. Als er geen perspectief is op doorstroming naar niveau 2, en dus aan het voldoen aan de taal- en rekeneisen, is het zeer de vraag wat de meerwaarde nog is van het volgen van een entreeopleiding. De mogelijkheden om deze leerlingen naar werk te begeleiden zijn in het praktijkonderwijs vele malen beter dan de mogelijkheden die het mbo hiervoor heeft.
6
Wat betekent dat voor het studieadvies? In de wet is opgenomen dat alle deelnemers van de entreeopleiding binnen 4 maanden na de daadwerkelijke start van de opleiding een studieadvies moeten krijgen. Dat is dus onafhankelijk van het “soort” dossier dat wordt gebruikt. Als blijkt dat de deelnemer geen studievorderingen heeft gemaakt, kan de school de onderwijsovereenkomst ontbinden. Dan is het studieadvies bindend. Als een deelnemer nog geen 18 jaar is, is de school verplicht een alternatief te zoeken, binnen of buiten de school. Pas als na 8 weken geen alternatief is gevonden kan de deelnemer worden uitgeschreven. De deelnemer kan zichzelf dan wel weer aanmelden voor een andere entreeopleiding – en kan voor die andere opleiding niet zonder meer geweigerd worden! Het verdient aanbeveling om de rmc-functionaris te betrekken bij de gesprekken als tot een bindend studieadvies wordt besloten. Overigens heeft de minister de Kamer laten weten dat vorderingen op het gebied van taal en rekenen buiten het oordeel over studievorderingen gehouden worden. In de onderwijsovereenkomst kan een school de vorderingen die van de deelnemer worden verwacht, vastleggen.
4/6
EHE/230494/2013
Toelichting: Op dit moment leeft bij gemeenten het idee dat roc’s na vier maanden grote groepen deelnemers van de opleiding zullen wegsturen. De verwachting is dat dit in de praktijk erg zal meevallen, zeker als bij de start van de opleiding goed overwogen wordt of een entreeopleiding haalbaar is voor de potentiële deelnemer of dat in samenwerking met de gemeente een andere oplossing moet worden gevonden. Als er binnen de regio een alternatief is vormgegeven kan een deelnemer van wie de onderwijsovereenkomst ontbonden is, ook daar worden opgenomen. Voorkomen moet worden dat deze deelnemers uit beeld verdwijnen. 7
Wat betekent dat voor het de samenstelling van het budget voor de entree opleiding? Voor de entreeopleiding wordt landelijk een budget afgezonderd, voor het eerst vanaf 1 januari 2015. De school ontvangt voor de entreeopleiding een apart budgeten bepaalt zelf hoe dat budget besteed wordt. Het college van bestuur kan hier dus keuzes maken. Dit budget is gebaseerd op basis van het deelnemersaantal op t-2 Toelichting: Er is dus een landelijk afgezonderd budget voor de entreeopleiding dat per 1 januari 2015 beschikbaar komt (financiering loopt per kalenderjaar). Dit komt tot stand op basis van het aantal ingeschreven deelnemers (aka en mbo 1) op 1 oktober 2013. Er is gerekend met een bedrag per leerling dat overeenkomt met het bedrag dat voor een leerling in het praktijkonderwijs beschikbaar is. Dit betekent dat de middelen die beschikbaar komen voor het verzorgen van de entreeopleidingen hoger worden dan nu het geval is bij de input- en outputbekostiging samen. Bij de verdeling over de instellingen moeten we rekening houden met het feit dat er sprake is van een verdeelmodel. Komen er meer deelnemers, dan wordt het bedrag per deelnemer minder. Ook de verschillende factoren, zoals de prijsfactoren of de bekostigingsfactoren (bol 1 en bbl voor de entreeopleiding 0,5) spelen een rol bij de verdeling van de middelen. De hoogte van het landelijk afgezonderde budget wordt daar niet door beïnvloedt. De hoogte van het budget dat de individuele instelling ontvangt kan daardoor wel positief of negatief door beïnvloed worden. Om instellingen de tijd te geven de interne bedrijfsvoering af te stemmen op de nieuwe bekostiging is voorzien in een overgangsbekostiging van vier jaar. In vier jaar tijd zouden instellingen redelijkerwijs in staat moeten zijn hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe financiële situatie. Deze overgangsbekostiging is van toepassing op de bekostiging van entree opleidingen, de niveaus 2 t/m 4 en het gehandicaptenbudget (als gevolg van de invoering van passend onderwijs). Het College van Bestuur moet dus keuzes maken en moet bepalen hoe het budget binnen de instelling voor de verschillende opleidingen wordt verdeeld.
5/6
EHE/230494/2013
8
Wat betekent dat voor de bekostigde verblijfsduur van de deelnemer? De invoering van het cascademodel betekent dat een entreedeelnemer maximaal 2 jaar voor bekostiging in aanmerking komt. Staat een deelnemer voor het 3e jaar ingeschreven op een entreeopleiding, dan telt de deelnemer niet meer mee voor de bekostiging. Toelichting: Het eerste leerjaar ontvangt de school voor de deelnemer factor 1,2, het 2e jaar factor 0,6. Dit is de prikkel om intensivering en verkorting van de opleiding te bevorderen. Opmerking: Financiering van onderwijs is altijd gebaseerd op t-2. Dat betekent dat op moment “t” de situatie van “t-2” het uitgangspunt is. Dat geldt ook voor de verblijfsduur. Een deelnemer die op 1 oktober 2014 voor het 3e jaar in een entreeopleiding (welke soort dan ook) staat ingeschreven, komt niet voor bekostiging in aanmerking. Voor een deelnemer die op 1 oktober 2013 voor het 2e jaar stond ingeschreven in een aka of mbo 1-opleiding ontvangt de school een bekostigingsfactor 0,6 (deze systematiek is ook van toepassing voor mbo-opleidingen op niveau 2, 3 en 4).
9
Wat betekent dat voor de diplomabekostiging? Voor de entreeopleiding zal er geen diplomabekostiging meer zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld voor leerlingen uit het praktijkonderwijs die als extraneus worden ingeschreven geen diplomabekostiging meer is. Financiering voor de examineringsactiviteiten die de school voor het praktijkonderwijs verzorgt, moet dus op een andere wijze plaatsvinden. Toelichting: Ook hier is t-2 van toepassing. Dat betekent voor 2015 dat ook diploma’s (aka en mbo 1) die over kalenderjaar 2013 zijn uitgereikt niet voor financiering in aanmerking komen.
Tot slot Per 1 augustus 2014 wordt dus het entreeonderwijs ingevoerd. De inhoud van het onderwijs kan dan gebaseerd zijn op de verschillende soorten dossiers. Maar voor al de verschillende dossiers zijn de spelregels vanuit de doelmatige leerwegen en de modernisering hetzelfde.
6/6
EHE/230494/2013