Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in 2009
2010
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
DOCUMENT OPGESTELD IN HET KADER VAN DE OPVOLGING VAN HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA 2008-2010 (NHP)
Deze inventaris had niet zo volledig kunnen zijn zonder de waardevolle samenwerking tussen de diensten van Actiris, de administratie voor economie en werkgelegenheid van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vertaling voltooid 2010.
198
INHOUDSTAFEL 01
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUELEN BIJ BEPAALDE PLAATSELIJKE BESTUREN ................................................4
02
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ BEPAALDE OPENBARE DIENSTEN ......................................................8
03
DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S...................................................................................................11
04
BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN ..........................................................................................15
05
STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE FEDERALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN................................23
06
STARTBAANOVEREENKOMST "VORMENDE BEROEPSERVARING" BIJ BRUSSELSE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT25
07
CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT ...............................................................................................29
08
DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS ......................................................................................................36
09
NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK..........................................................................................42
10
SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW’S ...................................................54
11
PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING ................................................................63
12
BEGELEIDINGSACTIES VOOR EEN SPECIFIEK PUBLIEK ..........................................................................73
13
ACTIES TER BEGELEIDING VAN DE UITWERKING VAN EEN BEROEPSPROJECT (BUBP)...................................78
14
SOCIAAL UITZENDKANTOOR ........................................................................................................82
15
DIENST SOCIALE CONSULTATIE ...................................................................................................84
16
PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA .............................................................................................87
17
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN ...............................................99
18
BEROEPSOVERSTAPPREMIE........................................................................................................ 101
19
PROMOTIE VAN DE DIVERSITEIT BINNEN DE ONDERNEMING ................................................................ 105
20
INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING................................................................ 111
21 ACTIRIS-NETWERK VAN PARTNERS VOOR WERK ................................................................................ 114 22
BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID ................................................................ 117
23
TEGEMOETKOMINGEN VOOR EXTERNE OPLEIDINGEN ........................................................................ 121
24
HULP VOOR CONSULTANCY ....................................................................................................... 123
25
TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN - KONINKLIJK BESLUIT 123 ............................................................................... 125
ECONOMISCHE EXPANSIE
26
TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN - KONINKLIJK BESLUIT 258 ............................................................................... 128
ECONOMISCHE EXPANSIE
27
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN LOKAAL ECONOMIELOKET ............................................................................................................................ 130
28
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN DE BEGELEIDING BIJ DE CREATIE VAN EEN EIGEN TEWERKSTELLING............ 135
29
STARTERSFONDS, THESAURIEKREDIET, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING ................................ 142
30
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN ................................................................................ 146
31
ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE
WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN ...................................................................... 148
32
TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID ......................................................................... 150
33
COÖRDINATIE EN OVERLEG VAN DE PLAATSELIJKE INSCHAKELINGSPARTNERS .......................................... 154
34 ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT .............................................................................................................................. 158 35 TOEZICHT OP DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ............................................................................................................... 160 36
TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS................................................. 162
37 TOEZICHT VAN DE GEWESTELIJKE WERKGELEGENHEIDSINSPECTIE OP DE WETGEVING BETREFFENDE DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS ................................................................................ 164
298
38
ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES ..................................................... 170
39
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING .................................................................... 179
40
OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN .......................................................................... 182
41
PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN ................................................. 185
42
MAATREGELEN GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFFENDE DE BEVORDERING ................................................................. 188
VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN
43 DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE, HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA EN DE BRUSSELSE BIJDRAGE ..................................................................................................................................... 191
TABEL MET DE TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN, RICHTSNOEREN, CET ........................................................ 195 AFKORTINGEN ...................................................................................................................................1
398
01
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUELEN BIJ BEPAALDE PLAATSELIJKE
BESTUREN Juridisch kader KB nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen (BS van 20 november 1986). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen (BS van 5 juni 1998).
Doelstellingen Plaatselijke besturen zoals de gemeenten, de OCMW’s, de verenigingen van gemeenten, de verenigingen van OCMW’s en de politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een beroep doen op gesubsidieerde contractuelen (geco's) om een functie in de non-profitsector uit te oefenen en aldus in te spelen op collectieve behoeften die anders niet zouden kunnen worden ingevuld. Niet-werkende werkzoekenden en rechthebbenden op het leefloon of op financiële sociale bijstand kunnen als gesubsidieerde contractuelen worden tewerkgesteld. Het doel van de maatregel is om de openbare dienstverlening te verbeteren en om de tewerkstelling van kwetsbare groepen te bevorderen.
Algemene principes In dit tewerkstellingsprogramma kunnen volgende personen worden aangeworven: in de eerste plaats de niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris zijn ingeschreven en die bovendien kunnen bewijzen dat zij in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende zes maanden als niet-werkende werkzoekende bij een openbare tewerkstellingsdienst ingeschreven zijn geweest. In de tweede plaats de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of financiële sociale bijstand ontvangen en die dat leefloon of die bijstand gedurende minstens zes maanden in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, hebben ontvangen. In het kader van dit tewerkstellingsprogramma kunnen dus worden aangeworven: niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris staan ingeschreven en die sedert minstens zes maanden in de loop van de twaalf maanden die aan de tewerkstelling voorafgaan bij een openbare tewerkstellingsdienst ingeschreven zijn geweest; werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of financiële sociale bijstand genieten en dat leefloon of die bijstand hebben ontvangen gedurende minstens 6 maanden in de loop van de twaalf maanden die aan hun tewerkstelling voorafgaan; volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die aan één van onderstaande voorwaarden voldoen: • hetzij minstens 40 jaar oud zijn; • hetzij worden aangeworven door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; • hetzij door een OCMW als maatschappelijk werker of als universitair medewerker worden aangeworven in het kader van een project ten behoeve van de socioprofessionele herinschakeling van rechthebbenden op het leefloon of op financiële sociale bijstand. werkzoekenden van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is in overeenstemming met de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991; werkzoekenden die het leefloon of financiële sociale bijstand ontvangen en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: • gedurende minstens zes maanden in de loop van de 12 maanden die aan de aanwerving voorafgaan het leefloon of financiële sociale bijstand hebben ontvangen;
498
• minstens 40 jaar oud zijn; • worden aangeworven door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar. gehandicapten die een vervangingsinkomen of integratietegemoetkoming ontvangen in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; voltijdse en deeltijdse werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van de stelsel van de geco’s, DAC, het IBF, de APE, WEP of WEP+. De plaatselijke besturen zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de patronale RSZ-bijdragen en ontvangen een premie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt jaarlijks het bedrag van de gecosubsidies in de vorm van punten. Ieder punt staat voor een subsidie van € 5.702. Deze punten worden onder de plaatselijke besturen verdeeld op basis van objectieve criteria zoals het aantal inwoners, werkzoekenden, leefloongerechtigden en rechthebbenden op financiële sociale steun. De plaatselijke besturen kunnen met de toegekende punten een arbeidsplaats creëren en dit met 1 tot 2 punten per arbeidsplaats. De besturen beslissen vrij over de initiatieven die zij met de medewerking van de geco-werknemers willen starten of voortzetten. Sinds 2004 geeft de Brusselse Hoofdstedelijk Regering extra punten aan de gemeentebesturen die een wijkcontract hebben (of hadden) afgesloten. Zij krijgen zes bijkomende punten per wijkcontract. Op die manier wil de Regering de continuïteit van de werking en de opvolging van deze wijkcontracten stimuleren. Voor deze functies kunnen de gemeenten arbeidsplaatsen van 1, 2, 3 of 4 punten creëren. Daarnaast sloot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2005 bijzondere overeenkomsten af met de plaatselijke besturen en de OCMW’s waarbij extra arbeidsplaatsen aan deze werkgevers werden toegekend voor de sectoren waar het Gewest bijzondere acties wil voeren. Voor de gemeentebesturen lag de klemtoon de laatste 3 jaar op de volgende sectoren: de sector van de opvang van jonge kinderen; de sector van het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen; de sector van de acties om veiligheid en preventie te bevorderen. De OCMW’s hebben in de loop van deze laatste drie jaar geen bijkomende arbeidsplaatsen ontvangen. De overeenkomsten die in 1998 met de OCMW’s werden afgesloten met het oog op de creatie van 73 halftijdse arbeidsplaatsen om de acties inzake socioprofessionele herinschakeling van leefloners te ondersteunen (premie van € 24.072 voor de maatschappelijk werkers en van € 27.790 voor de universitairen) zijn nog steeds van toepassing.
Administratieve omkadering Actiris stort elk kwartaal voorschotten aan de RSZPPO, die deze aan de plaatselijke besturen bezorgt. Aan het begin van het volgende jaar maakt Actiris een afrekening van de premies op basis van de trimestriële aangiften die de plaatselijke besturen bij de RSZPPO hebben ingediend. Het Gewest recupereert een deel van de toegekende premies bij de federale overheid in de vorm van trekkingsrechten.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 28.776.000.
Reële uitgaven € 28.773.509,96.
598
Evaluatie
Kwantitatief In de periode 1999-2005 heeft de Regering jaarlijks een totaal van 2.747 punten aan de plaatselijke besturen toegekend, waarvan 2.052 voor de gemeenten en 695 voor de OCMW’s. Voor de jaren 20062009 heeft de Regering het aantal punten tot 2.800 eenheden gebracht: 2.160 voor de gemeenten en 640 voor de OCMW’s. Dit aantal punten werd sindsdien niet meer aangepast. Via bijzondere overeenkomsten werden daarnaast de volgende geco-arbeidsplaatsen aan de plaatselijke besturen toegekend: 41 voltijdse geco-arbeidsplaatsen voor de opvang van kinderen jonger dan drie jaar in 30 gemeentecrèches; 73 halftijdse geco-arbeidsplaatsen ter uitbreiding van de socioprofessionele herinschakelingsacties van de OCMW’s (zie de fiche van het inschakelingsprogramma van de OCMW’s voor meer informatie). De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft het aantal geco-arbeidsplaatsen van de plaatselijke besturen verhoogd. In uitvoering van een beslissing genomen in 2005, werden in 2006 238 nieuwe geco-arbeidsplaatsen gecreëerd. Elke gemeente kreeg twee administratieve krachten toegewezen die instaan voor de toepassing van de administratieve straffen en sancties die bedoeld zijn in het artikel 119 bis van de nieuwe gemeentewet. De overige 200 arbeidsplaatsen zijn verdeeld over de sectoren van de kinderopvang, het onderhoud van de gemeentewegen en de uitvoering van het veiligheidsbeleid van de gemeenten. De gemeentebesturen kunnen in ruime mate zelf de arbeidsplaatsen over deze drie beleidsdomeinen verdelen en op die manier inspelen op de behoeften die zich in de gemeente het sterkst laten voelen. Voor deze 238 arbeidsplaatsen keert het Gewest een premie van € 22.808 uit. In 2007 kregen de Brusselse gemeentebesturen 183 bijkomende arbeidsplaatsen, in uitvoering van een beslissing genomen in 2006. Voor de gemeenten die 10 arbeidsplaatsen of meer kregen, werden 2 arbeidsplaatsen gereserveerd voor de sector van de kinderopvang. Voor de resterende arbeidsplaatsen konden de gemeenten vrij kiezen tussen de sectoren van de opvang van jonge kinderen (0 tot 3 jaar), het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen en de uitvoer van het preventie- en veiligheidsbeleid van de gemeenten. In uitvoering van een beslissing genomen in 2007, kregen de gemeentebesturen in 2008 220 bijkomende arbeidsplaatsen, waarbij dezelfde verdelingsegels gebruikt werden als voor de arbeidsplaatsen die het voorgaande jaar werden toegekend. Einde 2009 waren 2.269 personen met een geco-statuut in een gemeente (1.740) of een OCMW (529) tewerkgesteld. Dat zijn 178 werknemers meer in vergelijking met einde 2008 (2.091).
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT EN LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar
47
64
111
25 tot 44 jaar
676
661
1.337
≥ 45 jaar
420
401
821
Arbeider
nb
nb
1.122
Bediende
nb
nb
1.147
Maximum 1ste graad
nb
nb
1051
2de graad
nb
nb
393
3de graad
nb
nb
536
Hoger onderwijs
nb
nb
289
Statuut
Studieniveau
Totaal
.
2.269
nb: gegeven niet beschikbaar.
698
Nagenoeg 50% van de begunstigden zijn vrouwen. 68,8% van de begunstigden zijn jonger dan 45 jaar. 1.444 werknemers (63,4%) beschikken ten hoogste over een diploma lager secundair onderwijs. Tot slot stellen we net als in 2008 vast dat er ongeveer evenveel werknemers met het arbeidersstatuut (49,4%) als met het bediendenstatuut (50,6%) zijn. In termen van gerealiseerde activiteiten in 2009, stellen we vast dat 1.615 werknemers taken uitvoeren die tot de openbare administratie behoren. 339 werknemers werken in de sector van de reiniging van de gemeentewegen, 185 zijn aangesteld in de sector van de kinderopvang, 86 voeren taken uit die verband houden met acties ter verbetering van de veiligheid en 44 werken aan de socioprofessionele inschakeling van werkzoekenden met financiële hulp van de OCMW’s (leefloon of gelijkgesteld).
Kwalitatief Via de verhoging van de subsidies voor de plaatselijke besturen richt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zich uitdrukkelijk op de groep van de laaggekwalificeerde werkzoekenden (onderhoud en reiniging van de gemeentewegen; acties voor preventie en veiligheid), de kinderopvang, en op de ondersteuning van de lopende en de opvolging van de afgelopen wijkcontracten. De plaatselijke besturen beslissen zelf over de besteding van de overige geco-subsidies: zij bepalen hoeveel arbeidsplaatsen zij met de beschikbare punten zullen creëren en welke activiteiten ze aan de geco-werknemers toevertrouwen (zolang deze activiteiten tot de non-profitsector behoren en niet op basis van andere wetten, ordonnanties of besluiten kunnen worden gesubsidieerd). De bijzondere overeenkomsten met de gemeentebesturen leggen de sectoren vast waarbinnen de toegekende geco’s moeten worden ingezet, maar laten aan de gemeenten nog bewegingsruimte in het bepalen van de functies en takenpaketten van deze geco’s.
Vooruitzichten 2010 De Brusselse Hoofdstedelijke Regering zal haar inspanningen op het vlak van het onderhoud en de netheid van de gemeentewegen en van de veiligheid opvoeren. Zij zal de gemeentebesturen de nodige financiële middelen toekennen om hun activiteiten in de sectoren van de kinderopvang en de bevordering van de veiligheid verder te ontwikkelen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
798
02
GESUBSIDIEERDE
CONTRACTUEEL
BIJ
BEPAALDE
OPENBARE
DIENSTEN Juridisch kader Programmawet van 30 december 1988. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 juni 2005 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen.
Doelstellingen Plaatselijke openbare besturen op regionaal of communautair vlak, onderwijsinstellingen, verenigingen zonder winstoogmerk, instellingen van openbaar nut en plaatselijke sociale huisvestigingsmaatschappijen kunnen premies genieten om gesubsidieerde contractuelen (geco’s) aan te werven.
Algemene principes Kunnen aangeworven worden in het kader van dit tewerkstellingsprogramma: hoofdzakelijk de nietwerkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris ingeschreven zijn en die bovendien in de loop van het jaar dat aan de aanwerving voorafgaat minstens 6 maanden hun inschrijving als niet-werkende werkzoekende bij een openbare tewerkstellingsdienst van een land dat behoort tot de Europese Economische ruimte kunnen bewijzen, evenals de werkzoekenden die recht hebben op maatschappelijke integratie of financiële sociale steun ontvangen op het ogenblik van hun aanwerving en die bovendien minstens 6 maanden een leefloon of financiële sociale steun ontvangen hebben in de loop van het jaar dat aan de aanwerving voorafgaat. Kunnen ook worden aangeworven in het kader van dit tewerkstellingsprogramma: de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of de werkzoekenden die recht hebben op maatschappelijke integratie en die voldoen aan één van de volgende voorwaarden: minstens 40 jaar oud zijn; aangeworven zijn door een onderwijsinstelling erkende door de Vlaamse of Franse gemeenschap; aangeworven worden door een instelling voor opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; aangeworven zijn ter vervanging van een personeelslid in loopbaanonderbreking; de werkzoekenden van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is in overeenstemming met de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991; gehandicapten die een vervangingsinkomen of integratietegemoetkoming ontvangen in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; de werkzoekenden met een topsportstatuut, voorgedragen door sportfederaties die door de Vlaamse of Franse Gemeenschap werden erkend; de voltijdse en deeltijdse werknemers aangeworven in het kader van het stelsel van de geco's, het DAC, het IBF, de APE, WEP- of WEP+ - contracten. De werkgever geniet een jaarlijkse premie van € 5.035 per voltijds aangeworven gesubsidieerde contractuele arbeidskracht. Een gedeeltelijke vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid wordt eveneens voorzien. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan het bedrag van de premie optrekken. Aldus wordt de verhoogde premie, zoals bepaald in Art. 25,1 van het besluit van 28.11.2002 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bepaald volgens het barema van de gewestelijke overheid zonder anciënniteit. De verhoogde premie kan worden toegeschreven aan werkgevers die opleidingsactiviteiten voor werkzoekenden of programma’s voor socioprofessionele inschakeling organiseren.
898
De verhoogde premie uit art. 21 van het besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering stemt overeen met het brutoloon geplafonneerd tot het barema van gewestelijke openbare diensten met anciënniteit, verhoogd met een forfaitair percentage ter dekking van het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de werkgeversbijdragen, de premies en bijdragen van verzekeringen tegen arbeidsongevallen, de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten, het bedrag van de haard- of standplaatstoelage en van het bedrag van € 12,39/maand voor de kosten van het sociaal secretariaat. Krachtens het besluit van 30 juni 2005 werden op 1 september 2005 de vroegere percentages van 20% (bedienden) en 30% (arbeiders) vervangen door forfaitair percentage overeenkomstig het kwalificatieniveau. Om de verhoogde premie te bekomen, sluit de werkgever met de geco een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en brengt hij hem bijkomende kwalificaties bij die zijn positie op de arbeidsmarkt verbeteren. De projecten worden systematisch gecontroleerd door de inspecteurs die in geval van problemen overigens trachten als bemiddelaar tussen werkgever en werknemer op te treden. We wijzen erop dat: Op 1 januari 2003 werden de arbeidsplaatsen gecreëerd in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid (IBFW) omgevormd tot gecoarbeidsplaatsen. Op 1 februari 2004, nam de Franse Gemeenschap het dagelijkse beheer van de ex-IBFW’ers over en op 1 juli 2004 nam de Vlaamse Gemeenschap deze taak op zich. Op 1 januari 2004 hief het besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van gesubsidieerde contractuelen de DAC op.
Administratieve omkadering Actiris beheert de arbeidsplaatsen. Dat omvat onder meer het uitvoeren van de ministeriële besluiten, het controleren van de financiële bewijsstukken en het betalen van de premie.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 136.417.000.
Uitgaven op 31 december € 136.109.756,12.
Evaluatie
Kwantitatief Eind 2009 tellen we een tewerkstelling van 5.779 voltijdse equivalenten (VTE). In 2009 werden ongeveer 185 nieuwe arbeidsplaatsen toegekend, voornamelijk in de volgende sectoren : kinderopvang (66 VTE), in projecten met een gewestelijk openbaar nut of een dringend karakter (52 VTE), ter omkadering van 100 nieuwe DSP-posten (25VTE) en tenslotte ook 20 VTE als logistieke steun in het kader van het Jaar van de Strip.
998
VERDELING VAN DE WERKNEMERS MET EEN STATUUT
GECO-OVEREENKOMST IN 2009 VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE EN Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
95 1.601 997
205 2.740 1.740
300 4.341 2.737
786 1.907
479 4.206
1.265 6.113
2.693
4.685
7.378
Statuut Arbeider Bediende Totaal
7.378 werknemers zijn als geco tewerkgesteld in het stelsel van de Geco-Programmawet op 31.12.2009. 63% van de tewerkgestelde werknemers zijn vrouwen. Een ruime meerderheid van hen is jonger dan 45 jaar (63%). De mannen vertegenwoordigen 37% van de personeelsleden. Ten opzichte van de situatie op 31.12.2008 stellen we dus een stijging vast van het aantal als geco tewerkgestelde werknemers van 314 personen of bijna 4,5%. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de arbeidsovereenkomst als bediende het vaakst voorkomt en 83% van alle overeenkomsten uitmaakt. Anderzijds stelt men vast dat in het bediendestatuut verhoudingsgewijs meer vrouwen (69%) dan mannen (31%) werken.
Kwalitatief Het aantal van 7.378 betreft enkel de geco’s die op datum van 31.12.2009 in dienst waren. Inhoudelijk kan opgemerkt worden dat de oorspronkelijke bedoeling van de Geco’s Programmawet als een tewerkstellingsprogramma dat de werkloosheid opslorpt en mensen bijkomende kwalificaties bezorgt die hen moet toelaten een betrekking te vinden op de reguliere arbeidsmarkt, de laatste jaren meer en meer naar de achtergrond verdwenen is. De geco-premies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen steeds vaker om het tekort aan middelen van de Gemeenschappen op te vangen op de domeinen waarvoor zij bevoegd zijn. Een ander fenomeen is dat van de steeds toenemende anciënniteit van de geco-werknemers: in plaats van door te stromen naar het reguliere arbeidscircuit, stelt men vast dat, eens de mensen hun intrede in het systeem hebben gedaan, zij nog moeilijk de tegenovergestelde beweging maken. Sinds begin 2004 is het aandeel van de werknemers met een anciënniteit van minder dan 5 jaar steeds blijven dalen van 52,9% tot 47,86% in 2009. Daarenboven is het aandeel van de geco’s met een anciënniteit van 20 jaar of meer gestegen van 0,9% in 2004 tot 9,23% in 2009.
Vooruitzichten 2010 Het ziet er naar uit dat er in het jaar 2010 geen bijkomende geco-arbeidsplaatsen zullen geprogrammeerd worden. Dit is te verklaren door de zeer moeilijke budgettaire context waarin het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich bevindt. In uitvoering van wat door de Regering principieel beslist is in 2007 en 2008 zullen er wel nog enkele posten worden toegekend aan de sector van de Nederlandstalige kinderopvang.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
1098
03
DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S
Juridisch kader Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 december 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 03 april 1998). Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 23 december 1998). Besluit van 29 januari 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 18 december 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 13 juni 1998). Besluit van 26 november 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van de ordonnantie 18 december 1997 zoals gewijzigd door de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s (BS van 2 april 1999). Koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's (BS van 3 maart 2003). Koninklijk besluit van 10 mei 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van de doorstromingsprogramma’s (BS van 13 augustus 2007).
Doelstellingen De doorstromingsprogramma’s (DSP) hebben als doel bepaalde categorieën van werkzoekenden de kans te bieden hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren door professionele knowhow en ervaring te verwerven die gepaard gaan met een begeleiding op het terrein en een beroepsopleiding. Deze programma’s verlagen dus de drempel naar een klassieke arbeidsovereenkomst. De werknemers worden ingezet voor activiteiten met maatschappelijk nut, die beantwoorden aan collectieve maatschappelijke behoeften waarop het normale arbeidscircuit onvoldoende inspeelt.
Algemene principes De doorstromingsprogramma’s zijn bestemd voor het laaggeschoolde segment van de arbeidmarkt: de werkzoekenden die geen diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs bezitten. De volgende categorieën vormen meer bepaald de kern van deze doelgroep: de werkzoekenden jonger dan 25 jaar, die geen diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs bezitten en die, op de dag van hun aanwerving, hetzij een wachtuitkering ontvangen en sinds minstens negen maanden als werkzoekende zijn ingeschreven, hetzij sinds minstens negen maanden werkloosheidsuitkeringen ontvangen, hetzij sinds minstens negen maanden een leefloon genieten. de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een wachtuitkering ontvangen en die sedert minstens 12 maanden als werkzoekende ingeschreven zijn; de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die sinds minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen ontvangen, waaronder de werkzoekenden die in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen prestaties hebben verricht; en de werkzoekenden die sedert minstens 12 maanden een leefloon of sociale steun ontvangen.
1198
De werkgever geniet verschillende voordelen: Hij mag van het nettoloon een bedrag van € 247,89 (voor een werknemer die minstens halftijds werkt) of van € 322,26 (voor een werknemer die minstens 4/5 is tewerkgesteld) aftrekken, dat ten laste is van de Federale Staat (in casu de RVA of het OCMW). Voor de werknemers die vooraf in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) voldoende prestaties hebben geleverd en die daardoor een PWA-vrijstelling hebben verkregen, worden deze basisuitkeringen met € 49,58 verhoogd. Voor werknemers die voor 30 juni van elk jaar op regelmatige wijze in een gemeente wonen met een werkloosheidsgraad die de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest met minstens 20% overstijgt, wordt de basisuitkering tot € 433,81 per maand opgetrokken indien de werknemer minstens halftijds wordt tewerkgesteld, en tot € 545,37 per maand indien hij minstens 4/5 werkt. De verhoogde tegemoetkomingen, bedoeld in de twee voorgaande alinea’s, mogen niet worden gecumuleerd. Hij ontvangt een gewestelijke premie waarvan het bedrag minstens dat van de tegemoetkoming van de Federale Staat evenaart. Hij heeft recht op een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zoals voorzien door het Activaplan (€ 400 of € 1.000 per trimester).
Administratieve omkadering De federale overheid betaalt, via de RVA of het OCMW, een deel van het nettoloon, de zogenaamde integratie-uitkering. Via het Activaplan vermindert de federale overheid eveneens de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (€ 400 of € 1.000 per trimester). Het Gewest kent via Actiris een gewestelijke premie toe waarvan het bedrag minstens dat van de federale tussenkomst evenaart.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 6.124.000.
Uitgaven op 31 december € 6.112.074,36.
Evaluatie
Kwantitatief In het kader van de uitvoering van het Actieplan voor de jongeren dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de sociale partners op 29 januari 2008 hebben aangenomen, heeft de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2009 als steun aan de projecten voor sociale economie die laaggeschoolde Brusselse min-30-jarigen een beroepsopleiding bieden, 100 nieuwe arbeidsplaatsen in het stelsel van de doorstromingsprogramma’s en 25 plaatsen voor gesubsidieerde contractuelen toegekend. Zo kwam het aantal beschikbare DSP-arbeidsplaatsen in de loop van het jaar op 836, waarvan 673 plaatsen (81,0%) op 31 december 2009 waren ingevuld. De onderstaande tabel zet enkele gegevens op een rij over de werknemers die een betrekking bezetten die verband houdt met een gewestelijk of communautair project.
1298
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar
28
74
102
25 tot 44 jaar
209
239
448
≥ 45 jaar
62
61
123
Arbeider
231
52
283
Bediende
68
322
390
Maximum 1ste graad
190
154
344
2de graad
58
116
174
3de graad
8
7
15
Onbepaald
43
97
140
Totaal
299
374
673
Statuut
Studieniveau
Over het geheel genomen wordt 56% van deze arbeidsplaatsen bekleed door vrouwen. De bedienden maken 58% van de totale invullingsgraad uit. We merken een tegenovergestelde tendens op voor de DSP-arbeidsplaatsen bij de vzw’s: het aantal mannen en arbeiders bedraagt hier respectievelijk 64% en 61%. De Franse Gemeenschap en de ONE zijn goed voor 290 arbeidsplaatsen, of 43% van de totale bezetting. 54 hiervan worden bekleed door mannen (19%), 236 door vrouwen(81%). Twee derde van deze personen zijn tussen 25 en 44 jaar oud. Het aantal jongeren (< 25 jaar) bedraagt slechts 15%. Dit aantal zou in de loop van 2010 moeten stijgen als gevolg van de toekenning van 100 DSP-arbeidsplaatsen in het kader van de het Actieplan voor de jongeren tot dertig jaar. De arbeidsplaatsen worden voor 51% bekleed door personen met het getuigschrift voor basisonderwijs, wat goed aansluit bij de geest van de wet aangezien het programma bedoeld is voor laaggeschoolde werknemers.
Kwalitatief De Brusselse Hoofdstedelijke Regering wenst het stelsel van de doorstromingsprogramma’s nieuw leven in te blazen en beoogt allereerst het aandeel van de jonge werkzoekenden in de doorstromingsprogramma’s te verhogen. Daarom voorzag het Actieplan voor de jongeren einde 2009 in de creatie van 100 bijkomende arbeidsplaatsen, speciaal voor jonge werkzoekenden tot 30 jaar. Verder wenste de Regering sterker de nadruk te leggen op het aspect doorstroming. Het opleidingsgedeelte werd herzien en de begeleiding naar een nieuwe baan, tijdens en na de tewerkstelling in het doorstromingsprogramma, moet versterkt worden. In tegenstelling tot wat aanvankelijk werd voorzien, moeten de werkgevers een gedeelte van de loonkost blijven betalen, aangezien de Regering haar tegemoetkoming heeft moeten beperken tot de belangrijkste elementen van de loonkost. Bepaalde werkgevers beschikten evenwel niet over voldoende middelen om hun deel van de loonkost op zich te nemen. Andere werkgevers vinden moeilijk kandidaten die bereid zijn met een 4/5 of halftijdse arbeidsovereenkomst te werken, aangezien de inkomsten van een dergelijke tewerkstelling niet of nauwelijks het bedrag van de vervangingsinkomens van de RVA of het OCMW, overtreffen. Tot slot is de kostprijs van een arbeidsplaats in het DSP-stelsel sedert 2004 jaarlijks gestegen.
1398
Vooruitzichten 2010 De Regering overweegt de invoering van een mechanisme om arbeidsplaatsen te herverdelen op grond van de bekomen resultaten op het vlak van de doorstroming naar een reguliere tewerkstelling. Daarnaast wil de Brusselse Regering het stelsel van de terbeschikkingstelling actief promoten. Deze maatregel laat toe om de werknemers gedurende maximum 9 maanden stage in een derdenonderneming te laten lopen. Ten slotte wenst de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een regelmatige evaluatie van de projecten en de bekomen resultaten op het vlak van de professionele doorstroming.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
1498
04
BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN
Juridisch kader
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen Wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact - Titel IV Werk - Hoofdstuk V Activerend beleid bij herstructureringen - art. 31-41 zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet van 27/03/2009. Koninklijk besluit (KB) van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen gewijzigd door het KB van 22/04/2009 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven. KB van 07.12.1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval conventioneel brugpensioen zoals gewijzigd door het KB van 09.03.2006 tot invoeging van afdeling 3bis in het voornoemde besluit, het KB 28.03.2007 tot wijziging van het voornoemde KB 16.07.04, het KB van 03.05.2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader het generatiepact.
van een van van
Samenwerkingsakkoord van 24.02.2005 betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis tot wijziging van cao nr. 82 betreffende het recht op outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen (01.12.2007). Brussels model voor de oprichting van tewerkstellingscellen: toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het KB van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen – herziening aan de gang.
Inzake het beheer van collectieve ontslagen Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 02/10/1975 betreffende het collectief ontslag. Koninklijk besluit van 24.05.1976 betreffende het collectief ontslag. Wet van 13.02.1998 houdende de bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling - Hoofdstuk VII Collectief ontslag art. 62-70 – zogenaamde wet-Renault.
Doelstellingen
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen Over het algemeen, volgens de federale wettelijke bepalingen: De doelstellingen die de federale wetgever nastreeft middels de wet van 23/12/2005 betreffende het generatiepact en het koninklijk besluit van 09/03/2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen worden aangescherpt na de wijzigingen die de Economische Herstelwet van april 2009 heeft aangebracht. Het gaat om het volgende: de ondernemingen in herstructurering aanmoedigen om in de herplaatsing van ontslagen werknemers te investeren door hen een aangepast sociaal plan aan te bieden; de inspanningen van de werkgever inzake zijn aanwervingsbeleid en van de werknemer in zijn zoektocht naar nieuw werk ondersteunen; voortaan ongeacht de leeftijd van de werknemer, ingrijpen om zijn houding ten opzichte van de arbeidsmarkt te versterken; de voorafgaande voorwaarden voor de toegang tot het brugpensioen behouden en op die manier de Europese richtlijnen inzake de tewerkstellingsgraad van oudere werknemers naleven, wat tot nog toe resultaat heeft opgeleverd: einde 2008 heeft vicepremier en minister van Werk Joëlle Milquet gewag gemaakt van een aanzienlijke vermindering van het aantal bruggepensioneerden jonger dan 55 jaar, met name van 31% in 2007 tot 20% tussen augustus 2007 en augustus 20081. 1
Algemene beleidsnota van de vicepremier volksvertegenwoordigers, doc. 52, 1529/011.
en
minister
van
Werk
–
04/11/2008,
Belgische
kamer
van
1598
In 2009 bevestigde de directeur van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg dat het aantal “jonge” bruggepensioneerden jonger dan 55 jaar de laatste jaren met de helft is gedaald, en dit in een context waarin het totale aantal bruggepensioneerden, ondanks de inspanningen voor de activering van senioren, blijft stijgen2.
Inzake het collectief ontslag: De oorspronkelijke doelstelling zoals bepaald door de reglementering is: de conformiteit en de goede werking van de collectieve ontslagprocedure aangegaan door een werkgever ten aanzien van de werknemers die hij wil ontslaan, nagaan, in het bijzonder wat betreft de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers; nuttige informatie aan de werkgevers en hun vertegenwoordigers geven; nuttige informatie voor het onderzoeken van een eventueel herstructureringsplan verzamelen; er eventueel voor zorgen dat de collectieve ontslagprocedure overgaat in het activerend beleid bij herstructureringen en in dit kader meewerken aan de oprichting en de coördinatie van een tewerkstellingscel; diverse instanties inlichten.
Algemene principes
Inzake het collectief ontslag Via de dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BCO) dient Actiris de werkgever die hem op de hoogte brengt van zijn intentie om tot een collectief ontslag over te gaan, alle informatie vereist door de geldende procedures ter zake te geven en zijn aandacht te vestigen op het bestaan van rechten en plichten inzake het activerend beleid bij herstructureringen. Ongeacht of het al dan niet om een ontslag in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen3 gaat, moet Actiris bij de kennisgeving van het collectief ontslag: zich er door middel van de vereiste verificaties van vergewissen dat de werkgever alle reglementaire bepalingen naleeft, eventuele bijkomende informatie aanvragen, nagaan of hij de criteria die het collectief ontslag wettigen aanvaardt of verwerpt, het bewijs controleren waarmee de werkgever wil aantonen dat hij de informatie- en raadplegingsprocedure heeft gevolgd (wetRenault); de werkgever de data van het begin en het einde van de bevriezingsperiode meedelen waarna hij het betrokken personeel van de opzegging van de overeenkomst in kennis kan stellen; naargelang het geval de bevriezingsperiode eventueel verkorten of verlengen. In deze welbepaalde periode mag geen enkele opzegging van de overeenkomst plaatsvinden.
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen Gezien de weerslag van de huidige crisis op de arbeidsmarkt heeft de federale wetgever in 2009 verschillende maatregelen getroffen die door het federale ministerie van Werkgelegenheid werden voorgesteld om de begeleiding van ondernemingen in herstructurering te verstevigen. Hierdoor kunnen de ontslagen werknemers voortaan vanaf de betekening van hun opzegging begeleid worden om hun snel terug aan het werk te krijgen. Deze verschillende maatregelen kregen gestalte in de Economische Herstelwet van 27 maart 2009, die vanuit het standpunt van het activerend beleid bij herstructureringen geleid heeft tot belangrijke wijzigingen van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact. Het koninklijk besluit van 22 april 2009 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven vult dit nieuwe wettelijke kader
2
3
Zie de schriftelijke parlementaire vraag nr. 4-5482 waarop de vicepremier en minister van Werk op 1/02/10 heeft geantwoord: er wordt melding gemaakt van het feit dat concrete, officiële en betrouwbare cijfers ontbreken. Bepaalde ondernemingen die tot een collectief ontslag overgaan, kunnen aan de criteria bepaald door het KB van 24/05/76 betreffende het collectief ontslag beantwoorden, zonder evenwel aan alle vereisten inzake het activerend beleid bij herstructureringen te voldoen.
1698
aan door de uitvoeringsmaatregelen van Titel IV van de Economische Herstelwet concreet uit te voeren. Is voortaan in herstructurering, elke werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités en die overgaat tot de aankondiging van een collectief ontslag. In hoofdzaak hebben de voornaamste wijzigingen betrekking op:
de oprichting van een tewerkstellingscel (TWC): dit is voortaan verplicht voor alle ondernemingen met meer dan 20 werknemers die tot een collectief ontslag overgaan. Voor de kleine ondernemingen met minder dan 20 werknemers gaat het om een recht dat een verplichting wordt ingeval een verlaging van de brugpensioenleeftijd wordt aangevraagd;
de begeleiding door de tewerkstellingscel van alle werknemers gedurende 3 maanden voor de min-45-jarigen en gedurende 6 maanden voor de werknemers van 45 jaar en ouder. De uitzendkrachten en de werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur kunnen eveneens begeleid worden indien ze minstens een jaar ononderbroken voor de onderneming in herstructurering gewerkt hebben;
de inschrijving bij zowel de tewerkstellingcel als bij Actiris: alle ontslagen werknemers moeten zich zowel bij de tewerkstellingscel als bij hun gewestelijke openbare dienst voor arbeidsbemiddeling inschrijven;
de garantie dat iedereen outplacement aangeboden krijgt. Dit wordt gedaan door de cel en wordt na advies van de gewestminister van Werk door de federale minister van Werk goedgekeurd.
de inschakelingsvergoeding: dankzij deze vergoeding kunnen alle werknemers hun salaris gedurende 3 of 6 maanden aan 100% behouden.
de financiële voordelen voor de werknemer en de nieuwe werkgever. De ontslagen werknemer die een nieuwe baan vindt, geniet tijdelijk van een verhoging van zijn nettosalaris dankzij een vermindering van de werknemersbijdrage voor de sociale zekerheid (133 euro voor bedienden en 144 euro voor arbeiders). De nieuwe werkgever geniet een gelijkaardig voordeel. Deze maatregel wordt concreet door de “verminderingskaarten herstructureringen”;
de financiële voordelen voor de voormalige werkgever. De terugbetaling van de outplacementkosten. De werkgever in herstructurering krijgt een deel van de kosten die hij heeft gemaakt voor de begeleiding van de ontslagen werknemers terugbetaald, voor zover zij een minimum aantal uren outplacement hebben gevolgd. Wanneer de werknemers opnieuw aan het werk zijn, zijn de bedragen hoger. Hij kan eveneens onder bepaalde voorwaarden een deel van de inschakelingsvergoeding van arbeiders recupereren.
Indien de kennisgeving van collectief ontslag gebeurt zonder een aanvraag tot verlaging van de pensioenleeftijd, zijn andere principes van toepassing. Ze worden hieronder bondig voorgesteld: advies van Actiris met betrekking tot het outplacementaanbod van de onderneming, volgens een beslissingsprocedure specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit plan moet informatie met betrekking tot de herplaatsing van werknemers bevatten en tevens beantwoorden aan vastgelegde evaluatiecriteria met betrekking tot outplacement, opleiding en alle andere vormen van begeleiding van de werknemers die ter beschikking van de arbeidsmarkt moeten blijven; indien een groot aantal werknemers uit andere gewesten bij de herstructurering betrokken zijn, draagt Actiris bij tot de oprichting van een interregionale crisiscel en werkt het mee aan de organisatie en de opvolging van de begeleiding van de personen die hun werk verliezen; Actiris coördineert groepsinfosessies voor werknemers die door collectief ontslag bedreigd zijn, en dit zowel intern als in samenwerking met externe entiteiten: Bruxelles Formation of de RDB (VDAB), outplacementverstrekkers en, indien nodig, samen met andere gewestelijke diensten en/of communautaire instellingen; Actiris richt samen met de initiatiefnemende onderneming en de andere deelnemende partners (minstens een van de vakbondsorganisaties, het sectoraal opleidingsfonds voor zover dit bestaat en de openbare opleidingsdienst) een tewerkstellingscel op. In zijn hoedanigheid van regisseurcoördinator ziet Actiris toe op de concrete uitvoering van de begeleidingsmaatregelen waarbij de inschrijvingsprocedure van de werknemers (bij de tewerkstellingcel en als werkzoekende) en de 1798
verplichtingen van de werkgever en de outplacementverstrekker, … dienen te worden nageleefd. Naast het leiden en opvolgen van de cellen, moet Actiris de ontslagen personen in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen en de verschillende mogelijke erkenningen in samenwerking met de RVA administratief opvolgen. Zo is er bijvoorbeeld het beheer van lijsten per onderneming met de noodzakelijke gegevens voor de aflevering van de verminderingskaarten herstructurering door de RVA en later voor de aflevering van deelnameattesten aan de tewerkstellingscel door Actiris; Actiris werkt instrumenten uit voor de opvolging van collectieve ontslagen en tewerkstellingscellen: uitwerking van een instrument voor de opvolging van collectieve ontslagen met of zonder activerend beleid bij herstructureringen, oprichting van een coördinatiecel van de tewerkstellingscellen en uitwerking van instrumenten voor de opvolging van de tewerkstellingscellen (een beknopt en een andere meer gedetailleerd, per onderneming), opstelling van maandelijkse statistieken voor grote herstructureringen (meer dan 250 werknemers waarvan er minstens 50 in een ander gewest en/of andere gemeenschap wonen) en trimestriële statistieken voor de andere (met verklarende woordenlijst). omwille van de tussenkomst van verschillende overheidsniveaus in de maatregel uitgewerkt als gevolg van het generatiepact en de noodzaak om aanpassingen of correcties door te voeren, neemt Actiris deel aan de formalisering van de uitwisseling van informatie en de bepaling van samenwerkingswijzen met de andere openbare gewestelijke tewerkstellingsdiensten in het kader van het samenwerkingsakkoord betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Tegelijkertijd heeft Actiris de samenwerking met de federale instanties opgedreven, met name met de RVA (formalisering van de afspraken over de interpretatie en de toepassing van de reglementaire bepalingen; verdeling van de taken tussen de verschillende partijen en vermindering van de vage grensgevallen; invoering van gezamenlijke procedures, …). Daarnaast wordt samengewerkt met de Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen (Brugpensioencel) van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (stelselmatige communicatie van de verschillende erkenningen toegekend aan de ondernemingen, zodat Actiris als directeur van de cel de deadline voor de inschrijving van de ontslagen werknemers in de tewerkstellingscel kan naleven).
Administratieve omkadering Actiris – Dienst Begeleiding Collectief Ontslag. De dienst bestond in 2009 uit 5 personen, hetzij 4,1 VTE.
Budget voor het lopende jaar Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief De kwantitatieve evaluatie die we voorstellen sluit aan bij de gegevens inzake de uitvoering van de maatregel. De aankondiging wijst eerder op het aantal ondernemingen die in moeilijkheden verkeren en het collectief ontslag als oplossing overwegen. De bekendmaking (beslissing) duidt in zekere zin op het aantal ondernemingen dat deze overweging tot uitvoering brengt. Het aantal bekendmakingen van collectief ontslag zegt dus meer over het aantal ontslagen dat ook effectief zal worden doorgevoerd. Het is dus een betere indicator voor de kwantitatieve opvolging. Bovendien: Het aantal behandelde dossiers en het aantal TWC dat door Actiris wordt beheerd zijn een indicator van de werkdruk binnen de dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BCO). Het verschil tussen het aantal werknemers dat (bij de aankondiging) met ontslag bedreigd wordt en het (bij de beslissing) aantal ontslagen werknemers, en bijgevolg het aantal begunstigden van de outplacementmaatregelen, geeft het effect weer dat de onderhandelingen en raadpleging van
1898
de werknemers hebben op het beperken van de ontslagen en het aantal effectief gespaarde werknemers. In 2009 ligt de ratio op 84,87% (zie onderstaande tabel). Dit cijfer moet echter gerelativeerd worden, aangezien een aantal van de dossier die in 2009 werden bekendgemaakt reeds in 2008 werden aangekondigd. De onderstaande tabel bevat de gewestelijke dossiers van collectief ontslag en herstructurering (tewerkstellingscellen) die in 2009 door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in dit geval door Actiris) werden behandeld. Het overzicht bevat tevens informatie over de dossiers die in 2008 werden opgestart. Aantal dossiers collectief ontslag
Aantal bedreigde werknemers (aankondiging)
Aantal ontslagen werknemers (beslissing) & begunstigden van de herplaatsingsmaatregelen
Aantal TWC*
2009 - Aankondigingen
24
2009 - Bekendmakingen
24
2009 – Behandelde dossiers
35
17 actieve TWC, waarvan 4 in 2008 en 13 in 2009 werden opgericht (4 hiervan zijn nog niet operationeel)
9
2
2009 – Gesloten dossiers
1.216 1.032
Bron: Actiris – Dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BCO) * Te onderscheiden: Actieve TWC (TWC waarvan de oprichtingsakte werd getekend) & operationele TWC (ontslagen personen & ingeschreven voor het outplacement)
Over het algemeen tonen de cijfers dat het aantal personen dat in 2009 in het kader van een collectief ontslag werd ontslagen (1.032) hoger ligt dan in 2008 (553). Wanneer we kijken op welke ACTIVITEITENSECTOREN DE AANKONDIGING VAN ONTSLAGEN IN HET BHG BETREKKING HEEFT (2009), tellen we 7 (gekende) domeinen (geen enkele vereniging uit de nonprofitsector, allemaal uit de commerciële sector), die als volgt worden opgesplitst: Commerciêle sector
Aantal ondernemingen
Verwerkende nijverheid
4
Bouwsector
1
Handel
10
Hotels en restaurants Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën
1
Financiële activiteiten Gemeenschapsvoorzieningen (cultureel en sportief, …)
2
Onbekend
2
2
2
Kwalitatief Juridische criteria Afstemming van het kader op de vooropgestelde doelstelling Ondanks de wettelijke aanpassingen naar aanleiding van het Economisch herstelplan en de wens van de politiek om de tewerkstellingscellen uit te breiden naar alle ondernemingen in herstructurering, zijn nog niet alle bedrijven hiertoe verplicht. Het KB van 09/03/2006 bepaalt immers dat voor de ondernemingen met een technische bedrijfseenheid van gemiddeld 100 werknemers of meer het aantal ontslagen 10% moet bedragen om van een collectief ontslag met de oprichting van een TWC te spreken. Bv.: een onderneming met 800 werknemers moet minstens 80 personen ontslaan om van een collectief ontslag te spreken in de zin van het KB van 09/03/2006 zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet. Indien ze 70 personen ontslaat, gaat het niet meer om een collectief ontslag in de zin van voornoemd KB, 1998
maar om een collectief ontslag in de zin van het KB van 24/05/1976. Het bedrijf is dan niet verplicht om een TWC op te richten.
Geschiktheid van het wettelijke kader voor de concrete uitvoering van de maatregel
In de praktijk blijkt dat de ondernemingen steeds vaker NA de informatie- en raadplegingsfase en de eigenlijke beslissing om tot collectief ontslag over te gaan interne herplaatsing overwegen en over de herplaatsingsmaatregelen onderhandelen. Dit bemoeilijkt het beheer voor de gewestelijke overheidsdienst (Actiris).
Deze vaststelling leidt tot een overlapping van de wetgeving betreffende het collectief ontslag en herstructureringen en geeft aanleiding tot incoherenties en verschillende interpretaties van de regelgeving.
Het vorige punt is cruciaal in een wetgevende context die ertoe heeft geleid dat de ontslagen werknemer of de gewestelijke openbare tewerkstellingsdienst de gevolgen dragen van de nietnaleving van de reglementering inzake herstructureringen door de werkgever.
Actiris, in zijn hoedanigheid van directeur van de cel:
moet “waken over de concrete uitvoering van begeleidingsmaatregelen opgenomen in het herstructureringsplan” (artikel 6 van voormeld KB van 09 maart 2006). Hiertoe dient hij van de werkgever “onmiddellijk of van zodra de cel is opgericht het bewijs te ontvangen van de uitnodiging tot het onderhoud met de werknemer alsook de beslissing van de werknemer aangaande zijn deelname aan de tewerkstellingscel” (art. 10 §5 KB 9/03/06).
De werkgever in herstructurering moet eveneens de directeur van de tewerkstellingscel onmiddellijk op de hoogte brengen van de verbreking van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in het kader van de herstructurering wordt ontslagen.
Indien de werkgever de gevraagde informatie niet levert, kan Actiris onmogelijk zijn rol vervullen: nl. “de werknemers in de cel inschrijven de dag na die waarop de arbeidsovereenkomst met deze werknemer effectief verbroken werd, behalve wanneer de werknemer de inschrijving weigert”.
De gevolgen voor de ontslagen werknemers kunnen bovendien ernstig zijn:
De ontslagen werknemer ontvangt zijn verminderingskaart herstructureringen niet, waardoor hij en zijn nieuwe werkgever de RSZ-voordelen die hieraan zijn verbonden niet krijgen wanneer de werknemer opnieuw aan het werk gaat.
Indien de ontslagen werknemer geen outplacementaanbod krijgt en zijn werkgever hier niet voor in gebreke stelt, kan hij door de RVA bestraft worden wanneer hij werkloosheidsuitkeringen aanvraagt. De wet van 23/12/2005 betreffende het generatiepact zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet deed een verbetering op dit vlak vermoeden: artikel 38/1 stelt immers een toezichtsorgaan op de wetgeving aan:
“Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk. Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie”, met name ambtenaren bevoegd inzake arbeidswetgeving- en betrekkingen, wat hier het geval is. Door het gebrek aan uitvoeringsbesluiten zijn de concrete interventiemogelijkheden van deze ambtenaren belast met het toezicht op de wettelijke bepalingen niet gedefinieerd. Enig beroep of tussenkomst blijken dus onmogelijk.
PROCEDURES EN CONTEXT VOOR DE UITVOERING Geschiktheid van de administratieve procedure, opvolging van de procedures De verschillende maatregelen die door het federale ministerie van Werkgelegenheid werden voorgesteld om de begeleiding van ondernemingen in herstructurering te verstevigen, vereisen niet enkel een aanpassing van het volledige herstructureringsproces maar ook een bijwerking van de procedures, met name de gelijktijdige inschrijving van de ontslagen werknemer als deelnemer aan de
2098
tewerkstellingscel en als werkzoekende. De aanpassing van deze maatregelen maakt tevens de introductie van een nieuwe beheerstool noodzakelijk, om de gegevens met betrekking tot de werking van de dienst adequater te kunnen coderen en gebruiken.
FINANCIËLE MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN DE MAATREGEL Op dit vlak valt niets belangrijks op te merken voor 2009. We kunnen dus zeggen dat de financiële middelen voor de uitvoering van de maatregel voldoende zijn.
SYNERGIEËN Toename van het aantal interregionale dossiers: in toepassing van het protocolakkoord betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden nam Actiris in 2009 steeds vaker deel aan tewerkstellingcellen die door Vlaanderen (15 dossiers) of door Wallonië (3 dossiers) worden beheerd, omdat enkele van de ontslagen werknemers Brusselaars waren. Voor de dienst BCO betekent dit meer interregionale dossiers om op te volgen. Samenwerking tussen de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en de dienst BCO van Actiris met betrekking tot de evolutie van het Portaal herstructurering: in augustus 2009 werd een Portaal herstructurering gelanceerd. Dit biedt op eenvoudige wijze toegang tot de regelgeving met betrekking tot het collectief ontslag, de herstructureringen en alle preventieve maatregelen ter zake. Voor de verdere uitwerking van dit portaal heeft Actiris actief deelgenomen aan de werkgroep “Tijdslijn”. Deze beoogt de beslissingen, procedures en informatie die tijdens een collectief ontslag voorkomen op chronologische manier weer te geven.
Globale evolutie van de maatregel Verschillende aspecten van het beheer van collectieve ontslagen en herstructureringen zijn sinds de Economische Herstelwet op een positieve manier geëvolueerd. Niettemin blijven er voor Actiris nog steeds twee belangrijke problemen overeind:
de overlapping van de wetgeving geeft aanleiding tot uiteenlopende interpretaties. Dit stelt praktische problemen bij het beheer, die ook hun gevolgen hebben voor de opvolging van de dossiers;
er bestaat geen enkele wettelijke mogelijkheid tot beroep of sanctionering met betrekking tot de werkgever die de wet overtreedt, behalve een administratieve boete die aan de RVA verschuldigd is (zie wet van 05.09.2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers) ingeval deze zijn verplichtingen inzake de outplacementprocedures niet zou zijn nagekomen (cao 82/82bis).
Vooruitzichten 2010 In 2010 zal de aandacht uitgaan naar de herziening van het Brussels model van de maatregelen inzake het activerend beleid bij herstructureringen en naar de aanname van een samenwerkingscharter tussen Actiris en de outplacementbureaus. De formulieren en attesten bestemd voor de werkgevers en de werkgevers die het slachtoffer werden van collectief ontslag moeten worden opgenomen in het proces van administratieve vereenvoudiging dat in het Brussels Gewest werd ingevoerd. Uit het voorafgaande kunnen duidelijk vooruitzichten worden opgemaakt met betrekking tot de systematisering van de beheerstools en de opvolging van collectieve ontslagen in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen: zowel op het niveau van de werkgevers, van de werknemers die het slachtoffer van een collectief ontslag werden, van de oprichting en leiding van tewerkstellingscellen, van de samenwerking hetzij op intern vlak hetzij extern met partners als de gewestelijke tewerstellingsdiensten en het FOD Werkgelegenheid of de outplacementbureaus, om
2198
naargelang de aan Actiris toegekende middelen en voorbehouden competenties bij te dragen aan de efficiënte begeleiding van werkzoekende en werkgevers op een door de huidige socio-economische crisis verzwakte arbeidsmarkt.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
2298
05
STARTBAANOVEREENKOMST
IN
DE
GLOBALE
FEDERALE
MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 tussen de Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomst (SBO). Samenwerkingsakkoord van 17 april 2001 tussen de Federale Staat en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomsten voor interculturele bemiddelaars in de OCMW’s in het kader van het Lenteprogramma van de Federale Regering.
Doelstellingen Deze maatregel is bedoeld om de beroepsoverstap van jonge werkzoekenden jonger dan 26 jaar te vergemakkelijken en om te beletten dat jonge laaggeschoolden in de werkloosheid verstrikt raken.
Algemene principes Op basis van voornoemde samenwerkingsakkoorden zijn de werkgevers op wie een globaal federaal project betrekking heeft (bepaalde instellingen van openbaar nut, de OCMW’s (12) en bepaalde vzw’s (14)) verplicht jongeren tewerk te stellen op basis van de criteria die in de overeenkomsten worden bepaald die in het kader van deze maatregel en de maatschappelijke noden werden vastgelegd. De Federale Staat financiert 90 startbaanovereenkomsten. De jongeren worden voor de volgende functies aangeworven: medewerker voor de bewustmaking omtrent leefmilieu en openbare netheid, stadssteward in de handelskernen, medewerker voor de bewustmaking omtrent de maatschappelijke samenhang in de sociale huisvesting, parkwachter en intercultureel bemiddelaar.
Administratieve omkadering Actiris heeft de opdracht het brutosalaris, de sociale werkgeversbijdragen, het vakantiegeld en de eindejaarspremie, de transportkosten, de bijdrage van de werkgever in de maaltijdcheques, de productiviteitspremie en de ondernemingspremie aan de werkgevers te betalen en dat gedurende de looptijd van de overeenkomst. Vervolgens vraagt Actiris de terugbetaling van die bedragen bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.200.000.
Uitgaven op 31 december 2009 € 2.133.890,75.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 werkten 87 jongeren (op een totaal van 90 beschikbare arbeidsplaatsen) in het kader van een globaal federaal project met een startbaanovereenkomst. 43 van hen werden in 2009 aangeworven (nieuwe overeenkomsten), 36 overeenkomsten werden verlengd (aanwerving vóór 2009 waarvan het contract tot in 2009 of daarna doorliep). 8 betrekkingen betroffen eenmalige overeenkomsten zonder verlenging, aangegaan voor 2009 waarvan het contract tot in 2009 of daarna doorliep. 2398
De voornaamste kenmerken van deze werknemers staan in de onderstaande tabel vermeld.
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 26 jaar
57
30
87
6 51
0 30
6 81
Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs
1 32 23 1
0 2 13 15
1 34 36 16
Totaal
57
30
87
Statuut Arbeider Bediende Studieniveau
VERDELING VAN DE BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT EN HET TYPE ONDERNEMING IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Type onderneming ION vzw OCMW
18 36 3
4 7 19
22 43 22
Totaal
57
30
87
Kwalitatief De maatregel kent een reëel succes, te meer daar hij inspeelt op bepaalde behoeften die op het terrein voelbaar zijn. Het administratief en financieel beheer (betalingen, werkaanbiedingen, informatieverstrekking, afrekeningen, schuldvorderingen enz.) van deze maatregel wordt verzorgd door de dienst Tegemoetkomingen van Actiris. Globaal bekeken kan men vaststellen dat de aangeworven jongeren tot de laatste dag van het trimester waarin ze 26 jaar worden, tewerkgesteld blijven. Bovendien wensen sommige werkgevers de jongeren na het verstrijken van de startbaanovereenkomst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in dienst te houden.
Vooruitzichten 2010 Er wordt geen wijziging van de reglementering voorzien. De dienst zal de geldende bepalingen blijven toepassen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 23.
2498
06 STARTBAANOVEREENKOMST "VORMENDE BEROEPSERVARING" BIJ BRUSSELSE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomst (SBO). Nota van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2005 betreffende het pilootproject om jongeren in instellingen van openbaar nut (ION) tewerk te stellen in het kader van een startbaanovereenkomst alsook een tweede akkoord van 29 maart 2007 waardoor er nieuwe arbeidsplaatsen bijkomen, ook in andere instellingen van openbaar nut.
Doelstellingen Deze pilootmaatregel streeft ernaar om de beroepsomschakeling van jonge laaggeschoolde werkzoekenden te vergemakkelijken door hen de gelegenheid te bieden een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren via een vormende beroepservaring in verscheidene gewestelijke instellingen van openbaar nut.
Algemene principes Het Gewest stimuleert de aanwerving van jonge werkzoekenden in instellingen van openbaar nut via de toekenning van 215 startbaanovereenkomsten. Deze aanwerving, gespreid over een periode van 12 maanden, moet de jonge werknemer in staat stellen: een vormende beroepservaring op te doen door de functie in kwestie met een opleiding te combineren; vaardigheden te verwerven in een functie waar in het Brusselse Gewest vraag naar is en die overeenstemt met een van de jaarlijkse door het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid geïdentificeerde knelpuntberoepen of met een functie die in de voornaamste sectoren van het Gewest worden gepromoot. Het publiek waarvoor deze maatregel bestemd is, bestaat uit jonge werkzoekenden die aan de volgende voorwaarden beantwoorden: het zijn werkzoekenden die bij Actiris zijn ingeschreven en die inactief zijn op beroepsvlak; ze voldoen aan de voorwaarden voor de startbaanovereenkomst (d.w.z. ze zijn jonger dan 26 jaar); ze hebben hoogstens een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs; ze werden voorgeselecteerd door de bevoegde diensten van Actiris. Een van de voorwaarden is dat zij geen vooropleiding nodig hebben; ze hebben een CBP ondertekend. De ION’s die actief wensen deel te nemen aan dit project, dienen een aanvraag tot de toekenning van SBO-arbeidsplaatsen in waarbij ze de beoogde functies, de opleiding en de begeleiding die ze voorstellen, beschrijven. Op deze basis neemt de Directie Werkgevers van Actiris, in nauwe samenwerking met de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris, contact op met de ION’s teneinde de profielen voor de in te vullen functies en het plan voor de vormende begeleiding op de werkvloer grondiger te omschrijven. Er wordt een overeenkomst tussen Actiris en de ION opgesteld om de voorwaarden voor de verwezenlijking en de financiering van de SBO’s vast te leggen. Om de ION’s bij deze aanwervingen te helpen, voeren de diensten van Actiris een preselectie van de kandidaten uit. Hiertoe baseren ze zich op de vastgelegde functieprofielen en het beroepsproject dat tussen de jonge werkzoekende en zijn consulent in het kader van zijn CBP werd onderhandeld. De onderneming verricht de eigenlijke selectie.
2598
Na de eerste zes maanden en na afloop van de overeenkomst, houdt Actiris toezicht over de uitvoering van de overeenkomst. De Inspectiedienst bezoekt hiertoe de plaats van tewerkstelling. De Inspectiedienst controleert niet alleen of de bepalingen van de overeenkomst worden nageleefd, maar evalueert ook samen met de ION het verloop van de vormende beroepservaring, zowel in termen van omkadering als financiering of zelfs de overschakeling naar een betrekking binnen of buiten de vormende onderneming.
Administratieve omkadering De dienst Tegemoetkomingen van Actiris betaalt aan de ION’s het brutosalaris en de sociale werkgeversbijdragen en dat gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Voorziene budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 4.641.000.
Reële uitgaven € 4.500.219,51.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 waren 190 jonge werknemers via een startbaanovereenkomst tewerkgesteld.
BEGUNSTIGDEN VOLGENS LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, STUDIENIVEAU, STATUUT EN GESLACHT IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
176 1 0
13 0 0
189 1 0
156 10 11
13 0 0
169 10 11
17 82 71 7
0 5 8 0
17 87 79 7
Arbeider Bediende
167 10
5 8
172 188
Totaal
177
13
190
Nationaliteit Belg EU NEU Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de en 4de graad Andere studies Statuut
59 jongeren werden in de sector gemeenschapsvoorzieningen tewerkgesteld (tegenover 95 in 2008). 85 personen werken in de transport- en communicatiesector (eveneens 85 in 2008). 38 jongeren werken voor een overheidsdienst (tegenover 12 in 2008). We benadrukken dat 93% van de werknemers (177) van het mannelijk geslacht is. De grote meerderheid (167) is aan de slag als arbeider.
