BRUSSELS O B S E R VATORI U M VOOR DE WERKGELEGENHEID
Met de steun van het Europees sociaal fonds
Inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in 2010
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Document opgesteld in het kader van de opvolging van het nationaal hervormingsprogramma 2008-2010 (NHP)
December 2011
Deze inventaris had niet zo volledig kunnen zijn zonder de waardevolle samenwerking tussen de diensten van Actiris, de administratie voor economie en werkgelegenheid van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
INHOUDSTAFEL 01 Gesubsidieerde contractuelen bij bepaalde plaatselijke besturen ................................................. 6 02 Gesubsidieerde contractuelen bij bepaalde openbare besturen.................................................. 10 03 Doorstromingsprogramma’s ................................................................................................... 13 04 Beheer van collectieve ontslagen............................................................................................ 17 05 Startbaanovereenkomst in de globale federale maatschappelijke projecten ................................ 24 06 Startbaanovereenkomst "vormende beroepservaring" bij Brusselse instellingen van openbaar nut 26 07 Constructie van het Beroepsproject ........................................................................................ 30 08 Dienst Jobfocus .................................................................................................................... 36 09 Netwerk Actief Zoeken naar Werk .......................................................................................... 42 10 Socioprofessioneel inschakelingsprogramma met de OCMW’s ................................................... 56 11 Partnership inzake socioprofessionele inschakeling................................................................... 65 12 Sociaal uitzendkantoor .......................................................................................................... 76 13 Dienst Sociale Consultatie...................................................................................................... 78 14 Acties ter begeleiding van de uitwerking van een beroepsproject (BUBP)................................... 81 15 Begeleidingsacties voor een specifiek publiek .......................................................................... 88 16 Tussenkomst in de kosten van nieuwe installatie van werklozen ............................................... 94 17 Beroepsoverstappremie ......................................................................................................... 96 18 Beroepenreferentiecentra ...................................................................................................... 99 19 Promotie van de diversiteit binnen de onderneming ............................................................... 111 20 Informatieloket voor discriminatie bij aanwerving .................................................................. 116 21 Actiris-Netwerk van Partners voor Werk ................................................................................ 119 22 Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid ................................................................. 122 23 Tegemoetkomingen voor externe opleidingen ....................................................................... 125 24 Hulp voor consultancy ......................................................................................................... 127 25 Tegemoetkoming in de bezoldiging van werklozen aangeworven in het kader van projecten van economische expansie - koninklijk besluit 123............................................................................ 129 26 Tegemoetkoming in de bezoldiging van werklozen aangeworven in het kader van projecten van economische expansie - koninklijk besluit 258............................................................................ 132 27 Steun voor de ontwikkeling van economische activiteiten: bedrijvencentrum en lokaal economieloket......................................................................................................................... 134 28 Partnership in het kader van de begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling ............ 139 29 Startersfonds, thesauriekrediet, microkrediet en achtergestelde lening .................................... 145 30 Steun aan de activiteitencoöperatieven................................................................................. 149 31 Erkenning en financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen ................................................................. 151 32 Nastreven van transversale synergieën ter bevordering van de werkgelegenheid (Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid)........................................................................................................ 153 33 Coördinatie en overleg van de plaatselijke inschakelingspartners............................................. 156 34 Erkenning van de tewerkstellingspartners in het kader van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt........................................................................................................................... 160 35 Toezicht op de wetgeving betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ............................................................................................................. 162 36 Toekenning van arbeidskaarten aan buitenlandse werknemers ............................................... 164 37 Toezicht van de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie (GWI) op de wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers ............................................................................. 166 38 Ondersteuning bij professionele inschakeling: de cheques ...................................................... 172 39 Individuele beroepsopleiding in de onderneming ................................................................... 181 4
40 Opvang van de kinderen van werkzoekenden........................................................................ 184 41 Partnership voor de opvang van kinderen van werkzoekenden................................................ 187 42 Maatregelen genomen tot uitvoering van het samenwerkingsakkoord betrefende de bevordering van de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden .............................................................. 190 43 Brujobs (ucm – unizo)......................................................................................................... 193 44 Jeunes, Ecole, Emploi , tout un Programme (JEEP) en JUMP................................................... 196 45 De Europese Werkgelegenheidsstrategie, het Nationaal Hervormingsprogramma en de Brusselse bijdrage.................................................................................................................................. 199 Tabel met de tewerkstellingsmaatregelen, richtsnoeren, CET ...................................................... 204 Afkortingen............................................................................................................................. 207
5
01 GESUBSIDIEERDE CONTRACTUELEN BIJ BEPAALDE PLAATSELIJKE BESTUREN Juridisch kader KB nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen (BS van 20 november 1986). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998 tot bepaling van de verdelingscriteria voor de subsidies toegekend aan lokale besturen die gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen (BS van 5 juni 1998).
Doelstellingen Plaatselijke besturen zoals de gemeenten, de OCMW’s, de verenigingen van gemeenten, de verenigingen van OCMW’s en de politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen een beroep doen op gesubsidieerde contractuelen (geco's) om een functie in de non-profitsector uit te oefenen en aldus in te spelen op collectieve behoeften die anders niet zouden kunnen worden ingevuld. Niet-werkende werkzoekenden en rechthebbenden op het leefloon of op financiële sociale bijstand kunnen als gesubsidieerde contractuelen worden tewerkgesteld. Het doel van de maatregel is om de openbare dienstverlening te verbeteren en om de tewerkstelling van kwetsbare groepen te bevorderen.
Algemene principes In het kader van dit tewerkstellingsprogramma kunnen volgende personen worden aangeworven: in de eerste plaats de niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris zijn ingeschreven en die bovendien kunnen bewijzen dat zij in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende zes maanden als niet-werkende werkzoekende bij een openbare tewerkstellingsdienst ingeschreven zijn geweest. In de tweede plaats de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of sociale bijstand ontvangen en die dat leefloon of die sociale bijstand in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende minstens zes maanden hebben ontvangen. In het kader van dit tewerkstellingsprogramma kunnen dus worden aangeworven: niet-werkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris zijn ingeschreven en die in de loop van de twaalf maanden die aan hun aanwerving voorafgaan gedurende minstens zes maanden bij een openbare tewerkstellingsdienst ingeschreven zijn geweest; werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of sociale bijstand genieten en dat leefloon of die bijstand in de loop van de twaalf maanden die aan hun aanwerving voorafgaan gedurende minstens 6 maanden hebben ontvangen; volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die aan één van onderstaande voorwaarden voldoen: hetzij minstens 40 jaar oud zijn; hetzij worden aangeworven door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; hetzij door een OCMW als maatschappelijk werker of als universitair medewerker worden aangeworven in het kader van een project ten behoeve van de socioprofessionele herinschakeling van rechthebbenden op het leefloon of op sociale bijstand; werkzoekenden van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst is in overeenstemming met de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991;
6
werkzoekenden die het leefloon of sociale bijstand ontvangen en die aan één van de volgende voorwaarden voldoen: in de loop van de 12 maanden die aan de aanwerving voorafgaan gedurende minstens zes maanden het leefloon of financiële bijstand hebben ontvangen; minstens 40 jaar oud zijn; worden aangeworven door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar. gehandicapten die een vervangingsinkomen of integratietegemoetkoming ontvangen in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; voltijdse en deeltijdse werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van de stelsel van de geco’s, DAC, het IBF, de APE, WEP of WEP+. De plaatselijke besturen zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de patronale RSZ-bijdragen en ontvangen een premie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt jaarlijks het bedrag van de gecosubsidies in de vorm van punten. Ieder punt staat voor een subsidie van € 5.702. Deze punten worden onder de plaatselijke besturen verdeeld op basis van objectieve criteria zoals het aantal inwoners, werkzoekenden, leefloongerechtigden en rechthebbenden op sociale steun. De plaatselijke besturen kunnen met de toegekende punten een arbeidsplaats creëren en dit met 1 tot 2 punten per arbeidsplaats. De besturen beslissen vrij over de initiatieven die zij met de medewerking van de gecowerknemers willen starten of voortzetten. Sinds 2004 geeft de Brusselse Hoofdstedelijk Regering extra punten aan de gemeentebesturen die een wijkcontract hebben (of hadden) afgesloten. Zij krijgen zes bijkomende punten per wijkcontract. Op die manier wil de Regering de continuïteit van de werking en de opvolging van deze wijkcontracten stimuleren. Voor deze functies kunnen de gemeenten arbeidsplaatsen van 1, 2, 3 of 4 punten creëren. Daarnaast sloot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest sinds 2005 bijzondere overeenkomsten af met de plaatselijke besturen en de OCMW’s waarbij extra arbeidsplaatsen aan deze werkgevers werden toegekend voor de sectoren waar het Gewest bijzondere acties wil voeren. Voor de gemeentebesturen lag de klemtoon de laatste 3 jaar op de volgende sectoren: -
de sector van de opvang van jonge kinderen;
-
de sector van het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen;
-
de sector van de acties om veiligheid en preventie te bevorderen.
De OCMW’s hebben in de loop van deze laatste drie jaar geen bijkomende arbeidsplaatsen ontvangen. De overeenkomsten die in 1998 met de OCMW’s werden afgesloten met het oog op de creatie van 73 halftijdse arbeidsplaatsen om de acties inzake socioprofessionele herinschakeling van leefloners te ondersteunen (premie van € 24.072 voor de maatschappelijk werkers en van € 27.790 voor de universitairen) zijn nog steeds van toepassing.
Administratieve omkadering Actiris stort elk kwartaal voorschotten aan de RSZPPO, die deze aan de plaatselijke besturen bezorgt. Aan het begin van het volgende jaar maakt Actiris een afrekening van de premies op basis van de tewerkstellingscoëfficiënten die de plaatselijke besturen hebben ingediend. Het Gewest recupereert een deel van de toegekende premies bij de federale overheid in de vorm van trekkingsrechten.
7
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar: € 24.077.000,00
Reële uitgaven: € 24.075.648,37
Evaluatie
Kwantitatief In de periode 1999-2005 heeft de Regering jaarlijks een totaal van 2.747 punten aan de plaatselijke besturen toegekend, waarvan 2.052 voor de gemeenten en 695 voor de OCMW’s. Voor de jaren 20062009 heeft de Regering het aantal punten tot 2.800 eenheden opgetrokken: 2.160 voor de gemeenten en 640 voor de OCMW’s. Dit aantal punten is niet gewijzigd voor 2010. Via bijzondere overeenkomsten werden daarnaast de volgende geco-arbeidsplaatsen aan de plaatselijke besturen toegekend: 41 voltijdse geco-arbeidsplaatsen voor de opvang van kinderen jonger dan drie jaar in 30 gemeentecrèches; 73 halftijdse geco-arbeidsplaatsen ter uitbreiding van de socioprofessionele herinschakelingsacties van de OCMW’s (zie de fiche van het inschakelingsprogramma van de OCMW's voor meer informatie). De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft het aantal geco-arbeidsplaatsen van de plaatselijke besturen verhoogd. In uitvoering van een beslissing genomen in 2005, werden in 2006 238 nieuwe geco-arbeidsplaatsen gecreëerd. Elke gemeente kreeg twee administratieve krachten toegewezen die instaan voor de toepassing van de administratieve straffen en sancties zoals bedoeld in artikel 119 bis van de nieuwe gemeentewet. De overige 200 arbeidsplaatsen zijn verdeeld over de sectoren van de kinderopvang, het onderhoud van de gemeentewegen en de uitvoering van het veiligheidsbeleid van de gemeenten. De gemeentebesturen kunnen in ruime mate zelf de arbeidsplaatsen over deze drie beleidsdomeinen verdelen en op die manier inspelen op de behoeften die zich in de gemeente het sterkst laten voelen. Voor deze 238 arbeidsplaatsen keert het Gewest een premie van € 22.808 uit. In 2007 kregen de Brusselse gemeentebesturen 183 bijkomende arbeidsplaatsen, in uitvoering van een beslissing genomen in 2006. Voor de gemeenten die 10 arbeidsplaatsen of meer kregen, werden 2 arbeidsplaatsen gereserveerd voor de sector van de kinderopvang. Voor de resterende arbeidsplaatsen konden de gemeenten vrij kiezen tussen de sectoren van de opvang van jonge kinderen (0 tot 3 jaar), het onderhoud en de reiniging van de gemeentewegen en de uitvoer van het preventie- en veiligheidsbeleid van de gemeenten. In uitvoering van een beslissing genomen in 2007, kregen de gemeentebesturen in 2008 220 bijkomende arbeidsplaatsen, waarbij dezelfde verdelingsegels gebruikt werden als voor de arbeidsplaatsen die het voorgaande jaar werden toegekend. Einde 2010 waren 2.361 personen met een geco-statuut in een gemeente of een OCMW in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest tewerkgesteld.
8
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT EN GESLACHT IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar
33
72
105
25 tot 44 jaar
689
739
1.428
≥ 45 jaar
420
408
828
Arbeider
806
329
1.135
Bediende
336
890
1.226
Maximum 1ste graad
725
338
1.063
2de graad
189
205
394
3de graad
134
496
630
94
180
274
1.142
1.219
2.361
Statuut
Studieniveau
Hoger onderwijs Totaal
Kwalitatief Voor de verhoging van de subsidies voor de plaatselijke besturen richtte de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zich uitdrukkelijk op de groep van de laaggekwalificeerde werkzoekenden (onderhoud en reiniging van de gemeentewegen; acties voor preventie en veiligheid), de kinderopvang, en op de ondersteuning van de lopende en de opvolging van de afgelopen wijkcontracten. De plaatselijke besturen beslissen zelf over de besteding van de overige geco-subsidies: zij bepalen hoeveel arbeidsplaatsen zij met de beschikbare punten zullen creëren en welke activiteiten ze aan de geco-werknemers zullen toevertrouwen (zolang deze activiteiten tot de non-profitsector behoren en niet op basis van andere wetten, ordonnanties of besluiten kunnen worden gesubsidieerd). De bijzondere overeenkomsten met de gemeentebesturen leggen de sectoren vast waarbinnen de toegekende geco’s moeten worden ingezet, maar laten aan de gemeenten nog bewegingsruimte in het bepalen van de functies en takenpaketten van deze geco’s.
Vooruitzichten 2011 Waarschijnlijk wordt voor 2011 geen enkele bijkomende geco-arbeidsplaats geprogrammeerd. De reden hiervoor kan worden gezocht bij de zeer moeilijke budgettaire situatie waarin het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich bevindt. In uitvoering van de principebeslissingen die de Regering in 2007 en 2008 heeft genomen, zullen in het kader van het kinderdagverblijvenplan niettemin nog enkele arbeidsplaatsen in de sector van de kinderopvang worden toegekend.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
9
02 GESUBSIDIEERDE CONTRACTUELEN BIJ BEPAALDE OPENBARE BESTUREN Juridisch kader Programmawet van 30 december 1988. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 juni 2005 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002 betreffende het stelsel van de gesubsidieerde contractuelen.
Doelstellingen Openbare besturen op regionaal of communautair vlak, onderwijsinstellingen, verenigingen zonder winstoogmerk, instellingen van openbaar nut en plaatselijke sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen premies genieten om gesubsidieerde contractuelen (geco’s) aan te werven.
Algemene principes In het kader van dit tewerkstellingsprogramma kunnen worden aangeworven: enerzijds de nietwerkende werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving als dusdanig bij Actiris zijn ingeschreven en die bovendien kunnen bewijzen dat zij in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende zes maanden als niet-werkende werkzoekende bij een openbare tewerkstellingsdienst van een land uit de Europese Economische Ruimte ingeschreven zijn geweest. Anderzijds de werkzoekenden die op het ogenblik van hun aanwerving het leefloon of sociale bijstand ontvangen en die dat leefloon of die sociale bijstand in de loop van het jaar dat aan hun aanwerving voorafgaat, gedurende minstens zes maanden hebben ontvangen. Kunnen ook worden aangeworven in het kader van dit tewerkstellingsprogramma: de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of de werkzoekenden die recht hebben op maatschappelijke integratie en die voldoen aan één van de volgende voorwaarden: minstens 40 jaar oud zijn; aangeworven worden onderwijsinstelling;
door
een
door
de
Vlaamse
of
Franse
Gemeenschap
erkende
aangeworven worden door een instelling voor de opvang van kinderen jonger dan twaalf jaar; aangeworven worden ter vervanging van een personeelslid in loopbaanonderbreking; werkzoekenden van wie het recht op werkloosheidsuitkeringen geschorst werd overeenstemming met de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991;
in
Gehandicapte werkzoekenden die een vervangingsinkomen of integratietegemoetkoming ontvangen in toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten; de werkzoekenden met een topsportstatuut die worden voorgedragen door sportfederaties die door de Vlaamse of Franse Gemeenschap werden erkend; voltijdse en deeltijdse werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van de stelsel van de geco’s, DAC, IBF, PRIME, APE, WEP of WEP+. De werkgever geniet een jaarlijkse premie van € 5.035 per voltijds aangeworven gesubsidieerde contractuele arbeidskracht. Er wordt eveneens een gedeeltelijke vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid voorzien. De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan het bedrag van de premie optrekken. Aldus wordt de verhoogde premie, zoals bepaald in art. 25, §1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 november 2002, vastgesteld volgens het barema van de gewestelijke openbare diensten zonder anciënniteit. De verhoogde premie kan worden toegekend aan werkgevers
10
die opleidingsactiviteiten voor werkzoekenden of programma’s voor socioprofessionele inschakeling organiseren. De verhoogde premie uit art. 21 van het besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering stemt overeen met het brutoloon geplafonneerd tot het barema van de gewestelijke openbare diensten met anciënniteit, verhoogd met een forfaitair percentage ter dekking van het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de werkgeversbijdragen, de premies en bijdragen van verzekeringen tegen arbeidsongevallen, de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten, het bedrag van de haard- of standplaatstoelage en van het bedrag van € 12,39/maand voor de kosten van het sociaal secretariaat. Krachtens het besluit van 30 juni 2005 werden op 1 september 2005 de vroegere percentages van 20% (bedienden) en 30% (arbeiders) vervangen door een forfaitair percentage overeenkomstig het kwalificatieniveau. Om de verhoogde premie te bekomen, sluit de werkgever een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur met de geco-medewerker en bezorgt hij hem bijkomende kwalificaties die zijn positie op de arbeidsmarkt verbeteren. De projecten worden systematisch gecontroleerd door de inspecteurs die overigens in geval van problemen als bemiddelaar tussen werkgever en werknemer trachten op te treden. We wijzen op het volgende: Op 1 januari 2003 werden de arbeidsplaatsen gecreëerd in het kader van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid (IBFW) omgevormd tot gecoarbeidsplaatsen. Op 1 februari 2004 nam de Franse Gemeenschap het dagelijkse beheer van de ex-IBFW'ers over en op 1 juli 2004 nam de Vlaamse Gemeenschap deze taak op zich. Op 1 januari 2004 hief het besluit van 28 november 2002 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het stelsel van gesubsidieerde contractuelen de DAC op.
Administratieve omkadering Actiris staat in voor het beheer van de arbeidsplaatsen. Dat omvat onder meer het uitvoeren van de ministeriële besluiten, het controleren van de financiële bewijsstukken en het betalen van de premies.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar: € 145.867.000,00
Uitgaven op 31 december 2010 € 144.937.354,66
Evaluatie
Kwantitatief VERDELING
VAN DE WERKNEMERS MET EEN LEEFTIJDSKLASSE EN STATUUT
GECO-OVEREENKOMST
IN
2010
Mannen
Vrouwen
Totaal
< 25 jaar
75
187
262
25 tot 44 jaar
1.602
2.857
4.459
≥ 45 jaar
1.076
1.847
2.923
796
488
1.284
VOLGENS GESLACHT,
Leeftijdsklasse
Statuut Arbeider Bediende
1.957
4.403
6.360
Totaal
2.753
4.891
7.644
11
Op 31 december 2010 zijn 7.644 werknemers als geco in het stelsel van de geco-programmawet tewerkgesteld. 64% van deze werknemers zijn vrouwen. Een ruime meerderheid van hen is jonger dan 45 jaar (58%). De mannen vertegenwoordigen 36% van de werknemers. In vergelijking met de situatie op 31 december 2009 is het aantal geco-werknemers dus met 266 eenheden, of bijna 4%, gestegen. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de arbeidsovereenkomst als bediende het vaakst voorkomt en 83% van alle overeenkomsten uitmaakt. Aan de andere kant stellen we vast dat verhoudingsgewijs meer vrouwen (69%) dan mannen (31%) onder het bediendenstatuut werken.
Kwalitatief Het aantal van 7.644 betreft enkel de geco's die op 31 december 2010 in dienst waren. Inhoudelijk kunnen we benadrukken dat de oorspronkelijke bedoeling van de geco-programmawet, namelijk een tewerkstellingsprogramma om de werkloosheid terug te dringen en mensen bijkomende kwalificaties te bezorgen die hen moeten toelaten een betrekking op de reguliere arbeidsmarkt te vinden, de laatste jaren meer en meer naar de achtergrond verdwenen is. De geco-premies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dienen steeds vaker om het tekort aan middelen van de Gemeenschappen op te vangen in de domeinen waarvoor zij bevoegd zijn. De steeds toenemende anciënniteit van de gecowerknemers is een ander fenomeen: we stellen vast dat eens de mensen hun intrede in het systeem hebben gedaan, zij dit nog maar moeilijk verlaten, in plaats van door te stromen naar het reguliere arbeidscircuit. 53,5% van de geco’s heeft een anciënniteit van meer dan 5 jaar. Daarenboven is het aandeel van de geco's met een anciënniteit van 20 jaar of meer gestegen van 0,9% in 2004 tot 10,14% in 2010.
Vooruitzichten 2011 Waarschijnlijk wordt voor 2011 geen enkele bijkomende geco-arbeidsplaats geprogrammeerd. De reden hiervoor kan worden gezocht bij de zeer moeilijke budgettaire situatie waarin het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich bevindt. In uitvoering van de principebeslissingen die de Regering in 2007 en 2008 heeft genomen, zullen niettemin nog enkele arbeidsplaatsen in de sector van de Vlaamse kinderopvang worden toegekend.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
12
03 DOORSTROMINGSPROGRAMMA’S Juridisch kader Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 december 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 3 april 1998). Ordonnantie van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 23 december 1998). Besluit van 29 januari 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de ordonnantie van 18 december 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma’s (BS van 13 juni 1998). Besluit van 26 november 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 29 januari 1998 tot uitvoering van de ordonnantie 18 december 1997 zoals gewijzigd door de ordonnantie van 29 oktober 1998 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten met betrekking tot de doorstromingsprogramma’s (BS van 2 april 1999). Koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's (BS van 3 maart 2003). Koninklijk besluit van 10 mei 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van de doorstromingsprogramma’s (BS van 13 augustus 2007).
Doelstellingen De doorstromingsprogramma’s (DSP) hebben als doel bepaalde categorieën van werkzoekenden de kans te bieden hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren door knowhow en beroepservaring te verwerven, gepaard aan begeleiding op het terrein en een beroepsopleiding. Deze programma's verlagen dus de drempel naar een klassieke arbeidsovereenkomst. De werknemers worden ingezet voor activiteiten met maatschappelijk nut, die beantwoorden aan collectieve maatschappelijke behoeften waarop het reguliere arbeidscircuit onvoldoende inspeelt.
Algemene principes De doorstromingsprogramma’s zijn bestemd voor het laaggeschoolde segment van de arbeidmarkt: de werkzoekenden die geen diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs bezitten. De volgende categorieën vormen meer bepaald de kern van deze doelgroep:
de werkzoekenden jonger dan 25 jaar, die geen diploma, getuigschrift of brevet van het hoger secundair onderwijs bezitten en die, op de dag van hun aanwerving, hetzij een wachtuitkering ontvangen en sinds minstens negen maanden als werkzoekende zijn ingeschreven, hetzij sinds minstens negen maanden werkloosheidsuitkeringen ontvangen, hetzij sinds minstens negen maanden een leefloon genieten;
de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die een wachtuitkering ontvangen en die sedert minstens 12 maanden als werkzoekende ingeschreven zijn;
de volledig uitkeringsgerechtigde werklozen die sinds minstens 24 maanden werkloosheidsuitkeringen ontvangen, waaronder de werkzoekenden die in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen prestaties hebben verricht;
en de werkzoekenden die sedert minstens 12 maanden een leefloon of sociale steun ontvangen.
De werkgever geniet verschillende voordelen: 13
1.
Hij mag van het nettoloon een bedrag van € 247,89 (voor een werknemer die minstens halftijds werkt) of van € 322,26 (voor een werknemer die minstens 4/5 is tewerkgesteld) aftrekken, dat ten laste is van de Federale Staat (in casu de RVA of het OCMW).
2.
Voor de werknemers die al eerder in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (PWA’s) voldoende prestaties hebben geleverd en die daardoor een PWA-vrijstelling hebben verkregen, worden deze basisallocaties met € 49,58 verhoogd.
3.
Voor werknemers die op regelmatige wijze in een gemeente wonen met een werkloosheidsgraad die de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest met minstens 20% overstijgt (voor 30 juni van elk jaar), wordt de basisallocatie opgetrokken tot € 433,81 per maand indien de werknemer minstens halftijds wordt tewerkgesteld, en tot € 545,37 per maand indien hij minstens 4/5 werkt.
4.
De verhoogde tegemoetkomingen, bedoeld in de twee voorgaande alinea's, mogen niet worden gecumuleerd.
5.
Hij ontvangt een gewestelijke premie waarvan het bedrag minstens dat van de tegemoetkoming van de Federale Staat evenaart.
6.
Hij heeft recht op een vermindering van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid zoals voorzien door het Activaplan (€ 400 of € 1.000 per trimester).
