ENIAC / Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in 2007
Augustus 2008
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
DOCUMENT OPGESTELD IN HET KADER VAN DE OPVOLGING VAN HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA 2005-2008 (NHP)
Deze inventaris had niet zo volledig kunnen zijn zonder de waardevolle samenwerking tussen de diensten van ACTIRIS, de administratie voor economie en werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vertaling voltooid op 07 november 2008.
INHOUDSTAFEL GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ SOMMIGE PLAATSELIJKE BESTUREN ................................................................... 1 GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ BEPAALDE OPENBARE DIENSTEN....................................................................... 5 DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S ..................................................................................................................... 9 BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN ........................................................................................................... 13 BRUSSELS OUTPLACEMENT........................................................................................................................... 20 STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN ............................................................. 23 STARTBAANOVEREENKOMST « VORMENDE BEROEPSERVARING » BIJ BRUSSELSE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT ............ 25 CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT ............................................................................................................... 28 DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS ....................................................................................................................... 35 DIENST BEGELEIDING ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK EN DE PARTNERS VAN HET NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK ........ 42 SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW'S .................................................................... 50 PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING ................................................................................. 60 SOCIAAL UITZENDKANTOOR ......................................................................................................................... 68 DIENST SOCIALE CONSULTATIE..................................................................................................................... 70 PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA .............................................................................................................. 73 TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN ................................................................ 79 BEROEPSOVERSTAPPREMIE .......................................................................................................................... 81 STRIJD TEGEN DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING ................................................................................................ 84 INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING .................................................................................. 88 PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSPLATFORMS................................................................................................. 91 BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID ................................................................................... 94 OPLEIDING VAN DE INSCHAKELINGSWERKERS ................................................................................................... 97 TEGEMOETKOMINGEN VOOR OPLEIDINGEN ......................................................................................................101 HULP VOOR CONSULTANCY .........................................................................................................................103 TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN VOOR ECONOMISCHE-EXPANSIEPROJECTEN KONINKLIJK BESLUIT 123..........................................................................................................................................105 TUSSENKOMST IN DE VERGOEDING VAN WERKLOZEN TEWERKGESTELD IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE KONINKLIJK BESLUIT 258 .............................................................................................................108 STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN LOKALE ECONOMIELOKET ........110 PARTNERSHIP IN HET KADER VAN EEN INSCHAKELINGSTRAJECT VIA ECONOMISCHE WEG ..............................................115 STARTERSFONDS, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING ............................................................................120 STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN ..................................................................................................124 ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN .................................................................................................................127
NASTREVEN VAN TRANSVERSALE SYNERGIEËN TER BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID (TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID) .................................................................................................................................129
COÖRDINATIE EN OVERLEG VAN DE PLAATSELIJKE INSCHAKELINGSPARTNERS ............................................................132 ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT ..........134 NALEVING VAN DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST .........................................................................................................................137 TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS ..................................................................139 NALEVING DOOR DE GEWESTELIJKE SOCIALE INSPECTIE VAN DE WETGEVING M.B.T. DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS..........................................................................................................................................141 ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES .......................................................................145 INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING ......................................................................................153 OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN ............................................................................................156 PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN...................................................................159 MAATREGELEN GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFENDE DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN .....................................................................................162 DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE, HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA, DE BRUSSELSE BIJDRAGE ......166 TABEL MET DE TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN, RICHTSNOEREN, C2E ...................................................................172 AFKORTINGEN .........................................................................................................................................174
4
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ SOMMIGE PLAATSELIJKE BESTUREN
Juridisch kader KB nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen (BS van 20 november 1986). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen (BS van 5 juni 1998).
Doelstellingen De gemeenten, de verenigingen van gemeenten met uitzondering van die met economische finaliteit, de OCMW’s, de verenigingen van OCMW’s, de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn, de politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een premie ontvangen voor de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen. Niet-werkende werkzoekenden en rechthebbenden op het leefloon of op financiële sociale bijstand kunnen als gesubsidieerde contractuelen worden tewerkgesteld. Het doel van de maatregel is om de publieke dienstverlening te verbeteren en om de tewerkstelling van kwetsbare groepen te bevorderen.
Algemene principes In dit tewerkstellingsprogramma kunnen volgende personen worden aangeworven: in de eerste plaats de niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij ACTIRIS zijn ingeschreven en die bovendien kunnen bewijzen dat zij in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende zes maanden als niet-werkende werkzoekende bij een openbare tewerkstellingsdienst ingeschreven zijn geweest. In de tweede plaats de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of financiële sociale bijstand ontvangen en die dat leefloon of die bijstand gedurende minstens zes maanden in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, hebben ontvangen. In het kader van dit tewerkstellingsprogramma kunnen voornamelijk worden aangeworven: de niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij ACTIRIS staan ingeschreven sedert minstens zes maanden in de loop van de twaalf maanden die aan de tewerkstelling voorafgaan; de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of financiële sociale bijstand genieten en dat leefloon of die bijstand hebben ontvangen gedurende minstens 6 maanden in de loop van de twaalf maanden die aan hun tewerkstelling voorafgaan; de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die aan één van onderstaande voorwaarden voldoen: • hetzij ten minste 40 jaar oud zijn; • hetzij aangeworven zijn in een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; • hetzij door een OCMW als maatschappelijk werker of als universitair medewerker zijn aangeworven in het kader van een project ten behoeve van de socioprofessionele herinschakeling van rechthebbenden op het leefloon of op financiële sociale bijstand. de werkzoekenden wier recht op een werkloosheidsuitkering werd geschorst, in overeenstemming met artikels 80 tot 88 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991;
1
de werkzoekenden die het leefloon of financiële sociale bijstand ontvangen en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: • gedurende minstens zes maanden in de loop van de 12 maanden die aan de aanwerving voorafgaan het leefloon of financiële sociale bijstand hebben ontvangen; • minstens veertig jaar oud zijn; • worden aangeworven door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar. de gehandicapten die over inkomensvervangende of integratietegemoetkomingen beschikken in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; de voltijdse en deeltijdse werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van de stelsel geco’s, DAC, IBF, PRIME, APE, WEP, WEP+. De plaatselijke besturen zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de patronale RSZ-bijdragen en ontvangen een premie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt jaarlijks het bedrag van de geco-subsidies in de vorm van punten. Ieder punt staat voor een subsidie van € 5.702. De puntenverdeling onder de plaatselijke besturen gebeurt op basis van objectieve criteria zoals het aantal inwoners, werkzoekenden, leefloners en rechthebbenden op financiële sociale steun. De besturen beslissen vrij over de initiatieven die zij met de medewerking van de geco-werknemers willen starten of voortzetten. Sinds het jaar 2004 geeft de Brusselse Hoofdstedelijk Regering extra punten aan de gemeentebesturen die een wijkcontract hebben (of hadden) afgesloten. Deze laatste krijgen zes bijkomende punten per wijkcontract. Op die wijze wil de Regering de continuïteit van de werking en de opvolging van deze wijkcontracten stimuleren. Voor deze functies kunnen de gemeenten arbeidsplaatsen van 1, 2, 3 of 4 punten creëren. Daarnaast sloot het Gewest bijzondere overeenkomsten af met de gemeentebesturen en de OCMW’s waarbij arbeidsplaatsen aan deze besturen werden toegekend voor de tewerkstelling in sectoren waar het Gewest bijzondere acties wil voeren. Voor de gemeentebesturen ligt de klemtoon sedert 3 jaar op de volgende sectoren: o
de sector van de opvang van jonge kinderen (0 tot 30 jaar);
o
de sector van het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen;
o
de sector van de acties om veiligheid en preventie te bevorderen .
De OCMW’s hebben geen bijkomende arbeidsplaatsen ontvangen in de loop van deze drie jaar. De overeenkomsten die in 1998 met de OCMW’s werden afgesloten met het oog op de creatie van 73 halftijdse arbeidsplaatsen om de acties inzake socio-professionele herinschakeling van leefloners te ondersteunen (premie van € 24.072 voor de maatschappelijk werkers en van € 27.790 voor de universitairen) lopen gewoon door.
Administratieve omkadering Iedere maand stort ACTIRIS voorschotten aan de RSZPPO, die ze aan de plaatselijke besturen bezorgt. Aan het begin van het volgende jaar maakt ACTIRIS een afrekening op basis van de informatie die hij van de RSZPPO heeft ontvangen. Het Gewest recupereert een deel van de toegekende premies bij de federale overheid, in de vorm van trekkingsrechten.
2
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 23.821.000,00.
Reële uitgaven € 23.364.421,41.
Evaluatie Kwantitatief In de periode 1999-2005 heeft de Regering jaarlijks een totaal van 2.747 punten aan de plaatselijke besturen toegekend, waarvan 2.052 voor de gemeenten en 695 voor de OCMW’s. Voor de jaren 20062007 heeft de Regering het aantal punten tot 2.800 eenheden gebracht: 2.160 voor de gemeenten en 640 voor de OCMW’s. Dit aantal punten werd sindsdien niet meer aangepast. Via bijzondere overeenkomsten werden daarnaast de volgende geco-arbeidsplaatsen aan de plaatselijke besturen toegekend: 41 voltijdse geco-arbeidsplaatsen voor de opvang van kinderen jonger dan drie jaar in 30 gemeentecrèches; 73 halftijdse geco-arbeidsplaatsen ter uitbreiding van de socioprofessionele herinschakelingsacties van de OCMW’s (zie de fiche van het inschakelingsprogramma van de OCMW’s voor meer informatie). De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft in 2006, 2007 het aantal geco-arbeidsplaatsen van de gemeentebesturen verhoogd. Ook in 2008 zullen er arbeidsplaatsen bijkomen. In 2006, in uitvoering van een beslissing genomen in 2005, ging het om 238 nieuwe geco-posten. Elke gemeente kreeg twee administratieve krachten toegewezen die zullen instaan voor de toepassing van de administratieve straffen en sancties die bedoeld zijn in het artikel 119 bis van de nieuwe gemeentewet. De overige 200 arbeidsplaatsen zijn verdeeld over de sectoren van de kinderopvang, het onderhoud van de gemeentewegen en de uitvoering van het veiligheidsbeleid van de gemeente. De gemeentebesturen kunnen in ruime mate zelf de arbeidsplaatsen over deze drie beleidsdomeinen verdelen en op die manier inspelen op de behoeften die zich in de gemeente het sterkst laten voelen. Voor deze 238 arbeidsplaatsen keert het Gewest een premie van € 22.808 uit. In 2007, in uitvoering van een beslissing genomen in 2006, kregen de Brusselse gemeentebesturen 183 bijkomende arbeidsplaatsen. Voor de gemeenten die 10 arbeidsplaatsen of meer kregen, werden 2 arbeidsplaatsen gereserveerd voor de sector van de kinderopvang. Voor de resterende arbeidsplaatsen kon de gemeente vrij kiezen tussen de sectoren van de opvang van jonge kinderen (0 tot 3 jaar), het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen en de uitvoer van het preventie- en veiligheidsbeleid van de gemeenten. In 2008, in uitvoering van een beslissing gnomen in 2007, krijgen de gemeentebesturen 220 bijkomende arbeidsplaatsen, waarbij dezelfde verdelingsegels gebruikt werden als voor de posten die het voorgaande jaar werden toegekend. Eind 2007 waren 1887, 5 geco’s in een gemeente of OCMW tewerkgesteld. Om technische redenen (verandering van informaticaprogramma), is het onmogelijk een tabel op te maken met de eigenschappen van de werknemers die in 2007 aan het werk waren.
3
Kwalitatief Via de verhoging van de subsidies voor de gemeentebesturen richt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zich uitdrukkelijk op de groep van de laaggekwalificeerde werkzoekenden (onderhoud en netheid van de gemeentewegen; acties voor preventie en veiligheid), de opvang van jonge kinderen (van 0 tot 3 jaar), en op de ondersteuning van de lopende en de opvolging van de afgelopen wijkcontracten. De plaatselijke besturen beslissen zelf over de besteding van de overige geco-subsidies: zij bepalen hoeveel arbeidsplaatsen zij met de beschikbare punten zullen creëren en welke activiteiten ze aan de geco-werknemers toevertrouwen (zolang deze activiteiten tot de non-profitsector behoren en niet op basis van andere wetten, ordonnanties of besluiten kunnen worden gesubsidieerd). De bijzondere overeenkomsten met de gemeentebesturen leggen de sectoren vast waarbinnen de toegekende geco’s moeten ingezet worden, maar laten aan de gemeenten nog veel bewegingsruimte in het bepalen van de functies en takenpaketten van deze geco’s.
Vooruitzichten 2008-2009 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering zal haar inspanningen op het vlak van het onderhoud en de netheid van de gemeentewegen en van de veiligheid uitbreiden. Zij zal de gemeentebesturen de nodige financiële middelen toekennen om hun activiteiten in de sectoren van de kinderopvang en de bevordering van de veiligheid verder te ontwikkelen. In 2008 kent de Brusselse overheid 220 bijkomende arbeidsplaatsen toe aan de gemeentebesturen om het beleid in de 3 vermelde sectoren verder te ondersteunen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
4
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ BEPAALDE OPENBARE DIENSTEN
Juridisch kader Programmawet van 30 december 1988. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 juni 2005 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen.
Doelstellingen Plaatselijke openbare besturen op regionaal of communautair vlak, onderwijsinstellingen, verenigingen zonder winstoogmerk, instellingen van openbaar nut en plaatselijke sociale huisvestigingsmaatschappijen kunnen premies genieten om gesubsidieerde contractuelen (geco’s) aan te werven.
Algemene principes Kunnen aangeworven worden in het kader van dit tewerkstellingsprogramma: hoofdzakelijk de nietwerkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving bij ACTIRIS ingeschreven zijn als niet-werkende werkzoekende en die bovendien in de loop van het jaar dat aan de aanwerving voorafgaat minstens 6 maanden inschrijving als niet-werkende werkzoekende bij een openbare dienst voor arbeidsbemiddeling kunnen bewijzen, evenals de werkzoekenden die een leefloon of financiële sociale steun ontvangen op het ogenblik van hun aanwerving en die bovendien minstens 6 maanden een leefloon of financiële sociale steun ontvangen hebben in de loop van het jaar dat aan de aanwerving voorafgaat. Kunnen dus worden aangeworven in het kader van dit tewerkstellingsprogramma: de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of de werkzoekenden die recht hebben op maatschappelijke integratie en die voldoen aan één van de volgende voorwaarden: • minstens 40 jaar oud zijn; • aangeworven zijn door een onderwijsinstelling erkende door de Vlaamse of Franse gemeenschap; • aangeworven worden door een instelling voor opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; • aangeworven zijn ter vervanging van een personeelslid in loopbaanonderbreking; de werkzoekenden van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is in overeenstemming met de artikelen 80 tot 88 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991; gehandicapten die een vervangingsinkomen of integratietegemoetkoming ontvangen in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; de werkzoekenden met een topsportstatuut, voorgedragen door sportfederaties die door de Vlaamse of Franse Gemeenschap werden erkend; de voltijdse en deeltijdse werknemers aangeworven in het kader van het stelsel van de geco's, het DAC, het IBF, de APE, WEP- of WEP+ - contracten. De werkgever geniet een jaarlijkse premie van € 5.035 per voltijds aangeworven gesubsidieerde contractuele arbeidskracht. Een gedeeltelijke vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de sociale
5
zekerheid wordt eveneens voorzien. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan het bedrag van de premie optrekken. Aldus wordt de verhoogde premie, zoals bepaald in Art. 25,1 van het Besluit van 28.11.2002 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bepaald volgens het barema van de gewestelijke overheid zonder anciënniteit. De verhoogde premie kan worden toegeschreven aan werkgevers die opleidingsactiviteiten voor werkzoekenden of programma’s voor socioprofessionele inschakeling organiseren. De verhoogde premie uit art. 21 van het Besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering stemt overeen met het brutoloon geplafonneerd tot het barema van gewestelijke openbare diensten met anciënniteit, verhoogd met een forfaitair percentage ter dekking van het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de werkgeversbijdragen, de premies en bijdragen van verzekeringen tegen arbeidsongevallen, de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten, het bedrag van de haard- of standplaatstoelage en van het bedrag van € 12,39/maand voor de kosten van het sociaal secretariaat. Krachtens het Besluit van 30 juni 2005 werden op 1 september 2005 de vroegere percentages van 20% (bedienden) en 30% (arbeiders) vervangen door forfaitair percentage overeenkomstig het kwalificatieniveau. Om de verhoogde premie te bekomen, sluit de werkgever met de geco een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en brengt hij hem bijkomende kwalificaties bij die zijn positie op de arbeidsmarkt verbeteren. De projecten worden systematisch gecontroleerd door de inspecteurs die in geval van problemen overigens trachten als bemiddelaar tussen werkgever en werknemer op te treden. We wijzen erop dat: Op 1 januari 2003 werden de arbeidsplaatsen gecreëerd in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid (IBFW) omgevormd tot gecoarbeidsplaatsen. Op 1 februari 2004, nam de Franse Gemeenschap het dagelijkse beheer van de ex-IBFW’ers over en op 1 juli 2004 nam de Vlaamse Gemeenschap deze taak op zich. Op 1 januari 2004 hief het Besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van gesubsidieerde contractuelen de DAC op.
Administratieve omkadering ACTIRIS beheert de arbeidsplaatsen. Dat omvat onder meer het uitvoeren van de ministeriële besluiten, het controleren van de financiële bewijsstukken en het betalen van de premie.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 135.835.000,00.
Reële uitgaven € 124.800.286,36.
Evaluatie Kwantitatief Eind 2007 tellen we 6.384 voltijdse equivalenten (VTE), waarvan er 5.580 bezet zijn. Deze cijfers liggen lager dan de vorige jaren, omdat de dienst in 2007 is gestart met het afsluiten van de zogenaamde “verloren” arbeidsplaatsen, d.w.z de arbeidsplaatsen die niet binnen de wettelijk voorziene termijn ingevuld zijn en waarvoor de werkgever geen aanspraak meer kan maken op een 6
geco-premie. Anderzijds werden er wel 136,8 (VTE) nieuwe arbeidsplaatsen toegekend. Kinderopvang, projecten met een gewestelijk openbaar nut, preventie rond de openbare vastgoedmaatschappijen en 19 VTE van bepaalde duur voor vzw Europa 50 zijn de belangrijkste sectoren waarin deze arbeidsplaatsen voorkwamen. VERDELING VAN DE WERKNEMERS MET EEN GECO-OVEREENKOMST IN 2007 VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE EN STATUUT Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 jaar - < 45 jaar ≥ 45 jaar Totaal
94 1.552 893 2.539
156 2.715 1.555 4.426
250 4.267 2.448 6.965
817 1.722 2.539
490 3.936 4.426
1.307 5.658 6.965
Statuut Arbeider Bediende Totaal
6.965 werknemers zijn als geco tewerkgesteld in het stelsel van de Geco-Programmawet op 31.12.2007. Zij bevinden zich voornamelijk in collectieve diensten (5.559 werknemers op 6.965). 63,5% van de tewerkgestelde werknemers zijn vrouwen. Een ruime meerderheid van hen is jonger dan 45 jaar (65%). De mannen vertegenwoordigen 36,4% van de personeelsleden. 65% van de geco’s zijn jonger dan 45 jaar. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de arbeidsovereenkomst als bediende het vaakst voorkomt en 81% van alle overeenkomsten uitmaakt. Toch stelt men vast dat in het bediendenstatuut verhoudingsgewijs meer vrouwen (69,6%) dan mannen (30,4%) werken.
Kwalitatief Terwijl de cijfers van de voorgaande jaren alle geco-werknemers bevatten die in de loop van dat jaar een arbeidsplaats bezetten of bezet hadden, is sinds 2006 van deze methode afgestapt. Het aantal van 6.965 betreft enkel nog de geco’s die op 31.12.2007 in dienst waren. Deze nieuwe berekeningsmethode verklaart de daling ten opzichte van het aantal dat werd opgegeven voor het jaar 2005, (namelijk 7.574). Een ander element dat aan de basis ligt van de daling, is het feit dat in de loop van 2007 uit het gegevensbestand een aantal arbeidsplaatsen werden verwijderd die als “verloren” (niet meer bezetbaar) konden beschouwd worden. Inhoudelijk kan opgemerkt worden dat de oorspronkelijke bedoeling van de Geco’s Programmawet als een tewerkstellingsprogramma dat de werkloosheid opslorpt en mensen bijkomende kwalificaties bezorgt die hen moet toelaten een betrekking te vinden op de reguliere arbeidsmarkt, de laatste jaren meer en meer naar de achtergrond verdwenen is. De geco-premies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen steeds vaker om het tekort aan middelen van de Gemeenschappen op te vangen op de domeinen waarvoor zij bevoegd zijn. Een ander fenomeen is dat van de steeds toenemende anciënniteit van de geco-werknemers: in plaats van door te stromen naar het reguliere arbeidscircuit, stelt men vast dat, eens de mensen hun intrede in het systeem hebben gedaan, zij nog moeilijk de tegenovergestelde beweging maken. In de laatste 5 jaar is het aandeel van de werknemers met een anciënniteit van minder dan 5 jaar gedaald van 52,9% tot 48,3%, en dit ondanks het creëren van zo’n 875 bijkomende geco-betrekkingen, waarvan +/- 800 van onbepaalde duur. Daarenboven is het aandeel van de geco’s met een anciënniteit van 20 jaar of meer gestegen van 0,9% tot 5,8%.
Vooruitzichten 2008-2009 Overeenkomstig met wat werd voorzien in de beleidsverklaring voor 2007 heeft de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest besloten 500 bijkomende posten voor geco’s te creëren waarvan 220
7
in het stelsel van de Geco’s bij de Plaatselijke besturen (gemeentes et OCMW’s) en 280 in het stelsel van de Geco’s Programmawet. Deze zullen pas hun uitwerking hebben in de loop van het jaar 2008. Deze kunnen in vier grote categorieën ingedeeld worden : kinderopvang (120 VTE), omkadering van projecten inzake sociale economie (25 VTE), thuishulp aan zieke, gehandicapte en bejaarde personen (85 VTE), ondersteuning van sportverenigingen (15 VTE) en projecten met gewestelijk openbaar nut of met een dringend karakter (35 VTE).
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
8
DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S
Juridisch kader Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 december 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 04 maart 1997 afgesloten tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s (BS van 03 april 1998). Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 04.03.1997 afgesloten tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s. (BS van 23 december 1998). Besluit van 29 januari 1998 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de ordonnantie van 18 december 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 04 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s (BS van 13 juni 1998). Besluit van 26 november 1998 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het Besluit houdende uitvoering van de ordonnantie 18 december 1997 zoals gewijzigd bij ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 04 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s (BS van 02 april 1999). KB van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's (BS van 3 maart 2003).
Doelstellingen De doorstromingsprogramma’s (DSP) hebben als doel bepaalde categorieën van werkzoekenden de kans te bieden hun positie op de arbeidsmarkt te verstevigen door professionele knowhow en ervaring te verwerven die gepaard gaat met een begeleiding op het terrein en een beroepsopleiding. Deze programma’s verlagen dus de drempel naar een klassieke arbeidsovereenkomst. De werknemers worden ingezet voor activiteiten met een maatschappelijk nut, die beantwoorden aan collectieve behoeften waarop het normale arbeidscircuit onvoldoende inspeelt.
Algemene principes De doorstromingsprogramma’s zijn bestemd voor het laaggeschoolde segment van de arbeidmarkt: de werkzoekenden die geen diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs bezitten: Volgende categorieën vormen meer bepaald de kern van deze doelgroep: de werkzoekenden jonger dan 25 jaar, die geen houder zijn van een diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs en die, op de dag van hun aanwerving, hetzij een wachtuitkering ontvangen en sedert negen maanden als werkzoekende zijn ingeschreven, hetzij sinds minstens negen maanden een leefloon genieten; de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een wachtuitkering ontvangen en die sedert minstens 12 maanden als werkzoekende ingeschreven staan; de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die sinds minstens 24 maanden een uitkering ontvangen, waaronder de werkzoekenden die in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen prestaties hebben verricht; en de werkzoekenden die sedert minstens 12 maanden een leefloon of sociale steun ontvangen. 9
De werkgever geniet verschillende voordelen: 1. Hij mag van het minimumloon een bedrag van € 247,89 aftrekken (voor een werknemer die minstens halftijds werkt) of van € 322,26 (voor een werknemer die minstens 4/5 is tewerkgesteld), dat ten laste is van de Federale Staat (in het onderhavige geval de RVA of het OCMW). 2. Voor de werknemers die vooraf in het kader van de plaatselijke werkgelegenheids-agentschappen (PWA’s) voldoende prestaties hebben geleverd en die een PWA-vrijstelling hebben verkregen, worden deze uitkeringen verhoogd met € 49,58. Voor werknemers die voor 30 juni van elk jaar op regelmatige wijze wonen in een gemeente met een werkloosheidsgraad die de gemiddelde werkloosheidsgraad van het gewest met 20% overstijgt, wordt de basisuitkering tot € 433,81 per maand opgetrokken indien de werknemer minstens halftijds wordt tewerkgesteld, en tot € 545,37 per maand indien hij minstens 4/5 werkt. De verhoogde tegemoetkomingen, bedoeld in de twee voorgaande alinea’s, mogen niet worden gecumuleerd. 3. Hij ontvangt een gewestelijke premie waarvan het bedrag minstens dat van de tegemoetkoming van de Federale Staat evenaart; 4. Hij heeft recht op een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zoals voorzien door het Activaplan (1.000 of 400 € per trimester).
Administratieve omkadering De federale overheid betaalt, via de RVA of het OCMW, een deel van het nettoloon, de zogenaamde integratie-uitkering. Via de RSZ(PPO) vermindert de federale overheid eveneens de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid. Het Gewest, in het onderhavige geval ACTIRIS, kent een gewestelijke premie toe waarvan het bedrag minstens dat van de federale tussenkomst evenaart.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 5.600.000,00.
Reële uitgaven € 5.869.949,32.
Evaluatie Kwantitatief Tijdens de periode 2002-2004 gingen heel wat projecten (32) en DSP-banen (393) verloren omwille van het einde van enerzijds de projecten van de initiatiefwijken, en van anderzijds de zogenaamde transversale projecten (voornamelijk projecten geleid door de MIVB, Net Brussel en de Gewestelijke huisvestingsmaatschappij). In 2007 bleven in het totaal 746 jobs beschikbaar waarvan er op 31 december 623.5 waren ingevuld (83,6%).
Kwalitatief In vergelijking met de situatie in de lente van 2002, toen het aantal DSP-arbeidsplaatsen zijn piek had bereikt, blijven eind 2007 slechts ongeveer twee derde van de DSP-jobs over van degene die sinds
10
1998 werden gecreëerd. Het verlies aan arbeidsplaatsen in de nog lopende projecten is evenwel bijna nihil. De Regering heeft een beperkt aantal verloren arbeidsplaatsen aan andere werkgevers toegekend. De invullingsgraad van de 746 resterende DSP-arbeidsplaatsen is in 2007 toegenomen (83,6% tegenover 73,8 % in 2006 en 80,3% in 2005). De invullingsgraad is daarmee, na een teruggang in 2006, weer op het niveau van de voorgaande jaren gekomen. De achteruitgang m.b.t. het DSP-stelsel werd door talrijke factoren teweeggebracht. Bij de evaluatie die ACTIRIS en het Rekenhof hebben uitgevoerd, konden enkele elementen worden geïdentificeerd. Zo zouden de meeste werkgevers moeilijkheden ondervinden met de complexe administratieve aanpak die het DSP-stelsel typeert. Elke maand moeten allerlei formulieren en bewijsstukken worden verstuurd naar de instellingen die het leefloon en de premie uitbetalen (RVA of OCMW voor het leefloon en ACTIRIS voor de premie). Bovendien is de verwarring tussen geco’s en DSP’ers nadelig voor beide stelsels. De aspecten opleiding en beroepsoverstap van de DSP’ers worden verwaarloosd door sommige werkgevers die meer aandacht besteden aan het productieve werk. In tegenstelling tot wat aanvankelijk werd voorzien, moeten de werkgevers een gedeelte van de loonkost betalen, aangezien de Regering haar tegemoetkoming heeft moeten beperken tot de belangrijkste elementen van de loonkost. Bepaalde werkgevers beschikten evenwel niet over voldoende middelen om hun deel van de loonkost op zich te nemen. Andere werkgevers vonden moeilijk kandidaten die bereid waren met een 4/5 of halftijdse arbeidsovereenkomst te werken, aangezien de inkomsten van een dergelijke tewerkstelling niet of nauwelijks het bedrag van de vervangingsinkomens, gegeven door de RVA of het OCMW, overtreffen. Daarnaast is voor het Gewest de kostprijs van een arbeidsplaats in het DSP-stelsel sedert 2004 jaarlijks gestegen.
Vooruitzichten 2008-2009 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering wenst het stelsel van de doorstromingsprogramma’s nieuw leven in te blazen en beoogt allereerst het aandeel van de jonge werkzoekenden in de doorstromingsprogramma’s te verhogen. Daarom voorziet het “Actieplan voor de Jongeren” de creatie van 100 bijkomende arbeidsplaatsen, speciaal voor jongeren. Daarnaast zal voortaan sterker de nadruk gelegd worden op het aspect doorstroming. Het luik opleiding moet herzien worden en de begeleiding naar een nieuwe baan, tijdens en na de tewerkstelling in het doorstromingsprogramma’s moet duidelijk uitgewerkt worden. De regering overweegt de invoering van de mogelijkheid om arbeidsplaatsen te herverdelen in functie van de bekomen resultaten op het vlak van de doorstroming naar een reguliere tewerkstelling. Daarnaast wenst de Brusselse Regering het stelsel van de terbeschikkingstelling actief te promoten. Deze maatregel laat toe om de werknemers gedurende maximum 9 maanden stage te laten lopen in een derdenonderneming. Het Actieplan voor de jongeren werd in januari 2008 zowel door de regering als door de gesprekspartners goedgekeurd. Het actieplan voorziet een projectoproep voor een totaal van 100 bijkomende arbeidsplaatsen in het DSP. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering wenst een regelmatige, periodieke evaluatie van de projecten en de bekomen resultaten op het vlak van de professionele doorstroming.
11
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
12
BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN
Juridisch kader Inzake het activerend beleid van herstructureringen Wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact – Titel IV Werk – Hoofdstuk V Activerend beleid bij herstructureringen – Art. 31-41. Koninklijk besluit (KB) van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen gewijzigd door het KB van 10.11.2006 tot wijziging van het voornoemde besluit inzake de voorwaarden tot gelijkstelling van een tewerkstellingscel opgericht door een Gewest met een federale tewerkstellingscel en door het KB van 28.03.2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16.07.2004 tot bevordering van de tewerkstelling van werknemers ontslagen in het kader van herstructureringen en van diverse koninklijke besluiten genomen in uitvoering van het generatiepact. KB van 07.12.1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen waarvan de laatste wijzigingen werden gespecificeerd in het KB van 09.03.2006 tot invoeging van een afdeling 3bis in het voornoemde besluit, het KB 28.03.2007 tot wijziging van het KB van 16.07.04, het KB van 03.05.2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van het generatiepact. Samenwerkingsakkoord van 24.02.2005 betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis tot wijziging van cao nr. 82 betreffende het recht op outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen (01.12.2007). Brussels model voor de oprichting van tewerkstellingscellen: toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het KB van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen – versie herzien en gewijzigd op 27 november 2007.
Inzake het collectief ontslag Koninklijk besluit van 24.05.1976 betreffende het collectief ontslag. Wet van 13.02.1998 houdende de bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling – Hoofdstuk VII – Collectief ontslag Art. 62-70 – zogenaamde wet-Renault.
Doelstellingen Inzake het activerend beleid van herstructureringen : Over het algemeen, volgens de federale wettelijke bepalingen:
De ondernemingen in herstructurering aanmoedigen om in de herplaatsing van ontslagen werknemers te investeren door hen een behoorlijk sociaal plan aan te bieden;
De inspanningen van de werkgever en de werknemer naar nieuw werk ondersteunen;
Op 45 jaar ingrijpen, een belangrijke leeftijd wat betreft het aanwervingsbeleid van werkgevers en de houding van de werknemer ten opzichte van de arbeidsmarkt;
Voorafgaande voorwaarden stellen aan de toegang tot het brugpensioen en op die manier de Europese richtlijnen inzake de tewerkstellingsgraad van de oudere werknemers naleven.
In het bijzonder, volgens het gewestelijk Brussels model :
"Uitvoeren van de door de federale overheid genomen beslissingen in het kader van de wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact en het besluit van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen, 13
alsook de beslissing van 12.10.06 genomen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, waardoor de verder beschreven voorziening naar alle bedrijven in herstructurering wordt uitgebreid, maar op vrijwillige basis.
Nakomen van de verplichtingen waartoe de gewestelijke instellingen zijn gemachtigd, zowel tegenover de werknemers als de werkgevers.
Informeren van de ondernemingen in herstructurering over alle bestaande procedures (rechten en plichten zowel voor de werkgever als voor de werknemer, het Brussels model van de tewerkstellingscel). Dit betreft zowel het herstructureringsplan als de procedures voor collectief ontslag, de oprichtings- en werkingsmodaliteiten van de tewerkstellingscellen en de taken van deze laatste, de mogelijkheden tot outplacement en opleiding en andere voordelen met het oog op een nieuwe job"…1
Inzake het collectief ontslag : De oorspronkelijke doelstelling zoals bepaald door de reglementering bestaat erin
De conformiteit en de goede werking nagaan van de collectieve ontslagprocedure aangegaan door een werkgever ten aanzien van de werknemers die hij wil ontslaan, in het bijzonder wat betreft de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers;
Nuttige informatie geven aan de werkgevers en hun vertegenwoordigers;
Nuttige informatie verzamelen voor het onderzoeken van een eventueel herstructureringsplan;
Er eventueel voor zorgen dat de collectieve ontslagprocedure overgaat in het activerend beleid van herstructureringen en in dit kader meewerken aan de oprichting en de coördinatie van een tewerkstellingscel;
Diverse instanties inlichten.
Algemene principes Indien het niet gaat om een collectief ontslag in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen, dient ACTIRIS – via de dienst die de collectieve ontslagen beheert – de werkgever die hem op de hoogte brengt van zijn intentie om tot een collectief ontslag over te gaan, te informeren over de collectieve ontslagprocedures. ACTIRIS moet eveneens zijn aandacht vestigen op het bestaan van rechten en plichten inzake het activerend beleid bij herstructureringen, indien de onderneming een collectief ontslag overweegt. Ongeacht of het om een ontslag in het kader van het activerend beleid of niet gaat, moet ACTIRIS bij de kennisgeving van het collectief ontslag:
Zich er door middel van de vereiste verificaties van vergewissen dat de werkgever alle reglementaire bepalingen naleeft, eventuele bijkomende informatieaanvragen tot de werkgever richten, nagaan of hij de criteria die het collectief ontslag wettigen aanvaardt of verwerpt, het bewijs controleren waarmee de werkgever wil aantonen dat hij de procedure voor de informatieen raadplegingsprocedure heeft gevolgd (wet-Renault);
de werkgever de data van het begin en het einde van de bevriezingsperiode2 meedelen zodat hij het betrokken personeel van de opzegging van de overeenkomst in kennis kan stellen;
naargelang het geval de bevriezingsperiode eventueel verkorten of verlengen. In deze welbepaalde periode mag geen enkele opzegging van de overeenkomst plaatsvinden.
1
2
Fragment van het document m.b.t. het Brussels model voor de oprichting van tewerkstellingscellen, pagina 5 (versie 24.11.2007). Dit document is te raadplegen op de website www.actiris.be, in het deel van de diensten voor werkgevers. Periode waarin de werkgever niets mag ondernemen dat de verbintenis zou kunnen wijzigen.
14
Indien de kennisgeving van collectief ontslag gebeurt in het kader van het activerend beleid van herstructureringen, zijn andere principes van toepassing. Ze worden hieronder bondig op een rijtje gezet 3 :
de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, genaamd de Dienst, geeft volgens een beslissingsprocedure specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest advies over het herstructureringsplan van de onderneming. Dit plan moet verscheidene maatregelen bevatten om de werknemers te herplaatsen. Het moet tevens beantwoorden aan vastgelegde evaluatiecriteria m.b.t. outplacement, opleiding en alle andere vormen van begeleiding van de werknemers die ter beschikking van de arbeidsmarkt moeten blijven;
indien een groot aantal werknemers uit andere gewesten in de herstructurering betrokken zijn, draagt de Dienst bij tot de oprichting van een crisiscel en werkt ze mee aan de organisatie en de opvolging van de begeleiding van de personen die hun werk verliezen;
intern coördineert de Dienst groepsinfosessies voor werknemers die door collectief ontslag bedreigd zijn. Er wordt ook samengewerkt met externe entiteiten: Bruxelles Formation of de RDB (VDAB), outplacementverstrekkers en, indien nodig, met andere gewestelijke diensten en/of gemeenschapsentiteiten;
De Dienst richt samen met de initiatief nemende onderneming en de andere deelnemende partners (minstens een van de vakbondsorganisaties, het sectoraal opleidingsfonds voor zover dit bestaat en de openbare opleidingsdienst) een tewerkstellingscel op. In zijn hoedanigheid van regisseur-coördinator ziet de Dienst toe op de concrete uitvoering van de begeleidingsmaatregelen waarbij de inschrijvingsprocedure van de werknemers, de verplichtingen van de werkgever en de outplacementverstrekker,… dienen te worden nageleefd. Naast het leiden en opvolgen van de cellen, moet de Dienst de ontslagen personen in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen en de verschillende mogelijke erkenningen in samenwerking met de RVA administratief opvolgen. Zo is er bijvoorbeeld het beheer van lijsten per onderneming met de noodzakelijke gegevens voor de aflevering van verminderingskaarten herstructurering door de RVA en later de aflevering van deelnameattesten aan de tewerkstellingscel door de Dienst;
de Dienst werkt instrumenten uit voor de opvolging van collectieve ontslagen en tewerkstellingscellen: uitwerking van een instrument voor de opvolging van collectieve ontslagen met of zonder actief beheer van herstructureringen, oprichting van een coördinatiecel van tewerkstellingscellen en uitwerking van opvolgingsinstrumenten voor de opvolging van tewerkstellingscellen (een beknopt en een andere meer gedetailleerd, per onderneming), opstelling van maandelijkse statistieken voor grote herstructureringen (meer dan 250 werknemers waarvan er minstens 50 in een ander gewest en/of andere gemeenschap woont) en trimestriële statistieken voor andere bedrijven aan de hand van een overzicht van de categorieën van begeleiding, diverse parameters en enkele gemeenschappelijke “procedures” met de andere gewesten.
Omwille van de tussenkomst van verschillende overheidsniveaus in de maatregel opgezet als gevolg van het generatiepact en de noodzaak om aanpassingen of verschuivingen door te voeren, neemt ACTIRIS deel aan de formalisering van de uitwisseling van informatie en de bepaling van samenwerkingswijzen met de andere openbare tewerkstellingsdiensten in het kader van het samenwerkingsakkoord betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Tegelijkertijd heeft ACTIRIS de samenwerking met de federale instanties opgedreven, met name met de RVA (formalisering van de afspraken over de interpretatie en de toepassing van de reglementaire toepassingen; verdeling van de taken tussen de verschillende partijen en vermindering van de vage grensgevallen; invoering van gezamenlijke procedures,…). Daarnaast wordt samengewerkt met de Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen (Brugpensioencel) van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (stelselmatige communicatie van de verschillende erkenningen
3
Voor bijkomende, meer gedetailleerde informatie: zie het Brussels model.
15
toegekend aan de ondernemingen, zodat ACTIRIS als directeur van de cel de deadline voor de inschrijving van de werknemers in de tewerkstellingscel kan naleven). Tot slot wijzen we erop dat volgens de reglementaire maatregelen die het generactiepact concreet uitwerken, een onderneming als ‘onderneming in herstructurering’ wordt beschouwd als ze cumulatief aan de twee volgende voorwaarden voldoet: de onderneming gaat over tot een collectief ontslag en wil oudere werknemers ontslaan in het kader van het brugpensioen op een leeftijd lager dan de normaal in de onderneming geldende brugpensioenleeftijd. De werkgever vraagt hiervoor bij de federale minister van Werk de erkenning als onderneming in herstructurering. Als gevolg van het overleg met de sociale partners, heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op 12.10.2006 beslist om deze reglementaire maatregelen naar alle ondernemingen in herstructurering uit te breiden, maar dan op vrijwillige basis. ACTIRIS wil bijgevolg op een gepaste wijze antwoorden op elke aanvraag van ondernemingen die in de inschakeling van hun ontslagen werknemers willen investeren.
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget voor het lopende jaar 150.000,00 euro voor de versterking van het personeelsbestand van de dienst Collectief Ontslag en Tewerkstellingscellen van ACTIRIS.
Evaluatie Kwantitatief Sinds in het Brussels Gewest de eerste uitvoeringsbesluiten m.b.t. het activerend beleid bij herstructureringen worden toegepast (dus eind 2006), telt ACTIRIS 31 aankondigingen van collectief ontslag, waarvan er 28 werden bekendgemaakt (gegevens per 31 maart 2008). 14 van deze collectieve ontslagen werden in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen geconcretiseerd. In één geval bleek het niet om een collectief ontslag te gaan. In het kader van het activerend beleid bij herstructureringen werden 14 tewerkstellingscellen opgericht. Daarnaast werd één cel op vrijwillige basis opgezet. Volgens de documenten die in het kader van de kennisgeving van collectief ontslag werden ingediend, werden 5.569 personen ontslagen tegenover gemiddeld 16.292 loontrekkers (zoals bepaald door de wetgeving over het collectief ontslag). Ter informatie: dit komt overeen met 34% van het tewerkgestelde personeel. De ontslagen hebben betrekking op 3.804 mannen (68,3%) en 1.456 vrouwen (26,1%). In 5,6% van de gevallen was het niet duidelijk of het om een man of een vrouw ging. Als we de werknemers in categorieën opdelen, dan ziet de opsplitsing er als volgt uit: 59,3% zijn arbeiders; 38,2% zijn bedienden (met inbegrip van managers). 2,5% werd niet gespecificeerd. Sinds de oprichting van tewerkstellingscellen in het Brussels Gewest, telt ACTIRIS 4.184 ingeschreven personen in de cellen waaraan hij aan het hoofd staat. Hierbij moet in aanmerking worden genomen dat dit cijfer naarmate de gebeurtenissen wijzigt (weigering samenwerking, nieuwe betrekking, arbeidsongeschiktheid,…). De tewerkstellingsgraad werd nog niet berekend, aangezien de operationele definitie van deze indicator momenteel wordt opgesteld.
16
Chronologisch gezien werden in 2006 4 collectieve ontslagen aangekondigd, 23 in 2007 en 4 in het eerste kwartaal van 2008. 4 intenties/aankondigingen werden daarna niet bevestigd. Eind 2006 werd 1 ontslag bevestigd, 19 in 2007 en 4 tijdens het eerste kwartaal van 2008. Als we kijken naar de activiteitensectoren die door ontslag werden getroffen, heeft ACTIRIS de volgende verdeling opgemerkt: 6 verenigingen uit de non-profitsector tegenover 25 ondernemingen uit de commerciële sector. Van de 6 ondernemingen uit de non-profitsector zijn er 4 die tot de sociaalculturele sector behoren en 2 tot de sector van de gezondheidsdiensten. M.b.t. de commerciële sector zijn er 6 die activiteiten in de automobielsector verricht(t)en, 2 in de banksector en 2 in de farmaceutische sector. De andere ondernemingen komen uit uiteenlopende sectoren zoals de distributie, de voedingsindustrie enz.
Kwalitatief De invoering van deze nieuwe maatregel m.b.t. het activerend beleid van herstructureringen is complex gebleken: er was nood aan flexibiliteit, beschikbaarheid en er moesten talrijke aanpassingen worden doorgevoerd. De complexiteit vloeit voort uit verschillende kenmerken zoals:
Het feit dat overheden van verschillende niveaus in het beschreven domein moeten tussenkomen (federaal, communautair en regionaal);
Deze overheden van verschillende niveaus leggen eigen bepalingen vast en oefenen verschillende bevoegdheden uit. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft bijvoorbeeld zijn eigen werkingsmodel uitgezet. Ze vertrouwt ACTIRIS de taak toe om aan de hand van 10 evaluatiecriteria voor elk door een werkgever ingediend herstructureringsplan een advies te verlenen. In de andere gewesten wordt deze adviesbevoegdheid aan het kabinet van de gewestelijke minister van tewerkstelling gegeven.
Tussen maart 2006 en december 2007 werden heel wat uitvoeringsbesluiten van het generatiepact op de verschillende overheidsniveaus, met name op federaal vlak, uitgevaardigd. De eerste fase van de invoering van deze maatregel liep dus over een periode van 2 jaar.
De aanpassingen van de maatregel werden in het Brussels model opgenomen: het eerste model (19 december 2006) werd achtereenvolgens zesmaal aangepast. Het tweede model werd eind 2007 aangenomen, met als bijlage een formulier voor elke werkgever teneinde hem nuttige informatie mee te delen. Van de dienst Collectief Ontslag werd gevraagd beschikbaar te zijn om de vele informatieaanvragen van de werkgevers, de werknemersvertegenwoordigers en de werknemers zelf te beantwoorden. Deze aanvragen werden door diverse gesprekspartners geformuleerd, op verschillende momenten van de procedure en op verschillende plaatsen:
Gesprekken met de werkgevers of hun advocatenbureau over de rechten en plichten inzake herstructurering, de verlaging van de brugpensioenleeftijd, de tewerkstellingscel, het outplacement, de inschrijvingen,…;
De organisatie van informatiesessies voor werknemers, vraag en antwoord, adressenlijst met betrokken instellingen (met name RVA en werkloosheidsbureaus), extra informatievragen over de verminderingskaarten herstructurering, het nut van een attest van deelname aan inschakelingsactiviteiten, bezwaren of klachten,… Dit alles rekening houdende met verschillende bevoegdheden;
Tussenkomsten van de werknemersvertegenwoordigers wanneer de collectieve ontslagprocedure niet wordt nageleefd, zonder dat de dienst Collectief Ontslag zelf in de onderhandelingen van de sociale partners tussenkomt. Of nog, aanvragen in het kader van de uitoefening van hun functie als werknemersvertegenwoordiger.
Verder wordt er flexibiliteit gevergd in de zin dat de dienst zich moest kunnen aanpassen m.b.t.:
De reglementering en haar interpretaties;
17
De praktische en doeltreffende toepassing bij de klanten en het aangaan van nuttige samenwerkingsverbanden met alle mogelijke partners (federale, gemeenschaps- en gewestelijke instanties alsook andere diensten van ACTIRIS);
Het volume van werk dat aan een beperkte ploeg werd toevertrouwd bij de opstart van de dienst en de eerste werkingsfase;
In de context van de re-engineering van ACTIRIS, heeft de dienst Collectief Ontslag aan verschillende eisen moeten voldoen: vergroten van de zichtbaarheid en de overtuigende resultaten, invraagstelling van de initiële werkwijze van de dienst.
Om deze nieuwe maatregel in te voeren, is het nodig om van de experimenterende fase daadwerkelijk over te gaan naar de formalisering van het proces, de mogelijke scenario’s, de procedures en een vademecum:
Tegen de achtergrond van de hierboven beschreven omstandigheden, moest de dienst over het algemeen geval per geval handelen, rekening houdende met de samenhang van het geheel en een gelijke behandeling van de dossiers. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een lijst met evaluatiecriteria en een typemodel van een oprichtingsakte van een tewerkstellingscel;
Om aan zijn verplichtingen te voldoen, heeft de dienst geleidelijk een aantal attesten opgesteld, zoals het attest m.b.t. de effectieve deelname aan activiteiten van de tewerkstellingscel (of gelijkgesteld) na zes maanden inschrijving, een attest m.b.t. de weigering om mee te werken of deel te nemen na inschrijving;
Tijdens de eerste experimenterende fase heeft de dienst talrijke typische gevallen verzameld. Vandaag is hij in staat om de procedure te formaliseren en, volgens de mogelijke scenario’s, de procedures uit te voeren. Ook is de dienst begonnen met het opmaken van een reglementair vademecum voor intern gebruik. Het is mogelijk dat andere zaken in de toekomst worden ontwikkeld.