2698
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT EN DE INACTIVITEITSDUUR IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Inactiviteitsduur - 6 maanden 6 tot -12 maanden 12 tot -24 maanden Inschrijvingsdatum later dan de startdatum van het contract Totaal
75 53 48
7 3 2
82 56 50
1
1
2
177
13
190
Kwalitatief Het stelsel van startbaanovereenkomsten in de ION’s biedt laaggeschoolde jongeren die net de schoolbanken hebben verlaten de kans om een beroep te leren of vaardigheden te verwerven die hen zullen helpen bij het zoeken naar werk. Zo zien het Gewest en de ION’s zich belast om de leemtes van het onderwijssysteem op te vullen. De kost van deze tewerkstelling is vrij aanzienlijk. Actiris betaalt de werkgevers een premie die wordt berekend op basis van de gebruikte barema's. Deze premie verschilt naargelang de duur van de arbeidsovereenkomst en het arbeidsregime, maar dekt niet de volledige loonkost. Bovendien nemen de ION’s de kosten op zich voor de algemene (bv. taallessen) en beroepsopleidingen, waarvoor ze vaak een beroep op externe operatoren moeten doen. Voor de begeleiding van de jongeren moeten de ION’s intern personeel inzetten, van wie de eigenlijke taken – op zijn minst gedeeltelijk - door andere werknemers overgenomen moeten worden. Door een omkaderde werkervaring te laten samengaan met een beroepsopleiding helpt de minister de ION’s om hun doelstellingen inzake opleidingen te verwezenlijken, zonder dat ze hiervoor enkel schoolse opleidingen moeten organiseren. De vormende waarde van deze tewerkstelling hangt bijgevolg af van de pedagogische kwaliteiten en de toewijding van het omkaderingspersoneel. Momenteel bieden de ION’s de jonge werkzoekenden de volgende beroepen met economische perspectieven: tuinier, bosarbeider, vuilnisophaler, straatveger, bus- en tramchauffeur, administratief bediende (niveau C), hulpchauffeur, onthaalmedewerker, steward enz. Oorspronkelijk hebben vier ION’s positief gereageerd op de wens van het Gewest om jonge laaggeschoolde werkzoekenden in dienst te nemen om hen een nuttige beroepservaring op de arbeidsmarkt te bezorgen: Het agentschap Net Brussel: 30 arbeidsplaatsen; De Haven van Brussel: 10 arbeidsplaatsen; Het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM): 20 arbeidsplaatsen; De MIVB: 40 arbeidsplaatsen. Na zes maanden heeft de Inspectiedienst van Actiris een eerste evaluatie opgemaakt die zeer positief bleek. Zowel de werkgevers als de werknemers verklaarden zeer tevreden te zijn en waren enthousiast over deze nieuwe formule. Gezien het vlotte verloop van het programma en de positieve reacties, heeft de Regering de maatregel met 100 extra arbeidsplaatsen uitgebreid. Hebben betrekkingen voorgesteld: De MIVB: 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het agentschap Net Brussel: 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het BIM: 10 bijkomende arbeidsplaatsen; BHDBDMH: 4 arbeidsplaatsen; Actiris: 12 arbeidsplaatsen; GOMB: 2 arbeidsplaatsen; BGHM: 12 arbeidsplaatsen. In 2009 hebben 190 jongeren naast hun startbaanovereenkomst een opleiding genoten. De 4 arbeidsplaatsen bij de BHDBDMH (Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp) werden om budgetaire redenen bij de instelling zelf niet ingevuld. De 12 plaatsen bij
2798
de GBHM (Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij) bleven om administratieve redenen leeg. Alle andere instellingen van openbaar nut (MIVB, BAO, BIM, Haven van Brussel, Actiris en GOMB) hebben ten volle gebruik van deze maatregel gemaakt. Uit een eerste analyse kunnen we vaststellen dat in november 2009 72% van de werknemers na afloop van hun overeenkomst van een jaar (SBO-ION) niet meer als NWWZ bij Actiris zijn ingeschreven. In november 2008 lag dit aantal nog lager dan 70%.
Vooruitzichten 2009-2010 Sinds begin 2010 zijn alle SBO-ION-overeenkomsten van onbepaalde duur geworden. De definitieve evaluatie van dit programma op het vlak van de doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit is nog steeds aan de gang. Het regeerakkoord 2009-2014 voorziet dat de startbaanovereenkomsten voor jongeren in de gewestelijke, gemeentelijke en pararegionale overheden op ambitieuse manier zullen worden uitgebreid. De overeenkomst zal 1 tot 2 jaar duren. Een derde van deze tijd zal worden ingenomen door een opleidingsgedeelte. De functies zullen gericht zijn op laaggekwalificeerde arbeidsplaatsen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 23.
2898
07
CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT
Juridisch kader KB van 16 november 1988 houdende oprichting en organisatie van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen.
Doelstellingen Op termijn alle bij Actiris ingeschreven werkzoekenden die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen een individuele dienst verlenen die hen helpt bij het vergroten van hun inzetbaarheid en van hun autonomie bij het ondernemen van acties in het nastreven van hun beroepsdoel.
Algemene principes Het Contract voor Beroepsproject (CBP) is het resultaat van het denkwerk van de diensten van Actiris die een transversaal instrument voor de begeleiding van werkzoekenden wensten te ontwikkelen. Het CBP formaliseert een dubbele verbintenis: de werkzoekende verbindt zich ertoe het (in overleg met Actiris) vastgelegde beroepsproject na te streven en Actiris verbindt zich ertoe hem bij dat streven te steunen. Het Contract voor Beroepsproject bestaat sinds mei 2004 en veronderstelt van de ondertekenaars een vrijwillige relatie en een daadwerkelijk engagement dat aan de behoeften van de werkzoekende is aangepast, zijn keuzes respecteert en oog heeft voor de werkelijkheid en de haalbaarheid van het project. Er werden drie krachtlijnen ontwikkeld: versterking van de interne diensten van Actiris, met name op het vlak van human resources (tewerkstellingsconsulenten, consulenten inzake het actief zoeken naar werk en specifieke begeleiding); uitbreiding van de e-governmentinstrumenten waarover de meer autonome werkzoekenden kunnen beschikken; versterking van de middelen van bepaalde partners, met name de partners uit het netwerk van Actief Zoeken naar Werk en de Missions locales, opdat zij de acties die in een overeenkomst worden vastgelegd, zouden kunnen verwezenlijken. Actiris geeft de voorkeur aan een preventieve aanpak, door te kiezen voor de ingeschreven werkzoekenden jonger dan 50 jaar of de werkzoekenden die zich in het jaar herinschrijven. Toch vermelden we dat uiteraard ook elke andere werkzoekende die bij Actiris is ingeschreven en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont op ieder moment deze dienst kan genieten. Met het CBP stelt Actiris een systematische begeleiding voor, uiterlijk de derde maand na (her)inschrijving. Die preventieve aanpak sluit aan bij de krachtlijnen van de Europese Werkgelegenheidstrategie en bij het samenwerkingsakkoord betreffende de activering van het zoekgedrag van de werkzoekenden. Beide documenten stellen dat een aangepaste begeleiding moet worden voorgesteld aan werkzoekenden jonger dan 25 jaar vooraleer zij zes maanden werkloos zijn en aan de werkzoekenden ouder dan 25 jaar die sedert hun inschrijving minstens twaalf maanden werkloos zijn. Bovendien wordt dit soort begeleiding systematisch aan de RVA-doelgroep voorgesteld, met name voor de periode van juli 2005 tot juni 2006 de werkzoekenden jonger dan 40 jaar die een verwittigingsbrief hebben ontvangen. De dienst Arbeidsbemiddeling nodigt die personen binnen de twee maanden na ontvangst van de verwittigingsbrief uit voor een informatiesessie. Sinds 1 juli 2006 werd de RVA-doelgroep uitgebreid naar werkzoekenden werklozen jonger dan 50 jaar.
2998
Op termijn zou de keuze van Actiris voor een preventieve aanpak, die zoveel mogelijk situaties van langdurige werkloosheid wil voorkomen, onrechtstreeks de opvolging van de werklozen door de RVA kunnen beïnvloeden, in die zin dat men mag veronderstellen dat de RVA-doelgroep zal krimpen. De begeleiding van werkzoekenden aan de hand van het CBP is een activiteit die is gedecentraliseerd naar de agentschappen die Actiris sinds eind 2006 in de gemeenten heeft opgericht. Naast de collectieve informatiesessies voor de RVA-doelgroep, waar de volledige opvolgingsprocedure van de RVA wordt toegelicht, worden de andere onlangs (her)ingeschreven werkzoekenden, die jonger dan 50 jaar zijn, binnen de maand na hun (her)inschrijving uitgenodigd. Zij krijgen (afhankelijk van de grootte van het agentschap in groep of individueel) informatie over de diensten van Actiris, onder meer over de begeleiding in het kader van het CBP. Daarna volgt een gesprek met een tewerkstellingsconsulent. Tijdens dat eerste gesprek onderzoekt de referent-consulent met de werkzoekende of hij een samenhangend beroepsproject heeft. Om die doelstelling te bereiken, spreken de referent en de werkzoekende een actieplan af. Die eerste fase van onderhandeling en mogelijke afsluiting van de overeenkomst kan tot drie gesprekken in beslag nemen. Na die fase stelt de consulent de werkzoekende voor hem op gezette tijden te ontmoeten (gemiddeld drie opvolgingsgesprekken gespreid over een jaar) om een stand van zaken van het beroepsproject op te stellen. Door het CBP te ondertekenen, formaliseren de referent en de werkzoekende hun wederzijdse verbintenis. Het CBP omvat een beroepsbilan, een actieplan met de noodzakelijke stappen voor uitvoering van het project, een begeleiding (coaching) die de werkzoekende steunt en die waakt over het goede verloop van het voorziene actieplan en de bijsturing ervan indien dat nodig zou zijn. De begeleiding via maandelijkse opvolgingsgesprekken werd verruimd naar alle personen die zich (opnieuw) hebben ingeschreven. Elk contract wordt afgesloten door een consulent van de dienst Beroepsproject (met inbegrip van de begeleiding van de jongeren). Ieder contract vermeldt een doel (doelstelling) en op zijn minst één actie. Het kadert in een tewerkstellingsproces dat wordt verstevigd tijdens opvolgingsgesprekken die door de consulenten van de dienst worden gevoerd. Het Contract voor Beroepsproject omvat minstens één van de vijf volgende doelstellingen: 1. zelfstandig naar werk zoeken, door de beschikbare werkaanbiedingen te raadplegen, door te solliciteren, door zich bij mogelijke werkgevers aan te melden; 2. “begeleid” naar werk zoeken via de verschillende acties die Actiris en zijn partners aanbieden; 3. een opleiding volgen (vooropleiding, kwalificerende opleiding, individuele beroepsopleiding, vervolmakingsopleiding) door de nodige stappen te zetten om de opleiding te volgen en tot een goed einde te brengen; 4. specifieke begeleiding/ondersteuning volgen bij de dienst Sociale Consultatie van Actiris of bij een partner van Actiris, met andere woorden individuele ondersteuning genieten bij de uitwerking van het beroepsproject vanwege specifieke problemen (zoals gezondheidsproblemen); 5. een module volgen om via een aangepaste actie een beroepsdoel te bepalen. Die modules worden meestal georganiseerd door de instellingen voor socioprofessionele inschakeling die een partnershipovereenkomst met Actiris hebben. Niet alle werkzoekenden die in dit kader werden uitgenodigd, nemen aan het begeleidingsproces deel. Sinds 2009 wordt het actieplan van de werkzoekenden die een diagnostisch gesprek met de tewerkstellingsconsulent hebben gehad, opgeslagen, ongeacht of een CBP werd ondertekend. Dit actieplan wordt niet systematisch opgevolgd, maar dit kan wel gebeuren naar aanleiding van de contacten tussen de WZ en Actiris of wanneer de WZ tot de doelgroep voor activering van de RVA behoort. Door het geautomatiseerde actieplan te veralgemenen wordt dit de basis voor de stappen die elke ingeschreven werkzoekende zet, maar ook voor de acties van de diensten en partners in het belang van het project van die persoon.
3098
Het CBP loopt ten einde wanneer de werkzoekende bij zijn zoektocht naar werk voldoende autonomie heeft verworven of wanneer hij het voorziene actieplan heeft verwezenlijkt of wanneer hij sinds 28 dagen niet meer bij Actiris is ingeschreven of indien hij geen gevolg geeft aan de uitnodigingen van de referent-consulent. Het contract kan tevens tot een einde komen als de werkzoekende geen enkele van de overeengekomen acties uitvoert, ondanks het feit dat deze acties door de werkzoekende en zijn referent werden besproken en uitgekozen. Ondanks de soms ingrijpende wijzigingen aan het informatica-instrument dat de diensten van Actiris en steeds meer partners – gebruiken, is het voor de uitwerking van het CBP nodig voortdurend de werkmethoden van de consulenten (die binnen de agentschappen polyvalent moeten werken) aan te passen, evenals de instrumenten die hen ter beschikking staan, zoals de voortgezette opleiding. De evolutie van de relatie tussen de werkzoekende en de openbare tewerkstellingsdienst heeft, in het algemeen bekeken, een belangrijke invloed op de aard van het werk van de consulent. Ten slotte werden er bepaalde specifieke maatregelen ontwikkeld die de werkzoekenden stimuleren om stappen te ondernemen, zoals de toekenning van een MIVB-tussenkomst4 of taal-, ICT- en opleidingscheques.
Administratieve omkadering Actiris.
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief Tijdens 2009 heeft de dienst Beroepsproject 49.292 werkzoekenden uitgenodigd (53% mannen en 47% vrouwen) om hen het Contract voor Beroepsproject voor te stellen. 43.351 onder hen woonden een van de collectieve informatiesessies bij of werden voor een individueel gesprek ontvangen. Van alle werkzoekenden die zich tijdens het jaar voor deze vergaderingen/onderhouden hebben aangeboden, hebben 10.722 werkzoekenden (of 24,7% tegenover 31,3% in 2008) een CBP ondertekend. 20.220 werkzoekenden hebben een actieplan opgesteld. We herinneren er in dit verband aan dat het CBP een individuele keuze is en dat alle diensten van Actiris voor elke werkzoekende openstaan, ongeacht of hij een CBP heeft afgesloten. Van alle ondertekenaars van een CBP zijn er 46,5% mannen en 53,5% vrouwen. Op het einde van 2009 werden 9.372 Contracten voor Beroepsproject5 afgerond.
4
5
De werkzoekende die een CBP heeft afgesloten met als doel werk te zoeken, heeft in totaal recht op 5 MIVB-kaarten van 10 ritten per jaar, zolang het CBP niet is beëindigd. CBP die in 2009 of voordien werden ondertekend.
3198
WERKZOEKENDEN DIE IN 2009 EEN ACTIEPLAN OF EEN LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT EN INACTIVITEITSDUUR
CBP AFSLOTEN VOLGENS GESLACHT, STUDIENIVEAU,
Actieplan of CBP Aantal
waarvan CBP ondertekend
%
Aantal
%
Geslacht Mannen Vrouwen
15.860 15.082
51,3 48 ,7
4.983 5.739
46,5 53,5
3.361 4.970 7.027 5.429 476 9.679
10,9 16,1 22,7 17,5 1,5 31,3
1.086 1.640 2.636 2.394
10,1 15,3 24,6 22,3
8.198 6.381 9.274 7.089
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies
-
2.966
27,7
26,5 20,6 30,0 22,9
2.754 2.350 3.204 2.414
25,7 21,9 29,9 22,5
20.997 4.054 5.891
67 ,9 13,1 19,0
7.453 1.330 1.939
69,5 12,4 18,1
16.263 4.352 3.296 7.031
52,6 14,1 10,6 22,7
5.365 1.463 1.314 2.580
50,0 13,6 12,3 24,1
30.942
100,0
10.722
100,0
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 – 29 jaar 30 –39 jaar ≥ 40 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden Totaal
De acties waarin het Contract voorziet, worden door verschillende diensten van Actiris verwezenlijkt, waaronder hoofdzakelijk de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk, maar ook het netwerk Actief Zoeken naar Werk en/of de partners voor socioprofessionele inschakeling die een overeenkomst met Actiris hebben gesloten. Eenzelfde werkzoekende kan bij het ondertekenen van zijn CBP voor verschillende doelstellingen kiezen. Zo kan hij, nadat een project werd bepaald, ook een opleiding volgen en eindigen met hulp bij het zoeken naar werk.
VERDELING VAN DE IN 2009 AFGESLOTEN CBP’S EN ACTIEPLANNEN VOLGENS HUN DOELSTELLING Actieplannen of CBP Aantal verschillende NWWZ Zelfstandige zoektocht naar werk Begeleide zoektocht naar werk Opleiding Bepaling van een BP Specifieke begeleiding Totaal6
6
%
waarvan CBP
30.942
%
10.722
26.293 8.715 6.346 1.714 694
60,0 19,9 14,5 3,9 1,5
9.760 4.678 2.069 947 187
55,3 26,5 11,7 5,3 1,0
43.762
100.0
17.641
100,0
De totalen liggen hoger dan het aantal NWWZ, aangezien eenzelfde persoon meerdere verschillende acties kan ondernemen.
3298
De consulenten van de dienst Beroepsproject zorgen voor de opvolging van de concrete uitwerking van het beroepsproject dat tussen de werkzoekende en zijn referent-consulent werd overeengekomen. We stellen sinds de invoering van het CBP een algemene stijging van de begeleiding van werkzoekenden vast, zowel binnen Actiris als bij de partners. Als we van de tewerkstelling uitgaan, dan zien we dat het feit dat de werkzoekende een CBP heeft ondertekend, de kansen verhoogt om uit de werkloosheid te geraken.
Kwalitatief De eerste doelstelling van de maatregel is alle werkzoekenden een individuele dienst verlenen die hen helpt bij het vergroten van hun inzetbaarheid en van hun autonomie bij het ondernemen van acties in het nastreven van hun beroepsdoel. Vanuit dit oogpunt nodigt Actiris alle werkzoekenden die pas zijn ingeschreven of heringeschreven uit om een gesprek met een consulent te hebben met de bedoeling preventief tegen langdurige werkloosheid op te treden. Deze eerste fase bestaat er in de eerste plaats in om zo volledig mogelijke inlichtingen te verschaffen met betrekking tot de institutionele context, de arbeidsmarkt, de rechten en plichten van de werkzoekende, de diensten voorgesteld door Actiris en in het bijzonder de begeleiding via het Contract voor Beroepsproject. Het gesprek dient ook om samen met de persoon zijn situatie, zijn profiel en zijn beroepsdoel te verduidelijken. Deze verduidelijking staat trouwens centraal in elk actieprogramma. De begeleiding wordt eveneens voorgesteld aan langdurig werklozen die bij de activering en de opvolging door de RVA zijn betrokken. In dat geval is het gesprek met een consulent facultatief. In 2009 werd het decentralisatieproces voortgezet, zodat de werkzoekenden in de 15 agentschappen voor eerstelijnsdiensten terecht kunnen. De specifieke informatiesessies voor jongeren die net afgestudeerd zijn, personen die recent geen werk meer hebben of langdurige werklozen werden binnen de nieuwe agentschappen van gemiddelde of grote omvang veralgemeend. In dit kader woont elke werkzoekende eerst een informatievergadering bij vooraleer een tewerkstellingsconsulent te ontmoeten. Op die manier is de informatie voor elke doelgroep geharmoniseerd, zodat het onderhoud meteen doelgericht over de individuele situatie van de persoon kan gaan. In de kleine agentschappen is het niet mogelijk om informatievergaderingen te organiseren. Daarom wordt de informatie direct in de loop van het gesprek meegedeeld, waarvan de duur wordt aangepast. In de agentschappen worden de binnen het kader van een CBP begeleide personen maandelijks opgevolgd, ongeacht hun leeftijd. In 2008 bleek dat er niet voldoende middelen waren om de ambitieuze doelstellingen van het Beheerscontract waar te maken, namelijk: iedereen binnen de maand na inschrijving een CBP voorstellen en de WZ die voor de begeleiding tekenden maandelijks opvolgen. In werkelijkheid wachtten sommige WZ tot 6 maanden om deze informatie te krijgen en te worden begeleid. Daarom werd in mei 2009 beslit de maatregel te herzien. De bedoeling was de dossiers van de WZ na de inschrijving snel te kunnen verduidelijken om de WZ rechtstreeks in contact te brengen met de tewerkstellingsconsulenten, de doelgroepen anders te segmenteren teneinde de uitnodigingen naar prioriteit te behandelen en elke WZ een diagnostisch gesprek evenals een actieplan te bezorgen, maar ook een opvolging op basis van het werkelijk afgelegde traject. De methodologische en technische wijzigingen die nodig zijn om deze hervorming uit te voeren, worden momenteel ontwikkeld. De verduidelijking op de dag van inschrijving of herinschrijving werd in de loop van het tweede semester van 2009 in de agentschappen getest. De middelen voor de veralgemening van de begeleiding worden voor 2010 verwacht. De opvolging van de langdurig werklozen door de RVA werkt altijd in op de begeleidingsmethodologie bepaald door Actiris. De werkelijke of aangevoelde verplichting gaat immers in tegen de vrijwillige verbintenis die personen met hun Contract voor Beroepsproject aangaan. De inhoud van hun actieplan kan bovendien verschillen van de acties die de RVA voorschrijft waardoor personen in weinig duidelijke en oncomfortabele situaties terechtkomen. De personeelsleden werden verder opgeleid teneinde de begeleiding en hun houding als coach te professionaliseren. Door de oprichting van de agentschappen is de functie van consulent trouwens polyvalenter geworden om de Job Info te kunnen verzekeren. Het opleidingsprogramma van de consulenten werd continu geëvalueerd en aangepast. In het kader van de harmonisering van de praktijken blijven de dienst Methodes en Kwaliteit, belast met de definitie en de opvolging van de
3398
werkmethodes en -procedures van de consulenten, het Versterkings- en ondersteuningsteam (onder meer helpdesk) voor de technische aspecten van de werking en een ploeg supervisoren voor het verankeren van de coachhouding in de dagdagelijkse praktijk van de consulenten (casestudy’s voor de ervaren consulenten, vorming voor de nieuwe consulenten) gecoördineerde acties ontwikkelen om het professionalisme van de consulenten te bewaren: creatie van sessies met betrekking tot de uniformisering van de praktijken. De samenwerking met de tweedelijnsdiensten van Actiris, zoals de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk (BAZW) en het partnership met de Missions locales, werd in 2009 verdergezet. Zo zijn de verschillende partijen die contact hebben met het publiek samengekomen en werden er uitwisselingen georganiseerd teneinde het werk en de dagelijkse realiteit van de anderen beter te leren kennen. In het kader van de hervorming van de maatregel werden werkgroepen met de partners georganiseerd, om de nieuwe vooruitzichten binnen de samenwerkingsmodaliteiten te bekijken. Het voortzetten van de decentralisatie had tot gevolg dat er ontmoetingen nodig waren met lokale terreinwerkers en in het geval van de gemeenten waar geen BAZW-partnership is, een daadwerkelijke toenadering tussen de BAZW-consulenten en de polyvalente consulenten binnen eenzelfde agentschap. In bepaalde gemeenten is het agentschap van Actiris opgenomen in een Jobhuis, waarvan de partners en de organisatie aan de specifieke plaatselijke realiteit beantwoorden. Hoewel de toegang tot opleiding problematisch blijft voor een doelgroep met een profiel dat vaak helemaal niet overeenstemt met de vereisten op het vlak van tewerkstelling en kwalificerende opleiding, kunnen we toch zeggen dat deze oriëntatie wordt vergemakkelijkt door de samenwerking met het Centre CRAC (Bruxelles Formation Tremplin) van Bruxelles Formation, dat een balans van de bevoegdheden aanbiedt en het opleidingsprogramma dat hieruit voortvloeit, opvolgt. Voorts is Actiris actief betrokken bij verschillende werkzaamheden die in het leven werden geroepen en die door het Strategisch Ontwikkelingscomité van Actiris en Bruxelles Formation worden geleid: screenings en erkenning van de competenties, informatie-uitwisseling via het NWP, opvolging van stagiairs naar tewerkstelling op het einde van de opleiding… Hetzelfde soort comité bestaat tussen Actiris en de VDAB. De MIVB-maatregel die op 16 december 2005 van kracht werd, vormt een welkome hulp in het kader van een zoektocht naar werk, maar is niet voldoende om tot een CBP-overeenkomst aan te sporen. Het groeiende succes van de taal- en ICT-cheques hebben zeker invloed op de aanvragen om een CBP te ondertekenen. Dit betekent evenwel niet dat de WZ altijd echt bereid is om zich door een tewerkstellingsconsulent te laten opvolgen. Dankzij de begeleidingsmethodologie die in het kader van het Contract voor Beroepsproject werd ontwikkeld, konden de dossiers van de werkzoekenden worden aangevuld met een projectieve dimensie waardoor elke persoon op een bepaald niveau bij het zoeken naar werk gesitueerd kan worden. Om die meerwaarde naar alle al dan niet begeleide werkzoekenden uit te breiden, heeft Actiris in december 2008 een geïnformatiseerd actieplan veralgemeend. Dit wordt de ruggengraat voor de stappen die elke ingeschreven werkzoekende zet, maar ook voor de acties van de diensten en partners in het belang van het project van die persoon.
Vooruitzichten 2010 Het gewestelijk beleid dringt aan op een versterking van de begeleiding van jongeren onder de 25 jaar, in het bijzonder via het CBP, dat verplicht wordt. Centraal in de acties hieromtrent staat een intensievere opvolging van de jongeren die zich na afloop van hun studies komen inschrijven. Voor de jongeren die autonoom naar werk zoeken, werkt de Directie Werkgevers mee aan deze doelstelling door werkaanbiedingen via e-mail of sms naar de betrokken jongeren te sturen.
3498
De federale herziening van het begeleidingbeleid van de werkloze werkzoekenden zorgt voor een versterking van deze begeleiding, wat de praktijk van het CBP in het Brussels Gewest zeker zal beïnvloeden. De gewestelijke instelling is immers belast met de bepaling van de acties die via een actieplan ondernomen moeten worden. Dit plan wordt voor iedereen verplicht volgens een verschillend opvolgingsritme naargelang de leeftijd en het studieniveau. De evaluatie door de RVA zal gebeuren op basis van de informatie van de tewerkstellingsdienst. Die hervormingen worden opnieuw onder meer voor hun budgettaire gevolgen bestudeerd en ze zijn het onderwerp van werkgroepen tussen de verschillende gewesten.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18, 19 en 20.
3598
08
DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS
Juridisch kader Dienst van Actiris – dienst Jobfocus: Molenbeek en Koningsstraat ("Royal").
Doelstellingen De dienst Jobfocus biedt de zelfstandige werkzoekende tijdens zijn zoektocht naar werk een logistieke infrastructuur, zodat hij wordt ondersteund bij het in de praktijk zetten van zijn beroepsproject. Het hoofddoel van deze dienst is om de zelfstandigheid van de werkzoekenden te stimuleren en te vergroten door moderne hulpmiddelen ter beschikking te stellen en door ervoor te zorgen dat ze gemakkelijker toegang tot de nieuwe informatietechnologie krijgen. In dit kader probeert de dienst de autonome werkzoekenden te ondersteunen in hun zoektocht naar werk teneinde een optimaal resultaat te bereiken, rekening houdende met hun situatie, hun profiel en de arbeidsmarkt.
Algemene principes
De Jobfocus zoekruimtes Omdat er werd vastgesteld dat de diensten van Actiris qua infrastructuur niet echt bij de behoeften van zelfstandige werkzoekenden aansloten, werd in oktober 2005 de Jobfocus van Molenbeek geopend. Het werd als een pilootproject beschouwd en was de eerste dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een logistieke infrastructuur aanbood die gericht was op nieuwe technologieën. In december 2006 opende een tweede Jobfocus gelegen in de Koningsstraat in de gebouwen van Carrefour Formation de deuren. De 2 zoekruimtes werken nauw samen en ze zijn gelijkaardig georganiseerd. In het kader van het Beroepsproject, bieden de 2 zoekruimtes activiteiten aan werkzoekenden die autonoom naar werk wensen te zoeken door hen toegang tot de autonome zoekruimte te verlenen.
Beschrijving van de diensten van de Jobfocus zoekruimtes: De dienst bestaat uit 3 belangrijke zones. De selfservicezone In de selfservicezone staan computers en interactieve zuilen die de werkzoekende in staat stellen heel wat administratieve formaliteiten m.b.t. Actiris te vervullen en werkaanbiedingen te raadplegen. Met behulp van deze zuilen en/of computers kan de werkzoekende: zich via de pc (opnieuw) inschrijven; documenten of attesten opvragen; administratieve wijzigingen ingeven; zijn dossier via pc verduidelijken; werkaanbiedingen oproepen. De zoekruimte De zoekruimte is toegankelijk voor de werkzoekende die een welomlijnd, duidelijk, realistisch en samenhangend beroepsproject heeft, die bereid is om bepaalde werkingsregels na te leven en actief naar werk te zoeken. In een eerste gesprek met een coach wordt nagegaan of de werkzoekende toegang tot de zoekruimte krijgt. Als de werkzoekende toegang heeft gekregen, zal hij in de zoekruimte gebruik kunnen maken van:
3698
computers, telefoons, fotokopieerapparaten; werkaanbiedingen toegankelijk via veschillende websites; professionele documentatie (telefoongidsen, gespecialiseerde boeken, kranten,…); educatieve software, interactieve zelfstudietools zodat hij zijn instrumenten om werk te zoeken kan verbeteren; het gericht advies van coaches en consulenten professionele ontwikkeling. In de Jobfocus worden drie soorten gesprekken gevoerd: het eerste onderhoud dat toegang tot de zoekruimte geeft, de tussentijdse balans en de gesprekken met de consulenten Actief Zoeken naar Werk. De gespreksruimtes
HET EERSTE ONDERHOUD VOOR DE TOEGANG TOT DE ZOEKRUIMTE: Het eerste gesprek wordt afgenomen door een coach die nagaat of de werkzoekende zelfstandig genoeg is om van de zoekruimte gebruik te mogen maken. Tijdens dit gesprek wordt: De aanvraag van de werkzoekende geanalyseerd; Nagegaan of het IBIS-dossier werd verduidelijkt en indien dit niet het geval is, wordt het dossier verduidelijkt; Eventueel een beroepsproject dat niet goed werd geformuleerd, verduidelijkt; Een professionele balans opgemaakt; Gecontroleerd of de werkzoekende aan de criteria voor de toegang tot de autonome zoekruimte beantwoordt. Indien de WZ aan de toegangsvoorwaarden voldoet: Hem op de hoogte brengen van het huishoudelijk reglement en hem dit laten ondertekenen; Hem de dienstverlening van de Jobfocus voorstellen; Hem rondleiden en uitleg geven over de instrumenten die hem in de zoekruimte ter beschikking staan; Hem inlichten over de planning van de tussentijdse gesprekken en de doelstellingen ervan; De stappen die de WZ op eigen houtje heeft gerealiseerd nagaan teneinde zijn professioneel doel te concretiseren: spontane presentatie bij werkgevers; open sollicitatie; inschrijving interimagentschappen; zoeken voor werkaanbiedigen overeenkomstig zijn profiel in de verschillende media (kranten, internet ...); inschrijven voor examenen en samenkomsten waarvoor hij bekwaamheiden heeft (Selor, UE, verschillende instellingen ...); spontane presentatie voor Actiris werkaanbiedingen en selectie van werkaanbiedingen op basis van het profiel van de WZ (selectie gemaakt door de WZ); bedrijfsbezoeken, informatie inwinnen en / of inschrijven voor een aanvullende opleiding (talen, computer, specifieke technische ...); informeren over Actiris diensten en produkten (check taal, CBP, Mijn Actiris ...); Indien mogelijk nakijken of het cv en de sollicitatiebrief van de WZ correct zijn opgesteld; In overleg met de WZ een SMART-doelstelling vastleggen die hij uiterlijk tegen de tiende sessie moet realiseren en die tijdens het eerste tussentijds gesprek zal worden gecontroleerd. Deze doelstelling wordt in een actieprogramma gegoten en neemt de vorm van een morele vertrouwensverbintenis aan; Naargelang de behoefte een afspraak met een AZW-consulent voor de WZ maken teneinde zijn vraag te analyseren en zijn instrumenten voor het zoeken naar werk aan te scherpen (cv, brief, telefoon, selectie werkgevers,…); Samenvatten wat nog moet gebeuren om de zoektocht naar werk van de WZ te vergemakkelijken. Indien de WZ niet aan de toegangsvoorwaarden voldoet: Hem naar andere diensten van Actiris en/of externe partners doorverwijzen; Zijn referent-consulent op de hoogte brengen van de redenen om de toegang te weigeren, ofwel via mail ofwel per telefoon.
3798
DE TUSSENTIJDSE GESPREKKEN Om de continuïteit en de samenhang van de gesprekken te garanderen, neemt de coach die de werkzoekenden voor het eerste onderhoud heeft ontvangen, de tussentijdse gesprekken voor zijn rekening. Deze gesprekken vinden plaats: Na afloop van de eerste tien sessies van de werkzoekenden in een autonome zoekruimte (eerste tussentijds gesprek); Op het moment dat de coach en de werkzoekende op het vorige tussentijds gesprek hebben bepaald; Op vraag van de werkzoekende of de coach. De tussentijdse gesprekken trachten de werkzoekende een gepersonaliseerde coaching bij de uitvoering van zijn actieprogramma te geven. Hiervoor doet de coach het volgende: Hij gaat na of de diensten van de Jobfocus in het licht van de behoeften van de werkzoekende nuttig en geschikt zijn om in zijn zoektocht naar werk tot resultaten te komen; Hij controleert of de houding van de werkzoekende met de werking van de Jobfocus overeenstemt en of hij de basisregels en het huishoudelijk reglement naleeft; Hij ziet toe op de individuele stappen die de werkzoekende in het kader van zijn eerder overeengekomen actieprogramma al dan niet onderneemt (tijdens het eerste onderhoud of het daaropvolgende tussentijds gesprek); Hij past het actieprogramma in samenspraak met de betrokkene aan; Hij gaat na in welke mate de AZW-instrumenten heeft verworven en legt indien nodig een afspraak met een AZW-consulent vast teneinde zijn instrumenten voor het zoeken naar werk verder te ontwikkelen (cv, brief, telefoon, selectie werkgevers,…); Hij verlengt de toegang tot de autonome zoekruimte tot het volgende tussentijds gesprek of, indien nodig, zet hij de verlenging van de toegang on hold, zodat de WZ in afwachting de acties verricht die tijdens dit gesprek werden afgesproken; Hij bepaalt of preciseert samen de werkzoekende de nieuwe SMART-doelstellingen die hij voor het volgende tussentijds gesprek moet bereiken. Deze doelstelling(en) wordt (worden) in een actieprogramma gegoten en neemt (nemen) de vorm van een morele vertrouwensverbintenis aan. Hij vat samen wat er nog moet worden verwezenlijkt om de zoektocht naar werk vlot te laten verlopen; Hij verwijst de werkzoekende naargelang de behoeften door naar andere diensten van Actiris of de externe partners; Hij geeft de werkzoekende inzake zijn beroepsproject de nodige informatie over de arbeidsmarkt.
DE GESPREKKEN MET DE AZW-CONSULENTEN: Deze gesprekken zijn gebaseerd op de AZW-methodologie (Actief Zoeken naar Werk). Deze zijn enkel bedoeld voor de werkzoekenden die van de zoekruimte gebruik maken. Deze fase maakt het mogelijk om de kandidaat methodologisch uit te rusten zodat hij op een autonome manier efficiënt naar een job kan zoeken. De AZW-consulent zorgt tijdens het individuele onderhoud voor de nodige ondersteuning bij de realisatie van de instrumenten voor het actief zoeken naar werk, met name:
De module «Analyse van de aanvraag AZW» Deze bestaat erin de werkzoekende te ontvangen om hem de verschillende acties voor te stellen die binnen de dienst kunnen worden verwezenlijkt. Tijdens dit korte onderhoud let de consulent professionele ontwikkeling erop de moeilijkheden van de werkzoekenden te identificeren, de vraag te verduidelijken en te structureren, de verwachtingen van de kandidaat te herformuleren en hem, indien nodig, naar andere partners door te verwijzen.
De module «Balans en beroepsoriëntering» (alleen in het kader van de verfijning van een project)
3898
De module stelt de consulent in staat om na te gaan of de kandidaat een beroepsproject heeft en wat zijn beroepsdoeleinde(n) is (zijn). Deze module maakt het mogelijk een balans van de situatie van de werkzoekende op te maken, zijn professionele interesses te bepalen en zijn motivatie aan tewerkstelling uit te lichten. Dankzij deze module kunnen ook de al dan niet te mobiliseren resources van de werkzoekenden worden geïdentificeerd teneinde hun inzetbaarheid in andere sectoren te analyseren. De module helpt de deelnemer om zijn professioneel spoor uit te stippelen en de formaliteiten uit te voeren die nodig zijn om zijn beroepsproject te verwezenlijken.
De balans van de bekwaamheden Deze balans helpt de kandidaat om zijn kennis, knowhow en sociaal handelen in een beroepscontext te belichten. Zo wordt het mogelijk om de motivatie en de professionele interesses van de kandidaat af te leiden. Deze balans helpt de kandidaat beslissende informatie bijeen te brengen om het tewerkstellingstraject en/of het traject voor een kwalificerende opleiding te identificeren.
De module « Bepaling van de werkgeversdoelgroep» In deze module kunnen de activiteitensectoren worden bepaald waar de werkzoekende kan en wil solliciteren. Daarnaast worden mogelijke werkgevers geïdentificeerd, mogelijke zoekwijzen afgeleid en het actieveld van de kandidaat door middel van de spontane aanbieding uitgebreid. De kandidaat wordt in deze module aangespoord om zijn competenties te benutten en om te zetten in een hele reeks sectoren in plaats van in één enkele sector.
De module « Curriculum vitae » Dankzij deze module kunnen werkzoekenden een kwaliteitsvol zoekinstrument aanmaken of verbeteren dat het profiel van de deelnemers weerspiegelt. Bovendien worden de belangrijke persoonlijke en professionele bekwaamheden in de verf gezet.
De module « Motivatiebrief » Deze module biedt de mogelijkheid om de basisstructuur van een goede motivatiebrief aan te leren en zorgt ervoor dat de kandidaat zijn kandidatuur kan personaliseren en individualiseren door zijn specifieke inbreng m.b.t. de in te vullen vacature te benadrukken.
De module « Analyse van de werkaanbiedingen » Deze module helpt om de relevante informatie in een werkaanbieding te ontcijferen, begrijpen, analyseren en evalueren. Het is het moment waarop de consulent professionele ontwikkeling aantoont dat het belangrijk is de werkgever per telefoon te contacteren om extra informatie te verkrijgen die niet in de werkaanbieding staat.
De module « Telefoon » Via deze module wordt het gebruik van de telefoon in het kader van actief zoeken naar werk uit de doeken gedaan en wordt aangetoond hoe de telefoon efficiënt kan zijn. De kandidaat wordt daarenboven overtuigd om de telefoon systematisch in zijn zoektocht te gebruiken (spontane kandidaatstelling, inlichtingen,…), op een doeltreffende manier aan te wenden en zich degelijk voor te stellen zodat de interesse van de potentiële werkgevers wordt gewekt.
De module « Voorbereiding voor een sollicitatiegesprek » In deze module wordt voor de werkzoekende verduidelijkt wat de doelstellingen van een sollicitatiegesprek zijn en hoe hij zich voor het “face-to-face”-gesprek kan voorbereiden. De consulent ontvouwt de doelstellingen van een sollicitatiegesprek en de verschillende gesprekken waarmee de sollicitant te maken kan krijgen. Hij moet de vragen kiezen waarvoor hij tijdens dit gesprek het meest beducht is. Aan elke vraag wordt gewerkt en de consulent benut deze fase om bijkomende inlichtingen over testen, lonen, arbeidsomstandigheden te geven. Deze voorbereiding stelt de kandidaat in staat om kennis te maken met de vragen die hij tijdens het gesprek zal kunnen stellen en
3998
de wijze waarop hij met bezwaren moet omgaan. De aanpak legt de nadruk op de voorbereiding die onmisbaar is voor het goede verloop van het onderhoud.
De module « Informatie over de testen » Het doel van deze module is om de werkzoekende vertrouwd te maken met de testen en dit aan de hand van enkele voorbeelden en door bepaalde theoretische principes.
Administratieve omkadering Actiris.
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
2009
IN
VOLGENS
STUDIENIVEAU,
LEEFTIJDSKLASSE,
Jobfocus Molenbeek Mannen
Vrouwen
NATIONALITEIT,
Jobfocus Koningstraat Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies
180 188 141 5 258
131 201 132 8 141
311 389 273 13 399
117 149 178 1 169
97 194 247 4 128
214 343 425 5 297
105 538 129
116 433 64
221 971 193
77 433 104
89 488 93
166 921 197
491 77 203 1
463 75 75 0
954 152 278 1
409 80 123 2
511 93 65 1
920 173 188 3
< 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden
245 114 142 271
171 80 86 276
416 194 228 547
205 86 95 228
238 85 116 231
443 171 211 459
Totaal
772
613
1.385
614
670
1.284
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Réfugiés Inactiviteitsduur
RESULTATEN VAN DE ACTIES (OP 31 DECEMBER 2009) Acties Tewerkstelling Opleiding Op zoek naar werk Heroriëntering/andere Totaal
Jobfocus Molenbeek
Jobfocus Koningstraat
Totaal
259 75 793 258
273 45 729 237
532 120 1.522 495
1.385
1.284
2.669
4098
Vooruitzichten 2010-2011 Verhuizing van de Jobfocus Molenbeek naar de hoofdzetel van Actiris op de Anspachlaan en uitwerken van een nieuwe e-Actiris-tool.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
4198
09
NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK
Juridisch kader Het Actief Zoeken naar Werk-netwerk (AZW) bestaat uit de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk van Actiris (BAZW) en de AAZW-partners (Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk).
Dienst van Actiris Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk
AAZW-partners Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, §3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen
De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk (Begeleiding AZW) begeleidt de werkzoekenden naar een optimaal resultaat van hun zoektocht naar werk, door rekening te houden met hun situatie, hun profiel en de arbeidsmarkt.
De AAZW-partners De AAZW-partners streven dezelfde doelstellingen als de dienst BAZW na. Dankzij het netwerk wordt de doorstroming van de kandidaten niet alleen mogelijk, maar wordt deze ook gestimuleerd. Sinds de uitvoering van de projectoproep met betrekking tot de Acties inzake het Actief Zoeken naar Werk midden 2008, tellen we 22 Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk. 13 van deze AAZW's zijn generiek en Franstaling, 3 zijn generiek en Nederlandstalig en 6 AAZW’s zijn specifiek en Franstalig.
Algemene principes Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Deze dienst biedt iedereen een gepersonaliseerde ondersteuning die is aangepast aan zijn behoeften, met inbegrip van het kwestbaardere publiek op de arbeidsmarkt (lange inactiviteitsduur, weinig of geen kwalificaties enz.). Deze gepersonaliseerde ondersteuning wil de autonomie en de responsabilisering van de WZ bevorderen aan de hand van een aangepaste dienstverlening, face-to-face of in groep, in het kader van een persoonlijk te bepalen beroepsdoel. Deze hulp kan eenmalig zijn of kan deel uitmaken van een evolutief begeleidingsproces dat d.m.v. het Contract voor Beroepsproject of een actieplan wordt uitgewerkt.
4298
De AAZW-partners De AAZW-partners baseren zich op dezelfde principes als de dienst Begeleiding AZW. Niettemin beantwoorden alle doelgroepen die de AAZW-partners ontvangen, ook aan de criteria die het ESF hanteert om in aanmerking te komen.
Beschrijving van de verschillende activiteiten inzake Actief Zoeken naar Werk (Actiris – AAZW-partners) Ter herinnering: het hele netwerk hanteert dezelfde methodologie en biedt dezelfde diensten aan (behalve de projectbepalingsgroep, die niet meer door de generieke AAZW-partners georganiseerd wordt). De activiteiten worden geanimeerd of gerealiseerd door AZW-consulenten die dezelfde methode toepassen.
De collectieve acties Groep AZW 5 weken Dit is een groepsformule (maximum 12 personen) van vijf weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Deze activiteit wordt voorafgegaan door een individueel gesprek. Zij omvat drie stadia: het persoonlijk en beroepsbilan, de sollicitatietechnieken en het actief zoeken naar werk. Groep AZW 3 weken Wordt enkel door Actiris georganiseerd. Dit is een groepsformule (maximum 12 personen) van drie weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Zij bestaat uit twee fasen die ook in de AZW-groep 5 weken terug te vinden zijn, namelijk het persoonlijk en beroepsbilan enerzijds en de sollicitatietechnieken anderzijds. Deze module wordt voorafgegaan door een individueel gesprek en, indien de kandidaat dit wenst, aangevuld met de module "Zoekruimte", die een individuele activiteit is. Groep AZW Jongeren Dit is een groepsformule (voor acht tot twaalf jongeren) die over vijf opeenvolgende dagen is gespreid. Deze activiteit is bestemd voor jongeren onder de 25 jaar die hoogstens over een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs beschikken (3de graad). Zoals ook voor de andere groepen het geval is, wordt deze actie voorafgegaan door een informatiesessie en een gesprek. Tijdens dit gesprek controleert de AZW-consulent bepaalde informatie, bijvoorbeeld of de persoon een professioneel doel heeft. De methodologie van deze activiteit is speciaal ontwikkeld om een jongerenpubliek te begeleiden. Net als bij andere groepen worden een persoonlijk en beroepsbilan gemaakt. De technieken voor het zoeken naar werk worden aangekaart en tijdens de twee maanden na de groepsactiviteit worden de kandidaten om de twee weken collectief opgevolgd (drie halve dagen). Groep AZW Instrumenten Dit is een groepsformule (voor acht tot twaalf personen) die over vijf opeenvolgende dagen is gespreid. Zoals ook voor de andere groepen het geval is, wordt deze actie voorafgegaan door een informatiesessie en een gesprek. Tijdens dit gesprek controleert de AZW-consulent bepaalde informatie, bijvoorbeeld of de persoon een professioneel doel heeft. Deze activiteit bestaat uit drie fases: de voorstelling van de professionele identiteit, de instrumenten/technieken voor het zoeken naar werk en de opvolging van de groep. Groep Projectbepaling Dit is een groepsformule (maximum acht personen) van tien dagen die over vier weken zijn gespreid. We onderscheiden vijf fases: het persoonlijk bilan, de balans van de bekwaamheden, de projectbepaling, de sensibilisering voor de instrumenten voor het actief zoeken naar werk en de voltooiing van het professioneel of opleidingsproject. Deze groep richt zich tot een kwetsbaarder publiek dat aandachtiger begeleid moet worden. Deze groepsformule vormt vaak een tussenstap en kan naar een andere collectieve of individuele formule leiden.
4398
Sinds de nieuwe partnershipovereenkomsten (juli 2008) bieden de generieke AAZW's deze formule niet meer aan.
De individuele acties Analyse van de AZW-vraag Deze stap bestaat erin de werkzoekende te ontvangen om hem de verschillende acties voor te stellen die binnen de dienst AAZW of bij de AAZW-partners kunnen worden verwezenlijkt. Tijdens dit korte onderhoud tracht de AZW-consulent de moeilijkheden van de werkzoekenden te identificeren, de vraag en de verwachtingen van de kandidaat te verduidelijken en te structureren, zijn vraag te herformuleren en hem, indien nodig, naar andere partners door te verwijzen. Analyse van de vraag Projectbepaling Aan het einde van deze actie zal de WZ zijn verwachtingen ten aanzien van zijn moeilijkheden om een project te bepalen, hebben kunnen structureren en zal hij beslist hebben welke stappen hij moet ondernemen om zijn project te bepalen. Beroepsbilan en oriëntering Dankzij deze actie kan de consulent nagaan of de kandidaat al dan niet een beroepsproject heeft en wat zijn professioneel doel (professionele doelen) is (zijn). Deze activiteit maakt het mogelijk een bilan van de situatie van de werkzoekende op te maken, zijn professionele interesses te bepalen en zijn specifieke motivatie ten aanzien van werk uit te lichten. Dankzij deze module kunnen ook de al dan niet te mobiliseren mogelijkheden van de werkzoekenden worden geïdentificeerd en hun inzetbaarheid worden geanalyseerd. Het helpt de deelnemer bovendien om zich op zijn professionele doelen toe te spitsen en de nodige stappen te ondernemen om zijn beroepsproject te verwezenlijken. Curriculum Vitae Deze actie zorgt ervoor dat de WZ een geschikt en kwaliteitsvol instrument voor het zoeken naar werk kan opstellen of verbeteren, dat niet alleen zijn profiel weerspiegelt, maar ook zijn voornaamste persoonlijke en professionele mogelijkheden in de verf zet. Analyse van de werkaanbiedingen Deze actie helpt om de relevante informatie in een werkaanbieding te ontcijferen, begrijpen, analyseren en beoordelen. Het is tevens het moment waarop de consulent aantoont dat het belangrijk is de werkgever per telefoon te contacteren om extra informatie te verkrijgen die niet in de werkaanbieding staat. Selectie van de werkgevers In deze module wordt bepaald in welke activiteitensectoren de werkzoekende kan en wil werken. Verder worden de potentiële werkgevers opgespoord, de mogelijkheden om naar werk te zoeken op een rijtje gezet en het actieveld van de kandidaat vergroot door spontane sollicitaties. De kandidaat wordt in deze module aangespoord om zijn competenties te benutten en om te zetten in een hele reeks sectoren in plaats van in één enkele sector. Gebruik van de telefoon Deze actie wil het gebruik van de telefoon bij het actief zoeken naar werk van zijn geheimzinnigheid ontdoen door de doeltreffendheid ervan aan te tonen. De deelnemer wordt aangemoedigd om de telefoon systematisch en efficiënt te gebruiken in zijn zoektocht naar werk (bijvoorbeeld voor een spontane sollicitatie of voor inlichtingen). De werkzoekende leert om zich duidelijk voor te stellen op een manier die de interesse van de werkgever wekt. Sollicitatiebrief Deze module biedt de mogelijkheid om de basisstructuur van een goede sollicitatiebrief aan te leren en zorgt ervoor dat de kandidaat zijn kandidatuur kan personaliseren en individualiseren door zijn specifieke inbreng voor de in te vullen vacature te benadrukken. Voorbereiding op het sollicitatiegesprek Met deze actie leert de werkzoekende waartoe een sollicitatiegesprek dient en hoe hij zich op een persoonlijk gesprek kan voorbereiden. De consulent legt uit wat het doel van een
4498
sollicitatiegesprek is en bespreekt de verschillende soorten gesprekken waarmee de werkzoekende te maken kan krijgen.De kandidaat ontvangt een lijst met vragen die zeer vaak tijdens een selectiegesprek worden gesteld. Hij kiest er de vragen uit die hij het meest vreest. Op elk van deze vragen wordt een antwoord gezocht. Daarnaast geeft de consulent extra informatie over de testen, de bezoldiging en de arbeidsomstandigheden. Deze voorbereiding stelt de kandidaat in staat om kennis te maken met de vragen die hij tijdens het gesprek zal kunnen stellen en de manier waarop hij met bezwaren moet omgaan. De nodige voorbereidingen moeten immers een goed verloop van het gesprek garanderen. Simulatie van het sollicitatiegesprek Tijdens deze actie wordt uitgelegd hoe een selectiegesprek precies verloopt en wat de werkgever van zo’n gesprek verwacht. De kandidaat leert hoe hij zich ten opzichte van de werkgever moet gedragen en hoe hij zijn beroepsdoel en -verleden duidelijk en precies kan formuleren. Er wordt een fictief sollicitatiegesprek op basis van een reële vacature (indien mogelijk) gefilmd. Nadien volgen een zelfevaluatie door de werkzoekende en een kritische beoordeling door de consulent en de fictieve werkgever. Dankzij deze simulatie wordt de kandidaat zich bewust van zijn vaardigheden om zijn kennis, knowhow, houding en motivatie over te brengen, door zijn kandidatuur en beroepservaring in de verf te zetten, zijn sterke punten te benadrukken en zijn zwakke punten te argumenteren. Hij leert hier tevens zich bewust te zijn van zijn houding en nonverbaal gedrag. Infosessie voor de AZW-groepen Na afloop van deze actie zal de WZ op de hoogte zijn van de doelstellingen en de inhoud van de groepsactiviteiten die door de dienst BAZW en de AAZW-partners worden aangeboden. Gesprek voorafgaand aan de AZW-groepen Na afloop van het onderhoud verneemt de WZ of het voor hem op basis van objectieve en persoonlijke gegevens nuttig is om aan een AZW-groep deel te nemen. De consulent gaat na of de kandidaat instructies begrijpt, welke kwalificaties en/of bekwaamheden hij heeft, of hij snel op de behoeften van de arbeidsmarkt kan inspelen, of hij één of meerdere beroepsdoelen heeft die, indien nodig, tijdens de balansopmaak verduidelijkt zullen worden, en wat hij verlangt. De consulent zal onderzoeken of de werkzoekende in teamverband kan werken en of hij kritiek en advies van de andere deelnemers en van de consulent kan aanvaarden. Als blijkt dat de kandidaat niet geschikt is om aan de groepsformule deel te nemen, zal de consulent hem een andere oplossing die beter bij hem past, voorstellen. Gesprek voorafgaand aan de groep Projectbepaling Na afloop van het onderhoud verneemt de WZ of het voor hem op basis van objectieve en persoonlijke gegevens nuttig is om aan de groep Projectbepaling deel te nemen. Inleidend gesprek op de AZW-zoekruimte Na afloop van deze actie zal de consulent bepalen of de werkzoekende op zelfstandige basis van de zoekruimte gebruik kan maken. AZW-zoekruimte In deze ruimte heeft de WZ toegang tot de nodige infrastructuur en krijgt hij de gepaste ondersteuning om doeltreffend en autonoom werk te zoeken. Informatie over de testen Het doel van deze actie is om de werkzoekende vertrouwd te maken met de testen. Dit gebeurt aan de hand van enkele voorbeelden en door bepaalde theoretische principes aan te kaarten. Postdiscussie AZW De bedoeling van deze actie is om de werkzoekende aan te zetten na te denken over de verschillende stappen die hij na een AZW-groep of na individuele acties in zijn zoektocht naar werk heeft afgelegd.
4598
Beschrijving van de activiteiten van het Nederlandstalige team van dienst Begeleiding AZW van Actiris Naast de Groep AZW 3 weken en de individuele acties organiseert het Nederlandstalige team activiteiten in het kader van specifieke overeenkomsten tussen Actiris en een aantal Nederlandstalige partners. De voornaamste partners zijn: INTRO, BON, NT2 enz. Opvolging Opleiding Collectieve en/of individuele opvolging in het kader van een opleidingsproject in partnership, die bestaat uit de regelmatige evaluatie van de vorderingen van de stagiairs (verwerven van vaardigheden, ondervonden moeilijkheden enz.). Test voor start opleiding Via testen en een onderhoud wordt het beroepsproject van werkzoekenden die zich voor een opleiding bij een partner hebben ingeschreven, beoordeeld. Na afloop van deze actie bezorgen de BAZW-consulenten de partners een advies over de geschiktheid van het opleidingsproject voor de werkzoekenden die bij hen zijn ingeschreven. Nederlands Tweede Taal (NT2) De werkzoekenden starten een opleiding Nederlands gekoppeld aan een beroepsopleiding. Tijdens de opleidingsperiode zullen zij twee balansgesprekken hebben om de vordering van het programma te evalueren. Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Tijdens deze actie selecteert de consulent de werkaanbiedingen die met het profiel van de werkzoekende overeenstemmen. De consulent analyseert het profiel van de werkzoekende rekening houdende met zijn beroepsbekwaamheden en ervaring. Hij helpt en ondersteunt de werkzoekende in geval van moeilijkheden. Infosessie Tijdens deze sessie worden de werkzoekenden erop gewezen dat een goede kennis van het Nederlands noodzakelijk is om op een efficiënte manier in Brussel werk te zoeken. Ook worden op dit moment de verschillende activiteiten van de dienst BAZW voorgesteld.
Opmerkelijke feiten in 2009
Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Decentralisatie van de BAZW-activiteiten In het kader van de decentralisatie van Actiris heeft de dienst BAZW 3 BAZW-consulenten gedecentraliseerd naar het agentschap van Ukkel. Deze 3 consulenten vervoegen de consulenten van de agentschappen van Oudergem (2,5), Sint-Agatha-Berchem (2) en Evere (2,5).
De dienst verhuisde van de 3de naar de 2de verdieping De centrale dienst Begeleiding AZW is in februari 2009 verhuisd. Dit heeft een nieuwe organisatie van het werk met zich meegebracht. De dienst is overgegaan van het werk in individuele bureaus naar het werk in eilanden. Dit zorgde voor bepaalde moeilijkheden aangezien er geen vertrouwelijkheid meer was tijdens de gesprekken. Dankzij deze verhuizing kon men desondanks de volledige dienst BAZW op dezelfde verdieping onderbrengen.
Promotie van de AZW-activiteiten De dienst heeft voor de promotie van de AZW-groepen een beroep gedaan op de Operationele Communicatie van de Directie Werkzoekenden. Deze mailings werden als positief ervaren voor de
4698
groepen van 3 weken en de groepen Instrumenten. Voor de groep Jongeren was de impact echter niet voldoende. Informatie in de agentschappen bij de tewerkstellingsconsulenten Om via de tewerkstellingsconsulenten meer kandidaten naar de AZW-groepen te sturen, heeft de dienst meerdere informatiesessies georganiseerd om duidelijk en concreet uit te leggen waaruit de groepsactiviteiten en de toegangsprocedure bestaan. Groepen Jongeren Hoewel de methodologie reeds in 2008 werd aangepast en nieuwe promotionele middelen werden ingevoerd, is het aantal werkzoekenden jonger dan 25 jaar dat zich voor deze activiteit aanmeldt, onvoldoende. De problematiek omtrent de groep Jongeren wordt momenteel door de Directie Werkzoekenden en het departement Partnerships & Netwerk bestudeerd. Groepen Instrumenten Dit jaar kon de groep Instrumenten in het aanbod activiteiten van de dienst worden opgenomen. De ingevoerde methodologie werd bijgeschaafd en geëvalueerd. Zo werden een aantal aanpassingen aangebracht aan de oefeningen en aan de documenten voor de WZ. Deze groepen hebben veel succes. Daarom hebben we op vraag van de werkzoekenden in juni een groep moeten toevoegen. Intervisies AZW De dienst BAZW heeft in samenwerking met de dienst Methodes & Kwaliteit van de Directie Werkzoekenden een nieuw intervisiemiddel voor de BAZW-consulenten en de partners ingevoerd. Dit zijn de doelstellingen: - de deelnemers een ruimte bieden waar ze in alle vertrouwelijkheid over hun handelingen kunnen nadenken; - een uitwisseling van praktijken, het delen van kennis en het uitdrukken van moeilijkheden in verband met concrete gevallen aanmoedigen zodat nieuwe acties kunnen worden gevonden. Er wordt een halfjaarlijkse evaluatie voorzien.
Invoeren van kwantitatieve indicatoren en de geautomatiseerde planning In het kader van de uitvoering van het Beheerscontract en op vraag van de Directie Werkzoekenden heeft de dienst BAZW haar Franstalige activiteitenplanning geautomatiseerd teneinde kwantitatieve indicatoren te kunnen leveren waarmee meer volledige statistieken kunnen worden opgemaakt. In de loop van 2010 zal hetzelfde gebeuren met de Nederlandstalige planning en de plannings van de gedecentraliseerde BAZW.
Validation des Acquis et de l’Expérience (Erkenning van de door ervaring verworven competenties) Dankzij de VAE-procedure kunnen werkzoekenden opnieuw universitaire studies (master) aanvatten, doordat de vaardigheden die ze door ervaring hebben verworven, erkend worden. De dienst BAZW neemt deel aan het proces om het doelpubliek te informeren en de geschiktheid en de motivatie van de werkzoekenden om hogere studies te hernemen, te beoordelen. Indien het gesprek een positief resultaat heeft, kan de werkzoekende een dossier samenstellen dat daarna aan de examencommissie van de faculteit van de aan te vatten studies, wordt voorgelegd. De overeenkomst zou begin 2010 tussen de ULB en de Facultés Universitaires de Mons Hainaut moeten worden afgesloten.
Samenwerking met de Nederlandstalige SPI-partners De dienst BAZW heeft het contact met de Nederlandstalige (niet-)SPI-partners verdergezet om de bestaande samenwerking te herzien teneinde de dienstverlening aan de WZ te verbeteren. Zo konden de bestaande projecten worden voortgezet en nieuwe Nederlandstalige projecten worden opgericht.
4798
Bovendien heeft het Nederlandstalige team deelgenomen aan workshops van Bruxelles Formation (8 groepen van in totaal 45 werkzoekenden). Zo werden er testen / interviews georganiseerd voor de start van een (voor)opleiding en werd aan verscheidene werkgroepen binnen het Nederlandstalige netwerk deelgenomen.
De AAZW-partners Coördinatie van het netwerk Om de drie maanden worden coördinatievergadringen van het AAZW-netwerk georganiseerd om informatie te delen en uit te wisselen. Methodologisch platform Dankzij deze vergaderingen kan er dieper worden ingegaan op de uitvoering van de AAZWmethodologie. In 2009 vonden 4 ontmoetingen plaats. Tijdens deze vergaderingen kon een antwoord worden gevonden op bepaalde problemen zoals het specifieke karakter van de AAZW en hun doelpubliek (ESF), het gebrek aan succes van de groep Jongeren, de erkenning van de vaardigheden enz. Methodologische opleiding van de AAZW-consulenten Er worden opleidingen georganiseerd naargelang de behoeften, met name bij de indiensttreding van nieuwe consulenten, maar ook bij de invoering van nieuwe instrumenten. De nieuwe AAZWconsulenten leren de AZW-methodologie tijdens hun immersie in de dienst BAZW van Actiris.
Administratieve omkadering Actiris, en voor de partners: het departement Partnerships & Netwerk van Actiris; de projectinspecteurs.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.495.780,07 (enkel partnershipacties).
Uitgaven op 31 december € 1.937.823,82 (enkel partnershipacties).
Evaluatie
Kwantitatief Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk. AANTAL VERSCHILLENDE WZ DIE DOOR DE DIENST BEGELEIDING AZW WERDEN ONTVANGEN = 5.359 Totaal BAZW hoofdzetel BAZW agentschappen Totaal
4.015 1.494 5.512*
*Dit cijfer toont aan dat 153 WZ zowel door de BAZW hoofdzetel als door de BAZW agentschappen werden ontvangen.
4898
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
IN
2009
VOLGENS
Mannen
STUDIENIVEAU,
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
NATIONALITEIT,
Totaal
Studieniveau 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
285 385 486 53 344 1.087
280 414 592 32 501 900
565 799 1.078 85 845 1.987
10,5% 14,9% 20,1% 1,6% 15,8% 37,1%
447 1.724 469
491 1.804 424
938 3.528 893
17,5% 65,8% 16,7%
1.647 291 699 3 /
1.883 353 477 6 /
3.530 644 1.176 9 /
65,9% 12,0% 21,9% 0,2% /
< 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden Onbepaald
1.122 356 425 737 /
1.025 357 454 883 /
Totaal
2.640
2.719
2.147 713 879 1.620 / 5.359
40,1% 13,3% 16,4% 30,2% / 100%
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Staatsloze Onbepaald Inactiviteitsduur
4998
WERKZOEKENDEN DIE IN 2009 OF VROEGER EEN CBP HEBBEN ONDERTEKEND (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE DIE DOOR DE DIENST BAZW OP DE HOOFDZETEL WERDEN ONTVANGEN)
WZ
CBP 2009
Eerder*
Totaal
%∗∗
67 100 121 13 119 192
78 123 193 9 194 217
145 223 314 22 313 409
25,7% 27,9% 29,1% 25,9% 37,0% 20,6%
139 369 104
182 534 98
321 903 202
34,2% 25,6% 22,6%
415 55 142 /
598 102 112 2
1.013 157 254 2
28,7% 24,4% 21,6% 22,2%
267 104 96 145 612
277 133 139 265 814
544 237 235 410 1.426
25,3% 33,2% 26,7% 25,3% 26,6%
Studieniveau 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Staatsloze Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden Totaal
*CBP’s die voor 2009 werden ondertekend maar die wanneer de actie wordt gerealiseerd nog niet afgesloten zijn. **De percentages hebben betrekking op het totaal aantal begunstigde WZ in 2009, zoals dit in de vorige tabel wordt weergegeven.