Administratieve omkadering De federale overheid betaalt, via de RVA of het OCMW, een deel van het nettoloon, de zogenaamde integratie-uitkering. Via het Activaplan vermindert de federale overheid eveneens de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid (€ 1.000 of € 400 per trimester). Het Gewest kent via Actiris een gewestelijke premie toe waarvan het bedrag minstens dat van de federale tussenkomst evenaart.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar: € 9.216.000,00
Uitgaven op 31 december 2010 : € 9.195.293,16
Evaluatie KWANTITATIEF In het kader van de uitvoering van het Actieplan voor de jongeren dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de sociale partners op 29 januari 2008 hebben aangenomen, heeft de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in 2009 als steun aan de projecten voor sociale economie die laaggeschoolde Brusselse min 30-jarigen een beroepsopleiding bieden, 100 nieuwe arbeidsplaatsen in het stelsel van de doorstromingsprogramma’s en 25 plaatsen voor gesubsidieerde contractuelen toegekend. Zo kwam het aantal beschikbare DSP-arbeidsplaatsen in de loop van het jaar op 836, waarvan 702 plaatsen (84,0%) op 31 december 2010 waren ingevuld. De onderstaande tabel geeft enkele gegevens over de werknemers die een betrekking bezetten die verband houdt met een gewestelijk project.
14
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar
56
59
115
25 tot 44 jaar
222
247
469
≥ 45 jaar
56
62
118
Arbeider
266
56
322
Bediende
68
312
380
Maximum 1ste graad
194
107
301
2de graad
113
174
287
3de graad
27
87
114
Totaal
334
368
702
Statuut
Studieniveau
Over het geheel genomen wordt 52,4% van deze arbeidsplaatsen bekleed door vrouwen. De bedienden maken 54% van de totale invullingsgraad uit. We merken een tegenovergestelde tendens op voor de DSP-arbeidsplaatsen bij de vzw’s: het aantal mannen en arbeiders bedraagt hier respectievelijk 68% en 61%. De Franse Gemeenschap en de ONE zijn goed voor 272 arbeidsplaatsen. 225 hiervan worden bekleed door vrouwen (83%), 47 door mannen (17%). De vzw’s stellen 59% van alle begunstigden van de maatregel tewerk. 66,8% van deze personen zijn tussen 25 en 44 jaar oud. Het aantal jongeren (< 25 jaar) bedraagt slechts 16%. Ondanks de toekenning van 100 DSP-arbeidsplaatsen in het kader van het actieplan voor min 30-jarigen bleef de invullingsgraad bij de min 25-jarigen quasi stabiel (lichte stijging van 15% naar 16%). De arbeidsplaatsen worden voor 42,9% bekleed door personen met het getuigschrift van het basisonderwijs, wat goed aansluit bij de geest van de wet aangezien het programma bedoeld is voor laaggeschoolde werknemers.
Kwalitatief Het Brussels Hoofdstedelijke Gewest wenst het stelsel van de doorstromingsprogramma's nieuw leven in te blazen, met name door het aantal jongeren in de doorstromingsprogramma's te verhogen. Hiertoe voorzag het Actieplan voor de jongeren eind 2009 in de creatie van 100 bijkomende arbeidsplaatsen speciaal voor jonge werkzoekenden tot 30 jaar. Verder wenste de Regering sterker de nadruk te leggen op het aspect doorstroming. Het opleidingsgedeelte werd herzien en de begeleiding naar een nieuwe baan, tijdens en na de tewerkstelling in het doorstromingsprogramma, moet versterkt worden. In tegenstelling tot wat aanvankelijk werd voorzien, moeten de werkgevers een gedeelte van de loonkost blijven betalen, aangezien de Regering haar tegemoetkoming heeft moeten beperken tot de belangrijkste elementen van de loonkost. Bepaalde werkgevers beschikten evenwel niet over voldoende middelen om hun deel van de loonkost op zich te nemen. Andere werkgevers vinden moeilijk kandidaten die bereid zijn met een 4/5 of halftijdse arbeidsovereenkomst te werken, aangezien de inkomsten van een dergelijke tewerkstelling niet of nauwelijks het bedrag van de vervangingsinkomens van de RVA of het OCMW overtreffen. Tot slot is de kostprijs van een arbeidsplaats in het DSP-stelsel sedert 2004 jaarlijks gestegen.
15
Vooruitzichten 2011 De Regering overweegt de invoering van een mechanisme om arbeidsplaatsen te herverdelen op grond van de bekomen resultaten op het vlak van de doorstroming naar een reguliere tewerkstelling. Daarnaast wil de Brusselse Regering met dit programma het stelsel van de terbeschikkingstelling actief promoten. Deze maatregel laat toe om de werknemers gedurende maximum 9 maanden stage in een derdenonderneming te laten lopen. Ten slotte wenst de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een regelmatige evaluatie van de projecten en de bekomen resultaten op het vlak van de doorstroming. Tegen einde 2011 is een evaluatie voorzien van de 100 nieuwe DSP-arbeidsplaatsen speciaal voor werkzoekenden jonger dan 30 jaar.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
16
04 BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN Juridisch kader
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen Wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact - Titel IV Werk - Hoofdstuk V Activerend beleid bij herstructureringen - art. 31-41 zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet van 27.03.2009. Koninklijk besluit (KB) van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen gewijzigd door het KB van 22.04.2009 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven. KB van 07.12.1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval conventioneel brugpensioen zoals gewijzigd door het KB van 09.03.2006 tot invoeging van afdeling 3bis in het voornoemde besluit, het KB 28.03.2007 tot wijziging van het voornoemde KB 16.07.04, het KB van 03.05.2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader het generatiepact.
van een van van
Samenwerkingsakkoord van 24.02.2005 betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82bis tot wijziging van cao nr. 82 betreffende het recht op outplacement voor werknemers van 45 jaar en ouder die worden ontslagen (01.12.2007). Brussels model voor de oprichting van tewerkstellingscellen: toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het KB van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen.
Inzake het beheer van collectieve ontslagen Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 24 van 02.10.1975 betreffende het collectief ontslag. Koninklijk besluit van 24.05.1976 betreffende het collectief ontslag. Wet van 13.02.1998 houdende de bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling - Hoofdstuk VII – Collectief ontslag art. 62-70 – zogenaamde wet-Renault.
Doelstellingen
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen Over het algemeen, volgens de federale wettelijke bepalingen: De doelstellingen die de federale wetgever nastreeft middels de wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact en het koninklijk besluit van 09.03.2006 betreffende het activerend beleid bij herstructureringen worden geïntensiveerd na de wijzigingen die de
Economische Herstelwet van april 2009 heeft aangebracht. Het gaat om het volgende:
de ondernemingen in herstructurering aanmoedigen om in de herplaatsing van ontslagen werknemers te investeren door hen een aangepast sociaal plan aan te bieden;
de inspanningen van de werkgever inzake zijn aanwervingsbeleid en van de werknemer in zijn zoektocht naar nieuw werk ondersteunen;
voortaan ongeacht de leeftijd van de werknemer, ingrijpen om zijn houding t.o.v. de arbeidsmarkt te versterken;
de voorafgaande voorwaarden voor de toegang tot het brugpensioen behouden en op die manier de Europese richtlijnen inzake de tewerkstellingsgraad van oudere werknemers naleven.
Inzake het collectief ontslag De oorspronkelijke doelstelling zoals bepaald door de reglementering is: de conformiteit en de goede werking van de collectieve ontslagprocedure aangegaan door een werkgever ten aanzien van de werknemers die hij wil ontslaan, nagaan, in het bijzonder wat betreft de procedure van inlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers; 17
nuttige informatie aan de werkgevers en hun vertegenwoordigers geven; nuttige informatie voor het onderzoeken van een eventueel herstructureringsplan verzamelen; er eventueel voor zorgen dat de collectieve ontslagprocedure overgaat in het activerend beleid bij herstructureringen en in dit kader meewerken aan de oprichting en de coördinatie van een tewerkstellingscel; diverse instanties inlichten.
Algemene principes
Inzake het collectief ontslag Via de dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BCO) dient Actiris de werkgever die hem op de hoogte brengt van zijn intentie om tot een collectief ontslag over te gaan, alle informatie vereist door de geldende procedures ter zake te geven en zijn aandacht te vestigen op het bestaan van rechten en plichten inzake het activerend beleid bij herstructureringen. Ongeacht of het al dan niet om een ontslag in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen 1 gaat, moet Actiris bij de kennisgeving van het collectief ontslag: zich er door middel van de vereiste verificaties van vergewissen dat de werkgever alle reglementaire bepalingen naleeft, eventuele bijkomende informatie aanvragen, nagaan of hij de criteria die het collectief ontslag wettigen aanvaardt of verwerpt, het bewijs controleren waarmee de werkgever wil aantonen dat hij de informatie- en raadplegingsprocedure heeft gevolgd (wetRenault); de werkgever de data van het begin en het einde van de bevriezingsperiode meedelen waarna hij het betrokken personeel van de opzegging van de overeenkomst in kennis kan stellen; naargelang het geval de bevriezingsperiode eventueel verkorten of verlengen. In deze welbepaalde periode mag geen enkele opzegging van de overeenkomst plaatsvinden.
Inzake het activerend beleid bij herstructureringen De federale wetgever heeft in 2009 verschillende maatregelen getroffen die door de federale minister van Werkgelegenheid werden voorgesteld om de begeleiding van ondernemingen in herstructurering te verstevigen. Hierdoor kunnen de ontslagen werknemers voortaan vanaf de betekening van hun opzegging begeleid worden om hun snel terug aan het werk te geraken. Deze verschillende maatregelen kregen gestalte in de Economische Herstelwet van 27 maart 2009, die vanuit het standpunt van het activerend beleid bij herstructureringen geleid heeft tot belangrijke wijzigingen van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.
Het koninklijk besluit van 22 april 2009 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten genomen in het kader van de herstructurering van bedrijven vult dit nieuwe wettelijke kader aan door de uitvoeringsmaatregelen van Titel IV van de Economische Herstelwet concreet uit te voeren.
Is voortaan in herstructurering, elke werkgever die valt onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités en die overgaat tot de aankondiging van een collectief ontslag. De voornaamste wijzigingen hebben in hoofdzaak betrekking op:
de oprichting van een tewerkstellingscel (TWC): dit is voortaan verplicht voor alle ondernemingen met meer dan 20 werknemers die tot een collectief ontslag overgaan. Voor de kleine ondernemingen met minder dan 20 werknemers gaat het om een recht dat een verplichting wordt ingeval een verlaging van de brugpensioenleeftijd wordt aangevraagd;
de begeleiding door de tewerkstellingscel van alle werknemers, gedurende 3 maanden voor de min 45-jarigen en gedurende 6 maanden voor de werknemers van 45 jaar en ouder. De uitzendkrachten en de werknemers met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur kunnen
1
Bepaalde ondernemingen die tot een collectief ontslag overgaan, kunnen aan de criteria bepaald door het KB van 24/05/76 betreffende het collectief ontslag beantwoorden, zonder evenwel aan alle vereisten inzake het activerend beleid bij herstructureringen te voldoen.
18
eveneens begeleid worden indien ze minstens een jaar ononderbroken voor de onderneming in herstructurering gewerkt hebben;
de inschrijving bij zowel de tewerkstellingcel als bij Actiris: alle ontslagen werknemers moeten zich zowel bij de tewerkstellingscel als bij hun gewestelijke openbare dienst voor arbeidsbemiddeling inschrijven;
de garantie dat iedereen outplacement aangeboden krijgt. Dit wordt gedaan door de cel en wordt na advies van de gewestminister van Tewerkstelling door de federale minister van Werk goedgekeurd;
de inschakelingsvergoeding: dankzij deze vergoeding kunnen alle werknemers hun salaris gedurende 3 of 6 maanden aan 100% behouden;
de financiële voordelen voor de werknemer en de nieuwe werkgever. De ontslagen werknemer die een nieuwe baan vindt, geniet tijdelijk van een verhoging van zijn nettosalaris dankzij een vermindering van de werknemersbijdrage voor de sociale zekerheid (133 euro voor bedienden en 144 euro voor arbeiders). De nieuwe werkgever geniet een gelijkaardig voordeel. Deze maatregel krijgt concreet invulling door de ”verminderingskaarten herstructureringen”;
de financiële voordelen voor de voormalige werkgever. De terugbetaling van de outplacementkosten. De werkgever in herstructurering krijgt een deel van de kosten die hij heeft gemaakt voor de begeleiding van de ontslagen werknemers terugbetaald, voor zover zij een minimum aantal uren outplacement hebben gevolgd. Wanneer de werknemers opnieuw aan het werk zijn, zijn de bedragen hoger. Hij kan eveneens onder bepaalde voorwaarden een deel van de inschakelingsvergoeding van arbeiders recupereren.
Naargelang de kennisgeving van collectief ontslag al dan niet gebeurt zonder een aanvraag tot verlaging van de pensioenleeftijd, zijn andere principes van toepassing. Ze worden hieronder bondig voorgesteld: advies van Actiris met betrekking tot het outplacementaanbod van de onderneming, volgens een beslissingsprocedure specifiek voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit plan moet de cao’s alsook de informatie over de betrokken personen en met betrekking tot de herplaatsing van werknemers bevatten. Het moet tevens beantwoorden aan vastgelegde evaluatiecriteria met betrekking tot outplacement, opleiding en alle andere vormen van begeleiding van de werknemers die ter beschikking van de arbeidsmarkt moeten blijven; indien een groot aantal werknemers uit andere gewesten bij de herstructurering betrokken zijn, draagt Actiris bij tot de oprichting van een interregionale crisiscel en werkt het mee aan de organisatie en de opvolging van de begeleiding van de personen die hun werk verliezen; Actiris coördineert groepsinfosessies voor werknemers die door collectief ontslag bedreigd zijn, en dit zowel intern als in samenwerking met externe entiteiten: Bruxelles Formation of de RDB (VDAB), outplacementverstrekkers en, indien nodig, samen met de andere gewestelijke tewerkstellingsdiensten en/of communautaire instellingen; Actiris richt samen met de initiatiefnemende onderneming en de andere deelnemende partners (minstens een van de vakbondsorganisaties, het sectoraal opleidingsfonds voor zover dit bestaat en de openbare opleidingsdienst) een tewerkstellingscel op. In zijn hoedanigheid van regisseurcoördinator ziet Actiris toe op de concrete uitvoering van de begeleidingsmaatregelen waarbij de inschrijvingsprocedure van de werknemers (bij de tewerkstellingcel en als werkzoekende) en de verplichtingen van de werkgever, de outplacementverstrekker, … dienen te worden nageleefd. Naast het leiden en opvolgen van de cellen, moet Actiris de ontslagen personen in het kader van het activerend beleid bij herstructureringen en de verschillende mogelijke erkenningen in samenwerking met de RVA administratief opvolgen. Zo is er bijvoorbeeld het beheer van lijsten per onderneming met de noodzakelijke gegevens voor de aflevering van de verminderingskaarten herstructurering door de RVA en later voor de aflevering van deelnameattesten aan de tewerkstellingscel door Actiris; Actiris werkt instrumenten uit voor de opvolging van collectieve ontslagen en tewerkstellingscellen: uitwerking van een instrument voor de opvolging van collectieve ontslagen met of zonder activerend beleid bij herstructureringen, oprichting van een coördinatiecel van de tewerkstellingscellen en uitwerking van instrumenten voor de opvolging van de tewerkstellingscellen (een beknopt en een andere meer gedetailleerd, per onderneming), opstelling van maandelijkse statistieken voor de grotere herstructureringen (meer dan 250 werknemers 19
omwille van de tussenkomst van verschillende overheidsniveaus in de maatregel die werd ingevoerd als gevolg van het generatiepact en gezien de noodzaak om aanpassingen of correcties door te voeren, neemt Actiris deel aan de formalisering van de uitwisseling van informatie en de bepaling van samenwerkingswijzen met de andere openbare gewestelijke tewerkstellingsdiensten in het kader van het samenwerkingsakkoord betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden. Tegelijkertijd heeft Actiris de samenwerking met de federale instanties opgedreven, met name met de RVA (formalisering van de afspraken over de interpretatie en de toepassing van de reglementaire bepalingen; verdeling van de taken tussen de verschillende partijen en vermindering van de vage grensgevallen; invoering van gezamenlijke procedures …). Daarnaast wordt samengewerkt met de Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen (Brugpensioencel) van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (stelselmatige communicatie van de verschillende erkenningen toegekend aan de ondernemingen, zodat Actiris als directeur van de cel de deadline voor de inschrijving van de ontslagen werknemers in de tewerkstellingscel kan naleven).
Administratieve omkadering Actiris – Dienst Begeleiding Collectief Ontslag. De dienst bestond in 2010 uit 5 personen.
Budget voor het lopende jaar Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief De kwantitatieve evaluatie die we voorstellen, sluit aan bij de gegevens inzake de uitvoering van de maatregel. De aankondiging wijst eerder op het aantal ondernemingen die in moeilijkheden verkeren en het collectief ontslag als oplossing overwegen. De bekendmaking (beslissing) duidt in zekere zin op het aantal ondernemingen dat effectief tot het collectief ontslag overgaat. Het aantal bekendmakingen van collectief ontslag is dus een betere aanwijziging van het aantal ontslagen dat werkelijk zal worden doorgevoerd. Het is dus een betere indicator voor de kwantitatieve opvolging. Bovendien:
Het aantal behandelde dossiers en het aantal TWC dat door Actiris wordt beheerd zijn een indicator van de werkdruk binnen de dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BOC).
Het verschil tussen het aantal werknemers dat (bij de aankondiging) met ontslag bedreigd wordt en het (bij de beslissing) aantal ontslagen werknemers, en bijgevolg het aantal begunstigden van de outplacementmaatregelen, geeft het effect weer dat de onderhandelingen en raadpleging van de werknemers hebben op het beperken van de ontslagen en het aantal effectief gespaarde werknemers.
De onderstaande tabel bevat de gewestelijke dossiers van collectief ontslag en herstructurering (tewerkstellingscellen) die in 2010 door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (in dit geval door Actiris) werden behandeld.
Het overzicht bevat tevens informatie over de dossiers die in 2009 werden opgestart.
20
AANTAL DOSSIERS
AANTAL BEDREIGDE
COLLECTIEF ONTSLAG
WERKNEMERS (AANKONDIGING)
AANTAL ONTSLAGEN WERKNEMERS (BESLISSING) & BEGUNSTIGDEN VAN
AANTAL TWC
2010 - AANKONDIGINGEN
18
2.666
2010 - BEKENDMAKINGEN
12
2010 - BEHANDELDE DOSSIERS
16
24 actieve TWC
2010 – GESLOTEN DOSSIERS
9
9 gesloten TWC
DE HERPLAATSINGSMAATREGELEN
4.989
Bron: Actiris – Dienst Begeleiding Collectief Ontslag (BOC)
Over het algemeen tonen de cijfers dat het aantal personen dat in 2010 in het kader van een collectief ontslag werd ontslagen (4.989) een heel stuk hoger ligt dan in 2009 (1.032). De reden hiervoor ligt bij een dossier van een Brusselse onderneming dat op het moment van de beslissing betrekking had op 4.664 personen verspreid over de verschillende gewesten en/of gemeenschappen. Wanneer we kijken op welke ACTIVITEITENSECTOREN DE AANKONDIGING VAN ONTSLAGEN IN HET BHG BETREKKING HEEFT (2010), tellen we 7 (gekende) domeinen (geen enkele vereniging uit de nonprofitsector, allemaal uit de commerciële sector), die als volgt worden opgesplitst:
COMMERCIËLE SECTOR
AANTAL ONDERNEMINGEN
Verwerkende nijverheid
7
Bouwsector
1
Handel
1
Hotels en restaurants
0
Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën
1
Financiële activiteiten
4
Gemeenschapsvoorzieningen (cultureel en sportief …)
4
Onbekend
0
Kwalitatief JURIDISCHE CRITERIA
Afstemming van het kader op de vooropgestelde doelstelling Ondanks de wettelijke aanpassingen naar aanleiding van het Economisch herstelplan en de wens van de politiek om de tewerkstellingscellen uit te breiden naar alle ondernemingen in herstructurering, zijn nog niet alle bedrijven hier toe verplicht. Het KB van 09.03.2006 bepaalt immers dat voor de ondernemingen met een technische bedrijfseenheid van gemiddeld 100 werknemers of meer het aantal ontslagen 10% moet bedragen om van een collectief ontslag met de oprichting van een TWC te spreken. Bv.: een onderneming met 800 werknemers moet minstens 80 personen ontslaan om van een collectief ontslag te spreken in de zin van het KB van 09.03.2006 zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet. Indien ze 70 personen ontslaat, gaat het niet meer om een collectief ontslag in de zin van voornoemd KB, maar om een collectief ontslag in de zin van het KB van 24.05.1976. Het bedrijf is dan niet verplicht om een TWC op te richten.
21
Geschiktheid van het wettelijke kader voor de concrete uitvoering van de maatregel
De overlapping van de wetgeving betreffende het collectief ontslag en herstructureringen geeft aanleiding tot incoherenties en verschillende interpretaties van de regelgeving.
Paradoxaal genoeg dragen of de werknemer of de gewestelijke openbare tewerkstellingsdienst (Actiris) de gevolgen indien de werkgever zijn verplichtingen niet naleeft.
Actiris, in zijn hoedanigheid van directeur van de cel:
moet “waken over de concrete uitvoering van begeleidingsmaatregelen opgenomen in het herstructureringsplan” (artikel 6 van voormeld KB van 9 maart 2006). Hiertoe dient hij van de werkgever “onmiddellijk of van zodra de cel is opgericht het bewijs te ontvangen van de uitnodiging tot het onderhoud met de werknemer alsook de beslissing van de werknemer aangaande zijn deelname aan de tewerkstellingscel” (art. 10 §5 KB 9/03/06). De werkgever in herstructurering moet eveneens de directeur van de tewerkstellingscel onmiddellijk op de hoogte brengen van de verbreking van de arbeidsovereenkomst van de werknemer die in het kader van de herstructurering wordt ontslagen. Indien de werkgever de gevraagde informatie niet levert, kan Actiris onmogelijk zijn rol vervullen: namelijk “de werknemers in de cel inschrijven de dag na die waarop de arbeidsovereenkomst met deze werknemer effectief verbroken werd, behalve wanneer de werknemer de inschrijving weigert”.
De gevolgen voor de ontslagen werknemers kunnen bovendien ernstig zijn:
De ontslagen werknemer ontvangt zijn verminderingskaart herstructureringen niet, waardoor hij en zijn nieuwe werkgever de RSZ-voordelen die hieraan zijn verbonden niet krijgen wanneer de werknemer opnieuw aan het werk gaat.
Indien de ontslagen werknemer geen outplacementaanbod krijgt en zijn werkgever hier niet voor in gebreke stelt, kan hij door de RVA bestraft worden wanneer hij werkloosheidsuitkeringen aanvraagt.
Niettemin deed wet van 23.12.2005 betreffende het generatiepact zoals gewijzigd door de Economische Herstelwet een verbetering op dit vlak vermoeden. Artikel 38/1 stelt immers een toezichtsorgaan op de wetgeving aan: “Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk. Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie“, met name ambtenaren bevoegd inzake arbeidswetgeving- en betrekkingen, wat hier het geval is.
Door het gebrek aan uitvoeringsbesluiten zijn de concrete interventiemogelijkheden van deze ambtenaren belast met het toezicht op de wettelijke bepalingen evenwel niet gedefinieerd. Enig beroep of tussenkomst blijken dus onmogelijk. PROCEDURES EN CONTEXT VOOR DE UITVOERING
Geschiktheid van de administratieve procedure, opvolging van de procedures De verschillende maatregelen die door het federale ministerie van Werk werden voorgesteld om de begeleiding van ondernemingen in herstructurering te verstevigen, vereisen niet enkel een aanpassing van het volledige herstructureringsproces maar ook een bijwerking van de procedures, met name de gelijktijdige inschrijving van de ontslagen werknemer als deelnemer aan de tewerkstellingscel en als werkzoekende. FINANCIËLE MIDDELEN VOOR DE UITVOERING VAN DE MAATREGEL Deze middelen maken deel uit van de werkingskosten van de instelling.
22
SYNERGIEËN Toename van het aantal interregionale dossiers: in toepassing van het protocolakkoord betreffende de interregionale mobiliteit van werkzoekenden nam Actiris in 2010 steeds vaker deel aan tewerkstellingcellen die door Vlaanderen (15 dossiers) of door Wallonië (4 dossiers) worden beheerd, omdat enkele van de ontslagen werknemers Brusselaars waren.
Globale evolutie van de maatregel Verschillende aspecten van het beheer van collectieve ontslagen en herstructureringen zijn sinds de Economische Herstelwet op een positieve manier geëvolueerd. Niettemin blijven er voor Actiris nog steeds twee belangrijke problemen overeind:
de overlapping van de wetgeving geeft aanleiding tot uiteenlopende interpretaties. Dit stelt praktische problemen bij het beheer, die ook hun gevolgen hebben voor de opvolging van de dossiers;
er bestaat geen enkele wettelijke mogelijkheid tot beroep of sanctionering met betrekking tot de werkgever die de wet overtreedt, behalve een administratieve boete die aan de RVA verschuldigd is (zie wet van 05.09.2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers) ingeval deze zijn verplichtingen inzake de outplacementprocedures niet zou zijn nagekomen (cao 82/82bis).