Om deze nieuwe maatregel uit te voeren, is het nodig om de samenwerkingswijzen tussen de diensten van ACTIRIS met de andere partnerleden van de tewerkstellingscellen en de federale, communautaire en regionale instanties te formaliseren. Zo vallen – in het meer algemene kader van de reorganisatie van ACTIRIS en in het bijzonder de decentralisatie van de diensten voor werkzoekenden – de prioriteiten van bepaalde diensten niet samen met die van de dienst Collectief Ontslag. Het is dan ook nuttig gebleken om contactpersonen in deze diensten aan te duiden teneinde samen te werken voor de animatie van informatiesessies voor de werknemers die met ontslag worden bedreigd en voor de opvolging van in het kader van herstructureringen ontslagen werknemers. Door de samenwerkingsmodaliteiten nader te bepalen, zou men tot een doeltreffendere samenwerking kunnen komen. Uit ervaring met de leden en de partners van de tewerkstellingscellen (geen van deze cellen heeft zijn activiteiten voor het eerste kwartaal van 2008 afgerond) is overigens gebleken dat het nuttig is om de activiteiten van de cellen op een meer gestructureerde wijze op te volgen. Hetzelfde geldt voor de uitdrukkelijkere standaardverslagen (ofwel door een model van opvolgingsverslag dat aan de begeleidingspartners van de ingeschreven personen moet worden bezorgd, ofwel door interne elektronische toepassingen). In overleg met de betrokken partijen zullen er keuzes worden gemaakt. De grondslag voor de samenwerking met andere federale en gewestelijke instanties werden inmiddels gelegd:
18
Op het federaal niveau met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg (Brugpensioencel) en met de RVA, zodat informatie efficiënter en sneller kan worden uitgewisseld en dit ten voordele van de werkgevers en de werknemers die het slachtoffer van een collectief ontslag in het kader van herstructureringen zijn geworden;
Op het interregionaal niveau is de vzw SYNERJOB4 een platform geworden voor een nauwe samenwerking tussen de openbare tewerkstellingsdiensten (OTD), met name op het vlak van de toepassing van het interregionaal akkoord betreffende de mobiliteit van werkzoekenden. Hierin is een artikel opgenomen dat specifiek gewijd is aan de invoering van een sociaal noodplan voor de inschakeling van werknemers betrokken in een collectief onstlag (zie infra, crisiscellen). In het verlengde van dit akkoord hebben de OTD’s een speciaal samenwerkingsprotocol gesloten aangaande ontslagen waar werknemers uit andere gewesten bij betrokken zijn. Deze nieuwe werkingsmodaliteiten zullen in dit kader binnen de diensten moeten worden ontwikkeld;
De oprichting van crisiscellen met de gewestelijke ministers van tewerkstelling regelt de samenwerking tussen de gewesten en hun instanties i.v.m. belangrijke dossiers zoals die van de bedrijven Volkswagen of Carrefour. Deze crisiscellen vereisen een aanhoudende medewerking van de verantwoordelijke van de dienst Collectief Ontslag en derhalve een permanente opvolging door ACTIRIS. ACTIRIS moet zijn activiteiten inzake begeleiding en inschakeling op de arbeidsmarkt immers becijferen. Er worden dus algemene statistieken over de activiteiten en de resultaten van cellen opgemaakt. Deze statistieken zullen in de toekomst worden uitgebreid dankzij de samenwerking met verscheidene diensten van ACTIRIS en de outplacementbureaus;
Deze statistieken worden eveneens opgesteld voor elke door ACTIRIS geleide tewerkstellingscel.
De invoering van deze nieuwe maatregel toont aan dat het belangrijk is een mentaliteitswijziging teweeg te brengen : de sociale gesprekspartners zijn nog niet voldoende gesensibiliseerd inzake de verplichting om het aantal actieve 45-jarigen en ouder op te krikken. Ook oudere werknemers blijven zeer geneigd om door middel van brugpensioen uit de arbeidsmarkt te stappen. Ze zijn zich hierbij niet bewust van het feit dat ze verplicht zijn om ter beschikking van de arbeidsmarkt te blijven. De werkgevers zijn dan weer niet voldoende geïnformeerd: ze beheersen deze complexe maatregel niet of in beperkte mate.
VOORUITZICHTEN 2008-2009 Uit wat voorafgaat, kunnen we duidelijk stellen dat alles wat ACTIRIS heeft opgestart en ondernomen voor de lancering van de maatregelen m.b.t. het actief beheer van herstructureringen zal worden geformaliseerd en gesystematiseerd.
AFSTEMMING OP DE RICHTSNOEREN VAN DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE 2008-2010 RS 21
4
De vzw Synerjob, een federatie van de openbare tewerkstellings- en opleidingsdiensten, werd in juli 2007 door ACTIRIS, ADG, Bruxelles Formation, Forem en VDAB opgericht. Door dit partnership formaliseren de openbare tewerkstellings- en opleidingsdiensten hun doelstellingen en opdrachten en versterken ze de onderlinge samenwerking.
19
BRUSSELS OUTPLACEMENT
Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 04 juli 1991. Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 51 van 10 februari 1992. Brussels Outplacement respecteert bij haar werking de geldende wetgeving en onder meer de wet van 5 september 2001 die tot doel heeft de tewerkstellingsgraad te verbeteren, met de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 51 in verband met outplacement (hierna genoemd CAO 51), met de Collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 82 van 10 juli 2002 betreffende het recht op outplacement voor ontslagen werknemers van 45 jaar en ouder (hierna genoemd CAO 82), het KB van 16 juli 2004 dat werknemers wil ondersteunen die ontslagen werden in het kader van een herstructurering en met het KB van 17 juli 2007 dat de CAO nr. 82 bis dat de professionele inschakeling van mensen dwingend maakt.
Doelstellingen Een werknemer die ontslagen werd of ontslagen dreigt te worden in staat stellen zelf en binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien.
Algemene principes Het outplacementbureau verstrekt één of meer van de volgende diensten en adviezen: psychologische begeleiding; het opmaken van een persoonlijke balans; hulp bij het uitbouwen van een campagne zoeken naar werk en de uitvoering ervan; begeleiding met het oog op de afsluiting van nieuwe arbeidsovereenkomsten; begeleiding tijdens de integratie in het nieuwe werkmilieu; logistieke en administratieve steun.
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar De dienst is zelfvoorzienend.
Reële uitgaven De dienst is zelfvoorzienend.
20
Evaluatie Kwantitatief BEGUNSTIGDE WERKNEMERS IN 2007 VOLGENS STUDIENIEVAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, BEROEPSSTATUUT EN GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal5
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Universitair onderwijs Onbepaald
46 100 70 47 22 16
13 37 54 39 30 5
59 139 124 88 52 22
28 186 82 5
15 106 53 4
45 294 135 10
237 2 62
154 0 24
393 2 89
Arbeiders Bedienden Kader Onbepaald
161 104 34 2
30 130 14 4
195 235 48 6
Totaal
301
178
484
Leeftijdsklasse 25 ‹ 45 jaar ≥ 45 - ‹ 55 jaar ≥ 55 jaar Onbepaald Nationaliteit Belg EU Onbepaald Beroepsstatuut
261 werknemers zijn inwoners van het BHG, dit is 53,9% van alle begunstigde werknemers. 110 werknemers zijn inwoners van Vlaanderen. Meer dan 90% van de werknemers zijn 45 jaar of meer(tegenover 81% in 2006). Er zijn 82,6% van nieuwe begunstigden in 2007 (tegenover 39,4% in 2006). De 3 meest « gebruikte » paritaire commissies van de dienst zijn in afdalende volgorde het PC 218 (Aanvullend nationaal paritair comité voor de bedienden), het PC 111 (metaalconstructie) en het PC 328 (regionaal en stedelijk transport).
RESULTATEN VAN DE OPDRACHTEN ONGEACHT DE DUUR VAN DE OPDRACHT Resultaten van de opdrachten op 31/12/2007 < 45 jaar
5
≥ 45 jaar
Onbepaald
Totaal
Volgen een kwalificerende opleiding of hebben die gevolgd Zijn aan het werk Hebben de opdracht voltooid Worden nog steeds gevolgd Persoonlijk project Aanvraag tot maximale vrijstelling Brugpension
0 11 0 34 0 / /
11 69 1 296 21 12 13
1 2 0 6 0 0 1
12 82 1 336 21 12 14
Totaal
45
429
10
484
Voor 5 begunstigden werd het geslacht niet vermeld.
21
Kwalitatief De werkgevers zijn nog steeds terughoudend om werknemers van 45 jaar of ouder aan te werven. Zoals te verwachten was, is de belangrijkste reactie bij de verplichting outplacement aan te bieden, de daaropvolgende niet-aanwerving van de 45-plussers. Bovendien zijn de procedures om tewerkstellingscellen op te starten bijzonder zwaar. Daarnaast zijn de zware beroepen nog steeds niet in aanmerking genomen voor de vrijstelling van de verplichting tot beroepsherinschakeling. Het zou tot slot ook interessant zijn - in het kader van die procedures – aandacht te besteden aan het lot van de gehandicapte of ongeletterde werknemers.
Vooruitzichten 2008-2009 Voortzetting van de maatregelen die in het Generatiepact zijn gepland, onder meer inzake omschakeling als gevolg van een collectief ontslag.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18, 19 en 21.
22
STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen (SBO). Samenwerkingsakkoord van 17 april 2001 tussen de Federale Staat en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomsten voor interculturele bemiddelaars in de OCMW’s in het kader van het Lenteprogramma van de Federale Regering.
Doelstellingen Deze maatregel is bedoeld om de beroepsoverstap van jonge werkzoekenden te vergemakkelijken en om te beletten dat jonge laaggeschoolden in de werkloosheid belanden.
Algemene principes Op basis van voornoemde samenwerkingsakkoorden zijn de werkgevers op wie een globaal federaal project betrekking heeft (bepaalde instellingen van openbaar nut, de OCMW’s en bepaalde vzw’s (14)) verplicht jongeren tewerk te stellen op basis van de criteria die in de overeenkomsten worden bepaald die in het kader van die maatregel en de maatschappelijke noden werden vastgelegd. De Federale Staat financiert 90 startbaanovereenkomsten. De jongeren worden in volgende maatschappelijke projecten tewerkgesteld: medewerker voor de bewustmaking omtrent leefmilieu en openbare reinheid, stadssteward in de handelskernen, medewerker voor de bewustmaking omtrent de maatschappelijke samenhang in de sociale huisvesting, parkwachter en intercultureel bemiddelaar.
Administratieve omkadering ACTIRIS heeft de opdracht voor de aangeworven jongeren aan de werkgevers het brutosalaris, de sociale werkgeversbijdragen, het vakantiegeld en de eindejaarspremie, de transportkosten, de bijdrage van de werkgever in de maaltijdcheques, de productiviteitspremie en de ondernemingspremie te betalen en dat gedurende de looptijd van de overeenkomst. Vervolgens vraagt ACTIRIS de terugbetaling van die bedragen, ofwel bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (voor de vzw’s), ofwel bij de Federale Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale economie (voor de OCMW’s).
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 1.600.000,00.
Reële uitgaven € 2.222.864,20.
23
Evaluatie Kwantitatief 99 jongeren werden in 2007 in het kader van een SBO aangeworven. Hun kenmerken staan in de onderstaande tabellen vermeld. BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, NATIONALITEIT EN GESLACHT IN 2007 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum
1ste graad
de
3
16
19
2 graad
18
15
33
Hoger onderwijs
29
17
46
50
49
99
Belg EU NEU Onbepaald
46 1 3 0
46 1 1 1
92 2 4 1
Totaal
50
49
99
Leeftijdsklasse < 26 jaar Nationaliteit
Het aantal jongeren dat in 2007 een nieuwe startbaanovereenkomst aanging, bedroeg 42. 24 overeenkomsten werden in 2006 eveneens verlengd. Het gaat om aanwervingen van jongeren, die voor het jaar 2006 hebben plaatsgevonden en die op het einde van hun overeenkomst nog geen 26 waren. Deze aanwervingen gebeurden bij 26 ondernemingen: 2 openbare besturen voor 24 arbeidsplaatsen; 14 vzw’s voor 46 arbeidsplaatsen; 10 OCMW’s voor 20 arbeidsplaatsen. In 2007 waren alle aan de OCMW’s toegekende arbeidsplaatsen in het kader van het algemene project ingevuld. Het ging in totaal om 20 betrekkingen.
Kwalitatief De oorspronkelijke doelstelling van deze maatregel wordt steeds meer op het terrein verwezenlijkt. Om de maatregel uit te voeren, beschikt de dienst SBO van ACTIRIS over een voltijdse kracht die uitsluitend bezig is met het dagelijkse beheer en de administratieve opvolging (betalingen, werkaanbiedingen, informatie, …). Deze medewerker werd opgeleid en op de hoogte gesteld van de veranderingen in de reglementering. Globaal bekeken kan men vaststellen dat de jongeren die in het kader van die maatregel werden aangeworven, dat ook blijven tot de laatste dag van het trimester waarin ze 26 jaar worden. Bovendien wensen sommige werkgevers de jongeren na het verstrijken van de startbaanovereenkomst in dienst te houden.
Vooruitzichten 2008-2009 Er wordt geen wijziging van de reglementering voorzien. De dienst zal de geldende bepalingen blijven toepassen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 23.
24
STARTBAANOVEREENKOMST « VORMENDE BEROEPSERVARING » BIJ BRUSSELSE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 tussen de Staat en de Franse Gemeenschap betreffende de startbaanovereenkomst (SBO). Nota van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2005 betreffende het pilootproject om jongeren in Instellingen van Openbaar Nut (ION) tewerk te stellen in het kader van een startbaanovereenkomst.
Doelstellingen Deze pilootmaatregel streeft ernaar om de beroepsomschakeling van 100 jonge laaggeschoolde werkzoekenden te vergemakkelijken om een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren via een vormende beroepservaring in verscheidene gewestelijke instellingen van openbaar nut.
Algemene principes Het Gewest stimuleert de aanwerving van jonge werkzoekenden in instellingen van openbaar nut via de toekenning van 100 startbaanovereenkomsten. Deze aanwerving, gespreid over een periode van 12 maanden, moet de jonge werknemer in staat stellen: een vormende beroepservaring op te doen door de functie in kwestie met een opleiding te combineren; vaardigheden te verwerven in een functie waar in het Brusselse Gewest behoefte naar is en die met een van de jaarlijkse door het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid geïdentificeerde knelpuntberoepen overeenstemt of met een functie die in de voornaamste sectoren van het Gewest worden gepromoot. Het publiek waarvoor deze maatregel bestemd is, bestaat uit jonge werkzoekenden die aan de volgende voorwaarden beantwoorden: het zijn werkzoekenden die bij ACTIRIS zijn ingeschreven en die inactief zijn op beroepsvlak; ze voldoen aan de voorwaarden voor de startbaanovereenkomst (d.w.z. ze zijn jonger dan 26 jaar); ze hebben hoogstens een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs; ze hebben een Contract voor Beroepsproject ondertekend (CBP). De ION’s die actief wensen deel te nemen aan dit project, dienen een aanvraag tot de toekenning van SBO-arbeidsplaatsen in waarbij ze de beoogde functies, de opleiding en de begeleiding die ze voorstellen, beschrijven. Op deze basis neemt de Brusselse Dienst voor Werkgevers, in nauwe samenwerking met de dienst Arbeidsbemiddeling van ACTIRIS, contact op met de ION’s teneinde de profielen voor de in te vullen functies en de vormende begeleiding grondiger – op de werkvloer – te omschrijven. Er wordt een overeenkomst tussen ACTIRIS en de OIP opgesteld met de bedoeling de voorwaarden voor de verwezenlijking en de financiering van de SBO’s vast te leggen.
25
Om de ION’s te helpen bij deze aanwervingen, voeren de diensten van ACTIRIS een preselectie van de kandidaten uit, gebaseerd op de bepaalde functieprofielen en het beroepsproject dat tussen de jonge werkzoekende en zijn consulent werd onderhandeld in het kader van zijn Contract voor Beroepsproject. De onderneming verricht de eigenlijke selectie. Na de eerste zes maanden en na afloop van de overeenkomst, houdt ACTIRIS toezicht over de uitvoering van de overeenkomst. De Inspectiedienst bezoekt hiertoe de plaats van tewerkstelling. De Inspectiedienst controleert niet alleen of de bepalingen van de overeenkomst worden nageleefd, maar evalueert ook samen met de ION het verloop van de vormende beroepservaring, zowel in termen van omkadering als financiering of zelfs de overschakeling naar een betrekking binnen of buiten de vormende onderneming.
Administratieve omkadering ACTIRIS, dienst Tegemoetkomingen.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 3.174.000,00.
Reële uitgaven € 2.012.140,96.
Evaluatie Oorspronkelijk hebben vier ION’s positief gereageerd op de wens van het Gewest om jonge laaggeschoolde werkzoekenden in dienst te nemen om hen een nuttige beroepservaring op de arbeidsmarkt te bezorgen. Het agentschap Net Brussel : 30 arbeidsplaatsen; De Haven van Brussel: 10 arbeidsplaatsen; Het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM): 20 arbeidsplaatsen; De MIVB: 40 arbeidsplaatsen. Na zes maanden heeft de Inspectiedienst van ACTIRIS een eerste evaluatie opgemaakt die zeer positief bleek. Zowel de werkgevers als de werknemers verklaarden zeer tevreden te zijn en waren enthousiast over deze nieuwe formule. Gezien het vlotte verloop van het programma en de positieve reacties, heeft de Regering reeds beslist om de maatregel met 100 extra arbeidsplaatsen uit te breiden. Momenteel zijn de administratieve regeling en de selecties volop aan de gang. Hebben betrekkingen voorgesteld: De MIVB : 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het Agentschap Net Brussel : 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het BIM: 10 bijkomende arbeidsplaatsen; BHDBDMH: 4 arbeidsplaatsen; ACTIRIS: 12 arbeidsplaatsen; GOMB: 2 arbeidsplaatsen; BGHM: 12 arbeidsplaatsen. Momenteel wordt de eerste “generatie” werkzoekenden die dit programma hebben gevolgd, een tweede keer geëvalueerd.
26
Vooruitzichten 2008-2009 De minister bevoegd voor het werkgelegenheidsbeleid en het Beheerscomité van ACTIRIS hebben gevraagd dat ACTIRIS in 2008 en evaluatie zou maken van dit programma op het vlak van de doorstroming naar een reguliere baan.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
27
CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT
Juridisch kader KB van 16 november 1988 houdende oprichting en organisatie van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen.
Doelstellingen Op termijn alle bij ACTIRIS ingeschreven werkzoekenden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen een individuele dienst verlenen die hen helpt bij het vergroten van hun inzetbaarheid en van hun autonomie bij het ondernemen van acties in het nastreven van hun beroepsdoel.
Algemene principes Het Contract voor Beroepsproject (CBP) is het resultaat van het denkwerk van de diensten van ACTIRIS die een transversaal instrument voor de begeleiding van werkzoekenden wensten te ontwikkelen. Het CBP formaliseert een dubbele verbintenis: de werkzoekende verbindt zich ertoe het (in overleg met ACTIRIS) vastgelegde beroepsproject na te streven en ACTIRIS verbindt zich ertoe hem bij dat streven te steunen. Het Contract voor Beroepsproject bestaat sinds mei 2004 en veronderstelt van de ondertekenaars een vrijwillige relatie en een daadwerkelijk engagement dat aan de behoeften van de werkzoekende is aangepast, zijn keuzes respecteert en oog heeft voor de werkelijkheid en de haalbaarheid van het project. Drie krachtlijnen werden ontwikkeld: versterking van de interne diensten van ACTIRIS, met name op het vlak van human resources (tewerkstellingsconsulenten, consulenten inzake het actief zoeken naar werk en specifieke begeleiding); uitbreiding van de e-governmentinstrumenten waarover de meer autonome werkzoekenden kunnen beschikken; versterking van de middelen van bepaalde partners, met name de partners uit het netwerk van Actief Zoeken naar Werk en de Missions locales, opdat zij de acties die in een overeenkomst werden afgesproken, zouden kunnen verwezenlijken. ACTIRIS geeft de voorkeur aan een preventieve aanpak, door te kiezen voor de ingeschreven werkzoekenden jonger dan 50 jaar of de werkzoekenden die zich in het jaar herinschrijven. Toch signaleren we dat, uiteraard, ook elke andere werkzoekende die bij ACTIRIS is ingeschreven en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont op ieder moment deze dienst kan genieten. Met het Contract voor Beroepsproject stelt ACTIRIS een systematische begeleiding voor, uiterlijk de derde maand na (her)inschrijving. Die preventieve aanpak sluit aan bij de krachtlijnen van de Europese Werkgelegenheidstrategie en bij het samenwerkingsakkoord betreffende de activering van het zoekgedrag van de werkzoekenden. Beide documenten stellen dat een aangepaste begeleiding moet worden voorgesteld aan
28
werkzoekenden jonger dan 25 jaar vooraleer zij zes maanden werkloos zijn en aan de werkzoekenden ouder dan 25 jaar die minstens twaalf maanden werkloos zijn sedert hun inschrijving. Bovendien wordt dit soort begeleiding systematisch aan de RVA-doelgroep voorgesteld, met name voor de periode juli 2005 tot juni 2006 voor de werkzoekenden jonger dan 40 jaar die een verwittigingsbrief hebben ontvangen. De dienst Arbeidsbemiddeling nodigt die personen binnen de twee maanden na ontvangst van de verwittigingsbrief uit voor een informatiesessie. Sinds 1 juli 2006 werd de RVA-doelgroep uitgebreid van werklozen naar werkzoekenden jonger dan 50 jaar. Op termijn zou de keuze van ACTIRIS voor een preventieve aanpak, die zoveel mogelijk situaties van langdurige werkloosheid wil voorkomen, onrechtstreeks de opvolging van de werklozen door de RVA kunnen beïnvloeden, in die zin dat men mag veronderstellen dat de RVA-doelgroepen zullen krimpen. Naast de collectieve informatiesessies voor de RVA-doelgroep, waarop de volledige opvolgingsprocedure van de RVA wordt toegelicht, worden de andere onlangs (her)ingeschreven werkzoekenden, waaronder de jongeren onder de 25 jaar6, onmiddellijk door een tewerkstellingsconsulent ontvangen. Die heeft als eerste taak het opstellen van een socioprofessionele balans en nadien de principes en de inhoud van het Contract voor Beroepsproject. Tijdens dat eerste gesprek onderzoekt de referent-consulent met de werkzoekende of hij een samenhangend beroepsproject heeft. Om die doelstelling te bereiken, spreken de referent en de werkzoekende een actieplan af. Die eerste fase van onderhandeling en afsluiting van de overeenkomst kan tot drie gesprekken in beslag nemen. Na die fase stelt de consulent de werkzoekende voor hem op gezette tijden te ontmoeten (gemiddeld drie opvolgings-gesprekken gespreid over een jaar) om een stand van zaken van het beroepsproject op te stellen. Door het Contract voor Beroepsproject te ondertekenen, formaliseren de referent en de werkzoekende hun wederzijdse verbintenis. Het Contract voor Beroepsproject omvat een professionele balans, een actieplan met de noodzakelijke stappen voor uitvoering van het project, een begeleiding (coaching) die de werkzoekende steunt en die waakt over het goede verloop van het voorziene actieplan en de bijsturing ervan indien dat noodzakelijk zou zijn. Aan de jongeren beneden de 25 jaar die minder dan drie maanden werkloos zijn sedert hun inschrijving bij ACTIRIS, wordt een maandelijks opvolgingsgesprek voorgesteld. Elk contract wordt afgesloten door een consulent van de dienst Arbeidsbemiddeling of van de Begeleidingsdienst. Ieder contract vermeldt een doel (doelstelling) en op zijn minst één actie. Het kadert in een tewerkstellingsproces dat wordt verstevigd tijdens opvolgings-gesprekken die door de consulenten van de dienst Arbeidsbemiddeling worden gevoerd. Het Contract voor Beroepsproject omvat minstens één van de vier volgende “doelstellingen”: 1. zelfstandig of met de hulp van een consulent van het netwerk Actief Zoeken naar Werk naar werk zoeken, door de beschikbare werkaanbiedingen te raadplegen, door te solliciteren, door zich bij mogelijke werkgevers aan te melden; 2. een opleiding volgen (vooropleiding, kwalificerende opleiding, individuele vervolmaking) door de nodige stappen te zetten om de opleiding te volgen en tot een goed einde te brengen; 3. specifieke begeleiding/ondersteuning genieten bij de dienst Sociale consultatie van ACTIRIS of bij een partner van ACTIRIS, met andere woorden een individuele steun genieten bij de uitwerking van het beroepsproject vanwege specifieke problemen (zoals gezondheidsproblemen);
6
Ter herinnering : de begeleidingsdienst die zich bezig houdt met jonge werkzoekenden jonger dan 25 jaar maakt deel uit van de algemene maatregel Contract voor Beroepsproject van ACTIRIS. Deze dienst volgt maandelijks de jongeren op die een CBP hebben afgesloten.
29
4. een module volgen om een beroepsdoel te bepalen, via een aangepaste actie. Die modules worden meestal georganiseerd door de instellingen voor socioprofessionele inschakeling die een overeenkomst hebben met ACTIRIS. Het Contract voor Beroepsproject loopt ten einde wanneer de werkzoekende bij zijn zoektocht naar werk voldoende autonomie heeft verworven of wanneer hij het voorziene actieplan heeft verwezenlijkt of wanneer hij sinds drie maanden niet meer bij ACTIRIS is ingeschreven of indien hij geen gevolg geeft aan de oproepingen van de referent-consulent. Het contract kan tevens tot een einde komen als de werkzoekende geen enkele van de overeengekomen acties uitvoert, ondanks het feit dat deze acties door de werkzoekende en zijn referent werden besproken en uitgekozen. Ondanks de soms ingrijpende wijzigingen aan het informatica-instrument dat de diensten van ACTIRIS – en steeds meer partners – gebruiken, is het voor de uitwerking van het Contract voor Beroepsproject nodig zonder onderbreking de werkmethoden van de consulenten (meer bepaald van de dienst Arbeidsbemiddeling) aan te passen, evenals de instrumenten die hen ter beschikking staan, zoals de voortgezette opleiding. De evolutie van de relatie tussen de werkzoekende en de openbare tewerkstellingsdienst heeft, in het algemeen bekeken, een belangrijke invloed op de aard van het werk van de consulent. Ten slotte zijn er bepaalde specifieke maatregelen die de werkzoekenden stimuleren om stappen te ondernemen, zoals de toekenning van een MIVB-tussenkomst7 of taal-, ICT- en opleidingscheques.
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget Gewone budget van ACTIRIS.
Evaluatie Kwantitatief Tijdens 2007 heeft de dienst Beroepsproject 42.094 werkzoekenden opgeroepen (51,8% mannen en 48,2% vrouwen) om hen het Contract voor Beroepsproject voor te stellen. 33.460 onder hen woonden een van de collectieve informatiesessies bij die stelselmatig op (twee)wekelijkse basis worden gehouden of werden voor een individueel gesprek ontvangen. Van alle werkzoekenden die zich tijdens het jaar voor deze vergaderingen/onderhouden hebben aangeboden, hebben 8.734 werkzoekenden (of 26,1% tegenover 33,5% in 2006) een Contract voor Beroepsproject ondertekend, terwijl 24.726 werkzoekenden achtten dat deze maatregel niet geschikt voor hen was. We herinneren er in dit verband aan dat het Contract voor Beroepsproject een individuele keuze is en dat alle diensten van ACTIRIS voor elke werkzoekende openstaan of hij nu een Contract voor Beroepsproject heeft afgesloten of niet. Van alle ondertekenaars van een Contract voor Beroepsproject zijn er 46,9% mannen en 53,1% vrouwen. Op het einde van 2007 werden 11.930 Contracten voor Beroepsproject8 afgerond.
7
8
30
De werkzoekende die een CBP heeft afgesloten met als doel werk te zoeken, heeft in totaal recht op 5 MIVB-kaarten van 10 ritten per jaar, zolang het CBP niet is beëindigd. CBP’s die in 2006 of voordien werden ondertekend.
WERKZOEKENDEN DIE IN 2007 EEN CBP AFSLOTEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STUDIENIVEAU, INACTIVITEITSDUUR EN NATIONALITEIT Aantal
%
Geslacht Mannen
4.092
46,9
Vrouwen
4.642
53,1
2.370 3.970 2.394
27,1 45,7 27,4
1.283 1.832 1.947 134 1.172 2.366
14,7 21,0 22,3 13,4 1,5 27,1
3.208 858 1.224 3.445
36,7 9,8 14,0 39,4
6.145 967 1.622 8.734
70,4 11,1 18,6 100,0
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 jaar - < 40 jaar ≥ 40 jaar Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingwezen Hoger onderwijs Andere studies Inactiviteitsduur < ≥ ≥ ≥
6 maanden 6 maanden - ‹ 12 maanden 12 maanden - ‹ 24 maanden 24 maanden
Nationaliteit Belg EU NEU Totaal
De acties waarin het Contract voorziet, worden door verscheidene diensten van ACTIRIS verwezenlijkt, waaronder hoofdzakelijk de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk, maar ook het netwerk Actief Zoeken naar Werk en/of de partners voor socioprofessionele inschakeling die een overeenkomst met ACTIRIS hebben gesloten. Het personeelsbestand van deze verschillende diensten en partners werd uitgebreid teneinde de extra acties te realiseren die de uitvoering van het Contract voor Beroepsproject met zich meebrengt. Eenzelfde werkzoekende kan tegelijk voor verschillende “onderwerpen” kiezen bij het ondertekenen van zijn CBP. Zo kan hij, nadat een project werd bepaald, ook een opleiding volgen en eindigen met hulp bij het zoeken naar werk. CBP-ONDERWERPEN GEKOZEN IN 2007 NAAR AANTAL EN BELANG IN VERHOUDING TOT HET AANTAL ONDERTEKENAARS Van de 8.734 werkzoekende ondertekenaars van een CBP :
Aantal
%
Werk zoeken
8.034
92,0
Opleiding
2.765
31,7
250
2,9
Specifieke begeleiding Bepaling van een beroepsproject Totaal
1.346
15,4
12.395
141,9
De consulenten van de dienst Beroepsproject zorgen voor de opvolging van de concrete uitwerking van het beroepsproject dat tussen de werkzoekende en zijn referent-consulent werd overeengekomen. We stellen sinds de invoering van het CBP een algemene stijging van de begeleiding van werkzoekenden vast, zowel binnen ACTIRIS als bij de partners. Als we van de tewerkstelling uitgaan,
31
dan zien we dat het feit dat de werkzoekende een CBP heeft ondertekend, de kansen verhoogt om uit de werkloosheid te geraken.
Kwalitatief De eerste doelstelling van de maatregel is om aan alle werkzoekenden een geïndividualiseerde dienstverlening aan te bieden om hen te helpen hun socioprofessionele inschakelingscapaciteit te verhogen en hen zelfstandiger te maken bij de stappen en acties die ze moeten ondernemen om hun beroepsdoeleinde te bereiken. Vanuit dit oogpunt nodigt ACTIRIS alle werkzoekenden die pas zijn ingeschreven of heringeschreven uit om een gesprek met een consulent te hebben met de bedoeling preventief tegen langdurige werkloosheid op te treden. Deze eerste fase bestaat er in de eerste plaats in om zo volledig mogelijke inlichtingen te verschaffen m.b.t. de institutionele context, de arbeidsmarkt, de rechten en plichten van de werkzoekende, de diensten voorgesteld door ACTIRIS en in het bijzonder de begeleiding via het Contract voor Beroepsproject. Het gesprek dient ook om samen met de persoon zijn situatie, zijn profiel en zijn beroepsdoeleinde te verduidelijken. Deze verduidelijking staat trouwens centraal in elk actieprogramma. De begeleiding wordt eveneens voorgesteld aan langdurig werkzoekenden die bij de activering en de opvolging door de RVA zijn betrokken. In dat geval is het gesprek met een consulent facultatief. In het kader van de segmentatie van de doelgroepen zoals voorzien in het beheerscontract, werden in 2007 de specifieke informatiesessies voor schoolverlaters, voor recente werklozen of voor langdurige werklozen getest, aangepast en meer en meer gebruikt in de nieuwe gedecentraliseerde agentschappen. Zo woont elke werkzoekende eerst een informatievergadering bij vooraleer een tewerkstellingsconsulent te ontmoeten. De informatie is aangepast aan elke doelgroep zodat het onderhoud meteen doelgericht over de individuele situatie van de persoon kan gaan. In het kader van de hergroepering van de diensten aan de WZ binnen eenzelfde directie en, na verloop van tijd, binnen de agentschappen, zullen de diensten Beroepsproject (doelpubliek vanaf 25 jaar) en Begeleiding (jongeren jonger dan 25 jaar) dit jaar samengevoegd, wat inhield dat de ploegen gaandeweg nauwer gingen samenwerken en materiaal en methodologie gemeenschappelijk werden. In de nieuwe agentschappen worden de binnen het kader van een CBP begeleide personen maandelijks, ongeacht hun leeftijd, opgevolgd. Tegelijk kregen de CBP-tewerkstellingsconsulenten – en gelijklopend met de opsplitsing van de voormalige Arbeidsbemiddelingsdienst in een Directie Werkgevers en een Directie Werkzoekenden een opleiding aangepast aan de nieuwe polyvalente werking voorzien in de gedecentraliseerde agentschappen. In elk nieuw agentschap, en sinds juni ook op de hoofdzetel van ACTIRIS, stelden dezelfde tewerkstellingsconsulenten de openstaande betrekkingen ook aan de spontane kandidaten voor. Om die opdracht te kunnen uitvoeren moesten de diensten gereorganiseerd worden en om het specifieke karakter van beide opdrachten - enerzijds de voorstelling van het CBP met de begeleiding en anderzijds het in contact brengen met de werkaanbiedingen – te handhaven moest de methodologie van het onderhoud herzien worden. Om tegemoet te komen aan de verschillende vragen van de cliënten die zich ofwel in een agentschap ofwel op de hoofdzetel aanbieden, werd de Job Service uitgebreid tot een Job Info. Hier is het zaak in te gaan op elke vraag in verband met werk van elke persoon, of hij nu een ingeschreven cliënt is of niet. De opvolging van de langdurig werklozen door de RVA werkt altijd in op de begeleidingsmethodologie bepaald door ACTIRIS. De werkelijke verplichting of wat aldus wordt aangevoeld, gaat in tegen de vrijwillige verbintenis die personen in hun Contract voor Beroepsproject aangaan. De inhoud van hun actieplan kan bovendien verschillen van de acties die de RVA voorschrijft waardoor personen in weinig duidelijke en oncomfortabele situaties terechtkomen. De personeelsleden kregen nog meer opleidingen teneinde de begeleiding en de coachinstelling te professionaliseren. Door de oprichting van de agentschappen moet de functie van consulent trouwens naar meer polyvalentie evolueren om de Job Info te verzekeren. De pilootervaring in Molenbeek heeft het mogelijk gemaakt om de methodologische aspecten die moeten worden herbekeken, in de verf te
32
zetten. Momenteel wordt het opleidingsprogramma van de consulenten geëvalueerd en aangepast. Eind 2007 werd een dienst Kwaliteit en Methode opgericht, belast met de definitie en de opvolging van de methodes en procedures van het werk van de consulenten. Daarnaast zullen in de loop van 2008 naar verwachting een versterkings- en ondersteuningsploeg (onder meer helpdesk) voor de technische aspecten van de werking en een ploeg supervisoren voor het vastleggen van de coachhouding in de dagdagelijkse praktijk van de consulenten, van start gaan. Voor de ervaren consulenten wordt met casestudy’s gewerkt, de nieuwe consulenten krijgen vorming. De samenwerkingsbanden met de tweedelijnsdiensten van ACTIRIS, zoals de Begeleiding Actief Zoeken naar Werk en het partnership met de Missions locales, werden in 2007 versterkt. Zo zijn de verschillende partijen die contact hebben met het publiek samengekomen en werden er uitwisselingen georganiseerd teneinde het werk en de dagelijkse realiteit van de anderen beter te leren kennen. De opstart van de decentralisatie heeft tot gevolg gehad dat er ontmoetingen nodig waren met lokale terreinwerkers en in het geval van de gemeenten waar geen partnership met de BAZW-consulenten is, een daadwerkelijk bijeenbrengen binnen eenzelfde agentschap van de BAZW-consulenten met de polyvalente consulenten. Er blijven nog een aantal belemmeringen, zoals een nieuwe analyse van de aanvraag van de persoon om de te ondernemen acties opnieuw te definiëren terwijl het actieplan met de referent werd vastgelegd of een tussenkomst die soms overbodig is, omdat bepaalde acties meermaals worden gerealiseerd. De specifieke kenmerken en de tussenkomst van alle actoren zijn niet steeds goed afgebakend. Dit heeft als voordeel dat er meer vrijheid is, maar dit kan ook een nadelige invloed op de doeltreffendheid hebben. Het dienstenaanbod sluit evenmin altijd bij de behoeften aan (acties zoeken naar werk voor een publiek dat reeds lang inactief is…). Hoewel de toegang tot opleiding problematisch blijft voor een doelgroep met een profiel dat helemaal niet overeenstemt met de vereisten op het vlak van tewerkstelling en kwalificerende opleiding, kunnen we zeggen dat deze oriëntatie wordt vergemakkelijkt door de samenwerking met het Centre CRAC (Bruxelles Formation Tremplin) van Bruxelles Formation dat een balans van de bevoegdheden aanbiedt en het opleidingsprogramma dat eruit voortvloeit, opvolgt. Voorts is ACTIRIS actief betrokken bij verschillende werkzaamheden die in het leven werden geroepen en die door het Strategisch Ontwikkelingscomité van ACTIRIS en Bruxelles Formation worden geleid: screenings en erkenning van de competenties, informatie-uitwisseling via het NWP, opvolging van stagiairs naar tewerkstelling op het einde van de opleiding… Hetzelfde soort comité bestaat tussen ACTIRIS en de VDAB. De MIVB-maatregel die op 16 december 2005 van kracht ging, vormt een handige hulp in het kader van een zoektocht naar werk, maar is niet voldoende om tot een CBP-overeenkomst aan te sporen.
Vooruitzichten 2008-2009 Dankzij de begeleidingsmethodologie die in het kader van het Contract Beroepsproject werd ontwikkeld, konden de dossiers van de werkzoekenden worden verrijkt met een projectieve dimensie waardoor elke persoon binnen de vooruitgang die hij boekt bij het zoeken naar werk kan gesitueerd worden. Om die meerwaarde naar alle werkzoekenden – al dan niet begeleid – uit te breiden, werkt ACTIRIS momenteel een geïnformatiseerd actieplan uit dat in de databank opgeslagen wordt en dat de ruggengraat moet vormen voor de stappen die elke ingeschreven werkzoekende doet maar ook voor de acties van de diensten en partners in het belang van het project van die persoon. Het gewestelijk beleid dringt aan op een versterking van de begeleiding van jongeren onder de 25 jaar, in het bijzonder via het CBP. Centraal bij de acties hieromtrent staan de versterking van de vormingsvoorstellen voor laaggeschoolde jongeren maar ook een intensievere opvolging van jongeren die autonoom naar werk zoeken en aan wie om de veertien dagen tijdens een onderhoud werkaanbiedingen worden voorgesteld.
33
De federale herziening van het begeleidingbeleid van de werkloze werkzoekenden betekent een versterking ervan, wat de praktijk van het CBP in het Brussels Gewest zeker zal beïnvloeden. De gewestelijke instelling is immers belast met de definitie van de acties die via een contract moeten ondernomen worden, wat voor allen verplicht wordt volgens een opvolgingsritme aangepast aan de leeftijd en de scholingsgraad. De evaluatie door de RVA zal gebeuren op basis van de informatie van de tewerkstellingsdienst. Die hervormingen worden momenteel onder meer op hun budgettaire gevolgen bestudeerd en ze zijn het onderwerp van werkgroepen tussen de verschillende gewesten. Het lijkt nochtans nu al vast te staan dat de contractuele begeleiding haar vrijwillige karakter zal verliezen, waardoor de benaderingswijze van ACTIRIS sinds 2004 aanzienlijk zal gewijzigd worden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18, 19 en 20.
34
DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS
Juridisch kader Dienst van ACTIRIS – dienst Jobfocus: Molenbeek en Koningsstraat ("Royal").
Doelstellingen De dienst Jobfocus biedt de zelfstandige werkzoekende tijdens zijn zoektocht naar werk een logistieke infrastructuur, zodat hij wordt ondersteund bij het in de praktijk zetten van zijn beroepsproject. Het hoofddoel van deze dienst is om de zelfstandigheid van de werkzoekenden te stimuleren en te vergroten door moderne hulpmiddelen ter beschikking te stellen en door ervoor te zorgen dat ze gemakkelijker toegang tot de nieuwe informatietechnologie krijgen. In dit kader probeert de dienst de autonome werkzoekenden te ondersteunen in hun zoektocht naar werk teneinde een optimaal resultaat te bereiken, rekening houdende met hun situatie, hun profiel en de arbeidsmarkt.
Algemene principes Omdat er werd vastgesteld dat de diensten van ACTIRIS qua infrastructuur niet echt bij de behoeften van zelfstandige werkzoekenden aansloten, werd in oktober 2005 de Jobfocus van Molenbeek geopend. Het werd als een pilootproject beschouwd en was de eerste dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een logistieke infrastructuur aanbood die gericht was op nieuwe technologieën. In december 2006 opende een tweede Jobfocus gelegen in de Koningsstraat in de gebouwen van Carrefour Formation de deuren. De 2 zoekruimtes werken nauw samen en ze zijn gelijkaardig georganiseerd. In het kader van het Beroepsproject, bieden de 2 zoekruimtes activiteiten aan werkzoekenden die autonoom naar werk wensen te zoeken door hen toegang tot de autonome zoekruimte te verlenen. De dienst bestaat uit 3 belangrijke zones: de selfservicezone, de zoekruimte, de gespreksruimtes. In de selfservicezone staan computers en interactieve zuilen die de werkzoekende in staat stellen heel wat administratieve formaliteiten m.b.t. ACTIRIS te vervullen en werkaanbiedingen te raadplegen. Met behulp van deze zuilen en/of computers kan de werkzoekende: zich via de pc (opnieuw) inschrijven; documenten of attesten opvragen; administratieve wijzigingen ingeven; zijn dossier via pc verduidelijken; werkaanbiedingen oproepen. De zoekruimte is toegankelijk voor de werkzoekende die een welomlijnd, duidelijk, realistisch en samenhangend beroepsproject heeft, die bereid is om bepaalde werkingsregels na te leven en actief naar werk te zoeken. In een eerste gesprek met een coach wordt nagegaan of de werkzoekende toegang tot de zoekruimte krijgt.
35
Indien de werkzoekende van de zoekruimte gebruik mag maken, zal hij het volgende tot zijn beschikking hebben: Computers, telefoons, fotokopieermachines…; Toegang tot werkaanbiedingen via verscheidene websites; Professionele documentatie (telefoongidsen, gespecialiseerde boeken, kranten,…); Educatieve software, interactieve leerprogramma’s om de werkzoekende in staat te stellen zijn instrumenten voor het zoeken naar werk te verbeteren; Gerichte adviezen van coaches en de consulenten professionele ontwikkeling. In de Jobfocus worden vier soorten gesprekken gevoerd: het eerste onderhoud dat toegang tot de zoekruimte geeft, de tussentijdse balans, de coachinggesprekken en de gesprekken van de cel professionele ontwikkeling. Het eerste gesprek wordt afgenomen door een coach die nagaat of de werkzoekende zelfstandig genoeg is om van de zoekruimte gebruik te mogen maken. Tijdens dit gesprek worden: De aanvraag en de socioprofessionele balans van de werkzoekende geanalyseerd (verduidelijking van zijn dossier); Nagegaan of de werkzoekende een duidelijk, coherent en realistisch beroepsproject heeft; De formaliteiten van de werkzoekende op een rijtje gezet; De zelfstandigheidsgraad van de werkzoekende op basis van voorafbepaalde toegangscriteria nagegaan; De dienstverlening en de werking van de Jobfocus voorgesteld; Het huishoudelijk reglement ondertekend, indien de werkzoekende toegang tot de zoekruimte krijgt; Indien de werkzoekende niet voldoende zelfstandig wordt geacht, zal de coach hem doorverwijzen (naar externe partners en/of diensten van ACTIRIS). Na het eerste gesprek en indien de coach de werkzoekende toegang tot de zoekruimte verleent, beschikt de werkzoekende over 10 sessies die hij zelf mag spreiden zoals hij wil. Na deze 10 sessies heeft hij een afspraak met een coach en een consulent professionele ontwikkeling voor een tussentijdse balans. De doelstelling bestaat erin dat de werkzoekende bepaalt welke punten hij nog kan verbeteren of wat hij nog kan ondernemen om m.b.t. zijn beroepsdoeleinde een positief resultaat te boeken. Tijdens deze tussentijdse balans, zullen de coach en de consulent samen met de werkzoekende het volgende onderzoeken en controleren: Alle stappen die de werkzoekende heeft ondernomen in het kader van zijn zoektocht naar werk; Of de instrumenten voor het actief zoeken naar werk adequaat zijn en het gebruik dat de werkzoekende ervan maakt; De relevantie van het actieplan dat hij heeft uitgestippeld; Of de dienstverlening die wordt aangeboden, overeenstemt met de behoeften van de werkzoekende. Na afloop zal de werkzoekende de acties hebben vastgelegd waar hij nog aan kan werken om zijn zelfstandigheid te vergroten en zijn zoektocht naar werk nog doeltreffender te maken. Indien de zoekruimte de meest geschikte dienst is voor de behoeften van de werkzoekende, zal de tussentijdse balans worden afgerond door de toegang van de werkzoekende tot de zoekruimte met 20 sessies te verlengen. Na deze sessies volgt er een nieuwe tussentijdse balans als de werkzoekende nog geen job in de wacht heeft gesleept.
36
Op vraag van de werkzoekende of op advies van een coach en/of consulent professionele ontwikkeling, kan de werkzoekende die toegang tot de zoekruimte heeft, individuele coachinggesprekken of onderhouden m.b.t. professionele ontwikkeling genieten. De coachinggesprekken dienen om: De stappen na het eerste gesprek in de dienst na te gaan; De samenhang van de aanpassingen van het actieplan van de werkzoekenden te controleren; Het proces / het actieplan voort te zetten of aan te passen; Eventueel de nieuwe acties te bepalen met mogelijkheid om te worden doorverwezen of zich tot de ontwikkelingscel te richten; De verbintenissen van de werkzoekende en de coach in herinnering te brengen; Bij te dragen tot de mobilisering en dynamisering van de werkzoekende; Samen te vatten wat nog moet gebeuren om het beroepsproject te concretiseren of om het zoeken naar werk te vergemakkelijken; De doelstellingen vast te leggen die voor het volgende gesprek moeten zijn bereikt; Informatie over de partners, opleidingen, tewerkstellingsplannen te geven. De gesprekken van de cel professionele ontwikkeling zijn gebaseerd op de AZW-methodologie (Actief Zoeken naar Werk). Deze zijn enkel bedoeld voor de werkzoekenden die van de zoekruimte gebruik maken. Deze fase maakt het mogelijk om de kandidaat methodologisch uit te rusten zodat hij op een autonome manier efficiënt naar een job kan zoeken. De consulent professionele ontwikkeling zorgt tijdens het individuele onderhoud voor de nodige ondersteuning bij de realisatie van de instrumenten voor het actief zoeken naar werk, met name:
De module « Analyse van de aanvraag AZW » Deze bestaat erin de werkzoekende te ontvangen om hem de verschillende acties voor te stellen die binnen de dienst kunnen worden verwezenlijkt. Tijdens dit korte onderhoud let de consulent professionele ontwikkeling erop de moeilijkheden van de werkzoekenden te identificeren, de vraag te verduidelijken en te structureren, de verwachtingen van de kandidaat te herformuleren en hem, indien nodig, naar andere partners door te verwijzen.
De module « Balans en beroepsoriëntering » (alleen in het kader van de verfijning van een project) De module stelt de consulent in staat om na te gaan of de kandidaat een beroepsproject heeft en wat zijn beroepsdoeleinde(n) is (zijn). Deze module maakt het mogelijk een balans van de situatie van de werkzoekende op te maken, zijn professionele interesses te bepalen en zijn motivatie aan tewerkstelling uit te lichten. Dankzij deze module kunnen ook de al dan niet te mobiliseren resources van de werkzoekenden worden geïdentificeerd teneinde hun inzetbaarheid in andere sectoren te analyseren. De module helpt de deelnemer om zijn professioneel spoor uit te stippelen en de formaliteiten uit te voeren die nodig zijn om zijn beroepsproject te verwezenlijken.
De balans van de bekwaamheden Deze balans helpt de kandidaat om zijn kennis, knowhow en sociaal handelen in een beroepscontext te belichten. Zo wordt het mogelijk om de motivatie en de professionele interesses van de kandidaat af te leiden. Deze balans helpt de kandidaat beslissende informatie bijeen te brengen om het tewerkstellingstraject en/of het traject voor een kwalificerende opleiding te identificeren.
De module « Bepaling van de werkgeversdoelgroep» In deze module kunnen de activiteitensectoren worden bepaald waar de werkzoekende kan en wil solliciteren. Daarnaast worden mogelijke werkgevers geïdentificeerd, mogelijke zoekwijzen afgeleid en het actieveld van de kandidaat door middel van de spontane aanbieding uitgebreid. De kandidaat
37
wordt in deze module aangespoord om zijn competenties te benutten en om te zetten in een hele reeks sectoren in plaats van in één enkele sector.
De module « Curriculum vitae » Dankzij deze module kunnen werkzoekenden een kwaliteitsvol zoekinstrument aanmaken of verbeteren dat het profiel van de deelnemers weerspiegelt. Bovendien worden de belangrijke persoonlijke en professionele bekwaamheden in de verf gezet.
De module « Motivatiebrief » Deze module biedt de mogelijkheid om de basisstructuur van een goede motivatiebrief aan te leren en zorgt ervoor dat de kandidaat zijn kandidatuur kan personaliseren en individualiseren door zijn specifieke inbreng m.b.t. de in te vullen vacature te benadrukken.
De module « Analyse van de werkaanbiedingen » Deze module helpt om de relevante informatie in een werkaanbieding te ontcijferen, begrijpen, analyseren en evalueren. Het is het moment waarop de consulent professionele ontwikkeling aantoont dat het belangrijk is de werkgever per telefoon te contacteren om extra informatie te verkrijgen die niet in de werkaanbieding staat.
De module « Telefoon » Via deze module wordt het gebruik van de telefoon in het kader van actief zoeken naar werk uit de doeken gedaan en wordt aangetoond hoe de telefoon efficiënt kan zijn. De kandidaat wordt daarenboven overtuigd om de telefoon systematisch in zijn zoektocht te gebruiken (spontane kandidaatstelling, inlichtingen,…), op een doeltreffende manier aan te wenden en zich degelijk voor te stellen zodat de interesse van de potentiële werkgevers wordt gewekt.