DEELNEMERS PER ACTIVITEIT IN 2009 (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE HOOFDZETEL EN DE AGENTSCHAPPEN WERDEN ONTVANGEN)
WZ DIE DOOR DE DIENST BAZW IN DE Totaal
Groepen 5 weken (totaal aantal deelnemers) Groepen 3 weken (totaal aantal deelnemers) Groepen Jongeren (totaal aantal deelnemers) Groepen Instrumenten (totaal aantal deelnemers) Groepen Projectbepaling (totaal aantal deelnemers) Individuele acties (totaal aantal deelnemers) Specifieke NL formules (totaal aantal deelnemers) Totaal
49 54 21 53 23 4.943 514 5.657∗
*Dit cijfer ligt hoger dan het totale aantal begunstigden aangezien een deelnemer aan een BAZW-groep tevens bij de individuele acties meegerekend wordt.
5098
ACTIES VERWEZENLIJKT IN 2009 (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE ACTIES VAN DE IN DE HOOFDZETEL EN IN DE AGENTSCHAPPEN WERDEN ONTVANGEN)
WZ DIE DOOR DE DIENST BAZW Totaal
Individuele acties (totaal aantal acties) Specifieke acties door het NL team (totaal aantal acties)
12.660 846
Totaal
13.506
AANTAL WZ DAT IN 2009 IN HET KADER VAN DE HALFJAARLIJKSE BEGELEIDING DOOR DE DIENST BAZW (HOOFDZETEL) WERD ONTVANGEN
Teneinde te beantwoorden aan het Beheerscontract en de opvolging van WZ, kreeg de dienst BAZW de zesmaandelijkse begeleiding van de werkzoekenden toevertrouwd. Deze opvolging bestaat uit een individueel gesprek. Het gesprek vindt plaats met de WZ die geen CBP hebben ondertekend (of die meer dan 12 maanden geleden een CBP hebben voltooid) en die de afgelopen zes maanden geen enkele actie in hun zoektocht naar werk hebben ondernomen. De dienst heeft een specifieke methode en procedure voor deze gesprekken uitgewerkt. Totaal Zesmaandelijkse begeleiding
1.266
Totaal
1.266
RESULTATEN VAN DE ACTIES VOOR DE LAATSTE ZES MAANDEN VAN 2008 (GROEPEN VAN 5 EN 3 WEKEN EN GROEP PROJECTBEPALING - ENKEL VERWEZENLIJKT DOOR DE BAZW VAN DE HOOFDZETEL) Groep 5 weken Kandidaten
%
Groep 3 weken Kandidaten
Groep Projectbepaling
%
Kandidaten
%
Tewerkstelling
25
58,14
8
28,57
5
21,71
Opleiding
1
2,33
7
25,00
5
21,74
Stage
1
2,33
-
-
-
-
Werkzoekende
15
34,88
10
35,71
7
30,43
Geen nieuws
-
-
3
10,71
6
26,09
Heroriëntering/andere
1
2,33
-
-
-
-
43
100
28
100
23
100
Totaal
Enkel de eerste zes maanden van het jaar 2009 werden in aanmerking genomen om de resultaten te berekenen en dit uitsluitend voor de kandidaten die aan een groepsactie hebben deelgenomen. De resultaten van elke actie (voor elke groep) worden immers na zes maanden geëvalueerd. Deze termijn wordt noodzakelijk geacht om opnieuw een job te vinden en tevens nog voordeel te halen uit de positieve effecten van de verwezenlijkte actie.
RESULTATEN VAN DE ACTIES VOOR DE EERSTE ZES MAANDEN VAN 2009 (GROEPEN VAN 5 EN 3 WEKEN EN GROEP PROJECTBEPALING - ENKEL VERWEZENLIJKT IN DE HOOFDZETEL) Groep 5 weken Kandidaten
%
Groep 3 weken Kandidaten
Groep Projectbepaling
%
Kandidaten
%
Tewerkstelling
12
42,86
12
42,86
3
20,00
Opleiding
8
28,57
4
14,29
3
20,00
Stage
2
7,1%
-
-
-
-
Opgave
2
7,4%
-
-
-
-
Werkzoekende
1
3,57
11
39,29
9
60,00
Geen nieuws Totaal
3
10,71
28
100%
1
3,57
-
-
28
100%
15
100%
5198
De Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk In de loop van het dienstjaar 2009 hebben alle Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk samen 4259 werkzoekenden ontvangen. 26% heeft een CBP ondertekend.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
IN
2009
VOLGENS
STUDIENIVEAU,
Mannen Studieniveau 1ste graad 327 2de graad 389 3de graad 407 Leerlingschap 27 Hoger onderwijs 83 Andere studies 951 Leeftijdsklasse < 25 jaar 374 25 jaar – 44 jaar 1.402 ≥ 45 jaar 408 Nationaliteit Belg 1.262 EU 201 niet-EU 715 Staatsloze / kandidaat-vluchteling 3 Inactiviteitsduur < 6 maanden 731 van 6 tot 11 maanden 298 van 12 tot 23 maanden 369 = of > 24 maanden 786 2.184 Totaal 51%
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen Totaal
%
221 407 508 20 112 807
548 796 915 47 195 1.758
13% 19% 21% 1% 5% 41%
354 1.336 385
728 2.738 793
17% 65% 19%
1.354 248 469 0
2.616 449 1.184 3
61% 11% 28% 0%
614 262 330 869 2.075 49%
NATIONALITEIT,
1.345 32% 560 13% 699 16% 1.655 39% 4.259 100% 100%
WERKZOEKENDEN DIE IN 2009 OF VROEGER EEN CBP HEBBEN ONDERTEKEND
1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies < 25 jaar 25 jaar – 44 jaar ≥ 45 jaar Belg EU niet-EU Staatsloze / kandidaatvluchteling < 6 maanden van 6 tot 11 maanden van 12 tot 23 maanden = of > 24 maanden Totaal
Mannen Vrouwen Totaal % Studieniveau 74 64 138 12% 86 124 210 19% 111 190 301 27% 3 6 9 1% 28 38 66 6% 178 206 384 35% Leeftijdsklasse 80 104 184 17% 308 426 734 66% 92 98 190 17% Nationaliteit 300 436 736 66% 35 84 119 11% 144 108 252 23% 1 Inactiviteitsduur 149 74 74 183 480 43%
0
1
0%
148 297 87 161 99 173 294 477 628 1.108 57% 100%
27% 15% 16% 43% 100%
5298
DEELNEMERS PER ACTIVITEIT IN 2009 (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE WZ DIE DOOR AAZW-MEDEWERKERS WERDEN ONTVANGEN) Aantal groepen Aantal personen Groepen 5 weken 60 594 Groepen AZW Jongeren 24 187 Groepen Instrumenten 34 317 Groepen Projectbepaling 11 65 Individuele acties 4.232 Totaal Groepen 129 1163 Totaal 5.395* *Dit cijfer ligt hoger dan het totale aantal begunstigden aangezien een deelnemer aan een BAZW-groep tevens bij de individuele acties meegerekend wordt.
In 2009 hebben de AAZW’s 12.829 individuele acties met 4.259 werkzoekenden gerealiseerd.
RESULTATEN 6 MAANDEN NA DE BEËINDIGING VOOR DE ACTIES VAN HET TWEEDE SEMESTER VAN 2008 Groepen AZW Groepen Groepen 5 weken Jongeren Instrumenten Aantal Aantal Aantal % % % acties acties acties 36 33% 32 28% 68 24% 11 10% 13 11% 22 8% 43 39% 33 28% 90 32% 6 6% 11 9% 40 14% 13 12% 27 23% 64 23% 109 100% 116 100% 284 100%
Tewerkstelling / Zelfstandige Opleiding / Stage Werkzoekende Heroriëntering / andere Onbekend Totaal
RESULTATEN 6 MAANDEN NA DE BEËINDIGING VOOR DE ACTIES VAN HET EERSTE SEMESTER VAN 2009 Groep projectbepaling
Tewerkstelling / Zelfstandige Opleiding Stage Heroriëntering/andere Werkzoekende Geen nieuws Totaal
Groep AZW 5 weken
Aantal acties 3 2
% 18% 12%
Aantal acties 116 41
% 35% 13%
1 6 5
6% 35% 29% 100 %
15 120 36
5% 37% 11% 100 %
17
328
Groep AZW Jongeren Aantal acties % 19 28% 6 9% 1 26 15 67
1% 39% 22% 100 %
Groep AZW Instrumenten Aantal % acties 41 25% 11 7% 2 1% 11 7% 64 39% 16 10% 164
100%
Vooruitzichten 2010 Voortzetting van de denkoefening betreffende de gebruikte technieken in aansluiting op de opvolging van het Contract voor Beroepsproject (wordt herzien) en op de uitvoering van het Beheerscontract van Actiris. Voor de AAZW zullen de verschillende uitgevoerde evaluaties leiden tot een herziening van de maatregel. Er zal met name een wijziging van de kwantitatieve indicatoren voor de verwezenlijking en de resultaten worden doorgevoerd en het minimum aantal deelnemers voor een groep zal worden versoepeld (van 10 naar 8 personen). Verder zullen er evaluatie- en monitoringinstrumenten worden ontwikkeld voor een betere animatie van het AAZW-netwerk. Dit zal in de loop van 2010 uitmonden in de lancering van een nieuwe projectoproep. Tegelijk zal samen met Directie Werkzoekenden gewerkt worden aan een herziening van de maatregel op methodologisch vlak.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
5398
10 SOCIOPROFESSIONEEL OCMW’S
INSCHAKELINGSPROGRAMMA
MET
DE
Juridisch kader In het kader van de hervorming van het partnership en de start van het Operationeel Programma ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid, werd in 2007 en 2008 in overleg met de VSGB (Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het BHG - afdeling OCMW) een kader voor het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s uitgewerkt. Hierdoor konden de nieuwe partnershipovereenkomsten in het tweede semester van het dienstjaar 2008 een aanvang nemen. Dit kader voor het partnership sluit aan op de inschakelingsprogramma’s die voordien van toepassing waren. Bovendien worden de volgende punten geïntegreerd:
de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; de wens om via dit kader een stabiele structuur te creëren die aansluit op de gewestelijke, federale en Europese werkgelegenheidsinitiatieven; de wijziging van de doelgroep: omdat het publiek van het OCMW in alle leeftijdscategorieën inschakelingsmoeilijkheden ondervindt, wordt niet langer voorrang gegeven aan werkzoekenden tussen 18 en 45 jaar; de vereenvoudiging van de kosten verbonden aan het inschakelingstraject en van de algemene kosten; de noodzaak om de samenstelling van het Begeleidingscomité te wijzigen; de noodzaak om het verband en de raakvlakken tussen de geïndividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie (GPMI) en het Contract voor Beroepsproject (CBP) te definiëren.
Alle betrokken OCMW's hebben het voorstel van overeenkomst ondertekend en hebben een methodologisch dossier ingediend. Voor een aantal OCMW’s waren enkele correcties of informatieaanvullingen nodig, maar daarna heeft het Beheerscomité van Actiris alle methodologische dossiers goedgekeurd. Een Begeleidingscomité ziet toe op de uitvoering, het vlotte verloop en de goede werking van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s. Indien het Comité moeilijkheden in de toepassing van het partnership vaststelt, neemt het initiatieven om geschikte oplossingen te vinden of de problemen aan de bevoegde instanties door te geven. Het Begeleidingscomité bestaat uit vertegenwoordigers van de gewestminister van Tewerkstelling, Actiris, de OCMW’s en de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - afdeling OCMW (VSGB). Met betrekking tot de OCMW’s is de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, afdeling OCMW, belast met de samenstelling van een afvaardiging die bestaat uit drie OCMW-voorzitters, een OCMW-secretaris, een verantwoordelijke van een inschakelingsdienst van het OCMW en een vertegenwoordiger van de afdeling OCMW van de VSGB, en waarvan de leden in overleg met de Conferentie van de Voorzitters en Secretarissen van de OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden aangeduid. Het Begeleidingscomité is in 2009 niet samengekomen. Doelstellingen Het doel van dit partnership is om de rechthebbenden op een leefloon of op equivalente financiële maatschappelijke bijstand (opnieuw) op de arbeidsmarkt in te schakelen door middel van begeleidingsacties die in een gestructureerd en individueel inschakelingstraject passen.
5498
Algemene principes De begeleidingsacties van het partnershipkader moeten worden verwezenlijkt in een gestructureerd en individueel inschakelingstraject. Het inschakelingstraject is gebaseerd op een project dat acties met betrekking tot onthaal en sociale begeleiding, opleiding (basisopleiding, vooropleiding, sociale vorming en beroepsopleiding) en tewerkstelling in loondienst gedekt door de sociale zekerheid, uitvoert. Het traject is niet lineair en de belangrijkste aspecten (begeleiding, opleiding – in de ruime zin van het woord – en tewerkstelling) moeten niet noodzakellijk in een bepaalde volgorde aan bod komen: de onderdelen opleiding en tewerkstelling kunnen deels gelijktijdig verlopen. Rekening houdende met de moeilijkheden waarmee het OCMW-publiek moet afrekenen, is gedurende het hele inschakelingsproces psychosociale begeleiding noodzakelijk, die van geval tot geval van intensiteit verschilt. De werkzoekende moet de volgende fases kunnen doorlopen:
Onthaal, uitwerking en bepaling van het beroepsproject (fase 1):
Het inschakelingstraject begint bij het onthaal. De (referent-)inschakelingswerker:
legt contact en bouwt een vertrouwensrelatie met de werkzoekende op; vraagt informatie over de werkzoekende op; stelt het doel van de socioprofessionele inschakeling voor (individuele of collectieve informatiesessies); stelt de acties van de inschakelingscel voor (begeleiding, vooropleiding, opleiding, tewerkstellingshoek enz.). Deze voorstelling gebeurt individueel of in groep, in de vorm van infosessies.
De uitwerking en de bepaling van het beroepsproject bestaat uit twee stappen:
Eerst en vooral zal de situatie van de werkzoekende worden verduidelijkt, zodat het mogelijk is zijn verwachtingen, wensen en mogelijkheden te identificeren en zijn sociale en professionele vaardigheden te leren kennen. Op het einde van deze fase wordt een socioprofessionele balans gemaakt, zoals omschreven in het methodologische dossier dat aan de voorstelling van het partnershipkader was gehecht; Vervolgens wordt het project uitgewerkt en wordt bijgevolg beslist over het verloop van de acties die de werkzoekende en het OCMW zullen ondernemen (actieplan). Deze fase kan samenvallen met de uitwerking van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) en mag maximum 6 maanden duren.
Oriëntering en opvolging van de (voor)opleidingsacties (fases 2 en 3): Deze fases beogen de (voor)opleidingsperiode.
begeleiding
van
de
werkzoekende
voor,
tijdens
en
na
de
De vooropleiding heeft betrekking op alle individuele of groepsacties waarbij kennis en vaardigheden worden verworven die niet onder een (officieel erkende) beroepsopleiding vallen, bijvoorbeeld: alfabetisering, bijscholing, … Onder opleiding worden alle opleidingsacties verstaan die op de arbeidsmarkt worden gevaloriseerd en dus toegang tot een arbeidsplaats verschaffen. “Opleiding” omvat in deze definitie alle opleidingen die door de bevoegde autoriteiten of door de activiteitensectoren (bouw, horeca enz.) zijn erkend, alsook de studies die zijn opgenomen op de lijst van de RVA en die voorbereiden op een knelpuntberoep. Deze fase kan overeenstemmen met de formalisering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie "Opleiding" of "Studies met een voltijds leerplan" of van een aanhangsel bij de inschakelingsovereenkomst.
5598
De actie ter voorbereiding van een tewerkstelling (fase 4): Deze fase concentreert zich op het zoeken naar werk, de voorstelling aan een werkgever, het bezoeken van de tewerkstellingshoek en iedere andere actie die tot doel heeft de werkzoekende de nodige middelen te bieden om een positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen of te verdedigen. De acties in deze fase betreffen zowel individuele inspanningen als groepswerk. Ze kunnen bestaan uit de formalisering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie "dat binnen een bepaalde periode tot een arbeidsovereenkomst leidt " of van een aanhangsel bij de inschakelingsovereenkomst. Tot slot wijzen we erop dat de OCMW's (en de eventuele partners) tijdens deze vierde fase onder bepaalde voorwaarden de "500 euro"-maatregel7 kunnen genieten. Deze fase mag maximum een jaar duren. Deze fases sluiten niet per se lineair op elkaar aan en hun organisatie houdt rekening met de specifieke kenmerken van de werkzoekende. De fases van het onthaal en de uitwerking van het beroepsproject zijn evenwel verplicht. Voor de andere fases werkt de referent-inschakelingswerker autonoom en kiest hij de acties in samenspraak met de werkzoekende en op grond van zijn specifiek geval. Het doelpubliek van dit nieuwe partnershipkader bestaat uit:
de rechthebbenden op maatschappelijke integratie in de vorm van een tewerkstelling en/of een leefloon; de rechthebbenden op een equivalente financiële maatschappelijke hulp, d.w.z. de personen ingeschreven in het vreemdelingenregister die omwille van hun nationaliteit geen recht hebben op maatschappelijke integratie.
Het programma krijgt de steun van het ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid in het kader van de programmering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Instellingen betrokken bij de uitvoering De socioprofessionele inschakelingscellen van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Middelen voor de uitvoering
De middelen in termen van inschakelingswerkers Voor de uitvoering van het programma werden aan de 19 OCMW’s inschakelingswerkers met een geco-overeenkomst toegekend. Elk OCMW dat aan het programma deelneemt kreeg minimum één en maximum drie voltijdse geco-werknemers toegewezen (totaal aantal geco-arbeidsplaatsen: 73 halftijds). Deze geco’s worden gesubsidieerd volgens de bepalingen vastgelegd in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998. De geco’s kunnen hetzij rechtstreeks voor de inschakelingsactie worden ingezet, hetzij andere opdrachten toegewezen krijgen ter compensatie van de tijd die door het OCMW-personeel aan inschakelingswerk wordt besteed. Sowieso moet het personeel dat in het kader van dit programma wordt aangesteld minimum 100 personen actief begeleiden voor elke inschakelingswerker (voltijds equivalent) die voor de uitvoering van dit programma ter beschikking is gesteld – ongeacht of hij een geco-statuut heeft, met eigen middelen is aangeworven of andere.
7
Raamovereenkomst betreffende de uitvoering van het koninklijk besluit van 23 september 2004 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor de begeleiding en de toeleiding van een gerechtigde op maatschappelijke integratie of een financiële maatschappelijke hulp naar een tewerkstelling in een onderneming.
5698
Middelen voor de opleiding van inschakelingswerkers Het personeel van de OCMW’s dat in het kader van het programma voor de socioprofessionele inschakeling is aangesteld (geco’s of andere) verbindt zich ertoe elke speciaal daartoe georganiseerde opleiding te volgen, waarvan de kosten bovendien door het Gewest gedragen worden. De bedoeling van de permanente opleiding is:
de plaatselijke en regionale kaart van de socioprofessionele inschakeling bijwerken en leren kennen, de actoren die aan het OCMW verbonden zijn en externe actoren leren mobiliseren; overleg en uitwerking van inschakelingstrajecten aangepast aan bepaalde doelgroepen (analyse van de profielen, planning van een inschakelingstraject, beheersing van de instrumenten zoals het sociaal dossier,…); specifieke herdynamiseringstechnieken verwerven en beheersen.
De middelen tot dekking van de uitvoeringskosten Deze middelen dekken de kosten voor de uitvoering van de technische handelingen (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en de algemene kosten. De algemene kosten kunnen ook de personeelskosten omvatten. De uitvoeringskosten worden gedekt door een subsidie voor de kosten voor de technische handelingen in het kader van de specifieke begeleiding (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en van de opleiding en/of vooropleiding, ongeacht of deze diensten door externe partners gepresteerd worden, dan wel door het OCMW zelf worden georganiseerd.
Evaluatie
Kwalitatief Elk OCMW sluit met Actiris een partnershipovereenkomst voor de uitvoering van het programma. Een van de verplichtingen in de overeenkomst houdt in dat de partners een evaluatieverslag moeten doorgeven. In dat verslag moet een kwalitatief en een kwantitatief deel worden opgenomen. De activiteitenverslagen van de OCMW’s vermelden dezelfde vaststellingen als de voorgaande jaren.
Doorverwijzing van het publiek In de meeste gevallen stuurt de sociale dienst van het OCMW het publiek naar de inschakelingscel. Afhankelijk van OCMW tot OCMW gebeurt dit stelselmatig. Het is de bedoeling dat de personen tonen dat ze bereid zijn om zich (opnieuw) professioneel in te schakelen (zie artikel 3, lid 1, 5° van de wet van 26 mei 2006 betreffende het recht op maatschappelijke integratie). Soms maakt de sociale dienst een afspraak. In andere gevallen neemt de SPI-cel rechtstreeks contact met de personen. In bepaalde gevallen is het de gebruiker zelf die op basis van de informatie van de sociale dienst de nodige stappen onderneemt. De meeste OCMW’s organiseren eveneens informatiesessies waar de personen na afloop meteen een afspraak met een inschakelingswerker kunnen vastleggen. Die wordt tijdens hun socioprofessioneel inschakelingstraject de referent-inschakelingswerker.
Specifieke uitvoeringsmodaliteiten van de acties voorzien in het kader van het partnership De werkmethodes die in het kader van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW's worden gehanteerd, worden in de methodologische dossiers van de OCMW's uitgelegd. Het Beheerscomité van Actiris heeft deze goedgekeurd. Ook al wordt het algemene schema voorzien in het kader van het partnership nageleefd, elk dossier is uniek en heeft specifieke kenmerken eigen aan het OCMW. De begeleiding van het publiek gedurende de verschillende fases is in elk OCMW erg verschillend. Vaak heeft dit te maken met de middelen waarover een OCMW beschikt. De onderstaande beschrijving illustreert per fase de voornaamste modaliteiten en de specifieke initiatieven voor de uitwerking en de begeleiding van het traject van het doelpubliek door de SPIcellen van de OCMW’s.
5798
De cellen hebben de eerste fase (onthaal, uitwerking en bepaling van een beroepsproject) zoals de voorgaande jaren aangepakt. In eerste instantie wordt het profiel van de persoon geanalyseerd (socioprofessionele balans) en wordt samen met hem een inschakelingsproject uitgewerkt. Sommige OCMW’s stellen op aanvraag een meer "gepersonaliseerde" balans op (bijvoorbeeld: evaluatie van de pedagogische bekwaamheden). Deze fase wordt door de inschakelingswerker uitgevoerd. De meeste OCMW’s gebruiken de methodologie “Socioprofessionele balans” die door de VSGB, afdeling OCMW werd ontwikkeld. Actiris heeft deze methodologie in het kader van maatregel 500 goedgekeurd. Wat tijdens de eerste fase ook wordt ondernomen, het begeleidingswerk van de inschakelingswerker in deze fase mag slechts gedurende maximum 6 maanden als actieve opvolging worden beschouwd. In de tweede en derde fase (oriëntering en opvolging van (voor)opleidingen) gaan de aandacht en energie naar het zoeken van een aangepaste (voor)opleiding bij de SPI-operatoren en bij andere opleidingsinstellingen (Bruxelles Formation, onderwijs voor sociale promotie, enz.). Tijdens deze fases neemt de inschakelingswerker de begeleiding van de begunstigden in opleiding nog steeds voor zijn rekening. Het blijft belangrijk dat de inschakelingswerkers en de verschillende opleidingspartners met elkaar overleggen om de leefloongerechtigden tijdens de fase van de (voor)opleiding intensiever te begeleiden. Deze begeleiding is immers uiterst belangrijk, omdat het gevaar reëel is dat het zwaar gestigmatiseerde doelpubliek afhaakt (zie ook verder "Hindernissen en bevorderende factoren bij de uitvoering van het partnerkader"). In de vierde fase (acties ter voorbereiding van een tewerkstelling) blijft de samenwerking met de zonale partners uiterst belangrijk. De meeste inschakelingswerkers doen immers een beroep op bestaande structuren zoals de Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk en/of een Mission locale. Bijna alle OCMW’s stellen een "tewerkstellingshoek" ter beschikking van het doelpubliek: er worden werkaanbiedingen voorgesteld, men kan er dagbladen raadplegen, er is toegang tot internet, er staan telefoons ter beschikking, men krijgt er hulp bij de opstelling van zijn cv, inlichtingen over opleidingen enz. De meeste OCMW’s gebruiken eveneens de methodologie “tewekstellingshoek” ontwikkeld door de VSGB, afdeling OCMW. Actiris heeft deze methodologie in het kader van maatregel 500 goedgekeurd. Jaarlijks wordt er meer en meer energie gestoken om mensen in het kader van art. 60 tewerk te stellen. Het groeiende aantal mensen dat met een overeenkomst art. 60 wordt aangeworven, bevestigt trouwens deze tendens. Ook al gaat het om acties die niet in het partnershipkader worden gesubsidieerd, het is belangrijk om te vermelden dat mensen die in het kader van art. 60 worden aangeworven, steeds intensiever worden opgevolgd. Soms bezoekt de inschakelingswerker de tewerkstellingsplaats, zodat de partners effectief in het integratieproces van de werknemer worden betrokken. Soms worden er op regelmatige tijdstippen evaluaties gehouden. Bepaalde OCMW’s hebben zelfs een voogdijstelsel voor personen die in het kader van art. 60 worden aangeworven. In het kader van maatregel 500 hebben bepaalde OCMW’s samenwerkingsbanden met andere partners uitgebouwd, met name voor de opvolging van personen die met een overeenkomst art. 60 werden aangeworven. Na een jaar wordt de opvolging van iemand in fase 4 niet meer beschouwd als een actieve opvolging. Na dat jaar moet worden overwogen om terug over te gaan naar fase 1 om eventueel een nieuw project te definiëren, de begunstigden opnieuw te motiveren, een balans van het afgelegde traject op te maken. Eventueel kan een andere bevoegde dienst in geval van niet-tewerkstelling de opvolging overnemen.
Hindernissen en bevorderende factoren bij de uitvoering van het partnershipkader In dit deel bespreken we de belangrijkste punten die de OCMW’s in hun activiteitenverslagen hebben aangehaald.
Factoren met betrekking tot de organisatie van de OCMW’s
De sociale dienst moet het publiek soms in alle haast naar de inschakelingscel doorverwijzen. De sociaal assistenten van de sociale dienst krijgen zeer vaak te maken met dringende situaties en hebben niet altijd de kans om naar de motivatie, de psychologische toestand of zelfs de fysieke gezondheid van de personen te peilen; 5898
Het personeelsverloop en de personeelswissels binnen de inschakelingscellen leiden tot werkoverlast, een vrij lange opleiding van de nieuwe collega’s enz., wat de opvolging van de gebruikers uiteraard bemoeilijkt.
Factoren met betrekking tot de evolutie van het publiek
Constante stijging van het publiek dat naar de inschakelingscellen wordt doorverwezen en onveranderd hoge cijfers van tewerkstelling in het kader van artikel 60§7 (organieke wet van 08/07/76 betreffende de OCMW’s); Hoewel de noodzaak om zich te scholen en een (voor)opleiding te volgen ruim onder de aandacht wordt gebracht, krijgt dit weinig gehoor bij het publiek, dat niet altijd in een kwalificerende opleiding wil investeren. Sensibiliseren betekent het publiek bewust maken van de werkelijkheid op de arbeidsmarkt en de eisen die er worden gesteld en tevens de voordelen van een opleiding in de verf zetten; Personen kunnen met verscheidene moeilijkheden kampen (sociale, familiale en financiële situatie) waardoor zij niet altijd langetermijnprojecten kunnen aangaan; Sommige stappen die nodig zijn om sociale problemen op te lossen, werden nog niet verwezenlijkt. Nochtans is het nodig deze moeilijkheden eerst aan te pakken alvorens een inschakelingstraject aan te gaan. Bijvoorbeeld: huisvestingsproblemen, mentale gezondheidsproblemen, verslavingen, minimale kennis van een van beide landstalen enz. Vaak hebben deze mensen een "fase 0" nodig alvorens ze een inschakelingstraject kunnen beginnen. De inschakelingswerkers krijgen steeds meer te maken met een kansarm, structuurloos en ongemotiveerd publiek. Achtereenvolgende mislukkingen kunnen verklaren waarom deze personen klaarblijkelijk een gebrek aan motivatie hebben; De gebrekkige kennis van een van beide landstalen vormt eveneens een grote hindernis om een inschakelingstraject aan te vatten; Een deel van het publiek heeft geen of nauwelijks beroepservaring en kent de professionele wereld bijgevolg niet; Het profiel van het opgevolgde publiek sluit niet aan bij de criteria van de werkgevers, vooral wat betreft de jongeren; Jonge alleenstaande moeders met een of meer kinderen hebben het wegens het herhaaldelijk gebrek aan opvangplaatsen vaak moeilijk om aan een inschakelingstraject deel te nemen of een job te aanvaarden. Ondanks de toename van het aantal plaatsen bij het Kinderdagverblijf van Actiris en de opvangstructuren van de partners van Actiris, blijft er een tekort aan opvangplaatsen. Sommige OCMW’s hebben opvangstructuren geopend voor de kinderen van personen die door de inschakelingscel worden opgevolgd; Kandidaten die in hun land van oorsprong hooggekwalificeerd waren, maar van wie het Belgisch systeem de kwalificatie niet erkent, hebben eveneens moeite om met een inschakelingstraject te starten. Zij moeten immers vaak een "rouwperiode" doormaken en aanvaarden dat ze erkende opleidingen moeten volgen of een "ondergekwalificeerde" job moeten aanvaarden. Vaak hebben zij nood aan een in de tijd verspreide individuele begeleiding om aan hun herdynamisering te werken en een professioneel doel te bepalen. Op die manier kunnen ze aan de nieuwe erkenning werken en een nieuwe professionele identiteit opbouwen; De kandidaten in de leeftijdsgroep van 50 tot 60 jaar zijn moeilijk op de arbeidsmarkt in te schakelen, want hun profiel staat ver af van de zoek- en selectiecriteria van de werkgevers. Dit is een spijtige vaststelling gezien het professioneel traject en de soms zeer interessante bekwaamheden van deze kandidaten; Vele begunstigden hebben geen kennis van de nieuwe technologieën en zijn dus aangewezen op de inschakelingswerkers om via het internet een baan te zoeken; Personen met een niet-Europese nationaliteit kennen heel wat moeilijkheden die verband houden met hun onzeker statuut en die hoofdzakelijk te maken hebben met hun verblijfsvergunning en de vaak tijdelijke geldigheid hiervan; De toename van het publiek dat een sanctie van de RVA krijgt, is tevens een reëel gegeven dat soms moeilijk te vatten is.
5998
Factoren met betrekking tot de infrastructuur Het groeiende aantal personen dat naar de inschakelingscellen wordt doorverwezen, leidt tot een personeelstekort en vaak ook tot een gebrek aan lokalen (omdat ze te klein worden).
Factoren met betrekking tot het contact met de partners
Op lokaal niveau vinden heel wat contacten en uitwisselingen plaats, met de Missions locales, de verschillende actoren van de zone enz. De bedoeling is de werkmethodes en -praktijken te delen teneinde het publiek doeltreffend op te vangen en de sociale werkzaamheden op het terrein samenhangend te maken; De deelname aan de vergaderingen van het Technisch Begeleidingscomité van Actiris maakt het mogelijk om gegevens uit te wisselen over de gegevensinvoer op de beveiligde website van het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms (IBIS-toepassing). Er worden uitleg en instructies gegeven teneinde de inhoud van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s beter te begrijpen en correct toe te passen (met name wat betreft de encodering); De "Jobhuizen" zijn ondertussen een feit. De aanwezigheid van bepaalde inschakelingscellen van de OCMW’s in dezelfde gebouwen als Actiris (en soms ook de gemeentelijke Pôle emploi, het PWA, de Mission locale, de Werkwinkel, het Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk (AAZW), enz.) werd voor het eerst beoordeeld en blijkt positief. Ondanks al deze positieve vaststellingen, moeten we toch constateren dat er een nijpend tekort aan opleidingsplaatsen is. Vaak moeten personen meerdere maanden wachten alvorens ze aan een opleiding kunnen deelnemen. In bepaalde gevallen moeten ze zelfs slagen voor soms zeer verregaande selectieproeven.
Andere elementen
Sommige OCMW’s vinden het zeer moeilijk om het door het nieuwe partnership toegenomen aantal personen te volgen (100 in plaats van 70 vroeger). We vermelden evenwel dat de dienst Partnerships & Netwerk tot op heden geen enkel probleem op dit vlak heeft ondervonden. Het NWP zorgt ervoor dat informatie die voornamelijk op het opleidingsaanbod en de nieuwe projecten van de partners van het netwerk zijn gericht, vlotter circuleert. Ook al is deze informatie instructief, het is niet altijd evident voor inschakelingswerkers om er de voor het publiek belangrijke informatie uit te halen. Bepaalde OCMW's willen dat de organisatie van de Technische Begeleidingscomité's wordt herzien: de agenda van de vergaderingen staat altijd overvol aangezien er niet voldoende bijeenkomsten plaatsvinden (cf. infra).
Budget
Budget voor het lopende jaar Geco-arbeidsplaatsen: aan alle OCMW’s samen worden 73 arbeidsplaatsen toegekend met een maximale premie van € 27.790 per arbeidsplaats. Partnershipovereenkomsten met de 19 OCMW's: € 1.202.029,4.
Reële uitgaven € 1.053.082,84.
Kwantitatieve evaluatie De "kwantitatieve" evaluatie omvat de verwerking van de gegevens met betrekking tot bepaalde kenmerken van het doelpubliek (leeftijd, geslacht, nationaliteit enz.) en het inschakelingstraject van de deelnemers. Tijdens het dienstjaar 2009 werden 9.705 personen begeleid in het kader van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s. Voor 1.230 personen (12,6%), waarvan 541 mannen en 689
6098
vrouwen, is niet bekend tot welke ESF-zwaartepunt ze behoren. We vertrekken dus van een basis van 8.475 personen. 6.075 onder hen maakten in 2009 gebruik van de maatregel. Zij hebben 30.776 acties gerealiseerd. 10.887 van deze acties werden ondernomen met personen die voor het eerst toegang tot de maatregel hadden, en dit voor het preventieve en curatieve gedeelte. De term "actie" verwijst naar de tussenkomsten van de inschakelingswerkers al dan niet in samenwerking met externe diensten, zoals de deelname aan een opleiding, de hervatting van studies, de begeleiding, de (socioprofessionele) balans, de hulp bij het zoeken naar werk enz.
VOORNAAMSTE KENMERKEN VAN DE BEGUNSTIGDE DIE AAN HET PROGRAMMA VAN DE IN 2009 Deelnemers
Mannen
OCMW’S HEBBEN DEELGENOMEN
Vrouwen Totaal
%
Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze / kandidaat-vluchteling
1.547
1.815
3.362
40%
371
353
724
9%
2.210
2.091
4.301
51%
39
25
64
1%
Onbekend Totaal
24 4.184
4.291
8.475 100%
1ste graad
416
400
816
10%
2de graad
469
476
945
11%
3de graad
395
445
840
10%
49
26
75
1%
179
178
357
4%
2.676
2.766
5.442
64%
4.184
4.291
Studieniveau
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies Totaal
8.475 100%
Studies in het buitenland Lager onderwijs
770
870
1.640
19%
1.536
1.540
3.076
36%
367
352
719
8%
2.673
2.762
5.435
64%
1
4
5
0%
18 - 24
834
1.110
1.944
23%
25 - 34
1.375
1.535
2.910
34%
35 - 44
1.237
1.077
2.314
27%
45 - 54
594
455
1.049
12%
253
3%
Secundair onderwijs Hoger onderwijs Totaal Leeftijdsklasse < 18 jaar
55 en ouder Totaal
143
110
4.184
4.291
8.475 100%
Inactiviteitsduur < 6 maanden
2.357
2.309
4.666
55%
6 tot 11 maanden
713
659
1.372
16%
12 tot 23 maanden
520
650
1.170
14%
594
673
1.267
15%
4.184
4.291
≥ 24 maanden Totaal
8.475 100%
In tegenstelling tot wat vroeger gebeurde, worden de resultaten van de opvolgingen niet meegerekend met de actie waarmee de opvolging wordt afgesloten. In deze sluitingsactie vermeldt de inschakelingswerker de reden waarom de opvolging werd beëindigd. Op deze manier zou het op termijn mogelijk moeten zijn om het resultaat van alle afgeronde opvolgingen preciezer te kunnen bepalen. De meerderheid van de uitstroom naar werk die rechtstreeks door de partners in de dossiers van de werkzoekenzoekenden wordt gecodeerd, heeft betrekking op personen die een met het OCMW
6198
een overeenkomst “artikel 60/61” afsluiten (45%). In totaal zijn 54% van de uitstromende personen betrokken bij acties inzake werk.
RESULTATEN VAN DE ACTIES VOOR DE BEGUNSTIGDEN DIE HET PROGRAMMA VAN HET VERLATEN Resultaat van de acties
Totaal
%
Start studies
80
4%
Start opleiding
91
5%
Start IBO
3
0%
Start AZW
24
1%
OCMW IN 2009 HEBBEN
Doorstromen naar een opleiding
Start stage in het kader van een kwalificerende opleiding
0
0%
198
10%
Tewerkstelling: geco-overeenkomst
2
0%
Tewerkstelling: DSP-, SINE-, invoeginterim
29
2%
Gewone bezoldigde tewerkstelling
124
7%
Tewerkstelling: art. 60/61
849
45%
Totaal Doorstromen naar werk
Creatie van zelfstandige)
een
eigen
tewerkstelling
(als 9
0%
1.013
54%
Stopzetting (ongeacht de reden)
371
20%
Andere tewerkstellingsmaatregel
1
0%
Totaal Andere
Andere soort maatregel (behalve SPI)
1
0%
Zelfstandige zoektocht naar werk
19
1%
Geslaagd
0
0%
Geen nieuws
81
4%
Onbekend
207
11%
Totaal
1.891 100%
Vooruitzichten 2010 De overeenstemming van bepaalde acties die de OCMW’s in het kader van het GPMI verrichten met de CBP-acties zou onderzocht moeten worden na de hervorming van het CBP die in 2009 werd aangevat. De creatie en ontwikkeling van een nieuwe interface waarmee de partners zowel hun klanten op een eenvoudige manier kunnen opvolgen als hun contractuele verbintenis met Actiris kunnen nakomen. Deze ontwikkeling is voorzien op lange termijn (een of twee jaar). Bijwerking van de NWP-handleiding zodat de specifieke kenmerken van elk type partner, en dus van elke soort overeenkomst, erin voorkomen. Reorganisatie van het Technisch Begeleidingscomité: vaker vergaderingen beleggen, de inhoud van de vergaderingen herzien. Denkoefening over de ontwikkeling van een methodologisch netwerk, zoals voorzien in het partnershipkader tussen Actiris en de Brusselse OCMW's. Verbetering van de statistische verslagen die maandelijks aan de partners worden bezorgd, zodat deze de werkelijkheid zo goed mogelijk weerspiegelen en een echte toegevoegde waarde voor de partner vormen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
6298
11
PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING
Juridisch kader
SPI en socioprofessionele inschakeling met interface opleiding/tewerkstelling Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Deze wetteksten bepalen dat de (voor)programma’s op grond van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI) van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Dit heeft betrekking op enkele Franstalige en op alle Nederlandstalige operatoren. Hierbij komen nog enkele andere teksten die het kader vormen voor de begeleiding tijdens de socioprofessionele inschakelingsacties met interface tewerkstelling/opleiding: Decreet van van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socioprofessionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socioprofessionele inschakeling. Bepalingen van het Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 11 maart 2008. Lastenboek voor de tewerkstellingsactiviteiten gericht op de begeleiding van werkzoekenden in het kader van de socioprofessionele inschakelingsacties verwezenlijkt door de instellingen voor socioprofessionele inschakeling die zijn erkend overeenkomstig het hierboven genoemde decreet van 27 april 1995.
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de missions locales en de lokale werkwinkels Het lastenboek van 25 september 1992 (gewijzigd op 05.03.1998) betreffende de bevordering van de activiteiten van plaatselijke coördinatie en overleg in het kader van de partnershipovereenkomsten met Actiris in uitvoering van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit besluit werd opgeheven door de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar het lastenboek blijft van kracht totdat een nieuw wettelijk kader de opdrachten van elkeen kan actualiseren. We wachten met name op de publicatie van de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie van 28 november 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l’emploi en de Lokale Werkwinkels.
6398
Alternerend leren en werken Decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 houdende het middelbaar onderwijs met betrekking tot alternerend leren / werken. Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs.
Doelstellingen Het partnership inzake socioprofessionele inschakeling bestaat uit drie delen:
SPI en socioprofessionele inschakeling met interface opleiding/tewerkstelling Deze begeleiding wil de voorwaarden creëren die de toegang tot kwaliteitsvolle tewerkstelling bevorderen (arbeidsovereenkomst van minimum 6 maanden, minstens halftijds, die alle voordelen van de sociale zekerheid biedt, om taken te vervullen die overeenstemmen met de beroepen die de werkzoekende heeft geleerd). De operatoren zijn verplicht om de laaggeschoolde of kwetsbare werkzoekenden een begeleiding te bieden, die onthaal, sociale begeleiding, hulp bij het zoeken naar opleidingen of stages en hulp bij het zoeken naar werk en inschakeling op de arbeidsmarkt bevat. Voor de acties met interface tewerkstelling/opleiding wordt de term “begeleiding” als volgt vastgelegd: de begeleiding is georganiseerd rond drie processen die niet los van elkaar gezien kunnen worden, nl. het onthaal en een professioneel luisterend oor, begeleiding bij de keuzebepaling, traject naar tewerkstelling. Via de aangeleerde technieken kan de begeleide werkzoekende aldus zelf actie ondernemen.
Alternerend leren en werken De Centra voor Deeltijds Beroepsonderwijs willen deeltijds leren aanbieden waarbij opleidingen met werken in een onderneming worden gecombineerd. De instellingen moeten het onthaal, de omkadering en de begeleiding van de leerlingen organiseren.
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de missions locales en de lokale werkwinkels De Missions locales en Tracé Brussel (zie hoofdstuk over de Coördinatie en het overleg van de plaatselijke inschakelingspartners) vervullen op grond van het bestek voornamelijk een onthaal- en doorverwijzingsfunctie. Ze ontwikkelen tevens socioprofessionele inschakelingsacties. Deze acties zijn strikt genomen geen voorprogramma’s.
Algemene principes De vzw’s die SPI-acties met interface tewerkstelling/opleiding uitvoeren, bieden de laaggeschoolde of kwetsbare werkzoekenden een begeleiding met als doel: de werkzoekende alle informatie aanreiken die hem kan helpen een beslissing te nemen; de behoeften inzake SPI met de werkzoekende verduidelijken; de oorzaak van de eventuele problemen en moeilijkheden achterhalen en adequate oplossingen vinden; het goede verloop verzekeren van de uitvoering van het CBP (of gelijkwaardig) dat de werkzoekende met Actiris heeft afgesloten met het oog op zijn professionele inschakeling. De begeleiding die in dit kader wordt voorgesteld bestaat uit de volgende acties: Onthaal: informatieverlening, analyse van de vraag en selectie. Deze taken moeten overeenkomstig en complementair aan de taken die met Actiris in het CBP (of equivalent) werden afgesproken, worden gerealiseerd. Sociale begeleiding: de werkzoekende steunen in zijn streven naar inschakeling, vermijden dat hij afhaakt. Hulp bij het zoeken naar een stageplaats en/of opleiding: de werkzoekende tot 6 maanden na afloop van de actie op de meest gepaste wijze steunen bij het voortzetten van zijn beroepsproject.
6498
Hulp bij het zoeken naar werk: de werkzoekende helpen om de mondelinge en schriftelijke communicatietechnieken te beheersen die nodig zijn voor het zoeken naar werk; hem in staat stellen zelfstandig naar werk te zoeken (opvolging tot 6 maanden na afloop van de actie). Inschakeling op de arbeidsmarkt: de gevonden betrekking duurzaam maken. De partner voert deze opvolging gedurende 6 opeenvolgende maanden na het vinden van werk uit. Het onderwijs dat in een CDBO/CDO (Centrum voor Deeltijds Beroeps Onderwijs/Centrum voor deeltijds onderwijs), een CDV (Centrum voor Deeltijdse Vorming) of een CEFA (Centre d’Education et de Formation en Alternance) wordt verstrekt, leidt tot getuigschriften of attesten die door de Vlaamse of de Waalse Gemeenschap zijn erkend.
Administratieve omkadering Actiris het departement Partnerships & Netwerk; de projectinspecteurs.
Budget
Financiering van de verschillende onderdelen van de maatregel Zonder verder in detail te treden, vermelden we dat de financiering: van de SPI-voorprogramma’s is gebaseerd op een vast aantal uren (onthaal, begeleiding, zoeken naar werk); de begeleiding op het gebied van socioprofessionele inschakeling met interface tewerkstelling/opleiding is gebaseerd op een vast aantal uren, dat wordt berekend naargelang het aantal uren opleiding dat door Bruxelles Formation wordt erkend. Voorziene budget
Gerealiseerd budget
Percentage realisaties
Alternerend leren en werken FR
2.315.501,25
1.803.758,64
78%
SPI (niet erkend door Bruxelles Formation)
424.840,55
367.315,72
86%
Totaal FR
2.740.341,80
2.171.074,36
79%
SPI
388.742,83
325.100,06
84%
Totaal SPI
3.129.084,63
2.496.174,42
80%
Budget 2009 in €
Franstalige partners
Nederlandstalige partners
Financiering van de programma’s voor alternerend leren en werken Het budget dat aan de vijf CEFA’s wordt toegekend, wordt volgens drie criteria verdeeld: een basisbedrag; 1/3 wordt tussen de CEFA’s verdeeld pro rata het aantal ingeschreven leerlingen; 1/3 wordt tussen de CEFA’s verdeeld pro rata het aantal verkregen “overeenkomsten voor alternerend leren en werken”. De vijf Nederlandstalige partners worden gesubsidieerd volgens de formule die ook wordt toegepast voor de inschakelingsvzw’s die vooropleidingen organiseren.
6598
Budget 2009 in € Alternerend CEFA leren en werken CDO / CDBO Totaal alternerend leren en werken
Voorziene budget
Gerealiseerd budget
Percentage realisaties
308.212,69
217.858,81
71%
110.858,23
88.142,97
80%
419.070,92
306.001,78
73%
Evaluatie
Kwantitatief In het totaal zijn er 78 inschakelingsoperatoren waarmee Actiris een overeenkomst heeft afgesloten:
Voor de SPI-voorprogramma’s opleiding/tewerkstelling:
en
de
inschakelingsacties
met
interface
66 Franstalige ISPI’s; 12 Nederlandstalige ISPI’s (waarvan er 2 bij het alternerend leren en werken worden ingedeeld). 12 van deze partners behoren nog tot het oude voorprogramma 4X. Sommige van hen hebben deze maatregel het ganse dienstjaar aangeboden. De informatie met betrekking tot hun publiek is in dit verslag opgenomen. De andere partners hebben een begeleidingsovereenkomst voor een specifiek doelpubliek gesloten. Het publiek van deze maatregel wordt besproken in het daartoe bestemde beschrijvende fiche.
Voor deeltijds leren: 5 CEFA’s (Centre d'Education et de Formation en Alternance); 1 Franstalige vzw die acties voor deeltijds leren uitvoert; 2 CDBO’s (Centrum voor Deeltijds Beroepsonderwijs); 3 Nederlandstalige vzw’s waarvan twee naast de acties voor jongeren inzake alternerend leren en werken ook SPI-acties in het kader van andere programma's realiseren.
SPI en socioprofessionele inschakeling met interface opleiding/tewerkstelling en met deeltijds leren Tijdens 2009 werden 8.972 deelnemers opgevolgd bij een partner die inschakelingsvoorzieningen aanbiedt. Voor het merendeel gaat het om programma’s die aan vooropleidingen of opleidingen (6.895 personen) gelinkt zijn. De andere programma’s hebben betrekking op alternerend leren en werken (2077 personen).
6698
PUBLIEK VAN DE
SPI’S EN HET DEELTIJDS LEREN IN 2009(8) Totaal alternerend leren en werken M
V
Totaal
1.083
674
1.757
%
Totaal SPI M
V
Totaal
1.733
1.997
3.730
%
Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze vluchteling
/
84,6%
116
56
172
8,3%
245
267
512
7,4%
92
52
144
6,9%
1.123
1.504
2.627
38,1%
12
11
23
0,3%
kandidaat-
Onbekend
54,1%
4
4
0,2%
1
2
3
0,0%
549
443
992
14,4%
Studieniveau 1ste graad
1.043
610
1.653
79,6%
2de graad
195
136
331
15,9%
714
693
1.407
20,4%
3de graad
26
20
46
2,2%
374
459
833
12,1%
Leerlingschap
14
9
23
1,1%
58
36
94
1,4%
90
105
195
2,8%
17
7
24
1,2%
1.329
2045
3.374
48,9%
Lager onderwijs
423
591
1.014
31,6%
Secundair onderwijs
726
1154
1.880
58,5%
Hoger onderwijs
130
187
317
9,9%
7
5
12
0,2%
Hoger onderwijs Andere studies
Studies in het buitenland
Leeftijdsklasse < 18 jaar
897
560
1.457
70,1%
18 – 24
398
222
620
29,9%
826
786
1.612
23,4%
25 – 34
1.035
1497
2.532
36,7%
35 – 44
876
1081
1.957
28,4%
45 – 54
347
388
735
10,7%
55 en ouder Totaal
8
1.295
782
2.077
100,0%
23
24
3.114
3.781
47 6.895
0,7% 100,0%
De tabel geeft de kenmerken van het publiek dat een (voor)opleiding en/of begeleiding volgt per actie.
6798
Totaal alternerend leren en werken
Totaal SPI
Inactiviteitsduur < 6 maanden
1.215
722
1.937
93,3%
1.228
1.173
2.401
34,8%
6 tot 11 maanden
33
19
52
2,5%
499
634
1.133
16,4%
12 tot 23 maanden
24
14
38
1,8%
538
720
1.258
18,2%
= of > 24 maanden
4
3
7
0,3%
849
1254
2.103
30,5%
Onbekend
19
24
43
2,1%
5
1
6
0,3%
754
635
1.389
20,1%
39
61
100
1,5%
Sociaal statuut WZUA WZ ten laste van een OCMW WZ in wachttijd
833
531
1.364
65,7%
91
102
193
2,8%
WZ in opleiding
331
178
509
24,5%
1.426
2.334
3.760
54,5%
Andere NWWZ
28
18
46
2,2%
678
501
1.179
17,1%
Tewerkgesteld
23
12
35
1,7%
36
53
89
1,3%
Andere
43
26
69
3,3%
88
94
182
2,6%
Onbekend
32
16
48
2,3%
2
1
3
0,0%
1.295
782
2.077
100,0%
3.114
3.781
6.895
100,0%
62%
38%
45%
55%
Totaal
De statistieken per actie tonen dat het publiek hoofdzakelijk uit vrouwen (55%) bestaat. Deze cijfers bleven gelijk ten opzichte van vorig jaar. Bij vergelijking blijkt de vertegenwoordiging mannenvrouwen in de SPI niet overeen te stemmen met hun aandeel in het aantal NWWZ in Brussel, waar vrouwen de helft van uitmaken. Deze statistieken tonen tevens dat het ISPI-publiek vooral in de leeftijdscategorieën van de -25-jarigen (24%) en de 25-44 jarigen (65%) valt. Het kleinste deel behoort tot de leeftijdsgroep van de 45-jaren en ouder (10,7%). 34,8% van de deelnemers heeft na het lager secundair onderwijs niet verder gestudeerd. Het percentage dat betrekking heeft op de getuigschriften van het hoger secundair (12,1%) en het hoger onderwijs (3%) is op gewestelijk vlak heel wat minder vertegenwoordigd in de SPI-sector (369% ). De groep "Andere studies" is daarentegen stabiel gebleven (48,9%). De meeste personen uit deze categorie (46% van de deelnemers) hebben in het buitenland gestudeerd: 15% heeft lager onderwijs gevolgd, 27% heeft secundair onderwijs genoten en 5% heeft hogere studies gedaan. Sinds 2005 stellen we vast dat de groep "Andere studies" groter is dan de groep met de deelnemers die hoogstens de 2de graad hadden gevolgd. Deze tendens zet zich duidelijk voort. Deze stijging van het aantal personen van wie het diploma niet wordt erkend, wordt vermeldt in de verslagen van de operatoren. De verdeling per nationaliteit brengt het volgende fenomeen aan het licht: 38% van het publiek, of bijna 4% minder dan het voorgaande jaar, komt uit een land buiten de Europese Unie. Het publiek van de CDBO’s/CEFA’s bestaat voornamelijk uit mannen (62%). Ze zijn steeds jonger dan 25 (100%), hebben meestal slechts het lager secundair onderwijs gevolgd (95,5%) en hebben over het algemeen de Belgische nationaliteit.
9
Waarde voor 2006
6898
RESULTATEN VAN DE ACTIES DIE IN 2009 IN HET KADER VAN DE SPI-MAATREGELEN (BEHALVE CEFA) WERDEN VERWEZENLIJKT Evaluatie
Tewerkgesteld (9%)
Bedrijf opgericht Werk Zoeken naar werk Voortzetting
Voortzetting van het Opleiding traject (54%) Stage Heroriëntering Onbepaald
Buiten traject (9%)
Gestopt Geen nieuws
Resultaat onbekend (28%) Onbekend Totaal Postieve resultaten
Mannen Vrouwen
Totaal
%
2
0
2
0%
313
329
642
9%
361
461
822
11%
770
1.142
1.912
26%
353
619
972
13%
9
25
34
0%
154
182
336
4%
2
0
2
0%
258
214
472
6%
82
103
185
2%
1.085
1.030
2.115
28%
3.389
4.105
677
973
7.494 100% 1.650
48%
De hierboven weergegeven resultaten hebben betrekking op de SPI-acties, behalve op de acties door de CEFA’s. We moeten benadrukken dat ondanks het zwakke aandeel van mensen die aan het werk gaan (9%), de meerderheid van de deelnemers (63%) de resultaten van de acties als positief ervaren. Uit de vergelijking mannen-vrouwen blijkt dat, hoewel het aantal vrouwen dat stopt gevoelig hoger is, het aantal vrouwen dat een "opleiding" gaat volgen (13%) en gaat "zoeken naar werk" (11%) aanzienlijk hoger ligt dan het aantal mannen. Voor de mannen resulteert het traject vaker in werk.
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de missions locales en de lokale werkwinkels Bij de Missions locales en de Lokale Werkwinkels wordt een heel arsenaal aan acties uitgevoerd inzake onthaal, oriëntering, begeleiding, projectbepaling en zoeken naar werk. De gegevens worden rechtstreeks uit de IBIS-encoderingen afgeleid en hangen af van het encoderingsbeleid van de partners. Ze geven evenwel een idee van de grote tendensen. In 2009 waren 15.734 personen bij de acties betrokken waarvan 20% een CBP met Actiris heeft ondertekend. Bijna 57% van het publiek bestaat uit Belgen, 34% uit buitenlanders buiten de Europese Unie. Slechts 9% zijn buitenlanders uit een ander Europees land. 15% heeft een getuigschrift van het secondair onderwijs behaald, terwijl amper 5% hogere studies achter de rug heeft. Dit is een daling van 3% ten opzichte van vorig jaar. De personen die “Andere studies” hebben gevolgd, maken 51% uit. Het merendeel hiervan (47%) heeft in het buitenland gestudeerd.
6998
DEELNEMERS AAN DE ACTIES DIE IN 2009 DOOR DE MISSIONS LOCALES WERDEN VERRICHT Mannen
Vrouwen
Totaal
Waarvan CBP
Gestart tijdens het lopende jaar
6.408
5.806
12.214
1.854
78%
Eerder gestart
1.512
2.008
3.520
1.537
22%
Totaal
7.920
7.814
1.5734
3.250
100%
4.127
4.780
8.907
2.068
57%
789
665
1.454
293
9%
2.972
2.350
5.322
884
34%
24
14
38
4
0%
8
5
13
1
0% 12%
Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze / kandidaatvluchteling Onbekend Studieniveau 1ste graad
1.000
933
1.933
447
2de graad
1.177
1.379
2.556
628
16%
3de graad
894
1.401
2.295
592
15%
Leerlingschap
87
90
177
38
1%
Hoger onderwijs
332
401
733
213
5%
4.430
3.610
8.040
1.332
51%
Lager onderwijs
1.389
1.095
2.484
340
16%
Secundair onderwijs
2.334
1.761
4.095
620
26%
376
374
750
153
5%
Andere studies Studies in het buitenland
Hoger onderwijs Leeftijdsklasse < 18 jaar
3
3
6
0
0%
18 - 24
1.046
1.324
2.370
479
15%
25 - 34
2.603
3.077
5.680
1.244
36%
35 - 44
2.846
2.332
5.178
1.066
33%
45 - 54
1.297
989
2.286
440
15%
125
89
214
21
1%
< 6 maanden
2.692
2.347
5.039
791
32%
6 tot 11 maanden
1.064
918
1.982
444
13%
12 tot 23 maanden
1.175
1.189
2.364
534
15%
= of > 24 maanden
2.988
3.360
6.348
1.481
40%
4.394
4.249
8.643
2.098
55%
55 en ouder Inactiviteitsduur
Sociaal statuut WZUA WZ ten laste van een OCMW
600
599
1.199
272
8%
WZ in wachttijd
408
406
814
159
5%
WZ in opleiding
293
422
715
164
5%
Andere NWWZ
1.730
1.617
3.347
406
21%
Tewerkgesteld
379
370
749
114
5%
Andere
107
135
242
32
2%
9
16
25
5
0%
7.920
7.814
15.734
3.250
100%
Onbekend Totaal
De acties die met de werkzoekenden worden verwezenlijkt, hebben hoofdzakelijk betrekking op werkaanbiedingen en inschakeling. Bepaalde soorten inschakelingsacties komen vaker voor. De meeste inschakelingsacties betreffen onthaal en informatieverstrekking; 22% houdt verband met cv's en sollicitatiebrieven. 17% heeft betrekking op tewerkstellingshoeken enz. Het zoeken naar en analyseren van werkaanbiedingen (9%), de selectie van de werkgevers (6% ) en tot slot het zoeken naar opleidingen (3%) zijn in mindere mate vertegenwoordigd.
7098
Kwalitatief De socioprofessionele inschakelingacties worden beschreven en beoordeeld in de jaarlijkse evaluatieverslagen die de inschakelingsoperatoren met een overeenkomst met Actiris bezorgen. We beschikken voor de evaluatie eveneens over de jaarverslagen van de coördinatoren van de zones. De inschakelingsoperatoren brengen drie fenomenen naar voren die de aard van hun werk met het doelpubliek wijzigen. Twee daarvan werden in de voorgaande jaren al vastgesteld. Eerste fenomeen: de wankele sociaaleconomische situatie van het doelpubliek verslechtert. Tweede, daarmee samenhangend fenomeen: het aantal laaggeschoolden neemt toe. Derde fenomeen: het groeiend aantal mensen dat door de RVA-facilitators verplicht wordt werk te zoeken op straffe van het verliezen van hun vergoedingen. De verslechtering van de toch al precaire situatie van het doelpubliek maakt een versterkte individuele psychosociale opvolging voor de volledige duur van het inschakelingstraject noodzakelijk. Dat betekent dat de behandeling van de sociale inschakelingsproblematiek steeds meer tijd in beslag neemt en de professionele inschakeling dreigt te overvleugelen. De verslechtering van die precaire situatie gecombineerd met de stijging van het aantal laaggeschoolden heeft gevolgen voor de verdeling van de plaatsen tussen vooropleiding en kwalificerende opleiding. De operatoren hebben voor die dynamieken verschillende verklaringen. Ten eerste wordt een deel van de doelgroep, met name zij die snel aan het werk willen, ontmoedigd door de lange wachttijden voor de start van een opleiding, waarvoor de operatoren steeds strengere selectieprocedures overwegen. Doordat een steeds groter publiek zich bij de opleidingsinstellingen komt aanmelden, moeten deze laatsten hun informatieverstrekking coördineren en selectieprocedures invoeren. Deelnemers aan de opleiding laten het soms om zeer dringende redenen (noodzaak een job of een onderkomen te vinden, hun administratieve situatie regelen, enz.) afweten nadat ze al zijn ingeschreven. Anderzijds proberen sommige doelgroepen omwille van de dringende noodzaak een inkomen te verwerven zich meteen voor een kwalificerende opleiding in te schrijven. In dat geval is het noodzakelijk om met veel van deze mensen, die niet over de nodige kwalificaties beschikken om meteen aan een opleiding deel te nemen, een aangepaste dialoog te voeren en hen in de richting van de vooropleiding te heroriënteren. Dat is een werk dat veel tijd en energie vraagt. Bovendien zijn voor die verschillende kwetsbare doelpublieken ook aangepaste onthaal- en gespreksmethodes nodig. Ten slotte zijn er ook de nieuwkomers van wie het diploma in België niet erkend wordt, die aan hun kwalificatie verzaken en zich bij de groep van niet-gekwalificeerden voegen of, bij gebrek aan kennis van één van de landstalen, eerst een vooropleiding Nederlands of Frans moeten volgen. Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat een deel van de doelgroepen onmogelijk met een opleiding kan starten, is de organisatie van de trajecten. Het aantal plaatsen in de trajecten voor kwalificerende opleiding zou niet volstaan om aan de directe vraag naar opleidingen te voldoen voor diegenen die de trajecten niet van bij de vooropleidingen aanvatten. In het algemeen maken de SPI-operatoren ook gewag van het feit dat ze meer tijd moeten besteden aan mensen die op een ongeorganiseerde manier een beroep doen op alle ter beschikking staande diensten. Ten slotte stellen sommige operatoren in alle stadia van het inschakelingstraject ook een aanzienlijke toename van het aantal uitkeringsgerechtigde volledig werklozen vast. Wellicht is de verklaring hiervoor te vinden in de toepassing van het plan voor de activering van werklozen. Volgens de operatoren beginnen deze mensen onder druk aan een traject en staan ze mentaal niet open voor de voorgestelde stappen. Daardoor neigen ze agressiever te worden, wat een radicaal aangepaste aanpak vergt. In verband met de resultaten van de werkhervatting ten slotte, wijzen de partners erop dat steeds meer personen bepaalde jobs om financiële redenen weigeren. De partners merken op dat het ten gevolge van de financiële crisis steeds moeilijker wordt om werkaanbiedingen te vinden die overeenstemmen met de opleidingen die ze aanbieden. Ook zijn de werkgevers minder bereid om stages te organiseren terwijl hun personeel technisch werkloos is. De stage is vaak echter een eerste stap naar een baan in de onderneming waar de stage werd gevolgd, en wordt door de SPI-operatoren als een essentieel onderdeel beschouwd.