Vooruitzichten 2011 In 2011 zal de aandacht uitgaan naar de toepassing van het Brussels model, dat door het Beheerscomité van Actiris werd herzien en aangenomen, alsook naar de formulieren en attesten bestemd voor de werkgevers en de werknemers die het slachtoffer werden van collectief ontslag. Bovendien zal in 2011 de opvolging worden ingevoerd van personen die in het BHG wonen, bij de tewerkstellingscel ingeschreven zijn en die aan het outplacement hebben deelgenomen maar na afloop van deze begeleiding niet opnieuw werk hebben gevonden. Hiertoe wordt een specifiek eindverslag van het outplacement voorzien (dat het traject van de persoon tijdens zijn outplacementbegeleiding beschrijft) en worden de hieraan verbonden gegevens in het dossier van de werkzoekende geregistreerd. Er werd eveneens een specifieke procedure tussen het departement Begeleiding Collectief Ontslag en de Directie Werkzoekenden gecreëerd voor de overheveling van deze personen naar de consulenten van het agentschap van hun gemeente. Nog in 2011 zal er worden beraadslaagd over de mogelijkheid om een permanente cel in het BHG op te richten (naar analogie van de reeds bestaande cellen in het Vlaams en het Waals Gewest), zoals in de wetgeving is voorzien. Dit soort cel zal meerdere werkgevers in herstructurering groeperen en richt zich op ondernemingen met minder dan 100 werknemers of ondernemingen die minder dan 20 personen collectief ontslaan. De permanente cel stelt een reeds vastgelegde maatregel voor aan de ondernemingen die geen ad hoc cel wensen of gemakkelijk kunnen (bv. wegens de afwezigheid van een vakbondsafvaardiging) oprichten en garandeert een identieke werking als de individuele TWC.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21.
23
05
STARTBAANOVEREENKOMST
IN
DE
GLOBALE
FEDERALE
MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 (BS van 18.12.2001) tussen de Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomst (SBO). Samenwerkingsakkoord van 17 april 2001 (BS van 17.05.2001) tussen de Federale Staat en de Gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomsten voor interculturele bemiddelaars in de OCMW‘s in het kader van het Lenteprogramma van de Federale Regering.
Doelstellingen Deze maatregel is bedoeld om de beroepsdoorstroming van jonge werkzoekenden jonger dan 26 jaar te vergemakkelijken en om te beletten dat jonge laaggeschoolden in de werkloosheid verstrikt raken.
Algemene principes Op basis van voornoemde samenwerkingsakkoorden zijn de werkgevers op wie een globaal federaal project betrekking heeft (bepaalde instellingen van openbaar nut, de OCMW’s (12) en bepaalde vzw’s (14)) verplicht jongeren tewerk te stellen op basis van de criteria uit de overeenkomsten die in het kader van deze maatregel en de maatschappelijke noden werden gesloten. De Federale Staat financiert 90 startbaanovereenkomsten. De jongeren worden voor de volgende functies aangeworven: medewerker voor de bewustmaking omtrent leefmilieu en openbare netheid, stadssteward in de handelskernen, medewerker voor de bewustmaking omtrent de maatschappelijke samenhang in de sociale huisvesting, parkwachter en intercultureel bemiddelaar.
Administratieve omkadering Actiris moet het brutosalaris, de sociale werkgeversbijdragen, het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de transportkosten, de bijdrage van de werkgever in de maaltijdcheques, de productiviteitspremie en de ondernemingspremie aan de werkgevers te betalen en dit gedurende de looptijd van de overeenkomst. Vervolgens vraagt Actiris de terugbetaling van die bedragen aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 2.760.000,00
Uitgaven op 31 december 2010 € 2.759.999,73
Evaluatie
Kwantitatief Eind 2010 werkten 62 jongeren in het kader van een SBO-GFP. 44 van hen werden in 2010 aangeworven (nieuwe overeenkomsten), 10 overeenkomsten werden in 2010 verlengd en 8 betrekkingen betroffen eenmalige overeenkomsten zonder verlenging, aangegaan voor 2010 waarvan het contract tot in 2010 of daarna doorliep.
24
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU OP 31 DECEMBER 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
35
27
62
27 -
29 6
56 6
Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs
6 14 14 1
1 6 6 14
7 20 20 15
Totaal
35
27
62
Leeftijdsklasse < 26 jaar Statuut Arbeider Bediende Studieniveau
VERDELING VAN DE BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT EN HET TYPE ONDERNEMING OP 31 DECEMBER 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
ION VZW OCMW
26 6 3
2 9 16
28 15 19
Totaal
35
27
62
Type onderneming
Kwalitatief De maatregel kent een reëel succes, te meer daar hij inspeelt op bepaalde behoeften die op het terrein voelbaar zijn. Het administratief en financieel beheer (betalingen, werkaanbiedingen, informatieverstrekking, afrekeningen, schuldvorderingen enz.) van deze maatregel wordt verzorgd door de dienst Tegemoetkomingen van Actiris. Globaal bekeken kan men vaststellen dat de aangeworven jongeren tot de laatste dag van het trimester waarin ze 26 jaar worden, tewerkgesteld blijven. Bovendien wensen sommige werkgevers de jongeren na het verstrijken van de startbaanovereenkomst met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur in dienst te houden.
Vooruitzichten 2011 Er wordt geen wijziging van de reglementering voorzien. De dienst zal de geldende bepalingen blijven toepassen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 23.
25
06 STARTBAANOVEREENKOMST "VORMENDE BEROEPSERVARING" BIJ BRUSSELSE INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 25 oktober 2000 tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de startbaanovereenkomst (SBO). Nota van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2005 betreffende het pilootproject om jongeren in instellingen van openbaar nut (ION) tewerk te stellen in het kader van een startbaanovereenkomst alsook een tweede akkoord van 29 maart 2007 waardoor er nieuwe arbeidsplaatsen bijkomen, ook in andere instellingen van openbaar nut.
Doelstellingen Deze pilootmaatregel streeft ernaar om de beroepsomschakeling van jonge laaggeschoolde werkzoekenden te vergemakkelijken door hen de gelegenheid te bieden een plaats op de arbeidsmarkt te veroveren via een vormende beroepservaring in verscheidene gewestelijke instellingen van openbaar nut.
Algemene principes Het Gewest stimuleert de aanwerving van jonge werkzoekenden in instellingen van openbaar nut via de toekenning van 215 startbaanovereenkomsten. Deze aanwerving, gespreid over een periode van 12 maanden, moet de jonge werknemer in staat stellen: een vormende beroepservaring op te doen door de functie in kwestie met een opleiding te combineren; vaardigheden te verwerven in een functie waar in het Brusselse Gewest vraag naar is en die overeenstemt met een van de jaarlijkse door het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid geïdentificeerde knelpuntberoepen of met een functie die in de voornaamste sectoren van het Gewest wordt gepromoot. Het publiek waarvoor deze maatregel bestemd is, bestaat uit jonge werkzoekenden die aan de volgende voorwaarden beantwoorden: het zijn werkzoekenden die bij Actiris zijn ingeschreven en die op beroepsvlak inactief zijn; ze voldoen aan de voorwaarden voor de startbaanovereenkomst (d.w.z. ze zijn jonger dan 26 jaar); ze hebben hoogstens een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs; ze werden voorgeselecteerd door de bevoegde diensten van Actiris. Een van de voorwaarden is immers dat zij geen vooropleiding nodig hebben. De ION’s die actief aan dit project wensen deel te nemen, dienen een aanvraag tot de toekenning van SBO-arbeidsplaatsen in waarbij ze de beoogde functies, de opleiding en de begeleiding die ze voorstellen, beschrijven. Op basis hiervan neemt de Directie Werkgevers van Actiris, in nauwe samenwerking met de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris, contact op met de ION’s teneinde de profielen voor de in te vullen functies en het plan voor de vormende begeleiding op de werkvloer grondiger te omschrijven.
Er wordt een overeenkomst tussen Actiris en de ION opgesteld om de voorwaarden voor de verwezenlijking en de financiering van de SBO’s vast te leggen.
26
Om de ION’s bij deze aanwervingen te helpen, voeren de diensten van Actiris een preselectie van de kandidaten uit. Hiervoor baseren ze zich op de vastgelegde functieprofielen en op het beroepsproject dat tussen de jonge werkzoekende en zijn consulent in het kader van zijn CBP werd onderhandeld. De onderneming verricht de eigenlijke selectie. Na de eerste zes maanden en na afloop van de overeenkomst, houdt Actiris toezicht over de uitvoering van de overeenkomst. De Inspectiedienst bezoekt hiertoe de plaats van tewerkstelling. De Inspectiedienst controleert niet alleen of de bepalingen van de overeenkomst worden nageleefd, maar evalueert ook samen met de ION het verloop van de vormende beroepservaring, zowel in termen van omkadering als financiering of zelfs de doorstroming naar een betrekking binnen of buiten de vormende onderneming.
Administratieve en financiële omkadering De dienst Tegemoetkomingen van Actiris betaalt aan de ION’s het brutosalaris en de sociale werkgeversbijdragen en dit gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Voorziene budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 5.364.000,00
Reële uitgaven € 5.364.000,00
Evaluatie
Kwantitatief Op 31 december 2010 waren 186 jonge werknemers via een startbaanovereenkomst tewerkgesteld.
BEGUNSTIGDEN VOLGENS LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT, STUDIENIVEAU, STATUUT EN GESLACHT OP 31/12/2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
171
15
186
157 -
15 8 6
172 8 6
99 63 9
3 10 2
102 73 11
Arbeider Bediende
163 8
8 7
171 15
Totaal
171
15
186
Leeftijdsklasse Jonger dan 26 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Studieniveau 2de graad 3de en 4de graad Andere studies Statuut
84 jongeren werken in de transport- en communicatiesector (tegenover 85 in 2009) en 59 jongeren zijn in de sector gemeenschapsvoorzieningen tewerkgesteld (eveneens 59 in 2009). Deze sectoren samen vertegenwoordigen 77% van het totale aantal tewerkstellingen. We benadrukken dat 92% van de werknemers van het mannelijk geslacht is (171). De meesten van hen (163) zijn aan de slag als arbeider.
27
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT EN DE INACTIVITEITSDUUR OP 31/12/2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
74 36 61
4 4 7
78 40 68
171
15
186
Inactiviteitsduur - 6 maanden 6 tot -12 maanden 12 tot -24 maanden Totaal
Kwalitatief Het stelsel van startbaanovereenkomsten in de ION’s biedt laaggeschoolde jongeren die net de schoolbanken hebben verlaten de kans om een beroep te leren of vaardigheden te verwerven die hen zullen helpen bij het vinden van werk. Zo zien het Gewest en de ION’s zich belast om de leemtes van het onderwijssysteem waaruit deze jongeren komen op te vullen. De kost van deze tewerkstelling is vrij aanzienlijk. Actiris betaalt de werkgevers een premie die wordt berekend op basis van de gebruikte barema's. Deze premie verschilt naargelang de duur van de arbeidsovereenkomst en het arbeidsregime, maar dekt niet de volledige loonkost. Bovendien nemen de ION’s de kosten op zich voor de algemene opleidingen (bv. taallessen) en de beroepsopleidingen, waarvoor ze vaak een beroep op externe operatoren moeten doen. Voor de begeleiding van de jongeren moeten de ION’s intern personeel inzetten, van wie de eigenlijke taken door andere werknemers overgenomen moeten worden, of toch op zijn minst gedeeltelijk. Door een omkaderde werkervaring te laten samengaan met een beroepsopleiding helpt de minister de ION’s om hun doelstellingen inzake opleidingen te verwezenlijken, zonder dat ze hiervoor enkel schoolse opleidingen moeten organiseren. De vormende waarde van deze tewerkstelling hangt bijgevolg af van de pedagogische kwaliteiten en de toewijding van het omkaderingspersoneel. Momenteel bieden de ION’s de jonge werkzoekenden de volgende beroepen met economische perspectieven: tuinier, bosarbeider, vuilnisophaler, straatveger, bus- en tramchauffeur, administratief bediende (niveau C), technisch of onderhoudsmedewerker, onthaalmedewerker, steward enz. Oorspronkelijk hebben vier ION’s positief gereageerd op de wens van het Gewest om jonge laaggeschoolde werkzoekenden in dienst te nemen en hen zo een nuttige beroepservaring op de arbeidsmarkt te bezorgen: Het agentschap Net Brussel: 30 arbeidsplaatsen; De Haven van Brussel: 10 arbeidsplaatsen; Het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM): 20 arbeidsplaatsen; De MIVB: 55 arbeidsplaatsen. Na zes maanden heeft de Inspectiedienst van Actiris een eerste evaluatie opgemaakt die zeer positief bleek te zijn. Zowel de werkgevers als de werknemers verklaarden zeer tevreden te zijn en waren enthousiast over deze nieuwe formule. Gezien het vlotte verloop van het programma en de positieve reacties, heeft de Regering de maatregel met 100 extra arbeidsplaatsen uitgebreid. Hebben betrekkingen voorgesteld: De MIVB: 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het agentschap Net Brussel: 30 bijkomende arbeidsplaatsen; Het BIM: 10 bijkomende arbeidsplaatsen; BHDBDMH: 4 arbeidsplaatsen; Actiris: 12 arbeidsplaatsen; GOMB: 2 arbeidsplaatsen; BGHM: 12 arbeidsplaatsen.
28
In de loop van 2010 hebben 330 jongeren in totaal een SBO-ION genoten. In juni 2010 heeft Actiris de startbaanovereenkomst met vormende beroepservaring geëvalueerd aan de hand van een vragenlijst gericht aan de ION's, de verslagen van de Inspectiedienst en de analyse van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid. Het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid voerde in 2007-2008 een enquête naar de situatie van de werknemers 1, 6 of 12 maanden na een SBO-ION. Hieruit bleek dat na 1 maand 58.1% niet meer als NWWZ is ingeschreven. Na 6 maanden is dat 63,9% en na 12 maanden 64,5%. Naar aanleiding van de beslissing van het Beheerscomité van 11 mei 2010 werd een nieuw Contract voor Beroepsproject (CBP) ingevoerd. Deze maatregel is sinds 30 juni 2010 van toepassing. Sindsdien vraagt Actiris de jonge werkzoekenden niet meer om een CBP te ondertekenen, maar wel de Constructie van het Beroepsproject. Alle jongeren zullen verplicht op deze manier begeleid worden. In een eerste fase zal de maatregel worden toegepast voor werkzoekenden jonger dan 25 jaar die zich na hun studies voor het eerst bij Actiris inschrijven.
Vooruitzichten 2011 Het regeerakkoord 2009-2014 voorziet dat de startbaanovereenkomsten voor jongeren in de gewestelijke, gemeentelijke en pararegionale overheden op ambitieuse manier zullen worden uitgebreid. De overeenkomst zal 1 tot 2 jaar duren. Een derde van deze tijd zal worden ingenomen door een opleidingsgedeelte. De functies zullen gericht zijn op laaggekwalificeerde arbeidsplaatsen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 23.
29
07 CONSTRUCTIE VAN HET BEROEPSPROJECT Juridisch kader KB van 16 november 1988 houdende oprichting en organisatie van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Samenwerkingsakkoord van 30 april 2004 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen betreffende de actieve begeleiding en opvolging van werklozen.
Doelstellingen Alle bij Actiris ingeschreven werkzoekenden van 18 tot 49 jaar die uitkeringsgerechtigd zijn en een uitkering ontvangen, en die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wonen systematisch individueel naar tewerkstelling begeleiden door hun inzetbaarheid te vergroten en hun autonomie bij het ondernemen van acties in het nastreven van hun beroepsdoel te versterken.
Algemene principes Het Contract voor Beroepsproject (CBP) was het resultaat van het denkwerk van de diensten van Actiris die een transversaal instrument voor de begeleiding van werkzoekenden wensten te ontwikkelen. Het formaliseerde een dubbele verbintenis: de belofte van de werkzoekende om het (in overleg met Actiris) vastgelegde beroepsproject na te streven en het engagement van Actiris om hem bij dat streven te ondersteunen. Het Contract voor Beroepsproject bestond sinds mei 2004 en veronderstelde van de ondertekenaars een vrijwillige relatie en een daadwerkelijk engagement dat aan de behoeften van de werkzoekende was aangepast, zijn keuzes respecteerde en oog had voor de werkelijkheid en de haalbaarheid van het project. Actiris is echter overtuigd van het belang van een vroege en individuele coaching van alle werkzoekenden vanaf het begin van hun werkloosheid en heeft daarom het Contract voor Beroepsproject herzien. De begeleiding werd systematisch voor alle 18- tot 49-jarige werkzoekenden die uitkeringsgerechtigd zijn/een uitkering ontvangen en dit vanaf hun inschrijving bij de tewerkstellingsdienst. Het was een grondige herziening, waarbij het vrijwillige engagement van het doelpubliek werd vervangen door een verplichte deelname. De notie van een contract of overeenkomst verdween en het CBP werd de Constructie van het Beroepsproject. Sinds de start van de begeleiding via het CBP heeft Actiris gekozen voor een preventieve aanpak. De nieuwe maatregel gaat op dit elan verder en richt zich op werkzoekenden jonger dan 50 jaar die een uitkering ontvangen/uitkeringsgerechtigd zijn en zich voor het eerst inschrijven of zich (na een periode van minimum 6 maanden waarin ze niet ingeschreven waren) herinschrijven. Bovendien kan elke andere werkzoekende die bij Actiris is ingeschreven en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest woont op ieder moment een gesprek in het kader van de Constructie van het Beroepsproject krijgen. Deze preventieve aanpak sluit aan bij de krachtlijnen van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS) en bij het samenwerkingsakkoord betreffende de activering van het zoekgedrag van de werkzoekenden. Beide documenten stellen dat een aangepaste begeleiding moet worden voorgesteld aan werkzoekenden jonger dan 25 jaar vooraleer zij zes maanden werkloos zijn en aan de werkzoekenden ouder dan 25 jaar vooraleer ze twaalf maanden werkloos zijn sedert hun inschrijving. Verder wordt aan de doelgroep van de RVA, met name de langdurig werklozen, systematisch een gesprek met een referent-tewerkstellingsconsulent voorgesteld om een actieplan op te stellen of te herwerken. De Directie Werkzoekenden nodigt deze personen binnen de twee maanden na ontvangst van de verwittigingsbrief uit voor een informatiesessie.
30
De begeleiding van werkzoekenden aan de hand van het CBP is een activiteit die is gedecentraliseerd naar de agentschappen die Actiris sinds eind 2006 in de gemeenten heeft opgericht. De systematische begeleiding is sinds 30 juni 2010 verplicht en werd geleidelijk ingevoerd voor de min 25-jarigen die zich na hun studies voor het eerst inschrijven. Sinds 1 december 2010 geldt de maatregel voor alle min 25-jarigen. De uitbreiding van de Constructie van het Beroepsproject naar alle 18- tot 49-jarige uitkeringsgerechtigde werklozen/werklozen met een uitkering die zich inschrijven of na een afschrijving van minstens 6 maanden herinschrijven, is voorzien voor 2011. De begeleiding via de Constructie van het Beroepsproject verloopt in verschillende stappen:
Iedereen die zich in een agentschap van Actiris inschrijft (of zich herinschrijft na minimum 6 maanden afschrijving) en een aanvraag tot werkloosheidsuitkeringen of wachtuitkering indient, wordt dezelfde dag door een tewerkstellingsconsulent ontvangen voor een verduidelijkingsgesprek. Tijdens dit gesprek informeert de consulent de werkzoekende over de situatie op de arbeidsmarkt, over de stappen die moeten worden ondernomen om naar werk te zoeken alsook over de context van zijn inschrijving als werkzoekende en de rechten en plichten die hiermee gepaard gaan. Wie in aanmerking komt voor de begeleidingsmaatregel krijgt hierover tijdens dit gesprek meer uitleg. Er werden verschillende tools uitgewerkt (trajectblad, vragenlijst …) om de werkzoekende onmiddellijk in een actieve dynamiek te brengen voor het bepalen van zijn project, het identificeren van zijn vaardigheden en zwakke punten en het opstarten van zijn zoektocht naar werk.
De tweede stap in de begeleiding is een diagnosegesprek tussen de werkzoekende en de tewerkstellingsconsulent. Op basis van het profiel en de situatie van de werkzoekende, zijn beroepsproject, zijn troeven en behoeften t.o.v. de arbeidsmarkt werkt de consulent samen met hem een actieplan naar werk uit. Hij wordt zijn referent-consulent voor de hele periode van het actieplan totdat de werkzoekende werk heeft gevonden. Sinds juni 2010 worden de werkzoekenden jonger dan 25 jaar die zich voor het eerst na de beëindiging van hun studies komen inschrijven, voor dit gesprek uitgenodigd. Naargelang hun kwalificatieniveau gebeurt dit een week tot 3 maanden na hun inschrijving/verduidelijking. De werkzoekenden tot 49 jaar worden 3 tot 6 maanden na hun verduidelijkingsgesprek uitgenodigd. Zij hebben met de tewerkstellingsconsulent een actieplan opgesteld, dat in 2010 echter nog niet systematisch werd opgevolgd. Het actieplan blijft de basis die de te ondernemen stappen structuur geeft en bevat minstens een van de volgende vijf oriënteringen: 1. zelfstandig naar werk zoeken, door de beschikbare werkaanbiedingen te raadplegen, door te solliciteren, door zich bij mogelijke werkgevers aan te melden; 2. begeleid naar werk zoeken via de verschillende acties die Actiris en zijn partners aanbieden; 3. een opleiding volgen (vooropleiding, kwalificerende opleiding, individuele beroepsopleiding, vervolmakingsopleiding) door de nodige stappen te zetten om de opleiding te volgen en tot een goed einde te brengen; 4. specifieke begeleiding/ondersteuning volgen bij de dienst Sociale Consultatie van Actiris of bij een partner van Actiris, met andere woorden individuele ondersteuning genieten bij de uitwerking van het beroepsproject vanwege specifieke problemen (zoals gezondheidsproblemen); 5. een module volgen om via een aangepaste actie een beroepsdoel te bepalen. Die modules worden meestal georganiseerd door de instellingen voor socioprofessionele inschakeling die een partnershipovereenkomst met Actiris hebben ondertekend.
Eens het actieplan naar werk met de referent-consulent is bepaald, worden de opvolgingsgesprekken voor de jonge werkzoekenden gepland naargelang de oriëntering van het actieplan en naargelang de te ondernemen stappen. De begeleiding van de werkzoekende is bedoeld om hem naar de deskundige partners door te verwijzen, hem te ondersteunen bij 31
Na afloop van deze systematische begeleiding wordt na twaalf maanden een balansgesprek met de referent-consulent gevoerd indien de werkzoekende geen werk heeft gevonden. Zo kan de balans worden opgemaakt van de uitgevoerde stappen alsook van de resultaten en kan gekeken worden naar het vervolg van het traject naar werk. De opvolging door de referent-consulent blijft mogelijk totdat de werkzoekende aan het werk gaat, maar is niet systematisch.
In 2010 werden nog niet alle werkzoekenden die in dit kader voor een gesprek na hun (her)inschrijving worden ontvangen systematisch begeleid. Ze hebben wel samen met een referenttewerkstellingsconsulent een actieplan naar werk opgesteld dat ze beloofd hebben uit te voeren. Dit actieplan wordt enkel voor de jonge werkzoekenden die voor het eerst zijn ingeschreven systematisch opgevolgd. Toch kunnen alle werkzoekenden opgevolgd worden naar aanleiding van de contacten tussen de WZ en Actiris of wanneer de WZ tot de doelgroep voor activering van de RVA behoort. Het geautomatiseerde actieplan wordt sinds 2009 veralgemeend, waardoor het de basis vormt voor de stappen die elke ingeschreven werkzoekende zet, maar ook voor de acties van de diensten en partners in het belang van het project van die persoon. Het actieplan is immers evolutief en het traject van elke werkzoekende, met de verschillende stappen in de uitvoering van zijn actieplan naar werk, wordt pas afgesloten nadat de werkzoekende gedurende minstens 6 maanden aan het werk is. Ondanks de soms ingrijpende wijzigingen aan het informatica-instrument dat de diensten van Actiris en ook steeds meer partners gebruiken, is het voor de uitwerking van de CBP nodig voortdurend de werkmethoden van de consulenten (die in de agentschappen polyvalent geworden zijn) aan te passen, evenals de instrumenten die hen ter beschikking staan, zoals de voortgezette opleiding. De evolutie van de relatie tussen de werkzoekende en de openbare tewerkstellingsdienst heeft, in het algemeen bekeken, een belangrijke invloed op de aard van het werk van de consulent. Ten slotte werden er bepaalde specifieke maatregelen ontwikkeld die de werkzoekenden stimuleren om stappen te ondernemen, zoals de toekenning van een MIVB-tussenkomst 2 of taal-, ICT- en opleidingscheques.
Administratieve omkadering Actiris
Budget Gewoon budget van Actiris
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 heeft de dienst Beroepsproject 22.374 werkzoekenden voor een diagnosegesprek in het kader van de CBP uitgenodigd. 12.120 onder hen werden voor een individueel gesprek ontvangen. 38.103 WZ die tot de doelgroep voor activering door de RVA behoren werden trouwens voor een infosessie uitgenodigd. 27.140 WZ hebben hier ook daadwerkelijk aan deelgenomen. Van alle werkzoekenden die zich tijdens het jaar voor deze vergaderingen/gesprekken hebben aangeboden, hebben 18.493 werkzoekenden (tegenover 10.722 in 2009 en 10.870 in 2008 3 ) een actieplan opgesteld.
2
De werkzoekende die een CBP heeft afgesloten met als doel werk te zoeken, heeft in totaal recht op 5 MIVB-kaarten van 10 ritten per jaar, zolang het CBP niet is beëindigd.
32
49,6% van de werkzoekenden die in 2010 een actieplan hebben opgesteld zijn mannen, 50,4% zijn vrouwen.
WERKZOEKENDEN DIE IN 2010 EEN ACTIEPLAN HEBBEN LEEFTIJDSKLASSE, NATIONALITEIT EN INACTIVITEITSDUUR Studieniveau 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies
OPGESTELD VOLGENS GESLACHT, STUDIENIVEAU,
Mannen
Vrouwen
Aantal
Aantal
1.285 1.689 2.065 1.314 146 2.674
Totaal Aantal
%
918
2.203
1.553 2.398 1.885 110 2.456
3.242 4.463 3.199 256 5.130
11,9 17,5 24,1 17,3 1,4 27,8
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 – 29 jaar 30 – 39 jaar ≥ 40 jaar
2.751 1.637 2.547 2.038
2.907 1.975 2.691 1.747
5.858 3.612 5.238 3.785
31,7 19,5 28,3 20,5
6.260 1.066 1.847
6.818 1.168 1.334
13.078 2.234 3.181
70,7 12,1 17,2
< 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden
4.855 1.340 988 1.990
4.797 1.265 1.018 2.240
9.652 2.605 2.006 4.230
52,2 14,1 10,8 22,9
Totaal
9.173
9.320
18.493
100,0
Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur
De acties waarin het actieplan voorziet, worden door verschillende diensten van Actiris verwezenlijkt. Het gaat hoofdzakelijk om de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk, maar ook om het netwerk Actief Zoeken naar Werk en/of de partners voor socioprofessionele inschakeling die een overeenkomst met Actiris hebben gesloten. Eenzelfde werkzoekende kan bij het opstellen van zijn actieplan voor verschillende doelstellingen kiezen. Zo kan hij, nadat een project werd bepaald, ook een opleiding volgen en eindigen met hulp bij het zoeken naar werk.