De module « Voorbereiding voor een sollicitatiegesprek » In deze module wordt voor de werkzoekende verduidelijkt wat de doelstellingen van een sollicitatiegesprek zijn en hoe hij zich voor het “face-to-face”-gesprek kan voorbereiden. De consulent ontvouwt de doelstellingen van een sollicitatiegesprek en de verschillende gesprekken waarmee de sollicitant te maken kan krijgen. Hij moet de vragen kiezen waarvoor hij tijdens dit gesprek het meest beducht is. Aan elke vraag wordt gewerkt en de consulent benut deze fase om bijkomende inlichtingen over testen, lonen, arbeidsomstandigheden te geven. Deze voorbereiding stelt de kandidaat in staat om kennis te maken met de vragen die hij tijdens het gesprek zal kunnen stellen en de wijze waarop hij met bezwaren moet omgaan. De aanpak legt de nadruk op de voorbereiding die onmisbaar is voor het goede verloop van het onderhoud.
De module « Informatie over de testen » Het doel van deze module is om de werkzoekende vertrouwd te maken met de testen en dit aan de hand van enkele voorbeelden en door bepaalde theoretische principes. Binnen de Autonome Ruimte Actief Zoeken naar Werk De kandidaat wordt in een duidelijk en vast kader met de arbeidsmarkt geconfronteerd. Hiertoe worden hem gratis logistieke middelen ter beschikking gesteld : de pers, documentatie die hem toelaat een selectie te maken en te organiseren, telefoon en fax, pc’s met internetverbinding,… In die fase wordt het mogelijk de verworven technieken voor het zoeken naar werk in de praktijk om te zetten. Het is het stadium van de concretisering. De rol van de consulent en van de coach, ieder naargelang zijn functie, is de werkzoekende te begeleiden en aan te moedigen in zijn zoektocht en hem tegelijk gerust te stellen over zijn doelstelling(en) zodat hij op eigen kracht zijn doel bereikt. Partnership en synergieën Sinds 2006 ontwikkelen de Jobfocusruimtes een partnership met organisaties voor socioprofessionele inschakeling en zonale vzw’s (zowel Nederlandstalige als Franstalige) al dan niet partners van ACTIRIS 38
(Missions locales, l’Oranger asbl, project JEEP,…), vzw’s (vooral de inschakelingscel), Jobfocusruimtes (AZW) en vormingsorganisaties die al dan niet partners van ACTIRIS zijn (CEVORA, Ceraction, DF2M, Casi-Uo, Euclides, Cefor,…). Er werden bezoeken georganiseerd voor die organisaties om onze diensten te promoten. Het doel is enerzijds de meerwaarde van de dienst inzake het zoeken naar werk voor te stellen, niet enkel in logistieke maar ook in methodologische termen en anderzijds de werkzoekenden (WZ) op de hoogte te brengen van de lopende procedures. Vooral op het einde van een opleiding is dit voor de WZ relevant aangezien hier een logisch link naar werk wordt gelegd. Sinds juni 2007 hebben de Jobfocusruimtes nieuwe samenwerkingsverbanden ontwikkeld met Bruxelles Formation, onder meer door bezoeken en informatievergaderingen voor hun stagiairs te organiseren (Bruxelles Formation Tremplin voor de stagiairs die een opleiding « Suite Office » volgen, voor de stagiairs van verschillende opleidingen,…).
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Gewoon budget van ACTIRIS.
Evaluatie Kwantitatief In 2006 kon de dienst enkel een globale beoordeling van de resultaten van Jobfocus Molenbeek geven. In 2007 werden de statistieken van onze diensten (Jobfocus Molenbeek en Jobfocus Koningsstraat) met betrekking tot het publiek geïnformatiseerd, waardoor we in staat zijn exactere resultaten voor te leggen.
Jobfocus Molenbeek :
In 2007 werden de informatiezuilen en de self van de Jobfocus 1.525 keer geraadpleegd, een verhoging met 17% in vergelijking met 2006. Er werden 1.361 werkzoekenden ontvangen die 12.800 keer in de autonome ruimte langskwamen, dat is 57% meer dan in 2006. In 2007 was 71,8% van de werkzoekenden die de Jobfocus van Molenbeek bezochten er voor het eerst en 28,2% was al eerder in de autonome ruimte. Bovendien ondertekende 35,2% van onze bezoekers een CBP. Van de 1.361 werkzoekenden die naar de Jobfocus kwamen zijn er nog steeds iets meer mannen (51,7%). De leeftijd schommelt tussen de 25 en de 44 jaar. Wat de nationaliteiten betreft, 70,7% heeft de Belgische nationaliteit, 29,3% is buitenlander. Van die buitenlanders behoort 19,8% niet tot de Europese Unie, 9,5% heeft een nationaliteit van één van de landen van de Europese Unie. 28,7% heeft een diploma van het hoger middelbaar onderwijs, 25,3% beschikt niet over een erkend diploma, 24,0% heeft een diploma hoger onderwijs, 20,9% heeft hoogstens een diploma van het lager middelbaar. Ten slotte is 36,7% langer dan 24 maanden werkloos en 27,2% is minder dan 6 maanden werkloos.
Jobfocus Koningsstraat
In 2007 werden de informatiezuilen en de self van Jobfocus Koningsstraat 517 keer geraadpleegd. 741 werkzoekenden werden er onthaald en kwamen in totaal 7.010 keer langs in de autonome ruimte. 92,8% van de werkzoekenden kwam voor het eerst naar de Jobfocus Koningsstraat en 1,8% was al in 2006 in de autonome ruimte. Daar komt bij dat 33,6% van de bezoekers een CBP ondertekende.
39
Van de 741 werkzoekenden die de Jobfocus Koningsstraat bezochten zijn er iets meer vrouwen (51,3%). Van 69,2% van hen schommelde de leeftijd tussen de 25 en de 44 jaar. Er waren 69,5% Belgen bij en 30,5% buitenlanders (1,4% had een nationaliteit van een land dat niet tot de Europese Unie behoort en 12,1% was afkomstig van een land dat deel uitmaakt van de Europese Unie). 28,9% heeft een diploma hoger onderwijs, 25,9% een diploma hoger middelbaar onderwijs, 25,4% heeft geen erkend diploma, 19% heeft hoogstens een diploma lager middelbaar onderwijs en 0,8% heeft een opleiding met leerovereenkomst achter de rug. Tot slot is 36,3% meer dan 24 maanden werkloos en 34% minder dan 6 maanden werkloos.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT Jobfocus Molenbeek Mannen
Vrouwen
Jobfocus Koningstraat
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 1ste graad
43
38
81
23
17
40
2de graad
104
100
204
60
41
101
3de graad
190
202
392
85
107
192
Hoger onderwijs
214
149
179
328
94
120
Leerlingwezen
7
4
11
3
3
6
Andere studies
211
134
345
96
92
188
Leeftijdsklasse 95
128
223
51
69
120
510
466
976
254
263
517
99
63
162
56
48
104
476
487
963
237
278
515
56
74
130
39
50
89
172
96
268
85
52
137
< 6 maanden
187
183
370
114
138
252
6 maanden - < 12 maanden
115
93
208
36
42
78
≥ 12 maanden - < 24 maanden
141
112
253
69
72
141
≥ 24 maanden
248
252
500
142
127
269
< 25 jaar ≥ 25 jaar - < 45 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur
Onbeperkt Totaal
13
17
30
0
1
1
704
657
1.361
361
380
741
VERDELING VAN HET AANTAL ACTIES DIE IN 2007 WERDEN GEREALISEERD Gerealiseerde acties
Jobfocus Koningsstraat
Coachingacties
991
762
Acties van de cel beroepsontwikkeling
620
452
Tussentijdse balansen
287
110
3.848
1.743
120
68
5.866
3.135
Gerichtee hulp in de autonome ruimte
Aantal WZ die een informatiesessie volgden Totaal
40
Jobfocus Molenbeek
Zoals uit onderstaande tabel blijkt, is het onmogelijk om exact vast te stellen hoe groot de verhouding is tussen de mannen en de vrouwen voor wie hier het resultaat is opgenomen. In percentages uitgedrukt gaat het hier om de 1.361 werkzoekenden die de Jobfocus Molenbeek bezochten en de 741 werkzoekenden die de Jobfocus Koningsstraat bezochten. Resultaten 2007
Jobfocus Molenbeek
Arbeidscontract bekomen
Jobfocus Koningsstraat
45,1
40,6
8,9
20,3
WZ op 31/12/07 nog steeds op zoek naar werk
22,1
19,4
Heroriëntering of andere
23,9
19,7
Een vorming aangevat
Kwalitatief Hoewel de dienst Jobfocus alle werkzoekenden het doelpubliek.
werkzoekenden
blijft
ontvangen,
blijven
de
zelfstandige
Vooruitzichten 2008-2009 Voortzetting van het denkwerk over de technieken en het partnership.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
41
DIENST BEGELEIDING ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK EN DE PARTNERS VAN HET NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK
Juridisch kader Het Actief Zoeken naar Werk -netwerk (AZW) bestaat uit de dienst Begeleiding AZW van ACTIRIS (BAZW) en de AZW-partners.
Dienst van ACTIRIS Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk.
De partners van het Netwerk AZW Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze wetteksten bepalen dat de (voor)programma’s genomen op basis van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling, bij wijze van overgangsmaatregel tot hun wijziging van toepassing blijven. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, §3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk De Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk (Begeleiding AZW) begeleidt de werkzoekenden naar een optimaal resultaat van hun zoektocht naar werk, door rekening te houden met hun situatie, hun profiel en met de arbeidsmarkt.
De partners van het Netwerk AZW De AZW-partners streven dezelfde doelstellingen als de dienst AZW na. Dankzij het netwerk wordt de doorstroming van de kandidaten niet alleen mogelijk, maar ook gestimuleerd. Momenteel zijn de AZW-partners met 18. 12 kunnen als generiek en 6 als specifiek worden beschouwd (onder meer voor werkzoekenden met gerechtelijke problemen, gezondheidsproblemen enz.).
Algemene principes Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
42
De Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Deze dienst biedt ieder een gepersonaliseerde ondersteuning, aangepast aan zijn behoeften, inbegrepen het kansarme publiek op de arbeidsmarkt (lange inactiviteitsduur, weinig of geen kwalificaties enz.). Deze gepersonaliseerde ondersteuning wil de autonomie en de responsabilisering van de WZ bevorderen aan de hand van een aangepaste dienstverlening, face-to-face of in groep, in het kader van een persoonlijk te bepalen beroepsdoeleinde. Deze hulp kan eenmalig zijn of kan deel uitmaken van een evolutief begeleidingsproces dat in het contract voor beroepsproject wordt gegoten. De dienst Begeleiding AZW heeft in 2007 dezelfde acties als in 2006 ontwikkeld.
De partners van het Netwerk AZW De AZW-partners baseren zich op dezelfde principes als de dienst Begeleiding AZW. Alle doelgroepen die de AZW-partners ontvangen, beantwoorden echter aan de doelgroepen van het ESF.
Beschrijving van de verschillende formules Actief Zoeken naar Werk Ter herinnering: het hele Netwerk hanteert dezelfde methodologie en biedt dezelfde diensten aan. Er kunnen vier formules worden onderscheiden: Formule A Dit is een groepsformule (8 tot 12 personen) van 5 weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Deze formule wordt voorafgegaan door een individueel gesprek. Zij omvat 3 stadia: de persoonlijke en professionele balans, de sollicitatietechnieken en het actief zoeken naar werk. Formule B Dit is een groepsformule (8 tot 12 personen) van 3 weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Zij bestaat uit 2 fasen die ook in formule A terug te vinden zijn, namelijk de persoonlijke en professionele balans en de sollicitatietechnieken. Deze module wordt voorafgegaan door een individueel gesprek en aangevuld, indien de kandidaat dit wenst, met de module "zoekruimte" (één van de modules van formule C). Formule C Deze formule wordt voorafgegaan door een individueel gesprek en stelt 17 mogelijke individuele modules voor: De module “Analyse van de vraag AZW” Tijdens een gesprek met de WZ stelt de AZW-consulent de verschillende acties voor die binnen het Netwerk worden uitgevoerd. De consulent identificeert de moeilijkheden van de WZ, verduidelijkt en structureert zijn vraag en verwachtingen, herformuleert de vraag en stuurt de WZ zo nodig door naar andere spelers op het terrein. De module “Analyse van de vraag Projectbepaling” Aan het einde van deze actie zal de WZ zijn verwachtingen ten aanzien van zijn moeilijkheden om een project te bepalen, hebben kunnen structureren en zal hij door een kennismaking met het dienstenaanbod kunnen inschatten welke diensten voor hem het meest interessant zijn. De module “Telefoon” Deze module beoogt het gebruik van de telefoon bij het actief zoeken naar werk te demystifiëren door de doeltreffendheid ervan aan te tonen. De deelnemer wordt aangemoedigd om de telefoon in zijn zoektocht naar werk systematisch en efficiënt te gebruiken (bijvoorbeeld
43
voor een spontane sollicitatie of voor inlichtingen). De werkzoekende leert om zich duidelijk voor te stellen op een manier die de interesse van de werkgever wekt. De module “Sollicitatiebrief” In deze module leert de werkzoekende de basisstructuur van een goede sollicitatiebrief kennen. Hij leert hoe hij zijn kandidatuur een persoonlijke tint moet geven door de troeven te onderstrepen die specifiek betrekking hebben op de vacature in kwestie. De module “Voorbereiding op het sollicitatiegesprek” Tijdens deze module leert de werkzoekende de doelstellingen van een sollicitatiegesprek kennen en krijgt hij de kans om zich op het gesprek voor te bereiden. De consulent legt uit wat het doel van een sollicitatiegesprek is en bespreekt de verschillende soorten gesprekken waarmee de werkzoekende te maken kan krijgen. De kandidaat ontvangt een lijst met vragen die zeer vaak tijdens een selectiegesprek worden gesteld. Hij kiest er de vragen uit die hij het meest vreest. Op elk van deze vragen wordt een antwoord gezocht. Daarnaast geeft de consulent extra informatie over de testen, de bezoldiging en de arbeidsomstandigheden. Op die manier leert de kandidaat welke vragen hij tijdens het gesprek kan stellen en hoe hij bedenkingen kan weerleggen. De nodige voorbereiding moet een goed verloop van het gesprek garanderen. De module “Simulatie van een sollicitatiegesprek” In deze module wordt uitgelegd hoe een selectiegesprek precies verloopt en wat de werkgever van zo’n gesprek verwacht. De kandidaat leert hoe hij zich ten opzichte van de werkgever moet gedragen en hoe hij zijn beroepsdoel en –verleden duidelijk kan formuleren. Er wordt een fictief sollicitatiegesprek op basis van een reële vacature gefilmd. Nadien volgen een zelfevaluatie van de werkzoekende en een kritische beoordeling van de consulent en de fictieve werkgever. Dankzij deze simulatie wordt de kandidaat zich bewust van zijn vaardigheden om zijn kennis, knowhow, houding en motivatie over te brengen, om zijn kandidatuur en beroepservaring te staven, om zijn sterke punten te benadrukken en zijn zwakke punten te argumenteren. Hij wordt zich ook bewust van zijn non-verbale houding. De module “Informatiesessie (AZW-groepen)” Na deze actie zal de WZ op de hoogte zijn van de doelstellingen en de inhoud van een groepsformule voor het zoeken naar werk (Formule A, B of D). De module “Gesprek voorafgaand aan een groepsformule van 3 of 5 weken” Na het onderhoud verneemt de WZ op basis van objectieve en persoonlijke gegevens of het voor hem nuttig is om aan een module A of B deel te nemen. De consulent gaat na of de kandidaat instructies begrijpt, welke kwalificaties en bekwaamheden hij heeft, of hij snel op de behoeften van de arbeidsmarkt kan inspelen, of hij één of meerdere beroepsdoelen heeft die, indien nodig, tijdens de balansopmaak verduidelijkt zullen worden, en wat zijn verwachtingen zijn. De consulent zal onderzoeken of de werkzoekende in teamverband kan werken en of hij kritiek en advies van de andere deelnemers en van de consulent kan aanvaarden. Als blijkt dat de kandidaat niet geschikt is om aan de groepsformule deel te nemen, zal hem een andere oplossing worden voorgesteld die hem beter ligt. De module “Gesprek voorafgaand aan de groep Projectbepaling” Aan het einde van het onderhoud zal de WZ aan de hand van een overzicht van objectieve en persoonlijke gegevens worden ingelicht over het nut van zijn deelname aan een module D. De module “Inleidend gesprek Zoekruimte AZW” Na deze actie zal de consulent bepalen of de werkzoekende op zelfstandige basis van de zoekruimte gebruik kan maken.
44
De module “Zoekruimte AZW” In deze ruimte heeft de WZ toegang tot de nodige infrastructuur en krijgt hij de gepaste ondersteuning om doeltreffend en autonoom werk te zoeken. De module “Informatie over de testen” Het doel van deze module is om de werkzoekende aan de hand van een aantal voorbeelden vertrouwd te maken met de testen en om een aantal theoretische principes te bespreken. Formule D Dit is een groepsformule (6 tot 8 personen) van 10 dagen verdeeld over 4 weken. Zij omvat 5 fasen: de persoonlijke balans, de balans van de bekwaamheden, de projectbepaling, de
sensibilisering voor de middelen die aangewend kunnen worden bij de zoektocht naar werk en de bepaling van het professioneel of opleidingsproject. Deze formule is bestemd voor een kwetsbaarder publiek en vergt een strengere begeleiding. Formule D is vaak een tussenstadium dat een aanzet kan vormen voor één van de andere formules. Naast deze formules die het Netwerk aanbiedt, organiseert de dienst Begeleiding AZW van ACTIRIS aanvullende activiteiten zoals groepen actief zoeken naar werk voor personen ingeschreven in het inschakelingstraject, voor de duur van een week, informatiesessies en specifieke activiteiten van het Nederlandstalige team.
Beschrijving van de activiteiten van het Nederlandstalige team Naast Formule B en de individuele acties van Formule C organiseert het Nederlandstalige team acties in het kader van specifieke overeenkomsten tussen ACTIRIS en een aantal Nederlandstalige partners, waaronder INTRO, BON, NT2 enz. Opvolging Opleiding Collectieve en/of individuele opvolging in het kader van een opleidingsproject in partnership (inschakelingspartners, dienst Begeleiding AZW van ACTIRIS, opleidingspartners, enz.). De opvolging bestaat in een regelmatige evaluatie van de vorderingen van de stagiairs (verwerving van bekwaamheden, ondervonden moeilijkheden enz.) om daar waar nodig gepaste oplossingen te vinden. Examen voor toegang tot de opleiding Via testen en een onderhoud wordt het beroepsproject van werkzoekenden die zich voor een opleiding bij een partner hebben ingeschreven, beoordeeld. Na deze actie bezorgen de BAZW-consulenten de partners een advies over de geschiktheid van het opleidingsproject voor de werkzoekenden die bij hen zijn ingeschreven. Inburgering Acties ten behoeve van de stagiairs die een opleiding volgen bij de VDAB. Tijdens hun opleiding wordt twee keer een socioprofessionele balans opgemaakt. Na hun opleiding worden de stagiairs begeleid bij hun zoektocht naar werk. Nederlands Tweede Taal (NT2) De werkzoekenden starten een opleiding Nederlands gekoppeld aan een beroepsopleiding. Tijdens de opleidingsperiode zullen zij twee balansgesprekken hebben om de vordering van het programma te evalueren. Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Tijdens deze actie selecteert de consulent de werkaanbiedingen die met het profiel van de werkzoekende overeenstemmen. De consulent analyseert het profiel van de werkzoekende 45
rekening houdende met zijn beroepsbekwaamheden en ervaring. Hij helpt en ondersteunt de werkzoekende in geval van moeilijkheden.
Administratieve omkadering ACTIRIS, en voor de partners: de dienst Partnership van ACTIRIS; de coördinatie van het Netwerk; de projectinspecteurs.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.411.300,00 (enkel partnership).
Reële uitgaven € 1.698.655,28 (enkel partnership).
Evaluatie Kwantitatief In 2007, hebben 9.470 werkzoekenden aan een actie begeleiding/actief zoeken naar werk deelgenomen, waarvan 3.142 bij de AZW-partners (tegen 9.470 et 3.142 in 2006). De vrouwen waren iets sterker vertegenwoordigd (52,3%). In termen van leeftijd was bijna één werkzoekende op zeven jonger dan 25 jaar en was 72,4% tussen de 25 en de 45 jaar. 38% van de deelnemers had een vreemde nationaliteit en 28% daarvan was afkomstig van buiten de Europese Unie. Iets meer dan één of vier had maximum een diploma van het lager secundair onderwijs en 37,8% had een diploma van het type "andere" dat niet door de twee gemeenschappen erkend is en in de meeste gevallen in het buitenland werd behaald. Tot slot hadden 13,2% een inactiviteitsduur van meer dan een jaar, en bijna 49% van meer dan twee jaar.
46
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT Mannen
BAZW
Vrouwen
AZW part.
BAZW
Totaal
AZW part.
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingwezen Andere studies
839 476 340 37 1.400
459 260 189 20 499
947 666 458 22 1.143
454 392 317 17 535
2.699 1.794 1.304 96 3.577
453 2.227 412
144 1.063 220
595 2.263 378
185 1.303 227
1.377 6.856 1.237
1.736 272 1.068 14
863 128 433 3
2.094 350 789 2
1.175 182 358 -
5.868 932 2.648 19
2
-
1
-
3
943 363 444 1.342 -
305 153 182 787 -
891 341 420 1.584 -
391 189 207 927 1
2.530 1.046 1.253 4.640 1
3.092
1.427
3.236
1.715
9.470
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 jaar - < 45 jaar > 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Specifiek statuut: Kandidaat-vluchtelingen Onbepaald Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6 maanden - ‹ 12 maanden ≥12 maanden - ‹ 24 maanden ≥ 24 maanden Onbepaald Totaal
WERKZOEKENDEN DIE IN 2007 OF IN 2006 EEN CBP HEBBEN ONDERTEKEND 2007
BAZW
Voor 2007*
AZW part.
BAZW
Totaal
AZW part.
Studieniveau 2de graad maximum 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere
602 379 299 20 537
210 148 96 6 199
385 260 146 12 310
234 186 101 7 206
1.431 973 642 45 1.252
320 1.250 267
75 490 94
195 834 84
66 597 71
656 3.171 516
1.260 214 357 5 1
464 74 120 1 -
790 88 234 1 -
525 68 140 1 -
3.039 444 851 8 1
461 223 241 912
139 65 72 383
219 146 167 581
101 79 132 422
920 513 612 2.298
1.837
659
1.113
734
4.343
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 jaar - < 45 jaar > 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Specifiek statuut: Kandidaat-vluchtelingen Onbepaald Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6 maanden - ‹ 12 maanden ≥12 maanden - ‹ 24 maanden ≥ 24 maanden Totaal *
CBP’s die in 2006 werden getekend, maar waarvan de acties in 2007 binnen de dienst Begeleiding AZW of bij een AZWpartner werden uitgevoerd.
47
DEELNEMERS PER FORMULE IN 2007 Begeleiding AZW
Partners AZW
Totaal
Formule A (totaal aantal deelnemers) Formule B (totaal aantal deelnemers) Formule C (totaal aantal deelnemers) Formule D (totaal aantal deelnemers) Groepsformule inschakelingstraject (totaal aantal deelnemers) Specifieke acties uitgevoerd door een NL team
51 44 5.627 21 32 846
313 229 3.137 126 -
364 273 8.764 147 32 846
Totaal
6.621
3.805
10.426
Wanneer de kandidaten per formule worden ingedeeld, dan zijn ze met meer dan het werkelijk ontvangen aantal kandidaten. Een werkzoekende die immers deelneemt aan een groepsformule (formule A, B of D), kan eveneens acties van formule C vervullen (voorafgaand gesprek voor groepsformule, zoekruimte,…). Hierdoor wordt deze WZ zowel voor de groepsformule als de formule C meegerekend. ACTIES PER FORMULE IN 2007 Begeleiding AZW
Partners AZW
Totaal
Formule C (totaal aantal acties) Formule specifieke acties door NL team
15.420 1.137
7.910 -
23.330 1.137
Totaal
16.557
7.910
24.467
Om de resultaten te berekenen werden alleen de eerste zes maanden van 2007 in aanmerking genomen en dit alleen voor de kandidaten die aan een groepsformule (formules A, B, D) hebben deelgenomen. De resultaten van elke actie (voor de groepsformules) worden geëvalueerd na zes maanden, dit is de termijn die als noodzakelijk wordt beschouwd om een job te vinden. RESULTATEN VAN DE ACTIES VOOR DE EERSTE 6 MAANDEN VAN 2007 (FORMULES A, B EN D) Dienst BAZW Formule A
Formule B
Partners AZW Formule D
Formule A
Formule B
Formule D
Kand.
%
Kand.
%
Kand.
%
Kand.
%
Kand.
%
Kand.
%
Tewerkstelling Opleiding Project zelfstandige Werkzoekende Geen nieuws Heroriëntering/andere
18
60,0
6
18,2
6
42,8
97
56,4
49
37,1
18
21,4
3
10,0
5
15,1
1
7,2
13
7,6
9
6,8
10
11,9
-
-
-
-
-
-
1
0,6
-
-
1
1,2
8
26,7
20
60,6
7
50,0
43
25,0
61
46,2
35
41,7
-
-
2
6,1
-
-
18
10,5
13
9,8
19
22,6
1
3,3
-
-
-
-
-
-
-
-
1
1,2
Totaal
30
100,0
33
100,0
14
100,0
172
100,0
132
100,0
84
100,0
Kwalitatief Het werk dat de AZW-consulenten verrichten, behoort tot de tweedelijnsdienstverlening en wordt door middel van groeps- of individuele activiteiten verwezenlijkt. Hoewel de groepsformules spontaan geen werkzoekenden aantrekken, willen de AZW-consulenten benadrukken dat de groepsacties wel degelijk relevant zijn. Ze achten dat de groepsformules dankzij hun continuïteit en stimulering, vollediger dan de individuele acties zijn. Er wordt steeds naar gestreefd om de kandidaten te motiveren, te dynamiseren en zelfstandiger te maken. Dit kan echter niet op dezelfde manier individueel gebeuren als in groep. De AZW-consulenten stellen niettemin vast dat het moeilijk is om de werkzoekenden aan te sporen om aan de groepsactiviteiten deel te nemen. Dit wordt in het volledige AZW-netwerk vastgesteld en heeft voornamelijk te maken met de vrees van het publiek voor dit soort acties. 48
Problemen van psychosociale aard waarmee werkzoekenden te kampen hebben, zorgen er immers voor dat ze zich niet voltijds op werk zoeken kunnen toeleggen. Een deel van hun tijd dient namelijk om andere problemen dan tewerkstelling te regelen (huisvesting, schulden,…). Bovendien is het moeilijker om aan laaggeschoolde kandidaten duidelijk te maken wat de positieve bijdrage van een groepsgebeuren is. Ze gaan dus liever individuele acties aan.
Vooruitzichten 2008-2009 Voortzetting van de denkoefening betreffende de ontwikkelde technieken in het kader van de aansluiting van het Contract voor Beroepsproject op de uitvoering van het Beheerscontract van ACTIRIS.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
49
SOCIOPROFESSIONEEL OCMW'S
INSCHAKELINGSPROGRAMMA
MET
DE
Juridisch kader Het SPI/OCMW-programma werd uitgewerkt in 1992, aangepast in 1993, 1996 en 2000 en is het resultaat van een grondig overleg tussen de OCMW's, ACTIRIS, de Gewestelijke Interministeriële Afvaardiging voor Stedelijke Solidariteit (GIAStS)9 en de Gewestelijke Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG). Het SPI/OCMW-programma kadert in het Besluit van 27 juni 1991 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve, gewijzigd door het Besluit van 16 januari 1997 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, dat de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling machtigt om partnershipovereenkomsten te sluiten ter vergroting van de kansen van bepaalde werkzoekenden om (opnieuw) werk te vinden in het kader van de gecoördineerde beschikkingen inzake socioprofessionele inschakeling. Dit besluit werd door de Ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt van 26 juni 2003 opgeheven. De ordonnantie voorziet in een bepaling waarin de toepassing van het programma SPI/OCMW blijft gehandhaafd tot er een nieuw programma wordt aangenomen. In het kader van de hervorming van de partnerships en de start van het Operationeel Programma ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid, werd het nieuwe SPI/OCMWprogramma in 2007 uitgewerkt samen met VSGB (de Vereniging van de stad en de gemeenten van het BHG – afdeling OCMW) en de vertegenwoordigers van de inschakelingswerkers van het OCMW van het BHG. De doelstelling bestaat erin om het dienstjaar 2008 van start te laten gaan met nieuwe overeenkomsten en een nieuw SPI/OCMW-programma. De verschillende partners zetten in het kader van de partnershipovereenkomsten met ACTIRIS het programma in de praktijk. Dit houdt in dat de OCMW’s deel uitmaken van een partnership dat gecoördineerd wordt op gewestelijk niveau en op het niveau van de zes zones voor socioprofessionele inschakeling, om aldus een vermeerdering van gelijkaardige functies en diensten te vermijden en om de hulpmiddelen inzake inschakeling die in de zone reeds bestaan, ten volle te benutten. In het kader van het programma krijgen de OCMW’s middelen om hun inschakelingsacties te voeren. Daarnaast verbinden ze zich ertoe om alle wettelijke bepalingen aan te wenden om het doelpubliek op de arbeidsmarkt in te schakelen. Een Begeleidingscomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de OCMW's, ACTIRIS en het Kabinet van de Minister van Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, staat in voor een permanente opvolging van het programma en voor de globale evaluatie. Het comité buigt zich over problemen die een goed verloop van het programma belemmeren en tracht oplossingen aan te reiken, inzonderheid door het formuleren van amendementen aan het programma of van verbeteringen inzake de afstemming op andere bestaande bepalingen. Het Begeleidingscomité is in 2007 twee keer samengekomen. De volgende thema's kwamen aan bod: de hervorming van de partnershipprogramma's en de link tussen het Contract voor Beroepsproject en het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI).
9
Sindsdien ontbonden.
50
Doelstellingen De bedoeling van het Programma is de uitwerking van geïndividualiseerde socioprofessionele inschakelingstrajecten voor personen die in hoofdzaak door de OCMW's geholpen worden (leefloners, steuntrekkers met een gelijkaardige uitkering of met een aanvullende uitkering tot het leefloon), met prioriteit voor personen van 18 tot 45 jaar. Omdat het een socioprofessioneel inschakelingsprogramma betreft, moeten de deelnemers het traject op vrijwillige basis aanvatten, eventueel na een voorafgaandelijk en continu proces van remotivering en remobilisering. Het socioprofessionele inschakelingsprogramma heeft tot doel om de situatie van de betrokkene op drie niveaus te verbeteren. op psychosociaal niveau: een beter psychologisch welzijn waardoor een stabiele socioprofessionele inschakeling mogelijk wordt; op het niveau van de opleiding: inschakeling via kwalificatie, wat een grotere sociale mobiliteit mogelijk maakt; op het niveau van het werk: een optimale inschakeling volgens een gradatie die gaat van het meest onzekere contract tot een overeenkomst van onbepaalde duur en van het dichtst bij het OCMW tot een volledige integratie in de onderneming of tot een "normale" job.
Algemene principes Volgens het programma is het inschakelingstraject een gestructureerd en planmatig proces dat bestaat uit verschillende etappes die regelmatig geëvalueerd worden. Het traject wordt bepaald op basis van een geïndividualiseerd project waarbij drie elementen geïntegreerd aanwezig zijn: onthaal en sociale begeleiding, opleiding (basisopleiding, vooropleiding, sociale vorming en beroepsopleiding) en verloonde tewerkstelling in overeenstemming met de sociale zekerheidsreglementering. Deze drie aspecten - sociale begeleiding, opleiding (in de ruime zin van het woord), tewerkstelling moeten niet per se in deze volgorde aan bod komen; de onderdelen opleiding en tewerkstelling kunnen deels gelijktijdig verlopen; rekening houdende met de moeilijke levensomstandigheden van het OCMW-publiek, is een psychosociale begeleiding (verschillend in intensiteit van geval tot geval) gedurende het hele inschakelingsproces noodzakelijk. We kunnen volgende typische stappen in een inschakelingstraject onderscheiden: Eerste fase: definiëring van het socioprofessioneel inschakelingsproject en voorbereiding tot de inschakeling, eventueel via remotiveringswerk, beroepsbepaling in groepsverband,…; Tweede fase: vooropleiding (basisopleiding, opnieuw op niveau brengen, …); Derde fase: kwalificerende opleiding; Vierde fase: tewerkstelling (naast individuele begeleiding ook organisatie van werk in groepsverband zoals de Jobbeurs, aangepaste modules in groepsverband inzake zoeken naar werk,…). Het programma geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Instellingen betrokken bij de uitvoering De socioprofessionele inschakelingscellen van de 19 OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
51
Middelen voor de uitvoering De middelen in termen van inschakelingswerkers Voor de uitvoering van het programma werden aan de 19 OCMW's inschakelingswerkers met een geco-overeenkomst toegekend. Elk OCMW dat aan het programma deelneemt kreeg minimum één en maximum drie voltijdse geco-werknemers toegewezen (totaal aantal geco-arbeidsplaatsen = 73 halftijds). Deze geco's worden gesubsidieerd volgens de bepalingen vastgelegd in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998. De geco's kunnen hetzij rechtstreeks voor de inschakelingsactie worden ingezet, hetzij andere opdrachten toegewezen krijgen ter compensatie van de tijd die door OCMW- personeel aan inschakelingswerk wordt besteed. Sowieso moet het personeel dat in het kader van dit programma wordt aangesteld per schijf van € 12.395 van de tegemoetkoming minimum 20 personen actief begeleiden en moet het, vanuit pedagogisch standpunt, voor elke inschakelingswerker (voltijds equivalent) die voor de uitvoering van dit programma ter beschikking is gesteld - of hij een geco-statuut heeft, met eigen middelen is aangeworven of andere - gemiddeld 70 personen opvolgen. Middelen voor de opleiding van inschakelingswerkers Het personeel van de OCMW's dat in het kader van het programma voor de socioprofessionele inschakeling is aangesteld (geco's of andere) verbindt zich ertoe elke speciaal daartoe georganiseerde opleiding te volgen waarvan de kosten door het Gewest gedragen worden. De bedoeling van de permanente opleiding is: • de bijwerking en kennis van de plaatselijke en regionale kaart van de socioprofessionele inschakeling, het leren mobiliseren van actoren die aan het OCMW verbonden zijn en van buitenaf; • overleg en uitwerking van inschakelingstrajecten aangepast aan bepaalde doelgroepen (analyse van de profielen, planning van een inschakelingstraject, beheersing van de instrumenten zoals het sociaal dossier,…); • het verwerven en beheersen van specifieke herdynamiseringstechnieken. De middelen tot dekking van de uitvoeringskosten Deze middelen dekken de kosten voor de uitvoering van technische handelingen (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en de algemene kosten. De algemene kosten kunnen ook de personeelskosten omvatten. De uitvoeringskosten worden gedekt door een subsidie voor de kosten voor technische handelingen in het kader van de specifieke begeleiding (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en van de opleiding en/of vooropleiding, ongeacht of deze diensten door externe partners gepresteerd worden, dan wel door het OCMW zelf georganiseerd worden.
Specifieke uitvoeringsmodaliteiten van het programma (de verschillende fasen, synergieën en samenwerking met andere partners,…). De onderstaande beschrijving illustreert per fase de verschillende modaliteiten en de specifieke initiatieven voor de uitwerking en de begeleiding van het inschakelingstraject van het doelpubliek door de SPI-cellen van de OCMW’s.
52
In de eerste fase nemen de definitie van een socioprofessioneel inschakelingproject en de voorbereiding op de inschakeling een centrale plaats in. Algemeen beschouwd hebben de cellen de eerste fase zoals de voorgaande jaren aangepakt. In eerste instantie wordt het profiel van de persoon geanalyseerd (socioprofessionele balans) en wordt samen met hem een inschakelingsproject uitgewerkt. Sommige OCMW stellen op aanvraag een meer “gepersonaliseerde” balans op (bijvoorbeeld: evaluatie pedagogische bekwaamheden). Deze fase wordt door de inschakelingswerker uitgevoerd. In voorkomend geval kan hij een deel hiervan uitbesteden aan een partner die een gespecialiseerde begeleiding biedt of een collectieve herdynamiseringsmodule organiseert: zo doen een aantal inschakelingswerkers bijvoorbeeld een beroep op partners uit hun zone voor de organisatie van collectieve hermobilisatie- en beroepskeuzemodules die aangepast zijn aan het publiek van het OCMW. Bepaalde OCMW’s gebruiken de methodologie “Socioprofessionele balans” ontwikkeld door het VSGB, afdeling OCMW. ACTIRIS heeft deze methodologie goedgekeurd in het kader van wat maatregel 50010 wordt genoemd. Wat tijdens de eerste fase ook wordt ondernomen, het begeleidingswerk van de inschakelingswerker mag in deze fase slechts gedurende maximum 6 maanden als actieve opvolging worden beschouwd. In de tweede en derde fases (vooropleiding en kwalificerende opleiding) zijn er tegenover de vorige dienstjaren weinig ingrijpende veranderingen te melden. In deze fases gaat de aandacht en energie naar het zoeken van een aangepaste (voor)opleiding bij de socioprofessionele inschakelingspartners in de zone en bij andere opleidingsinstellingen (VDAB, IBFFP, onderwijs voor sociale promotie,…). Tijdens deze fases neemt de inschakelingspartner de begeleiding van de begunstigden in opleiding nog steeds voor zijn rekening. Het blijft belangrijk dat de inschakelingswerkers en de verschillende partners overleggen. Dit overleg streeft er enerzijds naar om de leefloongerechtigden tijdens de fase van de (voor)opleiding intensiever te begeleiden. Deze begeleiding is uiterst belangrijk, omdat het gevaar reëel is dat het zwaar gestigmatiseerde doelpubliek afhaakt (zie ook verder “De moeilijkheden bij de uitvoering van het programma”). De OCMW's sluiten ook een steeds groter aantal samenwerkingsovereenkomsten met de opleidingspartners voor de organisatie van vooropleidingen die in de eerste plaats aangepast zijn aan het OCMW-publiek (bijvoorbeeld organisatie van taalmodules, (voor)opleiding in de bouwsector, informaticacursussen,…). Een aantal OCMW's organiseren ook zelf vooropleidingen en stages: vaak situeren zij zich in de interne diensten van de OCMW's, zoals homes voor bejaarden, ziekenhuizen,… Het programma voorziet erin dat "welke stappen ook gezet worden gedurende deze twee fasen, de
begeleiding op maat van de cliënt door de inschakelingsbemiddelaar zal plaatsgrijpen in overleg met de opleidingspartner en kan, indien nodig, de gehele opleidingsfase lopen.” In de vierde fase - tewerkstellingsfase – blijft de samenwerking tussen de inschakelingswerkers en de zonale partners belangrijk: de meeste inschakelingswerkers doen een beroep op bestaande zonale structuren zoals de Jobwerkbank en/of een Mission locale, waarmee zij eventueel een samenwerkingsovereenkomst sluiten.
10
De acties die in het kader van maatregel 500 worden gevoerd, worden niet door het ESF-programma Doelstelling 3 van het Gewest gecofinancierd. Maatregel 500 is een federale maatregel m.b.t. “geïndividualiseerde begeleidingsplannen”. Deze maatregel (ook “dossier € 500” genaamd) wil ondersteunings- en begeleidingsmodules opzetten voor OCMW-begunstigden die een traject voor het zoeken naar werk ondernemen.
53
Bijna alle OCMW's stellen een "werktafel" ter beschikking van het doelpubliek, er worden werkaanbiedingen voorgesteld, men kan er dagbladen raadplegen, er is toegang tot internet, er staan telefoons ter beschikking, men krijgt er hulp bij de opstelling van zijn cv, inlichtingen over opleidingen,… Bepaalde OCMW’s gebruiken de methodologie “werktafel” ontwikkeld door het VSGB, afdeling OCMW. ACTIRIS heeft deze methodologie goedgekeurd in het kader van maatregel 500. De inschakelingscellen doen in deze fase, zoals voorgaande dienstjaren, eveneens vaak een beroep op de agentschappen van ACTIRIS (werkaanbiedingen raadplegen, naar de diensten van ACTIRIS doorverwijzen, informatie over tewerkstellingsprogramma’s vergaren,…). Jaarlijks wordt er meer en meer energie gestoken om mensen in het kader van art. 60 tewerk te stellen. Het groeiende aantal mensen dat met een overeenkomst artikel 60 wordt aangeworven, bevestigt trouwens deze tendens. De mensen die in het kader van art. 60 worden aangeworven, worden steeds intensiever opgevolgd. Soms bezoekt de inschakelingswerker de tewerkstellingsplaats, zodat de partners effectief in het inschakelings- en integratieproces van de werknemer worden betrokken. Soms worden er op regelmatige tijdstippen evaluaties gehouden. Bepaalde OCMW’s hebben zelfs een voogdijstelsel voor personen die in het kader van art. 60 worden aangeworven. In het kader van maatregel 500, hebben bepaalde OCMW’s samenwerkingsbanden met andere partners uitgebouwd, met name voor de opvolging van personen die werden aangeworven aan de hand van een overeenkomst artikel 60. Na een jaar wordt de opvolging van iemand in fase 4 niet meer beschouwd als een actieve opvolging. Na een jaar moet worden overwogen om terug over te gaan naar fase 1 om eventueel een nieuw project te definiëren, de begunstigden opnieuw te motiveren, een balans van het afgelegde traject op te maken,… Mogelijkerwijs kan een andere bevoegde dienst de opvolging overmenen in geval van niet-tewerkstelling.
De moeilijkheden bij de uitvoering van het programma De moeilijkheden die de uitvoering van het programma in de weg staan, blijven dezelfde als de voorgaande jaren. Het doelpubliek blijft toenemen en kent een zeer complexe problematiek die nog steeds actueel is: We zetten de voornaamste kenmerken nog eens op een rijtje: het gaat om een publiek dat door een hele reeks problemen gestigmatiseerd wordt (financiële problemen, huisvestingsproblemen, langdurige inactiviteit, lage kwalificatie, gerechtelijk verleden, echtscheidingsproblemen,…). Dit heeft eveneens tot gevolg dat het risico om in de loop van het inschakelingstraject af te haken zeer hoog is. Vandaar ook het belang van een intensieve en kwalitatieve begeleiding door de inschakelingswerker; alleenstaande laaggeschoolde vrouwen met kinderen. Om een opleiding te volgen of werk te zoeken, is een grote beschikbaarheid nodig. Ondanks het netwerk van partnercrèches dat door ACTIRIS werd opgericht en de kinderopvangprojecten van de OCMW’s en de gemeenten, blijft er in de crèches een tekort aan beschikbare plaatsen, terwijl de vraag naar kinderopvang blijft stijgen. Daarenboven worden de opgevolgde vrouwen wegens hun lage studieniveau naar activiteitensectoren zoals de schoonmaaksector of de horeca georiënteerd, die vaak een grote flexibiliteit qua werkuren eisen die moeilijk verenigbaar is met de klassieke opvangmogelijkheden; een groot aantal jongeren in de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar, met hun eigen specifieke problemen: zij hebben vaak de school verlaten, zijn laaggekwalificeerd en staan voor het dilemma van snel een job te vinden of een opleiding te volgen om aan de eisen van de werkgevers te kunnen voldoen; de zwakke kennis van het Frans en van talen in het algemeen waardoor hetzij in het geval van het Nederlands niet kan gesolliciteerd worden voor een baan, hetzij de kennis van het Frans onvoldoende is om ACTIRIS-maatregelen zoals de Taalcheques te kunnen genieten. 54
niet-gelijkstelling van een groot aantal buitenlandse diploma's: vaak hebben vreemdelingen in hun land van herkomst een diploma behaald dat in België geen enkele waarde heeft. Er moet vaak gewerkt worden aan het feit dat zij in België niet in hun vakgebied kunnen worden tewerkgesteld en in vele gevallen een laaggekwalificeerde baan moeten aanvaarden die helemaal niet met hun scholingsniveau overeenstemt. Slechts in zeldzame gevallen kunnen ze een gelijkstelling verwerven zonder minstens één of meerdere jaren les te volgen teneinde hun diploma hier ook geldig te maken. geen blanco getuigschrift van goed zedelijk gedrag, evenals het ten laste nemen van personen met een elektronische armband (als gevolg van een gerechtelijke vervolging); een zeker gebrek aan inzicht bij de bezoekers die niet beseffen dat er een grote kloof gaapt tussen hun verlangens en de realiteit van de arbeidsmarkt. Een deel van de klanten weigert lange tijd zich te heroriënteren en werkaanbiedingen te bekijken voor banen die niet overeenstemmen met hun opleiding of hun beroepservaring. In de evaluatieverslagen komen andere moeilijkheden op verschillende vlakken (sociaaleconomische context, eigen organisatie, structuur, contact met de partners…) aan het licht, namelijk: de werkloosheidsgraad in het BHG: het is voor de inschakelingswerkers moeilijk om gemotiveerd te blijven terwijl zij met een publiek moeten werken dat moeilijk gemobiliseerd kan worden en dat zij in vele gevallen geen perspectief op lange termijn kunnen bieden; het tekort aan opvangplaatsen in de Brusselse crèches; de verzadiging en de organisatie van de opleidingsnetwerken: er bestaat een onevenwicht in de verdeling per zone van het opleidingsaanbod. De organisatie van de opleidingen (beperkt aantal plaatsen, tests, enz.) laat de doelgroep weinig kansen om deel te nemen. Ook werd weinig evolutie vastgesteld in het soort opleidingen dat werd aangeboden, met als gevolg dat er een onevenwicht ontstaat tussen de aangeboden opleidingen en de behoeften van de markt. Tot slot is de termijn tussen de cycli vooropleidingen-opleidingen vaak te lang, wat voor een deel van de doelgroep demotiverend werkt; bovendien, door het toenemende aanbod aan tewerkstellingsmaatregelen (op federaal, gewestelijk en gemeentelijk niveau) moeten de inschakelingswerkers meer tijd en energie in administratief werk steken, wat ten nadele van de begeleiding van de klanten komt. Bovendien heerst er door de toename van de tewerkstellingsmaatregelen verwarring bij het doelpubliek, de werkgevers en sommige inschakelingswerkers. De verschillende tewerkstellingsmaatregelen zouden moeten worden geharmoniseerd teneinde een positieve synergie tussen de maatregelen onderling op te wekken; de inschakelingswerkers worden ook door verscheidene instellingen (ACTIRIS, Programmatorische federale overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Gezondheidsobservatorium voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, …) "gemonitord"; de steeds grotere plaats die het zoeken naar werk inneemt en de moeilijkheden die te maken hebben met de nodige infrastructuur; de voortdurend groeiende veelzijdigheid die van de inschakelingswerker wordt geëist: opstelling van een socioprofessionele balans, opsporen van psychosociale problemen, doorsturing naar gepaste opleidingen, kennis van de wetgeving i.v.m. arbeid en tewerkstellingsmaatregelen,...; de moeilijkheden die de inschakelingswerker ondervindt om het inschakelingstraject op te volgen en zelfs om als referent te fungeren doordat zoveel instanties tussenkomen; de toenemende kwalificatie-eisen van de werkgevers die soms niet in verhouding staan tot de vacante arbeidsplaatsen (bijvoorbeeld tweetaligheidvereiste voor een bordenwasser, vraag naar een voorraadbeheerder voor de functie van magazijnier,...); sterke stijging van het opgevolgde publiek door de toepassing van de wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de systematische doorsturing naar de inschakelingscel in sommige OCMW’s;
55
het verschil tussen het leefloon en sommige lonen: doordat dit verschil te klein is, ontvangen de begunstigden soms meer dan wanneer zij zouden werken. Een tewerkstelling veronderstelt immers dikwijls bijkomende kosten (crèche, kinderopvang, vervoer,...) en een verlies van voordelen of een daling van bepaalde inkomsten (kinderbijslag, inkomen van de echtgenoot, voordeeltarieven...); stopzetting van het netwerk van inschakelingswerkers van het OCMW die het de inschakelingswerkers mogelijk maakt om elkaar maandelijks te ontmoeten, praktijkervaringen uit te wisselen, vernieuwende werkingsmodaliteiten te bevatten, allerlei nuttige informatie te verkrijgen,… De behoefte aan professionele contacten (toegang tot ACTIRIS, duo-samenwerking met ACTIRIS-medewerkers, thematische namiddagen, enz.) wordt steeds groter.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Partnershipovereenkomsten met de 19 OCMW’s: € 1.166.967,00. Geco-arbeidsplaatsen: 73 arbeidsplaatsen worden aan alle OCMW’s samen toegekend, met een maximale premie van € 29.790,00 per arbeidsplaats.
Reële uitgaven € 1.075.188,21 (niet definitief en zonder geco’s).
Kwantitatieve evaluatie 8.163 personen hebben in 2007 aan het programma van de OCMW’s deelgenomen11. Zij hebben 13.186 acties verricht. De term "actie" verwijst naar de tussenkomsten van de inschakelingswerkers, al dan niet in samenwerking met externe diensten, zoals specifieke begeleiding, aanvang van een opleiding, hervatten van de studies, begeleiding, (socioprofessionele) balans, hulp bij het zoeken naar werk,…
11
8.163 is het aantal personen dat in het kader van het mee door het ESF gefinancierd programma werd opgevolgd. In totaal hebben de herinschakelingscellen van de OCMW’s 10.099 personen opgevangen en 26.757 acties ondernomen (op basis van de informatie uit de IBIS-gegevensbank van ACTIRIS).