7198
Vooruitzichten 2010 De inschakelingsacties werden herzien in het kader van de hervorming van de partnerships in 20082009. Deze hervorming heeft zich vertaald in een tweede projectoproep die gezamenlijk door Actiris en Bruxelles Formation werd opgesteld en geëvalueerd, in toepassing van het protocolakkoord tussen Actiris en Bruxelles Formation. De projectoproepen hebben betrekking op socioprofessionele inschakeling met interface opleiding/tewerkstelling. Bovendien hebben Actiris en Bruxelles Formation de handen in elkaar geslagen om de prioritaire behoeften van de markt met betrekking tot tewerkstelling en kwalificatie zo duidelijk mogelijk vast te leggen en om een adequaat dienstenaanbod in het kader van de SPI-maatregel te ontwikkelen. In het licht van de hervorming van de partnerships, zullen aangepaste indicatoren worden bepaald en geïntegreerd. Het doel bestaat erin de prestaties en de resultaten van de in het kader van het partnership gerealiseerde socioprofessionele inschakelingsacties te beoordelen. Het is eveneens voorzien om met de andere subsidiërende overheden (Bruxelles Formation en FGC) samen te werken aan de administratieve vereenvoudiging. In dit kader hebben Actiris en de FGC een uniek financieel modelverslag voor deze twee instellingen uitgewerkt. Het deel met betrekking tot de personeelskosten is reeds afgewerkt. Het vastleggen van het kader voor de “werkingskosten” is voorzien in de loop van 2010. In dezelfde zin wordt momenteel met de betrokken instellingen een model voor een activiteitenverslag gecreëerd (Actiris, Bruxelles Formation en de FGC). Actiris en de VDAB hebben toenadering gezocht om de socioprofessionele inschakelingsacties met een opleidingsluik beter op elkaar af te stemmen. Gezien de uitdagingen waar elke instelling het hoofd aan moet bieden, werd beslist dat Actiris en de VDAB hun eigen procedures voor de oproep tot kandidaten zouden toepassen. Dit wil zeggen algemene offerteaanvragen voor de VDAB en projectoproepen voor Actiris, met dien verstande dat enkel de projecten zouden worden toegewezen waarvan de twee luiken elk door de instelling waar ze betrekking op hebben, zouden worden aanvaard. In de loop van 2010 zal de projectoproep van Actiris samen met deze van de VDAB worden gelanceerd. Op het vlak van het Nederlandstalig deeltijds leren doken in Brussel enkele problemen op na de publicatie van het Vlaams decreet van 10 juli 2008 inzake het stelsel leren en werken (van kracht sinds 1 september 2008). Bij gebrek aan een samenwerkingsprotocol zoals voorzien door de Vlaamse regering en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn de opdrachten en de competenties van Actiris niet vastgelegd. Dit belemmert de verwezenlijking van een coherente hervorming van het Brussels SPIprogramma voor deeltijds leren. Deze hervorming moet immers rekening houden met de rol en de competenties van Actiris en van de potentiële partners voor alternerend leren en werken. In 2010 zal Actiris een projectoproep met betrekking tot alternerend onderwijs uitwerken op basis van de huidige bevindingen en voor zover mogelijk in aansluiting op het Vlaamse decreet. Deze projectoproep zal worden gelanceerd met het oog op nieuwe partnershipovereenkomsten vanaf 2011.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
7298
12
BEGELEIDINGSACTIES VOOR EEN SPECIFIEK PUBLIEK
Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Bepalingen van het Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 februari 2009. De partnershipovereenkomsten die in dit kader werden ondertekend herroepen en vervangen vanaf 1 juli 2009 de overeenkomsten tussen Actiris en de operatoren in het kader van de voorprogramma’s “3 X” en “4 X”.
Doelstellingen De inschakeling op de arbeidsmarkt van werkzoekenden die niet over het juiste gedrag en/of de juiste bekwaamheid beschikken voor een snelle professionele inschakeling in het normale economische circuit of het volgen van een opleiding wegens:
psychosociale, mentale, familiale, psychiatrische of verslavingsproblemen;
lichamelijke of geestelijke functiestoornissen;
ernstige tekortkomingen op het vlak van de professionele houding, communicatieve vaardigheden en het werkritme.
Algemene principes De begeleiding van een specifiek publiek gebeurt door tewerkstellingsoperatoren via een traject dat bestaat uit een aantal samenhangende, geïntegreerde en aangepaste fases en acties. Gedurende het hele traject moet de begeleiding zich toespitsen op een regelmatige opvolging die aan de ondervonden moeilijkheden en problemen is aangepast. De bedoeling is de werkzoende autonomie en verantwoordelijkheidszin eigen te maken. De verschillende fases van het begeleidingstraject hoeven niet noodzakelijk lineair op elkaar aan te sluiten. Ze kunnen gelijktijdig worden doorlopen of rond bepaalde aspecten worden gegroepeerd. Enkel de fases van het onthaal en de informatieverlening en van de balans en/of het beroepsproject zijn verplicht. Ingeval de werkzoekende opgeeft of het project uitstelt, moet hij een heroriëntatie kunnen krijgen. De volledige begeleiding mag niet langer dan 2 jaar duren. De duur van de fase “opvolging van de (voor)opleidingsacties” wordt niet meegerekend in de maximale duur van de begeleiding.
Onthaal en informatieverlening Aangezien het begeleidingstraject bij het onthaal begint, draait deze fase met name om de volgende acties: eerste contact(en) met de tewerkstellingsoperatoren; stand van zaken van de situatie van de werkzoekende (professioneel, administratief, medisch, sociaal enz.) en opstellen van een
7398
voorgeschiedenis; analyse van de vraag van de werkzoekende; voorstellig van het dienstenaanbod; indien nodig doorverwijzing naar de gespecialiseerde diensten of centra; informatie over de rol van de instellingen en de verschillende diensten, regelgeving ...
Balans en/of het beroepsproject Zoeken naar elementen die de situatie van de werkzoekende kunnen verduidelijken en de obstakels voor zijn professionele integratie, zijn verwachtingen, wensen en mogelijkheden kunnen identificeren; sociale en professionele vaardigheden naar de oppervlakte brengen om het beroepsproject van de werkzoekende te bepalen; uitwerking van het beroepsproject; beslissen over het verloop van de acties en de stappen die de werkzoekende zal moeten ondernemen.
Opvolging van de (voor)opleidingsacties Deze fase beoogt de begeleiding van de werkzoekende tijdens de (voor)opleidingsperiode. Deze begeleiding gebeurt in de vorm van een aangepaste en regelmatige opvolging van de werkzoekende en moet er eveneens voor zorgen dat hij niet afhaakt. Het gaat er met name om de opleiding in samenwerking met de opleiders (publiek met een handicap) samen te stellen, contacten te leggen met de opleidingsoperatoren en de werkzoekende, de werkzoekende indien nodig naar een andere opleiding door te verwijzen en over te gaan tot een eindevaluatie van het opleidingsproces (verworven kennis, moeilijkheden enz.).
Zoeken naar werk Deze fase concentreert zich op het zoeken naar werk, de voorstelling aan een werkgever en iedere andere actie die tot doel heeft de werkzoekende de nodige middelen te bieden om een positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen of te verdedigen. Dit zijn acties voor de werkzoekende met betrekking tot de werkaanbiedingen en het cv, maar ook acties voor de werkgevers om het publiek voor te stellen en een duidelijker beeld van hen te geven. Bovendien wordt er informatie gegeven over eventuele hulp om de werkposten aan te passen enz.
Opvolging en het behouden van een baan Deze fase begeleidt en ondersteunt de werkzoende na zijn aanwerving door een werkgever. Dit kan op de werkplek gebeuren en zowel de werkgever (advies, ergonomie, aanpassing van de taken …) als de werkzoekende (bemiddeling, een verslechtering van de situatie van de persoon in de gaten houden…) zijn hierbij betrokken.
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris.
Budget
Voorziene jaarlijkse budget € 689.750.
Gerealiseerd budget voor het tweede semester 2009 (eerste zes maanden van de overeenkomst) € 199.239,45.
Verwezenlijkingen 57,7%.
Evaluatie
Kwantitatief Aangezien ze slechts betrekking hebben op een half dienstjaar, moeten de kwantitatieve gegevens met voorzichtigheid gelezen worden. De opgevolgde personen maken maar een deel uit van het publiek dat in de loop van het dienstjaar werkelijk door deze vzw’s werd begeleid: de oude overeenkomst “4X begeleiding van een specifiek
7498
publiek” van een aantal van deze vzw’s werden vervangen door een BSD-overeenkomst. De personen van wie de begeleiding tussen 1 januari en 30 juni 2009 afliep, worden voor deze vzw’s meegerekend in het gedeelte “4X” van de fiche betreffende de inschaking met interface tewerkstelling/opleiding. Tijdens de tweede jaarhelft van 2009 hebben de BSD-partners 622 personen begeleid. Twee derde hiervan zijn mannen. De meeste van de begeleide personen zijn laaggeschoold. 42,3% beschikt niet over een diploma van de 3de graad, 46% behoort tot de groep "andere studies", en heeft voornamelijk een buitenlands diploma dat in België niet erkend wordt. 92% van de personen die in het buitenland gestudeerd hebben, heeft maximum een diploma hoger secundair onderwijs.
VOORNAAMSTE KENMERKEN VAN DE BEGUNSTIGDEN VAN DE SPECIFIEKE BEGELEIDING TIJDENS HET TWEEDE SEMESTER 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Leeftijdsklasse 18 25 45 45 55
tot 24 jaar tot 34 jaar tot 44 jaar tot 54 jaar en ouder
73 114 146 77 7
31 61 58 49 6
104 175 204 126 13
16,7 28,1 32,8 20,3 2,1
159 54 68 136
62 25 40 78
221 79 108 214
35 12,7 17,4 34,4
Belg
234
117
351
56,4
EU NEU Staatsloze vluchteling
36 147
19 67 2
55 214 2
8,8 34,4 0.3
Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies: Lager onderwijs in het buitenland Secundair onderwijs in het buitenland Hogere studies in het buitenland
89 85 33 8 13 189 80
36 42 18 3 9 97 42
125 127 51 11 22 286 122
20,1 20,4 8,2 1,8 3,5 46,0 42,7
96
45
141
49,3
13
10
23
8
Totaal
417
205
622
100
Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden Nationaliteit
/
kandidaat-
Studieniveau
7598
SOCIAAL STATUUT VAN DE BEGUNSTIGDEN VAN DE SPECIFIEKE BEGELEIDING TIJDENS HET TWEEDE SEMESTER 2009 Sociaal statuut
Mannen
Vrouwen
Totaal
%
WZUA WZ ten laste van een OCMW WZ in wachttijd WZ in opleiding Andere NWWZ Tewerkgesteld Andere Onbekend
212 9 17 15 148 7 8 1
118 3 14 6 56 5 3
330 12 31 21 204 12 11 1
53,1 1,9 5,0 3,4 32,8 1,9 1,8 0,2
Totaal
417
205
622
100
Wanneer we naar de verschillende fases van het traject kijken, zien we dat 622 personen met fase 1 zijn begonnen (onthaal en informatie). 606 personen hebben deze fase beëindigd en 558 zijn naar fase 2 overgegaan. De onderstaande tabel benadrukt het feit dat een heel wat personen die voordien begeleid werden, bij de invoering van de maatregel hier nog steeds gebruik van maakten. Het gaat voornamelijk om personen in fase 4 (zoeken naar werk). Bovendien gaan een aantal mensen uit fase 4 ook nog steeds gewoon verder met de acties die in andere fases werden opgestart, en zijn dus in meerdere fases actief. Instroom
Uitstroom
Fase 1
622
606
Saldo 16
Fase 2
558
383
175
Fase 3
68
26
42
Fase 4
219
24
195
Fase 5
11
3
8
Gezien deze maatregel vrij recent is, hebben we de resultaten van de acties hier nog niet besproken.
Kwalitatief Alle partners benadrukken de positieve bijdrage van de BSD-maatregel in vergelijking met het 4Xvoorprogramma, dat met de nieuwe maatregel geperfectioneerd werd. Het biedt de medewerkers en het publiek meer tijd om een project uit te werken dat beter aansluit bij de eigenheden van de persoon zelf. Bovendien lijkt de maatregel zowel met betrekking tot de methodologische formalisering van het traject en van de structuring per etappe als met betrekking tot de ethische opzet voor een duidelijke verbetering van de begeleiding van het zogenaamde specifieke publiek te zorgen. Bij de meeste dienstverleners sluiten de BSD-acties aan op een reeks activiteiten die hetzij gericht zijn op het specifieke karakter van de doelgroep (Après, Lire et Ecrire, ...) hetzij op de functie van de vereniging die verschillende tewerkstellingsactiviteiten voor al haar doelgroepen biedt (Missions locales enz.). Meestal maakt de begeleiding van een specifieke doelgroep deel uit van een groter project. Indien dit niet zo is, plannen de meeste verenigingen om later andere soorten acties te ontwikkelen. Het publiek klopt op verschillende manieren bij de partners aan. Allereerst is er de doorverwijzing door Actiris. Verder hebben sommige verenigingen een plaatselijke vestiging die zich op de wijk richt (Missions locales, Bruxelles Laïque enz.). Voor deze vzw’s en voor de meer gespecialiseerde vzw’s zijn hun goede reputatie en mond-tot-mondreclame een van de factoren waardoor de mensen bij hen terecht komen. Een andere factor is de doorverwijzing door andere eerstelijnsvzw's in het kader van de BSD voor slachtoffers van mensenhandel. Ook de RVA speelt vaak een doorslaggevende rol wanneer het de werkzoekenden onder druk zet om hulp te zoeken, omdat deze dan soms bij de vzw's terechtkomen omdat ze "bewijzen nodig hebben".
7698
Het uitvoeren van de actie zelf hangt in grote mate af van de obstakels die tussen de mensen en de tewerkstelling staan. De operatoren benadrukken dat het uitvoeren van inschakelingsacties erg complex kan zijn in een situatie die gekenmerkt wordt door diverse problemen: problemen met justitie, het gevangeniswezen, de sociale en familiale werkelijkheid, verslaving en een onzekere professionele toekomst, die verre van rooskleurig is omdat een blanco strafblad vereist wordt om een baan in de wacht te slepen. Bovendien leeft een groot deel van het publiek in een situatie waarin snel werk gevonden dient te worden. Doordat ze laaggeschoold zijn en angst hebben voor de arbeidsmarkt, zijn deze personen vaak niet in staat om een realistisch beroepsproject te formuleren. De termijnen om officiële documenten te bemachtigen worden aangestipt als een van de moeilijkheden om met de nieuwkomers (gedetineerden, slachtoffers van mensenhandel enz.) een beroepsproject te creëren. Naast de psychologische impact op de familiale en sociale relaties verloopt de inschakeling voor gevangenen problematisch doordat het niet gemakkelijk is om de uitvoering van een beroepsproject te combineren met het verschijnen voor de strafuitvoeringsrechtbank. Dit kan zelfs gewoonweg leiden tot de annulering van het beroepsproject of de opleiding, of deze worden uitgesteld tot het moment dat het begin van de opleiding beter aansluit bij de voorziene vrijlating. Ook om aan een opleiding te beginnen zijn er enkele logische vereisten. Er is een blanco strafblad nodig, voldoende taalbeheersing en wiskundige kennis, en tevens hun gedrag en leeftijd bijvoorbeeld maken het er voor het door deze maatregel beoogde publiek niet gemakkelijk op. De operatoren maken o.a. gewag van de moeite die het kost om werkaanbiedingen voor hun publiek te vinden, met name omdat deze werkzoekenden laaggeschoold zijn, geen kennis hebben van één van de landstalen of zelfs ongeletterd zijn. Sommige partners stellen vast dat voor laaggeschoolde arbeidsplaatsen steeds meer mensen niet over de vereiste voorkennis beschikken (talenkennis, informaticakennis, mobiliteit enz.). Verder wordt een hele reeks obstakels aangehaald: de moeilijkheid om opleidingen te vinden die laaggeschoolde, ongeletterde of vaak te oude of zelfs gehandicapte WZ aanvaarden; het schrijnend gebrek aan kinderopvang. Sommige partners zijn de enige die zich tot een specifiek doelpubliek van de SPI-maatregel richten, en vinden het moeilijk om hun werkwijze bij alle partners bekend te maken (met name de toegangscriteria enz.). Het personeelsverloop bij de tewerkstellingsconsulenten van de vzw's versterkt dit gevoel dat het publiek soms wat overhaast wordt doorverwezen.
Vooruitzichten 2010 Voortzetting van de maatregel.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 17, RS 19.
7798
13
ACTIES TER BEGELEIDING VAN DE UITWERKING VAN EEN BEROEPSPROJECT (BUBP) Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 februari 2009.
Doelstellingen De doelstelling van deze maatregel is de werkzoekenden die op beroepsvlak de weg kwijt zijn de kans te geven om een kwaliteitsvolle begeleiding te genieten bij de uitwerking van een duidelijk en realistisch beroepsproject. Hiervoor is een grondige omkadering en een gepersonaliseerde en intensieve ondersteuning nodig.
Algemene principes De acties ter begeleiding van de uitwerking van een beroepsproject willen de werkzoekende die geen vaststaande doelstellingen en/of welbepaald beroepsproject heeft de kans geven een gepersonaliseerde omkadering te genieten. Dankzij deze omkadering kan hij de balans van zijn ervaring, vaardigheden en capaciteiten opmaken en een duidelijk en realistisch beroepsproject uitwerken. Het publiek wordt door Actiris geselecteerd en naar de operator doorverwezen. Het bestaat uit alle Brusselse werkzoekenden die bij Actiris zijn ingeschreven en van wie: hetzij het beroepsproject nog niet is bepaald of herbepaald moet worden; hetzij het beroepsproject niet realistisch of uitvoerbaar is. De drie verschillende fases van het begeleidingstraject hoeven niet noodzakelijk lineair op elkaar aan te sluiten. De operator is autonoom en kiest in samenspraak met de werkzoekende zelf de acties die aan het specifieke karakter van deze WZ zijn aangepast. Deze begeleiding duurt ten hoogste 10 dagen. De manier waarop deze dagen verspreid worden, moet door de operator in het kandidaatsdossier gepreciseerd worden.
Onthaal en analyse van de vraag De fase van het onthaal en de analyse van de vraag is bedoeld om de noden van de persoon nauwkeurig te beoordelen en hem te motiveren om een beroepsproject uit te werken. Deze fase beoogt met name de volgende acties: ontcijfering en analyse van de vraag; onderzoek en informatie-inwinning omtrent de persoon; 7898
voorstelling van het mogelijke dienstenaanbod.
Balans Tijdens de balansfase kan de persoon de balans opmaken van zijn traject, zijn ervaring, zijn kennis, zijn vaardigheden, zijn kwaliteiten en zijn motivatie. Zo beschikt hij na afloop van deze fase over een duidelijke identificatie van zijn persoonlijke en professionele kenmerken. Deze fase bestaat uit verschillende balansactiviteiten, met name: psychosociale balans; persoonlijke bilan; beroepsbilan; balans van de bekwaamheden.
Uitvoering van een specifiek project Deze fase wil enerzijds de begunstigde helpen een duidelijk en realistisch beroepsinschakelingsproject samen te stellen, dat overeenstemt met zijn persoonlijke kenmerken en in lijn ligt met de werkelijkheid van de arbeidsmarkt. Anderzijds wil deze fase het vermogen van de persoon aanboren om actiestrategieën voor het verwezenlijken van het project uit te werken. De acties die in deze fase dienen te worden uitgevoerd zijn de volgende: • • • •
de uitwerking van een beroepsproject; de evaluatie van de uitvoerbaarheid (toetsing van het project aan de realiteit van de arbeidsmarkt); het bepalen van de nodige middelen voor de uitvoering van het project; de verwijzing van de werkzoekende naar Actiris teneide de concrete uitvoering van zijn project te laten aanvatten.
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris
Budget
Budget voorzien voor 2009 € 84.605.
Budget gerealiseerd in 2009 (enkel 2de semester) € 23.940,25.
Evaluatie
Kwantitatief De acties worden sinds 1/07/2009 uitgevoerd door 6 partners met een overeenkomst. Samen hebben zij 83 personen begeleid, de overgrote meerderheid vrouwen (67%).
7998
BEGUNSTIGDE VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STUDIENIVEAU, INACTIVITEITSDUUR EN SOCIAAL STATUUT Mannen Vrouwen Totaal
%
Nationaliteit Belg
15
EU niet-EU
12
40
55
7
7
8,4%
9
21
25,3%
66,3%
Studieniveau 1ste graad
5
4
9
10,8%
2de graad
5
9
14
16,9%
3de graad
6
19
25
30,1%
1
1
1,2%
4
12
16
19,3%
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies:
7
11
18
21,7%
Lager onderwijs
2
5
7
38,9%
Secundair onderwijs
4
4
8
44,4%
Hoger onderwijs
1
2
3
16,7%
Leeftijdsklasse < 25 jaar
5
11
16
19,3%
25 - 44
21
38
59
71,1%
45 en ouder
1
7
8
9,6%
Inactiviteitsduur < 6 maanden
8
17
25
30,1%
6 tot 11 maanden
4
9
13
15,7%
12 tot 23 maanden
8
5
13
15,7%
= of > 24 maanden
7
25
32
38,6%
Sociaal statuut WZUA
19
38
57
68,7%
WZ in wachttijd
1
10
11
13,3%
2
2
2,4%
6
12
14,5%
WZ in opleiding Andere NWWZ
6
Tewerkgesteld
1
Totaal
27
56
1
1,2%
83
100,0%
Al deze dossiers worden afgerond met een actie “doorverwijzing WZ”. De dossiers van de in 2009 gevolgde personen bevatten 61 dergelijke acties.
Kwalitatief Over het geheel genomen krijgt de actie een positieve evaluatie. De partners kunnen hierdoor immers een nieuw publiek opvolgen en de oplossingen op het gebied van begeleiding worden duidelijk voorgesteld. Toch moeten we melden dat enkele kinderziektes bij de uitvoering van de acties, die samenhangen met de decentralisatie van de diensten van Actiris, werden aangestipt. Zo verloopt de initiële doorverwijzing door Actiris vrij traag, en liggen de vereisten voor de inschrijving bij de diensten van Actiris niet altijd voor de hand (attesten, officiële documenten enz.), waardoor de werkzoekenden soms enkele keren moeten terugkomen. Hoewel de procedure voorziet dat de werkzoekenden door Actiris naar de partner worden doorverwezen en aan het einde van de actie terug naar Actiris worden gestuurd, stellen we vast de partners tijdens de eerste maanden van de actie uit hun eigen publieksvijver hebben gevist om hun doelstellingen te kunnen bereiken. Deze personen werden daarna naar Actiris verwezen met het verzoek een actie BUBP te laten voorschrijven. 8098
Het aantal werkzoekenden dat naar bepaalde partners wordt doorverwezen, overstijgt het overeengekomen kader, terwijl andere partners een publiek aanspreken dat vroeger naar andere operatoren werd gestuurd. Deze gebeurlijkheden werden al gauw gladgestreken en Actiris heeft een interne informatiecampagne op touw gezet om de kennis van de tewerkstellingsconsulenten met betrekking tot de verschillende maatregelen in het kader van het partnership (taken van de partners, toelaatbaarheidsvoorwaarden …) te verbeteren. De maatregel wordt eveneens erkend voor de voordelen met betrekking tot de duur van de acties: het feit dat gedurende een korte periode wordt gewerkt, wordt als positief ervaren. De partners wijzen er tevens op dat het gebrek aan realisme of openheid van geest van sommige werkzoekenden hun werk ingewikkelder maakt, met name voor de beroepsheroriëntering. Andere WZ zijn genoodzaakt dringend werk te vinden en hebben het emotioneel moeilijk om over hun professionele toekomst na te denken. Hierdoor hebben ze moeite om aan introspectie te doen en zichzelf in vraag te stellen, waardoor de heroriëntering soms in het gedrang komt. Na afloop van de actie heeft het merendeel van het publiek een welbepaald project en kennen ze de nodige stappen om dit doel te bereiken. Daarna worden opnieuw naar Actiris verwezen.
Vooruitzichten 2010 De actie voortzetten. De informatieverlening aan de tewerkstellingsconsulenten verbeteren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 17, RS 19.
8198
14
SOCIAAL UITZENDKANTOOR
Juridisch kader Geen juridisch kader, behalve dat de sociale uitzendkantoren of hun partners over de toegang tot de arbeidsmarkt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken, enerzijds voor de sociale begeleiding van de werkzoekenden aan de hand van een partnershipovereenkomst met Actiris en anderzijds door middel van een erkenning als privétewerkstellingsagentschap voor de terbeschikkingstelling van uitzendkrachten op basis van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstelling is om laaggeschoolde jongeren tussen 16 en 30 jaar via uitzendarbeid in te schakelen op de arbeidsmarkt.
Algemene principes Een sociaal uitzendkantoor is bedoeld om sociale begeleiding voor laaggeschoolde jongeren tot 30 jaar te voorzien en hen via uitzendarbeid naar een eerste werkervaring en integratie op de arbeidsmarkt te leiden. Hiervoor werken actoren uit de sector van socioprofessionele inschakeling en uitzendkantoren samen, ofwel in één gemeenschappelijke structuur, zoals de cvba met sociaal oogmerk Aris Interim, ofwel via een samenwerkingsakkoord, zoals voor de projecten Instant A en InterS.
Administratieve omkadering Een ambtenaar van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 420.000.
Uitgaven op 31 december € 420.000.
Evaluatie In 2007 en begin 2008 was er één sociaal uitzendkantoor operationeel: Exaris Interim (voordien Aris Interim). In mei 2008 werden er nog twee nieuwe kantoren geopend: Instant A en InterS. In 2009 behaalden de 3 kantoren de volgende resultaten: Aantal personen
Exaris Interim
InstantA
InterS
Ingeschreven
1.860
266
96
Coachingacties
1.298
574
84
165
61
65
64
0
17
Ter beschikking gesteld (uitzendarbeid) Arbeidsovereenkomst onbepaalde duur
van
bepaalde
of
De drie sociale uitzendkantoren hanteren elke een eigen werkwijze en zijn in verschillende sectoren actief.
8298
Exaris Interim begeleidt de kandidaten heel concreet door bijvoorbeeld mee te gaan naar een eerste gesprek met de geïnteresseerde werkgever. De begeleiding van de jongeren beoogt duidelijk een bemiddeling naar een overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur na de eerste werkervaring als uitzendkracht. Door haar centrale ligging en toegankelijkheid heeft dit sociaal uitzendkantoor eveneens af te rekenen met agressieve bezoekers. Haar klanten komen vooral uit de horeca en levensmiddelenindustrie met oog voor duurzame ontwikkeling. Het hoofddoel van Instant A ligt in het verstrekken van een eerste werkervaring aan jongeren d.m.v. uitzendarbeid. De doorstroming van de jonge werkzoekende naar een overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur wordt gewenst, maar behoort niet meer tot haar taken. Dit bureau is actief in een wijk in het noordoosten van Brussel en werkt vooral in de logistieke sector. InterS werkt met een uitgebreid netwerk van inschakelingsoperatoren die de kandidaatwerkzoekenden naar hen verwijst. De kantoren bevinden zich in het zuidwesten van Brussel en zijn niet vrij toegankelijk. Het is vooral de bedoeling om jongeren uit het opleidingscircuit een eerste werkervaring te bezorgen en eventueel ook aan een overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur te helpen. De klanten komen voornamelijk uit de bouwnijverheid en de horeca. De sociale uitzendkantoren bieden alledrie een individuele begeleiding van de jonge werkzoekende tijdens en na de tewerkstelling via uitzendarbeid.
Vooruitzichten 2010 Voor 2010/2011 wordt nagedacht over de consolidering van de drie sociale uitzendkantoren die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gesubsidieerd. Hierbij mag de impact van de crisis op dit segment van de uitzendarbeid zeker niet vergeten worden. De kwantificeerbare doelstellingen werden in deze zin naar beneden herzien.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
8398
15
DIENST SOCIALE CONSULTATIE
Juridisch kader KB van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Doelstellingen De dienst Sociale Consultatie is gespecialiseerd in de begeleiding naar een aangepaste betrekking van "moeilijk te plaatsen" werkzoekenden met beperkingen. Onder "aangepaste betrekking" moet worden verstaan: een beroepsactiviteit die het best overeenstemt met de wensen, de lichamelijke geschiktheid, de beroepsvaardigheden en de ervaring van de werkzoekende. Het publiek bestaat uit personen die als gevolg van een ziekte, een ongeluk of een trauma te kampen hebben met een verminderde beroepsbekwaamheid.
Algemene principes Wegens zijn specifieke karakter heeft de dienst Sociale Consultatie een aangepaste begeleidingsmethode ontwikkeld. Een medewerker van de dienst kent gebarentaal. Er werd een netwerk opgebouwd met instellingen die gespecialiseerd zijn op het gebied van gezondheid of een specifieke handicap. Het gaat om een individuele en specifieke behandeling gestructureerd in 5 fasen.
Onthaal In een speciaal daartoe voorziene ruimte wordt een individueel onthaal aangeboden waarbij de werkzoekende op een specifieke en vakbekwame manier ontvangen wordt, wat hem toelaat in alle vertrouwen en sereniteit persoonlijke zaken te bespreken.
Aanpak van vastgestelde moeilijkheden Deze fase is erop gericht de werkzoekende bewust te maken van de moeilijkheden die zijn tewerkstelling met zich brengt en hem voor te bereiden op deelname aan een sociaal en beroeps(her)inschakelingproces.
Uitwerken van de structuur Al naargelang het soort probleem wordt een aangepast inschakelingsproces uitgewerkt in samenwerking met centra, partners en instellingen gespecialiseerd op het gebied van gezondheid en handicap.
Socioprofessionele inschakeling Een deel van het doelpubliek is, na de voorgaande fasen, in staat om op zelfstandige basis een beroepsinschakelingstraject uit te bouwen. Voor de overigen wordt overgegaan tot het zoeken naar en de prospectie van werkaanbiedingen, eventueel met toepassing van tewerkstellingsmaatregelen.
Evaluatie en steun Aangezien gestreefd wordt naar het slagen van de werkzoekende op lange termijn, wordt met hem/haar een regelmatig contact onderhouden, met indien nodig bijsturing en hermodularisatie.
Administratieve omkadering Actiris
8498
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 heeft de dienst Sociale Consultatie 1.250 werkzoekenden ontvangen voor wie 3.758 acties werden uitgevoerd. Deze acties zijn als volgt verdeeld: Verdeling van de acties
Aantal
Individuele socioprofessionele begeleiding Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Medisch-sociale balans Voorstelling voor een werkaanbieding Specifieke ondersteuningsacties Diverse (contacten, doorverwijzing,…)
990 388 551 995 617 217
Totaal
3.758
De kenmerken van de 1.250 werkzoekenden die door de dienst werden begeleid, worden in de volgende tabel voorgesteld.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN IN GESLACHT
2009 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
141 141 134 14 44 188
90 139 139 5 65 150
231 280 273 19 109 338
112 385 165
91 350 147
203 735 312
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 25 jaar < 6 maanden > 6 maanden > 25 jaar < 12 maanden > 12 maanden
55 57
41 50
96 107
198 352
188 309
386 661
Totaal
662
588
1.250
Kwalitatief Tewerstelling is een sleutelfactor voor de sociale integratie van een persoon met een handicap. In onze samenleving blijven de stigmatisering en stereotiepen van personen met een handicap en de tewerkstelling van deze personen nog steeds wijdverbreid.
8598
Om dit te veranderen, is het belangrijk de nadruk te leggen op de capaciteiten, de efficiëntie en de bekwaamheden van deze werkzoekenden, en dit zowel bij de werkgevers als bij potentiële collega’s. De positieve ervaringen met de tewerkstelling van gehandicapte personen worden binnen de onderneming als een verrijking gezien.
Vooruitzichten 2010-2011 De individuele opvolging van werkzoekenden met beperkingen voortzetten, onder andere in het kader van het CBP en van de geplande veranderingen voor dit transversaal instrument. Voortzetting van de samenwerking met partners en instellingen gespecialiseerd op het gebied van gezondheid en handicap. De samenwerking met de werkgevers van de bedrijven voor aangepast werk met het oog op de inschakeling van gehandicapte werkzoekenden voortzetten.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
8698
16
PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA
Juridisch kader Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars van 11 juni 2002, sinds 2005 opgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET). Het lastenboek van de referentiecentra dat op 2 juli 2003 door het plenair comité van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité werd aangenomen. Sectorale overeenkomst gesloten tussen de sociale gesprekspartners, de Openbare Tewerkstellingsen Beroepsopleidingsdiensten en de minister van Tewerkstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstellingen van de referentiecentra (PRC) zijn de volgende: in één ruimte performante opleidingsinstrumenten ter beschikking te stellen; basisopleidingen voor jongeren uit het technisch en het beroepsonderwijs, het alternerend leren en werken, voortgezette opleidingen voor werknemers, opleidingen voor instructeurs en de omkadering en opleiding van voogden in de onderneming organiseren; de beroepsbekwaamheid testen (screenings), beroepsopleidingen voor werklozen organiseren en tot hun beroepsinschakeling bijdragen; de bekwaamheden van de werkzoekenden en de werknemers geldig verklaren; de sectorale promotie van de toekomstgerichte beroepen en kwalificaties verzorgen; de evolutie van de beroepen, de kwalificaties en onderzoek en innovatie observeren en nieuwe opleidingsprogramma’s aangepast aan de technologische evolutie van de productieprocessen van goederen en diensten ontwikkelen.
Algemene principes De referentiecentra zijn het resultaat van een partnership tussen enerzijds de openbare tewerkstellings- en opleidingsinstellingen en anderzijds de Brusselse beroepssectoren die een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten ervaren. Ook de verschillende onderwijsnetten zijn hierbij betrokken. Zes bedrijfstakken (of beroepsgroepen) werden oorspronkelijk door het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité (BESOC) als prioritair erkend: de technologische industrie, de bouwsector, de informatie- en communicatietechnologieën, de verkoop en kleinhandelssector, de garagesector en de sector van de gezondheidszorg. Daarnaast voorzag het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in de oprichting van vijf professionele referentiecentra in de loop van de regeerperiode 2004-2009. Deze centra zijn vandaag operationeel. Het regeerakkoord van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (legislatuur 2009-2014) voorziet in de oprichting van twee nieuwe referentiecentra in “sectoren met een hoog tewerkstellingspotentieel, zoals de beroepen van de overheidssector (hulp bij het voorbereiden van examens) en de stadsberoepen”. Elke oprichting van een PRC moet het voorwerp uitmaken van een sectorprotocol tussen de gewestminister van Tewerkstelling, de openbare tewerkstellings- en beroepsopleidingsdiensten en de sociale partners van de betrokken sector(en). Er wordt een sectorcommissie opgericht belast met de opvolging en begeleiding van zijn PRC-project. Qua rechtsvorm moeten de PRC een eigen beslissingsstructuur krijgen (bijvoorbeeld vzw) met vertegenwoordigers van de betrokken sector(en) en van de tewerkstellings- en opleidingsinstellingen. In voorkomend geval moeten ook de onderwijsinstellingen worden betrokken.
8798
De PRC worden gecofinanceerd door de openbare sector (voornamelijk het Gewest) en de privésector (sectorfonds(en)). De financiële lasten worden ongeveer gelijk verdeeld tussen beide.
Uitvoering IRIS TECH+ werd in 2003 opgestart en is gericht op de metaalverwerkende nijverheid en de technologische industrie. Eind 2004 werd in samenwerking met Volkswagen Vorst een afdeling Automobiel in de structuur opgenomen. Actiris neemt de overheidsbijdrage om dit referentiecentrum te cofinancieren integraal op zich. Het referentiecentrum voor de informatie- en communicatietechnologieën EVOLIRIS (vroeger ICTreferentiecentrum) is in 2006 ontstaan uit de herstructurering van de vzw's BRUTEC en TELEPORT. Het gewest zorgt via Actiris voor het volledige openbare aandeel van de financiering van het referentiecentrum. Het professioneel referentiecentrum voor de bouwsector richt zich op "niet-gemechaniseerde" (manuele) beroepen van de bouwsector en het duurzaam bouwen alsook de beroepen waarbij zware apparatuur wordt gehanteerd. Het referentiecentrum werd in 2007 met de bijkomende steun van de minister van Milieu opgericht. Eind 2007 heeft Actiris een overeenkomst voor de jaarlijkse financiering van dit referentiecentrum afgesloten, waarbij het BIM voor een deel van de openbare financiering instaat. Het professioneel referentiecentrum HORECA BE PRO spitst zich toe op beroepen in de horeca en het hotelwezen en ging eveneens eind 2007 officieel van start. Actiris staat door middel van een jaarlijkse financieringsovereenkomst die eind 2007 werd gesloten, geheel in voor de gewestelijke openbare bijdrage van dit referentiecentrum. Het professioneel referentiecentrum IRIS TL wijdt zich aan alle beroepen in de transportsector en de logistiek, zoals onder meer de havenactiviteiten. Het werd eind 2007 met de bijkomende steun van de staatssecretaris verantwoordelijk voor de Haven van Brussel opgericht. Actiris neemt 34% van de openbare financiering van het PRC voor zijn rekening, de Haven van Brussel staat in voor de overige 66%.
Administratieve omkadering Het PRC: de sectorcommissie; de raad van beheer van het referentiecentrum. Actiris: de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Het basisprincipe van de financiering van de referentiecentra is te streven naar een evenwicht tussen het financiële aandeel van de overheidsdiensten en de betrokken sectoren, waarbij de sectoren of bedrijven hun inbreng aan uitrusting, goederen en diensten als natura in rekening kunnen brengen. Wat de overheidsfinanciering betreft, bedroeg het budget van Actiris voor 2009 € 1.783.628,00.
8898
Bedrag geboekt op het budget van Actiris
Uitgaven op 31.12.2009
Uitvoeringspercentage 2008 PRC EVOLIRIS PRC IRIS TECH +
€ 500.240
Afdeling Saint Denis
€ 520.764
Afdeling Automobiel
€ 231.000
Totaal
€ 435.731
Uitvoeringspercentage 2009
87%
87%
91% € 582.132,86
65%
77%
84%
€ 751.764
PRC BOUWSECTOR
€ 240.124
€ 240.124
22%
100%
PRC HORECA
€ 81.500
€ 28.574,79
9%
35%
PRC IRIS TL
€ 210.000
€ 168.000
59%
80%
€ 1.783.628,00
€ 1.522.710,00
64%
85%
Algemeen totaal
Evaluatie
PRC IRIS TECH+ Het PRC IRIS TECH+ organiseert vandaag opleidingen in 3 activiteitendomeinen: de metaalverwerkende nijverheid en de technologische industrie, de automobielsector en de luchtvaartkunde. Sinds 2003 verleent de afdeling Saint-Denis opleidingen in de volgende materies: industriële hydraulica, lassen, solderen, lifttechnieken, koeltechnieken, luchtbehandelingstechnieken, industriële elektriciteit, onderhoudsmechanica, werktuigtechnieken, onderhoudstechnieken, domotica. Sinds 2004 verstrekt de afdeling Automobiel van het PRC IRIS TECH+ opleidingen met betrekking tot elektronica in de automobielassemblage, laserlassen en plasmasnijden. Sinds 2008 is een afdeling Luchtvaartkunde gevestigd in de gebouwen van de fabriek SABCA (een groot Brussels luchtvaartbedrijf), op dezelfde manier als de afdeling Automobiel van het PRC zijn activiteiten in de gebouwen van AUDI Brussels heeft ondergebracht. De afdeling Luchtvaartkunde staat echter nog maar in de startblokken. Het PRC IRIS TECH+ heeft in 2009 in totaal 79.194 uur opleiding verstrekt. De meeste uren (77.573,5 uren) werden in de afdeling Saint-Denis gegeven. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de opleidingsacties.
8998
VERWEZENLIJKINGEN 2009(IN AANTAL UREN) EN OVEREENKMOSTEN Verwezenlijkingen IRIS TECH+
Overeenkomst
Doelstelling
Gerealiseerd op 31.12.09
Aantal pers.
Kwalificerende opleiding voor werkzoekenden / Afdeling Saint-Denis
Bruxelles Formation / FRM Bruxelles
43.279 u
43.556,5 u
73
Kwalificerende opleiding voor werkzoekenden / pôle Automobiel
Bruxelles Formation / IRIS TECH+
600 u
0u
Aanvullende opleidingen voor Franstalige WZ (taallessen) / Afdeling Saint-Denis
Bruxelles Formation / FRM Bruxelles
4.500 u
2.086,5 u
20
Kwalificerende opleiding voor werkzoekenden en werknemers / Afdeling Saint-Denis
VDAB / FRM Bruxelles
8.000 u
5.416 u
27
Voortgezette opleiding voor werknemers / Afdeling Saint-Denis
FRM Bruxelles
15.840 u
17.615 u
Ng
Screening & professionele training / Afdeling Saint-Denis
Actiris/IRIS TECH+
200 u
23 u
Ng
Samenwerking onderwijs / Afdeling Saint-Denis
Actiris/IRIS TECH+
5.650 u
8.873,5 u
291
Samenwerking onderwijs / Afdeling Automobiel
Actiris/IRIS TECH+
3.960 u
1.568 u
46
Samenwerking onderwijs / Afdeling Luchtvaartkunde
Actiris/IRIS TECH+
1.200 u
52,5 u
6
Erkenning van de bekwaamheden / Afdeling Saint-Denis
Consortium
30 u
3u
Ng
Saint-Denis
77.499 u
77.573,5 u
Automobiel
3.960 u
1.568 u
1200 u
52,5 u
82.659 u
79.194 u
Luchtvaartkunde Totaal
De stijging van de activiteiten voor de afdeling Saint-Denis sinds 2004 is aanzienlijk voor alle types doelpubliek. De stijging voor 2009 kan verklaard worden door de diversifiëring van de vaardigheden die via opleidingen worden aangeboden als gevolg van de voortdurende technologische investeringen. Voor de Franstalige werkzoekenden is het aantal opleidingsuren bijvoorbeeld gestegen van 25.000 uren in 2004 tot 45.000 uren in 2009. De inschakelingsgraad na beroepsopleiding bedraagt in 2009 voor IRIS TECH+ trouwens 85% (ABD/AOD/IBO-T). Deze inschakeling is bovendien duurzaam, aangezien 70% van deze personen 2 jaar na het einde van de opleiding aan het werk is. Zoals uit de resultaten blijkt, draagt de samenwerking met de bedrijven bij tot de plaatsing van werkzoekenden na hun opleiding. Het aantal uren voortgezette opleiding gaat eveneens in stijgende lijn. Deze stijging komt voornamelijk door 3 factoren: de bedrijven hebben de mogelijkheid om hun werknemers tijdens kalmere periodes een opleiding te laten volgen (overheidsmaatregelen en verhoging van de sectorale premies); de activiteit die voortvloeit uit de certificatie van de koeltechnici na de erkenning van het centrum als erkend centrum voor het BHG; het opleidingsaanbod. De samenwerking met de onderwijsinstellingen is in 2009 fors uitgebreid (na een stagnering in 2008). Dit komt door de grote aanwezigheid van scholieren uit het technisch en beroepsonderwijs. In de afdeling Saint-Denis waren 291 leerlingen uit het technisch en beroepsonderwijs ingeschreven voor een totaal van 8873,5 uren. In de afdeling Automobiel werden 46 personen opgeleid, wat goed is voor 1568 uren.
9098
De nieuwe afdeling Luchtvaartkunde kreeg concrete invulling door een eerste project voor een Brusselse technische school. Qua sensibilisering coördineert dit PRC sinds 2005 het project EOLE, dat de afstand tussen de school en de onderneming wil verkleinen. Het project beoogt een nauwe samenwerking tussen een tiental ondernemingen uit de metaalverwerkende sector en de technologische industrie en de scholen met een technische en beroepsafdeling die betrekking heeft op de sector. Tijdens het schooljaar 20082009 namen een veertigtal leerlingen deel aan het project. Sinds de oprichting heeft het project via stages en bedrijfsbezoeken voor een betere kennis van de industriesector en zijn moeilijkheden gezorgd. Het PRC verstrekte aanvullende opleidingen aan meer dan 200 leerlingen en leerkrachten. Het stimuleerde de motivatie van de leerlingen doordat zij hun schoolse opleiding in de realiteit konden toepassen en verhoogde dankzij de stages de kans op tewerkstelling na afloop van de studies. Al dit was mogelijk dankzij een dagelijkse nabije opvolging van het PRC. De actie “Technologie op woensdag” wil een jong publiek warm maken voor technologie en was in 2009 een groot succes. Het project wil de jongeren, die net voor de keuze van hun middelbareschoolopleiding staan, met techniek laten kennismaken en ook de meisjes voor deze technische beroepen interesseren. Het doelpubliek bestaat uit jongeren van 10 tot 12 jaar. Sinds 2005 is een consulent van Actiris bij het referentiecentrum gedetacheerd inzake SPI. Hij heeft meegewerkt aan het uitvoeren van screenings, aan infosessies voor de werkzoekenden (sensibilisering voor de beroepen en opleidingen) en aan de organisatie van stages. Verder verleende hij advies omtrent de tewerkstelling van werkzoekenden na hun opleiding. IRIS TECH+ is sinds 9 maart 2007 erkend als centrum voor de validering van vaardigheden voor de functie “onderhoudsmechanicus”. In 2009 heeft één kandidaat zijn vaardigheden laten erkennen (3 uur).
Vooruitzichten 2010 In 2010 zal het professioneel referentiecentrum 76.785 uur opleiding organiseren voor de afdeling Saint-Denis, 2.000 uur voor de afdeling Automobiel en 2.500 uur voor de afdeling Luchtvaartkunde. De overname van VOLKSWAGEN Brussel door AUDI BRUSSELS resulteerde voor de afdeling Automobiel in een belangrijke investering van AUDI in de infrastructuren van de afdeling. Deze technologische investeringen zijn een unieke kans voor het opleidingsaanbod dat het referentiecentra zal kunnen voorstellen eens deze infrastructuren toegankelijk zijn. De nieuwe afdeling Luchtvaartkunde kreeg een concrete invulling door een eerste project voor een technische school uit Brussel. Bovendien vangt het vanaf januari 2010 zes Brusselse werkzoekenden op en bereidt het hen voor op een technische functie bij het bedrijf SABCA. Dankzij de aankoop van extra technologisch materiaal, naast het materiaal dat de afdeling Saint-Denis reeds bezat, kan de lijst vaardigheden die het centrum aan de Brusselse werkzoekenden, werknemers of studenten aanbiedt, worden uitgebreid. Na het succes van de actie “Technologie op woensdag” zal het PRC deze sensibiliseringsactie in 2010 voortzetten. Voor het schooljaar 2009-2010 zal het PRC prioriteit geven aan gestructureerde samenwerkingsverbanden waarbij de scholen zich concreet engageren om het verwerven van basiskennis zoals rekenen of het lezen van plannen, te versterken. Op die manier kan het referentiecentrum kennis toepassen die voordien op school werd aangeleerd. Met de indiensttreding van een sensibiliseringsassistent in 2009 kan het referentiecentrum zijn sensibiliseringsacties en de pedagogische steun aan scholen opdrijven.
9198
PRC ICT (EVOLIRIS) Het PRC EVOLIRIS legt zich toe op informatie- en communicatietechnologieën (ICT) en heeft een eerste reeks acties rond de onderstaande pijlers ontwikkeld: technologische monitoring teneinde in te spelen op de opleidings- en personeelsbehoeften van de ondernemingen; informatieverstrekking over de evolutie van de ICT-beroepen en de promotie van de bijbehorende opleidingen; het opzetten van opleidingsacties en specifieke projecten voor de opleidings- en tewerkstellingspartners. Anderzijds heeft het PRC verschillende opleidingsplatforms opgericht voor zover deze een meerwaarde voor de opleidingspartners vormen (de infrastructuur en nieuwe en krachtige technologische instrumenten worden ter beschikking gesteld en het aantal opleidingsuren neemt toe).
In 2009 wenste EVOLIRIS naast de acties voor bedrijven van het jaar voordien de nadruk te leggen op 4 prioriteiten: De oprichting van platformen waarvoor de investering reeds in 2008 werd overeengekomen; Het verderzetten van het screeningproject; Enquêtes en publicaties met betrekking tot zijn rol als monitor; Een diepgaandere analyse van de toekomst van de “tussentijdse kwalificaties in de de ICT” in het BHG. Op dit moment staan zeven platformen ter beschikking van de privé- en openbare partners, van de werkzoekenden en - zij het occasioneel - van de leerlingen van het secundair onderwijs.
In 2009 hebben meer dan 800 personen van de verschillende platformen gebruik gemaakt. Dat is 15% meer dan in 2008 en 40% meer dan in 2007. Ook al richt het PRC zich in de eerste plaats tot de werkzoekenden, sommige acties hebben ook betrekking op werknemers, opleiders en leerlingen, voornamelijk door het gebruik van de platformen waarvan ze ongeveer 25% van de gebruikers uitmaken. De ontwikkeling van de opleidingsplatformen is het resultaat van een opgedreven samenwerking tussen de tewerkstellings- en opleidingspartners, het onderwijs en de promotie van de verschillende acties. Tussen 2006 en 2009 evolueerde het aantal begunstigden als volgt: in 2006: 557 personen / in 2007: 583 personen / in 2008: 710 personen (622 werkzoekenden + 53 werknemers + 35 leerlingen) en in 2009: 818 personen (679 werkzoekenden + 57 werknemers + 82 leeringen). Dit zijn de details van de afgelopen twee jaar:
9298
TYPES BEGUNSTIGDEN VOLGENS OPLEIDING JAREN 2008 EN 2009 Opleidingen EVOLIRIS Callcenter Technicus informaticaveiligheid (BxFo/Evoliris/OBMB ) EVOLIRIS – Interface3 (CISCOnetwerken) IRISIB (GPRC-Cisco) Telecommunicatie (Microsoft – Cisco) Mobiel lab (SANNAS) Mobiel lab (Routeur Cisco) Totaal
2008
2009
WZ
Werknemers
Leerlingen
Totaal
WZ
Werknemers
Leerlingen
Totaal
443 24
29 0
-
472 24
470 12
13 -
47 -
530 12
65
0
-
65
82
-
-
82
12 -
24 -
35 -
71 0
12 12
42 -
35 -
89 12
78
-
-
78
84
-
-
84
-
-
-
0
7
2
-
9
622
53
35
710
679
57
82
818
Na het beëindigen van de opleiding vinden de meeste personen of een stageplaats of een opleiding in een onderneming (49%) of ze vinden onmiddellijk werk (31%). Om de SPI-ICT-centra van het BHG te ondersteunen, tracht EVOLIRIS het overleg tussen zijn partners aan te moedigen om het netwerk van ICT-beroepsopleidingen voor een laaggeschoold publiek te optimaliseren. Deze doelstelling liep als een rode draad doorheen het afgelopen jaar. Vorig jaar vonden meer dan 70 werkzoekenden door de screening van ontwikkelaars de weg naar een job of een bijkomende opleiding dankzij de samenwerking tussen EVOLIRIS, Actiris en Bruxelles Formation. In 2009 heeft EVOLIRIS zich gefocust op de tewerkstellingsconsulenten van Actiris. Het organiseerde informatiesessies over de ICT-beroepen en -opleidingen en bracht verbeteringen aan in hun tools voor het verwijzen en coderen (beroepencodes) van werkzoekende informatici. Nog in 2009 werd de overeenkomst tussen het volwassenenonderwijs, Bruxelles Formation en EVOLIRIS met het oog op de oprichting van het centrum voor de validering van de Brusselse vaardigheden van ICT-beroepen, afgerond. Het beroep “Pc- en netwerktechnicus” vormde het hart van de samenwerking met de SPI’s in het kader van de werkgroep met het Consortium voor de validering van de vaardigheden. Dit heeft ook geleid tot nieuwe opleidingsmodules voor werken op een helpdesk, die plaatsvinden in de lokalen van het referentiecentrum. De samenwerking tussen EVOLIRIS en de Brusselse scholen kreeg een concrete invulling met de terbeschikkingstelling van materiaal en diverse pilootprojecten inzake helpdesk en telecommunicatie. Voor de informaticarichtingen werd geopteerd opleidingsmodules te organiseren die de vaardigheden van deze leerlingen opkrikken. Het centrum voerde ook promotie-activiteiten voor de werkzoekenden, de leerlingen en studenten en richte hiertoe verschillende projecten in om dit publiek met de ICT-beroepen en -opleidingen te laten kennismaken. EVOLIRIS heeft tijdens het schooljaar 2008-2009 ongeveer 1.000 leerlingen van het secundair onderwijs met IT laten kennismaken. Met de uitbouw van de website en de tools "Training4job" en "Webtrend" wilde EVOLIRIS het contact met de doelgroepen versterken. Een nieuwsbrief vult de website aan met informatie over de activiteiten van het centrum en zijn partners. Verder werden er nog andere informatie- en sensibiliseringsacties gevoerd, met name de actie "Informaticien/ne d’un jour" en verschillende tewerkstellings- en opleidingsbeurzen (SIEP-beurs, jobbeurs van Schaarbeek, DevDay (Developer) dat in 2008 door EVOLIRIS en BAO werd gelanceerd). De bedoeling van deze beurzen is de werkzoekenden informatie te bieden over de beroepen en hen met de bedrijven te laten kennismaken. Dankzij hun deelname aan deze beurzen krijgen de bedrijven
9398
eveneens een idee van de behoeften van het doelpubliek, zodat ze hun opleidingsaanbod kunnen aanpassen. Einde 2009 werd het eerste Forum EVOLIRIS georganiseerd. Tijdens een voormiddag werd informatie uitgewisseld over de alternatieve opleidingstrajecten. EVOLIRIS heeft in 2009 tevens de monitoring opgedreven om de personeels- en opleidingsbehoeften van de ondernemingen te kunnen bepalen door middel van analyse-instrumenten zoals de conjuncturele indicatoren en het advies van experten, professionals of opleidingsactoren. Om de sector steun te verlenen, met name via opleidingsplatformen, moeten immers eerst de behoeften worden geïdentificeerd. Voor hun studie van de Brusselse ICT-arbeidsmarkt in 2009 hebben ze de analyse voornamelijk gericht op de beroepen die voor een lager opgeleid publiek toegankelijk zijn. Er werd een kwalitatieve enquête afgenomen bij een twintigtal werkgevers die 65 personen hadden aangeworven die tussen 2004 en 2009 een opleiding hadden beëindigd. Daarnaast wilde EVOLIRIS bij de werkgevers peilen naar de ICT-opleidingen van de SPI-centra tussen 2007 en 2008. Om de algemene reflectie over de tussentijdse kwalificaties te verdiepen, heeft het PRC daarenboven meegewerkt aan de opstelling van een opvolgingsenquête van deelnemers van de ICT-SPI-centra. Tot slot werden de werkgevers ondervraagd naar hun huidige behoeften aan kennis en vaardigheden voor de ICT-functies die overeenkomen met de SPI-opleidingsniveaus (GHSO en GLSO).
Vooruitzichten 2010 Het actieplan 2010 kadert in een voortzetting van de activiteiten die sinds 2006 worden georganiseerd. Daartoe werden vier actiepijlers bepaald: de analyse van de arbeids- en opleidingsmarkt, informatieverlening en promotie van de ICT-beroepen en opleidingen, specifieke projecten en platformen. Rond deze pijlers staan verschillende projecten gepland. Het PRC wil op het vlak van de socioprofessionele inschakeling nieuwe opleidingen voor werkzoekenden organiseren. EVOLIRIS plant bovendien om "flashstages" te organiseren. Dat zijn informatie- en observatiesessies van een halve dag voor werkzoekenden, met voorrang aan de werkzoekenden jonger dan 25 jaar. De tewerkstellingsconsulenten van Actiris zullen een testtool ter beschikking krijgen waarmee ze de IT-competenties kunnen inschatten. Op die manier zullen ze gemakkelijker beroepencodes kunnen toekennen en het algemene niveau van de functie kunnen bepalen. Voor de verwezenlijking en de verdere uitwerking van de "flashstages", matching en zoeken naar werk is een nauwere samenwerking met Actiris noodzakelijk en EVOLIRIS hoopt hiervoor te kunnen rekenen op een gedetacheerde tewerkstellingsconsulent, net als in de andere PRC. In het kader van de ondersteuningsopdracht ten aanzien van de SPI-centra en met het oog op de optimalisatie van het ICT-beroepsopleidingsnetwerk voor de minder geschoolde doelgroepen, zal EVOLIRIS het overleg met de partners voortzetten. Om de acties gericht op het onderwijs uit te breiden, wenst het PRC zijn infrastructuur ter beschikking te stellen van leerlingen van het secundair onderwijs. In de vakantieperiodes zullen er gecombineerde informatica-sportkampen worden georganiseerd. EVOLIRIS wil meer promotie voeren bij werkzoekenden, leerlingen en studenten en zal daarom verder gaan met de verschillende sensibiliseringsprojecten over de ICT-beroepen. De website zal verder worden uitgebouwd met informatie over de ICT-beroepen en om de zichtbaarheid van het PRC te garanderen. Het Forum dat EVOLIRIS in 2009 op touw zette, staat in 2010 opnieuw op het programma. Er zal dan eveneens aandacht worden besteed aan een vergelijking tussen de Belgische praktijken en die van de overige Europese landen. Omdat de actie "Informaticien/ne d’un jour" uitstekende resultaten opleverde, is EVOLIRIS van plan om deze in 2010 te bestendigen. Bovendien zal in samenwerking met het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid een nieuw project met betrekking tot een ICT-tewerkstellingsbarometer het levenslicht zien.
9498
De proeven voor de erkenning van de competenties van "Pc- en netwerktechnicus" zullen worden afgerond zodat de eerste erkenningen kunnen worden gepland.
PRC BOUW Het PRC BOUW ontwikkelt drie actiedomeinen: een “niet-gemechaniseerd” actiedomein teneinde het aanbod van geschoolde arbeidskrachten in de manuele beroepen van de bouwsector te bevorderen; een actiedomein “duurzaam bouwen” teneinde de opleidingsmodules aan te passen en de nieuwe ecologische eisen een plaats te geven (materiaalkeuze, rationeel energiegebruik enz.); een gemechaniseerd actiedomein teneinde opleidingen uit te bouwen voor beroepen met zware machines (torenkranen en snelmontagekranen) of voor beroepen die werken met bekistingstechnieken en met de opbouw van steigers. De opleiding “Veilig werken op hoogte” werd samen met het FVB georganiseerd en kreeg 1.265 cursisten over de vloer, goed voor zo’n 10.020 uur opleiding. De bedoeling is om ondernemingen die hun hoofdzetel in Brussel hebben en die over het hele land actief zijn, een uniek loket (het PRC) te bieden voor de voortgezette opleiding van hun arbeiders. Hiertoe heeft het referentiecentrum verschillende samenwerkingsakkoorden met de Waalse en Vlaamse opleidingsoperatoren afgesloten. Op die manier beschikken ze over instructeurs, materiaal, stellingen en lokalen. Voor de opleiding van de bedienden is het referentiecentrum onderhandelingen voor een overeenkomst met CEVORA gestart. Er werden eveneens contacten gelegd met Bruxelles Formation en de opleidingsonderwijsoperatoren voor de bouwsector, en dit om de opleidingen beter te kunnen coördineren.
en
Er namen twee vzw’s voor SPI deel aan het opleingsprogramma van het PRC over stellingbouw: Murmuur (2 arbeiders) en Casablanco (6 DSP’ers of art. 60). Samen ging het dus om 8 werkzoekenden. Sinds de oprichting in 2008 heeft het PRC ook de nodige tijd besteed aan de zoektocht naar een gepast terrein voor de ontwikkeling van opleidingen in de beroepen van kraanbestuurder, bekister en steigerbouwer (gemechaniseerde activiteitendomein). Dit evenwel zonder succes. Door de omvang van de draaibeweging van torenkranen moet dit terrein immers 20.000 m² bedragen. Actiris en het PRC hebben samen met EFPME werkzoekenden gescreend. De technische vaardigheden voor 3 knelpuntberoepen (bekister, dakwerker en metser) werden schriftelijk getest. Na afloop van deze screenings werd samen met EFPME en Bruxelles Formation voor 12 werkzoekenden gedurende 60 dagen (420 uren) een bijscholingscursus metsen georganiseerd. Voor het uitvoeren van de technisch-pedagogische monitoring werden verschillende acties op poten gezet. Zo werd een samenwerkingsverband voor duurzaam bouwen opgestart tussen het PRC en het WTCB (Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf) enerzijds en de cluster ecobouw anderzijds. In februari 2009 werd een technisch-pedagogische monitoring op de beurs Batibouw uitgevoerd. Ten slotte werd vastgesteld dat er op het vlak van geluidsisolatie opleidingen nodig zijn. Wat betreft de onderwerpen tewerkstelling, opleiding en de band met de ecobouw heeft het PRC meegewerkt aan de lancering van de “Alliance Environnement-Emploi” van de Waalse en Brusselse regeringen. Er werden verschillende seminaries met betrekking tot ecobouw voor de opleiders en onderwijzers georganiseerd. Het centrum begeleidt eveneens ondernemingen die duurzaam willen bouwen. Hiertoe heeft het referentiecentrum verschillende ondernemingen gecontacteerd.