VERDELING VAN DE IN 2010 OPGESTELDE ACTIEPLANNEN VOLGENS HUN DOELSTELLING ACTIEPLANNEN Aantal verschillende NWWZ Zelfstandige zoektocht naar werk Begeleide zoektocht naar werk Opleiding Bepaling van een BP Specifieke begeleiding
18.493 15.919 6.484 3.873 947 187
% Aantal WZ dat een actieplan heeft opgesteld 86 ,1 35 ,1 20,9 5,1 1,0
De consulenten van de dienst Beroepsproject zorgen voor de opvolging van de concrete uitwerking van het beroepsproject dat tussen de werkzoekende en zijn referent-consulent werd overeengekomen.
3
10.711 en 10.870 in overeenstemming met het aantal afgesloten Contracten voor Beroepsproject. Sinds juni 2010 spreken we van een actieplan dat kadert in de Constructie van het Beroepsproject.
33
We stellen sinds de invoering van de CBP een algemene stijging van de begeleiding van werkzoekenden vast, zowel binnen Actiris als bij de partners. Als we van de tewerkstelling uitgaan, dan zien we dat het feit dat de werkzoekende een CBP heeft ondertekend, de kansen verhoogt om uit de werkloosheid te geraken.
Kwalitatief De eerste doelstelling van de maatregel is alle werkzoekenden een individuele dienst verlenen die hen helpt bij het vergroten van hun inzetbaarheid en van hun autonomie bij het ondernemen van acties in het nastreven van hun beroepsdoel. In die zin krijgen alle werkzoekenden die pas zijn ingeschreven of heringeschreven een gesprek met een consulent met de bedoeling preventief tegen langdurige werkloosheid op te treden. Deze eerste fase bestaat er in de eerste plaats in om zo volledig mogelijke inlichtingen te verschaffen met betrekking tot de institutionele context, de arbeidsmarkt, de rechten en plichten van de werkzoekende, de diensten voorgesteld door Actiris en in het bijzonder de begeleiding via de CBP. Het gesprek dient ook om samen met de persoon zijn situatie, zijn profiel en zijn beroepsdoel te verduidelijken. Deze verduidelijking staat trouwens centraal in elk actieprogramma. Deze inspanning wordt gedurende een week tot zes maanden voortgezet, naargelang de behoeften van de werkzoekende. Er wordt prioriteit gegeven aan de jongeren die de arbeidsmarkt voor een eerste maal wensen te betreden. Ze krijgen een diagnosegesprek dat uitloopt in een concreet en in de tijd gestructureerd actieplan. De systematische begeleiding door een referent-consulent, op het ritme van de WZ en met een intensiteit die is aangepast aan de doelgroep en de te ondernemen acties, zal de WZ geleidelijk aanzetten tot meer actie en tot een grotere efficiëntie bij het uitvoeren van de acties. De begeleiding wordt eveneens voorgesteld aan langdurig werklozen die bij de activering en de opvolging door de RVA zijn betrokken. In dat geval is het gesprek met een consulent facultatief. In 2010 werd het decentralisatieproces stabiel, waardoor de werkzoekenden in 17 agentschappen voor eerstelijnsdiensten terecht kunnen. De infosessies voor personen die recent werkloos werden of voor langdurig werklozen werden naar al het publiek van de agentschappen veralgemeend. In dit kader woont elke werkzoekende eerst een infosessie bij vooraleer hij een tewerkstellingsconsulent ontmoet. Op die manier is de informatie voor elke doelgroep geharmoniseerd, zodat het gesprek meteen doelgericht over de individuele situatie van de persoon kan gaan. In mei 2009 werd beslist het Contract voor Beroepsproject te herzien. In 2010 werd van start gegaan met de snelle verduidelijking van de dossiers van de WZ na hun inschrijving, om hen zo rechtstreeks in contact te brengen met de vacaturebeheerders. De doelgroepen worden sindsdien anders gesegmenteerd teneinde de uitnodigingen naar prioriteit te behandelen en elke WZ krijgt een diagnostisch gesprek en een actieplan, en wordt opgevolgd op basis van het werkelijk afgelegde traject. De tweede fase van deze hervorming bracht belangrijke methodologische en technische veranderingen mee. Op 30 juni 2010 werd het Contract voor Beroepsproject immers vervangen door een systematische voorziening die voor alle werkzoekenden uit de doelgroep (in eerste instantie de jongeren) verplicht is. Voortaan wordt geen begeleiding op facultatieve basis meer voorgesteld, gevolgd door een vrijwillig engagement en de ondertekening van een contract. De begeleiding is systematisch geworden en dus verplicht voor alle betrokken personen. In de tweede helft van 2010 werden de nodige middelen voor de veralgemening van de begeleiding vrijgemaakt. De opvolging van de langdurig werklozen door de RVA heeft steeds invloed op de begeleidingsmethodologie bepaald door Actiris. De door de facilitatoren voorgeschreven acties stemmen niet steeds overeen met het actieplan dat door de werkzoekende en zijn referent-consulent bij Actiris werd afgesproken. De regelmatige ontmoetingen tussen de vertegenwoordigers van de twee instellingen, de verbetering van de overdracht van de gegevens alsook de hervorming van de voortaan systematische CBP dragen bij tot een vermindering van deze tegenstellingen. De personeelsleden werden verder opgeleid teneinde de begeleiding en hun houding als coach te professionaliseren. Door de oprichting van de gedecentraliseerde agentschappen is de functie van consulent trouwens polyvalenter geworden om zo de eerstelijnsinformatieverlening en het afleveren van werkaanbiedingen te verzekeren. Het opleidingsprogramma van de consulenten werd continu 34
geëvalueerd en aangepast. In het kader van de harmonisering van de praktijken blijven de dienst Methodes en Kwaliteit, belast met de definitie en de opvolging van de werkmethodes en -procedures van de consulenten, het Versterkings- en ondersteuningsteam (onder meer helpdesk) voor de technische aspecten van de werking en een ploeg supervisoren voor het verankeren van de coachhouding in de dagdagelijkse praktijk van de consulenten (casestudy’s voor de ervaren consulenten, vorming voor de nieuwe consulenten) gecoördineerde acties ontwikkelen. Door middel van sessies omtrent de uniformisering van de praktijken wordt zo beoogd het professionalisme van de consulenten te bewaren. De samenwerking met de tweedelijnsdiensten van Actiris, zoals de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk (BAZW) en het partnership met de Missions locales, werd in 2010 verdergezet. Het voortzetten van de decentralisatie had tot gevolg dat er ontmoetingen nodig waren met lokale terreinwerkers en in het geval van de gemeenten waar geen BAZW-partnership is, een daadwerkelijke toenadering tussen de BAZW-consulenten en de polyvalente consulenten binnen eenzelfde agentschap. In bepaalde gemeenten is het agentschap van Actiris opgenomen in een Jobhuis, waarvan de partners en de organisatie aan de specifieke plaatselijke realiteit beantwoorden. Hoewel de toegang tot opleiding problematisch blijft voor een doelgroep met een profiel dat vaak helemaal niet beantwoordt aan de vereisten op het vlak van tewerkstelling en kwalificerende opleiding, kunnen we toch zeggen dat deze oriëntatie wordt vergemakkelijkt door de samenwerking met het Centre Bruxelles Formation Tremplin van Bruxelles Formation, dat een balans van de vaardigheden aanbiedt en het opleidingsprogramma dat hieruit voortvloeit, opvolgt. Voorts is Actiris actief betrokken bij verschillende werkzaamheden die in het leven werden geroepen en die door het Strategisch Ontwikkelingscomité van Actiris en Bruxelles Formation worden geleid: screenings en validering van de vaardigheden, informatie-uitwisseling via het NWP, opvolging van cursisten naar tewerkstelling op het einde van de opleiding … Er bestaat een soortgelijk comité tussen Actiris en de VDAB. De toekenning van MIVB-vervoersbewijzen alsook de ontwikkeling van het aanbod taal- en ICTcheques vormen een aanzienlijke steun in de zoektocht naar werk in het kader van deze maatregel. Voor de jongeren die autonoom naar werk zoeken, heeft de Directie Werkgevers bijgedragen tot de tewerkstelling van jongeren door werkaanbiedingen via e-mail of sms naar de betrokken jongeren te sturen.
Vooruitzichten 2011 Na de opvoering van de systematische en verplichte begeleiding van werkzoekenden jonger dan 25 jaar, zal de maatregel worden uitgebreid tot alle werkzoekenden tot 49 jaar die zich recent hebben (her)ingeschreven. Om de samenhang, de efficiënte en de gelijke behandeling bij de invoering van deze maatregel op grote schaal en in de overdracht van informatie in het kader van de samenwerkingsakkoorden tussen de staat en de gewesten te verzekeren, zal in 2011 een herziening van de interne objectiveringsprocedures voor de codering van de antwoorden van de werkzoekenden op de voorstellen van Actiris in werking treden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18, 19 en 20.
35
08 DIENST JOBFOCUS Juridisch kader Dienst van Actiris – dienst Jobfocus: Jobfocus Anspach - Jobfocus Koningstraat
Doelstellingen De dienst Jobfocus biedt de zelfstandige werkzoekende tijdens zijn zoektocht naar werk een logistieke infrastructuur als ondersteuning bij het in de praktijk zetten van zijn beroepsproject. Het hoofddoel van deze dienst is de zelfstandigheid van de werkzoekenden te stimuleren en te vergroten door hen moderne hulpmiddelen ter beschikking te stellen en ervoor te zorgen dat ze gemakkelijker toegang tot de nieuwe informatietechnologieën krijgen. In dit kader probeert de dienst de autonome werkzoekenden te ondersteunen in hun zoektocht naar werk teneinde een optimaal resultaat te bereiken, rekening houdende met hun situatie, hun profiel en de arbeidsmarkt.
Algemene principes
De dienst Jobfocus Omdat er werd vastgesteld dat de diensten van Actiris qua infrastructuur niet echt aan de behoeften van zelfstandige werkzoekenden tegemoet kwamen, werd in oktober 2005 in Molenbeek de eerste Jobfocus geopend. Deze dienst was een soort pilootproject, de eerste dienst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een logistieke infrastructuur aanbood die gericht is op de nieuwe technologieën. In april 2010 verhuisde de Jobfocus Molenbeek, en werd Jobfocus Anspach. In december 2006 opende een tweede Jobfocus in de Koningsstraat zijn deuren in de gebouwen van Carrefour Formation. De twee zoekruimtes werken nauw samen en kennen een gelijkaardige werking. In het kader van de Constructie van het Beroepsproject bieden de twee Jobfocussen activiteiten aan werkzoekenden die autonoom naar werk wensen te zoeken en toegang tot de autonome zoekruimte hebben.
Beschrijving van de diensten van de Jobfocus: De dienst bestaat uit 3 belangrijke zones: De selfservicezone: In de selfservicezone staan computers en interactieve zuilen waarmee de werkzoekende heel wat administratieve formaliteiten met betrekking tot Actiris kan vervullen en werkaanbiedingen kan raadplegen. Met behulp van deze zuilen en/of computers kan de werkzoekende:
zich via de computer (opnieuw) inschrijven;
documenten of attesten opvragen;
administratieve wijzigingen ingeven;
zijn dossier via de computer verduidelijken;
werkaanbiedingen raadplegen.
We merken op dat deze selfservicezone enkel in de Jobfocus Koningsstraat bestaat. De autonome zoekruimte: De zoekruimte is toegankelijk voor de werkzoekenden met een welomlijnd, duidelijk, realistisch en samenhangend beroepsproject, die bereid zijn om bepaalde werkingsregels na te leven en actief naar
36
werk te zoeken. In een eerste gesprek met een coach wordt nagegaan of de werkzoekende toegang tot de zoekruimte krijgt. Als de werkzoekende toegang heeft gekregen, zal hij in deze zoekruimte:
gebruik kunnen maken van computers, telefoons, fotokopieerapparaten enz.;
toegang krijgen tot werkaanbiedingen op verschillende websites;
professionele documentatie (telefoongidsen, gespecialiseerde boeken, kranten enz.) ter beschikking hebben;
gebruik kunnen maken van educatieve software (interactieve zelfstudietool) zodat hij zijn instrumenten om werk te zoeken kan verbeteren;
het gericht advies van coaches en consulenten Actief zoeken naar Werk kunnen krijgen.
De gespreksruimte:
HET EERSTE GESPREK VOOR DE TOEGANG TOT DE ZOEKRUIMTE:
Het eerste gesprek wordt afgenomen door een coach die nagaat of de werkzoekende zelfstandig genoeg is om van de zoekruimte gebruik te mogen maken. Tijdens dit gesprek wordt:
De aanvraag van de werkzoekende geanalyseerd;
Nagegaan of het IBIS-dossier werd verduidelijkt. Indien dit niet het geval is, wordt het dossier verduidelijkt;
Eventueel een slecht geformuleerd beroepsproject verduidelijkt;
Een professionele balans opgemaakt;
Gecontroleerd of de werkzoekende aan de criteria voor de toegang tot de autonome zoekruimte beantwoordt.
Indien de WZ aan de toegangsvoorwaarden voldoet:
Hem op de hoogte brengen van het huishoudelijk reglement en hem dit laten ondertekenen;
Hem de dienstverlening van de Jobfocus voorstellen;
Hem rondleiden en uitleg geven over de instrumenten die hem in de zoekruimte ter beschikking staan;
Hem inlichten over de planning van de debriefinggesprekken en de doelstellingen ervan;
De stappen die de WZ op eigen houtje heeft gerealiseerd nagaan teneinde zijn professioneel doel te concretiseren: spontane presentatie bij de werkgevers; spontane sollicitaties; inschrijving bij een uitzendkantoor; zoeken naar werkaanbiedingen in de media (kranten, internet …) overeenkomstig zijn profiel; inschrijving voor examens en vergelijkende examens waarvoor hij in aanmerking kan komen (Selor, EU, diverse instellingen …); spontane presentatie voor werkaanbiedingen van Actiris en selectie van werkaanbiedingen op basis van het profiel van de werkzoekende (selectie uitgevoerd door de werkzoekende); bedrijfsbezoeken; inwinnen van informatie en/of inschrijving voor aanvullende opleidingen (talen, informatica, specifieke technieken …); inwinnen van informatie over de diensten van Actiris (taal- en ICT-cheques, CBP, MijnActiris …) enz.;
Indien mogelijk nagaan of het cv en de sollicitatiebrief van de WZ correct zijn opgesteld;
In overleg met de WZ een SMART-doelstelling vastleggen. Tijdens het eerste debriefinggesprek, maximum 10 sessies later, zal worden gecontroleerd of hij deze doelstelling verwezenlijkt heeft. Deze doelstelling wordt in een actieprogramma gegoten en neemt de vorm van een morele vertrouwensverbintenis aan;
Naargelang de behoefte een afspraak met een AZW-consulent voor de WZ maken teneinde zijn vraag te analyseren en zijn instrumenten voor het zoeken naar werk te verbeteren (cv, brief, telefoon, selectie werkgevers …);
Samenvatten wat nog moet gebeuren om de zoektocht naar werk van de WZ te vergemakkelijken.
37
Indien de WZ niet aan de toegangsvoorwaarden voldoet:
Hem naar andere diensten van Actiris en/of externe partners doorverwijzen;
Zijn referent-consulent op de hoogte brengen van de redenen om de toegang te weigeren, ofwel via e-mail ofwel per telefoon.
DE DEBRIEFING:
Om de continuïteit en de samenhang van de debriefinggesprekken te garanderen, neemt de coach die de werkzoekenden voor het eerste gesprek heeft ontvangen ook de debriefing voor zijn rekening. Deze opvolgingsgesprekken vinden plaats:
Na afloop van de eerste tien sessies van de werkzoekenden in een autonome zoekruimte (eerste debriefing);
Op het moment dat de coach en de werkzoekende op de vorige debriefing hebben afgesproken;
Op vraag van de werkzoekende of de coach.
De debriefinggesprekken geven de werkzoekende een gepersonaliseerde coaching bij de uitvoering van zijn actieprogramma. Hiervoor doet de coach het volgende:
Hij gaat na of de diensten van de Jobfocus in het licht van de behoeften van de werkzoekende nuttig en geschikt zijn om in zijn zoektocht naar werk tot resultaten te komen;
Hij controleert of de houding van de werkzoekende past binnen de werking van de Jobfocus en of hij de basisregels en het huishoudelijk reglement naleeft;
Hij ziet toe op de individuele stappen die de werkzoekende in het kader van zijn eerder overeengekomen actieprogramma al dan niet onderneemt (tijdens het eerste gesprek of de daaropvolgende debriefing);
Hij past het actieprogramma in samenspraak met de betrokkene aan;
Hij gaat na in welke mate de werkzoekende de AZW-instrumenten heeft verworven en legt indien nodig een afspraak met een AZW-consulent vast teneinde zijn instrumenten voor het zoeken naar werk verder te ontwikkelen (CV, brief, telefoon, selectie werkgevers …);
Hij verlengt de toegang tot de autonome zoekruimte tot de volgende debriefing of schort indien nodig de verlenging van de toegang op, tot de WZ de acties verricht die tijdens dit gesprek werden afgesproken;
Hij bepaalt of preciseert samen de werkzoekende de nieuwe SMART-doelstellingen die deze voor het volgende debriefinggesprek moet bereiken. Deze doelstelling(en) wordt (worden) steeds in een actieprogramma gegoten en neemt (nemen) de vorm van een morele vertrouwensverbintenis aan.
Hij vat samen wat nog moet gebeuren om de zoektocht naar werk te vergemakkelijken.
Hij verwijst de werkzoekende zo nodig door naar andere diensten van Actiris of naar de externe partners;
Hij geeft de werkzoekende de nodige informatie over de arbeidsmarkt met betrekking tot zijn professioneel doel.
DE GESPREKKEN MET DE AZW-CONSULENTEN:
Deze gesprekken zijn gebaseerd op de AZW-methodologie. Ze zijn enkel bedoeld voor de werkzoekenden die van de zoekruimte gebruik maken. Deze fase maakt het mogelijk om de kandidaat methodologieën aan te reiken zodat hij op een autonome manier efficiënt naar een job kan zoeken. De AZW-consulent zorgt tijdens het individuele gesprek voor de nodige ondersteuning bij de realisatie van de instrumenten voor het actief zoeken naar werk, met name:
38
De module ”Analyse van de AZW-vraag” In deze fase wordt de werkzoekende ontvangen om hem de verschillende acties voor te stellen die binnen de dienst kunnen worden verwezenlijkt. Tijdens dit korte gesprek tracht de AZW-consulent de moeilijkheden van de werkzoekenden te identificeren, de vraag en de verwachtingen van de kandidaat te verduidelijken en te structureren, zijn vraag te herformuleren en hem, indien nodig, naar andere partners door te verwijzen.
De module ”Beroepsbilan en oriëntering” (alleen in het kader van de verfijning van een project) De module stelt de AZW-consulent in staat om na te gaan of de kandidaat een beroepsproject heeft en wat zijn beroepsdoeleinde(n) is (zijn). Deze module maakt het mogelijk om een balans van de situatie van de WZ op te maken, zijn professionele interesses te bepalen en zijn specifieke motivatie t.a.v. uit te lichten. Ook kunnen de al dan niet te mobiliseren mogelijkheden van de werkzoekenden worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan of ze ook elders kunnen worden ingezet. Het helpt de deelnemer bovendien om zich op zijn professionele doelen toe te spitsen en de nodige stappen te ondernemen om zijn beroepsproject te verwezenlijken.
De balans van de vaardigheden Deze balans helpt de kandidaat om zijn kennis, kunnen en sociale zijn in een beroepscontext te belichten. Zo wordt het mogelijk om de motivatie en de professionele interesses van de kandidaat te achterhalen. Het helpt de kandidaat beslissende informatie te verzamelen om tewerkstellingspistes en/of pistes voor een kwalificerende opleiding te identificeren.
De module ”Selecteren van werkgevers” In deze module wordt bepaald in welke activiteitensectoren de werkzoekende kan en wil werken. Verder worden de potentiële werkgevers geselecteerd, de mogelijkheden om naar werk te zoeken op een rijtje gezet en het actieveld van de kandidaat vergroot door spontane sollicitaties. De kandidaat wordt in deze module aangespoord om zijn competenties te benutten en toe te passen in een hele reeks sectoren in plaats van in één enkele sector.
De module “Curriculum Vitae” Dankzij deze module kunnen werkzoekenden een kwaliteitsvol en aangepast zoekinstrument aanmaken of verbeteren dat zijn profiel weerspiegelt. Bovendien worden de belangrijke persoonlijke en professionele bekwaamheden in de verf gezet.
De module “Sollicitatiebrief” Via deze module kan de basisstructuur van een goede sollicitatiebrief worden geleerd en leert de kandidaat zijn kandidatuur personaliseren en individualiseren door zijn specifieke inbreng met betrekking tot de in te vullen vacature te benadrukken.
De module ”Analyse van de werkaanbiedingen" Deze module helpt om de relevante informatie in een werkaanbieding te ontcijferen, begrijpen, analyseren en evalueren. Het is ook het moment waarop de AZW-consulent aantoont dat het belangrijk is de werkgever per telefoon te contacteren om extra informatie te verkrijgen die niet in de werkaanbieding staat.
De module “Gebruik van telefoon” Deze module wil het gebruik van de telefoon bij het actief zoeken naar werk van zijn geheimzinnigheid ontdoen door de doeltreffendheid ervan aan te tonen. De deelnemer wordt aangemoedigd om de telefoon systematisch en efficiënt te gebruiken in zijn zoektocht naar werk (bijvoorbeeld voor een spontane sollicitatie of voor inlichtingen). De werkzoekende leert om zich duidelijk voor te stellen op een manier die de interesse van de werkgever wekt.
39
De module “Voorbereiding op het sollicitatiegesprek” In deze module wordt voor de werkzoekende verduidelijkt wat de doelstellingen van een sollicitatiegesprek zijn en hoe hij zich voor het ”face-to-facegesprek" kan voorbereiden. De AZWconsulent ontvouwt de doelstellingen van een sollicitatiegesprek en de verschillende soorten gesprekken waarmee de sollicitant te maken kan krijgen. De kandidaat ontvangt een lijst met vragen die zeer vaak tijdens een selectiegesprek worden gesteld. Hij moet de vragen kiezen waarvoor hij tijdens dit gesprek het meest beducht is. Aan elke vraag wordt gewerkt en de AZW-consulent benut deze fase om bijkomende inlichtingen over testen, lonen, arbeidsomstandigheden te geven. Deze voorbereiding stelt de kandidaat in staat om kennis te maken met de vragen die hij tijdens het gesprek zal kunnen stellen en de manier waarop hij met bezwaren moet omgaan. De nodige voorbereidingen moeten immers een goed verloop van het gesprek garanderen.
De module ”Informatie over de testen" Het doel van deze actie is om de werkzoekende vertrouwd te maken met de testen. Dit gebeurt aan de hand van enkele voorbeelden en door bepaalde theoretische principes aan te kaarten.
Administratieve omkadering Actiris
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie Kwantitatief
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
2010
IN
VOLGENS
STUDIENIVEAU,
Jobfocus Anspach Mannen
Vrouwen
LEEFTIJDSKLASSE,
NATIONALITEIT,
Jobfocus Koningstraat Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 45 jaar > 45 jaar
73 460 134
84 394 72
157 854 206
56 273 68
45 255 62
101 528 130
424 70 170 3
390 74 86
814 144 256 3
272 31 94
270 48 43 1
542 79 137 1
135 173 134 6 219
110 150 166 3 121
245 323 300 9 340
61 106 122 5 103
47 94 138 3 80
108 200 260 8 183
< 6 maanden 6 maanden – 1 jaar 1 – 2 jaar > 2 jaar
213 99 125 230
132 84 110 224
345 183 235 454
128 60 74 135
116 52 82 112
244 112 156 247
Totaal
667
550
1.217
397
362
759
Nationaliteit Belg EU NEU Kandidaat-vluchteling Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies Inactiviteitsduur
40
RESULTATEN VAN DE ACTIES (OP 31 DECEMBER 2010) Acties Tewerkstelling Opleiding Op zoek naar werk Heroriëntering/andere Totaal
Jobfocus Anspach
Jobfocus Koningstraat
Totaal
223 63 731 200
157 48 448 106
380 111 1.179 306
1.217
759
1.976
Vooruitzichten 2010-2011 Ontwikkeling van de activiteiten van de Jobfocus Anspach en Jobfocus Koningstraat. Ontwikkeling van synergieën tussen de Jobfocus Koningstraat en Bruxelles Formation.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
41
09 NETWERK ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK Juridisch kader Het Actief Zoeken naar Werk-netwerk (AZW) bestaat uit de dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk van Actiris (BAZW) en de AAZW-partners (Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk).
Dienst van Actiris Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk AAZW-partners Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, §3 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen
De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk (BAZW) begeleidt de werkzoekenden naar een optimaal resultaat van hun zoektocht naar werk, door rekening te houden met hun situatie, hun profiel en de arbeidsmarkt.