56
VOORNAAMSTE KENMERKEN VAN DE BEGUNSTIGDE DIE AAN HET PROGRAMMA VAN DE OCMW’S HEBBEN DEELGENOMEN IN 2007 Mannen
Vrouwen
Totaal
Profiel van de begunstigden Waaronder de nieuwe begunstigden in 2007 Waaronder het aantal NWWZ
1.889 3.400
1.940 3.809
3.829 7.209
992 2.222 586 1
1.396 2.490 476
2.388 4.712 1.062 1
1.330 187 2.257 25 2
1.718 286 2.328 27 3
3.048 473 4.585 52 5
334 451 478 220 33 2.285
340 543 660 223 24 2.573
674 994 1.138 443 57 4.857
1.134 300 536 1.786 45
1.270 271 520 1.270 53
2.404 571 1056 2.404 98
3.801
4.362
8.163
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 jaar - < 45 jaar ≥ 45 jaar Onbepaald Nationaliteit Belg EU NEU Staatloos Onbepaald Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingkracht Andere studies Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6 maanden - < 12 maanden ≥ 12 maanden - < 24 maanden ≥ 24 maanden Onbepaald Totaal
Zoals in 2006, de gegevens m.b.t. het aantal tewerkstellingen zijn spijtig genoeg niet betrouwbaar voor het dienstjaar 2007. Ter herinnering, tot in 2005 voerde de OCMW-medewerker de actie tewerkstelling in. Begin 2006 worden de acties tewerkstelling12 rechtstreeks door de werkgevers ingegeven bij de RSZ en vervolgens automatisch ingevoerd in de dossiers van de WZ. Het is momenteel dus onmogelijk om de acties tewerkstelling aan een partner of aan ACTIRIS toe te wijzen. Om dat probleem te verhelpen (en zolang de actie tewerkstelling zoals gecodeerd in het IBISprogramma van ACTIRIS niet grondig geanalyseerd en behandeld wordt), kan de consulent sinds 2007 de automatisch ingevoerde actie tewerkstelling aanvullen maar de informatie die met die actie tewerkstelling samengaat blijft afhankelijk van de actie van de consulent.
12
Verplichte aangifte van het in- en uitstromende personeel door de werkgevers (onmiddellijke aangifte, DIMONA).
57
De onderstaande gegevens zijn m.a.w. onvolledig.
Resultaten 1. Doorstomen naar werk13 waaronder waaronder waaronder waaronder waaronder waaronder
contract van onbepaalde duur contract van bepaalde duur contract art. 60 contract art. 61 interim zelfstandige
2. Werkzoekenden waaronder WZ in opleiding waaronder WZ in wachttijd voor een opleiding waaronder oriëntatie naar een andere maatregel 3. Andere resultaten Buiten normaal Administratieve redenen Sociale redenen Regulariseren van de werkloosheid PWA Federaal Werk 4. Voortzetting van een begonnen actie
Aantal 111 1 3 107 0 0 0 Niet beschikbaar 3.901 Niet beschikbaar 1.917 180 690 212 153 24 658 Niet beschikbaar
Vooruitzichten 2008-2009 De samenwerking tussen de dienst NWP en de dienst Partnership werd voortgezet teneinde de gegevensinvoer te verduidelijken en ervoor te zorgen dat 210 inschakelingswerkers die er via de IBISdatabank dagelijks mee bezig zijn, de gegevens op dezelfde manier invoeren. De verduidelijking van de statistische verslagen van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en de andere betrokken diensten van ACTIRIS zal doorgaan, met name om een samenhang tussen de statistische verslagen van alle partners te verzekeren en om aan de nieuwe criteria te beantwoorden, onder meer van het ESF-programma Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Gewest. In 2007 werd het geheel van partnershipprogramma’s herzien. In 2008 zal het reeds begonnen werk op twee manieren geconcretiseerd worden. Enerzijds zal een besluit worden uitgevaardigd waarin de modaliteiten op basis waarvan ACTIRIS acties voor socioprofessionele herinschakeling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest mag financieren, worden vastgelegd. Anderzijds zal een eerste projectoproep/belangenoproep worden gelanceerd met als doel vanaf juli 2008 met het nieuwe inschakelingsinstrument te beginnen werken waarvan een deel wordt ondersteund door het Operationele Programma van het ESF (Europees Sociaal Fonds) Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Gewest. In 2008 zal er verder worden gewerkt aan een methode om bepaalde acties van de inschakelingscellen van de OCMW’s in het kader van GPMI gelijk te stellen met acties die door het CBP worden voorgesteld en mogelijk bij de financiering te laten meetellen. Tenslotte wordt eraan gedacht een nieuwe interface te ontwikkelen waardoor de partners tegelijk de werkzoekenden en hun contractuele relaties met ACTIRIS zullen kunnen opvolgen.
13
58
Sommige personen die onder artikel 60 vallen, worden nog gevolgd in het kader van het SPI-OCMW’s programma.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
59
PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BS van 29.07.2003). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BS van 23.06.2004). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BS van 21.03.2007). Deze wetteksten bepalen dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de (voor)programma’s op grond van het Besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI) van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Het juridisch kader voor alternerend werken en leren bestaat uit: Decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 houdende het middelbaar onderwijs met betrekking tot alternerend leren / werken; Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Doelstellingen De doelstelling van de vzw’s is om laaggeschoolde of kansarme werkzoekenden begeleiding bieden in het kader van socioprofessionele inschakelingsacties, in de vorm van onthaal, bepaling van het beroepsproject, vooropleiding, kwalificerende opleiding en tewerkstelling. De Centra voor Deeltijds Beroepsonderwijs willen deeltijds leren aanbieden waarbij opleidingsactiviteiten aan werken in een onderneming wordt gekoppeld. De instellingen moeten in het onthaal, de omkadering en de begeleiding van de leerlingen voorzien.
Algemene principes De acties die door de uitvoerende socioprofessionele inschakelingspartners worden georganiseerd, worden per zone overlegd en gecoördineerd. Zij worden opgezet in het kader van gewestelijke socioprofessionele inschakelings-programma’s die, naargelang het beoogde publiek en het type van de georganiseerde acties, de verhoudingen tussen de verschillende partners, de algemene doelstellingen van de acties en de minimale vereisten waaraan ze moeten voldoen, bepalen. Het onderwijs dat in een CDBO / CDO (Centrum voor Deeltijds Beroeps Onderwijs / Centrum voor deeltijds onderwijs) of een CEFA (Centre d’Education et de Formation en Alternance) wordt verstrekt, leidt tot getuigschriften of attesten die door de Vlaamse en Waalse Gemeenschap zijn erkend.
60
Administratieve omkadering ACTIRIS. de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Partners SPI-programma’s: (Voor)opleiding en begeleiding van specifieke doelgroepen Alternerend werken/leren : CDBO CDBO en CDO vzw’s erkend als CDV
Totaal budget
Uitgaven op 31.03.2008
€ 1.817.414,00 (gewone subsidies)
€ 1.704.547,29
€ 796.530,00 (non-profitakkoord)
€ 782.637,66
€ 2.613.944,00
€ 2.487.184,95
€ 290.457,00 (gewone subsidies)
€ 212.330,90
€ 27.596,00 (gewone subsidies)
€ 24.059,45
€ 51.418,00 (gewone subsidies)
€ 40.787,91
€ 23.138,00 (non-profitakkoord)
€ 18.139,32
392.609,00
€ 295.317,58
€ 3.006.553,00
€ 2.782.502,53
Algemeen totaal
Zonder in detail te treden, wijzen we erop dat de financiering van de SPI-programma’s gebaseerd is op een vast aantal uren (onthaal, begeleiding, hulp bij het zoeken naar werk). De CEFA's/CDBO's worden volgens een forfaitair stelsel gesubsidieerd.
Evaluatie Kwantitatief In het totaal zijn er 80 inschakelingspartners waarmee ACTIRIS een overeenkomst heeft afgesloten: Voor deeltijds leren: 5 CEFA’s (Centre d'Education et de Formation en Alternance); 2 CDBO’s (Centrum voor Deeltijds Beroepsonderwijs); 2 vzw’s (Nederlandstalige vzw’s)14. Voor de socioprofessionele inschakelingsprogramma’s: 63 Franstalige ISPI’s; 11 Nederlandstalige ISPI’s (waarvan er 2 bij het alternerend leren en werken worden ingedeeld). De inschakelingsvzw’s kaderen in een of meer van de inschakelingsprogramma’s die sinds 1992 bestaan.
14
De resultaten die de twee Nederlandstalige vzw’s (Vorming Centrum Foyer en Groep Intro) worden tot op heden nog bij het voorprogramma 3.1. “Vooropleiding jongeren” gerekend.
61
VERDELING VAN DE DOELGROEPEN VAN DE ISPI’S EN DE CDBO’S/CEFA’S IN 2007 (AANTAL)
Programma’s
1.1.Bouwsector
Deeln.
348
ISPI
Deeln.
ISPI alt.
Deeln.
5
1.2.(afwisselend) 1.3. Textielsector
35
1
CEFA Deeln.
243
4
55
3
324
5
Kwalificerende
1.4. Tertiaire sector
666
17
opleiding
1.5. NICT-sector
347
5
1.X. Andere privésectoren
154
6
225
4
2.3. Gesubsidieerde diensten
574
9
44
3
TOTAAL OPLEIDINGEN 3.1. Vooropleiding jongeren(*) 3.2. Vooropleiding laaggeschoolden Vooropleiding
3.3 Vooropleiding laaggeschoolde vrouwen 3.X. Vooropleiding via tewerkstelling
TOTAAL PRESTATIES
2.124
891
0
111
2
2.021
32
259
6
587
11
2.978
223
3
223
288
CDO/ CDBO
0 4
288
159
2
159
476
Onbekend Begeleiding specifieke
4.X.
1.484
19
groepen TOTAAL PROGRAMMA’S CEFAprogramma
7.062
Alternerend leren en werken
1179 223
CDBOprogramma
Alternerend leren en werken
TOTAAL ALGEMEEN TOTAAL
159 7.285
1.338 8.623
Tijdens het dienstjaar 2007 werden 8.623 deelnemers bij een partner van de inschakelingsmaatregel gevolgd, tegenover 8.897 in 2006 (- 3%). Die deelnemers worden als volgt onderverdeeld: 7.285 deelnemers binnen de ISPI's (tegenover 7.640 in 2006), hetzij een vermindering met 4,6%. We tellen 1.338 deelnemers bij de CEFA's/CDBO's, tegenover 1.257 in 2006, wat een vermeerdering is met 6%.
62
KENMERKEN VAN HET DOELPUBLIEK VAN DE ISPI’S EN DE CDBO’S/CEFA’S IN 2007(15) ISPI Geslacht
Aantal
CDBO/CEFA %
Aantal
%
Totaal Aantal
%
Mannen
4.286
43,9
850
63,5
5.136
46,3
Vrouwen
5.480
56,1
488
36,5
5.968
53,7
< 25 jaar
2.414
24,7
1.250
93,4
3.664
33,0
≥ 25 jaar - < 45 jaar
6.575
67,3
6.575
59,2
777
8,0
777
7,0
Leeftijdsklasse
≥ 45 jaar Onbepaald
88
6,6
88
0,8
Studieniveau Maximum 2de graad de
3 graad Hoger onderwijs Andere studies
3.039
31,1
1.175
87,8
4.214
38,0
1.215
12,4
52
3,9
1.267
11,4
301
3,1
5.211
53,4
301
2,7
15
1,1
5.226
47,1
96
7,2
96
0,9
48,0
958
71,6
5.642
50,8
Onbepaald Nationaliteit Belg EU
4.684 570
5,8
132
9,9
702
6,3
4.478
45,9
144
10,8
4.622
41,6
26
0,3
26
0,2
8
0,1
104
7,8
112
1,0
< 12 maanden
4.847
49,6
4.847
43,7
≥ 12 maanden
4.505
46,1
4.505
40,6
414
4,2
1.338 100,0
1.752
15,8
9.766 100,0
1.338 100,0
NEU Staatloos Onbepaald Inactiviteitsduur
Onbepaald Totaal
11.104 100,0
De statistieken per actie tonen dat het publiek van de vzw’s/asbl’s hoofdzakelijk bestaat uit vrouwen (56,1%) terwijl ze lichtjes in de minderheid zijn in het gewestelijk totaal van de WZ (49%). Deze statistieken tonen aan dat het publiek van de vzw’s voornamelijk bestaat uit personen die jonger dan 45 jaar zijn. Het percentage 25- tot 45-jarigen (67%) weerspiegelt het gewestelijke percentage min of meer. Het percentage -25-jarigen (25%) is daarentegen heel wat hoger dan het gewestelijke gemiddelde (18%). Een zeer klein aandeel van het inschakelingspubliek is ouder dan 45 jaar (8%), terwijl deze leeftijdsgroep 22% van de Brusselse werkzoekenden uitmaakt. 31% van de deelnemers, evenveel als het gewestelijke gemiddelde, heeft hoogstens een getuigschrift van het lager secundair onderwijs. De diploma’s van het hoger secundair onderwijs en het hoger onderwijs (15%) komen uiteraard minder voor dan op gewestelijk vlak (36%). De groep “Andere” vertegenwoordigt 53% van het deelnemerspubliek, wat heel wat meer is dan het reeds hoge gewestelijke gemiddelde (31%). De tendens die we in 2005 en 2006 zagen – namelijk dat de groep met de andere studies de groep van de WZ met ten hoogste een getuigschrift van het lager secundair onderwijs oversteeg – trekt zich duidelijk verder door. Deze toename van personen die geen equivalent van een diploma hebben, werd in de verslagen van de partners aangekaart en vloeit voort uit de recente immigratiegolven van mensen uit Oost-Europa en Sub-Saharaans Afrika. De statistieken met de verdeling per nationaliteit geven deze realiteit ook weer: 45,9% van het publiek is afkomstig uit een land buiten de Europese Unie. Dit is tweemaal meer dan het gewestelijke aandeel voor dezelfde groep.
(15)
De tabel geeft de kenmerken van het publiek dat een (voor)opleiding en/of begeleiding volgt per actie.
63
Het publiek van de CDBO’s/CEFA’s bestaat voornamelijk uit mannen (63,5%), enkel uit -25-jarigen die meestal (87,8%) slechts het lager secundair onderwijs hebben gevolgd en die over het algemeen de Belgische nationaliteit hebben (71,6%).
RESULTATEN VAN DE ISPI’S IN 2007 Gecodeerde resultaten
Aantal Mannen Vrouwen Totaal
Werk AAN HET WERK: 10,6% Bedrijf opgericht Werk zoeken VOORTZETTING VAN DE OPLEIDING: 55,2%
Voortzetting in 2008 Heroriëntering Instap opleiding Instap stage Geen nieuws
BUITEN TRAJECT: 11,5%
ONBEKEND RESULTAAT: 22,7%
%
410
343
753
10,6
3
0
3
0,0
330
499
829
11,6
816
1.130
1.946
27,3
94
134
228
3,2
295
606
901
12,7
11
14
25
0,4
81
114
195
2,7
231
326
557
7,8
Afgehaakt
31
36
67
0,9
Onbekend
738
875
1.613
22,7
3.040
4.077
7.117
Gestopt
Totaal Resultaten zoals gecodeerd op 31.12.2007
In verband met de resultaten leggen we er de nadruk op dat, ondanks het zwakke aandeel van mensen die aan het werk gaan (10,6%), de meerderheid van de deelnemers (66,8%) de resultaten van de acties als positief ervaren. Uit de vergelijking mannen-vrouwen blijkt dat, hoewel het aantal vrouwen dat stopt gevoelig hoger is, het aantal dat op « vorming » uitloopt (15%) en « zoeken naar werk » bij hen aanzienlijk hoger is dan bij de mannen (respectievelijk 10% en 11%). Aan de kant van de mannen eindigen de trajecten vaker op werk (13,5% tegen 8,4%).
64
RESULTATEN VAN DE CDBO’S/CEFA’S IN 2007
Ingeval van verderzetting Begeleiding Socioprofessionele balans Opleiding Intern zoeken naar werk
24 4 300 34
Opvolging werk of opleiding 227
Persoonlijke redenen
Onbepaald
Afhaken
2
Verhuis buiten het BHG
Resultaat op 31.12.07 Verderzetting
591
Stoppen
370
Ingeval van werk
Werk
22
AOD voltijds
7
Opleiding
37
AOD deeltijds
2
Heroriëntering
64
Interimcontract
3
Afhaken
19
AOD voltijds
3
Onbepaald
8
Geen nieuws
127
Onbepaald
108
Ingeval van stoppen 154 88 4
Wegens project afgelopen
67
Onbepaald
57
Ingeval van opleiding Basisopleiding
10
Beroepsopleiding
20
Onbepaald
7
Ingeval van (her)oriëntering Naar een ACTIRIS-dienst
18
Naar een SPI-partner
1
Naar een andere dienst
8
Onbepaald
37
53,4% van de CEFA trajecten worden ‘positief’ afgesloten, dit betekent een voortzetting, reoriëntatie, opleiding of tewerkstelling. 39,6% van de jongeren bevinden zich opnieuw buiten het traject (stopzettingen, onderbrekingen, geen nieuws) en voor 7% onder hen is er geen resultaat voorhanden.
Kwalitatief De kwalitatieve resultaten van de socioprofessionele inschakeling worden in de jaarlijkse evaluatieverslagen beschreven die de inschakelingspartners met een overeenkomst met ACTIRIS bezorgen. We beschikken voor de evaluatie eveneens over de jaarverslagen van de coördinatoren van de zones.
65
De inschakelingsoperatoren stippen drie fenomenen aan die de aard van hun werk met het doelpubliek wijzigen. Twee daarvan werden in de voorgaande jaren al vastgesteld. Het eerste fenomeen: de verslechterde sociaaleconomische situatie van het doelpubliek. Tweede daarmee samenhangend fenomeen: het aantal laaggeschoolden neemt toe en vertegenwoordigt momenteel 38% van het aantal deelnemers. Derde fenomeen: het groeiend aantal mensen dat door de RVAfacilitators verplicht wordt werk te zoeken op straffe van het verliezen van hun vergoeding. De verslechtering van de toch al precaire situatie van het doelpubliek maakt, voor de volledige duur van het inschakelingstraject, een versterkte individuele psychosociale opvolging noodzakelijk. Dat betekent dat de behandeling van de sociale inschakelingsproblematiek steeds meer tijd in beslag neemt en de professionele inschakeling dreigt te overvleugelen. De verslechtering van die precaire situatie gecombineerd met de stijging van het aantal laaggeschoolden heeft gevolgen voor de verdeling van de plaatsen tussen vooropleiding en kwalificerende opleiding. De operatoren hebben voor die dynamieken verschillende verklaringen. Ten eerste wordt een deel van de doelgroep, met name zij die snel aan het werk willen, ontmoedigd door de lange wachttijden voor de start van een opleiding. Deelnemers aan de opleiding laten het soms om zeer dringende redenen (noodzaak een job te zoeken of een onderkomen te vinden, hun administratieve situatie regelen, enz.) en hoewel ze reeds zijn ingeschreven, afweten. Anderzijds proberen sommige doelgroepen omwille van de dringende noodzaak een inkomen te verwerven zich meteen in te schrijven voor een kwalificerende opleiding. In dat geval is het noodzakelijk om met veel van die mensen, die niet over de nodige basiskwalificaties beschikken om meteen aan een opleiding deel te nemen, een aangepaste dialoog te voeren en hen in de richting van de vooropleiding te heroriënteren. Het is een werk dat veel tijd en energie vraagt. Bovendien zijn voor die verschillende kwetsbare doelpublieken ook aangepaste onthaal- en gespreksmethodes nodig. Ten slotte zijn er ook de nieuwkomers van wie het diploma in België niet erkend wordt, die aan hun kwalificatie verzaken en zich bij de groep van nietgekwalificeerden voegen of, bij gebrek aan kennis van één van de landstalen, eerst een vooropleiding in het Nederlands of het Frans moeten volgen. Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat een deel van de doelgroepen onmogelijk met een opleiding kan starten, is de organisatie van de trajecten. Het aantal plaatsen in de trajecten voor kwalificerende opleiding zou niet volstaan om aan de directe vraag naar opleidingen te voldoen (bv.: NICT, hulp aan personen…) voor diegenen die de trajecten niet van bij de vooropleidingen aanvatten. In het algemeen maken de operatoren ook gewag van het feit dat ze meer tijd moeten besteden aan mensen die op een ongeorganiseerde manier een beroep doen op alle ter beschikking staande diensten. Ten slotte stellen sommige operatoren in alle stadia van het inschakelingstraject ook een aanzienlijke toename vast van het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen. Wellicht is de verklaring hiervoor te vinden in de toepassing van het plan voor de activering van werklozen en van de uitvoering van het beroepsproject. Volgens de operatoren beginnen die mensen onder druk aan een traject en staan ze psychologisch niet open voor de voorgestelde stappen. Daardoor neigen ze agressiever te worden, wat een radicaal aangepaste aanpak vergt. In verband met de resultaten van de werkhervatting ten slotte, wijzen de partners erop dat steeds meer personen bepaalde jobs om financiële redenen weigeren.
Vooruitzichten 2008-2009 De ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het BHG en haar uitvoeringsbesluit van 15 april 2004 bepalen dat de SPI-partners om hun tewerkstellingsactiviteiten in het BHG te kunnen uitoefenen met ACTIRIS een partnershipovereenkomst moeten sluiten in uitvoering van de partnershipprogramma’s. Deze partnershipprogramma’s verduidelijken: de betrokken activiteiten; de operationele doelstellingen;
66
de categorieën van werkzoekenden die door de activiteiten beoogd worden; de aangewende methoden; de verschillende typen tewerkstellingsoperatoren; de selectiecriteria van de partnershipprojecten; de financieringscriteria en –voorwaarden; de procedures voor de oproepen tot indiening van partnershipprojecten; de modaliteiten van evaluatie van het programma; de gegevens die aan ACTIRIS moeten worden doorgegeven. De huidige programma’s blijven van toepassing tot ze in het kader van de hervorming van de partnerships eventueel worden gewijzigd. In 2006 werden de partnerships van ACTIRIS geëvalueerd. Doel was onder meer de kosten en baten van de door de partners geleverde diensten aan elkaar te toetsen. Deze evaluatie heeft als basis gediend voor de hervormingen die in 2007 werden voortgezet, in de geest van het Beheerscontract, dat ACTIRIS tot regisseur-coördinator van de arbeidsmarkt maakt. Het hervormingswerk richtte zich onder meer op: De definitie van de acties en een gemeenschappelijk taalgebruik tussen de diensten van ACTIRIS en de externe operatoren, in de nieuwe context van de inwerkingstelling van het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms (NWP) en het Contract voor Beroepsproject (CBP); Een verbeterde samenhang tussen de opleiding en de inschakeling op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de mogelijkheden om, samen met Bruxelles Formation, lastenboeken voor te leggen. Die hervorming zou uitmonden in een eerste reeks oproepen tot projecten als gevolg van de ondertekening van een protocolakkoord met Bruxelles Formation. Deze projectoproepen worden samen met die laatste organisatie opgesteld en beoordeeld. Later zal met VDAB-RDB een gelijkaardige overeenkomst worden afgesloten. De hervorming van de partnerships laat ook toe de definitie en de integratie van de aangepaste indicatoren te realiseren, zodat de prestaties en de resultaten van de acties voor socioprofessionele inschakeling in het kader van het partnership kunnen worden geëvalueerd. Ten slotte zouden de partners actief op het vlak van het alternerend leren en werken door de in 2007 gelanceerde hervorming ook voordeel moeten halen uit de aansluiting op het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms. Met de bijkomende aansluiting van deze partners van ACTIRIS zullen de betrouwbaarheid van de voor de partners beschikbare gegevens alsook de uitwerking van de kwantitatieve analyses nog verder kunnen worden verbeterd.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
67
SOCIAAL UITZENDKANTOOR
Juridisch kader Geen juridisch kader, behalve dat de sociaal uitzendkantoren of hun partners over de toegang tot de arbeidsmarkt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken, enerzijds voor de sociale begeleiding van de werkzoekenden mits een partnershipovereenkomst met ACTIRIS en anderzijds mits een erkenning als privé-tewerkstellingsagentschap voor de terbeschikkingstelling van uitzendkrachten op basis van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstelling is om laaggeschoolde jongeren tussen 16 en 30 jaar via uitzendarbeid in te schakelen in de arbeidsmarkt.
Algemene principes Een sociaal uitzendkantoor heeft de bedoeling om sociale begeleiding te voorzien voor laaggeschoolde jongeren tot 30 jaar en hen toe te leiden naar een eerste werkervaring en integratie op de arbeidsmarkt via uitzendarbeid. Hiervoor werken actoren uit de sector van socioprofessionele inschakeling en uitzendkantoren samen, ofwél in één gemeenschappelijke structuur, zoals de cvba met sociaal oogmerk Aris Interim, ofwél via een samenwerkingsakkoord, zoals de projecten Instant A en InterS.
Administratieve omkadering Een ambtenaar van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 295.000 in 2007 (€ 385.000 in 2008).
Reële uitgaven € 247.500 in 2007.
Kwalitatieve evaluatie In 2007 was er maar één sociaal uitzendkantoor operationeel: Aris Interim. In één jaar tijd heeft dit sociaal uitzendkantoor 2.204 kandidaten ingeschreven, 411 kandidaten begeleid via “jobcoaching”, 176 uitzendkrachten ter beschikking gesteld en 29 personen met een contract van onbepaalde duur geplaatst.
68
Vooruitzichten 2008-2009 Voor de jaren 2008 en 2009 is de consolidatie van de drie door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betoelaagde sociale uitzendkantoren voorzien. Door de werkwijze op punt te stellen en de contacten met de werkgevers en het werkveld van socioprofessionele inschakeling volledig uitgebouwd te hebben, wordt verwacht dat de sociale uitzendkantoren jaarlijks ongeveer 1.000 werkzoekenden tijdelijk kunnen plaatsen via uitzendarbeid en ongeveer 200 vaste contracten hieruit kunnen voortvloeien.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18, 19.
69
DIENST SOCIALE CONSULTATIE
Juridisch kader K.B. van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Doelstellingen De dienst Sociale consultatie is gespecialiseerd in de begeleiding van "moeilijk te plaatsen" werkzoekenden met beperkte geschiktheid naar een aangepaste betrekking. Onder "aangepaste betrekking" moet worden verstaan: een beroepsactiviteit die het best overeenstemt met de wensen, de lichamelijke geschiktheid, de beroepscapaciteit en de ervaring van de werkzoekende. Het publiek bestaat uit personen die als gevolg van een ziekte, een ongeluk of een trauma te kampen hebben met een verminderde beroepsbekwaamheid.
Algemene principes Door zijn specifieke karakter heeft de dienst Sociale consultatie een aangepaste begeleidingsmethode ontwikkeld. Een medewerker van de dienst kent gebarentaal. Er werd een netwerk opgebouwd met instellingen die gespecialiseerd zijn op het gebied van de gezondheid of een bepaalde handicap. Het gaat om een individuele en specifieke behandeling gestructureerd in 5 fasen.
Onthaal In een speciaal daartoe voorziene ruimte wordt een individueel onthaal aangeboden waarbij de werkzoekende op een specifieke en vakbekwame manier ontvangen wordt, wat hem toelaat in alle vertrouwen en sereniteit persoonlijke zaken te bespreken.
Aanpak van vastgestelde moeilijkheden Deze fase is erop gericht de werkzoekende bewust te maken van de moeilijkheden die zijn tewerkstelling met zich brengen en hem voor te bereiden op deelname aan een sociaal en beroeps(her)inschakelingproces.
Uitwerken van de structuur In functie van de problematiek wordt een aangepast inschakelingsproces uitgewerkt in samenwerking met centra, partners en instellingen gespecialiseerd op het gebied van gezondheid en handicap.
Socioprofessionele inschakeling Een deel van het doelpubliek is, na de voorgaande fasen, in staat om op zelfstandige basis een beroepsinschakelingstraject uit te bouwen. Voor de overigen wordt overgegaan tot het zoeken naar en de prospectie van werkaanbiedingen, eventueel met toepassing van tewerkstellingsmaatregelen.
Evaluatie en steun Aangezien gestreefd wordt naar het slagen van de werkzoekende op lange termijn, wordt met hem/haar een regelmatig contact onderhouden, met indien nodig bijsturing en hermodularisatie.
70
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget Gewone budget van ACTIRIS.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft de dienst Sociale Consultatie 1.145 werkzoekenden ontvangen voor wie 3.813 acties werden uitgevoerd. Deze acties zijn als volgt verdeeld:
Verdeling van de acties in 2007
Aantal
Analyse van de vraag Individuele socioprofessionele begeleiding Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Medisch – sociale balans Specifieke ondersteuningsacties Voorstelling voor een werkaanbiding Diverse (contacten, bemiddeling,…) Totaal
%
48 1.045 386 597 603 1.009 119
1,3 27,4 10,1 15,7 15,8 26,5 3,3
3.813
100,0
De kenmerken van de 1.145 werkzoekenden die door de dienst werden begeleid, worden voorgesteld in de volgende tabel.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
130 158 131 13 41 138
93 156 106 6 67 106
223 314 237 19 108 244
107 336 168
78 291 165
185 627 333
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 - < 45 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 25 jaar < 6 maanden ≥ 6 maanden ≥ 25 jaar < 12 maanden ≥ 12 maanden
25 82
16 62
41 144
122 382
111 345
233 727
Totaal
611
534
1.145
71
Kwalitatief Rond personen met een handicap en de tewerkstelling van deze personen bestaan in onze samenleving nog vaak stigma’s en stereotiepen. De handicap, die objectief gezien bepaalde en beperkte gebreken betreft, wordt nog al te vaak als een handicap voor het werk beschouwd. Om dit te veranderen, is het belangrijk de nadruk te leggen op de capaciteiten, de efficiëntie en de bekwaamheden en dit zowel bij de werkgevers als bij potentiële collega’s.
Vooruitzichten 2008-2009 De individuele opvolging van werkzoekenden met beperkte geschiktheid voortzetten, onder andere in het kader van het Contract voor Beroepsproject. De regelmatige samenwerking met de werkgevers van de bedrijven voor aangepast werk met het oog op de inschakeling van werkzoekenden voortzetten.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
72
PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA
Juridisch kader Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars van 11 juni 2002, sinds 2005 opgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET). Het lastenboek van de referentiecentra dat op 2 juli 2003 door het plenair comité van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité werd aangenomen. Sectorale of intersectorale overeenkomst gesloten tussen de sociale gesprekspartners, de Openbare Tewerkstellings- en beroepsopleidingsdiensten en de minister van Tewerkstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstellingen van de referentiecentra zijn de volgende: in één ruimte performante opleidingsuitrusting ter beschikking te stellen; organiseren van basisopleidingen voor jongeren uit het technisch en het beroepsonderwijs, het alternerend leren en werken, voortgezette opleidingen voor werknemers, opleidingen voor instructeurs en de omkadering en opleiding van voogden in de onderneming; testen van de beroepsbekwaamheid (screenings), beroepsopleidingen voor werklozen organiseren en tot hun beroepsinschakeling bijdragen; de bekwaamheden van de werkzoekenden en de werknemers geldig verklaren; de sectorale promotie van de beroepen en kwalificaties van de toekomst verzorgen; de evolutie van de beroepen, de kwalificaties en de innovatie observeren en nieuwe opleidingsprogramma’s aangepast aan de technologische evolutie van de productieprocessen van goederen en diensten ontwikkelen.
Algemene principes De referentiecentra worden opgericht in partnership tussen de openbare werkgelegenheids- en opleidingsinstellingen en de Brusselse beroepssectoren die specifieke kwalificaties vereisen. De onderwijsnetten worden eveneens betrokken. De oprichting van referentiecentra werd door het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité voor zes bedrijfstakken (of beroepsgroepen) oorspronkelijk als prioritair erkend: de technologische industrie, de bouwsector, de informatie- en communicatietechnologieën, de verkoop- en kleinhandelssector, de garagesector en de sector van de gezondheidszorg. Daarnaast voorziet het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in de oprichting van 5 professionele referentiecentra in de loop van deze regeerperiode. Alvorens een referentiecentrum kan worden opgericht, moet het project referentiecentrum het voorwerp uitmaken van een sectorprotocol tussen de Gewestminister van Tewerkstelling en de vertegenwoordigers van de betrokken sector(en). Een sectorcommissie wordt opgericht om de uitvoering van het sectorprotocol op te volgen en te begeleiden. Qua rechtsvorm moeten de referentiecentra een eigen beslissingsstructuur krijgen (bijvoorbeeld vzw) met vertegenwoordigers van de betrokken sectoren en van de tewerkstellings- en opleidingsinstellingen. In voorkomend geval moeten ook de onderwijsinstellingen worden betrokken.
73
Uitvoering Het professioneel referentiecentrum IRIS TECH+ « Pôle Saint Denis » werd in december 2003 opgestart en is gericht op de metaalverwerkende nijverheid en de technologische industrie. In november 2004 werd in samenwerking met Volkswagen Vorst een afdeling « pôle automotive » in zijn structuur opgenomen. Het referentiecentrum voor de informatie- en communicatietechnologieën (ICT) EVOLIRIS (vroeger ICT-referentiecentrum) is in 2006 ontstaan uit de herstructurering van de vzw’s BRUTEC en TELEPORT. In 2007 werden drie nieuwe professionele referentiecentra opgericht in volgende prioritaire sectoren: bouw, transport en logistiek, horeca. In de loop van het eerste semester van 2007 werden door de sociale partners van die drie sectoren, de minister van Tewerkstelling, ACTIRIS, Bruxelles Formation en de VDAB de ontwerpovereenkomsten voor de oprichting van deze drie nieuwe PRC’s opgesteld en ondertekend. Op het einde van het tweede semester van 2007 kregen de drie nieuwe vzw's concreet vorm en werden hun voorlopige budgetten en actieplannen goedgekeurd. In december 2007 sloot ACTIRIS voor de nieuwe centra de financieringsovereenkomsten voor het jaar 2008.
Administratieve omkadering Het referentiecentrum: de sectorcommissie; de raad van beheer. ACTIRIS: de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Het basisprincipe van de financiering van referentiecentra is te streven naar een evenwicht tussen het financiële aandeel van de overheidsdiensten en de betrokken sectoren, waarbij de sectoren of bedrijven hun inbreng aan uitrusting, goederen en diensten kunnen in rekening brengen. Wat de overheidsfinanciering betreft, werd voor de twee centra die in 2007 actief waren een totaal bedrag van € 1.252.004,00 op het budget partnership van ACTIRIS ingeschreven.
Totaal budget van de overheidsdiensten in de overeenkomsten ICT-referentiecentrum (EVOLIRIS)
500.240,00 €
493.953,86 €
98,7%
520.764,00 €
460.996,38 €
88,5%
Pôle Automotive
231.000,00 €
176.445,63 €
76,4%
Totaal
751.764,00 €
637.442,01 €
84,8%
1.252.004,00 €
1.134.781,88 €
90,6%
Pôle Saint Denis Referentiecentrum IRIS TECH+
Uitgaven per 31.03 2008
Algemeen totaal
Evaluatie Kwantitatief PRC IRIS TECH + Het PRC IRIS TECH+ organiseert opleidingen in de volgende materies : industriële hydraulica, lassen, solderen, industriële plaatbewerking, lifttechnieken, koeltechnieken,
74
luchtbehandelingstechnieken, industriële elektriciteit, pomptechnieken, elektronica in de automobielassemblage, laserlassen, plasmasnijden, onderhoudsmechanica, werktuigmachines, tertiaire onderhoudstechnieken, domotica. In 2007 heeft het PRC IRIS TECH+ 74.433,5 opleidingsuren verzorgd waarvan het grootste deel (94%) in de Pôle Saint Denis. 87% van de globale jaardoelstelling van het PRC werd gerealiseerd. Verwezenlijkingen IRIS + TECH St Denis
Kwalificerende
opleiding
Overeenkomst
voor
werkzoekenden (WZ) Aanvullende
opleidingen
voor
Franstalige WZ (taallessen) Kwalificerende opleiding voor WZ en werknemers Voortgezette
opleiding
voor
werknemers
Bxls Formation/ FRMBxls16
4.606,5 u.
VDAB/FRMBxls
14.500 u.
10.476,5 u.
FRMBxls
17.100 u.
15.759,5 u.
413
350 u.
98,5 u.
4 et 2
6.559 u.
6.810 u.
459 leerlingen
120 u.
6 u.
2
81.686 u.
70.353,5 u.
/
++
ACTIRIS/IRIS TECH
Erkenning van de bekwaamheden
Consortium
++
Totaal
met
het
44
4.957 u.
Bxls Formation/ FRMBxls
Samenwerking met het onderwijs
onderwijs
31.12.07
Aantal deelnemers
32.596,5 u.
ACTIRIS/IRIS TECH
Samenwerking
Gerealiseerd op
38.100 uren
Screening & professionele training
Verwezenlijkingen IRIS TECH+ Automotive
Te realiseren doelstellingen
Overeenkomst +
ACTIRIS/IRIS TECH
Totaal
Te realiseren doelstellingen
38 Niet beschikbaar
Gerealiseerd Aantal op 31.12.07 deelnemers
4.000 uren
4.080 u.
4.000 u.
4.080 u.
92 leerlingen
/
In 2007 hebben 44 Franstalige werkzoekenden hun opleiding voltooid. Eind januari 2008 waren 8 van die 44 deelnemers nog steeds bezig met een stage in een onderneming en 27 onder hen zetten hun beroepsinschakelingsproces voort (met een contract of in IBO). Globaal genomen is in 2007 het resultaat na een opleiding voor 75% positief. In 2007 werden 4 screenings voor laswerk gerealiseerd. 2 werkzoekenden kregen de kans deel te nemen aan een beroepsopleiding lassen (82 uren). Een van hen werd aangeworven voor de functie waarvoor hij werd getest en waarop hij werd voorbereid, de andere kandidaat was niet geslaagd voor de test bij de aanwerving. Tot slot heeft de tewerkstellingsconsulent van ACTIRIS aan 12 informatievergaderingen deelgenomen om werkzoekenden de kans te geven beroepsopleidingen te volgen van : HVAC-onderhoudsman17 , industrieel onderhoudsman, lifttechnieker, werktuigmachines en industriële plaatbewerking. PRC EVOLIRIS Het PRC richtte in 2007 zijn activiteiten op de screening en de coördinatie van de opleiding.
16 17
Fonds régional Métal Bruxelles. Heating, ventilating and Air-Conditioning
75
In verband met de screening opteerde het PRC EVOLIRIS in partnership met ACTIRIS in 2007 voor het profiel van de analist-programmeur, een profiel dat overeenkomt met ongeveer 50% van de werkaanbiedingen in de sector. Van de 379 werkzoekenden die op eigen verklaring als analist of webdeveloper bij ACTIRIS waren ingeschreven, werden 183 personen geselecteerd : 137 analisten en 46 webdevelopers. Die selectie werd onder meer op basis van twee criteria gemaakt : minder dan 6 maanden werkloos zijn en in het Brussels Gewest wonen. In totaal woonden 117 WZ de informatievergaderingen bij en 67 van hen schreven zich in voor de bekwaamheidstest programmeerder. 50 van die 67 ingeschrevenen slaagden voor de test en kregen een individueel onderhoud. De oorzaken voor het grote verschil tussen het aantal uitgenodigde werkzoekenden en degene met wie een onderhoud werd gevoerd, vloeien met name voort uit de niet-overeenstemming van de benamingen van de beroepen bij de inschrijving, de voorkeur voor autonoom werk zoeken, de wijzigingen in het beroepsproject, de lopende opleidingen en/of de exclusief op design/grafiek gerichte profielen.
Resultaten van de screening op 31.12.2007
Aantal personen
%
Werk gevonden
10
20,0
Opleiding gestart
14
28,0
Werk of opleiding gezocht
19
38,0
Geen informatie of andere
7
14,0
Wat de opleiding betreft, verzorgde het PRC EVOLIRIS de technische en pedagogische coördinatie van de 11 instellingen voor socioprofessionele inschakeling (ISPI) voor informatie- en communicatietechnologieën. 450 stagiairs werden opgeleid : 220 volgden een opleiding computertoepassingen en 240 een opleiding netwerken en webmaster/webdesigner. De opleiding nam 286 dagen in beslag, wat staat voor ongeveer 2.000 opleidingsuren. Specifiek voor de opleiding van werkzoekenden werden 12 personen opgeleid in het kader van het partnerplatform informaticatechnicus (Project OBMB 18- Bruxelles Formation) en 517 personen in het kader van het partnerplatform Call Center.
Bij het opmaken van deze inventaris waren de resultaten daarvan nog niet beschikbaar.
Kwalitatief PRC IRIS TECH+ De situatie van de opleidingen is vergelijkbaar met die van 2006 : de HVAC-sector (heating, ventilation, airconditioning) biedt nog steeds veel perspectieven. De lassersopleiding voor de laaggekwalificeerde lassers lijkt daarentegen voorlopig verzadigd. Het jaar 2007 werd gekenmerkt door verschillende opleidingen die tegemoetkwamen aan de vereisten inzake basisbekwaamheden bij aanwervingen. Die opleidingen maakten het mogelijk een partnerdynamiek op gang te brengen tussen ACTIRIS (zoeken naar kandidaten), IRIS TECH+ (informatie en opleiding tot basisbekwaamheden) en het betrokken bedrijf (informatie over het beroep en IBO). In 2007 bleek nog maar eens hoe doeltreffend de voltijdse detachering van een ACTIRIStewerkstellingsconsulent bij het PRC IRIS TECH+ is. Daarbij komt dat de begeleidingsmaatregelen werden herzien. De volgende acties werden gesystematiseerd: voorbereiding van een aangepast cv, in orde brengen van de administratieve
18
Opleidings- en tewerkstellingsfonds voor de bedienden van de metaalverwerkende nijverheid van Brabant.
76
dossiers, periodieke evaluatie van de vaardigheden, ontmoeting met de werkgevers, bedrijfsbezoeken, voorbereiding van de opleidingsplannen in ondernemingen. Ten slotte werd IRIS TECH+ erkend als centrum voor de bekrachtiging van de vaardigheden voor de titel van onderhoudsmecanicien. Die erkenning werd op 9 maart 2007 verkregen na een procedure die het centrum certificeert voor zijn uitrusting, methodologie en kwaliteit. Maar op 31.12.2007 boden zich slechts twee kandidaten aan voor de validatieproef. Het systeem van erkenning van de competenties wordt dus nog al te veel miskend. In sectoren waar een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten heerst, wordt een competentie-erkenning bovendien niet noodzakelijk als een extra troef beschouwd. Toch heeft de (beperkte) ervaring reeds uitgewezen dat het systeem wel nuttig blijkt voor allochtone kandidaten die een doeltreffendere toegang tot de Belgische arbeidsmarkt zoeken. PRC EVOLIRIS De noodzaak om op gezette tijden in de ICT-sector screenings te organiseren, lijkt evident. Veel werkzoekenden vragen immers om een balans op te maken van hun professionele vaardigheden. Daar komt bij dat ze nog al te vaak onwetend zijn over de opleidingsmogelijkheden op hun werkplek. Noteren we nog een interessant initiatief van het PRC EVOLIRIS, dat in 2007 aan de inschakelingsdoelgroep een techniek om werk te zoeken voorstelde die marketingtechnieken tot voorbeeld neemt. Het PRC organiseerde daarvoor seminaries en stelde de infrastructuur van de callcenters ter beschikking van zijn SPI-partners zodat ze de methode nadien konden testen bij hun stagiairs. Een evaluatie en debriefing zal in 2008 plaatsvinden.
Vooruitzichten 2008-2009 In de loop van 2008 zijn bij het PRC IRISTECH volgende acties gepland :
lifttechnieken : einde van de opleiding van de huidige groep en start van een nieuwe groep van 10 kandidaten ;
HVAC : einde van de opleiding van de huidige groep en start van een nieuwe groep van 10 kandidaten ;
lassen : doorlopend nieuwe starten in de loop van het jaar en organisatie van 2 groepen voor de specialisatie industriële plaatbewerking ;
onderhoudsmechanica : start van een nieuwe groep in het tweede semester (8 kandidaten) ;
werktuigmachines : opstart van de afdeling in januari 2008. Door de investering van het FRMB in een CNC freesmachine (computergestuurd) in de loop van het eerste trimester van 2008 kunnen de kandidaten hun verworven vaardigheden in de conventionele werktuigmachines met computergestuurde technieken aanvullen.
In 2008 zou het PRC EVOLIRIS de opleidingen voor werkzoekenden moeten kunnen uitbreiden. Het Platform « labo netwerken » heeft de ambitie 200 tot 250 werkzoekenden op routers en netwerk gegevens herstellers te plaatsen. Binnen het CISCO-platform (netwerken) zou het project van CEVORA19 en Bruxelles Formation van maart tot oktober 2008 een opleidingssessie voor 12 werkzoekenden moeten organiseren. Binnen datzelfde platform plant het project van de ISPI INTERFACE 3 de organisatie van drie modules (administrator netwerken win/administrator webservers/webapplicatieontwikkelaar) voor in totaal 45 werkzoekende vrouwen. We stippen nog het project Jobmatch aan dat in 2008 de volgende vier activiteiten plant: de inventarisering en het op elkaar afstemmen van ICT-beroepen en -vormingen, de opstelling van beroeps- en opleidingsfiches teneinde een gegevensbasis op te richten, de structurering van deze 19
Opleidingscentrum van het aanvullend nationaal paritair comité voor bedienden (PC 218)
77
informatie bij de functionele analyse en tot slot de creatie van een specifieke portaalsite Jobmatch die in de loop van het jaar op het internet moet worden geplaatst. In verband met de screening van de werkzoekenden worden in 2008 oriëntaties genomen die voortvloeien uit de vaststellingen van 2007. Het PRC EVOLIRIS leerde immers uit de screening van de analisten-programmeurs en de aan de gang zijnde enquête bij de bedrijven dat er op de Brusselse markt veel werkaanbiedingen voor programmeurs voorhanden zijn en dat er een tekort is aan opgeleide programmeurs. De bedrijven klagen over de grote problemen om bekwame mensen aan te werven. Er zou dus opnieuw een screening « programmeur » moeten georganiseerd worden. De inwerkingstelling van de PRC’s voor de bouw en voor het transport en de logistiek die in 2007 werden opgericht, zal gedeeltelijk afhangen van de beschikbaarheid van terreinen en aangepaste infrastructuur (zeker voor de gemechaniseerde kernen van die twee PRC’s). Het PRC Horeca heeft de studie naar de werkgelegenheids- en opleidingsbehoeften in de sector aan het Brussels Observatorium voor de Arbeidsmarkt en de Kwalificaties toevertrouwd. De resultaten van die studie zullen de daadwerkelijke opstart van de activiteiten van het PRC Horeca in de loop van het jaar 2008 mogelijk maken.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21, 23 en 24.
78
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN
Juridisch kader Artikel 59 tot 67 van het K.B. van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 1991 (B.S. 30 augustus 1991).
Doelstellingen Het toekennen van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een nieuwe installatie van werklozen die zich domiciliëren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om er een betrekking in loondienst te vervullen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en voor ten minste 18 werkuren per week.
Algemene principes De werkzoekende moet: ten minste 18 jaar oud zijn; uitkeringsgerechtigde werkloze of niet-werkende vrije werkzoekende zijn en sinds minstens drie maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van ACTIRIS ingeschreven zijn. Voorwaarden: de betrekking dient door tussenkomst van ACTIRIS te worden verkregen; de nieuwe woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet op ten minste 30 kilometer van de vroegere woonplaats liggen; de plaats van tewerkstelling moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn; een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur voor ten minste 18 uur per week; de verhuis moet plaatsvinden binnen de 12 maanden na het tijdstip van de aanwerving. Het bedrag van de tussenkomst: de terugbetaling van de reiskosten van de aanvrager, van de inwonende personen te zijnen/haren laste en van zijn/haar wettelijke of feitelijke echtgeno(o)t(e) ook als deze niet ten laste is; de terugbetaling van de vervoerskosten van de inboedel tot een maximaal bedrag van € 500; een forfaitaire vergoeding van € 375 plus 50% per persoon ten laste.
Administratieve omkadering Procedure De aanvraag tot tussenkomst moet gebeuren per aangetekende brief gericht aan ACTIRIS binnen de 3 maanden na de inschrijving in het bevolkingsregister. De aanvraag moet vergezeld zijn van: een kopie van de arbeidsovereenkomst; 79
een attest van de gemeentelijke overheid van de nieuwe woonplaats met vermelding van het aantal personen ten laste, het vorige en het huidige adres en de datum van inschrijving in het plaatselijk register; een attest dat bewijst dat men ofwel uitkeringsgerechtigd werkloos ofwel niet-werkende vrije werkzoekende is en dat men ten minste gedurende 3 maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van ACTIRIS ingeschreven staat; de factuur van de vervoerskosten van de inboedel.
Instellingen die in de maatregel tussenkomen ACTIRIS controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de tussenkomst.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 1.000,00.
Reële uitgaven € 0,00.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 werden er geen aanvragen tot tussenkomst ingediend.