Vooruitzichten 2010 Het actieplan voor 2010 voorziet nieuwe opleidingen voor werkzoekenden en leerkrachten naargelang de behoeften op de arbeidsmarkt. Ook de scholen kunnen van deze opleidingen gebruik maken, die samen met het FVB werden uitgewerkt. 9598
Het gaat om: een nieuwe module “gevelwerker – plaatser van isolatie” in de opleidingen plafoneerder; metselaars voor geluidsisolatie in nieuwbouw, geluidsrenovatie. Verder worden de volgende voortgezette opleidingen gepland: “Stellingen: veilig werken op hoogte” en “Ecobouw: vervolmaking isolatie-waterdichtheid”. Deze opleidingen zijn gericht op werkzoekenden. Het PRC plant eveneens om binnen de opleiding “Veilig werken op hoogte” materiaal ter beschikking te stellen van de stagiairs van de ISPI’s en de Missions locales. De zoektocht naar een gepast terrein gaat verder. In september 2010 zal het FVB 4 kranen, materiaal voor zware bekisting en twee virtuele simulators aankopen voor gebruik door het PRC. Er zullen technische fiches duurzaam bouwen en maquettes van het PRC over “isolatie – isolatie van bouwknopen” in de onderwijsinstellingen worden verdeeld. Er wordt een intergewestelijke samenwerking overwogen om ook gebruik te kunnen maken van de inhoud van de opleidingen tot kraanmachinist en moderne bekister, die door de FOREM en de VDAB worden gegeven. Het PRC wenst de screenings verder te zetten die samen met Actiris worden uitgevoerd voor de beroepen dakwerker, technicus verwarming en sanitair, houtbewerker en schilder. De website van het PRC Bouw zal informatie tonen over de infosessies van de beschikbare opleidingen, het plan van het te volgen project, en de stageprogramma’s. Verder kunnen de scholen hier terecht voor informatie over de wetgeving inzake duurzaam bouwen en de normen en verplichte minima voor energie-efficiëntie (verwarmingstechnicus).
PRC HORECA (Horeca Be Pro) In 2008 heeft het PRC HORECA zijn bedrijfszetel gevestigd in de lokalen van HORECA Vorming aan de Anspachlaan te 1000 Brussel. Het PRC heeft bij het Brussels Observatorium voor de werkgelegenheid een studie besteld teneinde de noden op het gebied van opleiding en tewerkstelling in de sector te inventariseren. Hierbij wordt met name vertrokken van een enquête die bij de werkgevers werd afgenomen. Deze studie werd in 2009 gepubliceerd. De resultaten werden gepresenteerd op een persconferentie in de aanwezigheid van minister Cerexhe. De studie heeft als basis voor het Actieplan 2010-2012 gediend. Na enkele struikelblokken, nam het PRC in 2009 een zeer actieve nieuwe start. In 2009 volgden in totaal 127 personen een opleiding bij het PRC. Op het gebied van hygiëne – HACCP: 84 personen volgden een opleiding: 73 werkzoekenden en 11 opleiders. Het PRC is van mening dat de stages in een onderneming een cruciale fase in de basisopleidingsmodules voor werkzoekenden zijn. Dit is immers het moment waarop de werkzoekende in opleiding geconfronteerd wordt met de realiteit en moeilijkheden van de sector. Het onthaal en de begeleiding van de stagiair in de onderneming zijn dan ook van essentieel belang voor het slagen van de opleiding. Daarom organiseert het PRC een opleidingsmodule voogdij die zich richt tot de werknemers van de sector die de stagiair tijdens zijn stage onthalen en begeleiden. De bedoeling is om op termijn een databank met opgeleide voogden te creëren, waar alle actoren inzake horecaopleidingen in Brussel gebruik van kunnen maken. Zoals in het actieplan werd voorzien, werden in 2009 elf voogden opgeleid. Een van de moeilijkheden waar de werkgevers uit de horecasector mee te maken krijgen, is het vinden van gekwalificeerde arbeidskrachten, voornamelijk voor de functies hulpkelner en keukenhulp. De meeste werkzoekenden hebben al zonder opleiding in de sector gewerkt. Ze hebben al doende geleerd, maar ze missen de basisvaardigheden om het vak echt te kunnen beheersen. Daarom heeft het PRC twee opleidingen voor de werkzoekenden georganiseerd, om hun technische basiskennis voor deze twee beroepen op te frissen. 18 personen volgden een opleiding, 16 ontvingen een getuigschrift.
9698
Ten gevolge van de resultaten van de studie van het Observatorium betreffende de moeilijkheden in hun zoektocht naar werk, hebben de werkzoekenden die een opleiding voor een job in de horecasector hebben gevolgd, deelgenomen aan de sessies “Cv en Sollicitatiegesprek”. Als afsluiting van deze actie voor socioprofessionele inschakeling heeft HORECA BE PRO een ontbijt voor de 24 stagiairs georganiseerd. Er waren eveneens 11 werkgevers van de partij. Ongeveer 50% van de werkzoekenden heeft een arbeidsovereenkomst ondertekend. Wat betreft de informatieverspreiding en promotie heeft het PRC zijn website uitgewerkt en verschillende folders over de acties, de beroepen enz. samengesteld. Met de aankoop van bijkomend materiaal hebben ze tevens hun uitrusting kunnen uitbreiden.
Vooruitzichten 2010 Het PRC heeft voor de periode 2010-2012 heel wat acties op stapel staan. Zo zijn er plannen voor de opleiding voogdij voor werknemers (2 modules per jaar), de creatie van een databank met voogden voor de onderwijs- en opleidingsinstellingen, de ontwikkeling van technische modules specifiek voor leerkrachten en instructeurs (HACCP, nieuwe culinaire technieken enz.) en modules voor leerlingen (HACCP, talen, enz.). Het PRC HORECA BE PRO is tevens van plan om nieuwe modules/partnerships te ontwikkelen naargelang de behoeften die niet in de bestaande opleidingen aan bod komen:
Evenementen (Omnivore); Opfrissing (3 modules per jaar); Receptionist / andere functies; HACCP of andere specifieke opleidingen voor werkzoekenden (3 modules per jaar); Zoeken naar werk.
Omtrent de validering van de vaardigheden wil het PRC het volgende via partnerships verwezenlijken: de ontwikkeling/aanpassing van de bekwaamheidsprofielen die moeten dienen als basis voor de evaluatie en validering van de vaardigheden, het organiseren van test- en valideringsmodules, het organiseren van aanvullende opleidingsformules om de validering van de vaardigheden te bevorderen. Om de beroepen en opleidingen van de sector, en de informatie hieromtrent, te promoten, zal het PRC aan de SIEP-beurs deelnemen. Het denkt eveneens zijn website verder uit te werken en infosessies over de beroepen te organiseren. Het PRC zal een inventaris van de horeca-opleidingsmodules en van de noden van de opleidingsactoren inzake materiaal en opleidingen, opmaken. Verder wenst het de gegevens van de studie te actualiseren.
PRC Transport en logistiek (IRIS TL) Het PRC IRIS TL is in de loop van 2008 met zijn activiteiten van start gegaan. Dat jaar heeft IRIS TL een gebouw aan de Vaartdijk verworven. Hier krijgen de opleidingen van de VDAB onderdak, als uitbreiding van de bestaande vestiging voor Bruxelles Formation in Vorst. Het PRC heeft eveneens geïnvesteerd in materiaal en didactische media. In 2009 werden de volgende opleidingen georganiseerd: Opleidingen IRIS TL Opleiding
Partner
Zoeken naar werk
Tewerkgesteld
Heftruckchauffeur Hulpmagazijnier Heftruckchauffeur
BFO
75
20
VDAB
29
73
Validering
VDAB RDB/BFO
Resultaten
Nb
93
9798
In het kader van de opleidingen voor werknemers die samen met Bruxelles Formation en de VDAB/RDB georganiseerd worden, hebben 93 werknemers gevraagd om hun professionele vaardigheden te erkennen. Wat de samenwerking met Bruxelles Formation betreft, hebben 75 werkzoekenden zich voor de 10-daagse opleidingstrajecten ingeschreven. Tot slot hebben 29 werkzoekenden de 30-daagse opleiding tot hulpmagazijnier-heftruckchauffeur gevolgd, die in samenwerking met de VDAB/RDB werd georganiseerd. Bovendien heeft het PRC IRIS TL 828 uren opleiding in onderwijsinstellingen gegeven. Na de opening van het centrum in maart 2009 was IRIS TL aanwezig op verschillende Brusselse evenementen zoals het Havenfeest van Brussel en de Job Day Haven. Hier werden heel wat economische actoren ontmoet. Tegelijkertijd werden er promotie- en prospectieactiviteiten uitgevoerd bij de ondernemingen om de aanwerving van gekwalificeerd personeel aan te moedigen en zich als partner bij de uitvoering van de opleidingsplannen van de ondernemingen te positioneren. Het PRC heeft de volgende beroepssectoren ondersteuning geboden: SFTL (Transport en Logistiek), FPM (Metaalnijverheid), IFP (Voedingsmiddelenindustrie), FVB (Bouw), CEVORA (Bedienden PC 218.00), VORMELEK (Elektriciens). IRIS TL geeft advies over welke pedagogische richting gevolgd moet worden om tewerkstelling en opleiding op elkaar af te stellen. Het voorziet voor 2010 een investeringsplan waarmee de partners hun opleidingen op de tewerkstelling kunnen doen aansluiten.
Vooruitzichten 2010 Om de beroepen en opleidingen van de sector, en de informatie hieromtrent, te promoten, zal IRIS TL de Brusselse opleidingsinstellingen en Actiris bijstaan om de werkzoekenden voor de opleidingen en de sector warm te maken. Hiertoe zullen infosessies worden georganiseerd. IRIS TL wenst een of meerdere Actiris-consulenten te detacheren voor:
De zoektocht naar werk voor personen die een opleiding volgen; De inschakeling in de ondernemingen; De organisatie van screenings.
Het PRC wenst een ontmoetingsruimte voor de verschillende actoren te bieden, het wil een plaats zijn waar informatie uitgewisseld kan worden, waar de technisch-pedagogische monitoring uitgevoerd kan worden en waar nieuwe kwalificatierichtingen het daglicht kunnen zien. Bijvoorbeeld: een inventaris van de functies bijwerken en de arbeidsplaatsen met een tekort aan gekwalificeerde personen identificeren. Dit zal bijdragen tot het vastleggen van de prioritaire opleidingspijlers voor werkzoekenden, werknemers en leerlingen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21, 23 en 24.
9898
17
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN
WERKLOZEN Juridisch kader Artikel 59 tot 67 van het KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 1991 (BS 30 augustus 1991).
Doelstellingen Het toekennen van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een nieuwe installatie van werklozen die zich domiciliëren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om er een betrekking in loondienst te vervullen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en voor ten minste 18 werkuren per week.
Algemene principes De werkzoekende moet: minstens 18 jaar oud zijn; uitkeringsgerechtigde werkloze of niet-werkende vrije werkzoekende zijn en sinds minstens drie maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris ingeschreven zijn.
Voorwaarden: de betrekking dient door tussenkomst van Actiris te worden verkregen; de nieuwe woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet op ten minste 30 kilometer van de vroegere woonplaats liggen; de plaats van tewerkstelling moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn; een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur voor ten minste 18 uur per week; de verhuizing moet plaatsvinden binnen de 12 maanden na het tijdstip van de aanwerving. Het bedrag van de tussenkomst: de terugbetaling van de reiskosten van de aanvrager, van de inwonende personen te zijnen/haren laste en van zijn/haar wettelijke of feitelijke echtgeno(o)t(e) ook als deze niet ten laste is; de terugbetaling van de vervoerskosten van de inboedel tot een maximaal bedrag van € 500; een forfaitaire vergoeding van € 375 plus 50% per persoon ten laste.
Administratieve omkadering
Procedure De aanvraag tot tussenkomst moet gebeuren per aangetekende brief gericht aan Actiris binnen de 3 maanden na de inschrijving in het bevolkingsregister. De aanvraag moet vergezeld zijn van: een kopie van de arbeidsovereenkomst; een attest van de gemeentelijke overheid van de nieuwe woonplaats met vermelding van het aantal personen ten laste, het vorige en het huidige adres en de datum van inschrijving in het plaatselijk register;
9998
een attest dat bewijst dat men ofwel uitkeringsgerechtigd werkloos ofwel niet-werkende vrije werkzoekende is en dat men ten minste gedurende 3 maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris ingeschreven staat; de factuur van de vervoerskosten van de inboedel.
Instellingen die in de maatregel tussenkomen Actiris controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de tussenkomst.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 3.000,00.
Reële uitgaven € 0,00.
Evaluatie
Kwantitatief Er werd in 2009 geen enkele aanvraag ingediend.
Kwalitatief De hierboven beschreven doelstelling van de maatregel kent nog steeds dezelfde evolutie, wat wil zeggen dat er slechts weinig aanvragen voor een tussenkomst in de nieuwe installatie van werkzoekenden worden ingediend. Het gebeurt dat werkzoekenden die in de andere gewesten wonen zich bij Actiris inschrijven om makkelijker werk te vinden. Op dat moment zou Actiris hen moeten informeren omtrent de voordelen waarop zij in voorkomend geval dankzij deze maatregel recht hebben. Het wettelijke kader stemt overeen met het beoogde doel, maar niet met de concrete uitvoering van de maatregel. Doordat een van de vereisten is dat de WZ via Actiris tewerkgesteld moet worden, worden immers alle personen die zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen en die op een andere manier werk vinden, uitgesloten.
Vooruitzichten 2010 Net als de voorgaande jaren kunnen we enkel herhalen dat, om deze maatregel bekend te maken, het wenselijk is aan alle WZ die zich bij Actiris inschrijven maar niet in het Brussels Gewest wonen een informatiebrief te versturen. Wanneer men bovendien deze maatregel wil uitbreiden, is het wenselijk de reglementering te wijzigen zodat hij daadwerkelijk kan worden opgenomen in de acties om de mobiliteit van de werknemers te verhogen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
10098
18
BEROEPSOVERSTAPPREMIE
Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 (BS van 25 november 1994). Besluit van 18 juli 1996 (BS van 23 oktober 1996). Besluit van 19 september 1996 (BS van 24 oktober 1996). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004 (BS van 14 mei 2004).
Doelstellingen Het toekennen van een premie aan kmo’s en vzw’s met hoofd- of bedrijfszetel te Brussel die bepaalde categorieën kansarme werkzoekenden aanwerven en hun in de onderneming zelf een door de bevoegde instantie goedgekeurde beroepsopleiding laten volgen.
Algemene principes De onderneming of de vzw moet: voldoen aan de voorwaarden voor kmo’s (minder dan 250 werknemers, een hoofd- of bedrijfszetel in Brussel hebben, een jaaromzet lager dan 40 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal lager dan 27 miljoen euro hebben, en zelfstandig zijn ten opzichte van grote ondernemingen); haar werkaanbieding vóór de aanwerving aan Actiris meedelen; de werknemer in de onderneming een door Bruxelles Formation of de VDAB goedgekeurde beroepsopleiding van ten minste 240 uren (ondertekening van een beroepsoverstapovereenkomst) laten volgen; de werkzoekende aanwerven met: • een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en voor een voltijdse betrekking (premie van € 500); of • een startbaanovereenkomst die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en minimum halftijds verbindt aan een erkende opleiding (premie van € 250, alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); of • een startbaanovereenkomst (een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde duur, minstens halftijds en minimum een jaar) in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken (premie van € 250 of € 125; voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); of • een alternerende startbaanovereenkomst, van minimum een jaar, in de vorm van een arbeids-, een leer-, een inschakelings- of een stageovereenkomst (premie van € 125; alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar; en in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken); de werknemer tewerkstellen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de werknemer tijdens zijn opleiding omkaderen. De werkzoekende moet: bij de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris) ingeschreven zijn; tot een van de volgende categorieën behoren: • jonger zijn dan 25 jaar en niet (langer dan) 3 opeenvolgende maanden gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs);
10198
• jonger zijn dan 25 jaar, langer dan 6 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); • ouder zijn dan 25 jaar, langer dan 12 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); • ouder zijn dan 45 jaar en geen job hebben (maximum diploma hoger secundair ondewijs); • ouder zijn dan 55 jaar en geen job hebben; •
(opnieuw) aan het werk willen gaan en gedurende minstens 2 jaar niet gewerkt hebben, noch een opleiding gevolgd hebben;
• geen bezoldigde beroepsactiviteit van (meer dan) 3 opeenvolgende maanden gevonden hebben na een vrijheidsbenemende straf te hebben uitgezeten; • niet werken, jonger zijn dan 46 jaar en maximum een diploma van het lager secundair onderwijs hebben; de aanwerving moet de creatie van een extra arbeidsplaats betekenen. De premie bedraagt € 500, € 250 of € 125 per maand. Duur van de toekenning van de premie: de premie wordt maandelijks betaald gedurende 12 maanden; de periode van 12 maanden moet vallen binnen een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanwerving plaatsvindt; in geval van een vervanging wordt de premie uitsluitend toegekend voor de aanwerving van een werknemer die een personeelslid vervangt dat werd ontslagen wegens een zware fout of dat met pensioen gaat; is niet verenigbaar met een staatstussenkomst verbonden aan een investering, noch met andere financiële voordelen (uitgezonderd de vermindering van de socialezekerheidsbijdragen); mag in geen geval het maandelijkse nettoloon dat aan de werknemer wordt betaald, overschrijden. De premie is niet verschuldigd voor de maanden waarin de werkgever geen loon uitbetaalt.
Administratieve omkadering Actiris controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de premies.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 200.000,00.
Uitgaven verricht aangaande aanwervingen (C): € 188.375,00.
Uitgaven verricht aangaande betalingen (B): € 139.125,00.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 zorgden 66 werknemers ervoor dat hun werkgevers deze maatregel konden genieten. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste kenmerken van de nieuwe begunstigden van de maatregel in 2009. 10298
BEGUNSTIGDEN IN 2009 VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STUDIENIVEAU EN STATUUT Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
30 4 2
29 0 1
59 4 3
3 21 4 7
6 20 4 1
9 41 8 8
28 7
16 15
44 22
Studieniveau Lager onderwijs 2de graad 3de graad Andere Statuut Arbeider Bediende Totaal
66
We merken op dat de begustigden van deze maatregel in hoofdzaak uit het beroeps- of technisch onderwijs komen. Bovendien werd 46% van de werknemers aangenomen in de bouwsector en de horeca en is meer dan een kwart van de jongeren (27%) tewerkgesteld in het kappersvak en de sociale dienstverlening. De jongeren kunnen hier beroepservaring opdoen en hun theoretische kennis in de praktijk toepassen en aanvullen.
VERDELING VAN DE BEGUSTIGDEN VOLGENS DE ACTIVITEITENSECTOR WAARIN ZE ZIJN TEWERKGESTELD Activiteitensectoren
Aantal werknemers
%
Haartooi en esthetiek Elektriciteit Bouw Handel Hotels + horeca Dienstverlening aan bedrijven Gezondheid en sociale dienstverlening Transport en communicatie
9 4 17 6 13 2
13,5 6 26 9 20 3 13,5
9 6
9
Totaal
66
100
Kwalitatief De evolutie van de doelstelling van de maatregel is over het geheel genomen constant, in die zin dat het aantal personen dat via deze premie wordt aangeworven jaar na jaar ongeveer gelijk blijft. Op het terrein wordt goed aan de oorspronkelijke doelstelling tegemoet gekomen aangezien de aangeworven werknemers een kwalificerende opleiding die aangepast is aan de noden van het uitgeoefende beroep genieten. Het is de bedoeling om de mogelijkheid om deze maatregel te genieten te behouden en naar een groter aantal werkzoekenden uit te breiden. Met dit doel voor ogen zijn er talrijke informatiekanalen die de maatregel bekendmaken (internet, diensten van Actiris ...).
Vooruitzichten 2009-2010 In het kader van de uitwerking van een nieuwe Brusselse tewerkstellingspremie voor kansarme jongeren bestudeert de regering momenteel de mogelijkheid om de beroepsoverstappremie te wijzigen en te vereenvoudigen om aan de doelstelligen van deze nieuwe maatregel te beantwoorden. Het hoofddoel van de nieuwe maatregel is een premie toekennen aan de Brusselse ondernemingen die jonge werkzoekenden aanwerven en hen hierin omkaderen en hen in staat stellen vaardigheden te verwerven.
10398
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
10498
19 PROMOTIE VAN DE DIVERSITEIT BINNEN DE ONDERNEMING Juridisch kader De Territoriale Pacten voor de Werkgelegenheid, opgericht door de Europese Unie, hebben de bedoeling om de werkgelegenheid te bevorderen door alle betrokken territoriale actoren te mobiliseren rond de uitbouw van een aantal projecten. Partnership en bottom-upaanpak vormen de uitgangspunten. Het Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars, dat in juni 2002 werd afgesloten en in maart 2005 werd overgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET), vertrouwt het diversiteitsbeleid en het beleid inzake de strijd tegen discriminatie bij aanwerving toe aan het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid. Beslissing van de plenaire vergadering van het Territoriaal Pact in november 2007 tot goedkeuring van het kaderprogramma van het Pact voor de periode 2007-2013, met een geïntegreerd diversiteitsbeleid als een van de prioriteiten. In september 2008 heeft het Brussels Parlement vier ordonnanties goedgekeurd: de ordonnantie betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling binnen de privésector; de ordonnantie betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling binnen de openbare sector; de ordonnantie ertoe ambtenarenapparaat;
strekkende
een
diversiteitsbeleid
te
bewerkstelligen
in
het
de ordonnantie tot bevordering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de Brusselse bedrijven. Het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid heeft zich enkel op de eerste drie ordonnanties toegelegd, aangezien de vierde een vervolg op de diversiteitsplannen beoogt in de vorm van de toekenning van een Brussels label voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In 2009 werd de ordonnantie gericht op de bedrijfswereld geconcretiseerd in uitvoeringsbesluiten, met het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei 2009 betreffende de diversiteitsplannen en het diversiteitslabel.
Doelstellingen De Brusselse bedrijfswereld sensibiliseren en stimuleren tot het voeren van een intern diversiteitsbeleid en de Brusselse ondernemingen daarbij intens begeleiden. Daartoe worden verschillende instrumenten uitgewerkt, waaronder de diversiteitsplannen, de diversiteitsconsulenten, verschillende publicaties en een website. Dit wordt ondersteund met allerlei acties op verschillende gebieden die telkens inspelen op de relatie diversiteit, strijd tegen discriminatie en bedrijfswereld. Alle belangrijke actoren op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijeenbrengen en een breed partnership organiseren rond dit diversiteitsbeleid: werkgevers, beroepssectoren, vakbonden, overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut en instellingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit partnership werkt verder aan de uitbouw en de verfijning van het instrumentarium, ten dienste van alle actoren op de Brusselse arbeidmarkt.
Algemene principes en acties De hoofdbedoeling is een coherent beleid uitbouwen dat acties ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van diversiteit op de Brusselse arbeidsmarkt bijeenbrengt en stoffeert met een gemeenschappelijke uitbouw van een instrumentarium, zowel naar de bedrijven toe als tussen de partners onderling.
10598
De prioriteit gaat uit naar de begeleiding van de ondernemingen die kiezen voor diversiteit, door hun van nabij bij te staan in het uitdenken en opstellen van een diversiteitsplan, een diversiteitslabel te vragen en de acties verder te zetten in een consolidatie. Zij worden daarin begeleid door een paritair samengesteld Diversiteitscomité: vertegenwoordigers van de vakbondswereld en van de werkgeversorganisaties en een aantal deskundigen (zoals een vertegenwoordiger van de minister voor Tewerkstelling, het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, de dienst Werkgevers van Actiris, VDAB-RDB en Bruxelles Formation). Dit comité regelt tevens de partnerships met de projectontwikkelaars inzake diversiteit vanuit het BNCTO en de jaarlijkse actieprogramma’s vanuit de drie Brusselse vakbonden die complementair werken op de Diversiteitscel. Het ontvangt ten slotte tevens projectdragers uit het Brusselse die hun projecten voorstellen en waarbij het Comité richting geeft aan het begeleidingswerk door de Diversiteitscel.
Partners van de maatregel: De leden van de algemene vergadering van het Territoriaal Pact, die richting geeft aan het beleid, waaronder: verschillende diensten van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris); Bruxelles Formation; het kabinet van de minister belast met Tewerkstelling en Economie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ESRBHG); de Fédération bruxelloise des Opérateurs de l'Insertion socioprofessionnelle (Febisp); de Federatie van partners voor werk (FEDERGON); het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cel Tewerkstelling; het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; het Verbond van Ondernemingen te Brussel (BECI); de ABVV, het ACV, het ACLVB. Aangevuld met een aantal collega-organisaties waaronder het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding (BNCTO), het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, Tracé Brussel, …
Administratieve omkadering Actiris: onafhankelijke dienst Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid, als coördinerende instantie voor de Diversiteitscel met de vijf diversiteitsconsulenten.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 881.000,00.
Uitgaven op 31 december € 638.617,29.
Verwezenlijkingen
Diversiteitsplannen en –label De absolute prioriteit voor de Diversiteitscel is de begeleiding van Brusselse bedrijven bij het uitwerken en uitvoeren van een intern diversiteitsbeleid. Elk bedrijf, groot of klein, uit de profit of de non-profit, kan vandaag een diversiteitsplan aangaan. Drie basisprincipes worden daarbij gehanteerd:
10698
vertrekken vanuit de realiteit binnen de onderneming, uitsluitend uitgaan van competentiebeheer en van bij de start dit diversiteitsbeleid laten dragen door de volledige onderneming, waarbij de werknemers formeel en inhoudelijk bij dat beleid worden betrokken. Na een grondige analyse en de opstart van een interne paritair samengestelde dragende structuur wordt een diversiteitsplan opgesteld met acties in de combinatie van het beoogde publiek (mensen met een andere origine, gehandicapten, jongeren, ouderen, laaggeschoolden en transversaal de genderthematiek) met de interventieterreinen inzake management (selectie en rekrutering, personeelsbeheer, interne communicatie en externe positionering). Dit plan loopt over twee jaar en het eerste plan kan gecofinancierd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, a rato van € 10.000 maximum over de twee jaar, met een eerste schijf van de helft bij de opstart van het plan. Het plan wordt ingediend bij Actiris. De diversiteitsconsulent die het bedrijf bij dit proces heeft begeleid, legt het plan voor aan het Diversiteitcomité binnen het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid, dat paritair is samengesteld: een bank vakbonden, een bank werkgevers en een aantal externe deskundigen. Dit comité formuleert aanbevelingen, waar het bedrijf al dan niet rekening mee houdt. Het plan wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan het Beheercomité van Actiris, waarop bij een positief advies een overeenkomst volgt tussen het bedrijf, Actiris en de minister bevoegd voor Tewerkstelling. Na twee jaar volgt een evaluatie (met een tussentijdse evaluatie na een jaar) die procedureel volledig dezelfde weg volgt als het opstellen van een plan. Na een positieve evaluatie kan het bedrijf een diversiteitslabel aanvragen, al dan niet verbonden aan een consolidatieplan (zonder cofinanciering) voor acties gedurende de volgende twee jaar. Zo kan binnen twee jaar het label worden hernieuwd, op basis van een positieve evaluatie van dit consolidatieplan. Eind 2009 staat de teller op 30 diversiteitsplannen (meer details op de website www.diversiteit.irisnet.be), waarmee 9.993 Brusselse werknemers worden bereikt, met een overheidsinbreng € van 250.000 (en een privé-inbreng van een vijfde). Vier diversiteitsplannen werden positief geëvalueerd en zullen in 2010 het eerste diversiteitslabel ontvangen. De Diversiteitscel staat in nauw en rechtstreeks contact met 299 Brusselse bedrijven, waarvan 46 zich volop hebben gelanceerd in de procedure om volgend jaar een diversiteitsplan aan te kunnen gaan. De Diversiteitscel richt haar begeleiding niet uitsluitend op bedrijven, maar ook op gemeenten en instellingen van openbaar nut (waar echter nog geen formeel kader voor bestaat).
Omkadering van diversiteit binnen de Brusselse onderneming Het individuele werk met een bedrijf rond diversiteit wordt aangevuld met omkaderende acties, samen met Brusselse partners actief op de arbeidsmarkt. Vooreerst met de afstemming met andere collega-organisaties, zoals het BNCTO (met eigen projectontwikkelaars voor Vlaamse diversiteitsplannen in Brussel en via een samenwerkingsprotocol), de drie Brusselse vakbonden (met elk een eigen raadgever diversiteit en een gezamenlijk actieprogramma rond vorming, begeleiding en sensibilisering, zowel binnen de bedrijven als binnen de eigen vakbondskringen - met een intersyndicaal forum in februari 2009 - en vastgelegd in samenwerkingconventies) en het Centrum voor gelijkheid van kansen (met de samenwerking o.a. in het kader van het Informatieloket voor discriminatie en in het kader van de Barometer inzake discriminatie op de arbeidsmarkt - langlopende studie en objectivering van het thema, samen met de andere Belgische gewesten en gemeenschappen), vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen het centrum en Actiris. Vervolgens met de organisatie van drie ‘spot-momenten diversiteit’, telkens met andere partners, maar op dezelfde leest geschoeid: rond een werklunch, uitwisselen van getuigenissen en ervaringen tussen Brusselse bedrijven onderling, aangevuld met praktische verhalen van de samenwerking tussen Brusselse partners en bedrijven en dit telkens toegespitst op één of ander aspect van een
10798
diversiteitsbeleid. Dit jaar draaide dit rond interne communicatie en het wettelijk kader (i.s.m. Pour la Solidarité) en rond intercultureel management (samen met BECI). Een laatste belangrijke aspect in het werk van de Diversiteitscel is de begeleiding van diversiteitsprojecten uit het Brusselse werkveld. Telkens melden zich projectdragers aan met een idee, dat vervolgens in samenwerking met een diversiteitsconsulent wordt uitgewerkt en ter advisering wordt voorgelegd aan het Diversiteitcomité. Met die aanbevelingen kan de projectdrager alleen verder of wordt het project verder samen gedragen. In deze laatste groep werd in 2009 gewerkt rond een Europees Charter voor bedrijven, een Europees charter voor steden inzake diversiteit, opleiding en tewerkstelling van jongeren in de evenementenwereld, een radioprogramma rond de arbeidsmarkt op verschillende vrije radio’s en gericht op een divers publiek, een project rond maatregelen rond worklife-balance samen met bedrijven uit de Brusselse Haven, professionele mobiliteit tussen de diaspora in Brussel en de Democratische Republiek Congo. Dit alles kan gevolgd worden via de website www.diversiteit.irisnet.be, waar alle informatie over inhoud en resultaten kan opgevraagd worden. Daarnaast werd, naar aanleiding van de komende afronding van de pilootfase (en de daarop volgende toekenning van de eerste diversiteitslabels) gewerkt aan een nieuwe brochure, een herziening en actualisatie van de website en een flyer voor de klanten van de bedrijven die een label zullen krijgen. Uiteraard wordt dit aangevuld met verschillende interventies in uiteenlopende conferenties, debatten en seminaries waar diversiteit in de ondernemingswereld wordt aangekaart.
Investering vanuit het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid Al dit werk inzake diversiteit wordt met de eigen informele werkmethode van het Territoriaal Pact aangevuld. Dit jaar ging daarbij de aandacht vooral naar de uitbouw en concretisering van het wettelijk kader met de uitvoeringsbesluiten voor de ordonnantie inzake diversiteit voor de privéwereld en het uitwerken van de nodige formulieren en het diversiteitslabel (dit in samenwerking met het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat het label beheert). Tevens werd een procedure uitgewerkt met de partners rond de evaluatie van een diversiteitsplan. Vervolgens ging de aandacht naar de organisatie van het onthaal van nieuwkomers in Brussel, een studie en werkvoorstellen rond eenoudergezinnen in Brussel, het uitwerken van een typeconventie voor het beheer van de vacatures van de lokale besturen (met een ‘anonieme’ selectieprocedure binnen Actiris), de opstart van de decentralisatie van de functies van het Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving en ten slotte de voorbereiding en de opvolging van een van de drie ateliers op het internationale colloquium naar aanleiding van 20 jaar Actiris, dat draaide rond diversiteit op de arbeidsmarkt.
Evaluatie
Kwantitatieve evaluatie 14 ondernemingen hebben in 2009 een plan ingediend en alle plannen werden goedgekeurd. In Brussel zijn in totaal, met de dertig diversiteitsplannen, 9.993 werknemers rechtstreeks betrokken bij het eigen diversiteitsbeleid. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest investeert bijna € 250.000 via deze diversiteitsplannen, waar een privé-investering tegenover staat van een vijfde.
Kwalitatieve evaluatie De door de ondernemingen geplande acties werken allemaal op basis van een combinatie volgens het “4x4”-principe: de acties hebben op een of andere manier betrekking op de vier discriminatieassen (origine, leeftijd - jongeren en senioren -, handicap en gender) en de vier interventiedomeinen (aanwerving en selectie, personeelsbeheer, interne communicatie en externe positionering). De nieuwe groep ‘laaggeschoolde werknemers’, prioritair sinds de stemming van het uitvoeringsbesluit van 7 mei 2009, zien we pas nu opduiken in de nieuwe diversiteitplannen. Er zijn 168 diversiteitsacties ingeschreven in de diversiteitsplannen die in 2009 werden voorgesteld (op een totaal van 432 ingediende acties): 19% ervan zijn acties van ‘rekrutering en selectie’, 35%
10898
van ‘personeelsbeheer’, 30 % van ‘interne communicatie’ en 16 % van ‘externe positionering’. 66% van de ingeschreven acties richten zich op alle doelgroepen van het Brusselse diversiteitbeleid (leeftijd, origine, handicap, gender, laaggeschooldheid), tegenover 74% in 2008 en 73% in 2007. De rest van de acties richt zich op een bijzondere doelgroep, zoals jonge of laaggeschoolde werknemers. Een van de verdiensten van dit Brussels diversiteitsbeleid is het feit dat het gedragen wordt door een breed partnership aan actoren actief op de Brusselse arbeidsmarkt en dat het, nu het wettelijk kader werd uitgevaardigd, ook geldt voor alle types actoren op de arbeidsmarkt, zowel privé als openbaar en voor allen op basis van een gelijkaardig model.
Vooruitzichten 2010 Vooreerst blijft de meeste aandacht uitgaan naar de realisatie van diversiteitsplannen binnen de ondernemingen. De doelstelling voor eind 2010 ligt op 50 bedrijven die door een plan worden betrokken bij het beleid, of een equivalent van 15.000 werknemers in Brussel. De Diversiteitscel wil eenzelfde variëteit aan bedrijven en sectoren blijven betrekken via de prospectie. In principe zullen een tiental evaluaties worden voorgelegd aan het Beheerscomité van Actiris, waarbij het de bedoeling is dat de meeste van deze bedrijven zich ook verder engageren via een consolidatieplan. Bovenop deze plannen, wil de Diversiteitscel zich concentreren op de organisatie van minimaal zes ‘spot-momenten diversiteit’ samen met telkens verschillende partners (federaties, vakbonden en sectoren). Twee nieuwe initiatieven worden opgestart in het werk met en rond de diversiteitsplannen: het in contact brengen van bedrijven, met of zonder plan, rond gemeenschappelijke problemen of actielijnen (zoals bijvoorbeeld de motivatie van mensen met een andere origine om promotie te maken naar kaderfuncties) en de coördinatie van actoren op de arbeidsmarkt bij het inspelen op specifieke vragen van bedrijven met een plan (taaljobdate voor de Colruytgroep en de realisatie van een moederkaart handicap). Complementair aan het werk rond de plannen, wordt het werk van de vakbonden verlengd, met daarbij een intensere interactie tussen de vakbondsraadgevers en de Diversiteitscel in functie van een sterkere gelijklopende timing in interventie en actie. Met het BNCTO zijn twee specifieke acties gepland: een gezamenlijke organisatie van een ‘spot-moment diversiteit’ en de inbreng van een eerste bedrijf met een door Vlaanderen goedgekeurde evaluatie in het Brussels systeem van het diversiteitslabel en het consolidatieplan. Er zal tevens een overleg worden opgezet rond transregionaliteit, maar uitsluitend op basis van de concrete vragen van de bedrijven met een Brussels plan. Om deze acties van de Diversiteitscel sterker te omkaderen, zal het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid volgende prioritaire actielijnen opnemen: Wettelijk kader voor openbare sector: Voorstellen worden uitgewerkt, als een basis voor toekomstige uitvoeringsbesluiten, in het kader van de ordonnantie voor lokale besturen (diversiteitsplan, noties van wijken en werkloosheidsgraad, en rapportering). Een kaderakkoord zal worden opgesteld tussen gemeenten en Actiris m.b.t. het beheer van vraag en aanbod inzake vacatures en rond diversiteitsacties (plan, rapportering,…). ‘Divers’ beheer van de kandidaten bij de rekrutering: In antwoord op de iets te sterk gemediatiseerde anonieme cv, de uitwerking van een ‘beheersinstrument’ van kandidaten (op vrijwillige basis voor de kandidaten, op basis van een diversiteitsplan voor de bedrijven) met enkele pilootprojecten met partners zowel uit de publieke als uit de privésector. Operationalisering van de begeleiding inzake antidiscriminatie: Een kaderakkoord zal uitgewerkt moeten worden inzake antidiscriminatie (tewerkstelling, diensten aan personen en huisvesting) om de rol van het Centrum voor gelijkheid van kansen officieel te maken. In 2009 werd begonnen met de decentralisatie van de functies van het Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving. In een eerste fase naar de agentschappen van ACTRIS. Later zullen andere actoren op de Brusselse arbeidsmarkt worden betrokken bij deze decentralisatie.
10998
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
11098
20
INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
Juridisch kader Het Sociaal Pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars, dat in 2002 werd gesloten tussen de Brusselse minister van Werkgelegenheid en de vertegenwoordigers van de werknemers, de werkgevers en de middenstand, dat sinds 2005 deel uitmaakt van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling (CET). KB van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Wet van 10 mei 2007 tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. Wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Ordonnantie van 4 september 2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt. Ordonnantie van 4 september 2008 ertoe strekkende een diversiteitsbeleid te bewerkstelligen in het Brussels ambtenarenapparaat. Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling.
Doelstellingen Dit loket is specifiek bedoeld om de werkzoekenden in te lichten over alle vormen van discriminatie bij aanwerving en voor hen die zich gediscrimineerd voelen een onthaal en begeleiding te voorzien met de focus op bemiddeling.
Algemene principes In principe bepaalt de wet dat alle werkzoekenden in de selectieprocedure gelijk behandeld moeten worden. Wanneer de selectiecriteria bijgevolg niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd kunnen worden, kan er sprake zijn van rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie. In het kader van de strijd tegen discriminatie bij aanwerving heeft Actiris, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, een informatiedienst opgezet die gespecialiseerd is in het onthaal, de ondersteuning en de begeleiding van mensen die aangeven discriminatie te ondergaan. Als een werkzoekende denkt gediscrimineerd te worden in de rekruteringsprocedure, zal de consulent samen met hem een objectieve analyse van de situatie trachten te maken. Vervolgens bepalen zij samen of de vermoedens van discriminatie gegrond zijn en/of de situatie een juridisch vervolg vereist. In dat geval zal het slachtoffer een ontmoeting hebben met een jurist van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, wiens taak erin bestaat de nodige juridische bijstand te verlenen om, eventueel, een schadeloosstelling te verkrijgen. De nadruk blijft echter liggen op de bemiddelingspogingen.
Administratieve omkadering Actiris, Directie Werkzoekenden, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en met het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid, dat zich samen met de Diversiteitscel via diversiteitconsulenten concentreert op een geïntegreerd Brussels beleid inzake de strijd tegen discriminatie en de promotie van diversiteit.
11198
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Een budget van € 100.000 geïntegreerd in de algemene maatregel rond de strijd tegen discriminatie bij aanwerving en de promotie van de diversiteit en bovendien aangevuld door Actiris (ofwel € 881.000,00).
Uitgaven op 31 december Uitgaven geïntegreerd in de uitgaven van de maatregel "Strijd tegen discriminatie bij aanwerving en promotie van de diversiteit".
Evaluatie Van de 150 personen die zich in 2009 bij het Informatieloket aanmeldden, werden 99 Brusselse werkzoekenden intens begeleid. Het wordt steeds moeilijker om zich bij de detectie van de discriminatiegronden te beperken tot één motief. Mensen uiten vooral een algemeen gevoel van discriminatie dat niet altijd kan teruggebracht worden tot een hoofdmotief. Vandaar dat onderstaande tabel een eerder theoretische oefening blijft en dat niet wordt teruggevallen op de officiële gronden, zoals het Centrum voor gelijkheid van kansen ze aangeeft. Dat gebeurt pas later, eenmaal tot een juridische procedure moet worden overgegaan, wat in principe zoveel mogelijk wordt vermeden.
DISCRIMINATIEGRONDEN EN AANTAL KLACHTEN VOLGENS GESLACHT Discriminatiegronden Mannen Leeftijd
Vrouwen 5
Fysieke kenmerken
%
Totaal 5
5,1
2
2
2,0
Filosofische kenmerken
1
4
5
5,1
Gender
2
3
5
5,1
1
1
1,0
11
6
17
17,2
Informatie
3
6
9
9,1
Nationaliteit
2
1
3
3,0
Origine
21
7
28
28,3
Ras
11
6
17
17,2
4
3
7
7,1
60
39
99
100,0
60,6
39,4
100,0
Handicap Sociale achtergrond
Gezondheid Totaal %
De klachten over discriminatie op basis van nationaliteit en origine vertegenwoordigen samen 31,3% van alle dossiers. Mannen blijven in de meerderheid wat betreft het aantal klachten.
11298
BRUSSELSE WERKZOEKENDEN DIE ZICH AANMELDDEN IN 2009 VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJD EN GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum tweede graad secundair onderwijs
15
11
26
Derde en vierde graad secundair onderwijs
6
12
18
Bachelor
9
7
16
Master
10
2
12
Leerlingschap
0
1
1
Andere
20
6
26
Totaal
60
39
Leeftijdsklasse
Mannen
< 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Totaal
Vrouwen 7
5
12
31
30
61
4
22 60
99 Totaal
39
26 99
Vooruitzichten 2010 De informatieverspreiding rond fenomenen van discriminatie bij aanwerving moet verder worden doorgezet, vooral eveneens rond het nieuwe wettelijke kader voor de actoren op de Brusselse arbeidsmarkt. 2010 biedt een heel ander werkperspectief voor het Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving dan de vorige jaren. In een onderling akkoord tussen Actiris - Directie Werkzoekenden -, het Centrum voor gelijkheid van kansen en het Territoriaal Pact gaat dit jaar de aandacht uit naar de opbouw van een geïntegreerd beleid inzake discriminatie en diversiteit. Dit wordt in verschillende fasen uitgebouwd. Vooreerst door het onthaal mee te decentraliseren naar de agentschappen van Actiris. Vervolgens, na een positieve evaluatie, door de functies van het Informatieloket volledig door te schuiven naar de agentschappen. De rapportering wordt voorlopig binnen het centrale Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving gehouden en wordt voorgelegd aan het paritair samengestelde Diversiteitscomité in de schoot van het Territoriaal Pact, waar ook de diversiteitsplannen van de ondernemingen worden besproken. In een volgende fase wordt de registratie volgens een uniform systeem verzorgd door het Centrum voor gelijkheid van kansen. Het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid zal zich tevens inlaten met de organisatie van een breder netwerk voor het onthaal en de begeleiding van mensen die zich gediscrimineerd voelen, en dit samen met de partners actief op de Brusselse arbeidsmarkt, zodat er straks één netwerk met een centralisatie inzake informatie, ervaringsuitwisseling en rapportering kan functioneren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19
11398
21 ACTIRIS-NETWERK VAN PARTNERS VOOR WERK Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
Doelstellingen Het Actiris-Netwerk van Partners voor Werk (NWP) heeft als doel de diensten dichter bij de gebruikers (werkzoekenden en werkgevers) te brengen en de dienstverlening van Actiris en de partners die lid zijn van het netwerk te verbeteren, dankzij een degelijke coördinatie. Deze maatregel beoogt de openstelling van de databanken van Actiris aan zijn partners die lid zijn van het netwerk, een grotere complementariteit van de geleverde inspanningen en een betere communicatie tussen alle socioprofessionele inschakelingsactoren in het Brussels Gewest. Het NWP heeft eveneens tot doel om de zichtbaarheid van het inschakelingstraject te verhogen, de toegang tot de werkaanbiedingen en de gespecialiseerde diensten die door de verschillende actoren worden verleend te vergemakkelijken en het administratieve werk dat voortvloeit uit de verschillende verslagen en balansen die de actoren in het kader van hun financiering moeten opstellen, te vereenvoudigen en te verlichten.
Algemene principes Vertrekkende van het principe dat zeer uiteenlopende actoren, die onder de bevoegdheid van verschillende institutionele overheden vallen, elk binnen hun vakgebied werkzaam zijn op het vlak van tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling, dient men, met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid, naar synergie te streven, onder meer via een gecoördineerd netwerk tussen deze actoren. In het licht van de uitbouw van een dergelijk netwerk, heeft men er alle belang bij om de verschillende acties van de bovenvermelde plaatselijke actoren te bundelen binnen een platform voor de werkgelegenheid. De coördinatie ervan wordt op gewestelijk niveau waargenomen. Het werkingsmodel is gebaseerd op het partnershipmodel volgens hetwelk momenteel verschillende acties zijn georganiseerd, zoals het Netwerk voor het Actief Zoeken naar Werk of de inschakeling via de OCMW’s. De nieuwigheid ligt in de grotere doeltreffendheid en de complementariteit van de acties dankzij het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën binnen het netwerk. Dit werkingsmodel wordt geformaliseerd door de overeenkomsten voor toetreding tot het netwerk, waarvan de inhoud is aangepast aan het type partner. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling « Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid » van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Huidige partnerinstellingen In 2009 werden twee nieuwe types van partners op het netwerk aangesloten: de partners voor de begeleiding van specifieke doelgroepen (BSD) en de partners voor begeleiding van de uitwerking van het beroepsproject (BUBP). Op 31/12/2009 waren 146 operatoren actief in het netwerk. Het totale aantal aangesloten operatoren is als volgt verdeeld: de 19 OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 22 erkende partners voor het Actief Zoeken naar Werk (waarvan 1 Nederlandstalige); 11 socioprofessionele inschakelingspartners (9 Missions locales en 2 Nederlandstalige partners);
11498
Bruxelles Formation en 46 Franstalige opleidingspartners (ISPI's); VDAB-RDBB en 9 Nederlandstalige opleidingspartners; 5 Nederlandstalige centra voor deeltijds onderwijs; 5 Franstalige centra voor deeltijds onderwijs (CEFA); 12 Nederlandstalige specifieke begeleidingspartners in het eerste semester van 2009. 3 van hen hebben het dienstjaar binnen deze maatregel afgesloten, de andere hebben een BSDovereenkomst gesloten (zie lager); 15 partners voor de begeleiding van specifieke doelgroepen (BSD) vanaf 01/07/2009; 5 partners voor de begeleiding van werkzoekenden bij de creatie van een eigen tewerkstelling (ACT); 6 partners die acties ter begeleiding van de uitwerking van het beroepsproject aanbieden (BUBP).
Administratieve omkadering Actiris, via de dienst Netwerkbeheer, die speciaal belast is met de omkadering en de ontwikkeling van het netwerk.
Budget De maatregel wordt gefinancierd met het gewoon budget van Actiris.
Evaluatie In 2009 werden een aantal nieuwe informatietools ontwikkeld, met op de eerste plaats de regelmatige en gestructureerde verspreiding van informatie over de activiteiten van de partners. Alle oplossingen die de voorgaande jaren in de praktijk werden gebracht, werden getest en goedgekeurd. De procedures voor de informatie-uitwisseling tussen Actiris en Bruxelles Formation werden op punt gesteld en de maatregelen om de aansluiting van de partners en de kwaliteit van hun werk in het netwerk te verbeteren, werden afgerond. Wat de opleidingsinspanning betreft, werden in 2009 voor de verschillende soorten gebruikers 136 opleidingsdagen georganiseerd (basis- en voortgezette opleidingen). 177 gebruikers hebben een nieuw attest gekregen. Momenteel zijn 691 gebruikers (alle soorten operatoren door elkaar) actief in het netwerk. In 2009 werd het opleidingsaanbod verder uitgewerkt. Enerzijds werd het didactisch materiaal beter aan de behoeften van de bestaande partners aangepast. Zo werden de syllabussen toegespitst op de handelingen die de partners in het netwerk verrichten. Anderzijds kregen de nieuwe partners aangepaste opleidingen aangeboden, alsook didactisch en werkmateriaal dat op hun specifieke activiteit is afgestemd. De werkzaamheden zullen in 2010 worden vervolgd.
Vooruitzichten 2009-2010 Terwijl 2009 nog steeds in het teken van de hervorming van het partnership stond, zal 2010 het jaar zijn waarin nieuwe projectoproepen worden gelanceerd in het kader van het ESF, en waarin dus nieuwe partners het netwerk zullen vervoegen. Het zal ook het jaar zijn waarin nieuwe projecten tot stand komen, aangezien er nieuwe categorieën van operatoren werden toegevoegd, die allemaal moeten worden opgeleid en op het netwerk moeten worden aangesloten. Hierdoor zal het netwerk de werkzoekenden nóg meer te bieden hebben. In 2010 zou ook moeten worden gestart met de analyse van een ambitieus project voor de ontwikkeling van een instrument dat de opvolging van klanten en de follow-up van de contractuele verbintenis partner/Actiris integreert. Dit zou het administratief beheer zowel voor de partners als voor Actiris moeten vergemakkelijken. Een dergelijk instrument zou de gebruiksvriendelijkheid, het gebruiksgemak en de prestaties van de informaticasystemen moeten doen toenemen. De doelstellingen zijn dus de uitbreiding van het netwerk naar nieuwe partners (identificatie, behoeftebepaling, aansluitingsplan enz.), de consolidering van het netwerk en de ontwikkeling van
11598
instrumenten om de kwaliteit van de dienstverlening voor de aangesloten partners en hun klanten (de werkzoekenden) te verbeteren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
11698
22
BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID
Juridisch kader Dienst van Actiris die werd opgericht in 1994 met de steun van het ESF. Momenteel is het Observatorium een van de maatregelen van het operationeel programma 2007-2013, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen Het Observatorium heeft als doel bestaande structuren en systemen te ondersteunen, onder meer door de nodige hulpmiddelen te voorzien om op de kwalificatiebehoeften in het Gewest te anticiperen en nieuwe bekwaamheden te identificeren. Een andere opdracht bestaat erin het geheel van de fenomenen in verband met de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te bestuderen en hierover informatie te verspreiden.
Algemene principes Het Observatorium structureert zijn activiteiten al naargelang de diverse vragen afkomstig van sociaaleconomische, institutionele of politieke actoren op Brussels, nationaal of internationaal niveau. De antwoorden op deze vragen nemen de vorm aan van publicaties of concrete tussenkomsten en informeren de actoren die betrokken zijn bij de ontwikkelingen van het Gewest. In deze context houdt het Observatorium zich bezig met: de analyse (en jaarlijkse update) van de evolutie van de sociaaleconomische context van het Gewest en de bijbehorende evolutie van de arbeidsmarkt; het ontwikkelen van indicatoren, onder andere in het kader van de uitvoering van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de programmering ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het verzamelen en up-to-date houden van de behoeften inzake kwalificaties en beroepservaring alsook de opsporing van wanverhoudingen in bepaalde segmenten van de Brusselse arbeidsmarkt; de deelname aan de ontwikkeling van systemen die de tendensen op het vlak van tewerkstelling en kwalificatiebehoeften als gevolg van de nieuwe werkomstandigheden en de nieuwe vormen van organisatie van de arbeid kunnen voorspellen.
Administratieve omkadering Actiris
Budget
Uitgaven op 31 december 2009 € 906.791,78.
Evaluatie
Kwantitatief Een greep uit de acties en verwezenlijkingen van het Observatorium in 2009: de analyse van de knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de jaarlijkse uitgave van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de opstelling van het jaarverslag omtrent de kwantitatieve gegevens verstrekt door de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt;
11798
het beheer van databanken die het mogelijk maken de sociaaleconomische context en het werkingsgebied van de OTD te analyseren en op te volgen. de uitvoering van een studie over de horeca, namelijk "De Brusselse horecasector. Tewerkstelling en opleiding in de kijker".Deze studie werd in februari 2008 opgestart. De opstelling van het derde en tevens laatste deel werd eind 2008 aangevat en in de loop van 2009 afgerond. In dit deel wordt de sector beschouwd vanuit de werkelijkheid op het terrein van de huidige en toekomstige werknemers; het online plaatsen van de eerste versie van de IAM-B-site en voorstelling van de site tijdens een persconferentie in april 2009. Deze website met informatie over de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (IAM-B) centraliseert objectieve, gestructureerde en actuele informatie over de beroepen, de activiteitensectoren en de opleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bovendien is het de bedoeling dat de informatie op de website aan het systeem voor raadpleging van de werkaanbiedingen van Actiris wordt gekoppeld. De IAM-B-site wordt van dichtbij opgevolgd en wordt regelmatig bijgewerkt; de uitvoering van een studie met als titel: "Socio-economisch belang van de Brusselse havenbedrijven". De recentste uitgave is een bijwerking van eerdere studies, op vraag van de Haven van Brussel. De overeenkomst werd in augustus 2009 ondertekend. De studie is momenteel aan de gang; ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van Actiris (maart 2009) heeft het Observatorium de belangrijkste ontwikkelingen van de werkgelegenheid en werkloosheid in Brussel onderzocht. Deze studie kreeg de titel "Evolutie van de werkgelegenheid en de werkloosheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 1989 -2009 »; de publicatie van een focus "Situatie van de eenoudergezinnen op het vlak van werkgelegenheid en werkloosheid in het Brussels Gewest"; de opstelling in mei 2009 van een nota over de "Evolutie van de werkgelegenheid in het Brussels Gewest 2004-2008: interne werkgelegenheid, actieve beroepsbevolking en pendel"; de opstelling van een nota over de "Mobiliteit van Brusselse werknemers – evolutie van de uitgaande pendel:Deze nota geeft een overzicht van het pendelverkeer van Brussel naar Vlaanderen; redactie van een werkdocument over de "Impact van de crisis op de jongerenwerkloosheid in het Brussels Gewest" in oktober 2009. Dit document licht de conjuncturele evolutie van de jongerenwerkloosheid in Brussel toe; in november 2009 is het Observatorium gestart met een verkennende analyse van de groene banen in Brussel. Deze analyse kadert binnen de Alliantie Werkgelegenheid-Milieu uit het Brussels regeerakkoord; in december 2009 heeft het Observatorium een longitudinale analyse van de begunstigden van de taalcheques-ICT gemaakt. Het doel van deze analyse was om na te gaan of deze taal- en ICTcheques de tewerkstellingskansen gunstig beïnvloeden. Het Observatorium heeft een antwoord geboden op tal van diagnose- en analyseopdrachten afkomstig van economische, sociale, professionele en politieke actoren, alsook op vragen uitgaande van de audiovisuele en geschreven pers. Het leeuwendeel van deze vragen is afkomstig van gewestelijke of federale instanties, maar het Observatorium krijgt ook vragen van internationale structuren. Het Observatorium neemt eveneens deel aan verscheidene werkgroepen van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid.
Kwalitatief Het Observatorium neemt deel aan de vergaderingen van werkgroepen i.v.m. werkgelegenheid op gewestelijk, federaal, Europees,… niveau. De leden van het Observatorium wonen informatiesessies, forums, conferenties,... bij over verschillende kwesties in verband met de arbeidsmarkt en houden zelf uiteenzettingen/conferenties op verzoek. Zo heeft het Observatorium op gewestelijk niveau in het bijzonder zijn actieve deelname aan de projecten van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
11898
binnen 5 werkgroepen voortgezet. Er werd aan het Observatorium gevraagd om een bijdrage te leveren aan de evaluatie van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling. In december 2008 zijn Actiris en Bruxelles Formation een nieuwe samenwerking aangegaan. Het is de bedoeling om een instrument te ontwikkelen dat zal helpen om de prioriteiten te bepalen die nodig zijn om het opleidingsaanbod te optimaliseren. In het begin van het jaar 2009 heeft het Observatorium zich vooral gewijd aan het oplijsten van nuttige informatieve en statistische bronnen en het opstellen van sectorfiches die Bruxelles Formation bij zijn toekomstige projectoproepen zal kunnen gebruiken. In het kader van de samenstelling van de communautaire databank arbeidsmarktbeleid (PMT EUROSTAT) werkt het Observatorium mee aan de productie en verzameling van gegevens i.v.m. de tewerkstellingsmaatregelen in het BHG. Het Observatorium werkt bovendien nog steeds mee aan de realisatie van het datawarehouse over de arbeidsmarkt en de sociale bescherming (project AGORA). Net als de vorige jaren zorgen het Observatorium en de ENIAC-expert op vraag van de minister van Tewerkstelling voor de bijwerking van het overzicht van alle directe en indirecte tewerkstellingsmaatregelen beheerd door het gewest met het oog op de jaarlijkse opvolging van het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie, die in de Lissabonstrategie is geïntegreerd. Deze inventaris dient ook als basis voor de follow-up van het Actieplan Sociale Insluiting. Het Observatorium werkt mee aan de uitwerking van de indicatoren van de werkgelegenheidsrichtsnoeren van het Nationaal Hervormingsprogramma. Het is bovendien verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de indicatoren m.b.t. de activering van werkzoekenden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Observatorium volgt intern de tewerkstellingsacties voor werkzoekenden op (onder meer de acties die kaderen in de ESF-programmering 2007-2013 van het BHG, beheerd door de dienst ESF van Actiris). Via de ontwikkeling van nieuwe mobiliteitsindicatoren draagt het Observatorium bij tot de uitvoering van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Op die manier helpt het Observatorium bij de verwezenlijking van het gecoördineerd actieplan voor de Brusselse rand.Ten slotte wordt de website van het Observatorium regelmatig bijgewerkt. Zo werden verscheidene nieuwe statistieken in verband met werkgelegenheid en werkloosheid toegevoegd.
Vooruitzichten 2010 de uitgave van het jaarverslag 2009 m.b.t. de knelpuntberoepen; de update van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in het Brusselse Gewest (in samenwerking met de diensten die deze maatregelen beheren); de beschrijving van de sociaaleconomische context voor het uitvoeringsverslag van het ESF-programma van het gewest en deelname aan de diverse werkzaamheden; de bijwerking en het onderhoud van de IAM-B-site; daarnaast zijn ook communicatieacties gepland; de uitwerking van databanken over de werkloosheid en de werkgelegenheid op basis van verschillende bronnen (RSZ, KSZ, RSVZ, RVA, Forem, VDAB, Arbeitsamt, EAK, Federgon, Eurostat, enz.); de verdere opvolging, met de beheerders van de tewerkstellingsmaatregelen onder de bevoegdheid van Actiris, van de opstelling van (jaarlijkse en halfjaarlijkse) statistische verslagen van de activiteiten uitgevoerd door de uitvoerende partners (AZW, OCMW, ISPI enz.); de opmaak van het jaarverslag m.b.t. de prestaties van de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van de toepassing van de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt; de publicatie van de studie "Sociaaleconomisch belang van de bedrijven gevestigd in de Haven van Brussel";
11998
de uitvoering van een studie met als titel "De tewerkstelling van de Brusselse vrouwen: overzicht van de genderongelijkheden"; de uitvoering van de studie "Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen" in het kader van het Belgische voorzitterschap van de EU; de opmaak van een stand van zaken van de bouwsector: het Observatorium zal een overeenkomst met het PRC Bouw uitwerken; de uitvoering van een onderzoek met als doel de statistische indicatoren voor het meten van de sociaaleconomische realiteit van de toeristische sector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij te werken (in opdracht van het Observatorium voor Toerisme te Brussel; er zal een overeenkomst worden opgemaakt).
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
12098
23
TEGEMOETKOMINGEN VOOR EXTERNE OPLEIDINGEN
Juridisch kader Organieke ordonnantie van 13.12.2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (BS van 13.01.2008). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26.06.2008 (BS van 26.06.2008) betreffende de steun voor omkadering en kennisoverdracht.
Doelstelling De tegemoetkomingen voor opleidingen zijn erop gericht de werking of het concurrentievermogen van de onderneming te verbeteren, met uitsluiting van de problemen van dagelijks, gewoon of recurrent beheer van de onderneming.
Algemene principes Alleen kmo’s kunnen deze tegemoetkomingen genieten. De opleidingen moeten daarenboven aan externe instellingen worden toevertrouwd. Deze instellingen zijn vrij te kiezen, maar moeten steeds aan vier voorwaarden voldoen: minstens 2 jaar werkzaam zijn, gespecialiseerd zijn in het beschouwde domein, een lijst met referenties voorleggen en onafhankelijk zijn van de begunstigde onderneming. Alleen dossiers voor een minimumbedrag van € 1.000 komen in aanmerking. De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing enz.) zijn niet subsidieerbaar. Een onderneming kan 3 dossiers indienen per kalenderjaar. De opleidingen moeten van een uitzonderlijke of dringende aard zijn en de verbetering van de werking of de concurrentiekracht beogen. De opleidingen die betrekking hebben op de basiskennis van de activiteit van de onderneming worden uitgesloten. Voorbeelden van opleidingen: opleidingen totaalkwaliteit, logistiek, management, milieu. De maximumsteun bedraagt € 5.000. De helft van de kosten kan worden gefinancierd. Een aantal sectoren zijn uitgesloten, o.a. het onderwijs, de gezondheidssector en het verenigingsleven.
Administratieve omkadering De cel "Consultancy" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Gewest.
Budget Het totaalbudget voor de hulp voor consultancy en vorming bedroeg € 3.600.000 in 2009.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 werden 326 opleidingsdossiers goedgekeurd, voor een totaal van € 617.075. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het jaarlijks aantal goedgekeurde dossiers sinds 2006.
12198
Aantal dossiers met gunstige beslissing 10
2008
2006
2007
Ordo 1993
Ordo 1993
191
Ordo 1993 + ordo 2007
241
254
Toegekende bedragen in €
2009
2006
2007
2008
2009
Ordo 2007
Ordo 1993
Ordo 1993
Ordo 1993 + ordo 2007
Ordo 2007
326
391.900
468.162
468.688
617.075
TYPE OPLEIDING VOLGENS BEGUNSTIGDEN EN AANTAL PERSONEN IN 2009 Type opleiding
Aantal dossiers
Aantal personen
Management Informatica Coaching Techniek Taal Milieu Juridisch Certificering Veiligheid Marketing
142 41 35 28 49 6 6 4 2 13
226 86 49 60 130 32 6 13 8 55
Totaal
326
665
Er werden 326 opleidingen gesubsidieerd voor in totaal 665 personen. Management- en taalopleidingen waren het populairst. In de sector "gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten" werden de meeste gesubsidieerde opleidingsprogramma's georganiseerd (47%), gevolgd door de sector "informatie en communicatie" (23%). Geen enkele andere sector bereikt de 10%. De sector van de "administratieve en ondersteuningsdiensten" en de handelssector ontvingen respectievelijk slechts 4% en 8% van alle toegekende opleidingssteunmaatregelen. Bovendien ging 90% van de premies naar kleine ondernemingen, waaronder 64% micro-ondernemingen.
Kwalitatief De meeste opleidingsaanvragen betreffen vervolmakingsopleidingen of opleidingen van hoog niveau voor kader- en bestuursleden die al een basiskennis hebben.