De AAZW-partners De AAZW-partners streven dezelfde doelstellingen na als de dienst BAZW. Dankzij het netwerk wordt de doorstroming van de kandidaten niet alleen mogelijk, maar wordt deze ook gestimuleerd. Sinds de uitvoering van de projectoproep met betrekking tot de Acties inzake het Actief Zoeken naar Werk midden 2008, tellen we 22 Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk. 13 van deze AAZW’s zijn generiek en Franstalig, 3 zijn generiek en Nederlandstalig en 6 AAZW’s zijn specifiek en Franstalig.
Algemene principes Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Deze dienst biedt iedereen een gepersonaliseerde ondersteuning die is aangepast aan zijn behoeften, met inbegrip van het kwestbaardere publiek op de arbeidsmarkt (lange inactiviteitsduur, weinig of geen kwalificaties enz.). Deze gepersonaliseerde ondersteuning wil de autonomie en de responsabilisering van de WZ bevorderen aan de hand van een aangepaste dienstverlening, face-to-face of in groep, in het kader van een welbepaald of te bepalen beroepsdoel. Deze hulp kan eenmalig zijn of deel uitmaken van een evolutief begeleidingsproces dat door middel van de Constructie van het Beroepsproject (CBP) of een actieplan wordt uitgewerkt. 42
De AAZW-partners De AAZW-partners baseren zich op dezelfde principes als de dienst Begeleiding AZW. Niettemin moeten alle doelgroepen die de AAZW-partners ontvangen, ook beantwoorden aan de criteria die het ESF hanteert om in aanmerking te komen.
Beschrijving van de verschillende activiteiten inzake Actief Zoeken naar Werk (Actiris – AAZW-partners) Ter herinnering: het hele netwerk hanteert dezelfde methodologie en biedt dezelfde diensten aan (behalve de projectbepalingsgroep, die niet meer door de generieke AAZW-partners georganiseerd wordt). De activiteiten worden geanimeerd of gerealiseerd door AZW-consulenten die dezelfde methode toepassen.
De collectieve acties Groep AZW 5 weken Dit is een groepsformule (maximum 12 personen) van vijf weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Deze activiteit wordt voorafgegaan door een individueel gesprek. Zij omvat drie stadia: het persoonlijk en beroepsbilan, de sollicitatietechnieken en het actief zoeken naar werk. Groep AZW 3 weken Wordt enkel door Actiris georganiseerd. Dit is een groepsformule (maximum 12 personen) van drie weken waarbij actief naar werk wordt gezocht. Zij bestaat uit twee fasen die ook in de groep van 5 weken terug te vinden zijn, namelijk het persoonlijk en beroepsbilan enerzijds en de sollicitatietechnieken anderzijds. Deze module wordt voorafgegaan door een individueel gesprek en, indien de kandidaat dit wenst, aangevuld met de module ”Zoekruimte", die een individuele activiteit is. Groep AZW Jongeren Dit is een groepsformule (voor acht tot twaalf jongeren) die over vijf opeenvolgende dagen is gespreid. Deze activiteit is bestemd voor jongeren onder de 25 jaar die hoogstens over een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs beschikken (3de graad). Zoals ook voor de andere groepen het geval is, wordt deze actie voorafgegaan door een informatiesessie en een gesprek. Tijdens dit gesprek controleert de AZW-consulent bepaalde informatie, bijvoorbeeld of de persoon een professioneel doel heeft. De methodologie van deze activiteit werd speciaal ontwikkeld om een jongerenpubliek te begeleiden. Net als bij andere groepen worden een persoonlijk en beroepsbilan gemaakt. De technieken voor het zoeken naar werk worden aangekaart en tijdens de twee maanden na de groepsactiviteit worden de kandidaten om de twee weken collectief opgevolgd (drie halve dagen). Groep AZW instrumenten Dit is een groepsformule (voor acht tot twaalf personen) die over vijf opeenvolgende dagen is gespreid. Zoals ook voor de andere groepen het geval is, wordt deze actie voorafgegaan door een informatiesessie en een gesprek. Tijdens dit gesprek controleert de AZW-consulent bepaalde informatie, bijvoorbeeld of de persoon een professioneel doel heeft. Deze activiteit bestaat uit drie fases: de voorstelling van de professionele identiteit, de instrumenten/technieken voor het zoeken naar werk en de opvolging van de groep. Groep Projectbepaling Dit is een groepsformule (maximum acht personen) van tien dagen die over vier weken zijn gespreid. We onderscheiden vier fases: het persoonlijk bilan, de projectbepaling, het individuele onderzoek naar de geschiktheid van het beoogde project en de voltooiing van het professioneel of opleidingsproject. Deze groep richt zich tot een kwetsbaarder publiek dat aandachtiger begeleid moet worden. Deze groepsformule vormt vaak een tussenstap en kan naar een andere collectieve of individuele formule leiden. Sinds de nieuwe partnershipovereenkomsten (juli 2008) bieden de generieke AAZW's deze formule niet meer aan.
43
De individuele acties Analyse van de AZW-vraag In deze stap wordt de werkzoekende ontvangen om hem de verschillende acties voor te stellen die binnen de dienst BAZW of bij de AAZW-partners worden verwezenlijkt. Tijdens dit korte gesprek tracht de AZW-consulent de moeilijkheden van de werkzoekenden te identificeren, de vraag en de verwachtingen van de kandidaat te verduidelijken en te structureren, zijn vraag te herformuleren en hem, indien nodig, naar andere partners door te verwijzen. Analyse van de vraag Projectbepaling Aan het einde van deze actie zal de WZ zijn verwachtingen ten aanzien van zijn moeilijkheden om een project te bepalen, hebben kunnen structureren en zal hij beslist hebben welke stappen hij moet ondernemen om zijn project te bepalen. Beroepsbilan en oriëntering Dankzij deze actie kan de consulent nagaan of de kandidaat al dan niet een beroepsproject heeft en wat zijn professioneel doel (professionele doelen) is (zijn). Deze activiteit maakt het mogelijk een bilan van de situatie van de werkzoekende op te maken, zijn professionele interesses te bepalen en zijn specifieke motivatie t.a.v. werk uit te lichten. Ook kunnen de al dan niet te mobiliseren mogelijkheden van de werkzoekenden worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan of ze ook elders kunnen worden ingezet. Het helpt de deelnemer bovendien om zich op zijn professionele doelen toe te spitsen en de nodige stappen te ondernemen om zijn beroepsproject te verwezenlijken. Curriculum Vitae Deze actie zorgt ervoor dat de WZ een geschikt en kwaliteitsvol instrument voor het zoeken naar werk kan opstellen of verbeteren, dat niet alleen zijn profiel weerspiegelt, maar ook zijn voornaamste persoonlijke en professionele mogelijkheden in de verf zet. Analyse van de werkaanbiedingen Deze actie helpt om de relevante informatie in een werkaanbieding te ontcijferen, begrijpen, analyseren en beoordelen. Het is tevens het moment waarop de consulent aantoont dat het belangrijk is de werkgever per telefoon te contacteren om extra informatie te verkrijgen die niet in de werkaanbieding staat. Selectie van de werkgevers In deze module wordt bepaald in welke activiteitensectoren de werkzoekende kan en wil werken. Verder worden de potentiële werkgevers geselecteerd, de mogelijkheden om naar werk te zoeken op een rijtje gezet en het actieveld van de kandidaat vergroot door spontane sollicitaties. De kandidaat wordt aangespoord om zijn competenties te benutten en toe te passen in een hele reeks sectoren in plaats van in één enkele sector. Gebruik van de telefoon Deze actie wil het gebruik van de telefoon bij het actief zoeken naar werk van zijn geheimzinnigheid ontdoen door de doeltreffendheid ervan aan te tonen. De deelnemer wordt aangemoedigd om de telefoon systematisch en efficiënt te gebruiken in zijn zoektocht naar werk (bijvoorbeeld voor een spontane sollicitatie of voor inlichtingen). De werkzoekende leert om zich duidelijk voor te stellen op een manier die de interesse van de werkgever wekt. Sollicitatiebrief Via deze actie kan de basisstructuur van een goede sollicitatiebrief worden geleerd en leert de kandidaat zijn kandidatuur personaliseren en individualiseren door zijn specifieke inbreng met betrekking tot de in te vullen vacature te benadrukken. Voorbereiding op het sollicitatiegesprek Tijdens deze actie wordt voor de werkzoekende verduidelijkt wat de doelstellingen van een sollicitatiegesprek zijn en hoe hij zich voor het ”face-to-facegesprek" kan voorbereiden. De consulent ontvouwt de doelstellingen van een sollicitatiegesprek en de verschillende soorten gesprekken waarmee de sollicitant te maken kan krijgen. De kandidaat ontvangt een lijst met vragen die zeer vaak tijdens een selectiegesprek worden gesteld. Hij moet de vragen uitkiezen die hij het meest vreest. Aan elke vraag wordt gewerkt en de consulent benut deze fase om 44
bijkomende inlichtingen over testen, lonen, arbeidsomstandigheden te geven. Deze voorbereiding stelt de kandidaat in staat om kennis te maken met de vragen die hij tijdens het gesprek zal kunnen stellen en de manier waarop hij met bezwaren moet omgaan. De nodige voorbereidingen moeten immers een goed verloop van het gesprek garanderen. Simulatie van het sollicitatiegesprek Tijdens deze actie wordt uitgelegd hoe een selectiegesprek precies verloopt en wat de werkgever van zo’n gesprek verwacht. De kandidaat leert hoe hij zich ten opzichte van de werkgever moet gedragen en hoe hij zijn beroepsdoel en -verleden duidelijk en precies kan formuleren. Er wordt een fictief sollicitatiegesprek op basis van een reële vacature (indien mogelijk) gefilmd. Nadien volgen een zelfevaluatie door de werkzoekende en een kritische beoordeling door de consulent en de fictieve werkgever. Dankzij deze simulatie wordt de kandidaat zich bewust van zijn vaardigheden om zijn kennen, zijn kunnen, zijn zijn en zijn motivatie voor de betrekking over te brengen, door zijn kandidatuur en beroepservaring in de verf te zetten, zijn sterke punten te benadrukken en zijn zwakke punten te beargumenteren. De werkzoekende leert hier tevens zich bewust te zijn van zijn houding en zijn non-verbaal gedrag. Infosessie voor de AZW-groepen Na afloop van deze actie zal de WZ op de hoogte zijn van de doelstellingen en de inhoud van de groepsactiviteiten die door de dienst BAZW en de AAZW-partners worden aangeboden. Gesprek voorafgaand aan de AZW-groepen Na afloop van het gesprek verneemt de WZ of het voor hem op basis van objectieve en persoonlijke gegevens nuttig is om aan een AZW-groep deel te nemen. De consulent gaat na of de kandidaat instructies begrijpt, welke kwalificaties en/of vaardigheden hij heeft, of hij snel op de behoeften van de arbeidsmarkt kan inspelen, of hij één of meerdere beroepsdoelen heeft die, indien nodig, tijdens de balansopmaak verduidelijkt zullen worden, en wat hij verlangt. Hij zal onderzoeken of de werkzoekende in teamverband kan werken en of hij kritiek en advies van de andere deelnemers en van de consulent kan aanvaarden. Als blijkt dat de kandidaat niet geschikt is om aan de groepsformule deel te nemen, zal de consulent hem een andere oplossing die beter bij hem past, voorstellen. Gesprek voorafgaand aan de groep Projectbepaling Na afloop van het gesprek verneemt de WZ of het voor hem op basis van objectieve en persoonlijke gegevens nuttig is om aan de groep Projectbepaling deel te nemen. Gesprek voorafgaand aan de AZW-zoekruimte Na afloop van deze actie zal de consulent bepalen of de werkzoekende op zelfstandige basis van de zoekruimte gebruik kan maken. AZW-zoekruimte In deze ruimte heeft de WZ toegang tot de nodige infrastructuur en krijgt hij de gepaste logistieke ondersteuning om op een doeltreffende en autonome manier werk te zoeken. Informatie over de testen Het doel van deze actie is om de werkzoekende vertrouwd te maken met de testen. Dit gebeurt aan de hand van enkele voorbeelden en door bepaalde theoretische principes aan te kaarten. Postdiscussie AZW De bedoeling van deze actie is om de werkzoekende aan te zetten na te denken over de verschillende stappen die hij na een AZW-groep of na individuele acties in zijn zoektocht naar werk heeft afgelegd.
Beschrijving van de activiteiten van het Nederlandstalige team van dienst BAZW van Actiris Naast de Groep AZW 3 weken en de individuele acties organiseert het Nederlandstalige team activiteiten in het kader van specifieke overeenkomsten tussen Actiris en een aantal Nederlandstalige partners. De voornaamste partners zijn: INTRO, BON, NT2 enz.
45
Opvolging Opleiding Collectieve en/of individuele opvolging in het kader van een opleidingsproject in partnership, bestaande uit de regelmatige evaluatie van de vorderingen van de cursisten (verwerven van vaardigheden, ondervonden moeilijkheden enz.). Test voor start opleiding Via testen en een gesprek wordt het beroepsproject van werkzoekenden die zich voor een opleiding bij een partner hebben ingeschreven, beoordeeld. Na afloop van deze actie bezorgen de BAZW-consulenten de partners een advies over de geschiktheid van het opleidingsproject voor de werkzoekenden die bij hen zijn ingeschreven. Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Tijdens deze actie selecteert de consulent de werkaanbiedingen die met het profiel van de werkzoekende overeenstemmen. De consulent analyseert het profiel van de werkzoekende en houdt hierbij rekening met zijn beroepsbekwaamheden en ervaring. Hij helpt en ondersteunt de werkzoekende in geval van moeilijkheden. Infosessie Tijdens deze sessie worden de werkzoekenden erop gewezen dat een goede kennis van het Nederlands noodzakelijk is om op een efficiënte manier in Brussel werk te zoeken. Ook worden op dit moment de verschillende activiteiten van de dienst BAZW voorgesteld.
Opmerkelijke feiten in 2010
Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Decentralisatie van de BAZW-activiteiten In het kader van de decentralisatie van Actiris heeft de dienst BAZW een aantal BAZW-consulenten gedecentraliseerd naar de agentschappen van Ukkel, Oudergem, Evere en Sint-Agatha-Berchem. De BAZW-consulenten van het agentschap van Sint-Agatha-Berchem hebben echter in april 2010 het BAZW-team van de hoofdzetel vervoegd. Promotie van de AZW-activiteiten De dienst heeft voor de promotie van de AZW-groepen een beroep gedaan op de Operationele Communicatie van de Directie Werkzoekenden. Zowel de BAZW-groepen als de groepen van de AAZW-partners werden via e-mail gecontacteerd. Deze mailings werden als positief ervaren voor de groepen van 3 weken en de groepen Instrumenten. Voor de groep Jongeren was de impact echter niet voldoende. Hier wordt nu dieper over nagedacht. Ingebruikname van kwantitatieve indicatoren en de geautomatiseerde planning In het kader van de uitvoering van het Beheerscontract heeft de dienst BAZW haar gecomputeriseerde Franstalige activiteitenplanning in gebruik genomen om zo de activiteiten van de dienst te kunnen beheren en kwantitatieve indicatoren te kunnen leveren waarmee volledigere statistieken kunnen worden opgemaakt. Tegen het einde van het jaar werden ook de gecomputeriseerde plannings van de gedecentraliseerde BAZW in gebruik genomen. De AZW-methodologie In samenwerking met de dienst Methodes & Kwaliteit van Actiris werken verschillende werkgroepen nog steeds aan de verbetering van de AZW-methodologie, zowel met betrekking tot de collectieve als de individuele acties. Hierbij wordt rekening gehouden met de suggesties van de WZ, met de evolutie van de diverse toepassingsmethodologieën binnen Actiris en met de arbeidsmarkt.
Creatie van tools voor de WZ en de BAZW-consulenten (syllabus, gespreksmodel …);
Update van de informatiemappen over de partners, de opleidingen, de beroepen, de verschillende activiteitensectoren …;
Vernieuwing van de fardes met voorbeelden van cv’s/brieven aan de WZ.
46
Beurzen / Colloquia De dienst heeft aan verschillende beurzen deelgenomen, zoals de beurs “Etudes & Professions” van het SIEP op 26 en 27 november en de Job Day Sales, Financiën en Administratie die in november in samenwerking met GDF Suez werd georganiseerd. De BAZW was eveneens aanwezig op het Europees colloqium van het ESF over de problematiek van de rol van het ESF in de strijd tegen armoede. Startbaanovereenkomst De dienst blijft met het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest samenwerken aan de begeleiding van personen die met een startbaanovereenkomst (SBO) op het ministerie worden aangeworven. Met deze begeleiding wil men de personen met een SBO voldoende voorbereiden op hun toekomstige zoektocht naar werk. Er werd een tiental personen ontvangen voor een balansgesprek en voor de verwezenlijking van verschillende acties in het kader van het Actief Zoeken naar Werk. Validation des Acquis et de l’Expérience (Erkenning van de door ervaring verworven competenties) De samenwerking met de ULB inzake de Validation des Acquis et de l'Expérience kreeg concreet vorm in een samenwerkingsovereenkomst tussen Actiris, de Université Libre de Bruxelles en de Université de Mons. Dankzij de VAE-procedure kunnen werkzoekenden opnieuw universitaire studies op masterniveau aanvatten, doordat de vaardigheden die ze door ervaring hebben verworven, erkend worden. De dienst BAZW heeft infosessies georganiseerd voor de WZ die wensen te investeren in de erkenning van competentie en ervaring. Het hele jaar lang werden kandidaten voor het project gepreselecteerd. Diverse samenwerkingsverbanden Met de medewerking van het Departement Partnerships & Netwerk werden verschillende samenwerkingsverbanden opgestart tussen Actiris (meer bepaald de dienst BAZW) en:
Het Fonds voor de beroepsziekten. Dit fonds wenst een partnership “Tewerkstelling/Opleiding” aan te gaan met de verschillende openbare tewerkstellings- en opleidingsinstellingen (Actiris, Bruxelles Formation, de Forem, het ADG en de VDAB) om de personen die van zijn diensten gebruik maken beter te kunnen oriënteren en begeleiden.
Het RIZIV. Het RIZIV wenst een intentieverklaring op te stellen met de verschillende tewerkstellings- en opleidingsinstellingen. Er is een pilootproject voor de begeleiding van 30 personen gepland in de loop van 2011.
De Defensie. In het kader van de overeenkomst tussen de Defensie en Actiris werd de dienst BAZW gevraagd om mee te werken aan de herplaatsing van beroepsmilitairen.
Samenwerking met de Nederlandstalige SPI-partners De dienst BAZW heeft het contact met de Nederlandstalige SPI- en andere partners verdergezet om de bestaande samenwerking te herzien teneinde de dienstverlening aan de WZ te verbeteren. Dit heeft geleid tot nieuwe Nederlandstalige projecten en de verderzetting van de bestaande projecten.
De AAZW-partners Elke trimester worden coördinatievergaderingen van het AAZW-netwerk georganiseerd om informatie te delen en uit te wisselen. Methodologisch platform Dankzij deze vergaderingen kan er dieper worden ingegaan op de toepassing van de AAZWmethodologie. In 2010 vonden verschillende ontmoetingen plaats. Tijdens deze vergaderingen kon worden nagedacht over bepaalde problemen zoals het gebrek aan succes van de groep Jongeren, de moeite die het kost om de werkzoekenden aan de acties te binden enz. Methodologische opleiding van de AAZW-consulenten Deze opleidingen worden georganiseerd naargelang de behoeften, met name bij de indiensttreding van nieuwe consulenten, maar ook bij de invoering van nieuwe instrumenten. De nieuwe AAZWconsulenten leren de AZW-methodologie tijdens hun immersie in de dienst BAZW van Actiris.
47
Vaststellingen 2010: De moeilijke invulling van de groepen De partners ondervonden heel wat moeilijkheden met het invullen van hun groepen, met name de groep Jongeren. De AAZW-partners geven echter blijk van een grote creativiteit en trachten steeds oplossingen te vinden voor de realiteit op het terrein. Om de groepen AZW te promoten heeft een van de partners bijvoorbeeld promotionele sms-berichten naar de personen uit zijn database gestuurd. Andere partners stellen relevante aanpassingen aan de methodologie voor om beter tegemoet te komen aan de behoeften van het publiek dat aan de criteria van het ESF beantwoordt (cf. infra). Ondanks de tijd en de energie die de partners in de promotie van de AAZW hebben gestoken, bleef het echter moeilijk om de groepen in te vullen. Dit heeft ook gevolgen voor de selectie van de werkzoekenden. De partners hebben het moeilijk met het andere publiek (beperkt tot het publiek dat aan de ESF-criteria voldoet) en verlangen terug naar de vroegere heterogeniteit die voor iedereen verrijkend was. Resultaten van de groepen De positieve uitstroom van 65% (van het totale aantal begunstigden maximum zes maanden na het beëindigen van de actie in 2010 – cf. supra) zoals in de overeenkomst wordt bepaald, wordt maar moeilijk gehaald. Voor sommige groepen zijn deze 6 maanden wel nog niet voorbij. We stellen vast dat er een kloof bestaat tussen de doelgroep van de AZW-methodologie "publiek aan het einde van het traject" en het publiek dat aan de ESF-criteria voldoet. Door de kwetsbaarheid van de personen die door sommige partners worden gevolgd, kan immers maar moeilijk gesproken worden van een “einde van het traject”. Paradoxaal genoeg richtten de AAZW zich oorspronkelijk echter op een publiek “aan het einde van het traject”. Het toegenomen aantal complexe situaties in verband met de tewerkstellingsvraagstukken (huisvesting, verslaving enz.) verlengen het traject van de WZ vooraleer hij een baan vindt. Hierdoor worden zowel de rekrutering voor de groepen AZW als het behoud van deze groepen problematisch.
Administratieve omkadering Actiris, en voor de partners: het Departement Partnerships & Netwerk van Actiris; de projectinspecteurs.
Budget
Budget voorzien voor 2010 € 2.430.438,27€ (enkel partnershipacties).
Uitgaven op 31 december 2010
4
€ 2.014.735,57€ (enkel partnershipacties).
4
Voorlopig budget voor vereffening
48
Evaluatie
Kwantitatief Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk AANTAL VERSCHILLENDE WZ DIE DOOR DE DIENST BAZW WERDEN ONTVANGEN = 6085 Totaal BAZW hoofdzetel BAZW agentschappen
4.462 1.755
Totaal
6.217*
*Dit cijfer toont aan dat 132 WZ zowel door de BAZW hoofdzetel als door de BAZW agentschappen werden ontvangen.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
IN
2010
VOLGENS Mannen
STUDIENIVEAU,
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
NATIONALITEIT,
Totaal
Studieniveau 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
321 422 593 42 432 1.205
261 439 693 32 639 1.006
582 861 1.286 74 1.071 2.211
9,6% 14,1% 21,1% 1,2% 17,6% 36,3%
544 1.910 561
547 2.067 456
1.091 3.977 1.017
17,9% 65,4% 16,7%
1.802 397 801 14 1
2.079 419 559 11 1 1
3.881 816 1.360 25 1 2
63,8% 13,4% 22,4% 0,4% 0,0% 0,0%
< 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden
1.336 375 483 821
1.216 424 516 914
2.552 799 999 1.735
41,9% 13,1% 16,4% 28,5%
Totaal
3.015
3.070
6.085
100%
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze / kandidaat-vluchteling VN-vluchteling Te controleren Inactiviteitsduur
WERKZOEKENDEN
DIE IN 2010 OF VROEGER EEN CBP HEBBEN ONDERTEKEND (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE DIE DOOR DE DIENST BAZW OP DE HOOFDZETEL WERDEN ONTVANGEN)
WZ
CBP 2010
Vroeger
96 123 170 11 144 256
95 151 245 12 220 267
*
Totaal
%
191 274 415 23 364 523
32,8% 31,8% 32,3% 31,1% 34,0% 23,7%
Studieniveau 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
49
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
215 469 116
232 636 122
447 1.105 238
41,0% 27,8% 23,4%
541 91 164
701 139 145
1.242 230 309
32,0% 28,2% 22,7%
4
5
9
36,0%
/ /
/ /
/ /
/ /
361 117 106 216 800
381 168 156 285 990
742 285 262 501 1.790
29,1% 35,7% 26,2% 28,9% 29,4%
Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze / kandidaatvluchteling VN-vluchteling Te controleren Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 24 maanden Totaal
* De onderstaande cijfers hebben betrekking op de WZ die in 2010 of vroeger een CBP hebben ondertekend, die nog niet is afgesloten. ** De percentages hebben betrekking op het totaal aantal begunstigde WZ in 2010, zoals dit in de vorige tabel wordt weergegeven.
DEELNEMERS
PER ACTIVITEIT IN 2010 (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE HOOFDZETEL EN DE AGENTSCHAPPEN WERDEN ONTVANGEN)
WZ
DIE DOOR DE DIENST
BAZW
IN DE
Totaal Groepen 5 weken (totaal aantal deelnemers) Groepen 3 weken (totaal aantal deelnemers) Groepen Jongeren (totaal aantal deelnemers) Groepen Instrumenten (totaal aantal deelnemers) Groepen Projectbepaling (totaal aantal deelnemers) Individuele acties (totaal aantal deelnemers) Specifieke NL formules (totaal aantal deelnemers) Totaal
46 34 30 52 36 5.625 543 6.372
* Dit cijfer ligt hoger dan het totale aantal begunstigden aangezien een deelnemer aan een BAZW-groep ook bij de individuele acties meegerekend wordt.
ACTIES VERWEZENLIJKT IN 2010 (CIJFERS MET BETREKKING TOT DE ACTIES VAN DE WZ DIE DOOR DE DIENST BAZW IN DE HOOFDZETEL EN IN DE AGENTSCHAPPEN WERDEN ONTVANGEN) Totaal Individuele acties (totaal aantal acties) Specifieke acties door het NL team (totaal aantal acties) Totaal
14.805 882 15.687
AANTAL WZ DAT IN 2010 IN HET KADER VAN DE HALFJAARLIJKSE BEGELEIDING DOOR DE DIENST BAZW (HOOFDZETEL) WERD ONTVANGEN Totaal Zesmaandelijkse begeleiding
600
Totaal
600
Deze opvolging werd in juni 2010 beëindigd, toen de nieuwe Constructie van het Beroepsproject in gebruik werd genomen (zie Constructie van het Beroepsproject).