Kwalitatief De hierboven beschreven doelstelling van de maatregel kent nog steeds dezelfde evolutie, wat wil zeggen dat er geen of slechts weinig aanvragen voor een tussenkomst in de nieuwe installatie van werkzoekenden worden ingediend. Het gebeurt dat werkzoekenden die in de andere gewesten wonen zich bij ACTIRIS inschrijven om makkelijker werk te vinden. Het wettelijke kader stemt overeen met het beoogde doel, maar niet met de concrete uitvoering van de maatregel. Doordat één van de vereisten is dat de WZ via ACTIRIS tewerkgesteld moet worden, worden immers alle personen die zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen en die op een andere manier werk vinden, uitgesloten.
Vooruitzichten 2008-2009 Net als de voorgaande jaren kunnen we enkel herhalen dat, om deze maatregel bekend te maken, het wenselijk is aan alle WZ die zich bij ACTIRIS inschrijven maar niet in het Brussels Gewest wonen een informatiebrief te versturen. Wanneer men bovendien deze maatregel wil uitbreiden, is het wenselijk de reglementering te wijzigen zodat hij daadwerkelijk kan worden opgenomen in de acties om de mobiliteit van de werknemers te verhogen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
80
BEROEPSOVERSTAPPREMIE
Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 (B.S. van 25 november 1994). Besluit van 18 juli 1996 (B.S. van 23 november 1996). Besluit van 19 september 1996 (B.S. van 24 november 1996). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004 (B.S. van 14 mei 2004).
Doelstellingen Het uitbetalen van een premie aan kmo’s en vzw’s met hoofd- of bedrijfszetel te Brussel die bepaalde categorieën kansarme werkzoekenden aanwerven en hun in de onderneming zelf een door de bevoegde instantie goedgekeurde beroepsopleiding laten volgen.
Algemene principes De onderneming of de vzw moet: voldoen aan de voorwaarden voor kmo’s (minder dan 250 werknemers, een hoofd- of bedrijfszetel in Brussel hebben, een jaaromzet die 40 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal dat 27 miljoen euro niet overschrijdt, en zelfstandig zijn ten opzichte van grote ondernemingen); haar werkaanbieding vóór de aanwerving aan ACTIRIS meedelen; de werknemer in de onderneming een door Bruxelles Formation of de VDAB goedgekeurde beroepsopleiding van ten minste 240 uren (ondertekening van een beroepsoverstapovereenkomst) laten volgen; de werkzoekende aanwerven met: • een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en voor een voltijdse betrekking (premie van € 500); of • een startbaanovereenkomst die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en minimum halftijds verbindt aan een erkende opleiding (premie van € 250, alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); of • een startbaanovereenkomst (een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde duur, minstens halftijds en minimum een jaar) in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken (premie van € 250 of € 125; voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); • een alternerende startbaanovereenkomst, van minimum één jaar, in de vorm van een arbeids-, een leer-, een inschakelings- of een stageovereenkomst (premie van € 125; alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar; en in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken); de werknemer tewerkstellen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de werknemer tijdens zijn opleiding omkaderen. De werkzoekende moet: ingeschreven zijn bij ACTIRIS; tot één van de volgende categorieën behoren:
81
• jonger zijn dan 25 jaar en niet (langer) dan 3 opeenvolgende maanden gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair); • jonger zijn dan 25 jaar, langer dan 6 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair); • ouder zijn dan 25 jaar, langer dan 12 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair); • ouder zijn dan 45 jaar en geen job hebben (maximum diploma hoger secundair); • ouder zijn dan 55 jaar en geen job hebben; • (opnieuw) aan het werk willen gaan en niet gewerkt, noch een opleiding gevolgd hebben gedurende minstens 2 jaar; • geen bezoldigde beroepsactiviteit van (meer dan) 3 opeenvolgende maanden gevonden hebben na een vrijheidsbenemende straf te hebben uitgezeten; • niet werken, jonger zijn dan 46 jaar en maximum een diploma van het lager secundair onderwijs hebben; de aanwerving moet de creatie van een extra arbeidsplaats betekenen. De premie bedraagt € 500, € 250 of € 125 per maand. Duur van de toekenning van de premie: de premie wordt maandelijks betaald gedurende 12 maanden; de periode van 12 maanden moet vallen binnen een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanwerving plaatsvindt; in geval van een vervanging wordt de premie uitsluitend toegekend voor de aanwerving van een werknemer die een personeelslid vervangt dat werd ontslagen wegens een zware fout of met pensioen gaat; is niet verenigbaar met een staatstussenkomst verbonden aan een investering, noch met andere financiële voordelen (uitgezonderd de vermindering van de socialezekerheids-bijdragen); mag in geen geval het maandelijkse nettoloon dat aan de werknemer wordt betaald, overschrijden. De premie is niet verschuldigd gedurende de maanden waarin de werkgever geen loon uitbetaalt.
Administratieve omkadering ACTIRIS controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de premies;
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 300.000,00.
Reële uitgaven € 157.451,37.
82
Evaluatie Kwantitatief Genoten in 2007 deze maatregel voor de verschillende types beroepsoverstappremie: - de premies van € 500: 23 aanwervingen; - de premies van € 250: 13 aanwervingen; - de premies van € 125: 1 aanwerving.
Kwalitatief De evolutie van de doelstelling van de maatregel is over het geheel genomen constant, in die zin dat het aantal personen dat via deze premie wordt aangeworven jaar na jaar ongeveer gelijk blijft. Op het terrein wordt goed aan de oorspronkelijke doelstelling tegemoet gekomen aangezien de aangeworven werknemers een kwalificerende opleiding die aangepast is aan de noden van het uitgeoefende beroep genieten. Het is de bedoeling om de mogelijkheid om deze maatregel te genieten te behouden en naar een groter aantal werkzoekenden uit te breiden. Met dit doel voor ogen zijn er talrijke informatiekanalen die de maatregel bekendmaken (internet, diensten van ACTIRIS,...).
Vooruitzichten 2008-2009 De premie zal toegepast blijven worden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
83
STRIJD TEGEN DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
Juridisch kader De territoriale pacten voor de werkgelegenheid, opgericht door de Europese Unie, hebben de bedoeling om de werkgelegenheid te bevorderen door alle betrokken territoriale actoren te mobiliseren om een aantal projecten uit te bouwen. Het partnership en de bottom-upaanpak vormen er de basispijlers van. Benoeming van de heer E. Courthéoux, Directeur-generaal van ACTIRIS, als coördinator van het Territoriaal Pact door de Minister van werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 1999 beslissing van de plenaire vergadering van het Territoriaal Pact om sensibilisatieacties te organiseren in het kader van de strijd tegen etnische discriminatie bij aanwerving. Het Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars afgesloten in juni 2002 en opgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET) in maart 2005.
Doelstellingen De Brusselse bedrijfscultuur m.b.t. diversiteit sensibiliseren en stimuleren en de Brusselse ondernemingen begeleiden om deze politieke wil bij hen over te brengen door verschillende instrumenten uit te werken en tot hun beschikking te stellen, waaronder het kader voor de diversiteitsplannen, de consulenten, de brochures. Alle belangrijke actoren op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijeenbrengen en het partnership binnen de transversale groep organiseren als de dragende structuur van deze diversiteitspolitiek: werkgevers, beroepssectoren, vakbonden, overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut en instellingen voor socioprofessionele inschakeling.
Algemene principes en acties De verschillende instrumenten in werking stellen die noodzakelijk zijn om een coherent beleid ter promotie van diversiteit op de Brusselse arbeidsmarkt te voeren en dit op basis van gemeenschappelijke acties en reflecties, uitgewerkt door een breed partnership in de transversale denkgroep inzake de strijd tegen discriminatie en de promotie van diversiteit. Deze groep komt bijna maandelijks bijeen en bestaat uit vertegenwoordigers van de sociale partners, de instellingen van openbaar nut, de minister van Tewerkstelling van het Gewest, de overheidsdiensten en grote organisaties, alle actoren op de arbeidsmarkt. Ten slotte werd in 2007 in de schoot van de transversale denkcel een Diversiteitscomité opgericht. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers, en experten, en heeft als opdracht een advies voor te bereiden over de diversiteitsplannen van de ondernemingen. Dat advies zal als basis dienen voor de goedkeuring van de ingediende plannen door het Beheerscomité van ACTIRIS. Dit advies bevat de referentietekst voor de diversiteitsplannen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bevat elementen zoals de basisanalyse van de vier diversiteitsassen (origine, leeftijd, geslacht en handicap), de vier diversiteitsterreinen (positionering, aanwerving, personeelsbeheer en communicatie) en twee prioriteiten (acties tegenover mensen van vreemde origine en tewerkstelling van jongeren).
Partnerinstellingen van de maatregel: Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (ACTIRIS); Brussels Nederlandstalig Comité Voor Tewerkstelling en Opleiding (BNCTO); Bruxelles Formation; 84
het kabinet van de minister belast met Tewerkstelling en Economie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ESRBHG); het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen; Fédération Bruxelloise des opérateurs de l'Insertion Socioprofessionnelle (Febisp); de Federatie van partners voor werk (FEDERGON); het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cel Tewerkstelling; het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; Tracé Brussel; het Verbond van Ondernemingen te Brussel (BECI); de ABVV, het ACV, het ACLVB.
Administratieve omkadering ACTIRIS : Dienst Territoriaal Pact.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 956.000,00 (met het informatieloket).
Reële uitgaven € 679.654,26 (zonder het informatieloket).
Verwezenlijkingen 2007 was het jaar van de verankering en interpretatie van het diversiteitsbeleid zoals de partners het ontwierpen. Het jaar werd afgesloten met de indiening van de 6 eerste diversiteitsplannen. Daarenboven telt de ploeg van het Territoriaal pact 5 diversiteitsconsulenten na de inschakeling van twee opdrachtgelastigden in de ploeg. Deze consulenten hebben een dubbele opdracht, met name de sensibilisering en de begeleiding van de werkgevers bij het diversiteitsmanagement en de voorbereiding van het denkwerk van de transversale cel. Parallel daarmee werd ook een informatie- en sensibiliseringscampagne ten behoeve van de Brusselse werkgevers gelanceerd. Ze bestond uit een brochure over diversiteit, een interactieve website, folders en affiches, zodat de waaier aan instrumenten ter bekendmaking van en informatie over het diversiteitsbeleid, gevoelig verbreed werd. De basis voor de verankering van het diversiteits- en gelijkekansenbeleid op de Brusselse arbeidsmarkt werd ook versterkt door de sensibilisering, de informatie en de permanente betrokkenheid van alle belangrijke actoren van de arbeidsmarkt die aan het Pact deelnemen. Zo begonnen de lokale overheden, dit jaar nog informeel, aan de diversiteit te werken. Binnenkort wordt dat geformaliseerd in overeenkomsten via het Charter voor de openbare besturen en het invoeren van diversiteitsplannen. In alle instellingen voor openbaar nut werd de opleiding van de diversiteitsmanagers georganiseerd. De vakbondsorganisaties konden daarenboven hun engagement nog meer versterken dankzij de aanwerving van een diversiteitsconsulent voor elk van hen, een gezamenlijke verklaring over de diversiteit en een samenwerkingsprotocol tussen de syndicale consulenten en de diversiteitsconsulenten van het Territoriaal Pact. De plenaire vergadering van het Territoriaal Pact keurde de voorgestelde actieprogramma’s van de 3 representatieve werknemersorganisaties goed. De 85
programma’s gaan over sensibilisering, interne opleiding, nadenken over de rol van de ondernemingsraden zodat die kan bijdragen tot de ontwikkeling van een diversiteitsbeleid binnen de ondernemingen. Ten slotte werkte de bedrijfswereld verder samen met het Pact middels sectorale studiedagen enerzijds en de promotie van het charter en van de diversiteitsplannen anderzijds. Twee sectoren waren medeorganisator van een seminarie (de sector van de verzekeringen en de sector van de gezondheidszorg).
Organisatie van « spots » voor de ondernemingen Een van de opdrachten van de gewestelijke diversiteitsconsulenten is om Brusselse ondernemers te ontmoeten, met hen van gedachten te wisselen en te informeren naar het beheer van hun diversiteit. Daarom organiseerden de consulenten superpraktische communicatieontmoetingen (« spots ») waarin de Brusselse ondernemingen informatie, concrete voorbeelden en contacten worden aangeboden in verband met diversiteit. In 2007 werden twee spots georganiseerd. De eerste ging over de voogdij binnen de onderneming gebaseerd op de uitwisseling van kennis, vaardigheden en houding, vaak tussen seniors en jonge werknemers. De tweede spot was gericht op de positionering van de onderneming en haar interne communicatie over het beheer van de diversiteit.
Promotie van het charter en van de diversiteitsplannen In december 2007 waren er al 116 ondertekenaars van het Diversiteitscharter (tegenover 50 in 2005 en 101 in 2006). De ondernemers die het charter ondertekenen, beloven daarmee een diversiteitsplan uit te werken. Zoals eerder vermeld, werden in 2007 6 diversiteitsplannen afgerond, in de sectoren diensten aan ondernemingen, horeca, elektriciteit, bouw (renovatie) en vastgoed. Met die plannen worden zo’n 700 werknemers bereikt.
Aanduiding en vorming van diversiteitsmanagers binnen de instellingen van openbaar nut Deze bronpersonen zijn belast met het opstellen en opvolgen van een diversiteitsbeleid binnen de organisatie. Elke ION (Instelling van Openbaar Nut) stelde minstens één diversiteitsmanager aan. Het Pact kreeg de opdracht de vorming van deze diversiteitsmanagers te plannen. Deze vorming werd in de loop van het jaar 2007 in samenwerking met universiteiten en diversiteitsconsulenten van andere organisaties gegeven. Om structureel verder te kunnen samenwerken werd voor de diversiteitsmanagers een begeleidingsprogramma uitgewerkt. Daarbij stelde het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de organisatie van een informeel denkplatform voor met minstens één ontmoetingsdag per trimester voor de managers. Dit platform zal in de loop van het jaar 2008 in werking treden. De in 2006 bestelde studie over de thematiek van het onthaalbeleid tegenover nieuwkomers in de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd afgerond. Om er gevolg aan te geven werd overleg met het BIVR en de Vereniging van Steden en Gemeenten opgestart.
Representatie en promotieactiviteiten van die instrumenten voor diversiteitsbeleid Onder meer door tussenkomsten tijdens de volgende seminaries en colloquia:
86
Seminarie Business & Society en Centrum voor gelijkheid van kansen; Deelname aan de ULB-conferentie bij de Federatie van liberale studenten over het Brussels ondersteuningsbeleid aan de diversiteit in de ondernemingen; Tussenkomst en partnership van de Diversiteitscel tijdens het seminarie « De instrumenten van de diversiteit », georganiseerd door Business & Society; Tussenkomst van de Diversiteitscel tijdens de studiedag « Hoeft diversiteit beheerd te worden? », georganiseerd door Pour la Solidarité. Tussenkomst van de Diversiteitscel tijdens de EUROPLIE-studiedag; « Acties voor de diversiteit, preventie en strijd tegen de discriminatie » in Marseille;
Voorstelling van het diversiteitsbeleid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan een groep stagiairs van Sub-Saharaanse origine die een diversiteitsopleiding volgden die ter afsluiting van de activiteiten van Vitar II werd georganiseerd; Voorstelling van het Brusselse diversiteitsbeleid en zijn instrumenten voor de zonale commissie georganiseerd door Tracé Brussel; Tussenkomst tijdens het CRIC-colloquium in Charleroi over het diversiteitsbeleid van Brussel; Interview met de Diversiteitscel voor het magazine Forward, een publicatie van het VBO, met als onderwerp « Aanwerven 50-plussers nog steeds heikel punt voor werkgevers».
Kwalitatieve evaluatie Het diversiteitsbeleid van het Brussels Gewest startte met sensibiliseringsacties naar de bedrijfswereld toe om discriminatie wegens herkomst bij de aanwerving tegen te gaan. Dit beleid werd uitgebreid naar andere doelgroepen die omwille van leeftijd, handicap of geslacht gediscrimineerd worden. Die verbreding en uitdieping van het diversiteitsbeleid is onder meer het gevolg van de conclusies van een gemeenschappelijke studie besteld door het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid en uitgevoerd door de professoren Albert Martens (KUL) en Nouria Ouali (ULB). We kunnen gerust stellen dat sinds 2007 het diversiteitsbeleid in de hele bedrijfswereld doorgedrongen is en dat zowel de publieke als de private actoren op de Brusselse arbeidsmarkt erbij betrokken zijn.
Vooruitzichten 2008-2009 De acties die in het strategisch plan van het Pact voorzien zijn zullen verder worden uitgevoerd. Het gaat onder meer om de onderhandeling en de opvolging van diversiteitsplannen binnen de ondernemingen, het blijven promoten van een diversiteitsbeleid via de verspreiding van voor iedereen « leesbare » informatie, aangepast aan elke actor op de Brusselse arbeidsmarkt. Ten slotte krijgt de verdere uitwerking van de instrumenten om doelgroepen via het diversiteitsbeleid aan werk te helpen bijzondere aandacht. Het kan daarbij gaan om mensen van vreemde afkomst, mensen met een handicap, jongeren, oudere mensen en vrouwen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
87
INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
Juridisch kader Het Sociaal Pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars, dat in 2002 werd gesloten tussen de Brusselse minister van Werkgelegenheid en de vertegenwoordigers van de werknemers, de werkgevers en de middenstand en maakt sinds 2005 deel uit van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling (CET). K.B. van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Doelstellingen Dit loket is specifiek bedoeld om de werkzoekenden in te lichten over alle vormen van discriminatie bij aanwerving.
Algemene principes In principe bepaalt de wet dat alle werkzoekenden in de selectieprocedure gelijk behandeld moeten worden. Wanneer de selectiecriteria bijgevolg niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd kunnen worden, kan er sprake zijn van rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie. In het kader van de beslissingen die door het Sociaal Pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars in verband met de strijd tegen discriminatie bij aanwerving werden genomen heeft ACTIRIS, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, een informatiedienst geopend die gespecialiseerd is in het onthaal, de ondersteuning en de begeleiding van slachtoffers van discriminatie. Iedereen, werkgevers en werknemers, kan bij het loket informatie inwinnen over discriminatie bij aanwerving. Als een werkzoekende denkt gediscrimineerd te zijn in de rekruteringsprocedure, zal de consulent samen met hem een objectieve analyse van de situatie maken. Vervolgens bepalen zij samen of de vermoedens van discriminatie gegrond zijn en of de situatie een juridisch vervolg vereist. In dat geval zal het slachtoffer een ontmoeting hebben met een jurist van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, wiens taak erin bestaat de nodige bijstand te verlenen om, eventueel, een schadeloosstelling te verkrijgen.
Administratieve omkadering ACTIRIS, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Budget geïntegreerd in de algemene maatregel voor de bestrijding van discriminatie bij aanwerving.
Reële uitgaven € 86.323,25.
88
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft het loket 121 werkzoekenden over de vloer gekregen. Voor 107 van deze personen beschikken we over meer informatie.
Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Discriminatiegronden Afkomst/nationaliteit Handicap/gezondheid Leeftijd Geslacht Religieuze of filosofische overtuiging
35 2 6 4 3
8 2 1 4 7
43 4 7 8 10
43,4 4,0 7,1 8,1 10,1
Sub-totaal Op zoek naar informatie Totaal
100,0 3
5
8
/
66
41
107
/
De klachten over discriminatie op basis van etnische afkomst en nationaliteit vertegenwoordigen 43,4% van alle nieuwe dossiers. Mannen blijven in de meerderheid maar er zijn meer vrouwen dan mannen als het over discriminatiegronden m.b.t. de religieuze overtuiging gaat.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJD EN GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal
2de graad maximum
14
10
3de graad
15
11
26
8
10
18
Leerlingkracht
2
1
3
Andere studies
27
9
36
7
7
14
≥ 25 jaar - < 45 jaar
46
23
69
≥ 45 jaar
13
11
24
Totaal
66
41
107
Studieniveau
Hogere studies
24
Leeftijdsklasse < 25 jaar
Zoals in 2006, werd er geen kwalitatieve informatie aan het Observatorium bezorgd.
Vooruitzichten voor 2008-2009 De informatieverspreiding m.b.t. fenomenen van discriminatie bij aanwerving voortzetten. De werkgevers blijven informeren teneinde hen aan te moedigen de diversiteit ook in hun bedrijf in de praktijk te brengen. Effectief meewerken aan de verzameling van gegevens die betrekking op het Loket hebben teneinde de verwezenlijkingen en de resultaten te kunnen voorleggen van de activiteiten die werden ondernomen samen met de personen die op gesprek komen.
89
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
90
PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSPLATFORMS
Juridisch kader Dienst van ACTIRIS.
Doelstellingen Het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms (NWP) heeft als doel de diensten dichter bij de gebruikers (werkzoekenden en werkgevers) te brengen en een gecoördineerd netwerk uit te bouwen om de dienstverlening van ACTIRIS en van de partners die lid zijn van het netwerk te verbeteren. Deze maatregel beoogt de openstelling van de databanken van ACTIRIS aan zijn partners die lid zijn van het netwerk, de bevordering van de onderlinge afstemming tussen de beschikbare initiatieven en de invoering van een betere communicatie tussen alle socioprofessionele inschakelingsactoren in het Brussels Gewest. Het NWP heeft eveneens tot doel om de transparantie van de trajectbegeleiding te verhogen, de toegang tot de werkaanbiedingen en de gespecialiseerde diensten die door de verschillende actoren worden verleend te vergemakkelijken en het administratieve werk dat voortvloeit uit de verschillende verslagen en balansen die de actoren moeten opstellen in het kader van hun financiering te vereenvoudigen en te verlichten.
Algemene principes Vertrekkende van het principe dat zeer uiteenlopende actoren afkomstig uit verschillende institutionele overheden elk binnen hun vakgebied werkzaam zijn op het vlak van tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling, dient men, met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid, naar synergie te streven, onder meer via een gecoördineerd netwerk tussen deze actoren. In het licht van de uitbouw van een dergelijk netwerk, heeft men er alle belang bij om de verschillende acties van de bovenvermelde plaatselijke actoren te bundelen binnen een platform voor de werkgelegenheid. De coördinatie ervan zal op gewestelijk niveau worden waargenomen. Het werkingsmodel zal gebaseerd zijn op het partnershipmodel volgens hetwelk momenteel verschillende acties zijn georganiseerd, zoals het netwerk van het actief zoeken naar werk of de inschakeling via de OCMW's. De nieuwigheid ligt in de grotere doeltreffendheid en de complementariteit van de acties dankzij het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën binnen het netwerk. Dit werkingsmodel wordt geformaliseerd door de overeenkomsten voor toetreding tot het netwerk waarvan de inhoud is aangepast aan het type partner. Voor de grote lijnen wordt het Netwerk gestuurd door het Toezichtscomité, dat is samengesteld uit de diensten van ACTIRIS en de partners die bij het netwerk zijn aangesloten, terwijl op de kwalitatieve aspecten wordt toegezien door de thematische begeleidingscomités ACTIRIS/partners. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Huidige partnerinstellingen: de 19 OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 18 erkende vzw's voor het actief zoeken naar werk (waarvan 1 Nederlandstalige);
91
11 socioprofessionele inschakelingspartners (9 Missions locales en 2 Nederlandstalige partners); Bruxelles-Formation en 45 Franstalige opleidingspartners; VDAB-RDBB en 8 Nederlandstalige opleidingspartners; 5 centra voor Deeltijds Beroeps Onderwijs / centra voor deeltijds onderwijs; 5 centres d’Education et de Formation en Alternance (CEFA); 12 specifieke begeleidingspartners.
Administratieve omkadering ACTIRIS, via de dienst Netwerkbeheer die speciaal belast is met de omkadering en de ontwikkeling van het netwerk.
Budget Reële uitgaven € 1. 206.173,03.
Evaluatie In 2006 stond de uitbreiding van de partners die zich tot een specifiek publiek richten, de bestendiging van het netwerk en de herdefiniëring van de procedures om statistieken aan te maken en te verspreiden centraal. 2007 stond in het kader van de uitbreiding van het netwerk naar de laatste niet aangesloten partners, namelijk de CEFA’s en de CDV/CDO. Een technische oplossing om de aansluiting te verbeteren werd in 2007 uitgewerkt. Deze oplossing, die toegang verleent via een beveiligde internetaansluiting in plaats van een gehuurde aansluiting, vertegenwoordigt overigens een omvangrijke investering. Het gebruik van het netwerk wordt bestendigd en verder uitgebreid, met name door de procedures voor de informatieuitwisseling tussen ACTIRIS en Bruxelles Formation op punt te stellen, door maatregelen te ontwikkelen die de aansluiting van de partners en hun werk in het netwerk ten goede komen. In 2007 werden 58 opleidingssessies (basis- en voortgezette opleidingen) voor de verschillende soorten gebruikers georganiseerd. Momenteel zijn er 558 gebruikers (tegenover 567 in 2006) die actief zijn op het netwerk. De didactische e-learningsoftware voor de eindgebruikers van het netwerk dient als zelfstudieinstrument, zowel tijdens de initiële en de voortgezette opleiding. Momenteel werden 6 modules in beide talen online geplaatst. Tot in 2005 beheerde de dienst NWP de statistieken voor de partners, in 2006 en 2007 heeft het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid in samenwerking met de dienst NWP, de dienst Partnership en de Informaticadienst na overleg met de ISPI’s, de Missions locales en TRACE, een model van statistische activiteitenverslagen voor de partners uitgewerkt. De dienst NWP heeft de inhouden van de controlelijsten voor de verschillende partners herzien teneinde de leesbaarheid van alle documenten te bevorderen.
Vooruitzichten 2008-2009 Volgens de richtlijnen van het Beheerscontract van ACTIRIS, de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de resultaten van de projectoproepen van ACTIRIS inzake het inschakelingspartnership, de uitbreiding van het netwerk naar andere partners (identificatie van de partners, behoeftenbepaling, aansluitings- en promotieplan
92
enz.) moet voortzetten. Er moet ook worden voortgewerkt aan het versterken van het netwerk en de aanpassing aan zijn omgeving. De omkadering van het netwerk moet heroverwogen en uitgebreid worden (door programma’s m.b.t. coaching, voortgezette opleiding, kwantitatieve en kwalitatieve opvolging van de activiteiten van de NWP-partners). Het zal ook nodig zijn om een analyse en evaluatie te maken van oplossingen die de prestaties van het informatica-instrument kunnen verbeteren (gebruiksvriendelijkheid, eenvoud). Er moet worden voortgezocht naar efficiëntere en goedkopere aansluitingsmogelijkheden. Tot slot zal het NWP bijdragen tot het ontstaan van methodologische en/of thematische en/of geografische netwerken die de samenhang tussen de acties, de harmonisering van de tussenkomsten van ACTIRIS en alle partners en de uitwisseling van goede praktijken moeten bevorderen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20.
93
BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID
Juridisch kader Dienst van ACTIRIS die werd opgericht in 1994 met de steun van het ESF. Momenteel sluit het Observatorium aan programma 2007-2013 van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen Het Observatorium heeft als doel bestaande structuren en systemen te ondersteunen, onder meer door de nodige instrumenten te voorzien om de kwalificatiebehoeften in het Gewest te voorspellen en nieuwe bekwaamheden te identificeren. Een andere opdracht bestaat erin het geheel van de fenomenen in verband met de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te bestuderen en hierover informatie te verspreiden.
Algemene principes Het Observatorium structureert zijn activiteiten rond verscheidene vragen van sociaaleconomische, institutionele of politieke actoren op Brussels, nationaal of internationaal niveau. De antwoorden op deze vragen nemen de vorm aan van publicaties of concrete tussenkomsten en informeren de actoren die betrokken zijn bij de ontwikkelingen binnen het Gewest. In deze context houdt het Observatorium zich bezig met: de analyse (en jaarlijkse update) van de evolutie van de sociaaleconomische context in het Gewest en de bijbehorende evolutie van de arbeidsmarkt; het ontwikkelen van indicatoren, onder andere in het kader van de uitvoering van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de programmering ESF doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het verzamelen en up-to-date houden van de behoeften inzake kwalificaties en beroepservaring alsook de opsporing of vaststelling van wanverhoudingen in bepaalde segmenten van de Brusselse arbeidsmarkt; de deelname aan de ontwikkeling van systemen die de tendensen op het vlak van tewerkstelling en de kwalificatiebehoeften kunnen voorspellen rekening houdende met de nieuwe werkomstandigheden en de nieuwe vormen van organisatie van de arbeid. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Administratieve omkadering ACTIRIS.
Budget Geen gegevens.
94
Evaluatie Kwantitatief Een greep uit de acties en verwezenlijkingen van het Observatorium in 2007 : de voltooiing van het derde deel van de enquête besteld door de Haven van Brussel. • Er werd gepeild naar de opleidingsbehoeften van de havenbedrijven om hun noden in kaart te brengen in de context van de oprichting van het referentiecentrum voor transport en logistiek; de analyse van de knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de jaarlijkse uitgave van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de opstelling van het jaarverslag omtrent de opvolging van de kwantitatieve gegevens verstrekt door de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt; het beheer van databanken die het mogelijk maken de sociaaleconomische context en het werkingsgebied van de OTD te analyseren en op te volgen. Het Observatorium heeft een antwoord geboden op tal van diagnose- en analyseopdrachten afkomstig van economische, sociale, professionele en politieke actoren, alsook op vragen uitgaande van de audiovisuele en geschreven pers. Het leeuwendeel van deze vragen is afkomstig van gewestelijke of federale instanties, maar het Observatorium krijgt ook vragen van internationale structuren. Het Observatorium neemt eveneens deel aan verscheidene werkgroepen van het Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid.
Kwalitatief Daarnaast neemt het Observatorium deel aan de vergaderingen van werkgroepen i.v.m. werkgelegenheid op gewestelijk federaal, Europees,… niveau. De leden van het Observatorium wonen informatiesessies, forums, conferenties,... bij over verschillende kwesties in verband met de arbeidsmarkt en houden zelf uiteenzettingen/conferenties op verzoek. Zo heeft het Observatorium op gewestelijk niveau in het bijzonder zijn actieve deelname aan de projecten van het Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest binnen 5 werkgroepen voortgezet. Er werd aan het Observatorium gevraagd om een bijdrage te leveren aan de evaluatie van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling. In het kader van de samenstelling van de communautaire gegevensbank (PMT - EUROSTAT) werkt het Observatorium mee aan de productie en verzameling van gegevens i.v.m. de tewerkstellingsmaatregelen in het BHG. Net zoals de vorige jaren zorgen het Observatorium en de Eniac expert op vraag van de minister van Werkgelegenheid voor de bijwerking/opvolging van het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie die deel van de Lissabonstrategie uitmaakt. Deze inventaris dient ook als basis voor het Actieplan Sociale Insluiting. Het Observatorium werkt mee aan de uitwerking van de indicatoren m.b.t. de richtsnoeren inzake werkgelegenheid voor het Nationaal Hervormingsprogramma. Het is bovendien verantwoordelijk voor de ontwikkeling van deze indicatoren m.b.t. de activering van werkzoekenden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Observatorium neemt sinds maart 2001 deel aan de werkgroep met als thema de ontwikkeling van een boordtabel, die door de Europese Commissie - DG voor Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden - in het leven werd geroepen (“European PES Vacancy Monitor”). Via de ontwikkeling van nieuwe mobiliteitsindicatoren draagt het Observatorium bij tot de uitvoering van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Op die manier helpt het Observatorium bij de verwezenlijking van het gecoördineerd actieplan voor de Brusselse rand.
95
Er werd ook verdergewerkt aan de website met informatie over de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze "IAMB-site" geeft gestructureerde en actuele informatie over de beroepen, de activiteitensectoren en de opleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Beheerscomité heeft dit project in 2005 goedgekeurd en de voorbereidingen voor deze website gingen van start in 2006. De lancering van de website is gepland voor midden 2008. Ten slotte wordt de website van het Observatorium regelmatig bijgewerkt in functie van zijn publicaties, met het oog op een grotere duidelijkheid. Zo werden talrijke statistieken in verband met werkgelegenheid en werkloosheid op het internet geplaatst.
Vooruitzichten 2008-2009 De uitgave van het jaarlijks verslag 2008 m.b.t. de knelpuntberoepen; Bijdragen aan de opvolging van het NHP, hoofdstuk tewerkstelling: updating van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen (in samenwerking met de beheersdiensten, belast met de uitvoering van de maatregelen); de beschrijving van de sociaaleconomische context pour le rapport d'exécution du programme FSE de la Région en deelname aan de diverse werkzaamheden; De uitvoering van het project IAM-B zodat het effectief van start kan gaan in de tweede helft van 2008. In dit kader, de oprichting van een werkgroep DMK/Observatorium voor de coördinatie van het werk in het kader van de rol die COROME speelt in het IAM-B inzake de inventarisering van de beroepen, en de te creëren verbanden tussen COROME en de andere informatieve elementen van de site; De uitwerking van databanken over de werkloosheid en de werkgelegenheid op basis van verschillende bronnen (RSZ, KSZ, RSVZ, RVA, Forem, VDAB, Arbeitsamt, EAK, Federgon, Eurostat, de Balanscentrale, KBO, INR, NBB, NIS, GOMB enz.); De uitwerking, met de beheerders van de tewerkstellingsmaatregelen, door ACTIRIS van de (jaarlijkse en semestriële) statistische verslagen over de uitvoerende partners en de ontwikkeling van nieuwe indicatoren; De opvolging van de participatie aan het project « mutual learning benchmarking among PES”; Bijdragen aan de implementering van het Beheerscontract van ACTIRIS, met name via een methodologische ondersteuning bij de ontwikkeling van de indicatoren en interne hervormingen; De realisatie van een sectoriele studie die ingaat op de opleidingsbehoeften en de aanwervingsmoeilijkheden in de horecasector; De verwezenlijking van het jaarverslag m.b.t. de prestaties van de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van de toepassing van de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20.
96
OPLEIDING VAN DE INSCHAKELINGSWERKERS
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze wetteksten bepalen dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de (voor)programma’s vastgelegd op grond van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI) van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De opleiding van de inschakelingswerkers heeft betrekking op de inschakelingswerkers van het OCMW-programma, alsook de medewerkers van de Socioprofessionele Begeleidingsdienst en de personeelsleden belast met de uitvoering van de modules Actief Zoeken naar Werk. In voorkomend geval zouden ook andere inschakelingswerkers de voordelen van opleidingsmodules kunnen genieten. Het opleidingsprogramma bestaat uit modules bepaald op grond van de specifieke vragen van de personeelsleden.
Algemene principes De consulenten Begeleiding AZW Sinds de samenvoeging van de twee diensten « Begeleiding » en « dienst AZW » en de invoering van het CBP, heeft de ploeg van de dienst Begeleiding AZW een aanzienlijke uitbreiding gekend. Het bleek noodzakelijk de homogeniteit van de methodologische praktijken te waarborgen en een uitwisseling van goede praktijken in de hand te werken. Om de kwaliteit van de dienstverlening te vrijwaren, werden de opleidingsacties uitgebreid en versterkt. In dit kader werd een coördinatiefunctie voor de opleidingen gecreëerd.
De consulenten AZW De AZW-coördinatie is onder meer verantwoordelijk voor de methodologische coherentie binnen het globale AZW-netwerk, de evaluatie van de toepassing van de AZW-methodologie in het netwerk, de organisatie van opleidingen voor nieuwe consulenten m.b.t. de methodologie binnen het netwerk en de organisatie en animatie van coördinatie- en methodologische vergaderingen. Bovendien ontmoet ze de AZW-partners individueel om indien nodig hun specifieke vragen inzake methodologie of organisatie te beantwoorden. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
97
Administratieve omkadering ACTIRIS; De dienst Partnership; De Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk; De coördinatie van de partners van het AZW-netwerk.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Inbegrepen in het partnership.
Reële uitgaven op 31 december 2007 Inbegrepen in het partnership.
Evaluatie Kwantitatief We wijzen erop dat het netwerk van inschakelingswerkers van de OCMW’s sinds 2006 niet bijeengekomen is.
De consulenten Begeleiding AZW Om de goede praktijken te harmoniseren en de methodologie te ontwikkelen, werden de intervisiegroepen die in 2005 werden opgestart, voortgezet. Deze groepen komen gedurende een halve dag bijeen en bestaan hoogstens uit 12 personen. Ze vinden om de zes weken plaats en dit jaar werd gewerkt rond: de werkmethodes, wat tot concrete pistes heeft geleid; de vragen die de coach moet stellen; de uitwisseling van ervaringen; … Alle consulenten Begeleiding AZW (40 technici) nemen deel aan deze sessies. De opleiding van nieuwe medewerkers wordt herbekeken zodat ze gestructureerder en vollediger is. De nieuwe medewerkers worden geregeld door een referentiepersoon opgevolgd (in het begin eenmaal per week, vervolgens op vraag). De medewerkers worden tijdens opleidingsmodules in de AZW-methodologie ingewijd. Elke module heeft betrekking op de acties die binnen de dienst worden verricht. Deze opleiding wordt over zes maanden gespreid.
De AZW-consulenten Dit jaar hebben de methodologische vergaderingen in kleine werkgroepen plaatsgevonden (3 groepen van 10 personen) op basis van de intervisiegroepen verwezenlijkt door de Dienst Begeleiding AZW. Ze worden geleid door de AZW- en CBP-opleidingsverantwoordelijke. Deze groepssessies stellen de AZW-consulenten in staat om: een situatie / een thema in vertrouwen te behandelen;
98
te werken op basis van didactische oefeningen die in concrete denkpistes uitmonden; ieders praktische ervaringen en reflecties te delen. Deze sessies worden aangekaart door aan verschillende thema’s deel te nemen, zoals: het vertrouwen in de groep; de vragen die helpen om een situatie op te helderen; vooroordelen, stereotypen en discriminatie; gedragingen van coaches en coaching.
Kwalitatief De consulenten Begeleiding AZW Over het algemeen zijn de inschakelingswerkers van de OCMW's behoorlijk tevreden over de sessies die in 2007 werden georganiseerd.
De AZW-consulenten Over het algemeen zijn de AZW-consulenten eerder tevreden over de sessies die in 2007 werden georganiseerd en zijn van mening dat deze onontbeerlijk zijn. Niet alleen de methodologische vergaderingen om de methodologie, het contact en de opvolging te evalueren zijn noodzakelijk, ook het individuele contact met en de individuele opvolging van elke consulent zijn absoluut noodzakelijk. Maar deze opdracht vergt veel tijd en één enkele persoon volstaat niet. Zoals vorig jaar reeds werd gezegd, het personeelsbestand van de AZW-coördinatie zou dus moeten worden uitgebreid.
Vooruitzichten 2008-2009 De consulenten Begeleiding AZW Om de kwaliteit van het werk in een groter team te garanderen en om professionele ontplooiing te verzekeren, wordt een certificeringproject voor de medewerkers Begeleiding AZW onderzocht. Dit project werd eind 2007 aan de consulenten voorgesteld. Zoals vorig jaar aangegeven is het proces van certificering een validatiemiddel, draagt het bij tot de competentieontwikkeling van de BAZW consulenten en helpt de AZW-werhuize beter te begrijpen opdat deze beter kan toegepast worden. Het certificeringsproces is: een validerings- en ontwikkelingsinstrument voor de vaardigheden van de BAZW-consulenten; een hulp om de AZW-methodologie beter te begrijpen en te bevatten teneinde de methodologie goed toe te passen en er vat op te hebben. De doelstellingen van de certificering zijn: de specificiteit van de AZW-methodologie verdedigen inzake zoeken naar werk door de methodologie professioneler te maken; de vaardigheden ontwikkeld gepersonaliseerde feedback.
door
de
consulenten
uitdrukkelijk
te
erkennen
via
een
De AZW-consulent zal aldus: Zijn professionele vaardigheden aanscherpen; Zijn verworven en/of ontwikkelde vaardigheden doen erkennen; 99
Een kader genieten voor reflectie en uitwisseling van professionele praktijken; De AZW-methodologie beter begrijpen en toepassen. De voordelen voor de dienst AZW zijn: Alle werkzoekenden die een beroep op de dienst doen een kwaliteitsvolle dienstverlening bieden; De specificiteit, de doeltreffendheid en de nauwkeurigheid van de AZW-methodologie versterken; Het team te verzamelen rond een gemeenschappelijke en aldus erkende methodologie en knowhow.
De AZW-consulenten De AZW-consulenten wensen de uitwisseling van de praktijken voort te zetten om de methodologieën voor het publiek te harmoniseren en aan te passen. Ze willen eveneens de middelen om werk te zoeken (cv, sollicitatiebrief, simulatie sollicitatiegesprek,…) opnieuw aankaarten.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 23.
100
TEGEMOETKOMINGEN VOOR OPLEIDINGEN
Juridisch kader Ordonnantie betreffende de bevordering van de economische expansie van 01 juli 1993 (B.S. van 31 juli 1993) Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van artikel 8, § 2, van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Objectif De tegemoetkomingen voor opleidingen zijn erop gericht de werking of het concurrentievermogen van de onderneming te verbeteren, met uitsluiting van de problemen van dagelijks, gewoon of recurrent beheer van de onderneming.
Algemene principes Alleen kmo’s kunnen deze tegemoetkomingen genieten. Bovendien moeten de opleidingen worden toevertrouwd aan externe instellingen, die vrij te kiezen zijn, maar aan vier voorwaarden moeten voldoen: minstens 2 jaar werkzaam zijn, gespecialiseerd zijn in het beschouwde domein, een lijst met referenties voorleggen en onafhankelijk zijn van de begunstigde onderneming. Retroactiviteit van de uitgaven is niet mogelijk. Het Bestuur moet worden ingelicht voordat de opleiding start. Alleen dossiers van een minimumbedrag van € 500 komen in aanmerking. De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing,...) zijn niet subsidieerbaar. Er zijn twee types opleidingssteun: de collectieve opleidingen en de taalopleidingen. De collectieve opleidingen moeten van een uitzonderlijke of dringende aard zijn en de verbetering beogen van de werking of de concurrentiekracht van de onderneming, met uitsluiting van de vraagstukken van dagelijks, gewoonlijk of recurrent beheer van de onderneming. De vormingen voor de basiskennis gebonden aan de activiteit van de onderneming worden uitgesloten. Voorbeelden van collectieve opleidingen zijn: opleidingen totaalkwaliteit (ISO 9000), logistiek, management, omgeving, nieuwe productie-uitrustingen,... De maximumsteun bedraagt € 7.500, bij een subsidiepercentage van 50%. Net zoals bij de maatregel voogdij, zijn verscheidene sectoren uitgesloten, waaronder de financiële sector, de verzekeringen, het onderwijs, de onroerendgoedsector, de vrije beroepen, de sector van de gezondheidszorg, de verenigingen,... De taalopleidingen voor andere vreemde talen dan het Frans, het Nederlands en het Engels, moeten een uitzonderlijk karakter hebben. Een opleiding die niet langer dan 3 maanden duurt, wordt als dringend aanvaard. Er kan een subsidie van 50% worden bekomen, met een maximum van € 7.500. Anders dan bij de collectieve opleidingen komen alle sectoren in aanmerking.
Administratieve omkadering De cel “Hulp voor consultancy en vorming” van de Directie Economische Betrekkingen, Industriële Dossiers en Buitenlandse Investeringen, van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
101
Budget Het totaalbudget voor de hulp voor consultancy en opleiding bedraagt in 2007 € 2,25 miljoen en € 2,7 miljoen in 2008.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft de cel van het Ministerie 187 dossiers collectieve opleiding voor werknemers en 54 taalopleidingsdossiers behandeld.
Aantal dossiers
2004
2005
2006
Toegekende bedragen in €
2007
2004
2005
2006
2007
Collectieve opleidingen Taalopleidingen
59 27
97 48
149 42
187 54
142.000 23.200
262.600 53.400
343.800 48.100
402.131 66.031
Totaal
86
145
191
241
165.200
316.000
391.900
468.162
Kwalitatief De meeste aanvragen voor collectieve opleiding en voor taalopleidingen betreffen vervolmakingsopleidingen of opleidingen van hoog niveau voor kader- en bestuursleden die al een basiskennis hebben.
Vooruitzichten 2008-2009 Nieuwe raamordonnantie betreffende de economische expansie van 13.12.2007, waarvan het besluit met betrekking tot de steun voor opleidingen in de loop van 2008 gepubliceerd zou moeten worden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 24.
102
HULP VOOR CONSULTANCY
Juridisch kader Ordonnantie betreffende de bevordering van de economische expansie van 01 juli 1993 (B.S. du 31 juli 1993). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van artikel 8, § 1, van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (B.S. 12 mei 2005).
Doelstellingen De hulp voor consultancy heeft als doel de werking en het concurrentievermogen van de onderneming die er gebruik van maakt te verbeteren.
Algemene principes Deze hulp, voor een minimumbedrag van € 1.000 is voorbehouden voor kmo’s die externe consultants raadplegen. De consultants zijn vrij te kiezen. Er is geen officiële goedkeuring maar de consultants moeten aan vier voorwaarden voldoen: minstens 2 jaar actief zijn, gespecialiseerd zijn in het desbetreffende domein, een referentielijst voorleggen en onafhankelijk zijn van de begunstigde onderneming. De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing,...) zijn niet subsidieerbaar. Er zijn twee types hulp voor consultancy: de hulp voor managementadvies en de hulp voor de uitvoering van haalbaarheidsstudies. Het managementadvies betreft advies voor specifieke managementproblemen met als doel om de werking van de onderneming of haar concurrentiekracht te verbeteren, met uitsluiting van de vraagstukken van dagelijks, gewoonlijk of recurrent beheer. Het subsidiepercentage bedraagt 50%. De steun is geplafonneerd tot € 25.000. Net als bij de voogdij en de collectieve opleidingen zijn bepaalde sectoren uitgesloten (de financiële sector, de verzekeringen, het onderwijs, de onroerendgoedsector, de vrije beroepen, de gezondheidszorg de verenigingen,...). Managementadvies is bijvoorbeeld mogelijk voor: de opstelling van een businessplan, begeleiding bij de herstructurering, marktonderzoek, invoering en definitie van instrumenten voor het commercieel beleid (met uitzondering van prospectieopdrachten en commerciële opvolging), begeleiding bij de invoering van een kwaliteitsgarantiesysteem,… De haalbaarheidsstudies hebben betrekking op een welbepaalde en toelaatbare investering in de zin van de ordonnantie. De studie moet worden uitgevoerd voordat beslist wordt om een investering te doen. De steun bedraagt maximum € 25.000, bij een subsidiepercentage van 50%. Voor de haalbaarheidsstudies zijn dezelfde sectoren uitgesloten als voor het managementadvies.
Administratieve omkadering De cel "Hulp voor consultancy en vorming" van de Directie Economische Betrekkingen, Industriële Dossiers en Buitenlandse Investeringen, van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Het totaalbudget voor de hulp voor consultancy en opleiding bedraagt in 2007 € 2,25 miljoen en € 2,7 miljoen in 2008. 103
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft de cel 159 aanvragen voor managementadvies haalbaarheidsstudies behandeld (stijging van 56 t.o.v 2006).
Aantal dossiers 2004
2005
2006
en
62
aanvragen
voor
Toegekende bedragen in € 2007
2004
2005
2006
2007
Managementadvies Haalbaarheidsstudies
111 24
138 35
121 42
159 62
1.405.500 442.200
1.471.800 461.700
1.258.800 388.400
1.705.518 491.338
Totaal
135
173
163
221
1.847.700
1.933.500
1.647.200
2.196.856
Kwalitatief Het doel van de consultancysteun bestaat erin de kmo’s aan te moedigen om een beroep te doen op een consulent wanneer zij met een tijdelijk probleem te maken hebben. We stellen vast dat het meestal kleine ondernemingen zijn die een beroep doen op deze steun. Door de kleine ondernemingen te helpen om zich aan de nieuwe eisen van de markt aan te passen, draagt de consultancysteun onrechtstreeks bij tot de economische groei en de schepping van werkgelegenheid.
Vooruitzichten Nieuwe raamordonnantie betreffende de economische expansie van 13.12.2007, waarvan het besluit met betrekking tot de steun voor opleidingen in de loop van 2008 gepubliceerd zou moeten worden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2005-2008 RS 20.
104
TEGEMOETKOMING
IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN VOOR ECONOMISCHE-EXPANSIEPROJECTEN KONINKLIJK BESLUIT 123
Juridisch kader K.B. nr 123 van 30 december 1982 (B.S. 18 januari 1983).
Doelstellingen Het betreft een financiële tegemoetkoming ten gunste van: de industriële of handelsondernemingen met 3 tot 100 werknemers die, alleen of met de steun van een openbare of privé-instelling, een project opzetten dat bestemd is voor: • het promoten van de uitvoer buiten de EU; • het creëren van nieuwe producten of productieprocessen; • het besparen van energie en / of grondstoffen in instellingen van openbaar nut actief op het vlak van onderzoek, steun aan de ondernemingen of aan de economische ontwikkeling, de verenigingen van ondernemingen die hun leden technische steun verlenen en de werkgeversorganisaties die de ondernemingen bijstaan en raad geven. Deze financiële steun is bedoeld om de projecten te ondersteunen die de evolutie van de tewerkstelling gunstig beïnvloeden, met uitsluiting van de normale en dagelijkse activiteiten, met als doel: studie of onderzoek met het oog op een merkbare verbetering van nieuwe producten of werkwijzen; het promoten van de uitvoer buiten de Europese Unie; het besparen van grondstoffen of energie.