Vooruitzichten 2010 Het aantal steunaanvragen zou boven het voor 2009 opgetekende cijfer moeten liggen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 24
10
De ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie, die op 14 december 2008 in werking is getreden, heft de ordonnantie betreffende de bevordering van de economische expansie van 1 juli 1993 op.
12298
24
HULP VOOR CONSULTANCY
Juridisch kader Organieke ordonnantie van 13.12.2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (BS van 13.01.2008). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26.06.2008 (BS van 14.08.2008) betreffende de steun inzake preactiviteit en de steun voor studies en diensten van externe consultants.
Doelstelling De hulp voor consultancy heeft als doel de werking en het concurrentievermogen van de ondernemingen te verbeteren.
Algemene principes Deze hulp is voorbehouden voor kmo’s. Het minimumbedrag van de opdracht is vastgesteld op € 1.000. De opdrachten moeten worden toegewezen aan externe consultants. De consultants zijn vrij te kiezen en moeten niet erkend zijn. Zij moeten wel aan vier voorwaarden voldoen:
minstens 2 jaar actief zijn;
gespecialiseerd zijn in het betrokken domein;
een lijst met referenties voorleggen;
onafhankelijk zijn van de begunstigde onderneming (in de brede zin).De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing enz.) zijn niet subsidieerbaar.
Er zijn twee types van hulp voor consultancy: managementadvies en de uitvoering van een haalbaarheidsstudie. Het managementadvies betreft advies voor specifieke managementproblemen teneinde de werking van de onderneming of haar concurrentiekracht te verbeteren, met uitsluiting van de vraagstukken van dagelijks, gewoonlijk of recurrent beheer. De steun vertegenwoordigt 50% van de prijs met een maximum van € 15.000. Een aantal sectoren zijn uitgesloten, o.a. het onderwijs, de gezondheidszorg en de verenigingen. Voorbeelden van managementadvies zijn: de opstelling van een businessplan, begeleiding bij de herstructurering, marktonderzoek, invoering en definitie van instrumenten voor het commercieel beleid (met uitzondering van prospectieopdrachten en commerciële opvolging), begeleiding bij de invoering van een kwaliteitsgarantiesysteem, … De haalbaarheidsstudies hebben betrekking op een welbepaalde investering en moeten worden uitgevoerd voordat beslist wordt om een investering te doen. De steun bedraagt maximum € 15.000, bij een subsidiepercentage van 50%.Voor de haalbaarheidsstudies zijn dezelfde sectoren uitgesloten als voor het managementadvies.
Administratieve omkadering De cel "Consultancy" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Het totaalbudget voor de hulp bij consultancy en opleiding bedraagt € 3,6 miljoen.
12398
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 heeft de cel 181 tegemoetkomingen voor managementadvies en 59 voor haalbaarheidsstudies toegekend. Hoewel het aantal dossiers vergelijkbaar is met vorig jaar, werden minder gelden toegekend doordat de maxima gedaald zijn van € 25.000 (ordonnantie van 1993) naar € 15.000 (ordonnantie 2007). Aantal dossiers
Toegekende bedragen in €
2006
2007
2008
2009
2006
2007
2008
2009
Ordo 93
Ordo
Ordo 93
Ordo 07
Ordo 93
Ordo 93
Ordo 93
Ordo 07
93
Managementadvies Haalbaarheidsstudies
121 42
159 62
172 62
181 59
1.258.800 388.400
1.705.518 491.338
1.842.880 630.086
1.403.752 480.217
Totaal
163
221
234
240
1.647.200
2.196.856
2.472.966
1.883.969
Kwalitatief Het doel van de consultancysteun bestaat erin de kmo’s aan te moedigen om een beroep te doen op een consultant wanneer zij met een specifiek probleem te maken hebben. We stellen vast dat het meestal kleine ondernemingen zijn die van deze steun gebruik maken. Door de kleine ondernemingen te helpen om zich aan de nieuwe eisen van de markt aan te passen, draagt de consultancysteun onrechtstreeks bij tot de economische groei en het creëren van werkgelegenheid.
Vooruitzichten 2010 Het aantal steunaanvragen zou boven het voor 2009 opgetekende cijfer moeten liggen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20.
12498
25
TEGEMOETKOMING
IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE - KONINKLIJK BESLUIT 123 Juridisch kader Koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 18 januari 1983). Koninklijk besluit tot uitvoering van koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 30 juni 1983). Koninklijk besluit van 18 juni 1985 tot uitvoering van artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 2 juli 1985). Ministerieel besluit van 9 juni 1987 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 juni 1985 tot uitvoering van artikel 1, §2, van het koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 27 juni 1987). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende steun bij aanwerving (BS van 14 augustus 2008).
Doelstellingen Het betreft een financiële tegemoetkoming ten gunste van: industriële of handelsondernemingen met 3 tot 100 werknemers die, alleen of met de steun van een openbare of privé-instelling, een project opzetten dat bestemd is voor: • het promoten van de uitvoer buiten de EU; • het creëren van nieuwe producten of productieprocessen; • het besparen van energie en/of grondstoffen; en instellingen van openbaar nut voor onderzoek, bijstand aan ondernemingen of economische ontwikkeling, bedrijfsverenigingen die hun leden technische bijstand verlenen en representatieve werkgeversorganisaties die ondernemingen bijstaan en raad geven Deze financiële steun is bedoeld om projecten te ondersteunen die de evolutie van de tewerkstelling gunstig beïnvloeden, met uitsluiting van de normale en dagelijkse activiteiten, met als doel: studie of onderzoek met het oog op een merkbare verbetering van nieuwe producten of werkwijzen; het promoten van de uitvoer buiten de Europese Unie; het besparen van grondstoffen of energie.
Algemene principes Op basis van de positieve evaluatie uitgevoerd door de cel "Hulp voor consultancy en vorming" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betaalt Actiris gedurende een periode van maximum twee jaar een deel van het loon van de aangeworven werknemers, alsook de daarbij horende sociale bijdragen. De tussenkomst van Actiris bedraagt: Voor de ondernemingen die zich laten bijstaan door een openbare of privé-instelling en voor de instellingen die bijstand verlenen:
12598
• 90% van de lonen en de sociale bijdragen, toegekend in het eerste jaar; • en 75% tijdens het tweede jaar. Voor de ondernemingen die het project alleen uitvoeren: 50% van de lonen en de sociale bijdragen. Personen die in dit verband kunnen worden aangeworven zijn uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of gelijkgesteld. De werkgever is vrij om de werknemers volgens zijn eigen criteria te selecteren. Hij is echter verplicht om elke vacante arbeidsplaats aan Actiris te melden. De nieuwe arbeidsplaatsen mogen niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van andere arbeidsplaatsen. De werkgever moet eveneens voldoen aan zijn verplichtingen inzake de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden.
Administratieve omkadering De cel "Hulp voor consultancy en vorming" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verantwoordelijk voor de analyse van de aanvragen, en dus ook voor het al dan niet toekennen van subsidies aan de ondernemingen. De vereffening van de tegemoetkomingen gebeurt door Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.398.000 (totaal, inclusief KB 258) € 1.103.269, (uitsluitend KB 123)
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 heeft de cel van het ministerie geen enkele nieuwe overeenkomst gesloten, aangezien deze maatregel op 3 november 2008 werd afgeschaft. Actiris blijft alle aanvragen die voor deze datum werden ingediend, subsidiëren.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN VOLGENS LEEFTIJD EN STUDIENIVEAU IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ jaar
0 6 1
0 7 0
0 13 1
Tech./beroeps hoger secundair 3e graad Hoger niet-universitair Universitair
0 3 0 4
1 2 0 4
1 5 0 8
Totaal
7
7
14
Studieniveau
Kwalitatief De begunstigde ondernemingen werven soms kandidaten aan met een lager of hoger diploma dan wat bij overeenkomst is vereist. Dat gebeurt omdat het bedrijf er zich rekenschap van geeft dat het de nodige kwalificaties voor de job te hoog of te laag heeft ingeschat. De onderneming kan bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een afwijking vragen om deze personen aan te werven die niet beantwoorden aan de kwalificaties die aanvankelijk werden vooropgesteld.
12698
We stellen tevens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven doorgaans hooggekwalificeerd zijn (bachelor of master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de projecten beoogd door het KB 123. De cel van het ministerie meent dat de onderneming zonder financiële tegemoetkoming niet alleen voor de verwezenlijking van haar project(en) zou kunnen instaan. Deze projecten, die aanzienlijke financiële en menselijke middelen vergen, stellen de onderneming in staat om te groeien.
Vooruitzichten 2009-2010 Overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 (BS van 14 augustus 2008) is de nieuwe maatregel "steun bij aanwerving", die het KB 123 vervangt, op 4 november 2008 van kracht geworden. Het KB nr. 123 blijft evenwel van toepassing voor alle aanvragen die voor die datum werden ingediend.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
12798
26
TEGEMOETKOMING
IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE - KONINKLIJK BESLUIT 258 Juridisch kader Koninklijk besluit nr. 258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 21 januari 1984). Koninklijk besluit tot uitvoering van koninklijk besluit nr. 258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 3 maart 1987).
Doelstellingen Instellingen die kmo’s bijstaan of adviseren kunnen een tussenkomst krijgen van het gewest. Deze instellingen en verenigingen moeten het bewijs leveren dat ze al minstens een jaar een geheel van juridische, administratieve en economische diensten aanbieden aan kmo’s. De tegemoetkoming beoogt de ondersteuning van bijstandsprogramma’s ten behoeve van kmo’s. Zij kan betrekking hebben op ten minste één halftijdse betrekking en ten hoogste acht voltijdse betrekkingen per project.
Algemene principes Nadat de aanvraag door de cel "Hulp voor consultancy en vorming" van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is goedgekeurd, bedraagt de tegemoetkoming van Actiris: 90% van het loon en de sociale bijdragen, toegekend in het eerste jaar; 75% in het tweede jaar. Personen die in dit verband kunnen worden aangeworven zijn uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of gelijkgesteld. De werkgever is vrij om de werknemers volgens zijn eigen criteria te selecteren. Hij is echter verplicht om elke vacante arbeidsplaats aan Actiris te melden. De nieuwe arbeidsplaatsen mogen bij de aanvrager niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van andere arbeidsplaatsen. De werkgever moet eveneens voldoen aan zijn verplichtingen inzake de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden.
Administratieve omkadering De vereffening van de tegemoetkomingen gebeurt door Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.398.000(totaal, inclusief KB 123)
Reële uitgaven € 1.045.359 (uitsluitend KB 258)
12898
Evaluatie
Kwantitatief De cel van het ministerie heeft in 2009 4 nieuwe aanvragen goedgekeurd voor een totaal van 6 arbeidsplaatsen.
BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN VOLGENS LEEFTIJD EN STUDIENIVEAU IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
0 6 0
0 7 1
0 13 1
Tech./beroeps hoger secundair 3e graad Hoger niet-universitair Universitair
0 0 0 6
0 1 1 6
0 1 1 12
Totaal
6
8
14
Studieniveau
Kwalitatief De vaststellingen die in de fiche over het KB 123 werden geformuleerd, zijn ook van toepassing voor het KB 258. De begunstigde instellingen werven immers soms kandidaten aan die te hoog of te laag gekwalificeerd zijn ten opzichte van de vereisten van de overeenkomst. We stellen eveneens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven hooggeschoold zijn (bachelor, master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de door het KB nr. 258 gesubsidieerde projecten. Deze financiële hulp stelt de instellingen in staat om soms zeer dure projecten tot een goed einde te brengen.
Vooruitzichten 2010 Artikel 75, 2° van de nieuwe organieke ordonnantie van 13 december 2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (BS van 10 januari 2008) heft deze maatregel op.De regering moet de datum van inwerkingtreding van dit artikel van de ordonnantie nog bepalen. (KB 258 zie BBHR van 2 april 2009).
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2009-2010 RS 21
12998
27
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN:
BEDRIJVENCENTRUM EN LOKAAL ECONOMIELOKET Juridisch kader Oprichting van bedrijvencentra en lokale economieloketten (LEL) in het kader van het communautair initiatiefprogramma URBAN of programmering Doelstelling 2 EFRO van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2000-2006). Ordonnantie van 12 februari 2009 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de bedrijvencentra en de lokale economieloketten.
Doelstellingen Deze maatregel werd ingevoerd in het kader van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het Gewest 2000-2006 en heeft tot doel de bestaande economische structuur binnen de in het kader van de programmering Doelstelling 2 in aanmerking komende perimeter te consolideren, en voor de vestiging en ontwikkeling van nieuwe bedrijven te zorgen: door potentiële oprichters van bedrijven in de zone juridisch, boekhoudkundig, financieel, fiscaal of ander advies aan te bieden om de risico’s die aan de opstarting van een onderneming verbonden zijn te beperken; door bedrijvenclusters tot stand te brengen die toegespitst zijn op activiteiten die duurzame lokale arbeidsplaatsen scheppen, via investeringen in oude, verlaten vastgoedstructuren om binnen het interventiegebied een netwerk van incubatoren te ontwikkelen; door het opsporen van lokale projecten te stimuleren om in de zone een kwalitatieve economische structuur te ontwikkelen die eigen is aan het stadsmilieu waarin zij is ingeplant; door in de wijken centra voor artistieke en ambachtelijke beroepen te ontwikkelen, die onder andere een creatieve invloed kunnen hebben op de openbare ruimten.
Algemene principes
Het bedrijvencentrum De voornaamste opdracht van de bedrijvencentra is het inzamelen en ontwikkelen van projecten door klantenondernemingen zowel tijdens de oprichtingsfase als tijdens de groeifase de nodige begeleiding, sturing en administratieve steun te verlenen. Jonge ondernemers die een bedrijf opstarten, kunnen zich door specialisten op het vlak van de oprichting en het beheer van ondernemingen laten bijstaan. Zij kunnen eveneens lokalen en/of werkplaatsen huren tegen gunstige prijzen.
Het lokaal economieloket De lokale economieloketten zijn het contactpunt voor de ganse wijk. Zij vormen de schakel tussen de bestaande en nieuwe plaatselijke ondernemingen en de diverse administraties die bij de opstarting van een ondernemingsproject tussenkomen (handelsregister, btw-administratie, administratie der belastingen, Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel, Participatiefonds, verzekeringen ...). Indien mogelijk bevinden de lokale economieloketten zich in het bedrijvencentrum van de wijk. Zij bieden hulp op het niveau van de vestigingsmogelijkheden van een bedrijfsproject in de zone en wijzen de ondernemer de weg in de bestaande wetgeving en reglementeringen inzake premies en tegemoetkomingen aan ondernemingen op gewestelijk niveau. Zij volgen de projecten actief op, door zich ervan te vergewissen dat het financiële plan van de projectleider voldoende stabiel is om zich op de markt te handhaven en op termijn eventueel te kunnen uitgroeien. Indien nodig helpen zij eveneens bij het zoeken naar financiële middelen. Tot slot hebben zij als taak om een plaatselijk economisch netwerk uit te bouwen, door partnerships te creëren tussen de ondernemingen in de wijk.
13098
Organisatie van een netwerk van bedrijvencentra Het netwerk van bedrijvencentra en lokale economieloketten wil de centra promoten, oplossingen voor problemen voorstellen en een nauwere samenwerking tussen de verschillende partners bewerkstelligen. In 2002 kreeg de GOMB de leiding over het netwerk. Jaarlijks vinden een tiental vergaderingen plaats. De GOMB vervult er de rol van voorzitter, coördinator en secretaris en laat het initiatief van de gespreksthema’s aan de directeurs van de bedrijvencentra. Voor zijn rol binnen het netwerk ontvangt de GOMB een jaarlijkse toelage van € 45.000. De GOMB vertegenwoordigt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in alle algemene vergaderingen en raden van bestuur van de bedrijvencentra.
Administratieve omkadering
Bedrijvencentra Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB). Deze laatste leidt de organisatie van de bedrijvencentra in een netwerk.
Lokale economieloketten Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De lokale economieloketten zijn in het netwerk van de bedrijvencentra opgenomen.
Budget Geen gegevens beschikbaar
Evaluatie
Kwantitatief Vanaf 1994 werd gestart met de oprichting van de eerste bedrijvencentra in het kader van de programmering URBAN I. In 2009 waren 8 bedrijvencentra actief. Een nieuw bedrijvencentrum met de naam ACB Factory heeft zijn deuren geopend. Het programma Doelstelling II liep op 31 december 2006 af, maar de bedrijvencentra kunnen blijven functioneren dankzij de gewestelijke werkingssubsidies en de inkomsten die zij zelf genereren. We merken tevens op dat de meeste operationele bedrijvencentra regelmatig werken uitvoeren om de bestaande infrastructuur uit te breiden, te verbeteren of aan te passen, maar ook met het oog op de verbetering van hun dienstverlening. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal economische entiteiten en verenigingen in de bedrijvencentra alsook van het aantal arbeidsplaatsen.
AANTAL GEVESTIGDE ENTITEITEN IN 2009 Tanneurs M Brussels
St-Gilles
Dansaert
Euclides
Lustrerie
Totaalaantal gevestigde entiteiten waarvan: - gevestigde economische entiteiten - gevestigde verenigingen
29
61
49
47
29
10
26 3
61 0
49 0
46 1
25 4
9 1
Totaalaantal arbeidsplaatsen waarvan: - arbeidsplaatsen in econ. entiteiten - arbeidsplaatsen in verenigingen
139 97 42
145 145 0
104 104 0
125 125 0
101 64 37
38 30 8
ACB Factory
3
Molenbeek
Totaal
63
291
3 0
61 2
280 11
5 5 0
161 158 3
818 728 90
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Het aantal bedrijven dat in een bedrijvencentrum is gevestigd, blijft sinds 2005 gestaag toenemen (van 155 tot 280 ondernemingen). Het aantal verenigingen is daarentegen aanzienlijk gedaald (van 22 in 2005 tot 11 in 2009). Globaal genomen is het aantal arbeidsplaatsen bij de economische entiteiten 13198
stabiel gebleven (713 betrekkingen in 2008), maar bij de verenigingen sterk afgenomen. Terwijl deze laatste in 2005 nog 24,7% van de totale werkgelegenheid genereerden, daalde dit aandeel tot 13,4% in 2007 en 11% in 2009. We zien wel opnieuw een lichte stijging ten opzichte van 2008, toen de verenigingen slechts 8% van alle werkgelegenheid vertegenwoordigden. Als we naar de activiteiten van de gevestigde economische entiteiten kijken, stellen we vast dat de sectoren gelinkt aan de ICT (25,0%) en de diensten met industrieel of technisch karakter (16,7%, wat een lichte daling betekent) in 2009, net als in 2008, het best vertegenwoordigd zijn. De vrije beroepen maken 9,4% van alle activiteiten uit, de industriële of artisanale activiteiten 8,0% en de diensten aan ondernemingen 3,6%. Anders dan in 2008 en 2007 is de informaticasector de grootste werkgever (21,3% van alle banen), gevolgd door de sector van de industriële of technische diensten (16,5). Samen creëren zij ruim 37% van alle werkgelegenheid. Op de derde plaats vinden we de sociale economie, die 13,7% van de aanwezige banen levert. De commerciële activiteiten vertegenwoordigen 9,1% van de werkgelegenheid in 2009 en de dienstverlening aan bedrijven 3,4%.Beide sectoren zagen hun aandeel in de werkgelegenheid krimpen in vergelijking met 2008. De bijdrage van de diensten aan bedrijven, die in 2008 nog 7,7% van de jobs creëerde, slonk tot minder dan de helft. Het is overigens interessant om te achterhalen waarom bedrijven zich in een bedrijvencentrum willen vestigen (of er willen vertrekken). De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal ondernemingen (en verenigingen) die zich in het bedrijvencentrum van het gewest vestigen en die het bedrijvencentrum verlaten. Ook de herkomst of bestemming wordt aangegeven. In
Totaal
Aantal economische entiteiten die zich komen vestigen
101
Nieuwe oprichting Vanuit andere centra
52 2
Vanuit Vanuit Vanuit Vanuit Vanuit
25 21 2 4 2
andere sites het Brussels Gewest het Waals Gewest het Vlaams Gewest het buitenland
Aantal verenigingen die zich komen vestigen
0
Uit
Totaal
Aantal economische entiteiten die vertrekken
78
Naar andere sites Naar andere centra Naar een site van de GOMB Naar het Brussels Gewest Naar het Waals Gewest Naar het Vlaams Gewest Naar het buitenland Faillissementen of stopzettingen
3 2 4 33 1 1 2 32
Aantal verenigingen die vertrekken
9
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB.
We stellen vast dat de meeste nieuwe economische entiteiten van andere sites en uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komen. We merken nog op dat de bedrijvencentra belangrijke katalysators lijken voor de (re)lokalisatie van de bedrijven. Tegenover 2008 is er een toename van het aantal economische entiteiten die zich komen vestigen (+20 eenheden of +24,7%). Tegelijkertijd zijn er ook meer ondernemingen die vertrekken (+22 of +39,3%). Hoofdreden vestiging van de economische entiteiten Oprichting Uitbreiding Betere financiële voorwaarden Andere redenen (of onbepaald)
Totaal 46 28 19 8
Hoofdreden vertrek van de economische entiteiten
Totaal
Uitbreiding Stopzetting activiteiten Faillissementen Betere financiële voorwaarden Andere (reden onbekend)
21 27 10 16 4
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Tot slot herinneren we aan het bestaan van incubatoren, structuren die aan spin-offs onderdak en begeleiding bieden in afwachting dat ze op commercieel vlak voldoende groot en autonoom zijn. We wijzen er in dit verband op dat de GOMB in 2006 werd belast met de coördinatie van het netwerk van incubatoren van het Gewest ("koepel" genaamd). Naast EEBIC zijn er 5 incubatoren betrokken: BLSI van de UCL (gespecialiseerd in de wetenschap van levende wezens), ICAB van de VUB (wijdt zich aan
13298
de nieuwe ICT), Eurobiotec (biotechnologie), Solvay (farmaceutica en biotechnologie) en Brussels Business Base (3B) opgericht door de GOMB in de zoning TweeBeeck (dat bedrijven uit de ICT- en milieusector herbergt). We wijzen er eveneens op dat het Gewest (jonge) ondernemingen in moeilijkheden specifieke ondersteuning biedt via het Centrum voor Ondernemingen in Moeilijkheden (COM), een initiatief van BECI (Brussels Enterprises Commerce and Industry). De opdracht van het COM is om zelfstandigen en bedrijfsleiders te helpen hun moeilijkheden duidelijk te identificeren, een strategie te bedenken om uit de crisis te geraken en contacten met juridische of financiële experts te leggen teneinde de strategie uit te werken. In de loop van 2009 heeft het COM 803 dossiers voor bedrijven in moeilijkheden geopend. Dit is twee keer zoveel dan in 2008, toen dat er nog 305 waren. In 2009 waren 6 lokale economieloketten (LEL) actief. De LEL’s zijn meestal gevestigd in de zone Doelstelling 2, doorgaans in de buurt van een bedrijvencentrum. In 2009 ontvingen ze samen 2.290 personen voor een gesprek (zie onderstaande tabel voor de verdeling per geslacht). Vorig jaar waren dat er 40 meer (het aantal ontvangen mannen is met 69 personen toegenomen, maar het aantal vrouwen is met 109 personen gedaald).
AANTAL PERSONEN DAT IN 2009 VOOR EEN GESPREK WERD ONTVANGEN Anderlecht
Brussel
Molenbeek
St-Gillis
Schaarbeek
Totaal
%
Mannen
182
130
330
177
563
1.382
60,3
Vrouwen
78
72
120
142
496
908
39,7
260
202
450
319
1.059
2.290
100,0
Totaal
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
We stellen vast dat het aantal vrouwen dat van deze maatregel gebruik maakt tot 2008 bleef stijgen. In 2005 vertegenwoordigden zij 28,1% van alle personen die in de LEL's werden onthaald. In 2008 waren zij goed voor 43,6% van alle gebruikers. Maar in 2009 ging hun aandeel achteruit. De tabel hieronder leert ons dat in 2009 158 ondernemingen werden opgericht met begeleiding door het lokaal economieloket. Zij creëerden samen 241 banen. In 2008 waren dat 170 bedrijven met een totaal van 243 arbeidsplaatsen. Er is dus een lichte daling ten opzichte van 2008, ook al blijft die beperkter dan de achteruitgang die tussen 2007 (200 ondernemingen, goed voor 352 arbeidsplaatsen) en 2008 werd genoteerd. GECREËERDE ONDERNEMINGEN EN ARBEIDSPLAATSEN IN Anderlecht
2009
Brussel
Molenbee
St-Gillis
Schaarbeek
Totaal
Ondernemingen opgericht met begeleiding
19
19
51
32
37
158
Arbeidsplaatsen ontstaan ten gevolge van de begeleiding
22
26
57
38
98
241
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Kwalitatief Het merendeel van de operationele bedrijvencentra voert regelmatig werken uit (verdeling van de ruimtes, afwerking en binneninrichting, bureau-uitrusting enz.) om het hoofd te bieden aan nieuwe aanvragen of om de bestaande dienstverlening en infrastructuur te verbeteren. Over het algemeen is de bezettingsgraad van de bedrijvencentra bemoedigend. De lokale economieloketten (LEL) zijn volledig operationeel en er is een zekere vraag voor dit type project. Het probleem blijft het tekort aan personeel om aan de vraag te voldoen. De interactie en uitwisseling met de Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel (GIMB), verantwoordelijk voor de opvolging van de financiële maatregelen (microkredieten, startersfonds,…), wordt voortgezet.
13398
Vooruitzichten 2010 De medewerkers van het Ministerie en het netwerk van bedrijvencentra en LEL's werken aan de effectieve uitvoering van de ordonnantie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de bedrijvencentra en de lokale economieloketten. Zij worden daarin actief gesteund door het Bestuur Economie en Werkgelegenheid. De GOMB en het BAO (Brussels Agentschap voor de Onderneming) zullen het netwerk van bedrijvencentra en LEL’s samen coördineren. Daarnaast betekent de ontwikkeling van activiteitencoöperatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een diversificatie van de diensten voor kandidaat-ondernemers, omdat zij een bijkomend instrument zijn om de ontwikkeling van plaatselijke economische activiteiten te ondersteunen (zie fiche voor meer details).
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
13498
28
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN DE BEGELEIDING BIJ DE CREATIE VAN
EEN EIGEN TEWERKSTELLING Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van Actiris van 11 maart 2008.
Doelstellingen De doelstelling van deze maatregel is om trajecten te ontwikkelen voor werkzoekenden die een microproject van economische activiteit willen creëren waarmee zij zich op de arbeidsmarkt kunnen vestigen (als loontrekker of zelfstandige).
Algemene principes In het eerste semester 2008 werd een projectoproep voor acties ter begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling (ACT) uitgeschreven voor de periode van 1 juli 2008 tot 31 december 2010. Als resultaat van deze projectoproep werden vanaf 1 juli 2008 nieuwe overeenkomsten met 5 operatoren gesloten. Daar tegenover kwam op 30 juni 2008 een einde aan alle overeenkomsten inzake de bevordering van inschakelingstrajecten via economische weg in het kader van het IEW-programma. De voorgestelde acties omvatten de voorbereiding op de oprichting en op het beheer van een bedrijf, de begeleiding bij de verschillende uit te voeren stappen, evenals de hulp bij het maken van een haalbaarheidsstudie. Daarbij komt nog de oriëntatie naar de oprichting van een bedrijf en de followup naderhand, inclusief contacten met oprichters op Europees en lokaal niveau. De gebruikte pedagogische benadering beoogt een grotere autonomie in de stappen van de ondernemers, en dit op basis van een gepersonaliseerde begeleiding die duidelijke en haalbare doelstellingen vooropstelt. De ACT-acties worden uitgevoerd in het kader van een gestructureerd traject. Zij zijn bestemd voor doelgroepen die aan de criteria van het ESF beantwoorden, waaronder ook specifieke doelgroepen. De partnerinstellingen houden zich bezig met: onthaal van de WZ en informatieverlening over beroepsactiviteiten als zelfstandige en diensten die worden aangeboden aan wie zich als zelfstandige wil vestigen11; de analyse van de projecten van de WZ (en meer bepaald de overeenstemming tussen het bedrijfsproject en het profiel van de kandidaat);
11
Een van de positieve neveneffecten van de maatregel is dat de kandidaten worden gewaarschuwd voor werkaanbiedingen die een zelfstandigenstatuut vereisen, maar waar het in feite om slechtbetaalde of gevaarlijke beroepssituaties gaat (schijnzelfstandige, zwartwerk enz.).
13598
de organisatie van sessies ter voorbereiding op de uitoefening van de zelfstandige activiteit, zodat de deelnemers zich kunnen voorbereiden op de examens voor het behalen van het diploma bedrijfsbeheer (dat sinds 1 januari 1999 verplicht is); de begeleiding bij de formaliteiten m.b.t. de vestiging als zelfstandige die de WZ voor het starten van zijn activiteit moet vervullen; de opvolging na de opstarting van de zelfstandige activiteit. In termen van resultaat moet elke partner die begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling aanbiedt, uiterlijk zes maanden na het einde van de actie een positieve uitstroom van 50% behalen. De herziene formule, die sinds juli 2008 van toepassing is, verbetert de actie op de volgende punten: verlenging van de begeleiding tot een periode van twee jaar, wat beter met de realiteit van het traject overeenstemt; grotere flexibiliteit op het niveau van de verschillende fasen en hun opbouw, zodat meer rekening kan worden gehouden met het project en de vorderingen van de kandidaat; evaluatie van de projecten en resultaatverplichting. De partners werden geselecteerd op basis van hun ervaring, de kwaliteit van het project, de samenwerkingsverbanden met andere instellingen, de kwaliteit van de pedagogische methodes en de efficiëntie van de verwachte resultaten. Ten slotte zullen de ACT-partners deelnemen aan het technisch netwerk voor de uitwisseling van goede praktijken, opgezet, geleid en gecoördineerd door Actiris. Zij zullen tevens op het NWP worden aangesloten. Deze maatregel geniet de steun van het Operationeel Programma ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid.
Administratieve omkadering De dienst Partnership en de projectinspecteurs.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 341.180,46.
Reële uitgaven € 250.870,61Uitvoeringspercentage 74%.
Evaluatie
Kwantitatief De voorgestelde gegevens zijn gebaseerd op de informatie die werd verstrekt door de 5 partners die in 2009 actief waren. Tijdens het afgelopen dienstjaar werden de betrokken partners op het NWP aangesloten en zijn zij gestart met het coderen van de acties in het dossier van hun klanten. In het dienstjaar 2009 werden modellen voor de activiteitenverslagen uitgewerkt. Aan de hand van deze modellen kunnen de gegevens op uniforme wijze worden ingezameld. Verder werden ook de eerste elementen van de kwantitatieve verslagen gestructureerd. In het dienstjaar 2009 hebben de ACT-partners 802 personen opgevolgd. Dit betekent een forse stijging van het aantal begunstigden van de ACT-maatregel in vergelijking met 200712 (368 personen). Men merkt onmiddellijk het effect van de budgettaire injectie die deze maatregel heeft gekregen en van de uitbreiding van het aantal partners waardoor de opvangcapaciteit voor deze maatregel is verdubbeld. Het aantal opgevolgde geïnteresseerden is dankzij de nieuwe formule dus zeer sterk 12
Wij hebben 2007 als referentiejaar genomen omdat dit het laatste volledige dienstjaar is volgens de oude formule. Dit maakt 2007 vergelijkbaar met 2009, in tegenstelling tot 2008, toen de twee formules naast elkaar bestonden.
13698
toegenomen, maar de doelstellingen van de maatregel werden evenwel niet behaald. Voor geen enkele fase werd de uitvoeringsgraad bereikt (onthaalde nieuwe deelnemers / geplande nieuwe deelnemers).
Fase
Uitvoeringsgraad
1
84%
2
89%
3
60%
4
55%
5
47%
13798
WERKZOEKENDEN DIE DE MAATREGEL HEBBEN GENOTEN IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Nationaliteit Belg
254
274
528
65,8%
46
48
94
11,7%
111
67
178
22,2%
2
0
2
0,2%
1e graad
38
33
71
8,9%
2e graad
81
73
154
19,2%
3e graad
74
113
187
23,3%
7
7
14
1,7%
22
34
56
7,0%
191
129
320
39,9%
0
0
0
0,0%
18 - 24
45
50
95
11,8%
25 - 34
156
145
301
37,5%
35 - 44
141
119
260
32,4%
45 - 54
60
65
125
15,6%
55 en ouder
11
10
21
2,6%
154
123
277
34,5%
6 tot 11 maanden
60
60
120
15,0%
12 tot 23 maanden
62
66
128
16,0%
of > 24 maanden
137
140
277
34,5%
WZUA
261
270
531
66,2%
7
8
15
1,9%
WZ in wachttijd
20
22
42
5,2%
WZ in opleiding
8
7
15
1,9%
111
79
190
23,7%
Aan het werk
0
0
0
0,0%
Andere
6
3
9
1,1%
Totaal
413
389
802
100,0%
EU Niet EU Staatloze – kandidaat-vluchteling Studieniveau
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies < 18 jaar
Inactiviteitsduur 6 maanden
WZ ten laste van een OCMW
Andere NWWZ
Het publiek dat in 2009 in het kader van het inschakelingstraject via economische weg werd opgevolgd, heeft de volgende kenmerken: 69,7% is niet in het bezit van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs 66% is uitkeringsgerechtigde volledig werkloze en 1,9% hangt af van het OCMW; 69,9% is tussen de 25 en de 45 jaar oud en 11,8% is jonger dan 25 jaar; 51,5 % zijn mannen en 48,5% zijn vrouwen. De sterke groei van het aantal deelnemende vrouwen is te danken aan de toetreding van een nieuwe partner, CREDAL, die zich specifiek op vrouwen richt. Hierdoor zijn mannen en vrouwen in deze maatregel evenwichtiger verdeeld.
13898
De uitstroom uit de ACT-actie vertoont de volgende algemene kenmerken.
RESULTATEN BIJ EINDE VAN DE ACTIES IN 2009 Resultaten bij einde van de acties in 2009
Totaal
Andere tewerkstellingsmaatregel
10
Creatie van een eigen tewerkstelling (betrekking als zelfstandige)
22
5%
1
0%
Aanvang studies Aanvang van een opleiding
2%
28
7%
Start van IBO
1
0%
Tewerkstelling: geco
2
0%
Tewerkstelling: art. 60/61
1
0%
Tewerkstelling: DSP, SINE, invoeginterim …
3
1%
68
16%
136
32%
78
19%
Ander type van hulpmaatregel (behalve SPI)
2
0%
Start van AZW
3
1%
66
16%
Gewone bezoldigde tewerkstelling Positieve resultaten Stopzetting (alle redenen)
Zelfstandige zoektocht naar werk Geen nieuws Andere resultaten Totaal
135
32%
264
68%
420
100%
Uit deze tabel concluderen we dat er in 32% van de gevallen sprake is van een positieve uitstroom. tewerkstelling als zelfstandige of loontrekker (al dan niet gesubsidieerd); tewerkstelling in het kader van het project dat de begunstigde heeft opgezet; tewerkstelling via activering (artikel 60, DSP, SINE, …); aanvang van een opleiding. Daarnaast is er een aanzienlijk aantal deelnemers van wie men geen nieuws heeft (32%). De meeste bleven weg in de eerste fase, omdat zij hun plannen waarschijnlijk onmiddellijk na de informatiesessie hebben bijgesteld.
Kwalitatief De meeste geïnteresseerden nemen hun toevlucht tot het traject "creatie van een eigen tewerkstelling" nadat zij teleurstellingen hebben opgelopen op de bezoldigde arbeidsmarkt. De motivatie van de kandidaten wordt gestuurd vanuit de wil om opnieuw een plaats te vinden in het sociaaleconomische circuit en in de maatschappij in het algemeen. We stellen tevens vast dat de personen die in het kader van dit traject worden opgevolgd tegelijkertijd om evidente economische redenen naar een tewerkstelling in loondienst blijven zoeken. Voor sommige ex-gedetineerden is de creatie van een eigen tewerkstelling een positieve manier om de vereiste van het bewijs van goed zedelijk gedrag te ontlopen. De aard van de motivatie van de deelnemers (herintegratie op de arbeidsmarkt en in het sociaaleconomische circuit) verklaart de keuze van de projecten. Eerder dan zich te baseren op de logica van projectbeheer die berust op economische opportuniteiten in een "veelbelovende" sector of op opgebouwde ervaring, kiezen deze werkzoekenden veeleer projecten in verzadigde sectoren (horeca, verkoop,…) waar ze zich enkel zouden kunnen onderscheiden door verregaande marketingtechnieken en aanzienlijke financiële middelen (waarover de meeste kandidaten niet beschikken). De ACT-partners trachten dan samen met de persoon na te denken over mogelijkheden om zijn project te doen evolueren. De fases onthaal en analyse van de projecten zijn scharnierfasen geworden: zij zijn bepalend voor de doorstroom naar de andere fases. De overgang van fase 2 naar fase 3 is een van de te bereiken resultaten.
13998
De onthaal- en informatiefase, die zich voor de inschrijving situeert, neemt een zeer belangrijke plaats in in de activiteiten van de partners. Heel wat werkzoekenden wenden zich tot de vzw's voor inlichtingen over hun activiteiten of om advies te vragen over een bestaand project. Sommige vzw’s wijzen op het zwakke niveau van de potentiële kandidaten, die soms niet de nodige minimumkennis Nederlands of wiskunde hebben. Een groot deel van het werk, naast opleiding en begeleiding, bestaat er dan ook in om bijscholing in basisvakken te verstrekken en om bepaalde klanten opnieuw aan dagelijks en regelmatig werken, stiptheid alsook nauwkeurigheid te laten wennen. Over het algemeen staan een slechte beheersing van het Nederlands en (te) beperkte competenties de concrete uitvoering van de projecten in de weg. Ook het gebrek aan toegevoegde waarde van de projecten, de weinige culturele bagage van de deelnemers, het ontbreken van een relatienetwerk, dat onmisbaar is voor elke bedrijfsoprichter, en het moeilijk of (gezien de schulden van de persoon) zelfs niet kunnen bekomen van financiering, zijn mogelijke hinderpalen. Daarnaast vormt de wettelijke verplichting om een diploma bedrijfsbeheer te bezitten om zich als zelfstandige te kunnen vestigen een rem op de oprichting van een onderneming. De kandidaten zijn vaak ongeduldig om verandering in hun professionele situatie te brengen waardoor ze gedemotiveerd raken zodra ze met de werkelijkheid en de verplichtingen worden geconfronteerd, en ze uiteindelijk afhaken. Voor de deelnemers die het minst van werk verwijderd zijn, is de ACT-maatregel uiterst interessant in het kader van de voorbereiding op het examen van de Centrale Examencommissie voor de middenstand. De maatregel voorziet in de verwachtingen van veel kandidaten die aldus snel hun basiskennis van bedrijfsbeheer kunnen opdoen waardoor hun situatie kan evolueren. De uniformisering van deze examens en de organisatie ervan op vaste data in welbepaalde lokalen, maakt ze minder toegankelijk voor gedetineerden en heeft als gevolg dat zij het afleggen van het examen bij hun vrijlating uit de gevangenis uitstellen. Het traject voor gedetineerden is bijzonder interessant. Werkzoekende gedetineerden kunnen in de gevangenis worden voorbereid op het bedrijfsbeheer. Het gevangenissysteem is van die aard dat gevangenen in sommige gevallen (voorwaardelijke invrijheidsstelling, elektronische enkelband …) de mogelijkheid hebben om zich opnieuw op de arbeidsmarkt te begeven. Hoewel deze reglementering ook een belemmering kan vormen, benadrukken de vzw's die dit traject aanbieden dat de interesse voor herinschakelingscursussen en -acties blijft groeien omdat vele gevangenen ze zien als de laatste mogelijkheid om hun beroepsleven voor te bereiden. Tot slot wijzen we op het zwakke uitvoeringspercentage van de maatregel en op de onmogelijkheid om de vooropgestelde positieve uitstroom te behalen. De beperkte uitvoeringsgraad (vooral in fasen 4 en 5) zou een gevolg kunnen zijn van de economische crisis die zich in 2008 heeft ingezet, hoewel de partners aangeven dat zij de effecten daarvan niet echt voelen. In hun activiteitenverslagen wijten de partners het niet bereiken van de vooropgestelde doelen met name aan de volgende elementen: -
een zekere demotivatie bij de kandidaat-ondernemers die rechtstreeks te maken heeft met de economische crisis en dit in het bijzonder voor het doelpubliek van de maatregel; de reële moeilijkheid van de examens voor het behalen van het diploma bedrijfsbeheer (dit is geen nieuw fenomeen); de verstrenging van de voorwaarden voor kredietverstrekking bij alle banken die vooral de "risicogroepen" treft, die net door de ACT-maatregel worden beoogd.
Net zoals er in heel het Brussels Gewest minder ondernemingen werden opgericht, was dat ook zo onder de werkzoekenden met een bedrijfsproject. In 2008 noteren we in Brussel en in gans België voor het eerst sinds 2002 een terugval van het aantal nieuwe bedrijven. Zo werden in 2009 15% minder bedrijven opgericht dan in 2007 (eerste onderwerpingen als btw-plichtige). Dit heeft een weerslag op de activiteiten van onze partners.
Vooruitzichten 2010 Op basis van de bevindingen van de kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van de maatregel na een periode van anderhalf jaar zullen een aantal elementen, zoals het percentage positieve uitstroom en het aantal te begeleiden personen, worden herzien en zullen nieuwe projectoproepen worden gelanceerd die beter op de markt zijn afgestemd.
14098
Verder zullen in 2010, naast de tenuitvoerbrenging van de acties, ook de methodes voor de verstrekking van gegevens over werkzoekenden en partners worden heroverwogen. Deze gegevens zullen worden gebruikt om de resultaten van de partners te beoordelen, maar eveneens om de actie in haar geheel te evalueren en om de nieuwe behoeften te achterhalen. Zo is met name de ontwikkeling van een reeks statistische indicatoren gepland teneinde aan de Europese normen te voldoen. Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
14198
29
STARTERSFONDS,
THESAURIEKREDIET,
MICROKREDIET
EN
ACHTERGESTELDE LENING Juridisch kader BRUSOC werd in 2001 opgericht als filiaal van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) en is actief op het vlak van de ondersteuning en bevordering van de beroepsinschakeling van personen in een sociaaleconomische uitsluitingssituatie, van de plaatselijke ontwikkeling en, meer algemeen, van de sociale en lokale economie in al haar vormen.
Doelstellingen Deze maatregel beoogt de bevordering van het gebruik van andere financiële stimulansen dan rechtstreekse subsidies en de toegang tot risicokapitaal voor de ontwikkeling van economische projecten in het kader van de sociaaleconomische herwaardering van Brusselse wijken die in moeilijkheden verkeren. Deze wijken vormen samen de Prioritaire Interventiezone (PIZ). Deze zone wordt ondersteund door het EFRO in het kader van het operationeel programma voor Brussel. BRUSOC heeft vier instrumenten ontwikkeld om zelfstandigen, kleine ondernemingen en projecten in de sociale economie te begeleiden. Het startersfonds is bedoeld voor de financiering van kleine bedrijven, het thesauriekrediet is een lening die binnen het jaar moet worden terugbetaald, het microkrediet is bedoeld voor personen met een laag inkomen en de achtergestelde lening geeft financiële ondersteuning aan ondernemingen die een project in de sociale of solidaire economie willen ontwikkelen. Het startersfonds, het microkrediet en het thesauriekrediet zijn bestemd voor de ontwikkeling van ondernemingen in de PIZ die moeilijk een banklening kunnen aangaan. Deze financiële producten onderscheiden zich van het klassieke krediet door het bedrag van de toegekende leningen, de terugbetalingsmodaliteiten en de garantie dat de projectpromotor tijdens de volledige opstartfase van zijn project wordt begeleid.
Algemene principes BRUSOC werd opgericht met de steun van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2000-2006. In het kader van de programmering EFRO 2007-2013 werd de overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verlengd. Alle aanvragen worden persoonlijk begeleid met als voornaamste doel het voortbestaan van de ontwikkelde activiteiten. De tussenkomsten hebben meestal de vorm van een lening en liggen tussen de € 1.250 en € 95.000. Het microkrediet, dat voornamelijk voor zelfstandigen is bedoeld, is beperkt tot € 25.000. De rentevoet voor het geheel van de financiële producten van BRUSOC bedraagt 4%.De gemiddelde terugbetalingsduur is 3 jaar13. We merken nog op dat BRUSOC samenwerkt met plaatselijke actoren zoals lokale economieloketten, bedrijvencentra of Missions locales in de PIZ.
Het startersfonds Dit instrument helpt bij de financiering van de oprichting, vestiging of ontwikkeling van kmo’s en zko’s in de Prioritaire Interventiezone. Drie soorten tussenkomsten zijn mogelijk: toekenning van een lening, deelname in het kapitaal of beide. Deze actie richt zich op een specifiek publiek van investeerders, binnen een bepaalde zone, die kleinschalige economische activiteiten ontwikkelen die werkgelegenheid bieden voor laaggeschoolde arbeidskrachten. De begunstigden zijn onder andere werklozen, personen die financiële steun ontvangen van het OCMW, die uitgesloten zijn van de arbeidsmarkt of zich in een precaire situatie
13
Zie het jaarlijks activiteitenverslag van de GIMB, hoofdstuk BRUSOC, voor meer informatie.
14298
bevinden, die in het interventiegebied een zko of een kmo willen oprichten. De interventie van het startersfonds komt naast de eigen financiële middelen die de ondernemer moet inbrengen.
Het thesauriekrediet Het thesauriekrediet is bedoeld voor natuurlijke personen of handelsvennootschappen die een commerciële activiteit verrichten en die tijdelijke liquiditeitsproblemen hebben. De persoon of onderneming moet moeilijk een banklening kunnen aangaan en de financiële problemen van het bedrijf mogen geen structurele oorzaak hebben.
Het microkrediet Dit instrument moedigt de ontwikkeling van privé-initiatieven aan die tot een tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling of tot de creatie van werkgelegenheid moeten leiden. Het microkrediet is het financiële instrument dat natuurlijke personen in uitsluitingssituatie de mogelijkheid biedt economische autonomie te verwerven door hun eigen economische activiteit te beginnen. Het richt zich tot personen met een laag inkomen (werklozen, begunstigden van de sociale bijstand) in het kader van een herinschakelingstraject. Het kent lage leningsbedragen toe die onder de grens liggen die "traditionele" instellingen hanteren.
De achtergestelde lening De achtergestelde lening betreft projecten in de sociale of inschakelingseconomie, ontwikkeld in het kader van een vzw, een inschakelingsonderneming of een handelsvennootschap met een doelstelling in de sociale of solidaire economie. Deze leningen worden volgens dezelfde voorwaarden toegekend als die van het startersfonds, met dat verschil dat er geen voorwaarden zijn qua vestigingslocatie (programmering EFRO van het gewest).
Administratieve omkadering BRUSOC, filiaal van de GIMB
Evaluatie
Kwantitatief Als gevolg van de afsluiting van een nieuwe overeenkomt tussen BRUSOC en het gewest voor de periode 2007-2013, kent het besluit van de regering van 6 november 2008 aan het filiaal van de GIMB een subsidie van 5,6 miljoen euro toe. Als we hierbij de herinvestering tellen van de bedragen gerecupereerd op de leningen die tussen 2000 en 2006 werden toegekend, dan komt de programmering 2007-2013 uit op een totaalbedrag van 9,4 miljoen euro. Dit bedrag moet voor 71% in projecten van het startersfonds en voor 18% in microkredietprojecten worden geïnvesteerd. 7% zal voor projecten m.b.t. thesauriekredieten dienen.
Microkrediet Voor 2009 werden 18 dossiers afgerond in het kader van de opdrachten gedelegeerd door het gewest in verband met projecten gecofinancierd door het EFRO binnen het programma Doelstelling 2013 van het gewest. Deze 18 leningen vertegenwoordigen een totaal van € 231.500.
14398
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2009 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL JOBS Activiteitstype
Aantal ondernemingen
Bouwsector Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten Vervoer Horeca Informatie en communicatie Activiteiten van administratieve en ondersteuningsdiensten Handel Andere dienstenactiviteiten Totaal
Aantal jobs
1
1
1
1
2 2 2
2 3 3
2
2
4 4
3 4
18
19
Bron: Jaarverslag 2009 Groep GIMB
Startersfonds Het startersfonds is in 2009 in 26 dossiers tussengekomen voor een totaal bedrag van € 1.021.000,00.
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2009 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL JOBS Activiteitstype Informatie en communicatie Vervoer Horeca Handel Kunst, spektakel en recreatie Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten Andere dienstenactiviteiten Totaal
Aantal ondernemingen
Aantal jobs
3 5 4 10 1
13 15,5 11 24,5 4
2
2
1
2
26
72
Bron: jaarverslag 2009 Groep GIMB.
Globaal genomen zijn de projecten die met microkredieten of een startersfonds worden gefinancierd, zeer uiteenlopend. Zelfstandigen konden een economische activiteit opzetten of ontwikkelen in diverse sectoren. Handelsvennootschappen konden worden opgericht of ontwikkeld in het kader van de sociaaleconomische herwaardering. We wijzen er tot slot nog op dat de lokale economieloketten een belangrijke rol spelen in dit type van hulpverlening. Een partnershipovereenkomst tussen de LEL's en BRUSOC streeft ernaar de uitwisselingen te stimuleren en deze financiële instrumenten te promoten.
Thesauriekrediet In 2009 werd in 1 dossier een tussenkomst verleend in de vorm van een thesauriekrediet.
Achtergestelde leninge tussenkomst van BRUSOC heeft de vorm van een lening of een deelname in het kapitaal. In het dienstjaar 2009 heeft BRUSOC een som van € 218.000 geïnvesteerd in 6 socialeeconomiestructuren.
14498
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2009 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL JOBS Activiteitstype Plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Inschakelingsonderneming Totaal
Aantal ondernemingen 3 3 6
Bron: jaarverslag 2009 Groep GIMB
De dienstensector is sterk uitgebreid als gevolg van de deelname van BRUSOC in een aantal bedrijvencentra en verschillende inschakelingsondernemingen die als dienstenchequeonderneming zijn erkend.
Kwalitatief Globaal gezien bieden het startersfonds en het microkrediet personen die zich als zelfstandige willen vestigen de kans om een economische activiteit te ontwikkelen in uiteenlopende sectoren. Deze ondernemers dragen bij tot de versterking van het Brussels economisch weefsel, doordat zij enerzijds zelf banen creëren, maar anderzijds ook kansarme wijken nieuw leven inblazen. De diversiteit van instrumenten ten behoeve van de ontwikkeling van projecten getuigt van de belangstelling voor dit type hulp. Bovendien biedt BRUSOC de projectpromotor een begeleiding aan die is aangepast aan de sociaaleconomische realiteit van de doelgroep van deze maatregel.
Vooruitzichten 2010 Consolidering van de samenwerking met de spelers op het vlak van de plaatselijke ontwikkeling, waardoor nieuwe initiatieven kunnen ontstaan, en voortzetting van de individuele steun aan de projectpromotors. Voortzetting van de uitvoering van het nieuwe programma Doelstelling 2013 ondersteund door het EFRO. Op 31 juli 2010 bedroeg de totale investering € 936.200, gespreid over 31 tussenkomsten: 21 dossiers in het kader van het startersfonds, 4 microkredieten, 1 thesauriekrediet en 4 achtergestelde leningen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
14598
30
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, inzonderheid de artikelen 7, § 8 en 18 van dit akkoord. Ordonnantie van 23 februari 2006 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie.
Doelstellingen Een activiteitencoöperatieve (verder AC) is aansprakelijkheid en met een sociaal oogmerk.
een coöperatieve
vennootschap
met
beperkte
Een AC heeft als maatschappelijk doel kandidaat-ondernemers te begeleiden en omkaderen met het oog op het opstarten van een zelfstandigenactiviteit. Het gaat om een vorm van "coaching" waarbij een kandidaat-ondernemer gedurende een bepaalde periode kan uittesten of een activiteit als zelfstandige hem bevalt. Deze activiteiten worden door de vennootschap verricht binnen het kader van de sociale economie en de meerwaardeneconomie (sociale verantwoordelijkheid van de onderneming) en hebben als sociaal oogmerk de werkgelegenheid en het zelfstandig ondernemerschap van werkzoekenden, werklozen en OCMW-steuntrekkers aan te moedigen.
Algemene principes Gedurende een periode van in principe maximum 18 maanden geniet de kandidaat-ondernemer een innoverend statuut waardoor hij, enerzijds, tijdens de duur van de overeenkomst van kandidaatondernemerschap zijn recht op werkloosheidsuitkeringen, leefloon of sociale bijstand vanwege het OCMW handhaaft, maar anderzijds, na deze overeenkomst, ook zijn reeds verworven rechten kan herwinnen, indien hij niet mocht slagen. De kandidaat-ondernemer beschikt gedurende al die tijd nog niet over een zaak en dus evenmin over een eigen ondernemings- en btw-nummer. Terwijl hij zich helemaal focust op het opstarten van zijn onderneming en zijn eerste klanten kan hij gebruik maken van het ondernemings- en btw-nummer van de cvba. Ter aanmoediging van de ontplooiing van hun zelfstandige activiteit worden de inkomsten uit deze activiteit door de AC, na in voorkomend geval een inhouding ter vergoeding van een gedeelte van de secretariaatskosten, aangewend om de kandidaat-ondernemers bovenop hun vervangingsinkomen bijkomend een kleine vergoeding uit te betalen. Na de periode van begeleiding en coaching door de AC verwerft de betrokkene het zelfstandigenstatuut (verzelfstandigen van de eigen zaak die is opgestart in de AC) of het werknemersstatuut (hij is weerbaarder geworden op de arbeidsmarkt door de ervaring in de AC), of, desgevallend, sluit hij aan bij een werknemerscoöperatie.
Administratieve omkadering De cel "Meerwaardeneconomie" van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
14698
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 270.000
Uitgaven op 31 december In 2009 werd een totaalbedrag van € 243.000 besteed voor twee activiteitencoöperatieven.
Evaluatie
Kwalitatief Er bestaat geen specifiek budget voor de maatregel activiteitencoöperatieven. De subsidies aan de activiteitencoöperatieven worden geput uit de basisallocatie toelagen voor initiatieven inzake sociale economie (tewerkstelling). Teneinde de opvolging van de projecten te verzekeren, wonen een vertegenwoordiger van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een vertegenwoordiger van de minister van Tewerkstelling de vergaderingen van het toezichtscomité bij dat in het kader van deze projecten werd opgericht en waaraan ook de subsidiebegunstigde deelneemt. Op ieder ogenblik kunnen de betrokken partijen vragen om een evaluatievergadering te organiseren.
Kwantitatief De overeenkomst voor het jaar 2009 bepaalde dat iedere activiteitencoöperatieve tegen eind december 2009 trajecten moest uitstippelen voor minstens 20 werkzoekenden, uitkeringsgerechtigde werklozen en OCMW-steuntrekkers. Zodra zij op kruissnelheid waren en uiterlijk op 30 september 2009 moest elke activiteitencoöperatieve, volgens de contractuele verbintenissen, permanent 25 tot 30 kandidaatondernemers begeleiden en een jaarlijks uitstroompercentage van acht ondernemers en acht loontrekkers realiseren. Deze resultaten werden ruimschoots behaald. In de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 hebben zich 106 projectdragers aangeboden. 48 personen zijn uiteindelijk aan een traject bij de twee activiteitencoöperatieven begonnen.
Vooruitzichten 2010 Continuïteit van de twee lopende projecten. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft er zich middels het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 toe verbonden om op termijn een structurele erkennings- en financieringsregeling voor de activiteitencoöperatieven uit te werken. In afwachting financiert het Gewest twee AC's met facultatieve subsidies. Met het oog op de kwaliteit en continuïteitswaarborg van een dergelijke regeling is een voorafgaande experimentele fase met een voldoende doorlooptijd, ruimte voor proefondervindelijke ervaringen en een voldoende brede vergelijkingsbasis op het vlak van de verscheiden methodieken die door de verschillende AC's worden ontwikkeld, als leerproces aangewezen. De activiteitencoöperatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn begin 2007 of begin 2008 van start gegaan. Deze vernieuwende initiatieven moeten de tijd krijgen om te rijpen. Pas na een eerste experimentele fase kunnen de sterktes en zwaktes van het systeem worden opgespoord en kan daar rekening mee worden gehouden op het moment dat de wetgeving de modaliteiten voor structurele erkenning en financiering vastlegt.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
14798
31
ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR
DE ONTWIKKELING VAN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
WERKGELEGENHEID
EN
DE
Juridisch kader Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen. Besluit van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Doelstellingen De erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Algemene principes De inschakelingsondernemingen en de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid worden erkend en gefinancierd voor een periode van vier jaar. Plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socioprofessionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden door het verlenen van diensten of de productie van goederen voor de inwoners, de collectiviteiten, de ondernemingen. Type tegemoetkoming: • jaarlijkse subsidie van minstens € 15.000 om de werkingskosten te dekken en de kosten voor de sociale begeleiding van de doelgroep, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 7.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5e werknemer; • jaarlijkse basissubsidie van € 31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5e werknemer. Inschakelingsonderneming: de rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een handelsvennootschap en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socioprofessionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden, door de productie van goederen of het verlenen van diensten. Type tegemoetkoming: • jaarlijkse subsidie van minstens € 15.000 om de werkingskosten te dekken en de kosten voor de sociale begeleiding van de doelgroep, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 7.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5e werknemer; • jaarlijkse basissubsidie van € 31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5e werknemer. • subsidie voor de voltijdse aanwerving van elke werknemer behorende tot de doelgroep en dit voor een bedrag van € 5.000 voor het eerste jaar. Dit bedrag vermindert geleidelijk om gedurende het vierde jaar van tewerkstelling € 1.250 te bereiken.
14898
Administratieve omkadering Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Economie en Werkgelegenheid, Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie (3 personen).
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Het budget voorzien voor 2009 bedroeg € 5.000.000.
Uitgaven op 31 december In 2005 werd een bedrag van € 576.439,97 op een totaal van € 619.874 uitbetaald. In 2006 werd een bedrag van € 1.382.300,49 op een totaal van € 1.483.997,49 uitbetaald. In 2007 werd een bedrag van € 1.060.075,67 op een totaal van € 3.354.686,46 uitbetaald. In 2008 werd een bedrag van € 1.887.316,15 op een totaal van € 4.500.000 uitbetaald. In 2009 werd een bedrag van € 4.606.971,42 op een totaal van € 5.052.400,00 uitbetaald.
Kwalitatieve evaluatie Op 31 december 2005 waren dertig plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW) en vier inschakelingsondernemingen (IO) erkend. Slechts 25 PIOW’s en 2 IO’s werden gefinancierd, voor een totaal bedrag van € 619.795. Er werden ongeveer 400 arbeidsplaatsen gecreëerd. In 2009 waren 62 PIOW's en 17 inschakelingsondernemingen erkend. 56 PIOW's en 14 inschakelingsondernemingen werden gefinancierd (voor een bedrag van respectievelijk € 4.029.099,10 en € 1.023.300,9). De toegekende middelen namen tussen 2008 en 2009 met 12% toe (van € 4.500.000 tot € 5.052.400).
Vooruitzichten 2010 Tussen 2005 en 2009 werd het budget voor de toepassing van deze ordonnantie verhoogd van € 620.000 tot € 5.052.400. Voor 2010 is een budget van € 5.500.000 voorzien.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
14998
32
TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID
Juridisch kader Territoriale Pacten werden opgestart op initiatief van de Europese Unie in juli 1996. De initiële bedoeling was om de Europese strategie inzake werk lokaal en regionaal te laten doordringen en te concretiseren. Brussel heeft zich op basis van een gezamenlijk initiatief van de regering en de Algemene Directie van Actiris van bij de start in deze logica ingeschreven. In tegenstelling tot andere regio’s en steden waar deze pacten in de formele structuren werden opgenomen, heeft Brussel, na het eerste programma, het initiatief genomen om een informele overlegmethode te behouden. Na een tweede programma 2000-2006 in het kader van het Europees Sociaal Fonds, wordt vandaag gewerkt op basis van een derde programma voor de periode 20072013, dat in november 2007 werd goedgekeurd door de algemene vergadering van het Pact.
Doelstellingen De verschillende actoren op de Brusselse arbeidsmarkt mobiliseren rond thema’s uit het werkgelegenheidsbeleid die transversaal moeten worden aangepakt. Het Territoriaal Pact organiseert een informeel en breed partneroverleg rond deze specifieke thema’s, kan via pilootprojecten nieuwe initiatieven nemen en werkt in functie van de meer formele beslissingsorganen van dit gewest, zoals de Economische en Sociale Raad en de Brusselse regering.
Algemene principes Het programma voor de periode 2007-2013 is een kaderprogramma, waar de algemene vergadering van het Pact regelmatig prioriteiten in aangeeft, gebaseerd op actualiteit en opportuniteiten. De meerwaarde van de informele aanpak van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid wordt door de algemene vergadering als volgt beschreven:
een brede en informele denk- en overlegtafel tussen de wereld van het beleid, beheer, diensten en economische en sociale actoren;
dat zich positioneert als een informeel en prospectief labo in functie van andere eerder formele platforms;
en op een flexibele manier functioneert met tijdelijke concentraties en brede informatie en overlegmomenten waarbij transversaliteit primeert.
De nadruk in deze aanpak ligt volgens het kaderprogramma op volgende actielijnen: P-publiek: de relatie versterken tussen de actoren en het beoogde publiek; A-actoren: de kennis en de onderlinge contacten en synergie versterken tussen de actoren; C-coherentie: uitdenken (en -werken) van nieuwe actielijnen (of verbeteren van bestaande) op de as vorming-opleiding en tewerkstelling; T-transversaliteit: puur gericht op thema’s die in principe door meerdere partners moeten worden aangepakt. En dat alles rond het thema werk.
Partnerinstellingen van de maatregel De leden van de plenaire vergadering die de actie leidt, zijn: Actiris Brussels Agentschap voor de Onderneming (BAO); Vereniging van de Stad en de Gemeenten (afdelingen OCMW en Gemeenten); Bruxelles Formation; Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Tewerkstelling;
15098
Minister van Tewerkstelling en Economie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering; Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; Office de Promotion du Tourisme; Haven van Brussel; GOMB; IFPME; GIMB; Syntra Brussel; ENIAC-experte aangewezen door het Gewest; VDAB-RDB; FEDERGON; het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; Kamer van Middenstand, vertegenwoordigd door UNIZO, UCM en LVZ; Febisp.
Administratieve omkadering Actiris: onafhankelijke dienst Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 118.000,00.
Uitgaven op 31 december € 122.367,53.