50
Ter herinnering: deze zesmaandelijkse begeleiding van werkzoekenden bestond uit een individueel gesprek. Dit vond plaats met de WZ die geen CBP hadden ondertekend (of die meer dan 12 maanden geleden een CBP hadden voltooid) en die de afgelopen zes maanden geen enkele valoriseerbare actie in hun zoektocht naar werk hadden ondernomen.
RESULTATEN VAN DE ACTIES VAN 2009 (GROEPEN VAN 5 EN 3 WEKEN, JONGEREN, INSTRUMENTEN PROJECTBEPALING – ENKEL VERWEZENLIJKT DOOR DE BAZW VAN DE HOOFDZETEL) 5 weken
3 weken
Jongeren
Instrumente n
Projectbepali ng
EN GROEP
Totaal
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Tewerkstelling Activeringsovereenko mst Opleiding
12
40%
10
37%
0
0%
10
26%
2
11%
34
25%
1
3%
1
4%
0
0%
1
3%
0
0%
3
2%
3
10%
2
7%
0
0%
7
18%
3
16%
15
11%
Op zoek naar werk
13
43%
14
52%
0
0%
19
49%
14
74%
60
44%
Andere tewerkstellingsmaatre gel
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
Gestopt
1
3%
0
0%
0
0%
2
5%
0
0%
3
2%
Onbepaald
0
0%
0
0%
21
100%
0
0%
0
0%
21
15%
Totaal
30
27
21
39
19
136
In de berekening van de resultaten werd rekening gehouden met de cijfers voor 2009, maar uitsluitend voor de kandidaten die aan een groepsactie hebben deelgenomen. De resultaten van elke actie (voor elke groep) worden na zes maanden geëvalueerd. Deze termijn wordt noodzakelijk geacht om opnieuw een job te vinden en tevens nog voordeel te halen uit de positieve effecten van de verwezenlijkte actie.
RESULTATEN VAN DE ACTIES VAN 2010 (GROEPEN VAN 5 EN 3 WEKEN, JONGEREN, INSTRUMENTEN PROJECTBEPALING – ENKEL VERWEZENLIJKT DOOR DE BAZW VAN DE HOOFDZETEL) 5 weken Aantal
%
3 weken Aantal
%
Jongeren Aantal
%
Instrumenten Aantal
%
Projectbepaling Aantal
%
EN GROEP
Totaal Aantal
%
8
29%
1
5%
0
0%
5
13%
2
9%
16
11 %
0
0%
0
0%
0
0%
1
3%
0
0%
1
1%
0
0%
0
0%
0
0%
1
3%
4
17%
5
Op zoek naar werk
9
32%
11
55%
0
0%
22
56%
9
39%
51
Andere tewerkstellingsmaatr egel
4% 36 %
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
0
0%
Gestopt
0
0%
0
0%
0
0
0%
0
0%
0
Onbepaald
11
39%
8
40%
30
0% 10 0%
10
26%
8
35%
67
0% 48 %
Totaal
28
Tewerkstelling Activeringsovereenk omst Opleiding
20
30
39
23
140
Het percentage voor de resultaten “onbepaald” ligt relatief hoog omdat ook de deelnemers die gedurende de laatste 6 maanden van het jaar aan de groepen hebben deelgenomen in de tabel werden opgenomen. De andere jaren was dat niet het geval. De volledige resultaten voor 2010 worden in het verslag van volgend jaar meegedeeld. De resultaten van elke actie (voor elke groep) worden immers na zes maanden geëvalueerd. Deze termijn wordt noodzakelijk geacht om opnieuw een job te vinden en tevens nog voordeel te halen uit de positieve effecten van de verwezenlijkte actie. 51
De Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk In de loop van het dienstjaar 2010 hebben alle Ateliers voor het Actief Zoeken naar Werk samen 4.294 werkzoekenden ontvangen. 26,7% heeft een CBP (Contract voor Beroepsproject / Constructie van het Beroepsproject) ondertekend.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN IN 2010 VOLGENS INACTIVITEITSDUUR EN SOCIAAL STATUUT BIJ AANVANG
NATIONALITEIT,
STUDIENIVEAU,
Totaal AZW
LEEFTIJDSKLASSE,
Waarvan CBP
Nationaliteit Belg
M
V
T
M
V
T
1.189
1.425
2.614
61%
314
446
760
66%
EU
232
226
458
11%
51
81
132
12%
niet-EU Staatsloze / kandidaatvluchteling VN-vluchteling
706
493
1.199
28%
147
94
241
21%
9
12
21
0%
2
7
9
1%
1
0
1
0%
1
0
1
0%
0 1 Studieniveau
0%
1
0
1
0%
Onbekend
1
1ste graad
319
245
564
13%
82
74
156
14%
2de graad
358
396
754
18%
91
129
220
19%
3de graad
399
538
937
22%
127
176
303
26%
24
17
41
1%
3
8
11
1%
125
221
5%
33
44
77
7%
835 1.777 Leeftijdsklasse
41%
180
197
377
33%
17%
93
104
197
17%
Leerlingschap Hoger onderwijs
96
Andere studies
942
< 25 jaar
349
376
725
1.386
1.374
2.760
25 - 44 45 en ouder
403
406 809 Inactiviteitsduur
64%
337
395
732
64%
19%
86
129
215
19%
< 6 maanden
704
584
1.288
30%
159
152
311
27%
6 tot 11 maanden
304
258
562
13%
73
80
153
13%
12 tot 23 maanden
374
390
≥ 24 maanden WZUA
756 1.344
WZ ten laste van een OCMW WZ in wachttijd
764
18%
84
114
198
17%
924 1.680 Sociaal statuut
39%
200
282
482
42%
1.445
2.789
65%
353
476
829
72%
36
23
59
1%
6
6
12
1%
193
137
330
8%
74
49
123
11%
WZ in opleiding
52
70
122
3%
17
9
26
2%
Andere NWWZ
498
465
963
22%
63
85
148
13%
Tewerkgesteld
5
5
10
0%
2
1
3
0%
Andere
10 Totaal
2.138
11 2.156
21 4.294
0% 100%
1
2
3
516
628
1.144
0% 100%
52
DEELNEMERS PER ACTIVITEIT IN MEDEWERKERS WERDEN ONTVANGEN)
2010 (CIJFERS
Totaal AZW
M
V
WZ
MET BETREKKING TOT DE
T
DIE DOOR
AAZW-
Waarvan CBP
%
M
V
T
%
Formule Groepen 5 weken
244
329
573
10%
56
102
158
Groepen AZW Jongeren
110
86
196
4%
38
23
61
5%
Groepen Instrumenten
162
162
324
6%
40
48
88
7%
Groepen Projectbepaling
18
Totaal Groepen
44
1%
17
2.129
4.248
77%
456
546
1.002
74%
10
23
33
1%
2
4
6
0%
45 2.708
37 2.810
82 5.518 5
1% 100%
9 605
186
324
1%
2.119
Niet-erkende AZW-acties
138
13
621
NL niet-AZW-acties
21%
4
534
Individuele acties
Totaal
62 1.155
12%
8 744
25%
17 1.349
1% 100%
In 2010 hebben de AAZW-partners 13.042 individuele acties met 4.294 werkzoekenden gerealiseerd.
RESULTATEN 6 MAANDEN NA DE BEËINDIGING VOOR DE ACTIES VAN HET TWEEDE SEMESTER VAN 2009 Groepen 5 weken
%
Groepen AZW Jongeren
Groepen Instrumenten
%
Groepen Projectbepaling
%
%
Totaal
%
Tewerkstelling / Zelfstandige
187
32% 49
26% 77
24% 5
8%
318
Opleiding / Stage
58
10% 12
6%
27
9%
3
5%
100
9%
Heroriëntering/andere
3
1%
0%
1
0%
1
2%
5
0%
Op zoek naar werk
233
39% 63
34% 111
35% 8
12% 415
36%
Geen nieuws
111
19% 63
34% 99
31% 48
74% 321
28%
Totaal
592
100
100
100
100
100
0
187
315
65
1.159
27%
RESULTATEN 6 MAANDEN NA DE BEËINDIGING VOOR DE ACTIES VAN HET EERSTE SEMESTER VAN 2010 Groepen % 5 weken
Groepen AZW % Jongeren
Groepen % Instrumenten
Groepen % Projectbepaling
Tewerkstelling / Zelfstandige
95
16%
19
9,5%
56
17%
4
6,5% 174
15%
Opleiding / Stage
32
6%
6
3%
19
6%
1
2%
58
5%
Heroriëntering/andere
1
0%
1
0,5%
1
0%
2
3%
5
Op zoek naar werk
130
23%
22
11%
91
28%
4
6,5% 247
21%
Geen nieuws
319
55%
152
76%
158
49%
51
82%
680
59%
Totaal
577
100
200
100% 325
100
62
95
1.164
100
Totaal %
0%
Vooruitzichten 2011 In 2010 worden de overeenkomsten in het kader van de Acties voor Actief Zoeken naar Werk 20082010 afgesloten. Tijdens deze periode werd een stijging van het ontvangen publiek opgetekend (groter aantal vereiste personen per groep aan het begin van de actie: 10 tot 12 personen) alsook een toename en diversifiëring van de gesubsidieerde partners. Bovendien zagen ten gevolge van deze projectoproep Dit cijfer ligt hoger dan het totale aantal begunstigden aangezien een deelnemer aan een BAZWgroep ook bij de individuele acties meegerekend wordt.
5
53
twee nieuwe kortere groepsformules (van 5 dagen) het licht: de groep Jongeren en de groep Instrumenten. Verder werden er resultaatsindicatoren, met name voor de positieve uitstroom, gecreëerd. Deze hadden echter geen directe impact op de subsidie. Er werden projecten van 22 tewerkstellingsoperatoren goedgekeurd en in een overeenkomst van bepaalde duur (van 1 juli 2008 tot 31 december 2010) gegoten. Deze projecten werden jaarlijks gefinancierd en opgevolgd/geëvalueerd. In 2010 hebben 21 operatoren aan het project deelgenomen (en geen 22, aangezien de Mission locale van Sint-Joost-ten-Node eind 2009 het netwerk heeft verlaten). Gedurende de hele duur van de overeenkomst kregen de AAZW-partners o.a. af te rekenen met problemen bij de organisatie van de groepen, zowel wat het aantal jaarlijks te organiseren groepen betreft, als het minimum aantal werkzoekenden per groep. Ten gevolge van deze herhaaldelijke vaststellingen, zowel door de partners als door Actiris, werden inspanningen gedaan en middelen ingezet om niet alleen de communicatie en de informatieverlening naar de werkzoekenden, maar ook naar de consulenten van Actiris in de agentschappen en de partners te verbeteren om zo de AAZW maximaal te promoten. Er werden per thema methodologische vergaderingen gehouden om aantrekkelijke media en slogans te bedenken en deze op een efficiënte manier onder de werkzoekenden te verspreiden. Verder werd een procedure voor verspreiding via het NWP ingevoerd om de ARAE-AAZW waarvan de groepen een week voor de start nog niet ingevuld zijn te hulp te schieten. Om de groepen Jongeren vol te krijgen werd systematisch een e-mail van Actiris specifiek naar de werkzoekenden uit dit doelpubliek gestuurd om hen op de hoogte te brengen van het bestaan van deze nieuwe formule. Ondanks de inspanningen en middelen die werden aangewend om aan de uitvoeringscriteria te voldoen en de acties te promoten lijkt het duidelijk dat het vinden van een minimum aantal werkzoekenden per groep een probleem vormt waarop de AAZW-partners weinig vat hebben. Bovendien bracht een analyse van de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten (in termen van positieve uitstroom vastgelegd in de overeenkomst) de beperkingen van de maatregel aan het licht. Om deze moeilijkheden het hoofd te bieden, vond binnen Actiris een methodologische en organisatorische denkoefening plaats ter voorbereiding van de nieuwe projectoproep AAZW 20112013. Het is gebleken dat de wijziging of de toevoeging van een aantal parameters in vergelijking met het oude lastenboek aan de oorsprong ligt van de problemen waarmee de AAZW-partners kregen af te rekenen. Zo was er een verhoging van het aantal jaarlijks te organiseren groepen, een verhoging van het minimum aantal deelnemers per groep, een wijziging van het doelpubliek (zoals bepaald in de OP ESF 2007-2013: het publiek dat door de AAZW wordt opgevolgd is een kwetsbaarder publiek dan tijdens de vorige overeenkomsten). Dientengevolge bleven de essentiële eigenschappen van deze maatregel bewaard in de nieuwe overeenkomsten 2011-2013. Op andere punten werd de maatregel echter aangepast:
duidelijke definitie van de doelstellingen, met name op kwantitatief vlak;
het minimum aantal deelnemers per groep is 8 (en niet 10) om zo de groepen beter ingevuld te krijgen;
herziening van de opties die aan de operatoren worden voorgesteld om rekening te houden met de veranderende eigenschappen van het kwetsbaardere doelpubliek dat na afloop van de groepen langer en beter begeleid moet worden;
verwezenlijkingsindicatoren op basis van het aantal begeleide werkzoekenden en niet meer op basis van het aantal acties. Zo wordt vermeden dat onnodig acties worden opgestart om de operationele doelstellingen te behalen;
54
resultaatsindicatoren voor de positieve uitstroom. Deze indicatoren hebben geen rechtstreekse invloed op de subsidie maar kunnen in rekening worden gebracht om de toekenning van projecten tijdens latere procedures te weigeren;
ruimere definitie van de specifieke AAZW: deze zullen zich kunnen richten op specifieke activiteitensectoren en niet enkel meer op werkzoekenden die bijzondere moeilijkheden ondervinden om zich op de arbeidsmarkt te integreren.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
55
10 SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW’S Juridisch kader In het kader van de hervorming van het partnership en de start van het Operationeel Programma ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid, werd in 2007 en 2008 in overleg met de VSGB (Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het BHG – afdeling OCMW) een kader voor het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s uitgewerkt. Hierdoor konden de nieuwe partnershipovereenkomsten in het tweede semester van het dienstjaar 2008 een aanvang nemen. Dit kader voor het partnership sluit aan op de inschakelingsprogramma’s die voordien van toepassing waren. Bovendien worden de volgende punten geïntegreerd: de inwerkingtreding van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; de wens om via dit kader een stabiele structuur te creëren die aansluit op de gewestelijke, federale en Europese werkgelegenheidsinitiatieven; de wijziging van de doelgroep: omdat het publiek van het OCMW in alle leeftijdscategorieën inschakelingsmoeilijkheden ondervindt, wordt niet langer voorrang gegeven aan werkzoekenden tussen 18 en 45 jaar; de vereenvoudiging van de kosten verbonden aan het inschakelingstraject en van de algemene kosten; de noodzaak om de samenstelling van het Begeleidingscomité te wijzigen; de noodzaak om het verband en de raakvlakken tussen de geïndividualiseerde projecten voor maatschappelijke integratie (GPMI) en het Contract voor Beroepsproject (CBP) te definiëren. Alle betrokken OCMW's hebben het voorstel van overeenkomst ondertekend en hebben een methodologisch dossier ingediend. Voor een aantal OCMW’s waren enkele correcties of informatieaanvullingen nodig, maar daarna heeft het Beheerscomité van Actiris alle methodologische dossiers goedgekeurd. Een Begeleidingscomité ziet toe op de uitvoering, het vlotte verloop en de goede werking van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s. Indien het Comité moeilijkheden in de toepassing van het partnership vaststelt, neemt het initiatieven om geschikte oplossingen te vinden of de problemen aan de bevoegde instanties mee te delen. Het Begeleidingscomité bestaat uit vertegenwoordigers van de gewestminister van Tewerkstelling, Actiris, de OCMW’s en de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - afdeling OCMW (VSGB). Met betrekking tot de OCMW’s is de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, afdeling OCMW, belast met de samenstelling van een afvaardiging die bestaat uit drie OCMW-voorzitters, een OCMW-secretaris, een verantwoordelijke van een inschakelingsdienst van het OCMW en een vertegenwoordiger van de afdeling OCMW van de VSGB, en waarvan de leden in overleg met de Conferentie van de Voorzitters en Secretarissen van de OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden aangeduid. Het Begeleidingscomité is in 2010 niet samengekomen.
Doelstellingen Het doel van dit partnership is om de rechthebbenden op een leefloon of op gelijkaardige financiële maatschappelijke bijstand (opnieuw) op de arbeidsmarkt in te schakelen door middel van begeleidingsacties die in een gestructureerd en individueel inschakelingstraject passen.
Algemene principes De begeleidingsacties van het partnershipkader moeten worden verwezenlijkt in een gestructureerd en individueel inschakelingstraject. Het inschakelingstraject is gebaseerd op een project dat acties 56
uitvoert met betrekking tot onthaal en sociale begeleiding, opleiding (basisopleiding, vooropleiding, sociale vorming en beroepsopleiding) en tewerkstelling in loondienst gedekt door de sociale zekerheid. Het traject is niet lineair en de belangrijkste aspecten (begeleiding, opleiding - in de ruime zin van het woord – en tewerkstelling) moeten niet per se in een bepaalde volgorde aan bod komen: de onderdelen opleiding en tewerkstelling kunnen deels gelijktijdig verlopen. Rekening houdende met de moeilijkheden waarmee het OCMW-publiek moet afrekenen, is gedurende het hele inschakelingstraject psychosociale begeleiding noodzakelijk, die van geval tot geval van intensiteit verschilt. De werkzoekende moet de volgende fases kunnen doorlopen:
Onthaal, uitwerking en bepaling van het beroepsproject (fase 1)
Het inschakelingstraject begint bij het onthaal. De (referent-)inschakelingswerker:
legt contact en bouwt een vertrouwensrelatie met de werkzoekende op;
vraagt informatie over de werkzoekende op;
stelt het doel van de socioprofessionele inschakeling voor (individuele of collectieve informatiesessies);
stelt de acties van de inschakelingscel voor (begeleiding, vooropleiding, opleiding, tewerkstellingshoek enz.). Deze voorstelling gebeurt individueel of in groep, in de vorm van infosessies.
De uitwerking en de bepaling van het beroepsproject bestaat uit twee stappen:
Eerst en vooral zal de situatie van de werkzoekende worden verduidelijkt, zodat het mogelijk is zijn verwachtingen, wensen en mogelijkheden te identificeren en zijn sociale en professionele vaardigheden te leren kennen. Op het einde van deze fase wordt een socioprofessionele balans gemaakt, zoals omschreven in het methodologische dossier dat bij de voorstelling van het partnershipkader was gevoegd;
Vervolgens wordt het project uitgewerkt en wordt bijgevolg beslist over het verloop van de acties die de werkzoekende en het OCMW zullen ondernemen (actieplan).
Deze fase kan samenvallen met de uitwerking van het geïndividualiseerd maatschappelijke integratie (GPMI). Ze mag maximum 6 maanden duren.
project
voor
Oriëntering en opvolging van de (voor)opleidingsacties (fases 2 en 3) Deze fases beogen de (voor)opleidingsperiode.
begeleiding
van
de
werkzoekende
voor,
tijdens
en
na
de
De vooropleiding heeft betrekking op alle individuele of groepsacties waarbij kennis en vaardigheden worden verworven die niet onder een (officieel erkende) beroepsopleiding vallen, bijvoorbeeld: alfabetisering, bijscholing enz. Onder opleiding worden alle opleidingsacties verstaan die op de arbeidsmarkt worden gevaloriseerd en dus toegang tot een arbeidsplaats verschaffen. “Opleiding” betekent in deze definitie alle beroepsopleidingen die door de bevoegde autoriteiten of door de activiteitensectoren (bouw, horeca enz.) zijn erkend, alsook de studies die zijn opgenomen op de lijst van de RVA en die voorbereiden op een knelpuntberoep. Deze fase kan overeenstemmen met de formalisering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie "Opleiding" of "Studies met een voltijds leerplan" of van een aanhangsel bij de inschakelingsovereenkomst.
De actie ter voorbereiding van een tewerkstelling (fase 4) Deze fase concentreert zich op het zoeken naar werk, de voorstelling aan een werkgever, het bezoeken van de tewerkstellingshoek of iedere andere actie die tot doel heeft de werkzoekende de nodige middelen te bieden om een positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen of te verdedigen.
57
De acties in deze fase betreffen zowel individuele inspanningen als groepswerk. Ze kunnen bestaan uit de formalisering van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie "dat binnen een bepaalde periode tot een arbeidsovereenkomst leidt " of van een aanhangsel bij de inschakelingsovereenkomst. Tot slot wijzen we erop dat de OCMW's (en de eventuele partners) tijdens deze vierde fase onder bepaalde voorwaarden de 500 euro-maatregel 6 kunnen genieten." Deze fase mag maximum een jaar duren. Deze fases sluiten niet per se lineair op elkaar aan en hun organisatie houdt rekening met de specifieke kenmerken van de werkzoekende. De fases van het onthaal en de uitwerking van het beroepsproject zijn evenwel verplicht. Voor de andere fases werkt de referent-inschakelingswerker autonoom en kiest hij de acties in samenspraak met de werkzoekende en op grond van zijn specifiek geval. Het doelpubliek van dit nieuwe partnershipkader bestaat uit:
de rechthebbenden op maatschappelijke integratie in de vorm van een betrekking en/of een leefloon;
de rechthebbenden op een gelijkwaardige financiële maatschappelijke hulp, d.w.z. de personen ingeschreven in het vreemdelingenregister die omwille van hun nationaliteit geen recht hebben op maatschappelijke integratie.
Het programma geniet de steun van het ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid in het kader van de programmering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Instellingen betrokken bij de uitvoering
De socioprofessionele inschakelingscellen van de 19 OCMW’s van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Middelen voor de uitvoering
De middelen in termen van inschakelingswerkers
Voor de uitvoering van het programma werden aan de 19 OCMW’s inschakelingswerkers met een geco-overeenkomst toegekend. Elk OCMW dat aan het programma deelneemt, kreeg minimum één en maximum drie voltijdse geco-werknemers toegewezen (totaal aantal geco-arbeidsplaatsen: 73 halftijds). Deze geco’s worden gesubsidieerd volgens de bepalingen vastgelegd in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 februari 1998. De geco’s kunnen hetzij rechtstreeks voor de inschakelingsactie worden ingezet, hetzij andere opdrachten toegewezen krijgen ter compensatie van de tijd die door het OCMW-personeel aan inschakelingswerk wordt besteed. Sowieso moet het personeel dat in het kader van dit programma wordt aangesteld minimum 100 personen actief begeleiden voor elke inschakelingswerker (voltijds equivalent) die voor de uitvoering van dit programma ter beschikking is gesteld – ongeacht of hij een geco-statuut heeft, met eigen middelen is aangeworven of andere.
Middelen voor de opleiding van inschakelingswerkers
Het personeel van de OCMW’s dat in het kader van het programma voor de socioprofessionele inschakeling is aangesteld, verbindt zich ertoe elke speciaal daartoe georganiseerde opleiding te
Raamovereenkomst betreffende de uitvoering van het koninklijk besluit van 23 september 2004 tot vaststelling van de financiële tussenkomst vanwege het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn voor de begeleiding en de toeleiding van een gerechtigde op maatschappelijke integratie of een financiële maatschappelijke hulp naar een tewerkstelling in een onderneming.
6
58
volgen, waarvan de kosten overigens door het Gewest gedragen worden. De bedoeling van de permanente opleiding is:
de plaatselijke en regionale kaart van de socioprofessionele inschakeling bijwerken en leren kennen, de actoren die aan het OCMW verbonden zijn en externe actoren leren mobiliseren;
overleg en uitwerking van inschakelingstrajecten aangepast aan bepaalde doelgroepen (analyse van de profielen, planning van een inschakelingstraject, beheersing van de instrumenten zoals het sociaal dossier …);
specifieke herdynamiseringstechnieken verwerven en beheersen;
De middelen tot dekking van de uitvoeringskosten.
Deze middelen dekken de kosten voor de uitvoering van de technische handelingen (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en de algemene kosten. De algemene kosten kunnen ook de personeelskosten omvatten. De uitvoeringskosten worden gedekt door een subsidie voor de kosten voor de technische handelingen in het kader van de specifieke begeleiding (met uitzondering van de begeleiding door de inschakelingswerker) en van de opleiding en/of vooropleiding, ongeacht of deze diensten door externe partners gepresteerd worden, dan wel door het OCMW zelf worden georganiseerd.
Budget Socioprofessioneel inschakelingsprogramma met de OCMW's Totaal 2010
Voorziene budget 1.202.029,00
Budget gerealiseerd op 7 30/04/2011 1.099.396,76
Verwezenlijkingen voor vereffening 91%
Geco-arbeidsplaatsen: aan alle OCMW’s samen worden 73 arbeidsplaatsen toegekend met een maximale premie van € 27.790,00 per arbeidsplaats.
Evaluatie
Kwalitatief Elk OCMW sluit met Actiris een partnershipovereenkomst voor de uitvoering van het programma. Een van de verplichtingen in de overeenkomst houdt in dat de partners een evaluatieverslag moeten doorgeven. In dat verslag moet een kwalitatief en een kwantitatief deel worden opgenomen. De activiteitenverslagen van de OCMW’s vermelden dezelfde vaststellingen als de voorgaande jaren.
Doorverwijzing van het publiek In de meeste gevallen stuurt de sociale dienst van het OCMW het publiek naar de inschakelingscel. Afhankelijk van OCMW tot OCMW gebeurt dit stelselmatig. Het is de bedoeling dat de personen tonen dat ze bereid zijn om zich (opnieuw) professioneel in te schakelen (zie artikel 3, lid 1, 5° van de wet van 26 mei 2006 betreffende het recht op maatschappelijke integratie). Soms maakt de sociale dienst een afspraak. In andere gevallen neemt de SPI-cel rechtstreeks contact op met de personen. In bepaalde gevallen is het de gebruiker zelf die op basis van de informatie van de sociale dienst de nodige stappen onderneemt. De meeste OCMW’s organiseren eveneens informatiesessies waar de personen na afloop meteen een afspraak met een inschakelingswerker kunnen vastleggen. Die wordt tijdens hun socioprofessioneel inschakelingstraject de referent-inschakelingswerker.