Algemene principes Op basis van de positieve evaluatie uitgevoerd door de cel "Hulp aan de bemiddeling en de opleiding" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van de Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betaalt ACTIRIS gedurende een periode van maximum twee jaar, een deel van het salaris van de aangeworven werknemers, alsook de sociale bijdragen die ermee gepaard gaan. De tussenkomst van ACTIRIS bedraagt: Voor de ondernemingen die zich laten bijstaan door een openbare of privé-instelling en voor de ondersteunende instellingen: • tot 90% van de salarissen en de sociale bijdragen, toegekend tijdens het eerste jaar; • en tot 75% tijdens het tweede jaar. Voor de ondernemingen die het project alleen uitvoeren: tot 50% van de lonen en de sociale bijdragen. In dit kader kunnen volledig uitkeringsgerechtigde werklozen en gelijkgestelde personen worden aangeworven. 105
De werkgever selecteert de werknemer volgens zijn eigen criteria, maar moet elke vacature aan ACTIRIS melden. De nieuwe betrekkingen mogen niet leiden tot, of geleid hebben tot, het schrappen van andere banen. De werkgever moet tevens aan zijn verplichtingen op het gebied van de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden voldoen.
Administratieve omkadering De cel "Hulp aan de bemiddeling en de opleiding" van de Directie Steun aan Ondernemingen van de Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verantwoordelijk voor de analyse van de aanvragen, en dus ook voor het al dan niet toekennen van subsidies aan de ondernemingen. De vereffening van de tegemoetkomingen wordt door ACTIRIS uitgevoerd. Deze laatste krijgt van het federale niveau, in de vorm van trekkingsrechten, een deel van de nodige kredieten terugbetaald.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.0000.000,00 (totaal met KB 258).
Reële uitgaven € 1.332.540,83 (KB 123).
Evaluatie Kwantitatief De cel van het Ministerie van het BHG heeft 36 aanvraagdossiers goedgekeurd. Hiermee werd een totaal van 36 voltijdse arbeidsplaatsen toegekend. In de loop van 2006 werden 21 aanwervingen gedaan voor deze 36 arbeidsplaatsen.
Kwalitatief De begunstigde ondernemingen werven soms kandidaten aan met een lager of hoger diploma dan in de overeenkomst werd gevraagd. Dat gebeurt omdat het bedrijf er zich rekeningschap van geeft dat het de nodige kwalificaties voor de job te hoog of te laag heeft ingeschat. De onderneming kan bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een afwijking vragen om personen aan te werven die niet beantwoorden aan de kwalificaties die aanvankelijk werden vooropgesteld. We stellen tevens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven, hooggekwalificeerd zijn (bachelor, master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de projecten die in het kader van het KB 123 aan bod komen. De cel van het Ministerie meent dat de onderneming, zonder financiële tegemoetkoming, alleen niet zou kunnen instaan voor de verwezenlijking van haar project(en). Die projecten vergen aanzienlijke financiële en menselijke middelen, als waarborg voor de groei van de onderneming.
Vooruitzichten 2008-2009 Artikel 75, 1° van de nieuwe Organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (Belgisch Staatsblad van 10 januari 2008) voorziet de afschaffing van deze maatregel. De Regering moet de datum van inwerkingtreding van de Ordonnantie nog vastleggen.
106
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
107
TUSSENKOMST
IN DE VERGOEDING VAN WERKLOZEN TEWERKGESTELD IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE KONINKLIJK BESLUIT 258
Juridisch kader K.B. nr. 258 van 31 december 1983 (B.S. 21 januari 1984).
Doelstellingen Instellingen die kmo's bijstaan of adviseren kunnen een tussenkomst krijgen van het Gewest. Deze instellingen en verenigingen moeten het bewijs leveren dat ze al minstens een jaar een geheel van juridische, administratieve en economische diensten aanbieden aan kmo’s. De tegemoetkoming beoogt de ondersteuning van bijstandsprogramma’s ten behoeve van kmo’s. Zij kan betrekking hebben op ten minste één halftijdse betrekking en ten hoogste acht voltijdse betrekkingen per project.
Algemene principes Nadat de aanvraag door de cel "Hulp voor consultancy en vorming" van de Directie Steun aan Ondernemingen van de Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Gewest is goedgekeurd, bedraagt de tegemoetkoming van ACTIRIS: 90% van de vergoeding en de sociale bijdragen, toegekend in het eerste jaar; 75% in het tweede jaar. Personen die in dit verband worden aangeworven zijn uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of gelijkgesteld. De werkgever is vrij om de werknemers volgens zijn eigen selectiecriteria aan te werven. Hij is echter verplicht om elke vacante arbeidsplaats aan ACTIRIS te melden. De nieuwe arbeidsplaatsen mogen bij de aanvrager niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van arbeidsplaatsen die met gelijkwaardige functies overeenkomen. De werkgever moet eveneens voldoen aan verplichtingen inzake de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden.
Administratieve omkadering ACTIRIS zorgt voor de vereffening van de tussenkomsten en recupereert vervolgens een gedeelte van de nodige kredieten bij de federale overheid in de vorm van trekkingsrechten.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.000.000,00 (totaal met KB 123).
Reële uitgaven € 935.987,65 (KB 258).
108
Evaluatie Kwantitatief In 2007 werden 11 aanvraagdossiers bij de cel van het Ministerie ingediend, voor een totaal van 12 arbeidsplaatsen waarvan er 9 ingenomen waren in 2007. We merken op dat om budgettaire redenen, de ondernemingen, op één uitzondering na, tegemoetkomingen voor één arbeidsplaats hebben gekregen.
Kwalitatief De vaststellingen die in de fiche over K.B. 123 werden geformuleerd zijn ook in het kader van K.B. 258 van toepassing. De begunstigde instellingen werven soms kandidaten aan die te hoog of te laag gekwalificeerd zijn ten opzichte van de vereisten van de overeenkomst. We stellen eveneens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven hooggeschoold zijn (bachelor, master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de gesubsidieerde activiteiten. Deze financiële hulp stelt de instellingen in staat om soms zeer dure projecten tot een goed einde te brengen.
Vooruitzichten 2008-2009 Artikel 75, 2° van de nieuwe organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (Belgisch Staatsblad van 10 januari 2008) voorziet de afschaffing van deze maatregel. De Regering moet de datum van inwerkingtreding van de ordonnantie nog bepalen. .
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
109
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN LOKALE ECONOMIELOKET
Juridisch kader Oprichting van bedrijvencentra en lokale economieloketten (LEL) in het kader van het communautair initiatiefprogramma URBAN of programmering Doelstelling 2 EFRO in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2000-2006). Het bedrijvencentrum EEBIC is ontstaan uit een partnership tussen het Gewest, de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB), de ULB en de privésector. Vandaag fungeert EEBIC hoofdzakelijk als incubator.
Doelstellingen Deze maatregel wordt ten uitvoer gebracht in het kader van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het Gewest 2000-2006 en heeft tot doel de bestaande economische structuur binnen het gebied van Doelstelling 2 te consolideren, en voor de vestiging en ontwikkeling van nieuwe bedrijven te zorgen: door potentiële oprichters van bedrijven in de zone juridisch, boekhoudkundig, financieel, fiscaal of ander advies aan te bieden om de risico’s die aan de opstarting van een onderneming verbonden zijn te beperken; door economische bedrijfspolen tot stand te brengen die toegespitst zijn op het scheppen van duurzame lokale arbeidsplaatsen via investeringen in oude, verlaten vastgoedstructuren om binnen het interventiegebied een netwerk van incubatoren te ontwikkelen; door het opsporen van lokale projecten te stimuleren om in de zone een kwalitatieve economische structuur te ontwikkelen die eigen is aan het stadsmilieu; door in de wijken centra voor artistieke en ambachtelijke beroepen te ontwikkelen, die onder andere een creatieve invloed kunnen hebben op de openbare ruimten.
Algemene principes Het bedrijvencentrum: De bedrijvencentra creëren kantoorruimten en/of ateliers die tegen goedkope huurprijzen ter beschikking worden gesteld van jonge ondernemers in de startfase. Hun voornaamste opdracht is het onthaal en de ontwikkeling van projecten, en begeleiding en administratieve steun voor de klantondernemingen, zowel in hun oprichtings- als in de groeifase.
Het lokale economieloket: De lokale economieloketten zijn het contactpunt voor de ganse wijk. Zij vormen de schakel tussen de plaatselijke structuur van bestaande en nieuwe ondernemingen en de diverse administraties die bij de opstarting van een ondernemingsproject tussenkomen (handelsregister, BTW-administratie, administratie der belastingen, Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel, Participatiefonds, verzekeringen ...). Indien mogelijk bevinden de lokale economieloketten zich in het bedrijvencentrum van de wijk. Zij bieden hulp op het niveau van de vestigingsmogelijkheden van een bedrijfsproject in de zone en wijzen de ondernemer de weg in de bestaande wetgeving en reglementeringen inzake premies en
110
tegemoetkomingen aan ondernemingen op gewestelijk niveau. Zij volgen de projecten actief op, door zich ervan te vergewissen dat het financiële plan van de projectleider voldoende stabiel is om zich op de markt te handhaven en op termijn eventueel te kunnen uitgroeien. Indien nodig helpen zij eveneens bij het zoeken naar de nodige financiële middelen. Tot slot hebben zij als taak om een plaatselijk economisch netwerk uit te bouwen, door partnerships te creëren tussen de ondernemingen in de wijk.
Organisatie van een netwerk van de bedrijvencentra: De doelstelling van het netwerk is om de uitwisseling van goede praktijken, de analyse van gemeenschappelijke moeilijkheden te bevorderen. In 2002 kreeg de GOMB de leiding over het netwerk. Jaarlijks vinden een tiental vergaderingen plaats. De GOMB vervult er de rol van voorzitter, coördinator en secretaris en laat het initiatief van de gespreksthema’s aan de directeurs van de bedrijvencentra. Voor zijn rol binnen het netwerk ontvangt de GOMB een jaarlijkse toelage van € 45.000. De GOMB vertegenwoordigt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in alle Algemene Vergaderingen en Raden van Bestuur van de bedrijvencentra.
Administratieve omkadering Bedrijvencentra: Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB). Deze laatste leidt de organisatie van de bedrijvencentra in een netwerk.
Lokale economieloketten: Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De lokale economieloketten zijn in het netwerk van de bedrijvencentra opgenomen, alleen het loket van Schaarbeek is niet met een bedrijvencentrum verbonden.
Budget Niet voorhanden.
Evaluatie Kwantitatief Vanaf 1994 werd gestart met de oprichting van de eerste bedrijvencentra in het kader van de programmering URBAN I. In 2007, zijn 7 bedrijvencentra (BC) actief (opening van het BC van SintGillis). Een laatste bedrijvencentrum ACB Factory zou in 2008 van start moeten gaan na de afloop van de renovatiewerken die door het Beliris-akkoord worden gefinancierd. Het programma Doelstelling II liep af op 31 december 2006, de bedrijvencentra kunnen echter verder functioneren dankzij de gewestelijke werkingstegemoetkomingen en hun inkomsten. We merken tevens op dat de meeste operationele bedrijvencentra regelmatig werken uitvoeren om de bestaande infrastructuur uit te breiden, te verbeteren of aan te passen. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal economische entiteiten en de verenigingen in de bedrijvencentra alsook van het aantal arbeidsplaatsen.
111
AANTAL GEVESTIGDE ENTITEITEN IN 2007 Tanneurs M Brussels
St-Gillis
Dansaert Euclides Lustrerie Molenbeek
Totaal
Totaal aantal gevestigde entiteiten waarvan:
16
68
38
52
31
12
54
271
- gevestigde econ. entiteiten - gevestigde verenigingen
13 3
68 0
38 0
44 8
27 4
11 1
50 4
251 20
Totaal aantal arbeidsplaatsen waarvan:
108
172
- arbeidsplaatsen in gevestigde econ. entiteiten - arbeidsplaatsen in verenigingen
91
179
91
37
133
811
61
172
91
148
70
33
127
702
47
0
0
31
21
4
6
109
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB.
Het aantal ondernemingen dat in de bedrijvencentra is gevestigd, blijft sinds 2005 constant toenemen (van 155 naar 251), terwijl het aantal verenigingen eerder stabiel blijft (van 22 in 2005 naar 20 in 2007). Verhoudingsgewijs blijft dit aantal echter permanent dalen. Globaal beschouwd blijft de werkgelegenheid in de economische entiteiten ongeveer gelijk, maar in de verenigingen loopt het aantal arbeidsplaatsen sterk terug (van 24,7% van de totale werkgelegenheid in 2005 naar 13,4% in 2007). De volgende tabel geeft een overzicht van de jaarlijkse evolutie van de werkgelegenheid in de economische entiteiten voor elk van de bedrijvencentra. We stellen vast dat de hoeveelheid banen in de centra Dansaert en Euclides ten opzichte van 2006 is afgenomen. EVOLUTIE VAN DE ARBEIDSPLAATSEN 2006-2007 (IN DE ECONOMISCHE ENTITEITEN) Tanneurs M Brussels Aantal arbeidsplaatsen aan het einde van het vorige dienstjaar Verlies aan arbeidsplaatsen wegens vertrek Verlies aan arbeidsplaatsen wegens faillissement of stopzetting Nieuw gecreëerde werkaanbiedingen Subtotaal Evolutie 2006-2007
63
164
1
16
0 46
St-Gillis
Dansaert Euclides Lustrerie Molenbeek
Totaal 31/12/07
180
89
28
96
620
6
18
14
7
12
74
9
2
4720
5
0
6
29
33
99
33
9
12
25
257
108
172
91
148
79
33
103
774
+ 71%
+ 5%
/
- 18%
- 11%
+ 18%
+ 7%
+ 25%
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB.
Als we kijken naar de activiteitensectoren van de gevestigde economische entiteiten, zien we dat de sectoren gelinkt aan ICT (21,4%), dienstverlening van industriële of technische aard (19,8%) en dienstverlening aan bedrijven (13,1%) het best vertegenwoordigd zijn. De grootste werkgever is de sector van de industriële of technische diensten (21,6%), gevolgd door de informaticasector (20,9%) en de diensten aan bedrijven (12,1%). Het is overigens interessant om de reden te kennen waarom bedrijven zich in bedrijvencentra komen vestigen (of waarom ze er vertrekken). De onderstaande tabel geeft een beeld van het aantal bedrijven(en verenigingen) die zich in de bedrijvencentra van het Gewest komen vestigen of dat uit de centra vertrekken evenals hun herkomst of bestemming.
20
7 banen gingen verloren als gevolg van een stopzetting of faillissement. In de overige gevallen speelden andere factoren.
112
In
Totaal
Aantal economische entiteiten die zich komen vestigen
106
Nieuwe oprichting
46
Uit
Totaal
Aantal economische entiteiten die vertrekken
45
Naar andere sites
5
Vanuit andere centra
2
Naar andere centra
4
Vanuit andere sites
2
Naar het Brussels Gewest
Vanuit het Brussels Gewest
44
20
Naar het Waals Gewest
0
Vanuit het Waals Gewest
5
Naar het Vlaamse Gewest
0
Vanuit het Vlaams Gewest
4
Naar het buitenland
Vanuit het buitenland
3
Faillissementen of stopzettingen
Aantal verenigingen die zich komen vestigen
0
Aantal verenigingen die vertrekken
3 12
5
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
We stellen vast dat de meeste nieuwe economische entiteiten afkomstig zijn uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We merken nog op dat de bedrijvencentra belangrijke katalysators lijken voor de (re)lokalisatie van de bedrijven. Hoofdreden vestiging
Totaal
Hoofdreden vertrek
Totaal
Oprichting
50
Uitbreiding
Uitbreiding
14
Stopzetting activiteiten
15 7
Betere financiële voorwaarden
40
Faillissementen
7
Andere redenen (of onbepaald)
2
Betere financiële voorwaarden
8
Andere redenen (localisatie of onbepaald)
9
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Tot slot herinneren we aan het bestaan van EEBIC dat in 1992 ontstond uit een partnership tussen de GOMB, het Gewest, de ULB en verscheidene privé-ondernemingen uit de banksector en de industrie. EEBIC is een Europees bedrijven- en innovatiecentrum dat zich toespitst op de kleine Brusselse ondernemingen die, ongeacht of ze nieuw zijn of reeds zijn opgericht, een vernieuwend project in het Brussels Gewest wensen te ontwikkelen. Het vernieuwende aspect kan zich op verschillende niveaus situeren (technologie, marketing, beheer en productie) en moet de onderneming een duurzaam competitief voordeel opleveren. EEBIC fungeert in de eerste plaats als incubator (samenwerking met de ULB), de activiteit als bedrijvencentrum vloeit hieruit voort. Zo hebben de spin-offs een vestiging tot hun beschikking en kunnen ze begeleiding genieten in afwachting dat ze voldoende commerciële zelfstandigheid verwerven en autonoom worden. In dit verband vermelden we nog dat in 2006 de GOMB werd belast met de coördinatie van het netwerk van incubatoren (fungeert als “koepel”). Naast EEBIC zijn er nog 5 andere incubatoren betrokken: de incubator van UCL, ICAB, VUB, Eurobiotec en Brussels Business Base (3B) die door de GOMB werd gecreëerd op de TweeBeek II-site. Deze laatste is operationeel sinds 2007. ICAB (NICT) en Eurobiotec (biotechnologie) werden in 2005 opgericht en draaien eveneens sinds 2007. In 2007, zijn 6 lokale economieloketten (LEL) actief. Het LEL van Anderlecht heeft zich immers in twee vestigingen gesplitst als gevolg van de overeenkomst met het gewest in het kader van het wijkcontract Aumale-Wayez. De LEL's zijn meestal gevestigd in de zone Doelstelling 2, meestal in de buurt van een bedrijvencentrum. In 2007 ontvingen ze samen 2.361 personen voor een gesprek (zie onderstaande tabel voor de verdeling per geslacht).
113
AANTAL PERSONEN DAT IN 2007 VOOR EEN GESPREK WERD ONTVANGEN
Mannen Vrouwen Totaal
Aumale
Cureghem
Brussel
85
56
79
Molenbeek 335
St-Gillis Schaerbeek
32
37
59
149
98
523
898
38,0
117
93
138
484
317
1.212
2.361
100,0
219
689
Totaal 1.463
% 62,0
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat vrouwen steeds meer gebruik maken van deze maatregel. In 2005 vertegenwoordigden zij 28,1% van alle personen die in de LEL's werden onthaald. De tabel hieronder leert ons dat in 2007 200 ondernemingen werden opgericht na begeleiding door het lokaal economieloket. Zij waren samen goed voor 352 banen. Tussen 2005 en 2007 werden 503 bedrijven gecreëerd (8,5% van alle "begeleidingen" door de LEL's) voor een totaal van 845 arbeidsplaatsen. GECREËERDE ONDERNEMINGEN EN ARBEIDSPLAATSEN IN 2007 Aumale
Cureghem
Brussel
Molenbeek
St-Gillis
Schaerbeek
Totaal
Ondernemingen opgericht ten gevolge van de begeleiding
29
12
9
71
32
47
200
Arbeidsplaatsen ontstaan ten gevolge van de begeleiding
35
16
17
137
45
102
352
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Kwalitatief Het merendeel van de operationele bedrijvencentra verschillende werken m.b.t. de inrichting hebben uitgevoerd (verdeling van de ruimtes, afwerking en binnenhuisdecoratie, bureau-uitrusting enz.) om het hoofd te bieden aan nieuwe aanvragen, om de bestaande dienstverlening en infrastructuur te verbeteren. Over het algemeen is de bezettingsgraad van de bedrijvencentra bemoedigend. De lokale economieloketten (LEL) zijn volledig operationeel en er is een zekere vraag voor dit type project. In de loop van de jaren werd ervaring en deskundigheid opgebouwd, zodat de kansen van de jonge ondernemers die een beroep op de LEL’s doen toenemen. De interactie en uitwisseling met de Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel (GIMB), verantwoordelijk voor de opvolging van de financiële maatregelen (microkredieten, startersfonds,…), wordt voortgezet. Zo werden in 2007 120 financieringsaanvragen ingediend bij een van de filialen van de GIMB.
Vooruitzichten 2008-2009 In 2008 zou een nieuwe bedrijvencentrum financieel ondersteund moeten worden. Dit centrum is gericht op jonge ondernemingen in moeilijkheden en staat onder het toezicht van BECI (Brussels Enterprises Commerce and Industry, vroeger Verbond van Ondernemingen te Brussel). Daarnaast beschouwen het netwerk van de bedrijvencentra en de LEL's de oprichting van activiteitencoöperatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als een bijkomend instrument om de ontwikkeling van plaatselijke economische activiteiten te ondersteunen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
114
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN EEN INSCHAKELINGSTRAJECT VIA ECONOMISCHE WEG
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze wetteksten bepalen dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de (voor)programma’s op grond van het Besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI) van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstelling van deze maatregel is om trajecten te ontwikkelen voor werkzoekenden die een microproject van economische activiteit willen creëren waarmee zij zich op de arbeidsmarkt kunnen vestigen (als loontrekkende of zelfstandige).
Algemene principes Het voorgestelde traject omvat de voorbereiding op de oprichting en op het beheer van een bedrijf, de begeleiding bij de verschillende uit te voeren stappen, evenals de hulp bij het maken van een haalbaarheidsstudie. Het omvat tevens de oriëntatie naar de oprichting van een bedrijf en de bijbehorende follow-up, inclusief contacten met oprichters op Europees lokaal niveau. De gebruikte pedagogische benadering beoogt een grotere autonomie in de stappen van de ondernemers, en dit op basis van een gepersonaliseerde begeleiding die duidelijke en haalbare doelstellingen vooropstelt. Vier fasen van het activiteitenprogramma van de inschakelingstrajecten via economische weg werden in het dienstjaar 2007 volgens de onderstaande modaliteiten ten uitvoer gebracht: Onthaal, informatieverlening en oriëntering van de werkzoekenden (individuele gesprekken en gezamenlijke informatiesessies); Sessies ter voorbereiding op de uitoefening van de zelfstandige activiteit: deze sessies bereiden de deelnemers voor op de examens voor het behalen van het Managementcertificaat dat sinds 1 januari 1999 verplicht is. Deze sessies zijn georganiseerd in driemaandelijkse seminaries; Omkadering van de stagiairs kandidaat-zelfstandigen: de deelnemers werden begeleid op het niveau van: • de concretisering van hun idee;
115
• de uitvoering van de haalbaarheidsstudie; • de verschillende stappen voor een kredietaanvraag; • de logistieke ondersteuning; Opvolging na de opstarting van de zelfstandige activiteit en geactualiseerde informatie aan vroegere stagiairs. Deze maatregel geniet de steun van het ESF Doelstelling "regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid" van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Administratieve omkadering ACTIRIS: de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Budget € 200.973,00.
Werkelijke uitgaven (niet definitief) € 194.445,97.
Evaluatie Kwantitatief 368 werkzoekenden zijn een inschakelingstraject aangegaan, terwijl het aantal plaatsen dat beschikbaar is om werkzoekenden in het kader van een inschakelingstraject te begeleiden 300 bedraagt.
116
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJD, STUDIENIVEAU, INACTIVITEITSDUUR NATIONALITEIT Totaal
%
Geslacht Mannen
235
63,9
Vrouwen
133
36,1
104 124 62 54 4 20
28,3 33,7 16,8 14,7 1,1 5,4
65 254 49
17,7 69,0 13,3
110 52 49 157
29,9 14,1 13,3 42,7
Belg EU NEU onbepaald
266 40 60 2
72,3 10,9 16,3 0,5
Totaal
368
100,0
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingwezen Andere studies Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 - < 45 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur ‹ 6 maanden ≥ 6 maanden - ‹ 12 maanden ≥ 12 maanden - ‹ 24 maanden ≥ 24 maanden Nationaliteit
Het publiek dat in 2007 in het kader van het inschakelingstraject via economische weg werd begeleid is in 77% van de gevallen volledig werkloos en in 10% afhankelijk van het OCMW. Op 31 december 2007 verdeelden de begunstigden van wie de resultaten gekend zijn zich als volgt: 70% zet de maatregel voort; 18 % is om de ene of de andere reden gestopt; 6% heeft een bezoldigde baan; 4% heeft een zelfstandige activiteit gestart; 2% heeft een onderneming opgericht.
Kwalitatief Opnieuw benadrukken de partners het belang van de onthaalfase. Na de informatieverstrekking en voor de inschrijving, neemt deze fase een belangrijke plaats in binnen alle activiteiten van het traject. Tal van werkzoekenden richten zich tot de vzw’s voor informatie over hun activiteiten of voor advies over een bestaand project. Ook dit jaar is volgens de partners de voornaamste motivatie van de trajectdeelnemers de mogelijkheid om voor zichzelf tewerkstelling te kunnen creëren of een betere job te vinden dankzij de verwerving van kennis en het behaalde diploma. De motivatie van de kandidaten om hun eigen onderneming te starten, ligt soms in een puur economische behoefte (de werkloosheid willen verlaten, in de bekommernis om opnieuw een plaats in te nemen in het sociaal-economische circuit en in de
117
maatschappij in het algemeen). Zij stellen eveneens vast dat de keuze van de projecten niet altijd wordt ingegeven door de economische opportuniteit in de betrokken sector of door ervaring in een bepaald gebied. Veel projecten situeren zich immers in sectoren die al verzadigd zijn (horeca, handel,...) en waar alleen een doorgedreven marktonderzoek en belangrijke financiële middelen (die de meeste kandidaten niet hebben) toelaten om zich te onderscheiden. In die gevallen wordt samen met de betrokkene nagedacht over hoe zijn project zou kunnen evolueren. De grootste hindernissen voor de concretisering van de projecten zijn een onvoldoende beheersing van het Nederlands/Frans of (te) beperkte bekwaamheden van de kandidaten, het feit dat hun project geen toegevoegde waarde biedt, de beperkte culturele bagage van de stagiairs, de afwezigheid van een relatienetwerk dat onontbeerlijk is voor de oprichting van een onderneming en de moeilijke of zelfs onmogelijke toegang tot de nodige financiële middelen gezien de schulden van de betrokkene. Een ander obstakel bij de oprichting van een onderneming is de wettelijke verplichting om over een managementcertificaat te beschikken om toegang te krijgen tot het beroep. De kandidaten zijn immers vaak ongeduldig en gehaast om hun beroepssituatie te veranderen. Wanneer zij dan met de realiteit en de verplichtingen worden geconfronteerd, verliezen zij vaak hun motivatie en haken zij af. Het bestaan van de inschakelingstrajecten blijkt vooral in het kader van de voorbereiding op het examen bij de Jury voor de Middenstand erg pertinent te zijn. Deze voorbereiding voldoet aan de verwachtingen van vele kandidaten, die op die manier snel de nodige kennis inzake bedrijfsbeheer kunnen verwerven en hun situatie zien veranderen. De invoering van een computerexamen in 2007 heeft de slaagkansen echter sterk teruggebracht en heeft voor velen een ontmoedigend effect. Het traject voor gevangenen is bijzonder interessant. Doordat de meeste werkgevers een bewijs van goed zedelijk gedrag vragen, verloopt de herinschakeling op de arbeidsmarkt van dit specifieke publiek vaak erg moeilijk. De begeleiding bij het bedrijfsbeheer wordt aan de werkzoekenden in de gevangenis verstrekt. Diverse reglementeringen in het gevangenis-systeem bieden de gedetineerden de mogelijkheid om zich opnieuw op de arbeidsmarkt in te schakelen (voorwaardelijke invrijheidsstelling, elektronische enkelband,...). Ook al vormen sommige van deze wetgevingen een hindernis, toch onderstrepen de vzw die een dergelijk traject aanbiedt dat er een duidelijke interesse is voor herinschakelingscursussen en -activiteiten vanwege een steeds groter wordend publiek. Voor hen is dit hét middel bij uitstek om hun beroepsleven voor te bereiden. In 2004 werd in overleg met de dienst ESF, het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid en de betrokken partners een nieuw model van evaluatierooster uitgewerkt dat beter is afgestemd op de indicatoren die door de dienst ESF zijn meegedeeld. Aan dit model werd in 2007 de laatste hand gelegd en het wordt nu gebruikt door de partners.
Vooruitzichten 2008-2009 In het kader van de hervorming van het partnership van ACTIRIS zullen in 2008 nieuwe lastenboeken worden uitgewerkt. De gefinancierde acties zullen tweeënhalf jaar bestrijken. Deze lastenboeken moeten het mogelijk maken de acties beter te structureren dankzij een gerichtere organisatie van het proces. De uitschrijving van projectoproepen zal tevens de geschikte gelegenheid vormen om de werkwijzen voor de productie van gegevens over de werkzoekenden en de trajecten te herzien. Deze gegevens zullen de grondslag vormen voor de evaluatie van de resultaten van de partners en de actie in haar geheel en zullen bovendien worden gebruikt om de nieuwe noden te identificeren. De reflectie m.b.t. de aansluiting van het inschakelingstraject via economische weg tot het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms (NWP) zal in principe in 2008 worden afgerond in het algemene kader van de hervorming van het inschakelingspartnership. Dit aspect moet integraal deel uitmaken van de overeenkomsten die in het kader van de nieuwe projectoproepen worden gesloten.
118
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21.
119
STARTERSFONDS, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING
Juridisch kader Brusoc werd in 2001 opgericht als filiaal van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) en is actief op het vlak van de ondersteuning en bevordering van de beroepsinschakeling van personen in een sociaaleconomische uitsluitingssituatie, van de plaatselijke ontwikkeling en, meer algemeen, van de sociale en lokale economie in al haar vormen.
Doelstellingen Deze maatregel, die tot stand kwam dankzij de steun van het programma EFRO Doelstelling 2 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2000-2006, beoogt de bevordering van het gebruik van andere financiële stimulansen dan de rechtstreekse subsidies en de toegang tot risicokapitaal voor de ontwikkeling van economische projecten in het kader van de herwaardering van de socio-economische wijken van Brussel, de zone van Doelstelling 2. Drie instrumenten worden ingezet voor de begeleiding van zelfstandigen, kleine ondernemingen en projecten voor de sociale economie: het Startersfonds, voor de start of ontwikkeling van kleine bedrijven, het microkrediet, voor personen in de zone met een laag inkomen die geen toegang hebben tot klassieke kredieten om een ondernemingsproject te starten, en tot slot de achtergestelde lening, die financiële steun biedt aan alle projecten in de sociale of solidaire economie.
Algemene principes Alle aanvragen worden persoonlijk begeleid met als voornaamste doel: het voorbestaan van de ontwikkelde activiteiten. De tussenkomsten liggen tussen € 1.250 en € 95.000. Maar de micro-krediet is beperkt tot € 25.000. Hij is voornamelijk bestemd voor de zelfstandigen. De interestvoet bedraagt 4%. Het grootste deel van de tussenkomsten bestaat uit leningen21.
Het Startersfonds: Dit instrument voorziet in de financiering van de oprichting, vestiging of ontwikkeling van kmo’s en zko’s in de Doelstelling-2-zone. Drie soorten tussenkomsten zijn mogelijk: toekenning van een lening, kapitaalsubsidie of beide. Deze actie richt zich op een specifiek publiek van investeerders, binnen een bepaalde zone, die kleinschalige economische activiteiten ontwikkelen die werkgelegenheid bieden voor laaggeschoolde arbeidskrachten. De begunstigden zijn onder andere werkzoekenden, personen die financiële steun ontvangen van het OCMW, die uitgesloten zijn van de arbeidsmarkt of zich in een precaire situatie bevinden, die in het interventiegebied een zko of een kmo willen oprichten. De tussenkomst van het Startersfonds vormt een aanvulling op de eigen middelen van de ondernemer en op andere financieringsbronnen van de banken. Deze maatregel onderscheidt zich van het klassieke krediet door het bedrag van de toegekende leningen, de terugbetalingsmodaliteiten en de garantie dat de projectpromotor tijdens de volledige opstartfase wordt begeleid.
Het microkrediet: Dit instrument moedigt de ontwikkeling van privé-initiatieven aan die tot een tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling of tot de creatie van werkgelegenheid moeten leiden.
21
Zie de GOMB, hoofdstuk Brusoc, jaarverslag voor meer informatie.
120
Het microkrediet is het financiële instrument dat natuurlijke personen in uitsluitingssituatie de mogelijkheid biedt economische autonomie te verwerven door hun eigen economische activiteit te beginnen. Het richt zich tot personen met een laag inkomen (werklozen, begunstigden van de sociale bijstand) in het kader van een herinschakelingstraject. Het kent lage leningsbedragen toe die onder de grens liggen die "traditionele" instellingen hanteren. Deze maatregel biedt de garantie van een financieel houdbare oplossing die de kosten van kapitaal, risico en beheer dekt, wat de bestendigheid van het project bevordert en een multiplicatoreffect mogelijk maakt.
De achtergestelde lening: De achtergestelde lening betreft projecten in de sociale of integratie-economie, ontwikkeld in het kader van een vzw, een inschakelingsonderneming of een commercieel bedrijf met een doelstelling in de sociale of solidaire economie. Deze leningen worden volgens dezelfde voorwaarden toegekend als die van het Startersfonds, met dat verschil dat er geen voorwaarden zijn qua vestigingslocatie (programmering Doelstelling 2 van het Gewest).
Administratieve omkadering Brusoc, filiaal van de GIMB.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft Brusoc een groot aantal verzoeken tot tussenkomst in projecten in de sociale economie ontvangen. Microkrediet: 23 leningen werden afgesloten in het kader van de opdrachten gedelegeerd door het Gewest in verband met projecten gecofinancierd in het kader van Doelstelling 2 EFRO. Deze 23 leningen vertegenwoordigen een totaalinvestering van € 314.835,00 tegenover 14 leningen met een bedrag van € 191.600,00 in 2006.
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2007 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL TEWERKSTELLINGEN Types van activiteiten
Aantal ondernemingen
Aantal tewerkstellingen
2 2 4 2 1 1 3 16 1 11 3 4
2 2 4 3 1 1,5 3 19 2 52 3 5
50
97,5
Voeding Schoonheidsinstituten Kunst en decoratie Bouw Communicatie Horeca Groothandel Kleinhandel Informatica Diensten Textiel Vervoer Totaal Bron: Jaarrapport 2007 Groep GIMB
In 2007 werden 50 ondernemingen ondersteund (tegenover 37 in 2006).
121
Startersfonds: na een onderzoek werd in 32 dossiers een tussenkomst van het fonds toegekend. Deze 32 leningen vertegenwoordigen een globale investering van € 1.020.680,00 (tegen 41 dossiers voor € 1.430.300,00 in 2006). AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2007 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL TEWERKSTELLINGEN Aantal ondernemingen
Aantal tewerkstellingen
Kunst en decoratie Audiovisueel Bouw Esthetiek Groothandel Kleinhandel Horeca Informatica Diensten Technologie Textiel Vervoer
3 2 5 1 8 13 13 10 13 1 4 14
30 4,5 23 5 11,5 22,5 29 99 46,5 2,5 15 23
Totaal
87
311,5
Types van activiteiten
Bron: Jaarverslag 2007 Groep GIMB
Er werden 87 economische entiteiten geholpen tegenover 70 in 2006 en 40 in 2005. Algemeen genomen, zijn de projecten die door de microkredieten en het Startersfonds worden gefinancierd, zeer uiteenlopend. Zelfstandigen konden een economische activiteit opzetten of ontwikkelen in diverse sectoren: commerciële ondernemingen konden worden opgericht of ontwikkeld in het kader van de herwaardering van de socio-economische wijken van Brussel (de zone van Doelstelling 2). Achtergestelde lening: de tussenkomst van Brusoc gebeurt in de vorm van een lening of een kapitaaldeelname. AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2007 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL TEWERKSTELLINGEN Aantal ondernemingen
Aantal tewerkstellingen
Bouw Detailhandel Diensten Sociaal Textiel
2 1 12 3 1
17 4 167,5 15 9
Totaal
19
212,5
Types van activiteiten
Bron: Jaarverslag 2007 Groep GIMB
Als in 2006, de dienstensector is in 2007 aanzienlijk uitgebreid als gevolg van de deelname van Brusoc in de erkende inschakelingsondernemingen voor dienstencheques (4 bedrijven et 129 tewerkstellingen) en in 4 bedrijvencentra.
Kwalitatief Globaal gezien bieden het Startersfonds en het microkrediet personen die zich als zelfstandige willen vestigen de kans om een economische activiteit te ontwikkelen in uiteenlopende sectoren. Deze ondernemers dragen bij tot de versterking van het Brussels economisch weefsel, doordat zij enerzijds zelf banen scheppen, maar anderzijds ook kansarme wijken nieuw leven inblazen.
122
De diversiteit van instrumenten ten behoeve van de projecten getuigt van de belangstelling voor dit type hulp. Bovendien biedt Brusoc de projectpromotor een begeleiding aan die is aangepast aan de sociaaleconomische realiteit van de doelgroep van deze maatregel.
Vooruitzichten 2008-2009 Consolidering van de samenwerking met de spelers op het vlak van de plaatselijke ontwikkeling, waardoor nieuwe initiatieven kunnen ontstaan, en voortzetting van de individuele steun aan de projectpromotors. In 2008 zouden nieuwe overeenkomsten moeten worden gesloten in het kader van de tenuitvoerbrenging van het tweede programma EFRO doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
123
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, inzonderheid de artikelen 7, § 8 en 18 van dit akkoord. Ordonnantie van 23 februari 2006 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie.
Doelstellingen Een activiteitencoöperatieve (verder: AC) is een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en met een sociaal oogmerk die het volgend maatschappelijk doel heeft: kandidaatondernemers begeleiden en omkaderen met het oog op het opstarten van een zelfstandigenactiviteit. Het gaat om een vorm van “coaching” waarbij gedurende een bepaalde periode een kandidaatondernemer voor zichzelf kan uittesten of een activiteit als zelfstandige hem of haar als gegoten zit. Deze activiteiten worden door de vennootschap verricht binnen het kader van de sociale economie en de meerwaardeneconomie (maatschappelijk verantwoord ondernemen) en hebben als sociaal oogmerk de werkgelegenheid en het zelfstandig ondernemen van werkzoekenden, werklozen en OCMW-steungerechtigden aan te moedigen.
Algemene principes Gedurende een periode van in principe maximum 18 maanden geniet de kandidaat-ondernemer een innoverend statuut waardoor hij, enerzijds, tijdens de duur van de overeenkomst van kandidaatondernemerschap in beginsel zijn recht handhaaft op werkloosheidsuitkeringen, leefloon of sociale bijstand vanwege het OCMW, maar anderzijds ook onmiddellijk kan terugvallen op zijn reeds verworven rechten daarin, mocht hij niet slagen. De kandidaat-ondernemer beschikt gedurende al die tijd nog niet over een zaak en dus evenmin over een eigen ondernemings- en BTW-nummer: terwijl hij zich helemaal focust op het opstarten van zijn onderneming en naar zijn eerste klanten, opdrachten en bestellingen zoekt, kan hij daarbij gebruik maken van het ondernemings- en BTW-nummer van de CVBA, en verzorgt de vennootschap de facturatie. Ter aanmoediging van de ontplooiing van hun zelfstandige activiteiten worden de inkomsten daaruit door de AC, na in voorkomend geval een inhouding ter vergoeding van een gedeelte van de secretariaatskosten, aangewend om de kandidaat-ondernemers bovenop hun vervangingsinkomen bijkomend een kleine vergoeding uit te betalen. Streefdoel: na de periode van begeleiding en coaching door de AC stroomt de betrokkene uit naar het zelfstandigenstatuut (verzelfstandigen eigen zaak die is uitgebroed in de AC), het werknemersstatuut (weerbaarder geworden op de arbeidsmarkt door de ervaring in de AC), of, desgevallend, sluit hij aan bij een werknemerscoöperatie.
Administratieve omkadering Binnen het globale takenpakket dossierbeheer en juridische ondersteuning van 3 medewerkers van de cel “meerwaardeneconomie” van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
124
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Er bestaat geen specifiek budget voor de maatregel activiteitencoöperatieven. De subsidies aan de activiteitencoöperatieven worden geput uit de basisallocatie toelagen voor initiatieven inzake sociale economie (tewerkstelling). Voor het begrotingsjaar 2007 stond initieel € 600.000,00 ingeschreven op deze basisallocatie. Een totaalsom van € 241.150,00 werd in 2007 vastgelegd voor twee activiteitencoöperatieven.
Uitgaven op 31 december Een totaalbedrag van € 192.920,00 werd in 2007 geordonnanceerd voor twee activiteitencoöperatieven (betaling eerste schijf van de vastgelegde subsidies).
Evaluatie Kwalitatief Teneinde de opvolging van de projecten te verzekeren, wonen een vertegenwoordiger van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie bij het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofstedelijk Gewest en een vertegenwoordiger van de Minister van Werkgelegenheid de vergaderingen van het opvolgingscomité bij dat wordt opgericht in het kader van deze projecten en waaraan ook de subsidiebegunstigde deelneemt. Op ieder ogenblik kunnen deze partijen vragen dat er een evaluatievergadering wordt georganiseerd.
Kwantitatief Voor één van de twee betoelaagde projecten is cijfermateriaal voorhanden over het jaar 2007 (de tweede AC stak pas van wal in 2008). Krachtens de overeenkomst voor het jaar 2007 (10 kalendermaanden) diende de betrokken AC ernaar te streven tegen eind december 2007 minstens 20 werkzoekenden, uitkeringsgerechtigde werklozen en OCMW-cliënteel in traject te hebben, in flowconcept. Evenzeer krachtens de overeenkomst van 19 april 2007 streeft de AC ernaar, eens op kruissnelheid en uiterlijk op 30 september 2009, permanent tussen 25 en 30 kandidaat-ondernemers in traject te hebben en een jaarlijkse uitstroom van acht zelfstandige ondernemers en acht loontrekkenden te verwezenlijken. Deze resultaten werden meer dan behaald. De AC zit op kruissnelheid. Bij de betrokken AC verloopt de weg naar het zelfstandig ondernemerschap volgens de methodiek van het leertraject, doorheen vijf opeenvolgende fases: - de verkenning (kennismaking met de methodiek van de activiteitencoöperatieve). Flow tussen 1 januari 2007 en 25 november 2007: 92 personen. Stock op 25 november 2007: 18 personen; - de aanvaarding, eens de projectdefinitie concreet, consistent en haalbaar is. Flow tussen 1 januari 2007 en 25 november 2007: 38 personen. Stock op 25 november 2007: 5 personen; - de prospectie, waarbij de kandidaat-ondernemer een toetredingsovereenkomst sluit met de activiteitencoöperatieve, en een ondernemingsplan wordt uitgewerkt, individuele coaching wordt verleend, opdrachten verschaft met het oog op marktverkenning, en opleidingen gevolgd. Flow tussen 1 januari 2007 en 25 november 2007: 25 personen. Stock op 25 november 2007: 11 personen; - de facturatiefase. In deze fase stuurt de activiteitencoöperatieve voor prestaties van de betrokken kandidaat-ondernemer facturen naar klanten met briefhoofd en logo van zijn of haar onderneming-inwording, maar met de vraag te betalen op de bankrekening van de activiteitencoöperatieve. De
125
activiteitencoöperatieve int de inkomsten voor de prestaties van de kandidaat-ondernemer en registreert die in een analytische boekhouding. Van die inkomsten wordt door de activiteitencoöperatieve een vergoeding betaald aan de kandidaat-ondernemer. Flow tussen 1 januari 2007 en 25 november 2007: 6 personen. Stock op 25 november 2007: 4 personen; - de nazorg na uitstroming.
Vooruitzichten 2008-2009 Continuïteit van de twee lopende projecten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft er zich middels een samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 (zie titel 1 hierboven) toe verbonden, op termijn een structurele erkennings- en financieringsregeling uit te werken voor de activiteitencoöperatieven (verder: AC). Het Gewest financiert twee AC in afwachting met facultatieve subsidies. Met het oog op de kwaliteit en continuïteitswaarborg van een dergelijke regeling is een voorafgaande experimentele fase met een voldoende doorlooptijd, ruimte voor proefondervindelijke ervaringen en een voldoende brede vergelijkingsbasis op het vlak van de verscheiden methodieken die door de verschillende AC worden ontwikkeld, als leerproces aangewezen. De AC in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn pas van start gegaan begin 2007 of begin 2008. Deze vernieuwende initiatieven moeten een zekere tijd krijgen om te rijpen en te gisten – pas na zo'n eerste experimentele fase kunnen de sterktes en zwaktes van het systeem worden opgespoord en kan daar rekening worden mee gehouden in een structurele erkenning en financiering via wetgeving.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 LD 19 et 21.
126
ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
Juridisch kader Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen Besluit van 22 december 04 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Doelstellingen De erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Algemene principes De inschakelingsondernemingen en de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid worden erkend en gefinancierd voor een periode van vier jaar. De plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socio-professionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden door het verlenen van diensten of de productie van goederen voor de inwoners, de collectiviteiten, de ondernemingen. Type tegemoetkoming: • jaarlijkse subsidie van minstens €15.000 om de kosten te dekken die verband houden met de taken voor sociale begeleiding van de doelgroep, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van 7.500 € per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer; • jaarlijkse basissubsidie van € 31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer. •
Inschakelingsondernemingen: de rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een handelsvennootschap en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socioprofessionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden, door de productie van goederen of het verlenen van diensten.
Type tegemoetkoming: • jaarlijkse subsidie van minstens € 15.000 om de kosten te dekken die verband houden met de taken voor sociale begeleiding van de doelgroep, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 7.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer; • jaarlijkse basissubsidie van €31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer;
127
• subsidie voor de voltijdse aanwerving van elke werknemer behorende tot de doelgroep en dit voor een bedrag van € 5.000 voor het eerste jaar. Dit bedrag vermindert geleidelijk om gedurende het vierde jaar van tewerkstelling € 1.250 te bereiken.
Administratieve omkadering Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Werkgelegenheidsbeleid (3 personen).
van
Economie
en
Werkgelegenheid,
Directie
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Het budget voorzien voor 2007 bedraagt € 3.354.686,00. Als we rekening zouden houden met de financieringsaanvragen voor 2006 door de financieringscriteria van de ordonnantie in acht te nemen, dan zou € 5.330.794,66 zijn.
Reële uitgaven In 2005 werd een bedrag van € 576.439,97 op een totaal van € 619.874,00 uitbetaald. In 2006 werd een bedrag van € 1.382.300,49 op een totaal van € 1.483.997,49 uitbetaald. In 2007 werd een bedrag van € 1.060.075,67 op een totaal van € 3.354.686,46 uitbetaald.
Kwalitatieve evaluatie Op 31 december 2005 werden dertig plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW) en vier inschakelingsondernemingen (IO) erkend. Slechts 25 PIOW’s en 2 IO’s werden voor een bedrag van € 619.795,00 gefinancierd. Er werden ongeveer 400 arbeidsplaatsen gecreëerd. Voor 2006 tonen de eerste evaluaties dat er in termen van werkgelegenheid 818 arbeidsplaatsen werden gecreëerd waarvan 593 het doelpubliek betreffen (laaggeschoolde werkzoekenden). In 2007 stijgt dit aantal tot 1.164 arbeidsplaatsen voor 817 werknemers uit het doelpubliek. In 2006 werden er 9 nieuwe PIOW’s erkend en 6 IO’s erkend. Er werden dus 34 PIOW’s en IO’s gefinancierd. In 2007 werden er 6 nieuwe PIOW’s erkend (totaal: 45) en 6 IO’s erkend (totaal: 11). Er werden dus 41 PIOW’s en 9 IO’s gefinancierd.
Vooruitzichten 2008-2009 Het bugdet voor de toepassing van deze ordonnantie steeg van € 620.000,00 in 2005 naar € 1.240.000,00 in 2006 en naar € 3.250.000,00 in 2007. In 2008, is een bedrag van € 4.500.000,00.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21.
128
NASTREVEN VAN TRANSVERSALE SYNERGIEËN TER BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID (TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID)
Juridisch kader Lancering van de idee om territoriale pacten te sluiten op initiatief van de Europese Unie in juli 1996. Benoeming van de heer E. Courthéoux, Directeur-generaal van ACTIRIS, als coördinator van het Territoriaal Pact door de Minister van werkgelegenheid van het BHG. Toekenning van technische bijstand voor de oprichting van een Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid door de Europese Commissie.
Doelstellingen Deze maatregel heeft tot doel alle actoren op de arbeidsmarkt te mobiliseren voor een coherente ontwikkeling van het werkgelegenheidsbeleid, een betere communicatie en een grotere complementariteit tussen deze actoren, een grondigere kennis van de Brusselse sociaaleconomische realiteit en een betere informatie-uitwisseling.
Algemene principes Deze maatregel omvat de invoering van een dynamische coördinatie tussen de vele partners met het oog op een zo groot mogelijke coherentie en efficiëntie van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. Dit streven ligt in de lijn van de werkzaamheden van het Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid, dat werd opgericht in 1998 en zijn activiteiten heeft voortgezet in de context van het actieplan 2001-2006. In 2007 zijn alle partners het eens geworden over een nieuw actieplan voor 2007-2013. De inzet van dit laatste is enorm. Het gaat eerder om een raamprogramma, een soort van basisschema waarin de betrokken partners de prioriteiten en concrete initiatieven zelf invullen naargelang de actualiteit, de geschiktheid, de noodzaak en de complementariteit met de bestaande en onderhandelde plannen en 'overeenkomsten'. Het Pact wil open- en klaarstaan voor de partners. Net daarom heeft het Pact uitgaande van de ervaringen uit de eerste twee actieplannen dit raamprogramma uitgewerkt vertrekkende van rechtstreekse contacten, evaluaties en suggesties vanwege de partners en rekening houdende met de resultaten van de talrijke discussies in werkgroepen en in de algemene vergadering. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Partnerinstellingen van de maatregel: de minister van Tewerkstelling en Economie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering; de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Bruxelles Formation; de VDAB; de Dienst Opleiding kmo; het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; ACTIRIS; 129
het Office de Promotion du Tourisme; de Haven van Brussel; de GOMB; de GIMB; het referentiecentrum EVOLIRIS; Syntra Brussel (ter vervanging van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen); de Vereniging van de Stad en de Gemeenten (afdelingen OCMW en gemeenten); het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; de ENIAC-experte aangewezen door het Gewest; Brussels Agentschap voor de Onderneming (BAO). Een hele reeks andere partners, die oorspronkelijk niet gelicht waren aan het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid en die zich één voor één bij de uitvoering ervan hebben gevoegd: FEDERGON; het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; de Febisp en Tracé Brussel (vroeger OOTB); UNIZO, UCM et LVZ.