Verwezenlijkingen Bekendmaking en opvolging van het kaderprogramma, o.a. via de actualisatie van de site http://www.pactbru.irisnet.be, en opvolging van de resultaten van het tweede programma, met informatie en begeleiding van initiatieven in de sociale economie (deelname aan jury’s o.a. rond begeleidingscheques sociale economie). Coördinatie van de Diversiteitscel, bestaande uit twee opdrachtgelastigden die vroeger door het Territoriaal Pact werden omkaderd in het kader van het Sociaal pact en drie diversiteitsconsulenten, die midden 2006 door Actiris werden aangeworven (zie eveneens promotie van de diversiteit binnen de onderneming), en opstart en begeleiding van verschillende werkgroepen rond de uitbouw van het instrumentarium inzake diversiteitsbeleid binnen de Brusselse ondernemingen met, tot slot, het voorzitterschap en de begeleiding en opvolging van het Diversiteitscomité en de ingediende diversiteitsplannen bij het Beheercomité van Actiris. Uitwerking en coördinatie van een actieplan inzake intergewestelijke mobiliteit in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap en de opvolging van de eerdere actielijn "Haven-luchthaven, transport-logistiek, opleiding en werk". Opstart en begeleiding van de intersectorale werkgroep rond eenoudergezinnen in Brussel, met de realisatie van een brochure "Brusselse verkenning van eenoudergezinnen". Opvolging en begeleiding van de werkgroep "onthaal nieuwkomers in Brussel" met de uitwerking van een ontwerp voor een gewestelijke werkmethode. Voortzetting van de vertegenwoordiging van het Pact in de vzw Brussel Gezond Stadsgewest, in het kader van het Brusselse programma van de Gezonde Steden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO);
15198
Deelname aan verscheidene colloquia en seminaries.
Vooruitzichten 2010 De plenaire vergadering heeft in maart 2010 de prioriteiten van het kaderprogramma voor het jaar 2010 bepaald. In eerste instantie gaat het om het voortzetten van het structureringswerk inzake de twee zwaartepunten van de afgelopen jaren, namelijk:
Op het vlak van de diversiteit: Het Pact structureert haar werking inzake diversiteitsbeleid op de Brusselse arbeidsmarkt nog sterker rond de ondersteuning van de Diversiteitscel en van het netwerk aan bedrijven, dat stilaan groeit: Versterking van de complementariteit tussen de Diversiteitscel en de diversiteitswerking van de drie Brusselse vakbonden; Structurering van de samenwerking met het BNCTO rond de complementariteit tussen een Vlaams diversiteitsplan voor een Brussels bedrijf en het Brusselse kader van plan en label; Uitwerken van de complementariteit tussen de andere gewestelijke beleidsinitiatieven in functie van de noden van de Brusselse bedrijven met transregionale plannen/initiatieven; Begeleiding van externe projectdragers rond diversiteit door hen in contact te brengen met organisaties en instellingen die reeds geëngageerd zijn in diversiteit; Realisatie van een praktische infokaart rond elke publieksgroep met een "routebeschrijving" en het aanbod aan diensten vanuit het werkveld, op te nemen op de website. Tot slot, wordt, naast het opnemen van het Centrum voor gelijkheid van kansen en het Instituut voor gelijkheid van mannen en vrouwen binnen de diversiteitordonnantie, verder werk gemaakt van een netwerk rond opvang en begeleiding inzake discriminatie. Twee nieuwe werkterreinen worden prioritair in het Pactprogramma rond diversiteit naar voor geschoven:
Openbare regionale en lokale sector Naast het kader dat werd opgebouwd voor de privésector moet nu tevens werk gemaakt worden van een gelijkwaardig kader voor de openbare sector, voortbouwend op de beide ordonnanties en vertaald in uitvoeringsbesluiten.
"Divers" beheer van de kandidaten bij de rekrutering In antwoord op de iets te sterk gemediatiseerde anonieme cv, de uitwerking van een "beheerinstrument" voor kandidaten (op vrijwillige basis voor de kandidaten, op basis van een diversiteitsplan voor de bedrijven) met enkele pilootprojecten met partners zowel uit de publieke als uit de privésector.
Op het vlak van de interregionale mobiliteit: De prioriteit voor 2010 ligt bij het correct doorgeven van de interregionale mobiliteit van Brusselaars naar jobs in de rand van Brussel aan de Directie Werkgevers van Actiris en een gezamenlijke monitoring tussen FOREM, Actiris en VDAB. Het doorschuiven van deze monitoring moet toelaten om in het tweede deel van het jaar opnieuw sterker te gaan focussen op de initiële as transport-logistiek en Haven-Luchthaven. Twee prioritaire werkterreinen worden dit jaar opgenomen:
Taal(-jobdating)
De organisatie van de taal(opleidings)partners rond de formule taaljobdating met een structurering van een stevig Brussels partnership en de organisatie van een "terugkomdag" na de jobdatings.
Fysieke mobiliteit
In opvolging van het werk met de havenbedrijven (rond diversiteit en work-life-balance) en met de werkvoorstellen die reeds op het interregionale niveau werden geformuleerd, een focus op concrete mobiliteitsoplossingen.
15298
Naast het diversiteitsbeleid en de interregionale mobiliteit, blijft de aandacht van het Pact uitgaan naar transversale thema’s op de Brusselse arbeidsmarkt die (nog) niet door partnerorganisaties worden opgenomen. Dit werk moet perspectieven bieden (dat kan economisch en werkcreërend zijn, maar ook sociaal en marktorganisatorisch). Specifieke aandacht gaat daarbij uit naar het samenbrengen van studiewerk en terreinervaring van partners rond bepaalde evoluties op de arbeidsmarkt. Hierbij worden collega’s uit de andere Brusselse maatschappelijke sectoren betrokken, om van hieruit werkpistes naar voor te schuiven (of concreet uit te proberen). Eenoudergezinnen De structurering van de opvolging van de "Brusselse verkenning" inzake eenoudergezinnen (begeleiding van het studiewerk Prospective research for Brussels en de uitbouw van een Technisch Brussels platform rond eenoudergezinnen). Nieuwkomers Het uitwerken van een praktisch structurerend voorstel op gewestelijk niveau van het onthaal van nieuwkomers met behoud van de lokale eigenheden, voortbouwend op het eerdere studiewerk vanuit het Pact. Items die vervolgens kunnen worden opgenomen, na afronding van één van de vorige thema’s zijn, naast het instrumentarium inzake een Brusselse invulling voor de Europese strategie en meer specifiek inzake de werkzaamheidsgraad voor het doelpubliek, de etnostratificatie op de Brusselse arbeidsmarkt, de genderproblematiek en de relatie met interculturaliteit, de prospectieve studie over toekomstige tewerkstelling, loopbaanmobiliteit, de relatie tussen fysieke stadsrenovatie (planning) en tewerkstelling, stedelijke functies … De algemene vergadering geeft hier later verder richting aan. Centraal in de vooruitzichten voor 2010 zal de relatie staan die wordt uitgebouwd tussen het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid en het nieuwe initiatief van de Brusselse regering "Pact voor duurzame stedelijke ontwikkeling".
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
15398
33
COÖRDINATIE
EN INSCHAKELINGSPARTNERS
OVERLEG
VAN
DE
PLAATSELIJKE
Juridisch kader Het bestek van 25 september 1992 (gewijzigd op 05.03.1998) betreffende de bevordering van de activiteiten van plaatselijke coördinatie en overleg in het kader van de partnershipovereenkomsten met Actiris, in uitvoering van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit besluit werd opgeheven door de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De ordonnantie van 27 december 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l’emploi en de Lokale Werkwinkels. In afwachting van de publicatie van de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie blijft het bestek van 25 september 1992 voorlopig van toepassing tot de wijziging ervan.
Doelstellingen Het mobiliseren van de verschillende plaatselijke tewerkstellings-, opleidings- en socioprofessionele inschakelingspartners en het betrekken van deze partners bij de gecoördineerde uitvoering van socioprofessionele inschakelingsacties; Het bepalen van de inschakelingsbehoeften van de plaatselijke bevolking en de beschikbare middelen in de zone; Het volledig ontplooien van de capaciteiten van de plaatselijke partners door hun tussenkomsten onderling op elkaar af te stemmen teneinde de moeilijk in te schakelen personen de mogelijkheid te bieden hun persoonlijk socioprofessioneel inschakelingstraject af te bakenen; Het bepalen van de voor verbetering vatbare wettelijke maatregelen en bestaande voorzieningen in de materie, meer bepaald met betrekking tot de afstemming op de behoeften van het publiek, teneinde de adviesinstanties hierover in te lichten. Deze acties zijn gericht op de geïntegreerde ontwikkeling van de crisiswijken in het stadscentrum en de afstemming van de socioprofessionele inschakelingsacties op de plaatselijke initiatieven op het vlak van de heropleving van de woonomgeving en de bevordering van de plaatselijke economie.
Algemene principes De coördinatie- en overlegacties worden verricht door 9 Missions locales pour l'emploi (plaatselijke overlegorganen voor de werkgelegenheid) en een Nederlandstalige coördinerende partner - Lokale Werkwinkel (Tracé Brussel) gespreid over 6 interventiezones in het gewest. De coördinerende partners hebben als taak de socioprofessionele inschakelingsproblematiek te observeren, afgewerkte socioprofessionele inschakelingsacties met de partners van de zone voor te stellen, plaatselijke socioprofessionele inschakelingsacties waarbij plaatselijke partners betrokken zijn te bevorderen en te coördineren, de door de inschakelingsacties beoogde doelgroepen te onthalen en te oriënteren, de inschrijving van werkzoekenden bij Actiris en de opvolging van hun inschakelingstraject door deze laatste te stimuleren, de communicatie van werkaanbiedingen en/of opleidingen te bevorderen en het secretariaat van het overlegcomité van de zone waar te nemen.
Administratieve omkadering Deze acties worden verwezenlijkt in uitvoering van een partnershipovereenkomst van een jaar die stilzwijgend verlengbaar is. Deze maatregel wordt omkaderd door het Departement Partnerships en Netwerk en gecontroleerd door de projectinspecteurs.
15498
Budget
Voorzien budget (met inbegrip van de subsidie SPI en non-profitakkoord) € 2.416.781,39.
Uitgaven op 31 december € 1.875.729
Uitvoeringspercentage: 78%
Evaluatie
Kwantitatieve Hoewel de Missions locales ons nauwkeurige informatie bezorgen over het publiek dat ze in het kader van hun opdracht als inschakelingsoperator ontvangen (zie hoofdstuk over de socioprofessionele inschakelingspartners), zijn de kwantitatieve gegevens die ze over hun coördinatieopdrachten doorgeven slechts gedeeltelijk (de activiteitenverslagen verschillen van vorm en inhoud van Mission locale tot Mission locale, het activiteitenvolume wordt op verschillende manieren berekend, moeilijkheid om van alle plaatselijke actoren coherente en cumuleerbare gegevens te krijgen enz.) Naast een opsomming van de activiteiten die in de verschillende zones worden georganiseerd (projecten, overlegvergaderingen enz.), is het overigens moeilijk om cijfergegevens over de coördinatieopdracht te verstrekken en, voor alle coördinatoren, om de bestaande dynamiek in elke zone in kaart te brengen (talrijke projecten, bepaalde projecten lopen af of worden op basis van nieuwe oriënteringen, prioriteiten of institutionele wijzigingen aangepast). Zoals de voorgaande jaren hebben de coördinerende partners in hun jaarlijks coördinatieverslag daarenboven de gegevens meegedeeld over de doelgroepen van elke zone, alsook de specifieke behoeften in verband met de personen die in een inschakelingstraject werden opgevolgd en wier gegevens in het NWP werden ingevoerd (voor gedetailleerde informatie verwijzen we naar de fiche over het partnership inzake socioprofessionele inschakeling).
Kwalitatieve Acties van de coördinerende partners: Hoewel alle coördinerende partners zich op een verschillende manier voor de socioprofessionele inschakeling en de geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling inzetten, zijn er een aantal acties die we bij nagenoeg alle coördinerende partners terugvinden. Deze gemeenschappelijke acties bestaan uit twee delen. Het eerste betreft het onthaal, de doorverwijzing en het traject van de werkzoekende:
onthaal en oriëntatie van bepaalde doelgroepen van de socioprofessionele inschakelingsacties in de zone (informatie over de voorzieningen op het vlak van socioprofessionele inschakeling, eerstelijnsonthaal en doorverwijzing van plaatselijke klanten die niet als werkzoekende bij Actiris zijn ingeschreven of ten laste van het OCMW zijn);
personen stimuleren om zich als werkzoekende bij Actiris in te schrijven en opvolging van het inschakelingstraject (op het meeste geschikte moment in het inschakelingsparcours).
Om de samenhang te bewaren, werden deze twee acties in de fiche over het partnership inzake socioprofessionele inschakeling in een afzonderlijk punt opgenomen. Hoewel deze acties in het kader van de algemene opdrachten van de coördinatoren worden gesubsidieerd, vallen ze in de praktijk onder de inschakeling. Het tweede deel heeft betrekking op de eigenlijke coördinatie- en overlegrol van de Missions locales en Tracé Brussel. Waarneming van de socioprofessionele inschakelingsproblematiek in de zone (bepaling van de doelgroepen, specifieke noden en bestaande voorzieningen in elke zone) In 2009 hebben nieuwe partners zich bij het NWP aangesloten (BSD, BUBP). De verwachtingen waren dat dit zou helpen om de realiteit in de verschillende zones beter weer te geven. De gegevens die Actiris aan zijn partners kan terugbezorgen, blijven echter beperkt tot de informatie die door de 15598
eigenlijke SPI-partners of de opleidingsoperatoren wordt ingevoerd. De coördinatoren wijzen erop dat de partners van de verschillende zones de gegevens op verschillende manieren inbrengen. Sommige registreren gegevens voor alle gevolgde doelgroepen, andere alleen voor het gesubsidieerde publiek, wat de waarnemingen rond inschakeling bemoeilijkt. Deze kwantitatieve gegevens zijn met andere woorden nog niet representatief voor alle doelgroepen die in het kader van een inschakelingstraject door de inschakelingsactoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden opgevangen en opgevolgd. Wat het kwalitatieve aspect betreft, merken de meeste coördinatoren op dat zij moeite hebben om de activiteitenverslagen van de partners in de zone te verzamelen, waardoor hun analyses onvolledig zijn. De ontwikkelingen die zich opdringen, hebben nog niet kunnen plaatsvinden doordat de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie Missions locales/Lokale Werkwinkels (zie verder) en de nieuwe geografische verdeling die daarmee samenhangt op zich laten wachten. Alle coördinatoren stellen het volgende vast:
De opgevangen doelgroepen worden omvangrijker. Dit is met name te verklaren door de uitvoering van het plan voor activering van het zoekgedrag naar werk dat in juli 2004 door de RVA werd ingevoerd. Verder waren er nog de opeenvolgende activeringsprogramma’s, zoals het Actieplan voor de Brusselse jongeren, waardoor werkzoekenden sneller door Actiris of de RVA worden opgeroepen. De meeste coördinerende partners zagen zich verplicht om de opvolging van heel wat personen te weigeren, omdat ze de grenzen van hun kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit hadden bereikt. Zo moeten werkzoekenden geregeld meerdere weken wachten voor ze een afspraak met een SPI-consulent kunnen krijgen;
de aard van de motivatie van de werkzoekenden verandert: de voorwaarden om uitkeringen te behouden, zorgen ervoor dat werkzoekenden zich inderhaast inschrijven voor beroepsbepalingsgroepen, opleidingen enz. om tot het aantal vereiste uren te komen of een attest te ontvangen, zonder grondig te hebben nagedacht over een realiseerbaar beroepsinschakelingstraject. Hierdoor wordt het moeilijk om dit doelpubliek voldoende plaatsen in de verschillende opleidingstrajecten te bieden: enerzijds door het tekort aan plaatsen en anderzijds is het niveau dat bij de start van de opleidingen is vereist hoger als gevolg van de stijgende vraag op de markt;
daartegenover staat dat wordt vastgesteld dat het niveau aan het begin van een opleiding lager is en dat zelfs houders van een erkend diploma een te laag niveau hebben om de opleiding te kunnen starten;
het publiek heeft vaker psychosociale en financiële problemen (huisvesting, schulden, psychiatrie, verslavingen enz.) waardoor andere kwesties het "louter" formuleren van een beroepsproject ondermijnen.
Nieuwe impulsen In het kader van de nieuwe impulsen op initiatief van of in samenwerking met de coördinatoren kaarten de partners aan dat het moeilijk is een project op te starten en "los te laten" alvorens zeker te zijn dat het zal voortbestaan en dat het op dezelfde "ideologie" zal voortborduren. Dit geldt bijvoorbeeld bij projecten in de sociale economie die zonder langdurige begeleiding algauw ondernemingen worden die als "klassieke" bedrijven functioneren. Afgeronde projecten rond socioprofessionele inschakelingsacties met verschillende partners van de zone voorstellen (projecten afstellen, nieuwe samenwerkingsbanden uitwerken die ernaar streven de acties onderling beter op elkaar af te stemmen en socioprofessionele inschakelingstrajecten ontwikkelen); Plaatselijke socioprofessionele inschakelingsacties promoten en coördineren door de tussenkomsten van de lokale partners te bundelen teneinde de plaatselijke inschakelingsacties doeltreffender te maken en de kwaliteit van de opvolging van de doelgroepen tijdens hun inschakelingstraject te verhogen. De coördinatoren blijven de organisaties waarbij ze betrokken zijn, ondersteunen door deel te nemen aan de raad van beheer en/of de algemene vergadering, door permanente pedagogische en logistieke steun te bieden, door de deelnemers van de door de ondersteunde ISPI’s mee te selecteren. Verder vullen zij het werk van de ISPI’s aan door sectorale prospecties te voeren alsook partners te zoeken die zich achter de plaatselijke initiatieven willen scharen, door na de opleidingen de zoektocht naar werk te begeleiden, door een algemene beroepskeuzebepaling te realiseren en de deelnemers (psychosociaal) te begeleiden enz.; 15698
De doorstroming naar Actiris van de vacatures en de aanbiedingen voor werk/opleiding waarvan de partners weet hebben, bevorderen. Naast de individuele initiatieven van bepaalde coördinatoren die deze informatie in het jaarverslag van hun eigen vzw opnemen, zijn er zeer weinig partners die werkaanbiedingen aan Actiris doorgeven. Sommige partners laten het soms zelfs na om informatie over vacatures binnen hun organisatie te bezorgen. Het systeem waarmee de partners werkaanbiedingen in de databank kunnen creëren, wordt met andere woorden niet gebruikt. De operatoren informeren en met hen overleggen (o.a. via de leiding over het overlegcomité) Sinds een aantal jaar ondervinden de coördinatoren moeilijkheden om de operatoren van hun respectieve zones samen te brengen voor zonaal overleg. Als redenen halen de coördinatoren het gebrek aan tijd en geloofwaardigheid aan, alsook de verveelvoudiging van institutionele organisaties. De coördinatoren blijven evenwel het belang van het zonaal overleg verdedigen, met name omdat het actuele informatie oplevert over de evolutie en de veranderingen van de SPI-sector, de operatoren en de opleidings- en inschakelingsactiviteiten die ze verwezenlijken. Bovendien biedt het zonaal overleg de operatoren de kans om elkaar te ontmoeten, te leren kennen en herkennen en derhalve de samenhang en de doeltreffendheid van de voorziening te bevorderen door overlappingen te voorkomen. Verder zorgt het overleg ervoor dat er samenwerkingsverbanden in het leven kunnen worden geroepen die erop gericht zijn de afstand van de werkzoekenden tot werk te verminderen (doelstelling van het geïntegreerd partnershipsysteem). De coördinatoren proberen dus om elk jaar nieuwe vormen van zonaal overleg in te voeren teneinde het overleg aantrekkelijker te maken voor de operatoren (bijvoorbeeld: debatten rond thema’s die vooraf met de operatoren werden bepaald; soms worden vooraanstaande figuren uit de socioprofessionele inschakeling uitgenodigd; beurtelingse voorstelling door elke operator van zijn acties, uitdagingen, moeilijkheden en vooruitzichten; beurtelingse ontmoetingen bij elke partner ter plaatse). Net als de vorige jaren hebben de coördinatoren zonale overlegcomités georganiseerd, soms volgens verschillende modaliteiten. De onzekerheid die het wachten op de publicatie van de ordonnantie betreffende de Missions locales en de Lokale Werkwinkels meebrengt, is echter niet bevorderlijk gebleken voor het dynamisme om deze opdracht te vervullen, noch voor de organisatie van de vergaderingen van het overlegcomité Missions locales/Actiris.
Vooruitzichten 2010 De ordonnantie van 27 december 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l'emploi en de Lokale Werkwinkels bepaalt de plaats en de rol van deze instellingen in het Brusselse inschakelingslandschap. Aan deze tekst ging op vraag van de gewestelijke minister van Tewerkstelling een diepgaande analyse van de bestaande structuren en hun opdrachten vooraf. Deze analyse werd in 2006 door een externe organisatie gemaakt. Artikel 15 van de ordonnantie voorziet in de oprichting van een samenwerkingscomité. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2009 bepaalt de samenstelling, de opdrachten en de werkwijze van dit samenwerkingscomité rond de Missions locales pour l'emploi en de Lokale Werkwinkels. Onder het toezicht van dit comité werden vier werkgroepen gevormd teneinde de redactie van de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie voor te bereiden. Dit werk zou het mogelijk moeten maken de sector en de markt beter te organiseren, met name door overlappingen te voorkomen, de acties te rationaliseren en een betere leesbaarheid van ieders taken te garanderen. Twee werkgroepen moeten hun bevindingen begin 2010 bekendmaken:
werkgroep 1 over de diensten aan werkzoekenden;
werkgroep 2 over de diensten aan werkgevers en een driehoekssamenwerking;
Twee andere werkgroepen moeten in de tweede helft van 2010 van start gaan:
werkgroep 3 Transversaliteit;
werkgroep 4 over de indicatoren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
15798
34
ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN
HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT Juridisch kader De ordonnantie van 26 juni 2003 en het uitvoeringsbesluit van 15 april 2004 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormen de wettelijke basis voor de erkenning van privétewerkstellingsagentschappen, de vergunning van plaatsingsbureaus in het onderwijs en de registratie van partners van Actiris. Daarnaast wordt erin vastgelegd dat privétewerkstellingsagentschappen dienen bij te dragen aan het gewestelijk werkgelegenheidsbeleid en zijn de voorwaarden omschreven voor de oprichting van een overlegplatform voor de werkgelegenheid. Bovenstaande ordonnantie is het gevolg van de Conventie nr. 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie, die door België en de lidstaten van de EU is goedgekeurd en die minimale voorwaarden oplegt aan alle soorten van arbeidsbemiddeling, privé, publiek of met sociaal oogpunt.
Doelstellingen Het gemengd beheer van de arbeidsmarkt heeft als hoofddoelstelling de regulering van publieke, private en non-profittewerkstellingsactiviteiten en hun gezamenlijk functioneren. Heel belangrijk hierin is de vrijwaring van de werknemersrechten en ook het verbod van discriminatie op grond van geslacht, etnische afkomst, leeftijd en dergelijke. Daarnaast biedt de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt de mogelijkheid om een minimum aan professionaliteit als standaard in te voeren mits de erkennings- en vergunningsregelingen en het partnershipbeleid van Actiris. Ten slotte biedt de erkenningsprocedure van privétewerkstellingsagentschappen de mogelijkheid om het goed beheer van de betrokken vennootschappen te controleren en op de betrouwbaarheid van de bedrijven voor een minimum toe te zien.
Algemene principes Een privétewerkstellingsagentschap dient voor de volgende categorieën van tewerkstellingsactiviteiten een erkenning aan te vragen: Werving en selectie; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het paritair comité nr. 124 van het bouwbedrijf; Bemiddeling van betaalde sportbeoefenaars; Bemiddeling van kunstenaars; Terbeschikkingstelling van interimkunstenaars; Outplacement. De erkenning wordt voor een periode van 4 jaar toegekend en is verlengbaar. De privétewerkstellingsagentschappen die niet over een bedrijfszetel beschikken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een gelijkgestelde vergunning aanvragen die een jaar geldig is en drie keer hernieuwd kan worden. Ook publieke instellingen, zoals de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs, dienen een vergunning aan te vragen. Bureaus die een partnership zijn aangegaan met Actiris dienen zich te laten registreren. Alle erkende tewerkstellingsagentschappen krijgen een uniek nummer en sturen jaarlijks, ten laatste op 30 juni, een jaarverslag naar het ministerie. Deze erkenningsprocedure is ingeschreven bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met het uniek identificatienummer VT4001563.
15898
Actiris is per ordonnantie bevoegd om zijn arbeidsbemiddelingsactiviteiten uit te oefenen. De controle op de naleving van de toekenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd door de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie. Klachten betreffende inbreuken op de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten kunnen daar ter kennis worden gebracht (zie betrokken fiche voor bijkomende informatie).
Administratieve omkadering Twee ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Gewoon budget van het Ministerie.
Kwalitatieve evaluatie Het feit dat privétewerkstellingsagentschappen over een erkenning voor hun activiteiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken en het feit dat aangaande privétewerkstellingsagentschappen vóór de erkenning of vóór de hernieuwing van de erkenning een advies door de Economische en Sociale Raad aan de bevoegde minister wordt geformuleerd, zorgen voor een permanente opvolging van de kwaliteit van de private tewerkstellingsactiviteiten. In 2009 waren 422 privétewerkstellingsagentschappen erkend of gelijkgesteld met een erkenning. 208 privétewerkstellingsagentschappen waren erkend (minstens één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en 214 vergund (geen exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Categorieën
2005
2006
2007
2008
2009
Werving en selectie Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het paritair comité nr. 124 van het bouwbedrijf Bemiddeling van betaalde sportbeoefenaars Bemiddeling van kunstenaars Terbeschikkingstelling van interimkunstenaars Outplacement
202 77
205 69
211 66
278 78
323 83
6
9
9
10
11
19 16 13 36
17 13 10 35
22 12 11 42
34 20 13 54
45 22 18 76
Totaal
369
358
373
487
593
Een privétewerkstellingsagentschap kan over meerdere erkenningen of vergunningen beschikken. 6 plaatsingsbureaus in het onderwijs verkregen een vergunning en 113 partners van Actiris beschikten in 2009 over een uniek identificatienummer.
Vooruitzichten 2010 In de loop van het jaar zal de pagina over de privétewerkstellingsagentschappen zelf zowel qua inhoud als structuur worden herwerkt teneinde de gebruikers beter te kunnen inlichten en hen te ondersteunen in de formaliteiten die ze bij het ministerie moeten vervullen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
15998
35
TOEZICHT OP DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsbesluit van 15 april 2004.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving via controleopdrachten en onderzoeken uitgevoerd op de werkvloer.
Algemene principes De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (GWI) houdt toezicht over deze reglementering door op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie onderzoek te verrichten bij de privétewerkstellingsagentschappen die een erkenning van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vragen. De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie kan bovendien spontane controles bij de agentschappen uitvoeren om na te gaan of ze wel degelijk hun verplichtingen nakomen. Ze kan ook bedrijven controleren die zonder erkenning een activiteit uitoefenen waarvoor een erkenning nodig is (uitzendwerk, selectie en rekrutering, arbeidsbemiddeling, outplacement,…).
Administratieve omkadering Het toezicht wordt uitgeoefend door de medewerkers van de Cel Onderzoek van de Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Voor deze maatregel is geen specifiek budget voorzien. De GWI beschikt enkel over een werkingsbudget dat gezamenlijk is met de andere directies van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid.
Uitgaven op 31 december Geen uitgaven
Kwalitatieve evaluatie Een dergelijke evaluatie is niet mogelijk gezien het kleine aantal behandelde dossiers. In 2009 werden slechts 7 onderzoeksdossiers geopend, tegen 13 in 2008 en 21 in 2007. Deze daling is te verklaren door het feit dat de GWI, zoals aangekondigd, geen spontane controles op dit vlak heeft uitgevoerd, maar zich heeft beperkt tot de zeldzame onderzoeken die zij in opdracht van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie heeft verricht en tot het beantwoorden van ingediende klachten. Met slechts 1 procent van alle behandelde dossiers, blijft dit een zeer marginale materie voor de GWI.
16098
Vooruitzichten 2010 Een van de prioriteiten die de GWI zich in haar operationeel programma voor 2010 heeft gesteld, is om controles te houden onder de privétewerkstellingsagentschappen die in de Gouden Gids en op internet staan en die in Brussel activiteiten lijken te verrichten, zonder dat zij de nodige erkenning hebben. Zij zal dus veel proactiever in het domein van het gemengd beheer gaan optreden dan de voorbije jaren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21
16198
36
TOEKENNING
VAN
ARBEIDSKAARTEN
AAN
BUITENLANDSE
WERKNEMERS Juridisch kader Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Koninklijk besluit houdende de uitvoering van 9 juni 1999.
Doelstellingen Buitenlanders die niet vrijgesteld zijn van de verplichting tot het bekomen van een arbeidskaart toestaan om te werken in het kader van een arbeidsovereenkomst.
Algemene principes Onder andere de volgende categorieën van werknemers kunnen een arbeidskaart bekomen: Personen toegelaten tot tijdelijk verblijf in België; Hoogopgeleid personeel; Personen waarvoor men op de arbeidsmarkt geen gekwalificeerd equivalent vindt.
Administratieve omkadering Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie – Cel Arbeidskaarten. Eind december 2009 bedroeg het aantal effectieven 26 personen, waarvan 4 tijdelijk gedetacheerde personen.
Budget Gewone begroting van het Ministerie.
Kwalitatieve evaluatie Het aantal toegekende arbeidskaarten C, die bepaalde categorieën van personen die over een (nog) tijdelijk verblijfsrecht in België beschikken toegang verschaffen tot de arbeidsmarkt (kandidaatvluchtelingen, studenten, personen die gezinshereniging gevraagd hebben enz.), daalde in vergelijking met het jaar 2008. In 2008 werden er 8.134 arbeidskaarten C toegekend en in 2009 waren dat er 7.261. Het aantal arbeidskaarten dat aan kandidaat-vluchtelingen werd toegekend, is zoals in 2008, gemiddeld nog eens met de helft gedaald van 2008 tot 2009. Dit is nog steeds een gevolg van de nieuwe asielprocedure die van kracht is sinds 1 juni 2007. Sinds die datum maken mensen die een asielaanvraag indienen geen aanspraak meer op een arbeidskaart C. Ingevolge het KB van 22 december 2009 zullen echter opnieuw meer aanvragen ten gunste van asielzoekers worden behandeld (supra). Het aantal arbeidskaarten C dat wordt toegekend op basis van gezinshereniging blijft verder dalen (45 eenheden), maar minder sterk dan in 2008. Het aantal arbeidskaarten dat toegekend werd op basis van tewerkstelling bleef stabiel, na een sterke stijging in 2008 (2.678 in 2008 tegen 2.700 in 2009). Het betreft hier personen waarvan de verlenging van het verblijf onderworpen is aan tewerkstelling. De groep die een arbeidskaart als samenwonende kreeg, bleef, na een sterke stijging in 2008, eveneens stabiel (1.265 in 2008 tegen 1.222 in 2009).
16298
In totaal werden 6.085 arbeidskaarten B toegekend in 2009. Dit betekent een vermindering van het aantal toegekende arbeidskaarten B (- 1.551) tegenover 2008. Ten opzichte van de vorige jaren (2005, 2006, 2007) is er echter geen daling waar te nemen, hetgeen laat blijken dat het aantal toegekende arbeidskaarten in 2008 uitzonderlijk hoog was. De daling in 2009 kan vooral toegeschreven worden aan de vermindering van het aantal arbeidskaarten toegekend aan de categorie echtgenoten van zelfstandigen (- 790) evenals aan hooggeschoolden en leidinggevenden (627 arbeidskaarten). Wat de eerste categorie betreft, wordt de daling verklaard door het einde van de overgangsperiode op 30 april 2009 voor de onderdanen van de nieuwe Europese lidstaten, uitgezonderd voor Roemenen en Bulgaren. Zo werden er in 2009 1.224 arbeidskaarten uitgereikt tegenover 2.014 in 2008. Voor de arbeidskaarten B zien we dat het aandeel van de hooggeschoolde werknemers 48% van het totale aantal bedraagt (2.973 op een totaal van 6.085).
Vooruitzichten 2010 Deze materie is uitermate afhankelijk van het wetgevende werk op federaal vlak. Nog steeds is het wenselijk om de arbeidskaart C te laten samenvallen met de verblijfsvergunning, zoals gevraagd door de Adviesraad voor de tewerkstelling van buitenlandse werknemers aan de minister van Werk en de minister van Binnenlandse Zaken. Het zou de procedures vereenvoudigen en de achterstand inkorten. Ook de juridische zekerheid voor zowel werknemer als werkgever zou er wel bij varen. Een ontwerp tot aanpassing van art. 17 van het KB van 9 juni 1999 (artikel m.b.t. de arbeidskaarten C) wordt voorbereid door de federale administratieve diensten. Het KB van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers bepaalt de voorwaarden waaronder sommige vreemdelingen een arbeidskaart B en een arbeidsvergunning afgeleverd kunnen krijgen vanwege de gewestelijke overheden, als gevolg van hun regularisatieaanvraag ingediend op basis van de instructies van de federale regering van juli 2009. Ingevolge deze procedure zal de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie – Cel Arbeidskaarten aldus een reeks aanvragen dienen te behandelen in de loop van 2010.
Afstemming op de richtlijnen van de Europese Strategie voor werkgelegenheid 2008-2010 RS 19 en 20.
16398
37
TOEZICHT VAN DE GEWESTELIJKE WERKGELEGENHEIDSINSPECTIE OP
DE WETGEVING BETREFFENDE DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS Juridisch kader Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en haar uitvoeringsbesluit van 9 juni 1999.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving via controleopdrachten en onderzoeken uitgevoerd op de werkvloer.
Algemene principes Het toezicht op de reglementering m.b.t. de tewerkstelling van buitenlandse werknemers gebeurt aan de hand van twee interventiewijzen: onderzoeken en controles. De onderzoeken, ongeacht het type, zijn allemaal het gevolg van een aanvraag om een buitenlandse werknemer tewerk te stellen, ingediend bij de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie. De onderzoeken hebben dus steeds betrekking op een of meer welbepaalde werknemers die door een specifieke werknemer worden tewerkgesteld. De controles, of ze preventief of curatief zijn, onderzoeken op de plaats van tewerkstelling of de situatie van alle aanwezige personeelsleden in overeenstemming is met de reglementering betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, zonder dat deze werknemers en de werkgevers daarom op voorhand gekend zijn. De onderzoeken en controles worden zo goed als altijd uitgevoerd zonder dat de werkgevers en de werknemers hierover vooraf zijn ingelicht om te voorkomen dat eventuele inbreuken worden verborgen. Het kan dus gebeuren dat een onderzoek dat oorspronkelijk werd ingezet in het kader van de behandeling van een aanvraag van een arbeidsvergunning resulteert in de opstelling van een proces-verbaal als gevolg van de illegale tewerkstelling van een andere buitenlandse werknemer.
De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van een arbeidskaart De onderzoeken voorafgaand aan de toekenning of hernieuwing van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten B. Deze onderzoeken vinden plaats op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie. Deze laatste bepaalt voor welke dossiers een onderzoek ter plaatse is vereist. Na het onderzoek verleent de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (hierna GWI) een gunstig of ongunstig advies dat niet bindend is voor de Directie Werkgelegenheid en Meerwaardeneconomie. Aanvragen van au pairs worden systematisch onderzocht. De GWI controleert dan de materiële en morele kwaliteit van de opvang. Aanvragen voor andere werkkrachten en stagiairs worden occasioneel onderzocht, wanneer de werkgever niet bij de Directie gekend is of wanneer bepaalde punten in het dossier alleen via een bezoek aan de plaats van tewerkstelling kunnen worden opgehelderd. Het doel van deze onderzoeken is om de juistheid van de rechtvaardigingsgronden voor de aanwerving van een buitenlandse werknemer te beoordelen en om schijntewerkstellingen die als dekmantel dienen voor de immigratie van een persoon of de verlenging van zijn verblijf tegen te gaan. In het kader van de regularisatieprocedure voor mensen zonder papieren, vastgelegd in de instructie van 19 juli 2009, hebben de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie en de GWI op vraag van de minister van Tewerkstelling een specifieke onderzoeksprocedure uitgewerkt voor de behandeling van aanvragen vanwege werkgevers tot aflevering van een arbeidskaart B voor personen die aan de bepalingen van punt 2.8 B van de instructie voldoen (regularisatie op grond van werk).
16498
De overeenkomstig deze bepalingen opgelegde procedure onderwerpt de aflevering van een verblijfsvergunning aan een regularisatiekandidaat aan het bezit van een arbeidskaart B (daarnaast moet de persoon ook een aantal voorwaarden vervullen in termen van ononderbroken verblijf in België en duurzame lokale verankering). Het risico bestaat dus dat het aantal aanvragen van arbeidskaarten voor fictieve jobs of jobs die geen reële economische waarde hebben, zal toenemen. In heel wat gevallen blijkt alleen een controle van de in de aanvraag opgegeven plaats van tewerkstelling de enige mogelijkheid om de twijfels rond de echtheid van de aanvraag weg te nemen. Om die reden hebben de twee directies samen het volgende uitgewerkt:
Een model van onderzoeksaanvraag voor de dossiers inzake regularisatie op grond van werk;
Een model van checklist bij de aanvraag, waarin de behandelende medewerkers van de twee directies de uitgevoerde controles kunnen oplijsten om overbodige verificaties te voorkomen;
Specifieke richtlijnen voor de behandeling van deze dossiers.
Het hoofddoel van deze maatregelen is om schijnaanvragen op te sporen, alsook aanvragen van werkgevers die hun verplichtingen inzake sociaal recht niet nakomen (toepassing van artikel 34, 1°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 9 juni 1999). Hoewel dit systeem sinds eind 2009 operationeel is, werden tot nog toe nauwelijks aanvragen voor arbeidsvergunningen in het kader van de instructie van 19 juli 2009 ingediend. Op 31 maart 2010 had de GWI slechts drie onderzoeksaanvragen ontvangen. De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning of hernieuwing van een arbeidskaart B Deze onderzoeken vinden plaats in de loop van het jaar waarin de arbeidskaart geldig is. In sommige gevallen worden zij aangevraagd door de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie, in andere gevallen neemt de GWI het initiatief. Meestal gaat het hier om au pairs. De onderzoeken wanneer een buitenlandse aanwervingsvoorwaarden aan de kaak stelt;
werknemer
met
een
arbeidskaart
B
zijn
De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van een arbeidskaart B aan onderdanen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en onderdanen van landen die niet tot de Europese Economische Ruimte behoren, met het statuut van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie voor tewerkstelling in een knelpuntberoep (toepassing van artikels 38ter tot 38octies van het koninklijk besluit van 9 juni 1999). De vergunning om een werknemer voor een knelpuntberoep aan te werven, moet binnen de vijf werkdagen worden uitgereikt. Rekening houdende met deze verplichting, zijn de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie en de GWI overeengekomen dat deze laatste vrijwel systematisch achteraf een controle zou uitvoeren op de plaats van tewerkstelling van de werknemers die in een knelpuntberoep zijn tewerkgesteld. Het doel van deze controles is om na te gaan of de werkgever die een arbeidsvergunning heeft ontvangen om iemand voor een knelpuntberoep aan te werven, deze persoon niet voor een andere functie inzet waarvoor hij geen arbeidsvergunning zou hebben gekregen (als ongeschoolde arbeider in plaats van gekwalificeerde metselaar, als polyvalente kantoorbediende in plaats van commercieel secretaresse,…). Wanneer deze onderzoeken misbruik aan het licht brengen, stelt de GWI voor om de arbeidsvergunning en arbeidskaart in te trekken. De onderzoeken als gevolg van een weigering van de toekenning van een arbeidskaart Deze onderzoeken controleren of de werkgever aan wie een arbeidsvergunning voor een buitenlandse werknemer werd geweigerd, de werknemer in kwestie niet (meer) in dienst heeft. Deze onderzoeken gebeuren in verschillende activiteitensectoren. Wanneer wordt vastgesteld dat de werknemer wel aan het werk is, wordt over het algemeen een proces-verbaal opgemaakt.
De controles bij bedrijven en particulieren om na te gaan of de tewerkstellingsvoorwaarden van buitenlandse werknemers worden nageleefd Deze controles hebben preventieve, informatieve en repressieve doeleinden Repressieve controles
16598
Het gaat om niet aangekondigde controles op een werkplek met de bedoeling na te gaan of de buitenlandse werknemers die er worden tewerkgesteld over een geldige arbeidskaart beschikken. Indien dit niet het geval is, volgt op een dergelijke controle de opstelling van een proces-verbaal voor de werkgever. In sommige gevallen wordt een waarschuwing gegeven of een termijn opgelegd om de situatie in orde te brengen. Deze controles worden georganiseerd op basis van verschillende informatiebronnen, met als voornaamste: • waarnemingen en opsporingen van de GWI-medewerkers zelf; • informatie meegedeeld door de politiediensten; • informatie doorgegeven door andere diensten van de sociale en fiscale inspectie; • de aanbevelingsbrieven van het arbeidsauditoraat. Indien nodig wordt de basisinformatie die via bovenstaande bronnen wordt verkregen, verrijkt met diverse gegevens uit de databank van de GWI of andere directies van het ministerie, commerciële databanken, het rijksregister, de RSZ, de Dienst Vreemdelingenzaken of zelfs kadasterplannen en luchtfoto’s. Naargelang het geval verrichten meerdere medewerkers van de GWI (minstens twee omwille van veiligheid en de doeltreffendheid) de controles alleen of met de hulp van een of meer diensten van sociale en fiscale inspectie en/of de ordediensten. Deze laatste zijn vanaf het begin aanwezig worden opgeroepen naargelang de omstandigheden tijdens de actie, ofwel om de veiligheid van medewerkers te waarborgen ofwel om de illegaal verblijvende werknemers in te rekenen.
de de of de
De GWI neemt zeer regelmatig deel aan de controles van de arrondissementscel (van Brussel). Deze structuur voor samenwerking tussen verschillende inspecties werd in het leven geroepen door de programmawet (I) van 27 december 2006. De arrondissementscel verzamelt iedere maand, onder het voorzitterschap van de arbeidsauditeur, vertegenwoordigers van alle sociale-inspectiediensten, de FOD Financiën, het parket van de procureur des Konings en de federale politie. Zij zet tweewekelijks grootscheepse acties op die ofwel op een specifieke werkplek, ofwel op een welbepaalde activiteitensector zijn gericht. Informatieve en preventieve (ontradende) controles Deze controles worden sinds half 2006 geregeld georganiseerd. Zij brengen twee van de hoofdlijnen in de praktijk waarop de GWI als resultaat van de personeelsuitbreiding aan de regering had voorgesteld om haar opdrachten te richten.Ter herinnering: • Een beter evenwicht verzekeren tussen het repressief optreden en de preventieve en informatieve doelstellingen van de controles; • De controles zodanig richten dat werkgevers werkzoekenden tewerk te stellen (zie verder).
worden
aangespoord
om
(Brusselse)
Het is de bedoeling om inbreuken te voorkomen door de werkgevers te laten zien dat er controles plaatsvinden. De controles worden aangegrepen om informatie te geven over de stappen die moeten worden ondernomen om zowel Belgen als buitenlanders soms zelfs tegen een lagere kost legaal in dienst te nemen. Er zijn zes teams van controleurs aan wie wordt gevraagd om minstens twee halve dagen per maand controles uit te voeren. Preventieve controles zijn complete controles, aangezien alle partijen op de tewerkstellingsplaats worden gecontroleerd en de documenten van alle aanwezigen worden nagekeken. De gecontroleerde werkgevers mogen immers niet de indruk krijgen dat de GWI oppervlakkig te werk gaat. Als tijdens de controle een inbreuk wordt vastgesteld, wordt een proces-verbaal opgemaakt, krijgt de werkgever een waarschuwing of moet hij de situatie binnen een vastgestelde termijn in orde brengen, afhankelijk van de aard en de ernst van de feiten.
Administratieve omkadering De Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie is ingedeeld bij het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
16698
In de eerste helft van 2009 vond een grote herstructurering plaats. Sindsdien bestaat deze Directie uit twee operationele cellen van ongeveer dezelfde grootte: • de Cel Onderzoeken (10 personeelsleden), die de vijf types van onderzoeken voert die hierboven zijn beschreven. De medewerkers van deze twee teams houden ook preventieve en bij gelegenheid repressieve controles; • de Cel Controles (13 personeelsleden), die de hierboven beschreven repressieve controles uitvoert. De medewerkers van deze vier teams houden ook preventieve controles. Beide cellen worden bijgestaan door de Cel Ondersteuning (5 personeelsleden). Zij neemt het secretariaat waar, voert de gegevens in, klasseert de dossiers en doet allerlei opzoekingen. Een van deze medewerkers zorgt voor de administratieve opvolging van de begeleidende aanbevelingen van het arbeidsauditoraat. De behandeling ten gronde wordt aan een medewerker van de twee operationele cellen toevertrouwd. In 2009 hebben twee personeelsleden de Directie via interne mobiliteit verlaten en in 2010 zullen er nog twee volgen. Het zal niet eenvoudig zijn om hen te vervangen, want de werkuren van de inspecteurs schrikken heel wat kandidaten af. Daarenboven werd een medewerker van de directie voor een (verlengbare) periode van zes maanden ter beschikking gesteld van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie, waar hij zal meewerken aan de behandeling van de aanvragen voor arbeidsvergunningen ingediend in het kader van de beschikkingen van de omzendbrief van 19 juli 2009 betreffende de regularisatie van mensen zonder papieren. Deze personeelsvermindering heeft een rechtstreekse invloed op het aantal onderzoeken en controles.
Budget Budget voorzien voor het lopende jaar Gewoon budget van het Ministerie. Voor deze maatregel is geen specifiek budget voorzien.
Evaluatie De GWI heeft de uitvoering van haar strategisch plan voortgezet. Wat de onderzoeken betreft, lag de nadruk net als voorheen op de "knelpuntberoepen" en "weigeringen" (zie hoger). Er dient te worden opgemerkt dat de specifieke procedure voor de knelpuntberoepen sinds 1 mei 2009 alleen nog van toepassing is voor Bulgaarse en Roemeense onderdanen. De onderdanen van de andere nieuwe lidstaten zijn voortaan van het bezit van een arbeidskaart vrijgesteld. Hierdoor is het aantal onderzoeken "knelpuntberoepen" gedaald. Daar tegenover staat dat het aantal aanvragen voor arbeidsvergunningen voor onderdanen van lidstaten die niet tot de Europese Economische Ruimte behoren met het statuut van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie is gestegen. Het gaat voornamelijk om Marokkaanse inwijkelingen die in Spanje of Italië waren gevestigd, maar daar vanwege de economische crisis geen werk meer vinden. De overzichtstabel van de onderzoeken in 2008 toont duidelijk het belang van de onderzoeken naar "knelpuntberoepen" en "weigeringen". Er werden 307 onderzoeken inzake arbeidskaarten geopend (tegenover 239 in 2008), ofwel: 63 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om een au pair tewerk te stellen (plus de tussentijdse onderzoeken naar de naleving van de toekenningsvoorwaarden); 34 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om andere werknemers of stagiairs tewerk te stellen (plus de tussentijdse onderzoeken naar de naleving van de toekenningsvoorwaarden); 83 onderzoeken "knelpuntberoep"; 127 onderzoeken volgend op de weigering tot aflevering van een arbeidskaart B. In 2009 werden 41 processen-verbaal opgemaakt in onderzoeksdossiers. 16798
De GWI heeft een significant aantal preventieve en ontradende controles verricht. Het aantal ontradende controles is niettemin gedaald in vergelijking met 2008. De GWI heeft zoals in het verleden heel wat controles uitgevoerd in de bouw- en renovatiesector, restaurants en cafés en buurtwinkels (voeding en andere). Net als in 2008 ging bijzondere aandacht uit naar de vleessector (beenhouwerijen en slachthuizen) en naar bakkerijen. In totaal Wanneer Wanneer controles
vonden in 2009 1.713 controles plaats, waarvan 1.301 repressieve en 412 preventieve. geen enkele onregelmatigheid wordt vastgesteld, vullen de inspecteurs een fiche in. de controle een gevolg zal krijgen, wordt een dossier geopend. Er werden 1.301 repressieve gehouden en in 639 gevallen werd een dossier geopend.
ACTIES VERRICHT IN DE 639 CONTROLEDOSSIERS GEOPEND IN 2009 Type actie Opstelling van een proces-verbaal Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart en zonder geldige verblijfsvergunning Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart maar met een geldige verblijfsvergunning Belemmering van het toezicht en andere inbreuken Opstelling van een verslag bestemd voor de arbeidsauditeur Kennisgeving van een verwittiging of een termijn voor het in orde stellen Formeel doorgeven van informatie aan andere diensten Aanvragen van een tolk Aanvraag tot toestemming van een bezoek aan de rechter van de politierechtbank Verhoren van werknemers en werkgevers
Aantal 406 307 48 8 127 37 43 231 97 1.963
Dankzij de hierboven beschreven herstructurering kon in 2009 meer aandacht worden besteed aan de werkgevers die buitenlandse werknemers in dienst wensten te nemen. Onderzoeken op het terrein hebben verschillende soorten inbreuken aan het licht gebracht: tewerkstelling van buitenlandse werknemers zonder arbeidskaart of overtreding van de voorwaarden voor toekenning van de kaart, maar ook tewerkstelling van werklozen en niet-aangegeven personeel. Een van de paradoxen van deze interventieacties van de GWI is dat zij tot het gedwongen ontslag hebben geleid van werknemers die geen geldige arbeidskaart hadden, maar voor wie de socialezekerheidsbijdragen correct werden betaald. Deze vaststelling brengt ons bij de kwalitatieve beschouwing van de acties van de GWI. Het effect van deze acties en die van alle andere sociale-inspectiediensten zou moeten zijn dat meer werknemers worden tewerkgesteld met eerbiediging van de regels opgelegd door het sociaal recht. Dit is met name (buiten welzijn op het werk): aangegeven zijn bij de sociale zekerheid, op tijd en stond betaald worden voor de prestaties die zij werkelijk verrichten, in het bezit zijn van de vereiste vergunningen (arbeidskaart) en geen cumul met sociale uitkeringen (werkloosheidsuitkering, ziektevergoeding, pensioen, uitkering van het OCMW...). Men kan redelijkerwijs aannemen dat er meer zwartwerk zou zijn indien er geen controles zouden worden gehouden. Niettegenstaande blijft het moeilijk om de reële impact van de verrichte controles te meten en vooral om deze impact onder de verschillende controlediensten te verdelen. In het geval van de GWI wordt de meting van de doeltreffendheid van de strijd tegen zwartwerk nog bemoeilijkt door het feit dat de Inspectie niet over rechtstreekse (theoretische) indicatoren beschikt die de resultaten van haar werk - stijging van het aantal bij de sociale zekerheid aangegeven werknemers en verhoging van de ontvangen uitkeringen - zichtbaar maken. In het kader van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling 2005-2010 had de GWI zich ten doel gesteld om "de controles zodanig te richten dat werkgevers worden aangespoord om (Brusselse) werkzoekenden tewerk te stellen".Om dit doel te bereiken, is de GWI een samenwerking aangegaan met de Brusselse Dienst voor Werkgevers van Actiris. Gedurende een tijdje heeft de GWI tijdens haar controles folders over deze Dienst uitgedeeld. Wegens een gebrek aan duidelijke resultaten heeft de GWI deze sensibiliseringsactie echter snel stopgezet. De werkgevers die de inspecteurs tijdens de preventieve controles ontmoeten, zijn immers over het algemeen goed op de hoogte van de procedures om personeel aan te werven en de bestaande maatregelen voor loonkostvermindering, of zijn niet van plan om op korte of middellange termijn personeel in dienst te nemen. De werkgevers
16898
waarmee zij bij repressieve controles te maken krijgen, bevinden zich vaak in een situatie waarin zij geen rechten kunnen doen gelden. De idee om ingeschreven werkzoekenden (duurzaam) aan te werven en hen vervolgens bij de sociale zekerheid aan te geven, komt zelfs niet bij hen op. De strategische doelstelling om "de controles zodanig te richten dat werkgevers worden aangespoord om (Brusselse) werkzoekenden tewerk te stellen" is dan ook uit het operationeel plan 2010 van de GWI verdwenen.
Vooruitzichten 2010 Er zijn geen echt vernieuwende acties gepland voor 2010. De nadruk zal evenwel worden gelegd op controles in confectieateliers. De GWI verwacht zich bovendien aan een groot aantal onderzoeken in het kader van de regularisatieprocedure voor mensen zonder papieren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
16998
38
ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES
Juridisch kader Op grond van artikel 4§1 van de Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, dat Actiris gelast "alle nuttige initiatieven te nemen" om het gewestelijke werkgelegenheidsbeleid uit te voeren en te zorgen voor de goede werking van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan Actiris de realisatie en uitvoering van de taalcheques op zich nemen.
Taalcheque Job Doelstellingen Deze maatregel heeft tot doel werkzoekenden in staat te stellen sneller een betrekking te vinden waarvoor hun niveau van talenkennis ontoereikend is. Actiris verbindt zich ertoe in geval van aanwerving een taalopleiding integraal te betalen.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij Actiris kan een taalcheque aanvragen. Tijdens een onderhoud zal de tewerkstellingsconsulent eerst de behoefte aan een taalcheque nagaan, waarna de werkzoekende een test aflegt in de Taalhoek van Actiris. Na het afleggen van deze test ontvangt de werkzoekende een bon waarmee Actiris zich ertoe verbindt 60 uur (3 cheques van 20 uur) individuele uren taalopleiding te betalen (alleen Nederlands, Frans, Duits of Engels). Deze bon moet de werkzoekende in staat stellen potentiële werkgevers makkelijker te overtuigen. De werkzoekende kan de bon voor een taalcheque inruilen als hij kan bewijzen dat hij: hetzij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur van minstens zes maanden heeft ondertekend en dat de plaats van tewerkstelling in het Brussels Gewest is gelegen (of daarbuiten als de begunstigde in Brussel woont); hetzij een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep start. Op basis daarvan ontvangt de nieuwe werknemer een taalcheque waarmee hij zijn taalopleiding bij een door Actiris erkende partner kan starten. Voor elk individueel lesuur wordt een bedrag van € 38 betaald. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 27 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van Actiris.
Budget Totaal budget 2009 voor Actiris cheques : € 8.608.000,00. Uitgaven 2009 voor de taalcheques-job : € 1.231.143,00.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 heeft Actiris waardebonnen toegekend aan 4.262 verschillende werkzoekenden voor een mogelijk totaal van 255.720 opleidingsuren.
17098
862 personen hebben een taalcheque voor taalopleiding gekregen op basis van hun waardebon toen ze een job vonden. Het aantal begunstigden van de taalcheques-job is in 2009 gestegen met 2% in vergelijking met 2008.
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies
28
32
60 182
64
118
192
324
516
44
60
104
61
91
152
245
413
658
22
30
52
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 6 maanden
34
75
109
6 tot 12 maanden
91
140
231
203
319
522
≥ 12 maanden Nationaliteit Belg
269
430
699
EU
35
80
115
NEU
24
24
48
Totaal
328
534
862
Kwalitatief We merken dat opleidingen Nederlands het hoofdaandeel van de opleidingen vertegenwoordigen (64%). De kennis van het Nederlands blijkt op deze basis het meest noodzakelijk op de Brusselse arbeidsmarkt. De rest bestaat uit opleidingen Engels (30%)., een belangerijke te kennen internationale taal in Brussel. Opleidingen Frans en Duits maken samen slechts 6 % uit van de opleidingen.
Vooruitzichten 2010 In het talenplan van het Brusselse Gewest beoogt men een verdere groei tot 1000 begunstigden voor deze maatregel.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
17198
Taalcheque-beroepsproject Doelstellingen Het doel is om werkzoekenden die een beroepsproject hebben ondertekend met als object “zoeken naar werk” taalcheques aan te bieden die speciaal zijn afgestemd op de voorbereiding van sollicitatiegesprekken. Deze formule was in 2006 uitsluitend bestemd voor werkzoekenden jonger dan 30 jaar en werd in oktober 2007 verruimd naar alle werkzoekenden. De maatregel is gebaseerd op het principe van de taalcheque-job en betreft dezelfde talen (Frans, Nederlands, Engels en Duits.). Elke werkzoekende, die behoort tot de doelgroep, kan aanspraak maken op 80 uur intensieve taalopleiding in groep. Deze maatregel past in het kader van de actieve begeleiding en laat toe om de kansen van de kandidaat tijdens het onderhoud te maximaliseren.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij Actiris kan een taalcheque beroepsproject bekomen indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet: gedomicilieerd zijn in Brussel; ingeschreven zijn bij Actiris als niet-werkende werkzoekende; een CBP hebben ondertekend met als object “zoeken naar werk”; een taaltest hebben afgelegd. De formule wordt voorgesteld door de tewerkstellingsconsulent. De werkzoekende die in aanmerking komt voor de maatregel moet een taaltest hebben afgelegd bij Actiris. Deze maatregel is cumuleerbaar met de klassieke formule van de taalcheque-job. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 24 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van Actiris.
Budget Totaal budget 2009 voor Actiris cheques : € 8.608.000,00. Uitgaven 2009 voor de taalcheques-beroepsproject : € 4.689.723,00.
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 werden aan 3.686 verschillende personen taalcheques-beroepsproject gegeven (waarvan 685 personen ingeschreven werden in scholen voor sociale promotie). Dit is een verhoging van 9.1% ten aanzien van 2008. 2.389 personen hebben gebruik gemaakt van hun cheque en dit voor 126.731 opleidingsuren. 685 personen (met taaltestniveau tot 30 %) gebruikten hun cheque om een opleiding te volgen bij een school voor sociale promotie. Daartoe werden 68 cursussen van 120 opleidingsuren ingericht bij één van de 15 scholen die deze opleidingen inrichten voor Actiris. In 60% van de opleidingen werd Nederlands onderwezen, in 35% Engels.
17298
BEGUNSTIGDEN VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad
214
274
3de graad
342
564
906
Hoger onderwijs
669
990
1.659
Andere studies
278
355
633
488
Leeftijdsklasse < 25 jaar
287
468
755
1.070
1.499
2.569
146
216
362
< 6 maanden
199
285
484
6 tot 12 maanden
383
571
954
≥ 12 maanden
921
1.327
2.248
1.125
1.646
2.771
179
342
521
25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur
Nationaliteit Belg EU NEU Totaal
199
195
394
1.503
2.183
3.686
Kwalitatief Uit een studie van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid (januari 2010) betreffende de pertinentie van de «taalcheque Beroepsproject» wordt de conclusie getrokken dat er een significant verband bestaat tussen de kans om uit de werkloosheid te geraken en het feit dat men al dan niet van een taalcheque genoot : “Enerzijds stellen we vast dat in vergelijking met de WZ die slechts een voorstelling tot het CBP hebben gekregen, er bij de WZ die een CBP hebben ondertekend er na een jaar een grotere uitstroom is (48,5 % tegen 40,8 % voor alle NWWZ). Anderzijds is de uitstroom bij de WZ die een taalcheque hebben gekregen duidelijk groter dan bij de twee andere controlegroepen. De uitstroom bij deze groep bedraagt 58,0 %. Er is wat betreft de uitstroom een verschil van 17,0 % tussen de WZ die enkel een voorstelling van het CBP hebben gekregen en degenen die een CBP hebben ondertekend en een taalcheque hebben ontvangen. Er is dus een belangrijk verband tussen de kans om uit de werkloosheid te geraken en het feit of men al dan niet een taalcheque geniet.”
Vooruitzichten 2010 Na de explosie van 2008 (355% meer cheques gegeven en anderhalf keer meer cheques gebruikt in vergelijking met het vorige jaar) en een verder lichte groei van 9.1% in 2009, voorzien we een verdere groei van deze maatregel. In het talenplan van het Brusselse Gewest beoogt men een verdere groei tot 4000 begunstigden. Daartoe werd ook een inspanning gevraagd van Actiris om nauw samen te gaan werken met andere bestaande taalopleidingsinitiatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
17398
Opleidingscheque Doelstellingen De maatregel heeft als doel het verankeren van de tewerkstelling van een nieuw aangeworven Brusselaar tijdens de eerste zes maanden van zijn tewerkstelling door hem de mogelijkheid te geven een bijkomende opleiding te volgen, die aangepast is aan de vereisten van zijn nieuwe functie.
Algemene principes Met een opleidingscheque engageert Actiris zich om opleidingen, die tot doel hebben om de competenties van de pas aangeworvene te verbeteren of uit te breiden in functie van zijn nieuwe job, voor 50% te cofinancieren. De cheque wordt gegeven aan een houder van een waardebon die een contract van onbepaald duur, minimum halftijds, heeft ondertekend. Om een waardebon voor een opleidingscheque bekomen, elke werkzoekende, ingeschreven bij Actiris, en gedomicilieerd in Brussel, die aan één van de volgende voorwaarden voldoet: geen diploma bezitten hoger dan het diploma van het Hoger Secundair Onderwijs (3de graad); ingeschreven zijn bij Actiris als werkzoekende met een inactiviteitduur van 2 jaar; een Contract voor Beroepsproject (CBP) hebben ondertekend; de leeftijd hebben van 46 jaar of meer; erkend zijn als gehandicapte. De opleidingen zijn gericht op de uit te oefenen functie. Het type opleiding, zijn inhoud, de duur en de praktische modaliteiten worden bepaald via een onderling akkoord tussen de kandidaat, de werkgever en de opleidingsoperator. De opleiding moet binnen de 6 maand na de aanwerving van de rechthebbende aanvatten. De tussenkomst van Actiris zal in geen enkel geval het maximum van € 2.250 per rechthebbende overschrijden.
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van Actiris.
Budget Totaal budget 2009 voor Actiris cheques : € 8.608.000,00. Uitgaven 2009 voor de opleidingscheque : € 8.625,00.
Evaluatie
Kwantitatief De maatregel is ingevoerd in april 2006. In 2009 heeft de dienst Arbeidsbemiddeling aan 96 verschillende werkzoekenden een waardebon Opleidingscheque toegekend (82 in 2008). 5 personen hebben deze waardebon ingeruild en gebruikt voor een Opleidingscheque.
Vooruitzichten 2010 De opleidingscheques kennen geen succes. Een belangrijke reden daarvoor is de terughoudendheid van de werkgever die 50 % van de opleiding moet betalen voor een persoon die nog in zijn proefperiode zit.
17498
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
ICT-cheque JOB Doelstellingen De maatregel heeft als doel de aanwerving te bevorderen van een werkzoekende die zich aanbiedt voor een werkaanbieding die beantwoordt aan zijn profiel maar die niet over een voldoende informaticakennis beschikt en dit dankzij het toekennen van een ICT-cheque die hem toelaat gratis een informaticaopleiding te volgen aangepast aan de uit te voeren functie.