Specifieke uitvoeringsmodaliteiten van de acties voorzien in het kader van het partnership De werkmethodes die in het kader van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s worden gehanteerd, worden beschreven in de methodologische dossiers van de OCMW’s. Het Beheerscomité van Actiris heeft deze goedgekeurd. Ook al wordt het algemene schema zoals voorzien in het kader 7
Gedeeltelijke gegevens: het financieel dossier van een aantal OCMW’s is nog in behandeling.
59
van het partnership nageleefd, toch is elk methodologisch dossier uniek en heeft het specifieke kenmerken eigen aan het OCMW. De begeleiding van het publiek gedurende de verschillende fases is in elk OCMW erg verschillend. Vaak heeft dit te maken met de middelen waarover een OCMW beschikt. De initiatieven die door de SPI-cellen van de OCMW’s worden ontwikkeld, bestaan uit vier fases: een fase bestaande uit het onthaal, de uitwerking en bepaling van het beroepsproject, een fase voor de oriëntering, een fase voor de opvolging van de (voor)opleidingen en tenslotte een fase voor de acties ter voorbereiding van een tewerkstelling, waarin de samenwerking met de zonale partners een belangrijke rol speelt. Tegelijk stellen alle OCMW’s ook een “tewerkstellingshoek” ter beschikking van het doelpubliek: hier worden werkaanbiedingen voorgesteld, men kan er dagbladen raadplegen, er is toegang tot het internet, er staan telefoons ter beschikking, men krijgt er hulp bij de opstelling van zijn cv, inlichtingen over opleidingen enz. Jaar na jaar wordt er meer energie geïnvesteerd om mensen in het kader van artikel 60 tewerk te stellen. Het groeiende aantal mensen dat met een overeenkomst artikel 60 wordt aangeworven, is hier een bevestiging van. Ook wanneer het niet gaat om acties die in het kader van het partnership worden gesubsidieerd, worden de mensen die in het kader van art. 60 worden aangeworven, steeds intensiever opgevolgd. Soms bezoekt de inschakelingswerker de tewerkstellingsplaats, zodat de partners effectief in het integratieproces van de werknemer kunnen worden betrokken. Soms worden er op regelmatige tijdstippen evaluaties gehouden. Bepaalde OCMW's hebben zelfs een voogdijstelsel voor personen die in het kader van artikel 60 worden aangeworven. In het kader van maatregel 500 hebben bepaalde OCMW’s samenwerkingsbanden met andere partners uitgebouwd, met name voor de opvolging van personen die met een overeenkomst art. 60 werden aangeworven.
Hindernissen en bevorderende factoren bij de uitvoering van het partnershipkader In dit deel bespreken we de belangrijkste punten die de OCMW’s in hun activiteitenverslagen hebben aangehaald.
Factoren met betrekking tot de evolutie van het publiek Constante stijging van het publiek dat naar de inschakelingscellen wordt doorverwezen en onveranderd hoge cijfers van tewerkstelling in het kader van artikel 60§7 (organieke wet van 08/07/76 betreffende de OCMW's); Hoewel de noodzaak om zich te scholen en een (voor)opleiding te volgen ruim onder de aandacht wordt gebracht, krijgt dit nog steeds weinig gehoor bij het publiek, dat niet altijd in de eerste plaats in een kwalificerende opleiding wil investeren. Sensibiliseren betekent het publiek bewust maken van de werkelijkheid op de arbeidsmarkt en de eisen die er worden gesteld en tevens de voordelen van een opleiding in de verf zetten; Personen kunnen met verscheidene moeilijkheden kampen (sociale, familiale en financiële situatie) waardoor zij niet altijd langetermijnprojecten kunnen aangaan; Sommige stappen die nodig zijn om sociale problemen op te lossen, werden nog niet verwezenlijkt. Nochtans is het nodig deze moeilijkheden eerst aan te pakken alvorens een inschakelingstraject aan te gaan. De inschakelingswerkers krijgen steeds meer te maken met een kansarm, structuurloos en ongemotiveerd publiek. Achtereenvolgende mislukkingen kunnen verklaren waarom deze personen een gebrek aan motivatie hebben; De gebrekkige kennis van een van beide landstalen vormt eveneens een grote hindernis om een inschakelingstraject aan te kunnen vatten; Een deel van het publiek heeft geen of nauwelijks beroepservaring en kent de professionele wereld bijgevolg niet; Het profiel van het opgevolgde publiek sluit niet aan bij de criteria van de werkgevers, vooral wat betreft de jongeren; 60
Jonge alleenstaande moeders met een of meer kinderen hebben het wegens het herhaaldelijk gebrek aan opvangplaatsen vaak moeilijk om aan een inschakelingstraject deel te nemen of een job te aanvaarden. Ondanks de toename van het aantal plaatsen bij het Kinderdagverblijf van Actiris en de opvangstructuren van de partners van Actiris, blijft er een tekort aan opvangplaatsen. Sommige OCMW’s hebben opvangstructuren geopend voor de kinderen van personen die door de inschakelingscel worden opgevolgd; Kandidaten die in hun land van oorsprong hooggekwalificeerd waren, maar van wie het Belgisch systeem de kwalificatie niet erkent, hebben eveneens moeite om met een inschakelingstraject te starten. Zij moeten immers vaak een soort rouwperiode doormaken en aanvaarden dat ze of erkende opleidingen moeten volgen of een ondergekwalificeerde job moeten aanvaarden. Vaak hebben zij nood aan een in de tijd verspreide individuele begeleiding om aan hun herdynamisering te werken en een professioneel doel te bepalen. Op die manier kunnen ze aan de nieuwe erkenning werken en een nieuwe professionele identiteit opbouwen; De kandidaten in de leeftijdsgroep van 50 tot 60 jaar zijn moeilijk op de arbeidsmarkt in te schakelen, want hun profiel staat ver af van de zoek- en selectiecriteria van de werkgevers. Dit is een spijtige vaststelling gezien het professioneel traject en de soms zeer interessante bekwaamheden van deze kandidaten; Vele begunstigden hebben geen kennis van de nieuwe technologieën en zijn dus aangewezen op de inschakelingswerkers om via het internet een baan te zoeken; Personen met een niet-Europese nationaliteit kennen heel wat moeilijkheden die verband houden met hun onzeker statuut en die hoofdzakelijk te maken hebben met hun verblijfsvergunning en de vaak tijdelijke geldigheid hiervan; De toename van het publiek dat een sanctie van de RVA krijgt, is tevens een reëel gegeven dat soms moeilijk te vatten is.
Factoren met betrekking tot het contact met de partners Op lokaal niveau vinden heel wat contacten en uitwisselingen plaats, met de Missions locales, de verschillende actoren van de zone enz. De bedoeling is de werkmethodes en praktijken te delen teneinde het publiek doeltreffend op te vangen en de sociale werkzaamheden op het terrein samenhangend te maken; De deelname aan de vergaderingen van het Technisch Begeleidingscomité van Actiris maakt het mogelijk om gegevens uit te wisselen over de gegevensinvoer op de beveiligde website van het Netwerk van Plaatselijke Werkgelegenheidsplatforms (IBIS-toepassing). Er worden uitleg en instructies gegeven teneinde de inhoud van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s beter te begrijpen en correct toe te passen (met name wat betreft de encodering); De Jobhuizen zijn ondertussen een feit. De aanwezigheid van bepaalde inschakelingscellen van de OCMW’s in dezelfde gebouwen als Actiris (en soms ook de gemeentelijke Pôle emploi, het PWA, de Mission locale, de Werkwinkel, het Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk (AAZW), enz.) werd voor het eerst beoordeeld en blijkt positief. Ondanks al deze positieve vaststellingen, moeten we toch constateren dat er een nijpend tekort aan opleidingsplaatsen is. Vaak moeten personen meerdere maanden wachten alvorens ze met een opleiding kunnen starten. In bepaalde gevallen moeten ze zelfs slagen voor soms zeer verregaande selectieproeven.
Kwantitatief De kwantitatieve evaluatie omvat de verwerking van de gegevens met betrekking tot bepaalde kenmerken van het doelpubliek (leeftijd, geslacht, nationaliteit enz.), alsook het inschakelingstraject van de deelnemers. Tijdens het dienstjaar 2010 werden 13.275 personen begeleid in het kader van het partnership tussen Actiris en de Brusselse OCMW’s. 7.057 van de begeleide personen maakten in 2010 gebruik van de maatregel. Naast het publiek dat via de overeenkomst wordt begeleid, hebben de OCMW’s informatie over 1848 personen geregistreerd. In totaal worden zo 15.123 personen al dan niet in het kader van een overeenkomst door de OCMW’s opgevolgd. Deze personen hebben 38.552 acties gerealiseerd. 22.049 van deze acties werden met klanten ondernomen in het kader van de overeenkomst. 12.218 acties vonden plaats met personen die voor 61
het eerst toegang tot de maatregel hadden, en dit voor het preventieve en curatieve gedeelte. De term “acties” verwijst naar de tussenkomsten van de inschakelingswerkers al dan niet in samenwerking met externe diensten, zoals de deelname aan een opleiding, de hervatting van studies, de begeleiding, de (socioprofessionele) balans, de hulp bij het zoeken naar werk enz.
VOORNAAMSTE KENMERKEN VAN DE BEGUNSTIGDEN DIE IN 2010 AAN HET PROGRAMMA VAN DE OCMW’S HEBBEN DEELGENOMEN Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Nationaliteit Belg EU niet-EU Staatsloze vluchteling
/
kandidaat-
VN-vluchteling Onbekend
2.391
2.600
4.991
37,6%
628
573
1.201
9,0%
3.675
3.180
6.855
51,6%
119
64
183
1,4%
9
4
13
0,1%
19
13
32
0,2%
Studieniveau 1ste graad
694
568
1.262
9,5%
2de graad
681
657
1.338
10,1%
3de graad
686
696
1.382
10,4%
61
31
92
0,7%
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
314
297
611
4,6%
4.405
4.185
8.590
64,7%
Studies in het buitenland Lager onderwijs
1.360
1.413
2.773
32,3%
Secundair onderwijs
2.450
2.233
4.683
54,5%
595
538
1.133
13,2%
4.405
4.184
Hoger onderwijs Totaal
8.589 100,0%
Leeftijdsklasse 1 < 18 jaar
2
1
3
0,0%
18 - 24
1.391
1.640
3.031
22,8%
25 - 34
2.225
2.362
4.587
34,6%
35 - 44
1.987
1.604
3.591
27,1%
45 - 54
1.000
673
1.673
12,6%
236
154
390
2,9%
3.800
3.326
7.126
53,7%
55 en ouder
Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 11 maanden
1.202
1.103
2.305
17,4%
12 tot 23 maanden
922
965
1.887
14,2%
≥ 24 maanden
917
1.038
1.955
14,7%
2
2
0,0%
380
395
775
5,8%
1.095
1.127
2.222
16,7%
748
771
1.519
11,4%
Onbekend Sociaal statuut WZUA WZ ten OCMW
laste
WZ in wachttijd WZ in opleiding
van een
169
249
418
3,1%
Andere NWWZ
3.989
3.401
7.390
55,7%
Tewerkgesteld
125
120
245
1,8%
Andere
329
368
697
5,3%
6
3
9
0,1%
Onbekend Totaal
6.841
6.434 13.275 100,0%
In tegenstelling tot wat vroeger gebeurde, worden de resultaten van de opvolgingen niet meegerekend met de actie waarmee de opvolging wordt afgesloten. In deze sluitingsactie vermeldt de inschakelingswerker de reden waarom de opvolging werd beëindigd. Op deze manier zou het op 62
termijn mogelijk moeten zijn om het resultaat van alle afgeronde opvolgingen preciezer te kunnen bepalen. De meerderheid van de uitstroom naar werk die rechtstreeks door de partners in de dossiers van de werkzoekenden wordt gecodeerd, heeft betrekking op personen die met het OCMW een overeenkomst “artikel 60/61” afsluiten (46%). In totaal zijn 54% van de uitstromende personen betrokken bij acties inzake werk.
RESULTATEN VAN DE ACTIES VOOR DE BEGUNSTIGDEN DIE HET PROGRAMMA VAN HET OCMW IN 2010 HEBBEN VERLATEN
Totaal einde begeleiding Resultaten van de acties
M
V
Totaal
%
Doorstromen naar werk Tewerkstelling: geco-overeenkomst
1
Tewerkstelling: DSP, SINE, invoeginterim … Gewone bezoldigde tewerkstelling Tewerkstelling: art. 60/61 Creatie van zelfstandige)
een
eigen
tewerkstelling
1
0,0%
21
23
44
2,0%
137
125
262
10,0%
670
482
1.152
46,0%
6
2
8
0,0%
1
0,0%
633
1.468
58,0%
(als
Tewerkstelling in een aangepaste omgeving
1 835
Doorstromen naar een opleiding Start studies
37
44
81
3%
Start opleiding
65
92
157
7%
1
1
0%
102
137
239
10%
Zelfstandige zoektocht naar werk
13
13
26
1,0%
Geen nieuws
39
37
76
3,0%
ONBEKEND
14
8
22
1,0%
Start AZW
8
3
11
0,0%
Stopzetting (ongeacht de reden)
321
314
635
26,0%
Andere tewerkstellingsmaatregel
14
16
30
1,0%
5
2
7
0,0%
Start stage in het kader van een kwalificerende opleiding Andere
Andere soort maatregel (behalve SPI) Totaal Totaal resultaten
414
393
807
32,0%
1.351
1.163
2.514
100%
Vooruitzichten 2011 - In oktober 2010 heeft een werkgroep Actiris-OCMW zich opnieuw gebogen over de overeenstemming van bepaalde acties van de OCMW’s in het kader van het GPMI met de CBPacties, nadat het CBP (dat ondertussen Constructie van het Beroepsproject is geworden) door Actiris werd geherdefinieerd. De inspanningen hieromtrent zullen in 2011 worden voortgezet in het nieuwe kader van de gedelegeerde begeleiding. - Ontwikkeling van een KSZ-gegevensstroom tussen Actiris en de OCMW’s. - In 2011 lanceert de afdeling OCMW van de VSGB een actie-onderzoek inzake de verbetering van de begeleiding bij de tewerkstelling door de Brusselse OCMW’s. Dit zal ongeveer 2 jaar in beslag nemen. - De creatie en ontwikkeling van een nieuwe interface waarmee de partners zowel hun klanten op een eenvoudigere manier kunnen opvolgen als hun contractuele verbintenis met Actiris kunnen nakomen. De ontwikkeling van deze interface is voorzien op lange termijn (een of twee jaar).
63
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
64
11 PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING Juridisch kader
SPI en socioprofessionele inschakeling van het publiek begeleid in het kader van de interface tewerkstelling/opleiding
Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Deze wetteksten bepalen dat de (voor)programma’s op grond van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van de gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling (SPI), van toepassing blijven tot aan hun wijziging. Dit heeft betrekking op enkele Franstalige en op alle Nederlandstalige operatoren. Hierbij komen nog enkele andere teksten die het kader vormen voor de begeleiding van de socioprofessionele inschakelingsacties met interface tewerkstelling/opleiding: Decreet van 27 april 1995 betreffende de erkenning van organismen voor socioprofessionele inschakeling en de subsidiëring van hun beroepsopleidingsactiviteiten voor werklozen en laaggeschoolde werkzoekenden gericht op het vergroten van hun kans op het vinden of terugvinden van werk in het raam van gecoördineerde voorzieningen voor socioprofessionele inschakeling. Bepalingen van het Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 11 maart 2008. Lastenboek voor de tewerkstellingsactiviteiten gericht op de begeleiding van werkzoekenden in het kader van de socioprofessionele inschakelingsacties verwezenlijkt door de instellingen voor socioprofessionele inschakeling die zijn erkend overeenkomstig het hierboven genoemde decreet van 27 april 1995. Samenwerkingsakkoord van 4 mei 2006 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreffende de samenwerking inzake arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden. samenwerkingsovereenkomst van 7 juli 2010 tussen Actiris en de VDAB in het kader van de afstemming en erkenning van begeleidingsacties met een luik opleiding. lastenboek en kader inzake de begeleiding van werkzoekenden binnen de socioprofessionele inschakelingsacties met een opleidingsluik.
Alternerend leren en werken
Decreet van de Franse Gemeenschap van 19 juli 2001 betreffende het alternerend secundaire onderwijs. Besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs. Decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken. 65
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de Missions locales en de Lokale Werkwinkels
Het lastenboek van 25 september 1992 (gewijzigd op 5 maart 1998) betreffende de bevordering van de activiteiten van plaatselijke coördinatie en overleg in het kader van de partnershipovereenkomsten met Actiris in uitvoering van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit besluit werd opgeheven door de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar het lastenboek blijft van kracht totdat een nieuw wettelijk kader de opdrachten van elkeen kan actualiseren. We wachten met name op de publicatie van de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie van 28 november 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l’emploi en de Lokale Werkwinkels.
Doelstellingen Het partnership inzake socioprofessionele inschakeling bestaat uit drie delen:
SPI en socioprofessionele inschakeling met interface tewerkstelling/opleiding
Deze begeleiding wil in het kader van de opleidingen de voorwaarden creëren die de toegang tot kwaliteitsvolle tewerkstelling bevorderen (arbeidsovereenkomst van minimum 6 maanden, minstens halftijds, die alle voordelen van de sociale zekerheid biedt, om taken te vervullen die overeenstemmen met de beroepen die de werkzoekende heeft geleerd). De operatoren zijn verplicht om de laaggeschoolde of kwetsbare werkzoekenden een begeleiding te bieden, die onthaal, sociale begeleiding, hulp bij het zoeken naar opleidingen of stages en hulp bij het zoeken naar werk en inschakeling op de arbeidsmarkt bevat. Voor de acties met interface tewerkstelling/opleiding wordt de term “begeleiding” als volgt vastgelegd: de begeleiding is georganiseerd rond drie processen die niet los van elkaar gezien kunnen worden, namelijk het onthaal en een professioneel luisterend oor, begeleiding bij de keuzebepaling, traject naar tewerkstelling. Via de aangeleerde technieken kan de begeleide werkzoekende aldus zelf actie ondernemen.
Alternerend leren en werken
De Centra voor Deeltijds Beroepsonderwijs willen deeltijds leren aanbieden waarbij opleidingen met werken in een onderneming worden gecombineerd. De instellingen moeten het onthaal, de omkadering en de begeleiding van de leerlingen organiseren.
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de Missions locales en de Lokale Werkwinkels
De Missions locales en Tracé Brussel (zie hoofdstuk over de Coördinatie en het overleg van de plaatselijke inschakelingspartners) vervullen op grond van het bestek voornamelijk een onthaal- en doorverwijzingsfunctie. Ze ontwikkelen tevens socioprofessionele inschakelingsacties. Deze acties zijn strikt genomen geen voorprogramma’s.
Algemene principes De vzw’s die SPI-acties met interface tewerkstelling/opleiding uitvoeren, bieden de laaggeschoolde of kwetsbare werkzoekenden een begeleiding met als doel: de werkzoekende alle informatie aanreiken die hem kan helpen een beslissing te nemen; de behoeften inzake SPI met de werkzoekende verduidelijken; de oorzaak van de eventuele problemen en moeilijkheden achterhalen en adequate oplossingen vinden; het goede verloop verzekeren van de uitvoering van het Contract voor Beroepsproject (of equivalent) dat de werkzoekende met Actiris heeft afgesloten met het oog op zijn professionele inschakeling. 66
De begeleiding die in dit kader wordt voorgesteld bestaat uit de volgende acties: Onthaal: informatieverlening, analyse van de vraag en selectie. Deze taken moeten overeenkomstig en complementair aan de taken die met Actiris in het Contract voor Beroepsproject (of equivalent) werden afgesproken, worden gerealiseerd. Sociale begeleiding: de werkzoekende steunen in zijn streven naar inschakeling, vermijden dat hij afhaakt. Hulp bij het zoeken naar een stageplaats en/of opleiding: de werkzoekende tot 6 maanden na afloop van de actie op de meest gepaste wijze steunen bij het voortzetten van zijn beroepsproject. Hulp bij het zoeken naar werk: de werkzoekende helpen om de mondelinge en schriftelijke communicatietechnieken te beheersen die nodig zijn voor het zoeken naar werk; hem in staat stellen zelfstandig naar werk te zoeken (opvolging tot 6 maanden na afloop van de actie). Inschakeling op de arbeidsmarkt: de gevonden betrekking duurzaam maken. De partner voert deze opvolging gedurende 6 opeenvolgende maanden na het vinden van werk uit. Het onderwijs dat in een CDBO/CDO (Centrum voor Deeltijds Beroeps Onderwijs/Centrum voor deeltijds onderwijs), een CDV (Centrum voor Deeltijdse Vorming) of een CEFA (Centre d’Education et de Formation en Alternance) wordt verstrekt, leidt tot getuigschriften of attesten die door de Vlaamse of de Waalse Gemeenschap zijn erkend.
Prioriteiten 2010 In het kader van het protocolakkoord tussen Bruxelles Formation en Actiris werden voor 2010 verschillende gezamenlijke prioriteiten voor de acties met interface tewerkstelling/opleiding bepaald. Actiris en Bruxelles Formation hebben de handen in elkaar geslagen om de prioritaire behoeften van de markt met betrekking tot tewerkstelling en kwalificatie zo duidelijk mogelijk vast te leggen en om een adequaat dienstenaanbod in het kader van de SPI-maatregel te ontwikkelen. a. Duurzaam bouwen De studie van EcoRes brengt aan het licht dat er geen nieuwe beroepsprofielen in de bouwsector of het duurzaam bouwen zijn, maar dat de bestaande opleidingen voor de sector hoogdringend aangepast dienen te worden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de nieuwe technieken, de nieuwe gereedschappen en materialen alsook met de nieuwe milieuwetgeving. Daarnaast wijst de studie vooral op kwalitatieve gebreken voor de beroepen die voor het SPIpubliek toegankelijk zijn, zoals metselaars, dakwerkers, verwarmingstechnici of schrijnwerkers. Het gaat voornamelijk om onvoldoende kennis van nieuwe technieken voor isolatie en waterdichtheid, ventilatie of nieuwe duurzame energiebronnen. Deze behoeften werden eveneens vastgesteld door het BRC Bouw en het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid. Een aantal functies uit de bouwsector die “toegankelijk zijn voor een laaggeschoold publiek” hebben betrekking op de elektriciteitssector. Wanneer duurzaam bouwen tot de prioriteiten wordt gerekend, kan ook de installatie van zonnepanelen in overweging worden genomen. In Brussel zijn maar weinig ondernemingen aanwezig die zich met dergelijke activiteiten bezighouden. Het Gewest is deze weg immers pas later ingeslagen dan de andere gewesten. Toch zou de evolutie in dat domein in 2009 aandachtig opgevolgd moeten worden. b. Evenementen / Kunst en theater De sector vertegenwoordigt 1% van de arbeidsplaatsen. Er worden veelal zelfstandigen tewerkgesteld en waarschijnlijk ook een aanzienlijk aantal niet aangegeven werknemers. Tevens is gebleken dat de laaggeschoolde arbeiders (technici) vaker een arbeidsovereenkomst in het kader van een tewerkstellingsmaatregel gegenereerd door de overheden hebben (geco, DSP, artikel 60 …) of werken met het kunstenaarsstatuut, als freelancer of als uitzendkracht.
67
De beroepen waar het SPI-publiek voor in aanmerking komt, zijn magazijnbediende of technicus gespecialiseerd in de elektriciteitssector, chauffeur-machinist of de audiovisuele sector. c. Veiligheid en Preventie In het domein van bewaking wordt de sector door de wet-Tobback geregeld. Iedere opleiding die met de sector verband houdt moet aldus een beroep doen op de instellingen die voor deze materie bevoegd zijn. In maart 2007 heeft de federale regering een functie “straatagent” gecreëerd. Met deze functie wil men deze preventie- en veiligheidsfuncties reglementeren en een einde maken aan de dubbelzinnigheid rond initiatieven zoals stadswachters, preventiestewards, preventie- en veiligheidsmedewerkers, parkwachters enz. De nieuwe wetgeving verplicht de gemeentes van het BHG om personeel op te leiden om deze nieuwe opdrachten te vervullen.
Administratieve omkadering het Departement Partnerships & Netwerk van Actiris; de projectinspecteurs van Actiris.
Budget
Financiering van de verschillende onderdelen van de maatregel Zonder verder in detail te treden, vermelden we dat de financiering:
van de SPI-voorprogramma's is gebaseerd op een vast aantal uren (onthaal, begeleiding, zoeken naar werk); de begeleiding op het gebied van socioprofessionele inschakeling met interface tewerkstelling/opleiding is gebaseerd op een vast aantal uren, dat wordt berekend naargelang het aantal uren opleiding dat door Bruxelles Formation/VDAB wordt erkend. Voorziene Budget 2010 in € Franstalige partners Nederlandstalige partners Totaal SPI
2.973.059,63 208.934,21 3.181.993,84
Financiering van de programma’s voor alternerend leren en werken
Het budget dat aan de vijf CEFA’s wordt toegekend, wordt volgens drie criteria verdeeld: een basisbedrag; 1/3 wordt pro rata het aantal ingeschreven leerlingen tussen de CEFA’s verdeeld; 1/3 wordt pro rata het aantal verkregen ”overeenkomsten voor alternerend leren en werken” tussen de CEFA’s verdeeld. De vijf Nederlandstalige partners worden gesubsidieerd volgens de formule die ook wordt toegepast voor de inschakelingsvzw’s die vooropleidingen organiseren. Het budget van de vzw’s die in beide luiken voorkomen, wordt vermeld in het luik SPI. Voorziene Budget alternerend leren/werken 2010 in € CEFA
321.239,55 €
ALTERNERING
223.695,47 €
Totaal
544.935,02 €
68
Evaluatie
Kwantitatief In het totaal zijn er 67 inschakelingsoperatoren met interface tewerkstelling/opleiding en SPI’s waarmee Actiris een overeenkomst heeft afgesloten en 11 partners voor alternerend leren en werken.