Administratieve omkadering ACTIRIS: de dienst Territoriaal Pact (twee personeelsleden, of 2 VTE).
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 95.500.00,00.
Reële uitgaven € 113.669,15.
Verwezenlijkingen Start van het nieuwe raamprogramma; Samenstelling van nieuwe themagroepen; Voortzetting van de vertegenwoordiging van het Pact in de vzw Brussel Gezond Stadsgewest, in het kader van het Brusselse programma van de Gezonde Steden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO); De informatie op de site http://www.pactbru.irisnet.be/ bijwerken; Deelname aan verscheidene colloquia en seminaries; Ingevolge de vorige programmering, deelname aan de jury in het kader van de cheques sociale economie; Coördinatie van de diversiteitscel, die bestaat uit twee opdrachtgelastigden die vroeger door het Territoriaal Pact werden omkaderd in het kader van het Sociaal pact en drie diversiteitsconsulenten die midden 2006 door ACTIRIS werden aangeworven ; Uitwerking en coördinatie van een actieplan inzake intergewestelijke mobiliteit in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Brussels 130
Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap;
de
Franse
Gemeenschappelijke
Organisatie van een persmoment op 10 mei naar aanleiding van de start van de nieuwe programmering van het Pact en ter voorstelling van het operationele kader voor de Brusselse diversiteitsplannen; Organisatie van een persconferentie op 19 december om de uitgave van de diversiteitsbrochure voor werkgevers en de lancering van de website www.diversiteit.irisnet.be officieel bekend te maken.
Vooruitzichten 2008-2010 In de komende jaren zal het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid zijn acties centreren rond de prioriteiten die door de partners zijn aangevoerd en door de algemene vergadering zijn goedgekeurd. Deze prioriteiten zijn:
stand van zaken rond jongeren, etnische minderheden en eenoudergezinnen;
een leesgroep samengesteld uit jongeren, etnische minderheden en eenoudergezinnen;
onthaalbeleid voor nieuwkomers;
diversiteitsbeleid;
kennis over de actoren vergaren en deze info ter beschikking stellen;
luistermomenten bestemd voor de actoren;
onderzoek naar de mogelijkheden op het vlak van sociaal ondernemen en leefmilieu;
sociale clausules;
links tussen competenties en referentiemodellen inzake beroepen;
links tussen competenties en opleiding op de werkvloer;
afronding van de studie over de ‘nieuwe stadsberoepen (functies);
tweetaligheid met aandacht voor technische kennis;
organisatie van transversale momenten;
de aanwezigheid van Brussel op internationale niveau;
de as Brussel-Haven-Luchthaven.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20.
131
COÖRDINATIE
EN OVERLEG INSCHAKELINGSPARTNERS
VAN
DE
PLAATSELIJKE
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze wetteksten bepalen dat, bij wijze van overgangsmaatregel, de (voor)programma’s op grond van het Besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI) van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De coördinatie- en overlegacties dragen als ondersteuningsmaatregelen bij tot: het mobiliseren van de verschillende plaatselijke tewerkstellings-, opleidings- en socioprofessionele inschakelingspartners en het betrekken van deze partners bij de gecoördineerde uitvoering van de socioprofessionele inschakelingsacties; het bepalen van de inschakelingsbehoeften van de plaatselijke bevolking en de beschikbare middelen in de zone; het volledig ontplooien van de capaciteiten van de plaatselijke partners door hun tussenkomsten onderling op elkaar af te stemmen teneinde de moeilijk in te schakelen personen de mogelijkheid te bieden hun persoonlijk socioprofessioneel inschakelingstraject af te bakenen; het bepalen van de voor verbetering vatbare wettelijke maatregelen en bestaande voorzieningen in de materie, meer bepaald met betrekking tot de afstemming op de behoeften van het publiek, teneinde de adviesinstanties hierover in te lichten. Onrechtstreeks zijn deze acties gericht op de geïntegreerde ontwikkeling van de crisiswijken in het stadscentrum en de afstemming van de socioprofessionele inschakelingsacties op de plaatselijke initiatieven op het vlak van de heropleving van de woonomgeving en de bevordering van de plaatselijke economie.
Algemene principes De coördinatie- en overlegacties worden geleid door 9 plaatselijke overlegorganen voor de werkgelegenheid (Missions Locales) en een Nederlandstalige coördinerende partner (OOTB en Tracé voor het onthaal van publiek tot 1 juli 2006. Dit is de datum waarop Tracé Brussel de activiteiten van OOTB en Tracé heeft overgenomen) gespreid over 6 interventiezones in het BHG: de centrale zone (die de partners van Brussel-Stad groepeert), de zuidzone (Sint-Gillis, Vorst en Ukkel), de westzone
132
(Anderlecht), de noordwestzone (Molenbeek, St-Agatha-Berchem, Ganshoren, Jette en Koekelberg), de noordoostzone (St-Joost, Schaarbeek en Evere) en de zuidoostzone (Etterbeek, Elsene, St-PietersWoluwe, St-Lambrechts-Woluwe, Oudergem en Watermaal-Bosvoorde). De coördinerende partners hebben als taak de socioprofessionele inschakelingsproblematiek te observeren, afgewerkte socioprofessionele inschakelingsacties met de partners van de zone voor te stellen, plaatselijke socioprofessionele inschakelingsacties waarbij plaatselijke partners betrokken zijn te bevorderen en te coördineren, de door de inschakelingsacties beoogde doelgroepen op te vangen en te oriënteren, de inschrijving van werkzoekenden bij ACTIRIS te stimuleren en hun inschakelingsparcours op te volgen, de communicatie van werkaanbiedingen en/of opleidingen aan ACTIRIS te bevorderen en het secretariaat van het overlegcomité van de zone waar te nemen.
Administratieve omkadering ACTIRIS: de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Totaal bedrag voorzien in de coördinatie: € 1.010.790,00.
Evaluatie en vooruitzichten 2008-2009 Er wordt momenteel een ontwerp van ordonnantie betreffende de steun aan de Missions locales pour l’emploi en de lokale werkwinkels door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering uitgewerkt. Dit ontwerp werd voorafgegaan door een diepgaande analyse van de bestaande structuren en hun opdrachten. Deze analyse is in 2006 gerealiseerd, op vraag van de Minister van Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20.
133
ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT
Juridisch kader De ordonnantie van 26 juni 2003 en het uitvoeringsbesluit van 15 april 2004 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormen de wettelijke basis voor de erkenning van privétewerkstellingsagentschappen, de vergunning van plaatsingsbureaus in het onderwijs en de registratie van Partners van ACTIRIS. Daarnaast wordt erin vastgelegd dat privétewerkstellingsagentschappen dienen bij te dragen aan het gewestelijk werkgelegenheidsbeleid en zijn de voorwaarden omschreven voor de oprichting van een overlegplatform voor de werkgelegenheid. Bovenstaande ordonnantie is het gevolg van de Conventie nr. 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie, die door België en de lidstaten van de EU is goedgekeurd en die minimale voorwaarden oplegt aan alle soorten van arbeidsbemiddeling, privé, publiek of met sociaal oogpunt.
Doelstellingen Het gemengd beheer van de arbeidsmarkt heeft als hoofddoelstelling de regulering van publieke, private en social profit tewerkstellingsactiviteiten en hun gezamenlijk functioneren. Heel belangrijk hierin is de vrijwaring van de werknemersrechten en ook het verbod van discriminatie op grond van geslacht, etnische afkomst, leeftijd en dergelijke. Daarnaast biedt de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt de mogelijkheid om een minimum aan professionaliteit als standaard in te voeren mits de erkennings- en vergunningsregelingen en het partnerschipsbeleid van ACTIRIS. Tenslotte biedt de erkenningsprocedure van privé-tewerkstellingsagenschappen de mogelijkheid om het goed beheer van de betrokken vennootschappen te controleren en de betrouwbaarheid van de bedrijven voor een minimum te bewaken.
Algemene principes Een privé-tewerkstellingsagentschap dient voor de volgende categorieën van tewerkstellingsactiviteiten een erkenning aan te vragen: Werving en selectie; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité nr. 124 van het bouwbedrijf; Bemiddeling van betaalde sportbeoefenaars; Bemiddeling van kunstenaars; Terbeschikkingstelling van interim-kunstenaars; Outplacement. Nieuwe erkenningen moeten zes maanden op voorhand worden aangevraagd. Ze worden voor 4 jaar toegekend en zijn hernieuwbaar voor eenzelfde periode. De privétewerkstellingsagentschappen die niet over een exploitatiezetel beschikken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een gelijkgestelde vergunning aanvragen die één jaar geldig is en drie keer hernieuwd kan worden.
134
Ook publieke instellingen, zoals de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs, dienen een vergunning aan te vragen. Bureaus die een partnerschap zijn aangegaan met ACTIRIS dienen zich te laten registreren. Alle erkende tewerkstellingsagentschappen krijgen een uniek nummer en sturen jaarlijks, ten laatste op 30 juni, een jaarverslag naar het Ministerie, zoals voorzien in de ordonnantie en het uitvoeringsbesluit. Deze erkenningsprocedure is ingeschreven bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met het uniek identificatienummer VT4001563. ACTIRIS is per ordonnantie bevoegd om zijn arbeidsbemiddelingsactiviteiten uit te oefenen. De controle op de naleving van de toekenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd door de Gewestlijke Werkgelegenheidsinspectie. Klachten betreffende inbreuken op de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten kunnen daar ter kennis worden gebracht (zie betrokken fiche voor bijkomende informatie).
Administratieve omkadering 3 medewerkers van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Geen specifiek budget.
Kwalitatieve evaluatie Het feit dat privétewerkstellingsagentschappen over een erkenning voor hun activiteiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken en het feit dat aangaande privétewerkstellingsagentschappen vóór de erkenning of vóór de hernieuwing van de erkenning een advies door de Economische en Sociale Raad aan de bevoegde Minister geformuleerd wordt, zorgen voor een permanente opvolging van de kwaliteit van de private tewerkstellingsactiviteiten. In 2007, waren 291 privétewerkstellingsagentschappen erkend of gelijkgesteld met een erkenning. Hiervan zijn 179 privétewerkstellingsagentschappen erkend (minstens één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en 112 vergund (geen exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
135
Categorieën
Erkenning
Vergunning
Totaal 2006
Totaal 2007
Werving en selectie Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité nr. 124 van het bouwbedrijf Bemiddeling van betaalde sportbeoefenaars Bemiddeling van kunstenaars Terbeschikkingstelling van interimkunstenaars Outplacement
135 49
70 20
205 69
211 66
6
3
9
9
7 10
10 3
17 13
22 12
8
2
10
11
24
11
35
42
Totaal
239
119
358
373
Een privé-tewerkstellingsagentschap kan over meerdere erkenningen of vergunningen beschikken. 5 plaatsingsbureau’s in het onderwijs verkregen een vergunning en 110 partners van ACTIRIS beschikten in 2006 over een uniek identificatienummer. Dankzij een intensievere opvolging registreert de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie voor 2007 een stijging van het aantal activiteitenverslagen ingediend door de tewerkstellingsagentschappen en een zeer duidelijke verbetering van de kwaliteit ervan.
Vooruitzichten 2007-2008 In de loop van 2008 zal het formulier dat de privétewerkstellingsagentschappen bij wijze van activiteitenverslag jaarlijks moeten invullen op de website van het ministerie ter beschikking worden gesteld in pdf-formaat. Dit zal de codering en verwerking van de gegevens sterk vereenvoudigen. Er wordt geen bijzondere groei verwacht betreffende de vergunning van plaatsingsbureaus in het onderwijs en de registratie van de partners van ACTIRIS. Ten slotte, zou het ook tot een overeenkomst tussen de bevoegde minister en de vertegenwoordiger van privétewerkstellingsagentschappen moeten komen over de bijdrage van deze laatste aan het gewestelijk werkgelegenheidsbeleid zoals voorzien in de ordonnantie van 26 juni 2006 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2005-2008 RS 20 en 21.
136
NALEVING VAN DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsbesluit van 15 april 2004.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt via controle- en onderzoekopdrachten uitgevoerd op de plaats van tewerkstelling.
Algemene principes De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie houdt toezicht over deze reglementering door op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie onderzoek te verrichten bij de privétewerkstellingsagentschappen die een erkenning van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vragen. De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie kan bovendien spontane controles bij de agentschappen uitvoeren om na te gaan of ze wel degelijk hun verplichtingen nakomen. Ze kan ook bedrijven controleren die zonder erkenning een activiteit uitoefenen waarvoor een erkenning nodig is (uitzendkantoor, selectie en rekrutering, arbeidsbemiddeling, outplacement,…). De cel Onderzoeken van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (zie verder) is belast met deze materie.
Administratieve omkadering De Directie van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie van het Bestuur van Economie en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die, naast het secretariaat (3 medewerkers), uit drie cellen bestaat: studies en samenwerkingen (4 medewerkers), controles (14 medewerkers) en onderzoeken (6 personen).
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Voor deze maatregel is geen specifiek budget voorzien. De sociale inspectie beschikt enkel over een werkingsbudget dat gezamenlijk is met de andere directies van het Bestuur van Economie en Werkgelegenheid.
Reële uitgaven op 31 december Geen uitgaven.
Kwalitatieve evaluatie Een dergelijke evaluatie is niet mogelijk gezien het kleine aantal behandelde dossiers.
137
In 2007 werden 21 onderzoeksdossiers geopend. Een enkel dossier is in dat jaar kunnen worden voltooid. Tot op hedenheeft de Gewestelijke Werkgelengenheidsinspectie nog geen strafdossier terzake geopend.
Vooruitzichten 2008-2009 Het toezicht op de reglementering m.b.t. het gemengd beheer van de arbeidsmarkt blijft een ondergeschikte opdracht voor de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (4% van de in 2007 behandelde dossiers). Op middellange termijn is er niet gepland om in dit verband spontane controles te verrichten. De regels is nog steeds dat enkel de onderzoeken worden uitgevoerd die door de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie worden gevraagd. De controles m.b.t. « vreemde arbeidskrachten » zullen echter nog dienen om na te gaan of de privétewerkstellingsagentschappen die eventueel gecontroleerde werknemers aan het werk zouden hebben gezet, in regel zijn met de bepalingen van de ordonnantie van 26 juni 2003.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21.
138
TOEKENNING
VAN
ARBEIDSKAARTEN
AAN
BUITENLANDSE
WERKNEMERS
Juridisch kader Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers; Koninklijk besluit houdende de uitvoering van 9 juni 1999.
Doelstellingen Buitenlanders die niet vrijgesteld zijn van de verplichting tot het bekomen van een arbeidskaart toestaan om te werken in het kader van een arbeidscontract.
Algemene principes Onder andere de volgende categorieën van werknemers kunnen een arbeidskaart bekomen: Personen toegelaten tot tijdelijk verblijf in België; Hoogopgeleid personeel; Personen waarvoor men op de arbeidsmarkt geen gekwalificeerd equivalent vindt.
Administratieve omkadering Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie – Cel Arbeidskaarten. Eind december 2007 bedroeg het aantal effectieven 25 personen.
Budget Gewone begroting van het Ministerie.
Evaluatie kwalitatief De arbeidskaart C, die bepaalde categorieën van personen die over een (nog) tijdelijk verblijfsrecht in België beschikken toegang verschaft tot de arbeidsmarkt (kandidaat vluchtelingen, studenten, personen die gezinshereniging gevraagd hebben, enz…), zette haar dalende trend voort, zij het minder uitgesproken dan in 2006. De categorie waar we vooral deze daling opmerkten waren de kandidaat-vluchtelingen, waar de vernieuwde wetgeving maakte dat mensen wier asielaanvraag ingediend werd na 1 juni 2007 geen recht meer hebben op het bekomen van een arbeidskaart C. Daar staat tegenover dat het aantal personen die een arbeidskaart C bekwamen volgens het criterium “Tewerkstelling” net toenam.
In 2006 werden 8.321 arbeidskaarten C toegekend (9.041 in 2005). In 2007 werden 8.135 arbeidskaarten C toegekend.
139
Nog steeds zijn heel wat categorieën van personen niet toegelaten tot de arbeidsmarkt, hoewel ze wettelijk op het grondgebied verblijven. Het gaat hier bijvoorbeeld om personen die tijdelijk in België mogen verblijven, maar wier verblijfrecht niet onderworpen is aan de voorwaarde een beroep uit te oefenen, of kandidaat-vluchtelingen die afgewezen werden maar een regularisatie vroegen, of om exechtgenoten van onderdanen van de Europese Unie die in beroep gingen tegen een weigering tot verblijf. Wat betreft de arbeidskaarten B daalt het aandeel van de hooggeschoolde werknemers naar ongeveer 1 op 2, hoewel het absolute aantal wel steeg tot 2.847 eenheden. Dat valt vooral te verklaren door het feit dat het aantal toekenning in de categorie “Echtgeno(o)t(e) van zelfstandige of houder van arbeidskaart B” spectaculair toenam met een factor 3, waarbij het nog steeds vooral gaat over Poolse of Roemeense werknemers actief in de sector van huishoudelijk werk. Daarnaast bedroeg het aantal werknemers afkomstig van de Nieuwe lidstaten waarvoor nog steeds overgangsmaatregelen gelden, en die tewerkgesteld waren in de zogenoemde knelpuntberoepen, vastgesteld door de Brusselse Gewestregering, in het eerste volledige kalenderjaar waar de regeling actief was, 437. In totaal werden er in 2007 5.371 arbeidskaarten B toegekend, oftewel een toename met maar liefst 1.670 stuks tegenover 2006. 16,8% van alle arbeidsvergunningen was bestemd voor personen afkomstig uit de nieuwe Europese lidstaten.
Vooruitzichten Deze materie is uitermate afhankelijk van het wetgevende werk op federaal vlak. Wanneer de kandidaat-vluchtelingen wiens procedure reeds 6 maanden loopt opnieuw toegelaten worden tot de arbeidsmarkt valt een stijging van het aantal aanvragen in deze categorie te verwachten. Nog steeds is het wenselijk om de arbeidskaart C te laten samenvallen met de verblijfsvergunning, zoals gevraagd door de Adviesraad voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers aan de Minister van Werkgelegenheid en de Minister van Binnenlandse Zaken. Het zou de procedures vereenvoudigen en de achterstand inkorten. Ook de juridische zekerheid voor zowel werknemer als werkgever zou er wel bij varen. Ten laatste op het einde van april 2009 zouden de overgangsmaatregelen betreffende de 8 staten die sinds 1 mei 2004 lid zijn van de Europese Unie aflopen. Dit zou resulteren in een vrij toegang tot de arbeidsmarkt voor deze onderdanen.
Aansluiting met de richtlijnen van de Europese Strategie voor werkgelegenheid 2008-2010 LD 19 en 20.
140
NALEVING DOOR DE GEWESTELIJKE SOCIALE INSPECTIE VAN DE WETGEVING M.B.T. DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS
Juridisch kader De wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en haar uitvoeringsbesluit van 9 juni 1999.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving bij controleopdrachten en onderzoeken uitgevoerd op de werkvloer.
Algemene principes Het toezicht op de naleving van de reglementering m.b.t. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, gebeurt via drie vormen van tussenkomsten die overeenstemmen met drie functionele cellen die in de schoot van de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie werden gecreëerd: de cel Onderzoeken voert onderzoeken uit alvorens de aflevering of de vernieuwing van arbeidskaarten B en onderzoeken of de toekenningsvoorwaarden voor deze arbeidskaarten werden nageleefd; De cel Controles plant en organiseert niet-aangekondigde controles bij ondernemingen en particulieren, om na te gaan of zij aan de wettelijke voorwaarden m.b.t. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers voldoen. Deze controles hebben tevens als doel de werkgevers (en werknemers) over deze voorwaarden te informeren, de Inbreukcommissie te verwittigen en gepleegde inbreuken te melden; de cel Studies en Samenwerkingen voert de apostillen uit van het arbeidsauditoraat naast haar basisopdrachten die bestaan uit het bijhouden van documentatie voor de directie, de uitvoering van sectorale studies en het beheer van de samenwerkingen met externe diensten.
Administratieve omkadering De Directie Sociale Inspectie van het Bestuur van Economie en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die, naast het secretariaat, uit drie cellen bestaat: studies en samenwerkingen (4 medewerkers), controles (14 medewerkers) en onderzoeken (6 personen).
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Deze maatregel kan niet op een specifiek budget rekenen. De Sociale Inspectie heeft alleen een werkingsbudget dat gemeenschappelijk is met de andere directies van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid. Hieronder worden de totale uitgaven voor raadpleging van de betalende databank Euro-DB (informatie over de ondernemingen en hun vertegenwoordigers) en voor ongewone uitrustingen toegelicht.
141
Reële uitgaven De specifieke uitgaven van de Directie bedragen € 7.641,78 in 2007 waarvan € 5.525,76 voor de eenmalige raadpleging van Euro-DB, € 1.451,89 voor de aankoop van digitale fototoestellen en € 503,96 voor de aanschaf van documentatie. Daarnaast zijn er nog andere, grotere uitgaven, zoals de personeelskosten, de kosten voor afschrijving en gebruik van twee dienstwagens, de kosten voor trajecten die de medewerkers met hun eigen voertuig afleggen, de kosten voor informatica-uitrusting, dienst-gsm's en bureaumateriaal, waarvoor het deel van deze uitgaven dat specifiek aan het toezicht op de naleving van de wetgeving m.b.t. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers door de gewestelijke sociale inspectie wordt besteed niet kan worden bepaald.
Kwalitatieve evaluatie De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie heeft de uitvoering van haar strategisch plan 2006-2007 voortgezet (zie voor meer informatie de inventaris 2005). In het plan stond vooral de ontwikkeling van preventieacties centraal. Het gaat om controles die plaatsvinden in wijken waar ze door een zo groot aantal personen worden opgemerkt: handelswijken en stedelijke industriezones. Deze a priori niet-repressieve controles hebben een tweeledige doelstelling: de werkgevers laten zien dat er controles worden verricht; de georganiseerde controles benutten om de werkgevers in te lichten over de te ondernemen formaliteiten om Belgen en buitenlanders legaal aan te werven en in sommige gevallen aan een lagere kost. Het doel om de controles zichtbaarder te maken, werd met 623 afgelegde controlebezoeken in zeer gevarieerde activiteitensectoren en wijken bereikt. Zoals opgemerkt in 2006, bleekt het doel om tijdens de bezoeken informatie te verstrekken moeilijk te bereiken. De personeelsleden van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie zijn niet speciaal opgeleid om uitgebreide informatie over de verschillende bestaande tewerkstellingsmaatregelen te geven. Tijdens de bezoeken hebben ze zich dan ook beperkt om algemene informatie te bieden en de geïnteresseerde werkgevers voor verdere inlichtingen door te verwijzen naar de Directie Werkgevers van ACTIRIS. Deze directie heeft immers de taak om de werkgevers bij hun aanwervingen te oriënteren en te begeleiden. De ervaring heeft enerzijds geleerd dat de werkgevers bij specifieke preventieve controles weinig geïnteresseerd zijn om informatie inzake tewerkstelling te ontvangen. Anderzijds blijkt dat van degenen die interesse tonen, slechts een klein aantal later effectief contact met de Directie Werkgevers van ACTIRIS opneemt, hoewel de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie hen een folder over deze dienst bezorgt. De moeilijkheid om tijdens de preventieve controles bij de werkgevers interesse op te wekken voor de mogelijkheden bij aanwervingen, komt waarschijnlijk doordat de controles voornamelijk gericht zijn op enerzijds bedrijven die reeds legaal personeel in dienst hebben en weten wat ze in het geval van een extra aanwerving moeten doen en anderzijds bedrijven die door zelfstandigen worden geleid die geen bezoldigde werknemers wensen aan te werven. In 2007 werd bijgevolg hoofdzakelijk informatie worden verstrekt aan werkgevers waarvan tijdens de repressieve controles blijkt dat ze in overtreding zijn. Het feit dat ze op niet-wettelijke wijze medewerkers tewerkstellen (werklozen, niet aangegeven werknemers, illegale vreemdelingen) toont paradoxaal genoeg aan dat ze werk hebben. Het is de bedoeling om ze te overtuigen om mensen legaal tewerk te stellen. Uiteindelijk heeft deze heroriëntatie niet plaatsgevonden en werd alleen van de preventieve controles gebruik gemaakt om de werkgevers in te lichten over de aanwervingsmogelijkheden, zij het minder systematisch dan in 2006. Verder werd in 2007 veel aandacht besteed aan twee types onderzoeken.
142
De onderzoeken die aan de toekenning van de arbeidskaarten voorafgaan of die controleren of de voorwaarden voor toekenning of vernieuwing van de arbeidskaarten B afgeleverd aan onderdanen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie voor de uitoefening van zogenaamde "knelpuntberoepen" worden nageleefd. Deze onderzoeken zijn het gevolg van de beslissing van de federale overheid om de verplichting tot het bezit van een arbeidskaart voor de onderdanen van de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (met uitzondering van Cyprus en Malta) na 1 mei 2006 te behouden enerzijds en een versnelde procedure in te voeren voor de aflevering van arbeidskaarten aan deze onderdanen wanneer zij worden aangeworven in een beroep waarvoor een tekort aan arbeidskrachten bestaat anderzijds. Aangezien de toestemming om een werknemer die onderdaan is van een nieuwe lidstaat een knelpuntberoep te laten uitoefenen binnen de vijf werkdagen moet worden verstrekt, is er onvoldoende tijd om vóór de toekenning van de arbeidskaart een onderzoek ter plaatse uit te voeren. Rekening houdende met deze omstandigheid zijn de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie en de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie overeengekomen dat deze laatste eerder systematische controles op de plaats van tewerkstelling zou uitvoeren ná de indienstneming van werknemers aangeworven voor een knelpuntberoep. Met deze controles wordt nagegaan of de werkgever die toelating heeft gekregen om de werknemer voor het knelpuntberoep aan te werven, deze persoon niet in een andere functie tewerkstelt waarvoor hij geen arbeidsvergunning zou hebben gekregen (handlanger in plaats van gekwalificeerd metselaar, een polyvalent bureaubediende in plaats van een commercieel secretaris…). Wanneer aan het licht komt dat misbruik wordt gemaakt van de situatie (en dit gebeurt) stelt de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie voor om de arbeidsvergunning en de arbeidskaart in te trekken.
De onderzoeken volgend op de weigering van een arbeidskaart Tijdens deze onderzoeken wordt gecontroleerd of de werkgever die geen toelating heeft gekregen om een buitenlandse werknemer aan te werven, deze werknemer niet of niet meer in dienst heeft. Deze onderzoeken vinden plaats in verschillende activiteitensectoren. Wanneer wordt vastgesteld dat de werknemer (nog) aan het werk is, wordt gewoonlijk een procesverbaal opgemaakt. Verder kan de sociale inspectie in 2007 in enkele cijfers worden samengevat. In de loop van 2007 werden 116 enquêtes inzake arbeidskaarten geopend en beëindigd: 38 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om een au pair tewerk te stellen; 14 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om andere werknemers of stagiairs tewerk te stellen; 13 tussentijdse onderzoeken ter controle van de naleving van de toekenningsvoorwaarden ; 36 onderzoeken "knelpuntberoep"; 15 onderzoeken volgend op de weigering tot aflevering van een arbeidskaart B. Van de 116 gestarte enquêtes waren er 12 nog steeds lopende op 1 januari 2008. Tijdens hetzelfde jaar werden 1.712 controlebezoeken afgelegd, waaronder: repressieve controles
1.089
preventieve controles
623
controles die aanleiding gaven tot de opening van een dossier
564
143
•
als gevolg van een repressieve controle
539
•
als gevolg van een preventieve controle
25
controles die aanleiding gaven tot de opstelling van een fiche
1.148
In de 564 andere dossiers werden de volgende acties ondernomen: opstelling van een proces-verbaal
305
• voor werknemers tewerkstellen zonder arbeidskaart en zonder geldige verblijfsvergunning (466 werknemers)
273
• voor werknemers tewerkstellen zonder arbeidskaart maar met een geldige verblijfsvergunning (29 werknemers) • voor andere inbreuken inzake arbeidskrachten (7 werknemers) opstelling van een verslag bestemd voor de Arbeidsauditeur • naar aanleiding van de ontvangst van een kanttekening • op eigen initiatief
25 7 205
90 115
kennisggeving van een verwittiging of een termijn voor het in orde stellen
26
formeele doorgeven van informatie aan andere diensten
22
formeele vragen van informatie aan andere diensten
13
aanvragen van een tolk aanvraag tot toestemming van een bezoek aan de rechter van de politierechtbank verhoren van werknemers en werkgevers
228 7 1.241
71 werden zonder verder gevolg afgesloten. Van de 564 dossiers die in 2007 werden geopend, waren er nog 49 in behandeling op 1 januari 2008.
Vooruitzichten Er zijn geen echt vernieuwende acties gepland voor 2008. De nadruk zal evenwel worden gelegd op de controles in de beenhouwerijen en de confectieateliers.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
144
ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES
Juridisch kader Op grond van artikel 4§1 van de Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, dat ACTIRIS gelast "alle nuttige initiatieven te nemen" om het gewestelijke werkgelegenheidsbeleid uit te voeren en te zorgen voor de goede werking van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan ACTIRIS de realisatie en uitvoering van de taalcheques op zich nemen.
Taalcheque Job Doelstellingen Deze maatregel heeft tot doel werkzoekenden in staat te stellen sneller een betrekking te vinden waarvoor hun niveau van talenkennis ontoereikend is. ACTIRIS verbindt zich ertoe in geval van aanwerving een taalopleiding integraal te betalen.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij ACTIRIS kan een taalcheque aanvragen. Tijdens een onderhoud zal de tewerkstellingsconsulent eerst de behoefte aan een taalcheque nagaan, waarna de werkzoekende een test aflegt in de Taalhoek van ACTIRIS. Op basis van de testresultaten zal de tewerkstellingsconsulent het aantal opleidingsuren bepalen dat nodig zal zijn om het vereiste niveau van talenkennis voor de uitoefening van het beroep te bekomen. Vervolgens ontvangt de werkzoekende een bon waarmee ACTIRIS zich ertoe verbindt 20, 40 of 60 uur individuele uren taalopleiding te betalen (alleen Nederlands, Frans, Duits of Engels). Deze bon moet de werkzoekende in staat stellen potentiële werkgevers makkelijker te overtuigen. De werkzoekende kan de bon voor een taalcheque inruilen als hij kan bewijzen dat hij: hetzij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur van minstens zes maanden heeft ondertekend en dat de plaats van tewerkstelling in het Brussels Gewest is gelegen (of daarbuiten als de begunstigde in Brussel woont); hetzij een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep start. Op basis daarvan ontvangt de nieuwe werknemer een taalcheque waarmee hij zijn taalopleiding bij een door ACTIRIS erkende partner kan starten. Voor elk individueel lesuur wordt een bedrag van € 38 betaald. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 23 opleidingspartners erkend door ACTIRIS.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van ACTIRIS.
145
Budget Budget voorzien voor het totaal van de maatregel € 1.800.000,00.
Reële uitgaven voor de taalcheques € 1.041.723,05.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 heeft ACTIRIS bons toegekend aan 1.895 verschillende werkzoekenden, voor een mogelijk totaal van 113.700 opleidingsuren. 635 personen hebben 38.100 opleidingsuren gekregen op basis van de taalcheques. In 68,6% van de opleidingen werd Nederlands onderwezen, in 26,5% Engels.
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2007 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies
9 26 169 12
20 72 298 29
29 98 467 41
24 174 18
59 336 24
83 510 42
43 42 131
76 87 256
119 129 387
Belg EU NEU
190 17 9
345 57 17
535 74 26
Totaal
216
419
635
Leeftijdsklasse < 25 jaar ≥ 25 - < 45 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6 - ‹ 12 maanden ≥ 12 maanden Nationaliteit
Kwalitatief Het aantal begunstigden van de taalchequesjob is in 2007 licht gestegen (4,4%) in vergelijking met 2006. We merken ook een stijging van de opleidingen Engels, (van 21% naaar 26,5%) en een daling van de opleidingen Nederlands (van 74% naar 68,6%). Opleidingen Frans en Duits maken samen maar 4,8% uit van de opleidingen.
Vooruitzichten 2008-2009 De taalcheques werden in oktober 2007 hernoemd tot taalcheques job, dit om duidelijk het verschil aan te geven met de taalcheques beroepsproject (de vroegere taalcheques jongeren).
146
De taalcheque job is gelinkt met het vinden van werk, de taalcheque beroepsproject is gelinkt met een doelgerichte actie voor het vinden van werk via zijn beroepsproject. In juni 2008 is een publiciteitscampagne voorzien waarin alle ACTIRS cheques zullen worden gepromoot, zowel naar werkgevers als naar werkzoekenden toe. Voor eind 2008 is het de bedoeling dat alle ACTIRIS cheques automatisch uit het informatica-systeem zullen geprint worden. Alle tewerkstellinsconsulenten zullen ook extra gestimuleerd worden om consequent ACTIRIS cheques voor te stellen als de werkzoekenden in de condities van de maatregel vallen. Onze werkgeversconsulenten zullen ook worden gestimuleerd om systematisch de maatregel uit te leggen aan hun klanten-werkgevers.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
Taalcheque-beroepsproject Doelstellingen Het doel is om werkzoekenden die een beroepsproject hebben ondertekend met als object “zoeken naar werk” taalcheques aan te bieden die speciaal zijn afgestemd op de voorbereiding van sollicitatiegesprekken. Deze maatregel was in 2006 enkel bestemd voor jongeren, maar werd dus sinds oktober 2007 uitgebreid naar een breder doelpubliek. De formule is gebaseerd op het principe van de taalcheque job en betreft dezelfde talen (Frans, Nederlands, Engels en Duits.). Elke werkzoekende, die behoort tot de doelgroep, kan aanspraak maken op 60 uur intensieve taalopleiding, individueel of tot 80 uur intensieve taalopleiding in groep. Deze maatregel past in het kader van de actieve begeleiding en laat toe om de kansen van de kandidaat tijdens het onderhoud te maximaliseren.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij ACTIRIS kan een taalcheque beroepsproject bekomen indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet: gedomicilieerd zijn in Brussel; ingeschreven zijn bij ACTIRIS als niet-werkende werkzoekende; een CBP hebben ondertekend met als object “zoeken naar werk”; een taaltest hebben afgelegd. De formule wordt voorgesteld door de tewerkstellingsconsulent. De werkzoekende die in aanmerking komt voor de maatregel moet een taaltest hebben afgelegd bij ACTIRIS. Deze maatregel is cumuleerbaar met de klassieke formule van de taalcheque job. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 23 opleidingspartners erkend door ACTIRIS.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van ACTIRIS.
147
Evaluatie Kwantitatief De maatregel taalcheque jongeren werd ingevoerd in september 2006 en werd hernoemd tot taalcheque beroepsproject in oktober 2007. In 2007 heeft ACTIRIS aan 743 verschillende werkzoekenden een taalcheque-jongere toegekend, voor een mogelijk totaal van 59.440 opleidingsuren. 420 personen hebben 23.056 opleidingsuren gekregen op basis van de taalcheque beroepsproject en jongeren. In 65,7% van de opleidingen werd Nederlands onderwezen, in 31,4% Engels. BEGUNSTIGDEN VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2007 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies
23 86 182 18
19 102 283 30
42 188 465 48
109 189 11
168 258 8
277 447 19
111 51 147
129 76 229
240 127 376
Belg EU NEU
275 17 17
370 43 21
645 60 38
Totaal
309
434
743
Leeftijdsklasse ‹ 25 jaar ≥ 25 - ‹ 45 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6maanden - < 12 maanden ≥ 12 maanden Nationaliteit
Kwalitatief We merken op dat van de 743 mogelijke begunstigden er momenteel (april 2008) 420 effectief opleidingsuren hebben opgenomen (56,7%) Het feit dat men een cheque verkrijgt leidt er niet automatisch toe dat de persoon ook effectief de opleiding gaat volgen.
Vooruitzichten 2008-2009 De taalcheques jongeren werden in oktober 2007 hernoemd tot taalcheques beroepsproject, dit om duidelijk het verschil aan te geven met de taalcheques job. De taalcheque job is gelinkt met het vinden van werk, de taalcheque beroepsproject is gelinkt met een doelgerichte actie voor het vinden van werk in zijn beroepsprject. In juni 2008 is een publiciteitscampagne voorzien waarin alle ACTIRS cheques zullen worden gepromoot, zowel naar werkgevers als naar werkzoekenden toe. Voor eind 2008 is het de bedoeling dat alle ACTIRIS cheques automatisch uit het informatica-systeem zullen geprint worden. Alle tewerkstellinsconsulenten zullen ook extra gestimuleerd worden om consequent ACTIRIS cheques voor te stellen als de werkzoekenden in de condities van de maatregel vallen. Onze werkgeversconsulenten zullen ook worden gestimuleerd om systematisch de maatregel uit te leggen aan hun klanten-werkgevers.
148
Tot slot, geven de Franstalige scholen voor sociale promotie van het Gewest, onder bepaalde voorwaarden, opleidingen in het Nederlands. 500 werkzoekenden konden hieraan deelnemen in 2008.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 LD 19 en 23.
Opleidingscheque Doelstellingen De maatregel heeft als doel het verankeren van de tewerkstelling van een nieuw aangeworven Brusselaar tijdens de eerste zes maanden van zijn tewerkstelling door hem de mogelijkheid te geven een bijkomende opleiding te volgen, die aangepast is aan de vereisten van zijn nieuwe functie.
Algemene principes Met een opleidingscheque engageert ACTIRIS zich om opleidingen, die tot doel hebben om de competenties van de pas aangeworvene te verbeteren of uit te breiden in functie van zijn nieuwe job, voor 50% te cofinancieren. De cheque wordt gegeven aan een houder van een waardebon die een contract van onbepaald duur, minimum halftijds, heeft ondertekend. Om een waardebon voor een opleidingscheque bekomen, elke werkzoekende, ingeschreven bij ACTIRIS, en gedomicilieerd in Brussel, die aan één van de volgende voorwaarden voldoet: geen diploma bezitten hoger dan het diploma van het Hoger Secundair Onderwijs (3de graad); ingeschreven zijn bij ACTIRIS als werkzoekende met een inactiviteitduur van 2 jaar; een Contract voor Beroepsproject (CBP) hebben ondertekend; de leeftijd hebben van 46 jaar of meer; erkend zijn als gehandicapte. De opleidingen zijn gericht op de uit te oefenen functie. Het type opleiding, zijn inhoud, de duur en de praktische modaliteiten worden bepaald via een onderling akkoord tussen de kandidaat, de werkgever en de opleidingsoperator. De opleiding moet binnen de 6 maand na de aanwerving van de rechthebbende aanvatten. De tussenkomst van ACTIRIS zal in geen enkel geval het maximum van € 2.250 per rechthebbende overschrijden.
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van ACTIRIS.
Evaluatie Kwantitatief De maatregel is ingevoerd in april 2006.
149
In 2007 heeft de dienst Arbeidsbemiddeling aan 20 verschillende werkzoekenden een waardebon Opleidingscheque toegekend. 1 persoon heeft deze waardebon ingeruild en gebruikt voor een Opleidingscheque (geen uitgaven in 2007). Deze Belgische vrouw is meer 45 jaar oud en ze is universitair.
Vooruitzichten 2008-2009 De Opleidingscheques kennen tot op heden geen succes. In 2008 zal er opnieuw een sensibilisering gebeuren bij de arbeidsconsulenten om systematisch waardebonnen af te geven en de nodige uitleg te verschaffen betreffende de voordelen van deze cheques. Daartoe wordt een nieuwe nota voorbereid (mei 2008) voor de tewerkstellingsconsulenten met versoepelde condities in verband met de begunstigde werkgevers. Voor juni 2008 is een publiciteitscampagne voorzien waarin alle ACTIRS cheques zullen worden gepromoot, zowel naar werkgevers als naar werkzoekenden toe. Voor eind 2008 is het de bedoeling dat alle ACTIRIS cheques automatisch uit het informatica-systeem zullen geprint worden. Alle tewerkstellinsconsulenten zullen ook extra gestimuleerd worden om consequent ACTIRIS cheques voor te stellen als de werkzoekenden in de condities van de maatregel vallen. Onze werkgeversconsulenten zullen ook worden gestimuleerd om systematisch de maatregel uit te leggen aan hun klanten-werkgevers.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 LD 19 et 23.
ICT-cheque JOB Doelstellingen De maatregel heeft als doel de aanwerving te bevorderen van een werkzoekende die zich aanbiedt voor een werkaanbieding die beantwoordt aan zijn profiel maar die niet over een voldoende informaticakennis beschikt en dit dankzij het toekennen van een ICT-cheque die hem toelaat gratis een informaticaopleiding te volgen aangepast aan de uit te voeren functie.
Algemene principes Om van de maatregel te kunnen genieten is de rechthebbende werkzoekend, ingeschreven bij ACTIRIS en beschikt hij over een duidelijk dossier waarin zijn informaticakennis is gepreciseerd. De waardebon wordt afgeleverd door ACTIRIS. Wanneer de werkzoekende wordt aangeworven door een werkgever die aan de voorwaarden van de maatregel beantwoordt, kan de rechthebbende de waardebon inwisselen voor een ICT-cheque volgens de voorwaarden die hierna zijn vastgelegd. De rechthebbende moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn uitgezonderd indien de uitbatingzetel van de werkgever die deze aanwerft in Brussel is gevestigd. Instellingen betrokken bij de uitvoering : 16 opleidingspartners erkend door ACTIRIS.
150
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van ACTIRIS.
Budget Reële uitgaven € 83.410,00.
Evaluatie Kwantitatief De maatregel werd ingevoerd in april 2006. In 2007 heeft ACTIRIS aan 264 verschillende werkzoekenden een waardebon ICT-cheque job toegekend. 39 personen hebben deze waardebon ingeruild voor 66 ICT-cheques. BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2007 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies
3 3 4 0
0 8 18 3
3 11 22 3
1 6 3
2 20 7
3 26 10
2 2 6
4 3 22
6 5 28
9 0 1
23 5 1
32 5 2
10
29
39
Leeftijdsklasse ‹ 25 jaar ≥ 25jaar - ‹ 45 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 6 maanden ≥ 6 maanden - ‹ 12 maanden ≥ 12 maanden Nationaliteit Belg EU NEU Totaal
Vooruitzichten 2008-2009 De ICT-cheques kennen niet het verwachte succes. In oktober 2007 werd de ICT cheque hernoemd tot ICT cheque job en dit om een onderscheid te kunnen maken met de ICT cheque beroepsproject die in mei 2008 zal worden gelanceerd. De ICT cheque job is gelinkt met het vinden van werk, de ICT cheque beroepsproject is gelinkt met een doelgerichte actie voor het vinden van werk via zijn beroepsproject. In juni 2008 is een publiciteitscampagne voorzien waarin alle ACTIRIS cheques zullen worden gepromoot, zowel naar werkgevers als naar werkzoekenden toe. Voor eind 2008 is het de bedoeling dat alle ACTIRIS cheques automatisch uit het informatica-systeem zullen geprint worden. Alle tewerkstellinsconsulenten zullen ook extra gestimuleerd worden om consequent ACTIRIS cheques voor te stellen als de werkzoekenden in de condities van de maatregel vallen. Onze
151
werkgeversconsulenten zullen ook worden gestimuleerd om systematisch de maatregel uit te leggen aan hun klanten-werkgevers.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 LD 19 et 23.
152
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Juridisch kader Artikelen 26 en 27 van het besluit van de executieve van de Franse Gemeenschap van 12.05.1987 (B.S. van 09.07.1987). Artikelen 120 tot 127 van het besluit van de executieve van de Vlaamse Gemeenschap van 21.12.1988 (B.S. van 14.01.1989). Artikelen 31 tot 35 van het besluit van de executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12.06.1985 (B.S. van 23.08.1985).
Doelstellingen De individuele beroepsopleiding in de onderneming heeft als doel om de aanwerving van werkzoekenden te bevorderen door hen de nodige opleiding aan te bieden zodat de werkzoekende beantwoordt aan het gevraagde professionele profiel. Deze maatregel kan toegepast worden wanneer geen enkele kandidaat beschikbaar is voor een werkaanbieding neergelegd bij ACTIRIS en wanneer er geen bestaande opleiding bestaat in een goedgekeurd centrum of wanneer de wachttijd overdreven lang is.
Algemene principes Er bestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillende types individuele beroepsopleiding in de onderneming. - de individuele beroepsopleidingen in de onderneming samen met een voltijdse opleiding : IBO-I. Het gaat om een kwalificerende opleiding tot het beroep van verpleger/verpleegster. - de individuele beroepsopleidingen in de onderneming na een technische opleiding door Bruxelles Formation : FPI-E. Deze opleidingen duren exact 2 maanden en moeten de vaardigheden, opgedaan tijdens de opleiding, versterken. - de individuele beroepsopleidingen in de onderneming, gevolgd door een aanwerving : FPI, IBO en SIN. Deze opleidingen bereiden de kandidaten voor op het beroep waarvoor een tewerkstelling wordt voorzien. De eerste 2 types worden helemaal door Bruxelles Formation beheerd. Voor de andere, die enerzijds gedeeltelijk door ACTIRIS en anderzijds door Bruxelles Formation of de VDAB worden beheerd, zijn de volgende principes van toepassing. De werkgever-opleider verbindt zich er formeel toe om de stagiair, die een individuele opleiding in de onderneming heeft gevolgd, onmiddellijk na de stage aan te werven als betaalde werknemer. De arbeidsovereenkomst moet in overeenstemming zijn met de wet op de arbeidsovereenkomsten van 03.07.1978 en moet van onbepaalde duur zijn voor de IBO en de SIN. Voor de FPI moet de arbeidsovereenkomst minstens even lang gelden als de opleiding. De rechtspraak bevestigt overigens de afwezigheid van een proefperiode, aangezien er al een opleidingsperiode plaatsvond (en dus ook een aanpassing van de werknemer aan de onderneming). De uitgevoerde functie moet overeenkomen met de kwalificaties die de werknemer tijdens de opleiding heeft opgedaan.
153
De formule individuele beroepsopleiding in de onderneming zal niet gebruikt kunnen worden voor opleidingen met een louter commercieel karakter, noch voor die met een hoofdzakelijk reizend karakter en de opleidingen in de horecasector en de amusementsindustrie. Tijdens zijn opleiding behoudt de stagiair het statuut van al dan niet uitkeringsgerechtigd werkloze. Indien hij er recht op heeft, blijft hij zijn uitkering ontvangen. Hij ontvangt van de onderneming een productiviteitspremie, vrijgesteld van bijdragen aan de sociale zekerheid, maar onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing. De bedoeling is om de stagiair een toereikend inkomen te verzekeren tijdens zijn opleiding, eventueel door zijn vergoeding en de premie te cumuleren. De werkgever moet de kandidaat verzekeren voor arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van en naar de werkplaats.
Administratieve omkadering Na ondertekening door de stagiair dient de werkgever het maandelijkse evaluatieverslag in bij de dienst belast met zijn dossier. Hij voegt daar ook de maandelijkse aanwezigheidslijst bij. De kandidaat moet maandelijks de juiste documenten doorsturen naar zijn uitbetalingsinstelling om zijn uitkering te genieten. De werkgever van zijn kant waakt erover dat deze documenten worden doorgegeven en betaalt de productiviteitspremie uit. Op het einde van de opleiding stuurt ACTIRIS een brief naar de werkgever met de vraag om een kopie van het arbeidscontract, ondertekend door de ex-stagiair en stuurt ACTIRIS de stagiair het document van het einde van de opleiding.
Budget Bruxelles Formation neemt de kosten voor de verplaatsing van de woonplaats van de stagiair tot zijn werkplaats op zich. Vanaf april 2008 zijn ze ten laste van de werkgever. Er is geen andere kost ten laste van de openbare instellingen.
Evaluatie Kwantitatief De tabel hieronder geeft een overzicht van het totale aantal individuele beroepsopleidingen in de onderneming per jaar en per type. FPI-E
FPI-I
FPI
IBO
SIN
Totaal
2004
/
102
370
99
/
571
2005
14
128
464
159
/
765
2006
58
102
651
155
/
2007
89
104
847
150
14
956 1204
Opmerking : de maatregel FPI-E werd van kracht begin 2005 en SIN eind 2007.
Kwalitatief De promotie van deze maatregel wordt onder andere verzekerd door de diensten van ACTIRIS via de consulenten van de Dienst Werkgevers. Zijn dienst FPI – IBO van zijn kant geeft niet alleen duidelijke informatie aan geïnteresseerde ondernemingen en aan benaderde kandidaten, maar hij begeleidt de werkgever ook bij het opstellen van een opleidingsprogramma en de ondertekening daarvan. De stagiairs worden systematisch gevolgd tijdens de stage.
154
Vooruitzichten 2008-2009 Gezien het groeiende succes van de individuele beroepsopleiding in de onderneming, is er voorzien dat het aantal in de toekomst nog verhoogd wordt. In 2008 zal ACTIRIS akkoorden afsluiten met andere partners voor werk en opleiding om zo de cijfers met betrekking tot de FPI en IBO te centraliseren en elk probleem met de tellingen te voorkomen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 23.