Algemene principes Om van de maatregel te kunnen genieten is de rechthebbende werkzoekend, ingeschreven bij Actiris en beschikt hij over een duidelijk dossier waarin zijn informaticakennis is gepreciseerd. De waardebon wordt afgeleverd door Actiris. Wanneer de werkzoekende wordt aangeworven door een werkgever die aan de voorwaarden van de maatregel beantwoordt, kan de rechthebbende de waardebon inwisselen voor een ICT-cheque volgens de voorwaarden die hierna zijn vastgelegd. De rechthebbende moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn uitgezonderd indien de uitbatingzetel van de werkgever die deze aanwerft in Brussel is gevestigd. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 19 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van Actiris.
Budget Totaal budget 2009 voor Actiris cheques : € 8.608.000,00. Uitgaven 2009 voor de ICT cheques Job : € 150.553,00.
Evaluatie
Kwantitatief De maatregel werd ingevoerd in april 2006. In 2009 heeft Actiris aan 1.176 verschillende werkzoekenden (685 in 2008) een waardebon ICT-cheque job toegekend. In 2009 hebben 109 personen deze waardebon ingeruild voor ICT-cheques (66 in 2008). Er werden dus 65 % meer ICT cheques Job ingeruild.
17598
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad
3
7
10
3de graad
9
17
26
18
44
62
6
5
11
Hoger onderwijs Andere studies Leeftijdsklasse < 25 jaar
4
5
9
25 tot 44 jaar
22
57
79
≥ 45 jaar
10
11
21
Inactiviteitsduur < 6 maanden
5
7
12
6 tot 12 maanden
9
14
23
22
52
74
≥ 12 maanden Nationaliteit Belg
29
57
86
EU
4
13
17
NEU
3
3
6
36
73
109
Totaal
Vooruitzichten 2010 In oktober 2007 werd gezien het geringe succes, de ICT cheque hernoemd tot ICT cheque job en dit om een onderscheid te kunnen maken met de ICT cheque beroepsproject die in juni 2008 werd gelanceerd. De ICT cheque job is gelinkt aan het vinden van werk, de ICT cheque beroepsproject is gelinkt aan een doelgerichte actie voor het vinden van werk via zijn beroepsproject. In september 2008 werd een ruime publiciteitscampagne gelanceerd waarin alle Actiris cheques werden gepromoot, zowel naar werkgevers als naar werkzoekenden toe. Er werden 72 % meer ICT cheques Job gegeven, maar het succes van de maatregel blijft beperkt.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
ICT cheque beroepsproject Doelstellingen Deze maatregel richt zich tot de werkzoekenden die begeleid worden in het kader van een CBP met als onderwerp het “zoeken naar werk”, maar waarvan het beroepsproject competenties in informatica (software) en/of Internet vereist die de werkzoekende niet beheerst. Deze cheque werd gelanceerd in juni 2008. De doelstelling van deze maatregel is deze werkzoekenden toe te laten de nodige ICT competenties te verwerven dankzij specifieke opleidingscheques zonder dat ze hiervoor moeten wachten tot ze een job hebben.
17698
Algemene principes Om van de maatregel te kunnen genieten moet men ingeschreven zijn bij Actiris als niet-werkende werkzoekende, gedomicilieerd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en begeleid worden in het kader van een CBP met als onderwerp het « zoeken naar werk ». Instellingen betrokken bij de uitvoering: 19 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering Directie Werkgevers van Actiris.
Budget Totaal budget 2009 voor Actiris cheques : € 8.608.000,00. Uitgaven 2009 voor de ICT cheques-beroepsproject : € 2.175.851,00.
Evaluatie
Kwantitatief Deze maatregel bestaat sinds juni 2008. In 2008 genoten 365 begunstigden van deze maatregel. In 2009 kende de maatregel een explosieve groei : 1567 begunstigden genoten van de “ICT cheques beroepsproject”.
BEGUNSTIGDE WERKNEMER VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJD, INACTIVITEITSDUUR, NATIONALITEIT EN GESLACHT IN 2009 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad
104
155
259
3de graad
135
264
399
Hoger onderwijs
231
297
528
Andere studies
148
233
381
Leeftijdsklasse < 25 jaar
67
94
161
25 tot 44 jaar
425
657
1.082
≥ 45 jaar
126
198
324 96
Inactiviteitsduur < 6 maanden
36
60
6 tot 12 maanden
115
169
284
≥ 12 maanden
467
720
1.187
414
709
1.123
80
131
211
Nationaliteit Belg EU NEU
124
109
233
Totaal
618
949
1.567
Kwalitatief Uit een studie van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid (januari 2010) betreffende de pertinentie van de «ICT cheque Beroepsproject» kon men momenteel enkel bsluiten dat men het effect van de maatregel nog niet kan berekenen: “Voor de ICT-cheques BP is het aantal begunstigden in de eerste drie trimesters van 2008 te klein om een relevante longitudinale analyse tussen de begunstigden van deze cheques en een controlegroep te voeren. De gegevens van de “ICT-cheques BP” voor het eerste semester 2008 zijn namelijk te zwak 17798
om een duidelijke analyse te voeren (68 op 365). Twee derde van de “ICT-cheques BP” van 2008 werden tijdens de maanden november en december 2008 gegeven (208 op 365).”
Vooruitzichten 2010 We kunnen constateren dat deze maatregel in een zeer korte periode enorm veel succes oogstte. De evolutie van deze maatregel zal afhangen van de gemeten pertinentie en de beschikbare budgetten in 2010.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23.
17898
39
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Juridisch kader Artikelen 26 en 27 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 12 mei 1987 (BS van 09 juli 1987). Artikelen 120 tot 127 van het besluit van de Executieve van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 1988 (BS van 14 januari 1989). Artikelen 31 tot 35 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 (BS van 23 augustus 1985).
Doelstellingen De individuele beroepsopleiding in de onderneming heeft als doel om de aanwerving van werkzoekenden te bevorderen door hen de nodige opleiding aan te bieden zodat zij aan het gevraagde beroepsprofiel beantwoorden. Deze maatregel kan worden toegepast wanneer geen enkele kandidaat beschikbaar is voor een werkaanbieding die bij Actiris is ingediend en wanneer er geen opleiding bij een erkend opleidingscentrum bestaat of wanneer de wachttijd voor de opleiding overdreven lang is.
Algemene principes Er bestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillende types van individuele beroepsopleiding in de onderneming: de individuele opleidingen in de onderneming samen met een voltijdse opleiding: FPI-I. Het gaat om een kwalificerende opleiding tot het beroep van verpleger/verpleegster; de individuele opleidingen in de onderneming na een technische opleiding door Bruxelles Formation: FPI-E. Deze opleidingen duren exact 2 maanden en moeten de vaardigheden, opgedaan tijdens de opleiding, versterken; de individuele opleidingen in de onderneming, gevolgd door een aanwerving: IBO/FPI en instapstage. De IBO/FPI omvat een opleidingsprogramma op de werkplaats, terwijl de instapstage een vorm van stage in een onderneming is met een maximumduur van 2 maanden. Na de stage moet de persoon in het aangeleerde beroep worden tewerkgesteld. De eerste 2 types worden volledig door Bruxelles Formation beheerd. Voor de opleidingen in de derde categorie, die gezamenlijk worden beheerd door Actiris enerzijds en Bruxelles Formation of de VDAB anderzijds, gelden de volgende principes: De werkgever-opleider verbindt zich er formeel toe om de stagiair die een individuele opleiding in de onderneming heeft gevolgd onmiddellijk na de opleiding als bezoldigd werknemer aan te werven. De arbeidsovereenkomst moet in overeenstemming zijn met de wet op de arbeidsovereenkomsten van 03 juli 1978 en moet voor onbepaalde duur zijn voor de IBO en de instapstage. Voor de FPI moet de duur van de arbeidsovereenkomst minstens gelijk zijn aan de duur van de opleiding (minimum 1 en maximum 6 maanden). De rechtspraak bevestigt overigens de afwezigheid van een proefperiode, aangezien er al een opleidingsperiode plaatsvond (tijdens welke de werknemer zich aan de onderneming kon aanpassen). De uitgevoerde functie moet overeenkomen met de kwalificaties die de werknemer tijdens de opleiding heeft opgedaan. De formule individuele opleiding in de onderneming kan niet worden gebruikt voor opleidingen met een louter commercieel of hoofdzakelijk reizend karakter, noch voor opleidingen in de horecasector en de amusementsindustrie. Tijdens zijn opleiding behoudt de stagiair het statuut van uitkeringsgerechtigde werkloze of leefloontrekker. Hij ontvangt van de onderneming een productiviteitspremie, vrijgesteld van bijdragen aan de sociale zekerheid, maar onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing. De bedoeling is om de
17998
stagiair tijdens zijn opleiding een toereikend inkomen te garanderen, eventueel door zijn vergoeding en de premie te cumuleren. De werkgever moet de kandidaat verzekeren voor arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van en naar de werkplaats. Bruxelles Formation neemt de verplaatsingskosten van de woonplaats van de stagiair tot de plaats van tewerkstelling op zich (in het geval van de FPI). Sinds april 2008 zijn deze kosten ten laste van de werkgever. Er zijn geen andere kosten ten laste van de overheidsinstellingen.
Administratieve omkadering Na ondertekening door de stagiair dient de werkgever een maandelijks evaluatieverslag van de opleiding in bij de dienst belast met zijn dossier. Hij voegt daar ook de maandelijkse aanwezigheidslijst bij. De kandidaat moet zijn uitbetalingsinstelling maandelijks de juiste documenten doorsturen om zijn uitkering te genieten. De werkgever zorgt ervoor dat hij de kandidaat deze documenten bezorgt en betaalt de productiviteitspremie uit. Aan het einde van de opleidingsperiode stuurt Actiris een brief naar de werkgever met de vraag om een kopie van de arbeidsovereenkomst met de ex-stagiair af te leveren. Naar de stagiair verstuurt Actiris het document van het einde van de opleiding.
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief De tabel hieronder geeft een overzicht van het totale aantal14 individuele beroepsopleidingen in de onderneming per jaar en per type.
FPI-E
FPI-I
FPI
Instapstage
IBO
Totaal
2004 2005 2006 2007 2008
14 58 89 83
102 128 102 104 70
370 464 651 847 821
99 159 155 150 126
14 5
571 765 966 1.204 1.105
2009
77
50
977
139
-
1.243
Opmerking: de maatregel FPI-E ging begin 2005 van start, de instapstage eind 2007.
Dit type maatregel heeft te lijden onder de gevolgen van de crisis en het aantal beroepsopleidingen in de onderneming is tijdens het tweede semester 2008 dan ook gedaald ten opzichte van de vooruitzichten.
Kwalitatief De IBO is een maatregel die als zeer belangrijk wordt beschouwd in het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars dat in 2006 tussen de sociale gesprekspartners en de Brusselse Regering werd onderhandeld, alsook in het Actieplan voor de jongeren dat in 2008 werd ondertekend. Het eerste plan sprak van 1.000 IBO's in 2006 en een verhoging met 500 overeenkomsten in de volgende jaren. Het raamakkoord van oktober 2008 betreffende onder meer de bevordering van de IBO, beoogde een uitbreiding van het aantal IBO-arbeidsplaatsen bij ondernemingen teneinde jonge werkzoekenden een eerste beroepservaring te laten opdoen. Om de vooruitgang te meten, werd binnen het Economisch
14
Op basis van de gegevens ingevoerd in de databank van Actiris.
18098
en Sociaal Overlegcomité van het Gewest een stuurcomité m.b.t. het raamakkoord van het Actieplan voor de jongeren opgericht. Actiris neemt deel aan de werkzaamheden. In dit kader promoot Actiris deze maatregel via de Dienst Beheer van de Werkgevers. De consulenten van deze dienst informeren geïnteresseerde ondernemingen en mogelijke kandidaten en begeleiden de werkgevers bij de opstelling en ondertekening van een opleidingsprogramma. De stagiairs worden in geval van problemen tijdens de stage opgevolgd. Op termijn is het de bedoeling dat alle stagiairs systematisch zullen worden begeleid.
Vooruitzichten 2010 Teneinde meer bedrijven te kunnen informeren, zal de samenwerking die in 2009 met BECI, UCM en UNIZO werd aangegaan, worden voortgezet. Verder blijft Actiris de leden van het stuurcomité dat de implementatie van het raamakkoord van 2008 tussen de regering en de sociale partners opvolgt, op de hoogte houden. Actiris neemt tevens deel aan de werkgroep rond de FPI/IBO (werkgroep 4) die in het kader van de samenwerking met Bruxelles Formation werd samengesteld.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 23
18198
40
OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
Juridisch kader Akkoord van 13 maart 1991 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve betreffende de oprichting van een Kinderdagverblijf en de prefinanciering door Actiris. Oprichting van de (semi-openbare) vzw "Kinderdagverblijf van Actiris" op 17 oktober 1991.
Doelstellingen Het organiseren van de opvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar van bepaalde werkzoekenden moet het voor deze laatsten mogelijk maken de nodige stappen te ondernemen in het kader van hun inschakelingstraject (zoeken naar werk, deelname aan een Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk bij Actiris, nieuwe job beginnen, …).
Algemene principes De twee vestigingen van het Kinderdagverblijf van Actiris15 (de eerste werd in 1992 geopend, de tweede in 2007) bieden de werkzoekenden een mogelijkheid om uit de vicieuze cirkel te stappen. Deze wordt veroorzaakt door het feit dat de werkzoekenden hun kind in een opvangstructuur moeten plaatsen om te kunnen werken, maar om hun kind op een wachtlijst in te schrijven, moeten zij een arbeidsovereenkomst kunnen voorleggen. Opvangplaatsen in de vorm van een "crèche" (voor een periode van maximum drie maanden) of "occasionele kinderopvang" worden ter beschikking gesteld van de werkzoekenden, die geconfronteerd worden met de steeds moeilijkere context van het tekort aan opvangstructuren voor kinderen tussen 0 en 3 jaar. Het is de bedoeling om de hindernissen in het inschakelingstraject van de werkzoekenden uit de weg te ruimen door kinderopvangplaatsen voor hen open te stellen. Wanneer zij werk vinden, worden de werkzoekende begeleid om zo snel mogelijk de overstap naar een gewone opvangstructuur te maken. De eerste vestiging van het Kinderdagverblijf heeft een opvangcapaciteit van 30 kinderen (die naargelang het moment van de dag kan worden uitgebreid tot 40 kinderen). De tweede vestiging heeft plaats voor 48 kinderen. Sinds eind 2003 beheert het Kinderdagverblijf eveneens de terbeschikkingstelling van een voltijdse kinderverzorg(st)er en een halftijdse hulphuishoud(st)er voor ouders die minstens een drieling hebben gehad (0-3 jaar). Sinds 2009 wordt het Kinderdagverblijf van Actiris niet meer door het ESF gecofinancierd in het kader van de programmering 2007-2013 Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid.
Administratieve omkadering de raad van beheer en de algemene vergadering van de vzw; de dienst Partnership van Actiris
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar (partnership inbegrepen) € 1.668 050,00.
Uitgaven op 31 december (met inbegrip van partnership en meerlingen) € 1.525.040,59.
15
Het Kinderdagverblijf heeft een vestiging in de lokalen van Actiris aan de Anspachlaan in het centrum van Brussel en een andere vestiging in Molenbeek in het "Maritiem Huis".
18298
Evaluatie
Kwantitatief In 2009 werden 487 kinderen opgevangen. 162 kinderen maakten gebruik van de crèche, 269 van de occasionele opvang en 56 van beide regimes. Dit brengt het totale aantal kinderen voor de crèche op 218 (162+56) en voor de occasionele opvang op 325 (269+56). In vergelijking met 2008 is het totale aantal kinderen lichtjes gedaald. Deze daling is deels te verklaren door de schaarste aan opvangplaatsen in de klassieke structuren, die op haar beurt een gevolg is van het stijgende geboortecijfer in het Brussels Gewest. Hoewel er inderdaad extra plaatsen werden gecreëerd, volstaat dit dus niet om het tekort weg te werken en om aan de stijgende vraag te voldoen. Dit vertaalt zich in een lagere turnover bij het Kinderdagverblijf, waardoor er minder nieuwe kinderen zijn. De lange duur van de verblijven in de crèche als gevolg van de wachtlijsten in de klassieke opvangstructuren bewijst dat het nog steeds moeilijk is om snel een plaats in een andere opvangstructuur te vinden.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
2009
IN
VOLGENS
Mannen
Brussel
STUDIENIVEAU,
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
Molenbeek
Brussel
NATIONALITEIT,
Totaal
Molenbeek
Brussel
Molenbeek
Studieniveau Maximum 1e graad 2e graad 3e graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies
0 1 2 2 0 19
1 1 2 2 0 5
22 36 53 14 0 113
16 43 39 20 0 106
22 37 55 16 0 132
17 44 41 22 0 111
< 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
2 19 3
4 5 2
44 192 2
168 31 25
46 211 5
172 36 27
Belg EU NEU
5 3 16
8 0 3
126 26 86
124 20 80
131 29 102
132 20 83
Leeftijdsklasse
Inactiviteitsduur
Kwalitatief Het tekort aan opvangplaatsen in het Brussels Gewest rechtvaardigde volledig de opening van een tweede vestiging van het Kinderdagverblijf. Er zou zelfs al aan een derde vestiging kunnen worden gedacht. Naast een grotere opvangcapaciteit, heeft de opening van de tweede vestiging ook bijgedragen tot een betere kwaliteit van de dienstverlening aan de werkzoekenden, en dit met name dankzij een grotere flexibiliteit vanwege de directe samenwerking tussen de twee sites en een minder lange wachtlijst, waardoor potentiële werkgevers sneller een antwoord krijgen. Het feit dat ouders meerdere mogelijkheden hebben, heeft een ontstressend effect op hen. Wanneer de ene vestiging bijvoorbeeld te veraf ligt om er een plaats te aanvaarden (doordat het traject te lang is en de ouders niet op tijd op hun werk zouden geraken), voelen zij zich ondanks alles toch beter ondersteund dan wanneer het Kinderdagverblijf hen geen andere concrete oplossing zou kunnen voorstellen. De aanwezigheid van onthaalpersoneel in de beide vestigingen van het Kinderdagverblijf vertegenwoordigt eveneens een bijkomende kwalitatieve meerwaarde op het vlak van het dagelijks beheer. Deze onthaalmedewerkers maken een regelmatigere opvolging van de ouders en kinderen mogelijk en betekenen een efficiënte aanwezigheid aan de zijde van de coördinatrices. Er is steeds
18398
een referentiepersoon ter plaatse die de werkzoekenden op gepaste wijze kan inlichten en oriënteren en die ervoor zorgt dat alle nuttige informatie tot bij de teams van kinderverzorgsters geraakt. De combinatie van crèche en occasionele opvang, het dringende karakter van de opvang en de beperking tot drie maanden, maken dat het verloop in beide regimes zeer groot is. De kinderopvangteams moeten dus uiterst professioneel te werk gaan om de kinderen gerust te stellen en de overgang tussen thuis en de crèche zo vlot mogelijk te laten verlopen. In 2009 en 2008 waren er in beide vestigingen van het Kinderdagverblijf iedere week minstens 5 nieuwe kinderen. Kinderen die in het verleden al naar de occasionele opvang zijn gekomen, zijn daar niet bij inbegrepen. Wanneer tussen twee opvangdagen in het Kinderdagverblijf enkele dagen of weken verlopen, dan moeten deze kinderen gezien hun zeer jonge leeftijd ook opnieuw wennen. De werkzoekenden die gebruik maken van het Kinderdagverblijf zijn nog steeds voor de overgrote meerderheid alleenstaande vrouwen, zeer vaak van buitenlandse afkomst, die voornamelijk in de centrale en noordzone van het gewest wonen. Bijna 76% van deze vrouwen is sedert meer dan 1 jaar werkloos (46% meer dan 2 jaar). In vele gevallen kunnen zij met een vaak precaire overeenkomst aan de slag gaan als arbeider, meestal in de schoonmaaksector. Zoals reeds gezegd, vertaalt dit zich in een toename van het aantal overeenkomsten voor uitzendarbeid en prestaties in het kader van de dienstencheques, met volgende bijzonderheden: de overeenkomsten dekken vaak slechts enkele dagen of weken; de werknemers weten niet hoeveel uren zij dienen te werken, zij weten dat het aantal werkuren kan stijgen of dalen naargelang de vraag van de klanten en worden in het beste geval slechts één of enkele dagen op voorhand verwittigd; zij weten niet op voorhand op welke dagen ze zullen moeten werken en kennen de plaats van tewerkstelling soms pas op het allerlaatste ogenblik. Dit veroorzaakt uiteraard heel wat moeilijkheden in het dagelijkse leven van de werkzoekenden en voor de organisatie van de kinderopvang. De medewerkers van het Kinderdagverblijf dienen op dat vlak een grote soepelheid aan de dag te leggen, temeer daar de werkzoekenden zelden andere oplossingen hebben, gezien de complexiteit van hun situatie. In verband met de interne werking van het Kinderdagverblijf: In 2009 werd een pedagogisch project uitgeschreven en gepubliceerd als resultaat van de denkoefening die in 2008 werd aangevat. Omdat het de bedoeling is dat dit project mee evolueert met het publiek en de kinderopvangteams zal het op regelmatige basis samen met de pedagogisch attaché worden bijgewerkt. Deze functie van pedagogisch attaché kon worden ontwikkeld arbeidstijdverdeling van de coördinator van de dienst Meerlingen.
dankzij
de
gewijzigde
Vooruitzichten 2010 In 2010 zal de (vooral methodologische) coördinatie tussen de twee vestigingen en tussen de crèches die deel uitmaken van het partnernetwerk verder worden uitgediept. In 2010 zal het Kinderdagverblijf samen met het Territoriaal Pact, Actiris en de UCL meewerken aan een onderzoeksactie rond eenoudergezinnen. Er zal actie worden ondernomen om het "diversiteitslabel" te behalen voor het Kinderdagverblijf. Er zullen verdere stappen worden gezet in de richting van een derde vestiging van het Kinderdagverblijf.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18
18498
41
PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997 teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, § 3, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De administratieve en pedagogische coördinatie verzorgen van de opvang van kinderen tot 3 jaar van wie de ouders als werkzoekende bij Actiris zijn ingeschreven en deelnemen aan een socioprofessionele inschakelingsactie die maximum een jaar duurt (kwalificerende opleiding of vooropleiding, specifieke begeleiding of deelname aan een Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk,…).
Algemene principes Het netwerk bestaat uit 12 partnercrèches die samen goed zijn voor 90 extra opvangplaatsen. In 1993 kreeg het de goedkeuring van de ONE. De actie van het netwerk biedt de werkzoekenden een uitweg uit de vicieuze cirkel. Deze wordt veroorzaakt door het feit dat de werkzoekenden om te kunnen deelnemen aan een module of een actie (Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk, socioprofessionele inschakeling…), hun kind naar een opvangstructuur moeten brengen, maar om hun kind op een wachtlijst in te schrijven, moeten zij een arbeidsovereenkomst kunnen voorleggen. Na beëindiging van de actie geniet de werkzoekende, wanneer hij werk vindt, een begeleiding die een snelle overstap naar het Kinderdagverblijf van Actiris mogelijk maakt. Alle partnercrèches zijn erkend door Kind & Gezin en/of de ONE. Deze erkenning staat garant voor een stimulerende opvangomgeving en is geruststellend voor de ouders. Om elke vorm van discriminatie uit te sluiten, worden de kinderen binnen de bestaande afdelingen opgevangen en worden ze dus niet in een afzonderlijke groep geplaatst. Twee verantwoordelijken beheren en coördineren deze opvangplaatsen. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Administratieve omkadering de dienst Partnership van Actiris; de coördinatie van het netwerk bij het Kinderdagverblijf van Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het jaar € 850.000,00.
18598
Uitgaven op 31 december € 749.900,00.
Evaluatie
Kwantitatief In het jaar 2009 werden 194 kinderen opgevangen in het netwerk van partnercrèches (226 in 2008 en 187 in 2007). Deze crèches stelden in totaal 90 plaatsen ter beschikking van werkzoekenden die zich inschreven voor een inschakelingstraject (93 plaatsen in 2007 en 78 in 2008). Terwijl het aantal plaatsen na de projectoproep in de tweede helft van 2008 was gedaald, zien we in 2009 opnieuw een stijging. In het kader van de nieuwe projectoproep kon de opvangcapaciteit van een van de partnercrèches met 6 plaatsen worden uitgebreid en is een nieuwe partner, goed voor 6 plaatsen, tot het netwerk toegetreden. 136 kinderen waren nieuwe kinderen, 58 kinderen werden in 2008 al in het Kinderdagverblijf opgevangen. Het aantal kinderen op de wachtlijst is gedaald van 300 vorig jaar tot 220 in 2009, maar blijft dus nog steeds hoog. Uit de tabel maken we op dat 185 werkzoekenden, merendeels vrouwen, gebruik maakten van deze dienst.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
IN
2009
VOLGENS
STUDIENIVEAU,
Mannen
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
NATIONALITEIT,
Totaal
Studieniveau Maximum 1e graad 2e graad 3e graad Hoger onderwijs Andere studies (o.a. buitenland)
1 -
10 21 31 4
10 22 31 4
6
112
118
6 1 -
34 142 2 -
34 148 3 -
3 4
65 8 105
68 8 109
< 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 2 jaar Onbepaald
1 1 4 1 -
14 32 61 71 -
15 33 65 72 -
Totaal
7
178
185
studies
in
het
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar 45 tot 54 jaar ≥ 55 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur
We stellen vast dat het aantal werkzoekenden die minder dan 6 maanden werkloos zijn duidelijk is afgenomen (27 in 2008, 15 in 2009). De andere gegevens lopen parallel met vorig jaar. Net als in 2008 bestaat de grootste groep gebruikers uit personen die langer dan een of zelfs twee jaar werkloos zijn. Ouders tussen de 25 en de 44 jaar die een opleiding willen volgen en die opvang zoeken voor een kind jonger dan 3 jaar maken de grootste groep uit (80% van het publiek). De werkzoekenden jonger dan 25 jaar zijn in aantal afgenomen. In 2008 werden nog 49 personen in deze leeftijdscategorie
18698
voortgeholpen en in 2009 waren dat er 34 (respectievelijk 23,5 en 18,4%).Tot slot had bijna 17% van de aanvragers met een in België erkend diploma het hoger secundair beëindigd, 11,9% het lager secundair en 5,4% het basisonderwijs.
Kwalitatief Vanaf het eerste onthaal van de ouders wordt de nadruk gelegd op een logische en praktische keuze van de gemeenten waarin hun kind zou kunnen worden opgevangen. De ouders kunnen kiezen uit twee mogelijkheden: ofwel kiezen ze de gemeente waar ze wonen, ofwel een gemeente die op de weg ligt naar hun inschakelingsactie of waar de actie plaatsvindt. Jammer genoeg stemt het aanbod van de partnercrèches niet altijd overeen met de geografische afkomst van de werkzoekenden, noch met de gemeenten waar de meeste opleidingen plaatsvinden. Zo zijn weinig werkzoekenden afkomstig uit Etterbeek, een gemeente waar niet veel socioprofessionele inschakelingsopleidingen worden georganiseerd. Het is dus niet altijd evident om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Sommige ouders op de wachtlijst krijgen soms toegang tot een opvangplaats, maar zijn hiervoor ’s morgens en ’s avonds lang onderweg met hun kind. Daardoor zijn ze in sommige gevallen verplicht om hun kind bij de opening van de crèche af te zetten (over het algemeen om 7.00 of 7.30 uur), om op tijd te kunnen zijn voor het begin van de opleiding die in een andere gemeente plaatsvindt. Wanneer de opvangstructuur te ver van de woonplaats ligt, gebeurt het dat de werkzoekende vanwege de openingsuren niet op tijd op de opleidingsplaats kan aankomen. Sommige werkzoekenden geven hun opleiding na enkele weken op omdat de trajecten te lang duren en ze er gezien de lange reistijd niet in slagen om op tijd op de opleiding te geraken. Net als in 2008 moeten we werken aan het kwalitatieve aspect van de selectiecriteria voor de partnercrèches, waarbij meer aandacht moet gaan naar de geografische verdeling van de crèches. We hopen op die manier beter aan de verwachtingen en behoeften van de werkzoekenden in opleiding te kunnen beantwoorden en aan het welslagen van hun socioprofessioneel inschakelingstraject te kunnen bijdragen en tegelijkertijd de levenskwaliteit van bepaalde gezinnen te verbeteren. Bij de laatste projectoproep in de tweede helft van 2009 konden 6 extra plaatsen in Schaarbeek en 6 in Ganshoren worden toegekend. Hoewel de geografische spreiding hierdoor enigszins verbeterd is, blijft het tekort aan plaatsen in de gemeenten Anderlecht en Molenbeek schrijnend. Evenals in 2008 stellen we vast dat sommige ouders een bijscholing of vooropleiding moeten volgen voordat zij de eigenlijke opleiding kunnen starten. Dit heeft soms als gevolg dat de opleiding de toegestane duur van de opvang overschrijdt (een jaar). Het zou bijgevolg zeer nuttig zijn als deze ouders officiële afwijkingen zouden kunnen krijgen zodat ze hun einddoelstelling, professionele inschakeling, zouden kunnen bereiken.
Vooruitzichten 2010 In het eerste semester van 2010 zal Actiris een nieuwe projectoproep uitschrijven. Deze projectoproep moet het mogelijk maken om het netwerk over het grondgebied uit te breiden om beter aan de vraag te beantwoorden door het aantal beschikbare plaatsen te verhogen. Dit in het bijzonder in de gemeenten waar de werkzoekenden die van deze dienst gebruik maken het sterkst vertegenwoordigd zijn.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18
18798
42
MAATREGELEN
GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFFENDE DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 24 februari 2005 gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Samenwerkingsakkoord van 4 mei 2006 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreffende de samenwerking inzake arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden.
Doelstellingen De interregionale mobiliteit van de werkzoekenden vergemakkelijken en bevorderen.
Algemene principes Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 is voortgevloeid uit de conclusies van de nationale werkgelegenheidsconferentie in oktober 2003. Een jaar na deze conferentie had de Europese Raad van 14 oktober 2004 over de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten immers aangegeven dat België prioritair aandacht moest besteden aan de samenwerking tussen de regionale tewerkstellingsdiensten teneinde de mobiliteit tussen de gewesten te bevorderen en de gewestelijke verschillen terug te dringen. Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 gelast de verschillende openbare tewerkstellings- en/of beroepsopleidingsdiensten om: meer informatie over de werkaanbiedingen uit te wisselen; de interregionale mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen (bijv. coherentie van de operationele beroepen- en arbeidsplaatsenregisters, tussenkomst in de verplaatsingskosten); taalcursussen en de uitwisseling van taalstagiairs te bevorderen; bepaalde opleidingen te organiseren die toegankelijk zijn voor werkzoekenden van verschillende gewesten of gemeenschappen. Het akkoord bepaalt eveneens de modaliteiten voor de oprichting van: een crisiscel, die bij een collectief ontslag een sociaal noodplan opstelt en de daaruit voortvloeiende acties coördineert; een strategische cel, die een gecoördineerd actieplan Brussel-Rand uitwerkt om een betere verwerking van de vraag naar en het aanbod aan werk tussen Brussel en de rand te waarborgen.
Administratieve omkadering Actiris Synerjob16
Budget Geen gegevens.
16
Vzw die in 2007 door de openbare tewerkstellings- en/of opleidingsdiensten (Actiris, Bruxelles Formation, FOREM, VDAB) werd opgericht teneinde de samenwerking inzake de mobiliteit van de werkzoekenden en meer algemeen de werking van de gewestelijke arbeidsmarkten te coördineren. Deze vzw neemt ook deel aan het netwerk van Europese OTD's.
18898
Evaluatie Dit gedeelte overloopt de voornaamste verwezenlijkingen in 2009. Het gaat dus niet om een evaluatie. De uitwisseling van werkaanbiedingen tussen Actiris, de VDAB en de FOREM is een feit sinds 1 juni 2006. 5 categorieën van werkaanbiedingen worden automatisch uitgewisseld: de plaats van tewerkstelling ligt in een ander gewest dan de zetel van de onderneming; de werkaanbiedingen voor knelpuntberoepen; de werkaanbiedingen waarvoor de betrokken OTD geen kandidaten vindt; alle werkaanbiedingen die niet binnen de 42 dagen konden worden ingevuld; de werkaanbiedingen voor uitzendarbeid die aan deze criteria beantwoorden (sinds 2007). In 2009 ontving Actiris 17.200 werkaanbiedingen van de FOREM en 59.399 werkaanbiedingen van de VDAB. De onderstaande tabel onderscheidt de "klassieke" werkaanbiedingen van de vacatures voor uitzendarbeid.
WERKAANBIEDINGEN ONTVANGEN DOOR ACTIRIS IN 2008 EN 2009 WA afkomstig van
Gewone werkaanbiedingen
2008
2009
Werkaanbiedingen uitzendarbeid
2008
2009
Totaal
2008
2009
VDAB FOREM
21.318 12.656
33.134 11.946
19.918 6.384
26.265 5.254
41.236 19.040
59.399 17.200
Totaal
33.974
45.080
26.302
31.519
60.276
76.599
Om de automatische uitwisseling van werkaanbiedingen te organiseren, hebben de drie gewesten een tabel uitgewerkt voor de harmonisering van de beroepen. Dankzij deze tabel kunnen de functiebenamingen die de verschillende gewesten hanteren onderling worden gelinkt. Eind 2007 hebben Actiris, de VDAB, de FOREM, Bruxelles Formation en ADG een principeakkoord gesloten met het ANPE (het Franse Agence nationale pour l’Emploi) omtrent het gebruik van Rome III17 als gemeenschappelijke basis voor het beheer van de beroepen en de bekwaamheden, na aanpassing van deze nomenclatuur aan de Belgische realiteit. De invoering van een gedeeld referentiemodel voor de beroepen zal de uitwisseling van informatie veel gemakkelijker laten verlopen. Wat de taalopleiding betreft, heeft het gewest sinds 2004 het systeem van de taalcheques ingevoerd. Met deze cheques kunnen werkzoekenden, wanneer zij door een werkgever worden aangeworven, een taalopleiding volgen die zo goed mogelijk op hun behoeften is afgestemd. Sinds 2007 kunnen werkzoekenden die een Contract voor Beroepsproject hebben ondertekend van deze taalcheques gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer details). De vzw Synerjob, de federatie van openbare tewerkstellings- en opleidingsdiensten, organiseert gezamenlijke initiatieven over specifieke thema’s (zoals de Taaldag) om methodologieën en goede praktijken uit te wisselen. We merken nog op dat wat de bevordering van de opleiding betreft, de uitwisseling van stagiairs alsook e-learning wordt aangemoedigd. Op het vlak van het beheer van de collectieve ontslagen werd een structurele samenwerking tussen de gewesten tot stand gebracht. De openbare diensten voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding hebben een samenwerkingsprotocol inzake collectief ontslag en faillissement gesloten. Aldus hebben Actiris, de VDAB en Bruxelles Formation in het kader van het samenwerkingsakkoord en het sociaal noodplan voor de herinschakeling van werknemers die het slachtoffer worden van een collectief ontslag in 2007 een samenwerkingsovereenkomst getekend die de deelname, de informatieuitwisseling en de systematische medewerking van de Brusselse openbare opleidingsdiensten in het kader van de tewerkstellingscellen regelt. Dankzij dit akkoord kunnen de getroffen werknemers in het Brussels Gewest van het volledige opleidingsaanbod gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer informatie). Het samenwerkingsakkoord van 2005 verzocht de partijen reeds bijzondere aandacht te wijden aan de interregionale mobiliteit en de interactie tussen de instellingen in Brussel en in de rand. 17
ROME: Répertoire Opérationnel des Métiers et des Emplois
18998
De samenwerking tussen Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het vlak van het arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden vertaalt zich in: de actieve matching van 1.000 vacatures van de VDAB in de Brusselse rand met 6.000 Brusselse werkzoekenden ingeschreven bij Actiris (preselectie, screenings…).De Brusselse plaatsings- en prospectiecel heeft daarom zijn werk voortgezet. De werkaanbiedingen spitsen zich in de eerste plaats toe op bepaalde profielen/sectoren (chauffeur, horeca, magazijniers, schoonmaak en handel-verkoop). Deze profielen werden uitgekozen omdat ze in de rand veel gevraagd zijn en er tegelijkertijd in het Brussels Gewest een arbeidsreserve voor deze functies/sectoren bestaat. Actiris mobiliseert Brusselse werkzoekenden om op deze vacatures in te gaan. De samenwerking wordt frequent opgevolgd en geëvalueerd. Uit de evaluaties blijkt dat het aantal Brusselse werkzoekenden dat voor deze werkaanbiedingen wordt gemobiliseerd in stijgende lijn zit. Bovendien zijn er meer plaatsingen in de rand. Tussen oktober 2007 en september 2009 heeft de VDAB 1.682 werkaanbiedingen aangeleverd. In die periode werden 8.572 mobiliseringsacties ondernomen; de gezamenlijke organisatie door de VDAB Vilvoorde en Actiris van acties, zoals jobdatings, om de Brusselse werkzoekenden te mobiliseren (50 jobdatings18 tussen september 2007 en december 2009). Er werden bovendien meerdere jobbeurzen op touw gezet; de 3 Werkwinkels zijn sinds 2008 operationeel. Een van de andere denkpistes is de samenwerking tussen Brussel en de rand met het oog op de harmonisering van de bestaande opleidingen en de uitwerking en organisatie van nieuwe gezamenlijke opleidingen op basis van de gevraagde profielen. Bruxelles Formation Langues heeft in 2009 1.472 werkzoekenden een opleiding gegeven (tegenover 1.229 in 2008). Ter herinnering: de werkzoekenden die over de nodige technische competenties beschikken, kunnen er een taalopleiding volgen volgens het concept "taalgebruik in het uitgeoefende beroep". Voor de werking van de 3 sociale uitzendkantoren die in het samenwerkingsakkoord werden opgenomen, verwijzen we naar de fiche in kwestie voor meer informatie. Tot slot, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals gepland in een verbetering van de fysieke mobiliteit van personen die 's nachts in de Brusselse rand werken, geïnvesteerd19.Zo is er sinds september 2008 een systeem van collectieve taxi's opgezet, zodat werknemers die 's nachts werken, hun plaats van tewerkstelling kunnen bereiken. Het Gewest neemt gedurende de eerste drie maanden na de aanwerving de kosten op zich. Het openbaarvervoersaanbod van de MIVB werd aangepast en uitgebreid met NOCTIS-nachtbussen.
Vooruitzichten 2010 Voortzetting en structurele bestendiging van de intergewestelijke samenwerking en de mobiliteit van de werkzoekenden, alsook uitbreiding van het partnership. De aanpassing van ROME III was in 2008 niet afgerond. Dit werk wordt voortgezet, onder meer via een samenwerking tussen de OTD’S van verschillende landen van de Europese Unie (België, Frankrijk, Nederland - op initiatief van de VDAB). De geplande evaluatie van de Synerjobstructuur heeft tot op heden nog niet plaatsgevonden. Dit zou in 2010 moeten gebeuren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21
18
19
Deze methode werkt volgens een actieve tussenkomst op basis van een nauwkeurige functiebeschrijving, waarbij werkzoekenden worden geselecteerd en naar een of meerdere ondernemingen worden "geleid" die mogelijk in hun beroepsprofiel geïnteresseerd zijn. Bergense Steenweg, Sint-Pieters-Leeuw en de zone Brucargo.
19098
43 DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE, HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA EN DE BRUSSELSE BIJDRAGE Context en doelstellingen: een aantal mijlpalen De eerste helft van de jaren 90 wordt, zoals het decennium daarvoor, gekenmerkt door een behoorlijk aanzienlijke daling van de werkgelegenheid. Tegelijkertijd stijgt het aantal personen dat op zoek is naar een baan in dezelfde mate. De sociale druk is groot. Op dat moment bouwt Europa aan de economische en monetaire unie waardoor de burgers de indruk krijgen dat werkgelegenheid en werkloosheid bijzaak zijn… Gebeurtenissen zoals de plotse sluiting van de Renaultfabriek in Vilvoorde wakkeren de afkeer voor "zo'n Europa" aan. Toch maken kwesties als tewerkstelling en strijd tegen de werkloosheid het onderwerp uit van Europese resoluties, die er uiteindelijk een centrale aangelegenheid van maken20. Tijdens de buitengewone vergadering van de Europese Raad in Luxemburg in 1997 wordt beslist over de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie die de algemene oriëntering en de door de lidstaten uit te voeren prioriteiten inzake het werkgelegenheidsbeleid bepaalt. In 2000 consolideert de Europese Raad van Lissabon op grond van de stijging van de gecreëerde arbeidsplaatsen eind de jaren 90 de overgang naar een actief werkgelegenheidsbeleid. De bedoeling is dat de Europese Unie "de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld wordt die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang". De strategie streeft ernaar om de volgende kwantitatieve doelen te bereiken: een algemeen tewerkstellingspercentage van 67% in 2005 en 70% in 2010; een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van 57% in 2005 en 60% in 2010; een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50% in 2010 (beslist in 2001 om het hoofd te bieden aan de vergrijzing van de bevolking). De Lissabonstrategie voert een nieuwe werkmethode in, de "open coördinatiemethode" (MOC21), en berust op drie pijlers: een economische pijler, gericht op de ontwikkeling van een concurrerende economie, gebaseerd op kennis; een sociale pijler, gericht op de modernisering van het Europees sociaal model door te investeren in de human resources en de strijd tegen sociale uitsluiting aan te binden; een milieupijler (toegevoegd na de Raad van Göteborg in 2001). De Europese Raad in Barcelona voegt in 2002 een innoverend aspect aan de globale strategie toe. Op het vlak van werkgelegenheid wordt de klemtoon gelegd op "meer en betere banen". In 2004-2005 wordt de Lissabonstrategie halverwege de termijn onderworpen aan een evaluatie onder auspiciën van de Europese Commissie. Deze evaluatie toont aan dat de doelstellingen lang niet zijn bereikt: door een ontoereikende mobilisatie bij de uitvoering van de strategie wordt onvoldoende vooruitgang geboekt op het vlak van de werkgelegenheid. De noodzaak om groei en werkgelegenheid een nieuwe impuls te geven door een betere geïntegreerde aanpak van de verschillende Europese processen en een betere afbakening van de acties vormt de hoeksteen van de voorgestelde remedies. De Europese Werkgelegenheidsstrategie wordt aldus herzien teneinde haar effecten op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie te optimaliseren. 20
Zie voor meer details de publicatie "Europa en werkgelegenheid, dat gaat ook mij aan" op de website van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars. Deze methode moet het mogelijk maken om de beste praktijken te verspreiden en om de convergentie met de belangrijkste doelstellingen van de EU te vergroten. Overeenkomstig de conclusies van de Raad houdt deze methode de volgende elementen in: "voor de Unie richtsnoeren bepalen met specifieke tijdschema's voor het bereiken van de doelen die de lidstaten voor korte, middellange en lange termijn hebben vastgesteld; kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks vaststellen, die aan de beste ter wereld zijn getoetst en op de behoeften van de verschillende lidstaten en sectoren zijn toegesneden, als middel om beste praktijken onderling te vergelijken; het vertalen van deze Europese richtsnoeren in nationaal en regionaal beleid door het bepalen van specifieke doelen en het goedkeuren van maatregelen, rekening houdende met nationale en regionale verschillen; periodieke monitoring, evaluatie en peer reviews organiseren als wederzijdse leerprocessen."
19198
De verbetering van de governancemethode voor de opvolging van de doelstellingen van Lissabon beoogt: een eenvoudigere identificatie van de prioriteiten met respect voor het globale evenwicht van de Strategie en de synergie tussen de drie dimensies (economie, duurzame ontwikkeling, cohesie); een betere uitvoering op het terrein door een sterkere mobilisatie van de lidstaten; een vereenvoudiging en stroomlijning van de monitoringprocedure voor een beter begrip van de toepassing van de Strategie op nationaal niveau. De hand wordt gelegd aan een nieuwe werkmethode die het mogelijk moet maken om sterkere partnerships tot stand te brengen tussen de sociale gesprekspartners en de beleidsvoerders, alsook met de overheidsinstanties enz. De coördinatie van het economisch beleid wordt herzien. De driejarige cycli blijven behouden, maar in de maand april stelt de Commissie op basis van een strategisch verslag geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid voor. De geïntegreerde richtsnoeren22 worden in juni door de Raad aangenomen en omvatten de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) en de richtsnoeren voor werkgelegenheid (RS 17 tot 24). Deze laatste, die in 1998 in het leven werden geroepen, stellen ieder jaar de gemeenschappelijke prioriteiten voor de nationale beleidsvoeringen inzake werkgelegenheid van alle lidstaten vast. RS 17 Bij de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid streven naar volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteit en –productiviteit en een hechtere sociale en territoriale samenhang. RS 18 Levensloopbeleid bevorderen. RS 19 Arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven. RS 20 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen. RS 21 Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners, flexibiliteit gecombineerd met werkzekerheid bevorderen en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen. RS 22 Zorgen voor arbeidskostenontwikkeling en regelingen voor loonvaststelling die bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid. RS 23 Investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren. RS 24 Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe vaardigheidsvereisten.
Een woordje uitleg over de procedures In 2005 stelt de Commissie voor het eerst een strategisch verslag op dat de resultaten van een globale evaluatie van de vooruitgang in de lidstaten beschrijft. Op basis van dit verslag werkt de Commissie het Lissabonprogramma van de Gemeenschap 2005-2008 uit. Na goedkeuring hiervan door de Raad vertaalt iedere lidstaat de Europese doelstellingen op nationaal niveau in een driejaarlijks Nationaal Hervormingsprogramma (NHP). Dit laatste vervangt het vroegere "Nationaal Actieplan" (NAP). Jaarlijks brengen de lidstaten aan de Europese Commissie verslag uit van de vorderingen. De Europese Commissie stelt vervolgens een algemeen verslag op met, indien nodig, aanbevelingen aan de verschillende lidstaten om de Lissabondoelstellingen te bereiken. De tweede cyclus (2008-2010) wordt uitgezet op basis van een procedure die gelijkt op de procedure die voor 2004-2005 van toepassing was. In België staat het Nationaal Hervormingsprogramma onder toezicht van een Politiek Begeleidingscomité dat wordt voorgezeten door de secretaris van het Overlegcomité en voornamelijk bestaat uit de ministers-presidenten, de vicepremiers, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken. De redactie van het NHP gebeurt door een Redactiecomité dat wordt geleid door de Kanselarij van de Eerste Minister. Elk van de drie delen van het NHP wordt gepiloteerd door een overheidsinstelling. Het werkgelegenheidshoofdstuk (deel 3) valt onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
22
De geïntegreerde richtsnoeren bestaan uit 8 richtsnoeren voor de werkgelegenheid die de 16 macro- en micro-economische richtsnoeren volgen.
19298
De gemeenschappen en gewesten werken mee aan de opstelling ervan. Het macro-economische hoofdstuk komt voor rekening van het Federaal Planbureau en de FOD Economie. Deze laatste staat in voor het micro-economische hoofdstuk (hoofdstuk 2). De minister-president draagt de verantwoordelijkheid voor de Brusselse bijdrage aan alle hoofdstukken van het NHP.
Het NHP 2008-2010 in grote lijnen Naast de globale doelstelling tot verbetering van de lopende hervormingen via een beter governance, behoudt de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid voor 2005-2008 dezelfde drie actieprioriteiten als tijdens de eerste cyclus (2005-2008): meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en de socialezekerheidsstelsels moderniseren; het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt vergroten; investeringen in menselijk kapitaal verhogen door beter onderwijs en betere vaardigheden. Volgens het Belgische NHP 2008-2010 streven alle overheidsinstellingen hetzelfde doel na: het concurrentievermogen en de werkgelegenheid verstevigen om een evenwichtig sociaal en ecologisch beleid te blijven voeren. Het NHP 2008-2010 omvat vijf sociaaleconomische prioriteiten ("assen" genaamd): een globale werkgelegenheidsstrategie, onder meer via een versterking van het activeringsbeleid, levenslang leren, en de strijd tegen werkloosheidsvallen; het voortzetten van het beleid gericht op de vermindering van de (fiscale en parafiscale) lasten op arbeid in het bijzonder voor de lage en middeninkomens; de aanmoediging van de ondernemerszin, onder meer met een actieplan gericht op de kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoek en ontwikkeling (O&O), en innovatie; de versterking van het systeem van sociale bescherming als belangrijke bron van welvaart en welzijn en de strijd tegen de armoede; versterking van het beleid m.b.t. het leefmilieu en duurzame ontwikkeling. Deze 5 assen worden naar voren geschoven als antwoord op de aanbevelingen van de Commissie in 2008, namelijk duurzaamheid van de openbare financiën, de verlaging van de belastingsdruk op arbeid, het hanteren van een flexizekerheidsbenadering, de verhoging van de arbeidsmarktparticipatie in het bijzonder van oudere werknemers en kwetsbare groepen, de vermindering van de regionale verschillen, de bevordering van levenslang leren, en acties op het vlak van de mededinging op de gasen elektriciteitsmarkten, de O&O-intensiteit en innovatie. Het hoofdstuk van het NHP getiteld "Flexicurity als evenwichtige aanpak voor een inclusieve arbeidsmarkt met meer en betere banen" herneemt in grote lijnen de doelstellingen die in de voorgaande cyclus werden nagestreefd en bevestigt de wil van de overheden om deze te bereiken. Het is wel degelijk de bedoeling om meer personen op de arbeidsmarkt te integreren en ervoor te zorgen dat ieder over de kwalificaties beschikt om een job te vinden en zich aan de nieuwe vereisten op de arbeidsmarkt aan te passen. Het NHP reikt de voornaamste principes inzake flexicurity aan, zodat elk bevoegdheidsniveau op basis van de eigen kenmerken kan handelen ten behoeve van een gemeenschappelijke strategie die de samenwerking tussen de partners versterkt. We denken hier onder meer aan de essentiële rol van de sociale gesprekspartners. Het programma inzake werkgelegenheid 2008-2010 benadrukt de volgende aspecten: onderwijs en levenslang leren optimaal op elkaar afstemmen; de voorzieningen inzake begeleiding, opvolging en controle van de werkzoekenden versterken; de samenwerking tussen de autoriteiten intensiveren teneinde de intergewestelijke mobiliteit te vergemakkelijken om op termijn de prestaties van de gewesten op het niveau van de beste in de EU te brengen;
19398
het wegnemen van hindernissen om toegang tot werk te krijgen (onder meer financiële belemmeringen), zodat het aanbod aan potentiële werknemers verruimt; de actie meer laten focussen op de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals de jongeren, personen van vreemde origine, gehandicapte personen,… Het NHP 2008-2010 berust ten slotte op het principe dat werkgelegenheidsbeleid en het sociaal beleid moet worden verdiept.
de
synergie
tussen
het
Toen in 2008 de Brusselse bijdrage aan het NHP 2008-2010 werd uitgewerkt, werd het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling opnieuw bevestigd als monitoringinstrument van het economische en tewerkstellingsbeleid van het Gewest. De Lissabonstrategie werd in twee prioritaire doelstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgenomen: de toegang tot werk (in het bijzonder voor laaggeschoolde jongeren); de economische groei en ontwikkeling, vooral in stedelijke gebieden zonder veel voorzieningen. In maart 2009 hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan de aanbevelingen en het verslag van de Commissie over de door België gemaakte vooruitgang23 met het oog op de voortzetting van de structurele hervormingen in het kader van de Lissabonstrategie en dit in de context van het Europees economisch herstelplan. Het verslag bemerkt dat het land een reeks maatregelen heeft genomen om de macro-economische stabiliteit te verstevigen. Het erkent daarenboven de inspanningen die België levert om de aanbevelingen van de Commissie in aanmerking te nemen en om de middelen die via de structuurfondsen werden verworven zo goed mogelijk te gebruiken om de doelstellingen van de strategie waar te maken. Het verslag benadrukt bovendien de vooruitgang die werd geboekt inzake de samenwerking tussen de overheden. Zoals in 2008 hebben de twee belangrijkste aanbevelingen betrekking op de verlaging van de belastingsdruk op arbeid en tegelijkertijd op de verstrenging van de begrotingssanering, alsook de verbetering van de mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten. De Commissie beveelt België verder aan om in het kader van een geïntegreerde flexizekerheidsbenadering de uitvoering van de gecoördineerde maatregelen van de overheidsdiensten te bespoedigen teneinde de arbeidsmarkt efficiënter te laten werken, het systeem van de werkloosheidsuitkeringen te herzien om werklozen sneller opnieuw op de arbeidsmarkt in te schakelen, de arbeidsmarktparticipatie te vergroten (in het bijzonder van oudere werknemers en inwijkelingen), gewestelijke verschillen te verminderen en levenslang leren in alle gewesten te bevorderen. Tot slot merken we op dat al deze instrumenten een diverse uitvoering hebben gekend vanwege de steeds duidelijkere gevolgen van de financiële crisis op de economische groei en de tewerkstellingsdynamiek, die zich zowel bij de ondernemingen als onder de werknemers en de burgers van de EU laten voelen. De Europese Unie en de lidstaten hebben eind 2008 dan ook economische herstelplannen uitgewerkt, die soms scherp werden bekritiseerd omwille van hun versnippering en het gebrek aan politieke samenhang.
23
Het gaat om de vooruitgang die tot eind 2008 werd geboekt.
19498
TABEL MET DE TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN, RICHTSNOEREN, CET Tabel met de tewerkstellingsmaatregelen die in 2008 werden opgetekend volgens hun eventuele cofinanciering door een Europees structuurfonds (ESF of EFRO), hun afstemming op de richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010 en de prioriteiten van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling 2005-2010.
Maatregelen
Europese cofinancering 24
Richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010 1726
18
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ SOMMIGE PLAATSELIJKE BESTUREN
19
20
21
22
23
24
x
Prioriteiten van het CET25 As 1
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ BEPAALDE OPENBARE DIENSTEN
x
Hfdst. 5
DOORSTROMINGSPROGRAMMA'S
x
Hfdst. 5 en 6
BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN x
x
x
STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN
x
x
Hfdst. 5
STARTBAANOVEREENKOMST “VORMENDE BEROEPSERVARING”
x
x
Hfdst. 5
CONTRACT VOOR BEROEPSPROJECT
x
SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW'S PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING SOCIAAL UITZENDKANTOOR DIENST SOCIALE CONSULTATIE PROFESSIONELE REFERENTIECENTRA
24
25
26
As 3
x
BRUSSELS OUTPLACEMENT
DIENSTEN VAN DE JOBFOCUS DIENST BEGELEIDING ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK (BAZW) EN DE PARTNERS VAN HET NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK (AZW)
As 2
Hfdst. 5
(1) (1)
x
(2) (3) (4) (5) x
x
x
Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 2 en 7
x
Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 1 en 3
x x
Hfdst. 1 x
x
x
Hfdst. 7 en 8
Cofinanciering van de maatregel (of een gedeelte ervan) in het kader van de programmering ESF Doelstelling 3 van het BHG (1) of van de programmering ESF Doelstelling 3 Wallonië Brussel (2) of Vlaanderen (3) of federaal (4) of in het kader van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het BHG (5). Alleen de maatregelen die in het document worden geciteerd, worden in beschouwing genomen. Het document heeft immers niet de bedoeling een overzicht van alle rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstellingsmaatregelen te geven. Richtsnoer voor de werkgelegenheid toepasbaar op alle aangewende maatregelen, zodra de richtsnoer de bedoeling heeft om het werkgelegenheidsbeleid uit te voeren teneinde volledige werkgelegenheid te bereiken, de kwaliteit en de productiviteit van het werk op te trekken en de sociale en territoriale samenhang te bevorderen. Dit beleid zou de Europese Unie moeten helpen om voor 2010 gemiddeld het volgende te bereiken: een totaal tewerkstellingspercentage van 70%; een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van minstens 60% alsook een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50%. Het zou er bovendien naar streven de werkloosheid en de inactiviteit terug te dringen. De Lidstaten zouden moeten overwegen om nationale doelstellingen inzake tewerkstellingspercentage vast te leggen.
19598
Maatregelen
Europese cofinancering
Richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2005-2008 17
18
19
20
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN
22
23
24
As 1
As 2
x (1)
x
INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
Hfdst. 2 en 10
x
Hfdst. 10
PLAATSELIJKE WERKGELEGENHEIDSPLATFORMS
(1)
x
BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID
(1)
x
Hfdst. 7
TEGEMOETKOMINGEN VOOR OPLEIDINGEN
x
HULP VOOR CONSULTANCY
Hfdst. 18
x
Hfdst. 18
TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN VOOR ECONOMISCHE-EXPANSIEPROJECTEN KONINKLIJK BESLUIT 123
x
Hfdst. 18
TUSSENKOMST IN DE VERGOEDING VAN WERKLOZEN TEWERKGESTELD IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE KONINKLIJK BESLUIT 258
x
Hfdst. 18 Hfdst. 15 en 16
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN
(5)
x
x
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN EEN INSCHAKELINGSTRAJECT VIA ECONOMISCHE WEG
(1)
x
x
STARTERSFONDS, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING
(5)
LOKALE ECONOMIELOKET
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING
x
COÖRDINATIE EN OVERLEG VAN DE PLAATSELIJKE INSCHAKELINGSPARTNERS ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER
x
Hfdst. 15 en 23
x
Hfdst. 23
x
VAN DE WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
NASTREVEN VAN TRANSVERSALE SYNERGIEËN TER BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID (TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID)
As 3
x
BEROEPSOVERSTAPPREMIE STRIJD TEGEN DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING
21
Prioriteiten van het CET
Hfdst. 23
(1)
x
(2) (3?)
x x
VAN DE ARBEIDSMARKT
NALEVING VAN DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
Hfdst. 25 Hfdst. 2 x x
TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS NALEVING DOOR DE GEWESTELIJKE SOCIALE INSPECTIE VAN DE WETGEVING M.B.T. DE
x
ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES
x
INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING
Hfdst. 10,13
x x
TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS
Hfdst. 27
X x
Hfdst. 13 x
Hfdst. 9
x
OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
(1)
x
PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN MAATREGELEN GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFENDE
(1)
x
DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN
19698
AFKORTINGEN 1ste graad 2de graad 3de graad ABVV ACB ACLVB ACV ADG Agoria APE AZW BAO BAZW BDW BTW BESOC BHG BNCTO BROH BS CBP CDBO CDO CDV CEFA CET Cocof CRAC DAC DiM Dimona DSP EAK EEBIC EFRO Eniac ESF ESRBHG EWS EU/NEU Febelfin FeBISP Federgon Fedichem FOD Forem GECO GIAStS GIMB GOMB
Vroeger werd dit het lager onderwijs genoemd (met inbegrip van het eerste jaar van het basissecundair onderwijs) Vroeger werd dit het lager secundair onderwijs genoemd (met inbegrip het doorstromingsonderwijs) Vroeger werd dit het hoger secundair onderwijs genoemd (met inbegrip van het doorstromingsonderwijs en het aanvullende 7de jaar beroeps- of technisch onderwijs) Algemeen Belgisch Vakverbond Audiovisual & Creative Business Factory Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België Algemeen Christelijk Vakverbond Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft Federatie van de technologische industrie Aide à la Promotion de l’Emploi Actief Zoeken naar Werk Brussels Agentschap voor de Onderneming Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Brusselse Dienst voor Werkgevers Belasting over de Toegevoegde Waarde Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting Belgisch Staatsblad Contract voor beroepsproject Centrum voor Deeltijds Beroepsonderwijs Centrum voor Deeltijds Onderwijs Centrum voor Deeltijdse Vorming Centre d’Éducation et de Formation en Alternance Contract voor de Economie en de Tewerkstelling Commission communautaire française Centre de remobilisation et d’accompagnement des chômeurs Derde arbeidscircuit Dienst Methode van ACTIRIS Déclaration immédiate – onmiddellijke aangifte Doorstromingsprogramma Enquête naar de arbeidskrachten Erasmus European Business and Innovation Center Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ESF-NAP-Impact-Assesment Cell Europees Sociaal Fonds Economische en Sociale Raad voor het Brussesl Hoofdstedelijk Gewest Europese Werkgelegenheidsstrategie Europese Unie/Niet-Europese Unie Belgische federatie van de Belgische sector Fédération bruxelloise des opérateurs de l’Insertion Socioprofessionnelle Federatie van partners voor werk Federatie van de chemische industrie Federale Overheidsdienst Office régional wallon de la Formation professionnelle et de l’Emploi Gesubsidieerde Contractuelen Gewestelijke Interministeriële Afvaardiging voor Stedelijke Solidariteit Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel
198
GSSO IAM-B IBF ICAB ICT IDELE INR IO ION ISO KB KBO KMO KSZ LEL MBHG MIVB NBB NHP NIWZ NT2 NWP OCMW OESO ONE OOTB PES PFOD PIOW PMT Prime PWA RDBB RS RSVZ RSZ RSZPPO RVA SBO SPI UCL ULB URBAN VDAB VOB VSGB VTE VUB VZW WEP+ WGO ZKO
Gewestelijk secretariaat voor stedelijke Ontwikkeling Informatie arbeidsmarkt Brussel Interdepartementaal Begrotingsfonds Incubatiecentrum Arsenaal Brussel Informatie en Communicatie Technologie Identification, Dissemination and Exchange of good practice in Local Employment Development Instituut voor de Nationale Rekeningen Inschakelingsondernemingen Instellingen van Openbaar Nut International Organisation for Standardization Koninklijk Besluit Kruispuntbank van Ondernemingen Kleine en middelgrote ondernemingen Kruispuntbank. van de Sociale. Zekerheid Lokale economieloketten Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Maatschappij voor Intercommunaal vervoer te Brussel Nationale Bank van België Nationaal Hervormingsprogramma Niet-ingeschreven werkzoekenden Nederlands Tweede Taal Netwerk van Werkgelegenheidsplatformen Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Office de la Naissance et de l’Enfance Overleg Opleidings- en Tewerkstellingsprojecten Brussel Public Employment Service Programmatorische federale overheidsdienst Plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Politiques du Marché du Travail Projets régionaux d’insertion dans le marché du Travail (Wallonie) Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschap Regionale Dienst Beroepsopleiding Brussel Richtsnoeren Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Startbaanovereenkomst Socioprofessionele inschakeling Université catholique de Louvain Université libre de Bruxelles Communautair initiatiefprogramma van EFRO t.v.v. de duurzame ontwikkeling van steden en wijken in crisis Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Verbond van Ondernemingen te Brussel Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Voltijdse equivalenten Vrije Universiteit Brussel Vereniging zonder Winstoogmerk Werkervarings-plus Wereldgezondheidsorganisatie Zeer kleine ondernemingen
298