155
OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
Juridisch kader Akkoord van 13 maart 1991 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve betreffende de oprichting van een Kinderdagverblijf en de prefinanciering door ACTIRIS. Oprichting van de (semi-openbare) vzw "Kinderdagverblijf van ACTIRIS" op datum van 17 oktober 1991.
Doelstellingen Het organiseren van de opvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar van bepaalde werkzoekenden moet het voor deze laatsten mogelijk maken de nodige stappen te ondernemen in het kader van hun trajectbegeleiding (zoeken naar werk, deelname aan jobwerkbank die georganiseerd wordt binnen ACTIRIS, nieuwe job beginnen,…).
Algemene principes De twee vestigingen van het Kinderdagverblijf van ACTIRIS22, waarvan de eerste in 1992 en de tweede in 2007 werd geopend, bieden de werkzoekenden een mogelijkheid om uit de vicieuze cirkel te stappen. Deze wordt veroorzaakt door het feit dat de werkzoekenden, om te kunnen werken hun kind in een opvangstructuur moeten plaatsen, maar om hun kind op een wachtlijst in te schrijven, moeten zij een arbeidsovereenkomst kunnen voorleggen. Er wordt opvang voorzien, in de vorm van een "crèche" (voor een periode van maximum drie maanden) of "occasionele kinderopvang", voor werkzoekenden die geconfronteerd worden met de steeds moeilijkere context van het tekort aan opvangstructuren voor kinderen tussen 0 en 3 jaar. Het terbeschikkingstellen van kinderopvangmogelijkheid heeft als doel de hindernissen in het inschakelingstraject van de werkzoekenden uit de weg te ruimen. De werkzoekende geniet, wanneer hij werk vindt, van een begeleiding die een snelle overstap naar een gewone opvangstructuur mogelijk maakt. De eerste vestiging heeft een opvangcapaciteit van 30 kinderen (die naargelang het moment van de dag kan worden uitgebreid tot 40 kinderen). De tweede vestiging heeft plaats voor 48 kinderen. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sinds eind 2003 beheert het Kinderdagverblijf eveneens de terbeschikkingstelling van een voltijdse kinderverzorg(st)er en een halftijdse hulp-huishoud(st)er voor ouders die een drieling of meer hebben gehad (0-3 jaar).
Administratieve omkadering de Raad van Beheer en Algemene Vergadering van de vzw; de Dienst Partnership van ACTIRIS.
22
De eerste vestiging is in de lokalen van ACTIRIS ondergebracht, op de Anspachlaan in het centrum van Brussel. De tweede vestiging is in het Maritiem Huis in Molenbeek gehuisvest.
156
Budget Reële uitgaven € 849.937,95.
Evaluatie Kwantitatief In 2007 werden 256 nieuwe kinderen opgevangen, waarvan 57 in de crèche (22,2%) en 176 in de occasionele kinderopvang (68,7%). In vergelijking met 2006 is het totale aantal kinderen lichtjes gedaald. De vestiging van Molenbeek, die haar deuren in juni 2007 opende, heeft 156 kinderen opgevangen, waarvan 66 in de crèche (42,3%) en 73 in de occasionele opvang (46,8%). In totaal heeft het Kinderdagverblijf in 2007 dus 412 kinderen opgevangen: 249 kinderen alleen in de oppasdienst, 123 alleen in de crèche en 40 in beide stelsels. De lange duur van de verblijven in de crèche, ten gevolge van de wachtlijsten in de klassieke opvangstructuren, getuigt dat het nog steeds moeilijk is om snel een plaats te vinden in een andere opvangstructuur. BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT Mannen
Brussel
Vrouwen
Molenbeek
Brussel
Totaal
Molenbeek
Brussel
Molenbeek
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingwezen Andere studies
2 2 0 1 0 3
1 1 2 1 0 9
12 43 42 27 1 114
12 27 35 8 1 62
14 45 42 28 1 123
13 28 37 9 1 71
2 0 3 2 3 4
0 4 1 6 2 1
39 70 69 37 22 2
25 42 43 20 15 0
41 70 72 39 25 6
25 46 44 26 17 1
7 1 6
8 1 5
129 18 92
74 14 57
136 19 98
82 15 62
4 2 6 2 0
1 1 6 4 2
18 41 44 104 32
10 22 33 59 21
22 43 50 106 32
11 23 39 63 23
14
14
239
145
253
159
Leeftijdsklasse < ≥ ≥ ≥ ≥ ≥
25 25 30 35 40 45
jaar - ‹ 30 - ‹ 35 - ‹ 40 - ‹ 45 jaar
jaar jaar jaar jaar
Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur < ≥ ≥ ≥ ≥
6 maanden 6 maanden – ‹ 12 maanden 12 maanden – ‹ 24 maanden 2 jaar - ‹ 5 jaar 5 jaar
Totaal
157
Kwalitatief In elk van deze gevallen had de ouder geen andere opvangoplossing gevonden. Er zou zelfs al aan een derde vestiging kunnen worden gedacht. Naast een grotere opvangcapaciteit, laat de opening van de tweede vestiging toe om de kwaliteit van de dienstverlening aan de werkzoekenden te verbeteren, en dit met name dankzij een grotere flexibiliteit vanwege de directe samenwerking tussen de twee sites en een minder lange wachtlijst, waardoor potentiële werkgevers sneller antwoord krijgen. Het feit dat ouders meerdere mogelijkheden hebben, heeft een ontstressend effect op hen. Wanneer de ene vestiging bijvoorbeeld te veraf ligt om er een plaats te aanvaarden (als het traject te lang is waardoor de ouders niet op tijd op hun werk kunnen zijn), voelen zij zich ondanks alles toch beter ondersteund dan wanneer het Kinderdagverblijf hen geen andere concrete oplossing zou kunnen voorstellen. De aanwezigheid van onthaalpersoneel in de beide vestigingen van het Kinderdagverblijf vertegenwoordigt eveneens een bijkomende kwalitatieve meerwaarde op het vlak van het dagelijks beheer. Deze onthaalmedewerkers maken een regelmatigere opvolging van de ouders en kinderen mogelijk en betekenen een efficiënte aanwezigheid aan de zijde van de coördinatrices. Er is steeds een referentiepersoon ter plaatse die de werkzoekenden op gepaste wijze kan inlichten en oriënteren en die ervoor zorgt dat alle nuttige informatie tot bij de teams van kinderverzorgsters geraakt. De werkzoekenden die gebruik maken van het Kinderdagverblijf zijn nog steeds voor de overgrote meerderheid alleenstaande vrouwen, zeer vaak van buitenlandse afkomst, die voornamelijk in de centrale en noordzone van het gewest wonen. Bijna 80% van deze vrouwen is sedert meer dan 1 jaar werkloos. In vele gevallen kunnen zij met een vaak precaire overeenkomst aan de slag gaan als arbeider, meestal in de schoonmaaksector. Zoals reeds eerder gezegd, vertaalt dit zich in een toename van het aantal overeenkomsten voor uitzendarbeid en prestaties in het kader van de dienstencheques, met volgende bijzonderheden:
de overeenkomsten dekken vaak slechts enkele dagen of weken;
de werknemers weten niet hoeveel uren zij dienen te werken, zij weten dat het aantal werkuren kan stijgen of dalen naargelang de vraag van de klanten en worden in het beste geval slechts één of enkele dagen op voorhand verwittigd;
zij weten niet op voorhand op welke dagen ze zullen moeten werken en kennen de plaats van tewerkstelling soms pas op het allerlaatste ogenblik.
Dit veroorzaakt uiteraard heel wat moeilijkheden in het dagelijkse leven van de werkzoekenden en voor de organisatie van de kinderopvang. De medewerkers van het Kinderdagverblijf dienen op dat vlak een grote soepelheid aan de dag te leggen, temeer daar de werkzoekenden zelden andere oplossingen hebben, gezien de complexiteit van hun situatie.
Vooruitzichten 2008-2009 In 2008 zal bijzondere aandacht worden besteed aan de (vooral methodologische) coördinatie tussen de twee vestigingen en tussen de crèches die deel uitmaken van het partnernetwerk.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18.
158
PARTNERSHIP
VOOR WERKZOEKENDEN
DE
OPVANG
VAN
KINDEREN
VAN
Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991, gewijzigd door het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997 teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De administratieve en pedagogische coördinatie verzorgen van de opvang van kinderen tot 3 jaar van wie de ouders als werkzoekende bij ACTIRIS zijn ingeschreven en deelnemen aan een socioprofessionele inschakelingsactie die maximum een jaar duurt (zoeken naar werk, deelname aan jobwerkbank of aan een socioprofessionele inschakelingsmodule,…).
Algemene principes Het netwerk bestaat uit 14 partnercrèches die samen goed zijn voor 93 extra opvangplaatsen. In 1993 kreeg het de goedkeuring van de ONE. De actie van het netwerk biedt de werkzoekenden een uitweg uit de vicieuze cirkel. Deze wordt veroorzaakt door het feit dat de werkzoekenden om te kunnen deelnemen aan een module of een actie (atelier Actief Zoeken naar Werk, socioprofessionele inschakeling,…), hun kind naar een opvangstructuur moeten brengen, maar om hun kind op een wachtlijst in te schrijven, moeten zij een arbeidsovereenkomst kunnen voorleggen. Na beëindiging van de actie geniet de werkzoekende, wanneer hij werk vindt, een begeleiding die een snelle overstap naar het Kinderdagverblijf van ACTIRIS vzw mogelijk maakt (indien er plaats is). Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Alle partnercrèches zijn erkend door Kind & Gezin en/of de ONE. Deze erkenning staat garant voor een stimulerende opvangomgeving voor het kind en is geruststellend voor de ouders. Om elke vorm van discriminatie te voorkomen, worden de kinderen binnen de bestaande afdelingen opgevangen en worden ze dus niet in een afzonderlijke groep geplaatst. Twee verantwoordelijken beheren en coördineren deze opvangplaatsen.
Administratieve omkadering ACTIRIS. de dienst Partnership; de coördinatie van het netwerk bij het Kinderdagverblijf van ACTIRIS.
159
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar € 1.223.100,00 (met de kosten van de tweede pand).
Reële uitgaven € 593.215,57.
Evaluatie Kwantitatief Tijdens het jaar 2007 werden 187 kinderen opgevangen in het netwerk van partnercrèches (tegen 184 in 2006), dat op het einde van het jaar 93 plaatsen ter beschikking stelde van werkzoekenden die zich inschreven voor een trajectbegeleiding (ook 93 plaatsen in 2005 en 2006). 128 van hen waren nieuwe kinderen, 59 kinderen werden in 2006 al in het kader van deze maatregel opgevangen. Het aantal kinderen op de wachtlijst (496) loopt na een piek in 2006 (751) opnieuw ongeveer gelijk met het niveau van de jaren 2003 tot 2005. Uit de tabel maken we op dat 170 werkzoekenden, merendeels vrouwen, gebruik hebben gemaakt van deze dienst. BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN 2007 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal
0 1 1 0 2
12 21 26 8 99
12 22 27 8 101
0 3 1 0 0 0
49 50 38 19 9 1
49 53 39 19 9 1
2 0 2
56 7 103
58 7 105
0 2 1 0 1
14 20 42 80 10
14 22 43 80 11
4
166
170
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies Leeftijdsklasse < ≥ ≥ ≥ ≥ ≥
25 25 30 35 40 45
jaar - ‹ 30 - ‹ 35 - ‹ 40 - ‹ 45 jaar
jaar jaar jaar jaar
Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur < ≥ ≥ ≥ ≥
6 maanden 6 maanden – ‹ 12 maanden 12 maanden – ‹ 24 maanden 2 jaar - ‹ 5 jaar 5 jaar
Totaal
Kwalitatief Vanaf het eerste onthaal van de ouders wordt de nadruk gelegd op een logische en praktische keuze van de gemeenten waarin hun kind zou kunnen worden opgevangen. De ouders kunnen kiezen uit twee mogelijkheden, ofwel kiezen ze de gemeente waar ze wonen, ofwel een gemeente die op de 160
weg ligt naar hun inschakelingsactie of waar deze actie plaatsvindt. Jammer genoeg stemt het aanbod van de partnercrèches niet altijd overeen met de geografische afkomst van de werkzoekenden, noch met de gemeente waar zij hun inschakelingsactiviteit verrichten. Vraag en aanbod zijn met andere woorden niet steeds in evenwicht. De ouders die na september (of januari) nog op de wachtlijst staan, kunnen dus nog wel aanspraak maken op bepaalde opvangplaatsen, maar ze zien zich dan wel verplicht om ’s morgens en ’s avonds lange trajecten met hun kind af te leggen. Dit heeft een negatieve invloed op het welbevinden van zowel ouder als kind. Bovendien vergt dit enorm veel organisatie van een publiek dat niet meer gewoon is zich aan vaste uren te houden. Sommigen zetten de opleiding of een andere inschakelingsactie na enkele weken stop omdat de trajecten hen te zwaar vermoeien, maar ook omdat ze niet op tijd op hun opleiding geraken. Het kwalitatieve aspect waar de Coördinatie van het netwerk aan kan werken, betreft de selectiecriteria m.b.t. de partnercrèches. Zo heeft de Coördinatie de dienst Partnership van ACTIRIS van de problemen op de hoogte gebracht en voorgesteld om meer aandacht te schenken aan de geografische spreiding van de partnercrèches. Het resultaat van deze samenwerking tussen beide diensten zou einde 2008 zichtbaar moeten worden. De nieuwe partnerships voor de opvang van kinderen van werkzoekenden zullen immers ten vroegste begin juli 2008 in werking treden. Wij hopen zo beter op de verwachtingen en de behoeften van de werkzoekenden in een inschakelingsproces te kunnen inspelen, en op deze manier de slaagkans van hun socioprofessioneel inschakelingstraject te verhogen en de levenskwaliteit van de kinderen te verbeteren. Soms moet de ouder een bijscholing of een vooropleiding volgen alvorens aan de opleiding zelf te kunnen beginnen. Dit heeft soms tot gevolg dat de opleidingsduur de toegestane duur van de opvang overschrijdt (een jaar). Het zou dus erg nuttig zijn om officiële afwijkingen aan deze ouders toe te kennen, zodat zij het einddoel, namelijk een inschakeling op de arbeidsmarkt, kunnen bereiken.
Vooruitzichten 2008-2009 Teneinde aan de stijgende vraag van de actieve bevolking inzake de opvang van jonge kinderen te voldoen, heeft de Gewestregering op 29.03.2007 een Kinderkribbenplan aangenomen. Dit plan heeft de bedoeling om 2.600 nieuwe opvangplaatsen te scheppen door aan de coördinatie van de middelen meer gewicht toe te kennen. In 2008 zal een procedure voor een oproep tot projecten worden afgerond. Deze projectoproep moet het mogelijk maken om de samenwerking met de partnercrèches voort te zetten en vooral om een grotere geografische spreiding te bereiken door de aansluiting van nieuwe partners. Een sterkere aanwezigheid over het hele Gewest is immers een vereiste om een beter antwoord te kunnen bieden op de noden van de begunstigden van deze dienst.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18.
161
MAATREGELEN
GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFENDE DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 24 februari 2005 gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommunautaire Commissie betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Samenwerkingsakkoord van 4 mei 2006 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreffende de samenwerking inzake arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden.
Doelstellingen De interregionale mobiliteit van de werkzoekenden vergemakkelijken en bevorderen.
Algemene principes Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 is voortgevloeid uit de conclusies van de nationale werkgelegenheidsconferentie in oktober 2003. Een jaar nadien heeft de Europese Raad van 14 oktober 2004 over de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten aangegeven dat België prioritair aandacht moest besteden aan de samenwerking tussen de regionale tewerkstellingsdiensten teneinde de mobiliteit tussen de gewesten te bevorderen en de gewestelijke verschillen terug te dringen. Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 gelast de verschillende openbare tewerkstellings- en/of beroepsopleidingsdiensten om: meer informatie over de werkaanbiedingen uit te wisselen; de interregionale mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen (bijv. coherentie van de operationele bestanden van beroepen en arbeidsplaatsen, tussenkomst in de verplaatsingskosten); taalcursussen en de uitwisseling van taalstagiairs te bevorderen; bepaalde opleidingen te organiseren die toegankelijk zijn voor werkzoekenden van verschillende gewesten of gemeenschappen. Het akkoord bepaalt eveneens de modaliteiten voor de oprichting van:
een crisiscel, die bij een collectief ontslag een sociaal noodplan opstelt en de daaruit voortvloeiende acties coördineert; een strategische cel, die een gecoördineerd actieplan Brussel-Rand uitwerkt om een betere verwerking van de werkaanbiedingen en de vraag naar werk tussen Brussel en de rand te waarborgen.
Administratieve omkadering ACTIRIS. Synerjob23
23
Vzw die in juli 2007 door de openbare tewerkstellings- en/of opleidingsdiensten (ACTIRIS, VDAB, ADG, Bruxelles Formation, FOREM) werd opgericht teneinde de samenwerking op het vlak van de mobiliteit van werkzoekenden en meer algemeen de
162
Budget Geen gegevens.
Evaluatie Dit gedeelte overloopt de voornaamste verwezenlijkingen in 2006 en 2007. Het gaat dus niet om een evaluatie in de eigenlijke zin. De uitwisseling van werkaanbiedingen tussen ACTIRIS, de VDAB en de FOREM is een feit sinds 1 juni 2006. 5 categorieën werkaanbiedingen worden automatisch uitgewisseld:
de plaats van tewerkstelling ligt in een ander gewest dan de zetel van de onderneming;
de werkaanbiedingen voor knelpuntberoepen;
de werkaanbiedingen waarvoor de betrokken OTD geen kandidaten vindt;
alle werkaanbiedingen die niet binnen de 42 dagen konden worden ingevuld;
de werkaanbiedingen voor uitzendarbeid die aan deze criteria beantwoorden.
In 2007 ontving ACTIRIS 61.639 werkaanbiedingen van de VDAB en 13.873 werkaanbiedingen van de FOREM. De onderstaande tabel onderscheidt de "klassieke" werkaanbiedingen van de vacatures voor uitzendarbeid. WERKAANBIEDINGEN ONTVANGEN DOOR ACTIRIS IN 2007 WA afkomstig van
Gewone werkaanbiedingen
Werkaanbiedingen uitzendarbeid
Totaal
VDAB
27.848
33.791
61.639
Forem
10.133
3.740
13.873
Totaal
37.981
37.531
75.512
Om de automatische uitwisseling van werkaanbiedingen te organiseren, hebben de drie gewesten een tabel uitgewerkt voor de harmonisering van de beroepen. Dankzij deze tabel kunnen de functiebenamingen die de verschillende gewesten hanteren onderling worden gelinkt. Eind 2007 hebben ACTIRIS, de VDAB, de FOREM, Bruxelles Formation en ADG een principeakkoord gesloten met het ANPE (het Franse Agence nationale pour l’Emploi) omtrent het gebruik van Rome III24 als gemeenschappelijke basis voor het beheer van de beroepen en de bekwaamheden, na aanpassing van deze nomenclatuur aan de Belgische realiteit. De invoering van een gedeeld referentiemodel voor de beroepen zal de uitwisseling van informatie veel gemakkelijker laten verlopen. Wat de taalopleiding betreft, heeft het gewest in 2004 het systeem van de taalcheques ingevoerd. Met deze cheques kunnen werkzoekenden, wanneer zij door een werkgever worden aangeworven, een taalopleiding volgen die zo goed mogelijk op hun behoeften is afgestemd. Sinds 2007 kunnen ook werkzoekenden die een contract voor beroepsproject hebben ondertekend van deze taalcheques gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer details). In oktober 2007 organiseerde de vzw Synerjob, de federatie van openbare tewerkstellings- en opleidingsdiensten, een Talendag om het belang van talen in het kader van de mobiliteit in de verf te zetten. Opleiders van de VDAB, de Forem, ADG en Bruxelles Formation en consulenten van ACTIRIS hebben deze gelegenheid aangegrepen om methodologieën en goede praktijken inzake taalopleiding uit te wisselen.
24
werking van de gewestelijke arbeidsmarkten te coördineren. Deze vzw maakt tevens deel uit van het Europese netwerk van OTD'sE ROME = répertoire opérationnel des métiers et des emplois.
163
Meer algemeen wordt, wat de bevordering van de opleiding betreft, de uitwisseling van stagiairs alsook e-learning aangemoedigd. Op het vlak van het beheer van de collectieve ontslagen werd een structurele samenwerking tussen de gewesten tot stand gebracht. De openbare diensten voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding hebben een samenwerkingsprotocol inzake collectief ontslag en faillissement gesloten. Aldus hebben ACTIRIS, de VDAB en Bruxelles Formation in het kader van het samenwerkingsakkoord en het sociaal noodplan voor de herinschakeling van werknemers die het slachtoffer worden van een collectief ontslag in 2007 een samenwerkingsovereenkomst getekend die de deelname, de informatieuitwisseling en de systematische medewerking van de Brusselse openbare opleidingsdiensten in het kader van de tewerkstellingscellen regelt. Dankzij dit akkoord kunnen de getroffen werknemers in het Brussels Gewest van het volledige opleidingsaanbod gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer informatie). Het samenwerkingsakkoord van 2005 verzocht de partijen reeds bijzondere aandacht te wijden aan de interregionale mobiliteit en de interactie tussen de instellingen in Brussel en in de rand. De samenwerking tussen Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het vlak van het arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden vertaalt zich in :
de actieve matching van 1.000 vacatures van de VDAB in de Brusselse rand met 6.000 Brusselse werkzoekenden ingeschreven bij ACTIRIS (preselectie, screenings…). Er werd een Brusselse cel voor arbeidsbemiddeling en prospectie opgericht die ondernemingen en werkaanbiedingen aangebracht door de VDAB opvolgt. De feedback over de resultaten van de meegedeelde werkaanbiedingen en de gemobiliseerde werkzoekenden verloopt via een gezamenlijke monitoringlijst ;
de gezamenlijke organisatie van jobdatings door VDAB Vilvoorde en ACTIRIS (gemiddeld 2 keer per maand sinds september 2007). Er werden ook al twee jobbeurzen op touw gezet ;
de opening van 3 werkwinkels. Twee daarvan hebben hun deuren in 2007 geopend.
Een van de andere denkpistes is de samenwerking tussen Brussel en de rand met het oog op de harmonisering van de bestaande opleidingen en de uitwerking en organisatie van nieuwe gezamenlijke opleidingen op basis van de gevraagde profielen. Wat de taalopleiding betreft, heeft de RDB sinds 2005 606 extra stagiairs opgeleid via nieuwe taalprojecten ("taalpistes") met als doel de beroepsinschakeling van de Brusselse werkzoekenden te bevorderen. In 2004 heeft Bruxelles Formation een opleidingscentrum opgericht dat uitsluitend taalopleidingen verstrekt: Bruxelles Formation Langues. In 2007 hebben 500 Brusselse werkzoekenden in dit centrum een cursus Nederlands gevolgd. De werkzoekenden die over de nodige technische bekwaamheden beschikken, kunnen er een taalopleiding volgen die op de beroepseigen terminologie is toegespitst. In 2007 hebben 992 Brusselse werkzoekenden een dergelijke opleiding gevolgd. Tot slot werden drie sociale uitzendkantoren gecreëerd, zoals ook bepaald was in het samenwerkingsakkoord (zie de betreffende fiche voor meer details). Deze uitzendkantoren richten zich op laaggeschoolde jonge Brusselaars.
Vooruitzichten 2008-2009 Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal verderwerken aan de structurele verbetering van de interregionale samenwerking en de mobiliteit van werknemers en werkzoekenden en zal daarnaast middelen instellen om de fysieke mobiliteit van nachtwerkers in de Brusselse rand te verbeteren25. Zo zal indien mogelijk het openbaar vervoer worden aangepast en zullen de nachtwerkers vanaf
25
Steenweg op Bergen Sint-Pieters-Leeuw en de zone « Brucargo »
164
september 2008 gebruik kunnen maken van collectieve taxi's om zich naar het werk te begeven. Gedurende de eerste drie maanden na de indienstneming zal het gewest de kosten dragen. De aanpassing van ROME III zou in de loop van 2008 moeten worden afgerond. De ondernomen acties zullen verder worden gemonitord om beter na te gaan of de doelstellingen inzake bevordering van de interregionale mobiliteit worden behaald. Er zullen gemengde teams van VDAB- en ACTIRIS-consulenten worden samengesteld om gemeenschappelijk werk op dezelfde locatie te verstevigen. In de loop van juli 2008 zal een interministeriële conferentie plaatsvinden om de samenwerking te consolideren. Ook de sociale gesprekspartners zullen op deze conferentie worden uitgenodigd.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21.
165
DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE, HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA, DE BRUSSELSE BIJDRAGE Het initiatief tot de Europese Werkgelegenheidsstrategie werd genomen tijdens de buitengewone Europese Raad die in 1997 in Luxemburg werd gehouden. De Europese Werkgelegenheidsstrategie heeft als doel om algemene richtsnoeren vast te stellen en de prioriteiten te coördineren die de lidstaten op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid ten uitvoer moeten brengen. In 2000 benadrukte de Europese Raad van Lissabon dat tot een actief werkgelegenheidsbeleid moest worden overgegaan. Het is de bedoeling dat de Europese Unie “de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld wordt die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”. De strategie streefde ernaar om de volgende kwantitatieve doelen te bereiken:
een algemeen tewerkstellingspercentage van 67% in 2005 en 70% in 2010;
een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van 57% in 2005 en 60% in 2010;
een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50% in 2010 (beslist in 2001 om het hoofd te bieden aan de vergrijzing van de bevolking).
De Lissabonstrategie voerde een nieuwe werkmethode in, de "open coördinatiemethode" (MOC26), en berust op drie pijlers;
een economische pijler, gericht op de ontwikkeling van een concurrerende economie, gebaseerd op kennis;
een sociale pijler, gericht op de modernisering van het Europees sociaal model door te investeren in de human resources en de strijd tegen sociale uitsluiting aan te binden;
een milieupijler (toegevoegd na de Raad van Göteborg in 2001).
In 2004-2005 werd de Lissabonstrategie halverwege de termijn onderworpen aan een evaluatie onder auspiciën van de Europese Commissie. Deze evaluatie heeft aangetoond dat de doelstellingen lang niet zijn bereikt: door een ontoereikende mobilisatie bij de uitvoering van de strategie wordt onvoldoende vooruitgang geboekt op het vlak van de werkgelegenheid. De noodzaak om groei en werkgelegenheid een nieuwe impuls te geven door een betere geïntegreerde aanpak van de verschillende Europese processen en een betere afbakening van de acties vormt de hoeksteen van de voorgestelde remedies. De Europese Werkgelegenheidsstrategie, die in 1997 in Luxemburg werd gedefinieerd, wordt aldus herzien teneinde haar effecten te optimaliseren bij de herlancering van de Lissabonstrategie. De nieuwe koers van de Lissabonstrategie wordt rond drie pijlers uitgestippeld:
van kennis en innovatie de motor achter groei maken;
Europa aantrekkelijker maken voor werk en investeringen;
groei en werkgelegenheid ten dienst van sociale cohesie stellen.
26
Deze methode moet het mogelijk maken om de beste praktijken te verspreiden en een grotere convergentie in de richting van de doelen van de EU te realiseren. Overeenkomstig de conclusies van de Raad houdt deze methode de volgende elementen in: "voor de Unie richtsnoeren bepalen met specifieke tijdschema's voor het berieken van de doelen die de lidstaten voor korte, middellange en lange termijn hebben vastgesteld ; kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks vaststellen, die aan de beste ter wereld zijn getoetst en op de behoeften van de verschillende lidstaten en sectoren zijn toegesneden, als middel om beste praktijken onderling te vergelijken; het vertalen van deze Europese richtsnoeren in nationaal en regionaal beleid door het bepalen van specifieke doelen en het goedkeuren van maatregelen, rekening houdend met nationale en regionale verschillen; periodieke monitoring, evaluatie en peer reviews organiseren als wederzijdse leerprocessen."
166
De verbetering van "governance" streeft drie doelen na:
een eenvoudigere identificatie van de prioriteiten met respect voor het globale evenwicht van de Strategie en de synergie tussen de drie dimensies (economie, duurzame ontwikkeling, cohesie);
een betere uitvoering op het terrein door een sterkere mobilisatie van de lidstaten;
een vereenvoudiging en stroomlijning van de monitoringprocedure voor een beter begrip van de toepassing van de Strategie op nationaal niveau.
De hand wordt gelegd aan een nieuwe werkmethode die het mogelijk moet maken om sterkere partnerships tot stand te brengen tussen de sociale gesprekspartners en de beleidsvoerders, alsook met de overheidsinstanties enz. De coördinatie van het economisch beleid werd herzien. De driejarige cycli blijven behouden, maar in de maand april stelt de Commissie op basis van een strategisch verslag geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid voor. De geïntegreerde richtsnoeren27, worden in juni door de Raad aangenomen en omvatten de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) en de richtsnoeren voor werkgelegenheid. Deze laatste, die in 1998 in het leven werden geroepen, stellen ieder jaar de gemeenschappelijke prioriteiten voor de nationale beleidsvoeringen inzake werkgelegenheid van alle lidstaten vast. In 2005 heeft de Commissie voor het eerst een strategisch verslag opgesteld dat de resultaten van een globale evaluatie van de vooruitgang in de lidstaten beschrijft. Op basis van dit verslag heeft de Commissie het Lissabonprogramma van de Gemeenschap 2005-2008 uitgewerkt. Na goedkeuring hiervan door de Raad heeft iedere lidstaat de Europese doelstellingen op nationaal niveau vertaald in een driejaarlijks (2005-2008) Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Dit laatste vervangt het vroegere "Nationaal Actieplan" (en zijn gewestelijke variant : het GAP). In 2008 wordt de tweede cyclus (2008-2010) volgens een gelijkaardige procedure ingezet. De Commissie redigeert een verslag met het oog op de voortzetting van de Lissabonstrategie. Dit verslag bevat een globale analyse van de vorderingen van de lidstaten bij de uitvoering van hun NHP28 (inclusief de aanbevelingen van de Commissie). De Europese Raad heeft wat men in het Europese jargon het "Lissabonpakket" noemt, goedgekeurd. Dit pakket bevat meer bepaald het gezamenlijk ontwerpverslag uitgewerkt door de Commissie, de herbevestiging van de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid, een analyse van de heroriëntering van de structuurfondsen (onder meer ESF en EFRO) naar groei en werkgelegenheid en het tweede hernieuwde Lissabonprogramma van de Gemeenschap. Dit laatste legt de nadruk op de acties die moeten worden gevoerd op het vlak van de vier prioritaire domeinen die in 2006 door de Raad werden goedgekeurd29. In België staat het Nationaal Hervormingsprogramma onder toezicht van een Politiek Begeleidingscomité dat wordt voorgezeten door de secretaris van het Overlegcomité en bestaat voornamelijk uit de minister-presidenten, de vice-premiers, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken. De redactie van het NHP gebeurt door een Redactiecomité dat wordt geleid door de Kanselarij van de Eerste Minister. Elk van de drie delen van het NHP wordt gepiloteerd door een overheidsinstelling. Het werkgelegenheidshoofdstuk (deel 3) valt onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De gemeenschappen en gewesten werken mee aan de opstelling ervan. Het macro-economische hoofdstuk komt voor rekening van het Federaal Planbureau en de FOD Economie. Deze laatste staat in voor het micro-economische hoofdstuk (hoofdstuk 2).
27
28
29
De geïntegreerde richtsnoeren bestaan uit 8 richtsnoeren voor de werkgelegenheid die de 16 macro- en micro-economische richtsnoeren volgen. Zie in dit verband de Belgische vooruitgangsrapporten (2006 en 2007) met als titel : "Lissabonstrategie – Nationaal Hervormingsprogramma 2005-2008 : Vooruitgangsrapport 2006 (of 2007). Deze en andere documenten kunnen worden ingekeken en gedownload op www.be2010.eu. De 4 prioritaire domeinen zijn: investeren in mensen en moderniseren van de arbeidsmarkt, ontsluiting van het ondernemingspotentieel (kmo's), opleiding, onderzoek en innovatie als bronnen van kennis, energie en klimaatverandering.
167
De minister-president draagt de verantwoordelijkheid voor de Brusselse bijdrage aan alle hoofdstukken van het NHP. De Raad heeft de 9 richtsnoeren voor de werkgelegenheid die in 2005 werden gedefinieerd herbevestigd, mits enkele aanpassingen. Zij blijven geldig voor een nieuwe periode van drie jaar, dus tot 2010.
RS 17. Bij de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid streven naar volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteiten en –productiviteit en een hechtere sociale en territoriale samenhang. RS 18. Levensloopbeleid bevorderen. RS 19. Arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven. RS 20. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen. RS 21. Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners, flexibiliteit gecombineerd met werkzekerheid bevorderen en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen. RS 22. Zorgen voor arbeidskostenontwikkeling en regelingen voor loonvaststelling die bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid. RS 23. Investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren. RS 24. Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe vaardigheidsvereisten.
De uitvoering van de hernieuwde Lissabonstrategie voor België : sleutelelementen van de Belgische (waaronder de Brusselse) bijdrage in de 1e cyclus 2005-2008 Naast de globale doelstelling tot verbetering van de lopende hervormingen via een beter governance, stelt de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid voor 2005-2008 drie actieprioriteiten voorop: meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en houden, het arbeidsaanbod vergroten en de socialezekerheidsstelsels moderniseren; het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt vergroten; investeringen in menselijk kapitaal verhogen door beter onderwijs en betere vaardigheden. Volgens het Belgische NHP 2005-2008 streven alle overheidsinstellingen hetzelfde doel na : het concurrentievermogen en de werkgelegenheid verstevigen om een evenwichtig sociaal en ecologisch beleid te blijven voeren. De grote prioriteiten van het NHP zijn: een begroting in evenwicht; verdere lastenverlaging, vooral op arbeid; verdere hervorming van de arbeidsmarkt (waaronder de 1,5 keer snellere verhoging van het aantal oudere werknemers dan het Europese gemiddelde); investeren aanmoedigen om de economie te stimuleren; versterken van de sociale zekerheid (waaronder welvaartsaanpassingen van de pensioenen en andere uitkeringen); de synergieën tussen de bescherming van het leefmilieu en de groei versterken. Kort samengevat berust het werkgelegenheidshoofdstuk van het NHP op de erkenning van de noodzaak om meer mensen op de Belgische arbeidsmarkt op te nemen, enerzijds om de economische
168
groei in stand te houden en de sociale cohesie te bevorderen en anderzijds om de financiële houdbaarheid van de sociale zekerheid te waarborgen. Alle overheden scharen zich, met de samenwerking van de sociale partners, achter de hoofddoelen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie. Deze doelen zijn de volgende: de werkzaamheidsgraad van de totale actieve bevolking op 70% brengen, de werkzaamheidsgraad van de vrouwelijke bevolking op 60% brengen en deze van de oudere beroepsbevolking (55-64 jaar) op 50%; de gemiddelde uittredingsleeftijd, op het ogenblik waarop de arbeidsmarkt wordt verlaten, naar 62 jaar verhogen; aan alle werkloze jongeren, vooraleer ze zes maanden werkloos zijn, en aan alle werkloze volwassenen, vooraleer ze twaalf maanden werkloos zijn, een nieuwe start in de vorm van een trajectovereenkomst aanbieden; jaarlijks 25% van de langdurig werklozen aan een activerende maatregel laten deelnemen; voor minstens 33% van de kinderen jonger dan drie jaar kinderopvang waarborgen; het aandeel vroegtijdige schoolverlaters onder de 10% brengen; ervoor zorgen dat 85% van de 20- tot 24-jarigen het hoger secundair onderwijs succesvol afronden; ervoor zorgen dat maandelijks (d.w.z. gemiddeld in de vier referentieweken van de arbeidskrachtenenquête) 12,5% van de volwassenen (25-64 jaar) aan levenslang leren deelneemt en jaarlijks 1 werknemer op 2 een opleiding of vorming krijgt; de werkloosheidsgraad van mensen met een niet-Belgische nationaliteit of afkomst niet hoger laten worden dan deze van de Belgische werknemers. Wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, is het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling (CET) het referentiedocument voor de onderhandelingen over de inhoud van het NHP met de andere Belgische politieke overheden. Inzake de integratie van de strategie van Lissabon zijn de twee prioritaire doelstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zoals aangegeven in het NHP, de toegang tot werkgelegenheid (en meer bepaald van laaggeschoolde jongeren) en ontwikkeling en economische groei, meer bepaald in stedelijke zones zonder structuur30. Wat werkgelegenheid en opleiding betreft, zijn de prioritaire krachtlijnen voor hervorming in het Gewest: verhoging van het opleidingsniveau van de werkzoekenden dankzij de creatie van referentiecentra in sectoren die de werkgelegenheid bevorderen; uitbreiding van de taalcheque", invoering van opleidingscheques en ICT-cheques; jongeren en meer bepaald jongeren met lage beroepskwalificaties een eerste "vormende beroepservaring" bieden, zowel in de privé- als in de overheidssector; discriminatie bij aanwerving wegens geslacht, afkomst of handicap bestrijden. Aan het einde van de eerste cyclus van het NHP heeft de Lenteraad 2008 het verslag van de Commissie aangaande de tenuitvoerbrenging van het Belgische NHP in de periode 2005-2008 goedgekeurd31. Wat de werkgelegenheid betreft, onthouden we vooral dat de Commissie de
30
Het CET werd als bijlage bij het algemene document gevoegd. Vlaanderen heeft zijn eigen hervormingsplan bijgesloten (in
het verleden richtte Vlaanderen zijn GAP aan de EC). Wallonië voegde de tekst "actions prioritaires pour l'Avenir wallon" bij. 31
Mededeling van de Commissie : Strategisch verslag over de hernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid:
lancering van de nieuwe cyclus (2008-2010) – Het tempo van de veranderingen aanhouden, DEEL II, COM (2007) 803 definitief
169
vooruitgang benadrukt die België in de loop van de evaluatieperiode heeft geboekt, en met name "de veelbelovende resultaten van het monitorings- en begeleidingsstelsel voor werklozen."Zij voegt eraan toe dat de inspanningen moeten worden verdergezet en dat bijkomende hervormingen zich opdringen. Naar goede gewoonte zijn de lastenverlaging op arbeid, een gezonde begroting en de verbetering van de arbeidsmarkt de voornaamste prioriteiten. De Commissie beveelt België het volgende aan:
de begrotingsconsolidatie voortzetten en daarbij verdere inspanningen leveren om de belastingdruk op arbeid omlaag te brengen tot het gemiddelde van de buurlanden, met name door de belastingwig bij laaggeschoolden te verkleinen;
de beleidsmaatregelen versterken om overeenkomstig een geïntegreerde flexizekerheidsbenadering de arbeidsmarktprestaties door een alomvattende strategie te verbeteren, de arbeidsmarktparticipatie te verhogen, de regionale verschillen te verminderen en de deelname aan een leven lang leren te vergroten.
Tot slot eindigt de Commissie haar aanbevelingen met te onderstrepen dat het belangrijk is dat België aandacht besteedt aan de volgende knelpunten: "strategie voor de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën volledig uitvoeren, met inbegrip van uitgavenbeperkingen, begrotingsoverschotten en een aanhoudende vermindering van de overheidsschuld; dringend maatregelen nemen voor meer mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten, onder meer door onafhankelijke en krachtdadige reguleringsinstanties en door extra maatregelen ten aanzien van transportnetbeheerders en distributienetbeheerders; veel meer inzetten op het bevorderen van O&O en innovatie, in het bijzonder door zowel het niveau als het effect van de overheidsfinanciering te verhogen en een gecoördineerde beleidsmix op alle niveaus te ontwikkelen; de uitvoering voortzetten van maatregelen om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en kwetsbare groepen te verhogen, het effect van deze maatregelen in het oog te houden en indien nodig extra activeringsmaatregelen te nemen". Ter informatie vindt de lezer hieronder een overzicht van de tewerkstellingsmaatregelen 2007 naargelang hun afstemming op: de richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010 (bijna identiek aan de richtsnoeren 20052008) ; de prioriteiten van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling (CET), referentiedocument voor de bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan het NHP 2005 ; de cofinanciering met een Europees structuurfonds32. Deze laatste (en meer bepaald het Europees Sociaal Fonds inzake de hulp voor investering in de human resources) zijn immers het voornaamste financiële instrument van de Europese Commissie om de Lissabonstrategie uit te voeren.
32
In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn twee Europese structuurfondsen actief: het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fods voor Regionale Ontwikkeling (EFRO).
170
171
TABEL MET DE TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN, RICHTSNOEREN, C2E Tabel met de tewerkstellingsmaatregelen die in 2007 werden opgetekend volgens hun eventuele cofinanciering door een Europees structuurfonds (ESF of EFRO), hun afstemming op de richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010 en de prioriteiten van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling 2005-2010.
Maatregelen
Europese cofinancering 33
Richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2005-2008 1735
18
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ SOMMIGE PLAATSELIJKE BESTUREN
19
20
21
22
23
24
x
Prioriteiten van het CET34 As 1
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ BEPAALDE OPENBARE DIENSTEN
x
Ch. 5
DOORSTROMINGSPROGRAMMA'S
x
Ch. 5, 6
BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN x
x
x
STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN
x
x
Ch. 5
STARTBAANOVEREENKOMST “VORMENDE BEROEPSERVARING”
x
x
Ch. 5
CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT
x
DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS
SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW'S PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING SOCIAAL UITZENDKANTOOR DIENST SOCIALE CONSULTATIE PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA
33
34
35
As 3
x
BRUSSELS OUTPLACEMENT
DIENST BEGELEIDING ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK (BAZW) EN DE PARTNERS VAN HET NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK (AZW)
As 2
Ch. 5
(1) (1)
x
(2) (3) (4) (5) x
x
x
Ch. 1 et 2
x
Ch. 2, 7
x
Ch. 1 et 2
x
Ch. 1 et 2
x
Ch. 1 et 3
x x
Ch. 1 x
x
x
Ch. 7, 8
Cofinanciering van de maatregel (of een gedeelte ervan) in het kader van de programmering ESF Doelstelling 3 van het BHG (1) of van de programmering ESF Doelstelling 3 Wallonië Brussel (2) of Vlaanderen (3) of federaal (4) of in het kader van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het BHG (5). Alleen de maatregelen die in het document worden geciteerd, worden in beschouwing genomen. Het document heeft immers niet de bedoeling een overzicht van alle rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstellingsmaatregelen te geven. Richtsnoer voor de werkgelegenheid toepasbaar op alle aangewende maatregelen, zodra de richtsnoer de bedoeling heeft om het werkgelegenheidsbeleid uit te voeren teneinde volledige werkgelegenheid te bereiken, de kwaliteit en de productiviteit van het werk op te trekken en de sociale en territoriale samenhang te bevorderen. Dit beleid zou de Europese Unie moeten helpen om voor 2010 gemiddeld het volgende te bereiken: een totaal tewerkstellingspercentage van 70%; een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van minstens 60% alsook een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50%. Het zou er bovendien naar streven de werkloosheid en de inactiviteit terug te dringen. De Lidstaten zouden moeten overwegen om nationale doelstellingen inzake tewerkstellingspercentage vast te leggen.
172
Maatregelen
Europese cofinancering
Richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2005-2008 17
18
19
20
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN
22
23
As 1
As 2
x
Ch. 2 et 10
x
Ch. 10
PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSPLATFORMS
(1)
x
BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID
(1)
x
OPLEIDING VAN DE INSCHAKELINGSWERKERS
(1)
x
Ch. 7 x
TEGEMOETKOMINGEN VOOR OPLEIDINGEN
x
HULP VOOR CONSULTANCY TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN VOOR ECONOMISCHEEXPANSIEPROJECTEN KONINKLIJK BESLUIT 123
Ch. 18
x
TUSSENKOMST IN DE VERGOEDING VAN WERKLOZEN TEWERKGESTELD IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE KONINKLIJK BESLUIT 258
Ch. 18 x
Ch. 18
x
Ch. 18 Ch. 15 et 16
(5)
x
x
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN EEN INSCHAKELINGSTRAJECT VIA ECONOMISCHE WEG
(1)
x
x
STARTERSFONDS, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING
(5)
x
Ch. 15 et 23
x
x
Ch. 23
LOKALE ECONOMIELOKET
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN
x
DE WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
NASTREVEN VAN TRANSVERSALE SYNERGIEËN TER BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID (TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID) COÖRDINATIE EN OVERLEG VAN DE PLAATSELIJKE INSCHAKELINGSPARTNERS ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER VAN
As 3
x (1)
INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN
24
x
BEROEPSOVERSTAPPREMIE STRIJD TEGEN DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
21
Prioriteiten van het CET
Ch. 23
(1)
x
(2) (3?)
x x
DE ARBEIDSMARKT
NALEVING VAN DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Ch. 25 Ch. 2 X X
TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS
x
NALEVING DOOR DE GEWESTELIJKE SOCIALE INSPECTIE VAN DE WETGEVING M.B.T. DE ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES
x
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Ch. 10,13
x x
TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS
Ch. 27
x X
Ch. 13 x
Ch. 9
x
OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
(1)
x
PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
(1)
x
MESURES PRISES EN EXECUTION DE L'ACCORD DE COOPERATION RELATIF A LA PROMOTION DE LA MOBILITE INTERREGIONALE DES DEMANDEURS D'EMPLOI
173
AFKORTINGEN Afkorting
Betekenis
ABVV ACB ACLVB ACV ADG Agoria APE AZW BAO BAZW BDW BTW BESOC BHG BNCTO BROH BS CBP CDBO CDO CDV CEFA CET Cocof CRAC DAC DiM Dimona DSP EAK EEBIC EFRO Eniac ESF ESRBHG EWS EU/NEU Febelfin FeBISP Federgon Fedichem FOD Forem GECO GIAStS GIMB GOMB GSSO IAM-B IBF ICAB ICT IDELE INR
Algemeen Belgisch Vakverbond Audiovisual & Creative Business Factory Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België Algemeen Christelijk Vakverbond Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft Federatie van de technologische industrie Aide à la Promotion de l’Emploi Actief Zoeken naar Werk Brussels Agentschap voor de Onderneming Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Brusselse Dienst voor Werkgevers Belasting over de Toegevoegde Waarde Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting Belgisch Staatsblad Contract voor beroepsproject Centrum voor Deeltijds Beroepsonderwijs Centrum voor Deeltijds Onderwijs Centrum voor Deeltijdse Vorming Centre d’Éducation et de Formation en Alternance Contract voor de Economie en de Tewerkstelling Commission communautaire française Centre de remobilisation et d’accompagnement des chômeurs Derde arbeidscircuit Dienst Methode van ACTIRIS Déclaration immédiate – onmiddellijke aangifte Doorstromingsprogramma Enquête naar de arbeidskrachten Erasmus European Business and Innovation Center Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ESF-NAP-Impact-Assesment Cell Europees Sociaal Fonds Economische en Sociale Raad voor het Brussesl Hoofdstedelijk Gewest Europese Werkgelegenheidsstrategie Europese Unie/Niet-Europese Unie Belgische federatie van de Belgische sector Fédération bruxelloise des opérateurs de l’Insertion Socioprofessionnelle Federatie van partners voor werk Federatie van de chemische industrie Federale Overheidsdienst Office régional wallon de la Formation professionnelle et de l’Emploi Gesubsidieerde Contractuelen Gewestelijke Interministeriële Afvaardiging voor Stedelijke Solidariteit Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel Gewestelijk secretariaat voor stedelijke Ontwikkeling Informatie arbeidsmarkt Brussel Interdepartementaal Begrotingsfonds Incubatiecentrum Arsenaal Brussel Informatie en Communicatie Technologie Identification, Dissemination and Exchange of good practice in Local Employment Development Instituut voor de Nationale Rekeningen
174
IO ION ISO KB KBO KMO KSZ LEL MBHG MIVB NBB NHP NIWZ NT2 NWP OCMW OESO ONE OOTB PES PFOD PIOW PMT Prime PWA RDBB RS RSVZ RSZ RSZPPO RVA SBO SPI UCL ULB URBAN VDAB VOB VSGB VTE VUB VZW WEP+ WGO ZKO
Inschakelingsondernemingen Instellingen van Openbaar Nut International Organisation for Standardization Koninklijk Besluit Kruispuntbank van Ondernemingen Kleine en middelgrote ondernemingen Kruispuntbank. van de Sociale. Zekerheid Lokale economieloketten Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Maatschappij voor Intercommunaal vervoer te Brussel Nationale Bank van België Nationaal Hervormingsprogramma Niet-ingeschreven werkzoekenden Nederlands Tweede Taal Netwerk van Werkgelegenheidsplatformen Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Office de la Naissance et de l’Enfance Overleg Opleidings- en Tewerkstellingsprojecten Brussel Public Employment Service Programmatorische federale overheidsdienst Plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Politiques du Marché du Travail Projets régionaux d’insertion dans le marché du Travail (Wallonie) Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschap Regionale Dienst Beroepsopleiding Brussel Richtsnoeren Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Startbaanovereenkomst Socioprofessionele inschakeling Université catholique de Louvain Université libre de Bruxelles Communautair initiatiefprogramma van EFRO t.v.v. de duurzame ontwikkeling van steden en wijken in crisis Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Verbond van Ondernemingen te Brussel Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Voltijdse equivalenten Vrije Universiteit Brussel Vereniging zonder Winstoogmerk Werkervarings-plus Wereldgezondheidsorganisatie Zeer kleine ondernemingen
175