Voor de SPI-voorprogramma’s tewerkstelling/opleiding:
en
de
inschakelingsacties
met
interface
57 Franstalige ISPI’s; 10 Nederlandstalige ISPI’s (waarvan er 3 alternerend leren en werken aanbieden).
Een aantal operatoren die voordien bij de SPI-acties werden opgenomen, hebben voortaan een overeenkomst voor de begeleiding van een specifiek publiek, die het vroegere voorprogramma 4X vervangt. Het publiek van deze maatregel wordt besproken in de desbetreffende fiche.
Voor deeltijds leren:
5 CEFA’s (Centre d'Education et de Formation en Alternance); 1 Franstalige vzw die acties voor deeltijds leren uitvoert; 2 CDBO/CDO's (Centrum voor Deeltijds (Beroeps)onderwijs); 3 (Nederlandstalige) vzw’s waarvan twee naast de acties voor jongeren inzake alternerend leren en werken ook SPI-acties in het kader van andere programma's realiseren.
SPI en begeleiding in het kader van de interface tewerkstelling/opleiding en alternerend leren/werken Tijdens het dienstjaar 2010 werden 8.240 deelnemers opgevolgd bij een partner die inschakelingsvoorzieningen aanbiedt. Voor het merendeel gaat het om programma’s die verband houden met vooropleidingen of opleidingen (6.364 personen). De andere programma’s hebben betrekking op alternerend leren en werken (1.876 personen).
PUBLIEK VAN INSCHAKELINGSACTIES MET INTERFACE TEWERKSTELLING/OPLEIDING EN MET DEELTIJDS LEREN IN 2010( 8 ) ALTERNEREND LEREN EN WERKEN Mannen
%
Vrouwen Totaal
INTERFACE TEWERKSTELLING/OPLEIDING EN SPI Mannen
Vrouwen Totaal
%
Deelnemers Gestart tijdens het lopende jaar
295
201
496
26,4%
1.710
2.200
3.910
Eerder gestart
849
531
1.380
73,6%
1.079
1.375
2.454
38,6%
1.876
100,0%
6.364
100,0% 51,1%
Totaal
1.144
732
2.789
3.575
61,4%
Nationaliteit Belg
971
631
1.602
85,4%
1.443
1.808
3.251
EU
118
60
178
9,5%
249
253
502
7,9%
51
40
91
4,9%
1.065
1.484
2.549
40,1%
29
30
59
0,9%
niet-EU Staatsloze / kandidaat-vluchteling
1
VN-vluchteling Onbekend
8
4
1
0,1%
1
1
0,0%
4
0,2%
2
2
0,0%
De tabel geeft de kenmerken van het publiek dat een (voor)opleiding en/of begeleiding volgt per actie.
69
Studieniveau 1ste graad
922
561
1.483
79,1%
489
434
923
14,5%
2de graad
177
131
308
16,4%
589
623
1.212
19,0%
3de graad
22
24
46
2,5%
310
387
697
11,0%
3
5
8
0,4%
43
29
72
1,1%
48
74
122
1,9%
1310
2028
3.338
52,5%
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
20
11
31
1,7%
Studies in het buitenland Lager onderwijs Secundair onderwijs
18
9
27
87,1%
449
669
1.118
33,5%
2
2
4
12,9%
747
1.170
1.917
57,4%
114
189
303
9,1%
8
2
10
0,2%
Hoger onderwijs
Leeftijdsklasse 1 < 18 jaar
803
506
1.309
69,8%
18 - 24
341
226
567
30,2%
733
779
1.512
23,8%
25 - 34
1.009
1.435
2.444
38,4%
35 - 44
733
1.020
1.753
27,5%
45 - 54
287
319
606
9,5%
19
20
39
0,6%
55 en ouder
Inactiviteitsduur 1.051
673
1.724
91,9%
1.055
1.041
2.096
32,9%
6 tot 11 maanden
42
22
64
3,4%
498
631
1.129
17,7%
12 tot 23 maanden
38
19
57
3,0%
545
784
1.329
20,9%
691
1.119
1.810
28,4%
546
549
1.095
17,2%
23
59
82
1,3%
< 6 maanden
≥ 24 maanden
5
2
7
0,4%
Onbekend
8
16
24
1,3%
Sociaal statuut WZUA
4
1
5
0,3%
WZ ten laste van een OCMW WZ in wachttijd
692
416
1.108
59,1%
90
90
180
2,8%
WZ in opleiding
299
186
485
25,9%
1.514
2.252
3.766
59,2%
Andere NWWZ
17
12
29
1,5%
515
491
1.006
15,8%
Tewerkgesteld
82
80
162
8,6%
26
52
78
1,2%
Andere
27
27
54
2,9%
73
82
155
2,4%
Onbekend
23
10
33
1,8%
2
1.144
732
1.876
100,0%
2.789
Totaal
3.575
2
0,0%
6.364
100,0%
De statistieken per actie tonen dat het publiek hoofdzakelijk uit vrouwen (56%) bestaat. Dat is een stijging van 1% ten opzichte van vorig jaar. Bij vergelijking blijkt de vertegenwoordiging mannenvrouwen in de SPI’s niet overeen te stemmen met hun aandeel in het aantal NWWZ in Brussel, waar vrouwen de helft van uitmaken. Deze statistieken tonen tevens dat het publiek van de SPI-partners vooral in de leeftijdscategorieën van de min 25-jarigen (24%) en de 25-44 jarigen (66%) valt. 33,3% van de deelnemers heeft na het lager secundair onderwijs niet verder gestudeerd. Het percentage dat betrekking heeft op de getuigschriften van het hoger secundair (11%) en het hoger onderwijs (1,9%) is minder vertegenwoordigd in de SPI-sector dan op gewestelijk vlak (36% ) 9 . De groep “andere studies” is daarentegen gestegen (52,5%). De meeste personen uit deze categorie (52,4% van de deelnemers) hebben in het buitenland gestudeerd: 17,5% heeft lager onderwijs gevolgd, 30% heeft secundair onderwijs genoten en 5% heeft hogere studies gedaan. Sinds 2005 stellen we vast dat de groep “andere studies” groter is dan de groep met de deelnemers die hoogstens de 2de graad hadden gevolgd. Deze tendens bestendigt zich duidelijk. Deze stijging van 9
Waarde voor 2006 70
het aantal personen van wie het diploma niet wordt erkend, wordt vermeldt in de verslagen van de operatoren. De verdeling per nationaliteit brengt het volgende fenomeen aan het licht: 42,8% van het publiek, of bijna 4% meer dan het voorgaande dienstjaar, komt uit een land buiten de Europese Unie. Het publiek van de CDBO's/CEFA’s bestaat voornamelijk uit mannen (61%). Ze zijn steeds jonger dan 25 (100%), hebben meestal slechts het lager secundair onderwijs gevolgd (95,5%) en hebben over het algemeen de Belgische nationaliteit (85%).
RESULTATEN
VAN DE ACTIES DIE IN WERDEN VERWEZENLIJKT
2010
IN HET KADER VAN DE
Resultaten bij einde van de acties of op 31 december
Bedrijf opgericht Tewerkgesteld (13%)
Tewerkstelling Stage
Opleiding (57%)
Buiten traject (14%)
V
Totaal
2
2
4
0%
312
400
712
13%
20
6
26
0%
Opleiding
372
665
1.037
19%
Voortzetting
813
1.216
2.029
37%
1
0
1
0%
Op zoek naar werk Zoeken naar werk (17%)
M
SPI-MAATREGELEN (BEHALVE CEFA)
Zoeken naar werk
329
580
909
17%
Heroriëntering
97
84
181
3%
Geen nieuws
54
83
137
3%
179
248
427
8%
1.519
2.289 3.808
70%
2.179
3.284
5.463
100%
943
787
1.730
24%
Gestopt
Positieve uitstroom Totaal ONBEKEND
De hierboven weergegeven resultaten hebben betrekking op de SPI-acties, behalve op de acties door de CEFA’s. We moeten benadrukken dat de tewerkstelling sinds het vorige dienstjaar in stijgende lijn gaat, namelijk van 9% naar 13%. Hetzelfde geldt voor de andere categorieën positieve uitstroom: alle resultaten samen (tewerkstelling/opleiding) betreffen 70% van de uitstromende personen.
SPI-gedeelte van het lastenboek voor de Missions locales en de Lokale Werkwinkels Bij de Missions locales en de Lokale Werkwinkels worden heel wat acties uitgevoerd inzake onthaal, oriëntering, begeleiding, projectbepaling en zoeken naar werk. De gegevens worden rechtstreeks uit de IBIS-encoderingen afgeleid en hangen af van het encoderingsbeleid van de partners. Ze geven evenwel een idee van de grote tendensen. In 2010 waren 18.009 personen bij de acties betrokken waarvan 24% een CBP met Actiris heeft ondertekend of over een actieplan beschikt. Bijna 55% van het publiek bestaat uit Belgen, 35% uit buitenlanders buiten de Europese Unie. Slechts 10% zijn buitenlanders uit een ander Europees land. 16% heeft het secundair onderwijs afgewerkt, terwijl amper 4% hogere studies achter de rug heeft. De personen die “andere studies” hebben gevolgd, maken 53% uit. Het merendeel hiervan heeft in het buitenland gestudeerd.
71
DEELNEMERS AAN DE ACTIES DIE IN 2010 DOOR DE MISSIONS LOCALES WERDEN VERRICHT Mannen Vrouwen Totaal
%
Waarvan CBP
Deelnemers Gestart tijdens het lopende jaar Eerder gestart
7.525
6.333
13.858
77%
2.801
20%
1.854
2.297
4.151
23%
1.461
35%
Nationaliteit Belg
4.590
5.243
9.833
55%
2.684
27%
EU
1.037
763
1.800
10%
406
23%
niet-EU
3.687
2.590
6.277
35%
1.150
18%
57
32
89
0%
20
22%
VN-vluchteling
2
2
4
0%
1
25%
Te controleren
6
0
6
0%
1
17%
Staatsloze / kandidaat-vluchteling
Studieniveau 1ste graad
1.166
987
2.153
12%
579
27%
2de graad
1.368
1.456
2.824
16%
824
29%
3de graad
1.012
1.491
2.503
14%
763
30%
106
85
191
1%
50
26%
Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
331
412
743
4%
217
29%
5.396
4.199
9.595
53%
1.829
19%
Studies in het buitenland Lager onderwijs
1.915
1.460
3.375
19%
581
17%
Secundair onderwijs
2.991
2.297
5.288
29%
1.051
20%
488
442
930
5%
195
21%
11
0%
2
18%
Hoger onderwijs
Leeftijdsklasse 1 < 18 jaar
7
4
18 - 24
1.350
1.492
2.842
16%
749
26%
25 - 34
2.917
3.306
6.223
35%
1.505
24%
35 - 44
3.282
2.608
5.890
33%
1.392
24%
45 - 54
1.665
1.115
2.780
15%
589
21%
158
105
263
1%
25
10%
55 en ouder
Inactiviteitsduur < 6 maanden
3.212
2.578
5.790
32%
1.084
19%
6 tot 11 maanden
1.249
1.035
2.284
13%
542
24%
12 tot 23 maanden
1.567
1.469
3.036
17%
690
23%
≥ 24 maanden
3.350
3.548
6.898
38%
1.946
28%
1
0
1
0%
Onbekend
Sociaal statuut WZUA
5.584
5.077
10.661
59%
3.086
29%
WZ ten laste van een OCMW
150
157
307
2%
45
15%
WZ in wachttijd
571
495
1.066
6%
312
29%
WZ in opleiding
396
512
908
5%
192
21%
Andere NWWZ
2.374
2.021
4.395
24%
557
13%
Tewerkgesteld
192
246
438
2%
35
8%
Andere
112
121
233
1%
35
15%
Totaal
9.379
8.630
18.009 100% 4.262 24%
72
Kwalitatief De socioprofessionele inschakelingacties worden beschreven en beoordeeld in de jaarlijkse evaluatieverslagen van de inschakelingsoperatoren met een overeenkomst met Actiris. We beschikken voor de evaluatie eveneens over de jaarverslagen van de coördinatoren van de zones. Net als in 2009 brengen de inschakelingsoperatoren drie fenomenen naar voren. Eerste fenomeen: de wankele sociaaleconomische situatie van het doelpubliek verslechtert. Tweede, daarmee samenhangend fenomeen: het aantal laaggeschoolden neemt toe. Derde fenomeen: het groeiend aantal mensen dat door de RVA-facilitators verplicht wordt werk te zoeken op straffe van het verliezen van hun vergoedingen. Het merendeel van de operatoren vermeldt een verslechtering van de sociaaleconomische situatie van de werkzoekenden. Ze moeten een steeds groter deel van hun tijd besteden aan zaken die niets met de actie te maken hebben, ten nadele van de professionele inschakeling. Ook blijkt dat een deel van de werkzoekenden psychosociale problemen heeft en met een zwakke gezondheid kampt (waardoor opleidingen vaak niet worden afgemaakt). De verslechtering van die precaire situatie gecombineerd met de stijging van het aantal laaggeschoolden heeft gevolgen voor de verdeling van de plaatsen tussen vooropleiding en kwalificerende opleiding. De operatoren benadrukken dat hun publiek steeds vaker laaggeschoold is. Het is nodig basisopleidingen te geven. Bovendien vermelden de operatoren dat “ondanks een gedifferencieerde pedagogische aanpak, die onontbeerlijk is gezien het niveauverschil tussen de cursisten, er nog steeds veel werkzoekenden leermoeilijkheden vertonen. Het gebrek aan autonomie en systematiek is schrijnend bij sommige cursisten. Ze nemen bijvoorbeeld enkel notities wanneer de instructeur hen daar elke sessie opnieuw op wijst.” Het is evenwel niet altijd evident om met een opleiding te starten. Eerst en vooral worden de WZ ontmoedigd door de lange wachttijden voor de start van een opleiding, waarvoor de operatoren steeds strengere selectieprocedures overwegen. Doordat een steeds groter publiek zich bij de opleidingsinstellingen komt aanmelden, moeten deze laatsten hun informatieverstrekking coördineren en selectieprocedures invoeren. Verder blijkt het niveau van de vooropleidingen en de basisopleidingen te hoog, waardoor de zeer laaggeschoolde werkzoekenden uit de boot vallen. Anderzijds heeft het er ook de schijn van dat personen die dringend een inkomen nodig hebben zich vaak meteen voor een kwalificerende opleiding trachten in te schrijven. In dat geval is het noodzakelijk om met veel van deze mensen, die niet over de nodige kwalificaties beschikken om meteen aan een opleiding deel te nemen, een aangepaste dialoog te voeren en hen in de richting van de vooropleiding te heroriënteren. Dat is een werk dat veel tijd en energie vraagt. Bovendien zijn voor die verschillende kwetsbare doelpublieken ook aangepaste onthaal- en gespreksmethodes nodig. Sommige nieuwkomers van wie het diploma in België niet erkend wordt, verzaken aan hun kwalificatie en voegen zich bij de groep van niet-gekwalificeerden of moeten, bij gebrek aan kennis van één van de landstalen, eerst een vooropleiding Nederlands of Frans of een opleiding Nederlands Tweede Taal (NT2) volgen. Bovendien kunnen we ook alleen maar vaststellen dat de realiteit van het bedrijfsleven zorgt voor een opeenstapeling van hindernissen voor dit soort publiek (geslacht, laaggeschooldheid, nationaliteit of oorsprong, geen kinderopvang, inactiviteitsduur enz.) en dat de financiële crisis de toegang tot werk alleen nog maar moeilijker maakt. De partners merken op dat het ten gevolge van de financiële crisis steeds moeilijker wordt om werkaanbiedingen te vinden die overeenstemmen met de opleidingen die ze aanbieden. Ook zijn de werkgevers minder bereid om stages te organiseren terwijl hun personeel technisch werkloos is. De stage is echter vaak een eerste stap naar een baan in de onderneming waar de stage werd gevolgd, en wordt door de SPI-operatoren als een essentieel onderdeel beschouwd. 73
Vooruitzichten 2011 Actiris en de VDAB hebben toenadering gezocht om de socioprofessionele inschakelingsacties met een opleidingsluik beter op elkaar af te stemmen. Gezien de uitdagingen waar elke instelling het hoofd aan moet bieden, werd beslist dat Actiris en de VDAB hun eigen procedures voor de oproep tot kandidaten zouden toepassen. Dit wil zeggen algemene offerteaanvragen voor de VDAB en projectoproepen voor Actiris, met dien verstande dat enkel de projecten zouden worden toegewezen waarvan de twee luiken elk door de instelling waar ze betrekking op hebben, zouden worden aanvaard. In juli 2010 werd een eerste projectoproep op deze basis gelanceerd. Op het vlak van het Nederlandstalig alternerend leren en werken doken in Brussel enkele problemen op na de publicatie van het Vlaams decreet van 10 juli 2008 inzake het stelsel leren en werken (van kracht sinds 1 september 2008). Bij gebrek aan een samenwerkingsprotocol zoals voorzien door de Vlaamse regering en de regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn de opdrachten en de competenties van Actiris niet vastgelegd. Dit belemmert de verwezenlijking van een coherente hervorming van het Brusselse SPIprogramma voor alternerend leren/werken. Deze hervorming moet immers rekening houden met de rol en de competenties van Actiris en van de potentiële partners voor alternerend leren en werken. Actiris heeft in 2010 een projectoproep uitgewerkt voor een coherente en kwaliteitsvolle socioprofessionele inschakeling van het doelpubliek in Brussel. Deze oproep sluit zo goed mogelijk aan bij de krachtlijnen van het Vlaamse decreet. De lancering zal in 2011 gebeuren voor de partnershipovereenkomsten die in 2010 in werking treden. Langs Franstalige kant werd een protocolakkoord gesloten voor de samenwerking tussen Actiris en Bruxelles Formation inzake socioprofessionele inschakeling en gebeuren de projectoproepen gezamenlijk. 2010 is het tweede jaar dat aldus gezamenlijk inspanningen worden geleverd. Het is voorzien om met de andere subsidiërende overheden (Bruxelles Formation en FGC) samen te werken aan de administratieve vereenvoudiging. In dit kader hebben Actiris en de FGC een uniek financieel modelverslag voor deze twee instellingen uitgewerkt. Er werd een gezamenlijk model voor het kandidaatsdossier uitgewerkt en een werkgroep heeft een gezamenlijk model van activiteitenverslag met de betrokken instellingen gecreëerd (Actiris, Bruxelles Formation en de FGC). Voor de gezamenlijke projectoproep van Actiris en Bruxelles Formation 2011 werden dezelfde prioriteiten als in 2010 behouden opdat de ISPI’s en de Missions locales hun nieuwe projecten zouden kunnen bestendigen. Niettemin werd aan de prioriteiten voor 2011 toegevoegd dat er bijzondere aandacht moet uitgaan naar de jongeren tussen 18 en 25 jaar. Daarnaast zullen de acties met betrekking tot duurzaam bouwen kunnen worden uitgebreid naar duurzame ontwikkeling en het milieu voor zover het verband met duurzaam bouwen wordt aangetoond (afvalbeheer, recyclage van materialen ...). In het licht van de hervorming van de partnerships, zullen nog steeds aangepaste indicatoren worden bepaald en geïntegreerd. Het doel van deze indicatoren is de prestaties en de resultaten van de in het kader van het partnership gerealiseerde socioprofessionele inschakelingsacties te beoordelen. Ten slotte is een van de vooruitzichten voor 2011 de deelname van Actiris aan de kaderovereenkomst tussen Bruxelles Formation en het volwassenenonderwijs die in april 2009 werd ondertekend met de volgende doelstellingen:
het opleidingsaanbod voor werknemers en werkzoekenden die bij Actiris en/of bij de Service bruxellois francophone des Personnes handicapées zijn ingeschreven zowel kwantitatief als kwalitatief doen toenemen;
74
opleidingen of acties voor socioprofessionele inschakeling organiseren die tegemoetkomen aan de behoeften van de Brusselse arbeidsmarkt en inspelen op de verlangens en capaciteiten van de personen met een samenhangend en evenwichtig inschakelingstraject als uitgangspunt; de beroepskeuzevoorlichting voor volwassenen verbeteren en hun mogelijkheden voor een leven lang leren aanmoedigen; de gemeenschappelijke resources van het volwassenenonderwijs en de beroepsopleiding optimaliseren dankzij meer overleg en een betere coördinatie van de acties.
Aangezien het beoogde publiek overeenstemt met het SPI-publiek en de prioriteiten beantwoorden aan de behoeften van de arbeidsmarkt, heeft Actiris deze maatregel opgenomen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
75
12 SOCIAAL UITZENDKANTOOR Juridisch kader Geen juridisch kader, behalve dat de sociale uitzendkantoren of hun partners over de toegang tot de arbeidsmarkt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken, enerzijds voor de sociale begeleiding van de werkzoekenden aan de hand van een partnershipovereenkomst met Actiris en anderzijds door middel van een erkenning als privétewerkstellingsagentschap voor de terbeschikkingstelling van uitzendkrachten op basis van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstelling is om laaggeschoolde jongeren tussen 16 en 30 jaar via uitzendarbeid op de arbeidsmarkt in te schakelen.
Algemene principes Een sociaal uitzendkantoor is bedoeld om sociale begeleiding aan laaggeschoolde jongeren tot 30 jaar te bieden en hen via uitzendarbeid naar een eerste werkervaring en integratie op de arbeidsmarkt te leiden. Hiervoor werken actoren uit de sector van socioprofessionele inschakeling en uitzendkantoren samen, ofwel in één gemeenschappelijke structuur, zoals de cvba met sociaal oogmerk Aris Interim, ofwel via een samenwerkingsakkoord, zoals voor de projecten Instant A en InterS.
Administratieve omkadering Een ambtenaar van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 420.000,00
Uitgaven op 31 december € 300.000,00
Evaluatie In 2007 en begin 2008 was er één sociaal uitzendkantoor operationeel: Exaris Interim (voordien Aris Interim). In mei 2008 werden er nog twee nieuwe kantoren geopend: Instant A en InterS. Instant A heeft in de loop van 2010 zijn activiteiten gestaakt. Dat jaar opende echter een nieuw sociaal uitzendkantoor, Potentia, zijn deuren. In 2010 behaalden de 3 kantoren de volgende resultaten:
Aantal personen Ingeschreven personen Coachingacties Ter beschikking gestelde personen (uitzendarbeid) Personen met een arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur
Exaris Interim
Potentia (8 maanden)
InterS
1.848 1.702
373 196
307 253
327
45
211
70
8
25
76
De drie sociale uitzendkantoren hanteren elke een eigen werkwijze en zijn in verschillende sectoren actief. Exaris Interim begeleidt de kandidaten heel concreet door bijvoorbeeld mee te gaan naar een eerste gesprek met de geïnteresseerde werkgever. De begeleiding van de jongeren beoogt duidelijk een bemiddeling naar een overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur na de eerste werkervaring als uitzendkracht. Door haar centrale ligging en toegankelijkheid heeft dit sociaal uitzendkantoor eveneens af te rekenen met agressieve bezoekers. Haar klanten komen vooral uit de horeca en levensmiddelenindustrie met oog voor duurzame ontwikkeling. Potentia zal vanaf december 2011 waarschijnlijk kunnen beschikken over subsidies in het kader van het tewerkstellingsbeleid. Het kantoor is een partnership tussen de Mission locale de l’Emploi de Bruxelles-Ville, het Brusselse Opleidings- en Jobhuis en Randstad Belgium. InterS werkt met een uitgebreid netwerk van inschakelingsoperatoren die de kandidaatwerkzoekenden naar hen verwijst. De kantoren bevinden zich in het zuidwesten van Brussel en zijn niet vrij toegankelijk. Het is vooral de bedoeling om jongeren uit het opleidingscircuit een eerste werkervaring te bezorgen en eventueel ook aan een overeenkomst van bepaalde of onbepaalde duur te helpen. De klanten komen voornamelijk uit de bouwnijverheid en de horeca. De sociale uitzendkantoren bieden alledrie een individuele begeleiding van de jonge werkzoekende tijdens en na de tewerkstelling via uitzendarbeid.
Vooruitzichten 2011 Voor 2011/2012 wordt nagedacht over de consolidering van het nieuwe sociaal uitzendkantoor Potentia.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19.
77
13 DIENST SOCIALE CONSULTATIE Juridisch kader KB van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Doelstellingen De dienst Sociale Consultatie is gespecialiseerd in de begeleiding naar een aangepaste betrekking van werkzoekenden met beperkingen. Onder “aangepaste betrekking” moet worden verstaan: een beroepsactiviteit die het best overeenstemt met de wensen, de lichamelijke geschiktheid, de beroepsvaardigheden en de ervaring van de werkzoekende. Het publiek bestaat uit personen die als gevolg van een handicap of een ziekte te kampen hebben met een verminderde beroepsbekwaamheid.
Algemene principes Wegens zijn specifieke karakter begeleidingsmethode ontwikkeld.
heeft
de
dienst
Sociale
Consultatie
een
aangepaste
Een medewerker van de dienst kent gebarentaal. Er werd een netwerk opgebouwd met instellingen die gespecialiseerd zijn op het gebied van gezondheid of een specifieke handicap. De begeleiding van de werkzoekende is individueel en aangepast aan zijn moeilijkheden en problemen. De bedoeling is de werkzoekende autonomie en verantwoordelijkheidszin eigen te maken. De specifieke behandeling is gestructureerd rond verschillende fases.
Onthaal In een speciaal daartoe voorziene ruimte wordt een individueel onthaal aangeboden waarbij de werkzoekende op een specifieke en vakbekwame manier ontvangen wordt, zodat hij in alle vertrouwen en sereniteit kan spreken over zaken waar vaak niet over gesproken wordt.
Aanpak van vastgestelde moeilijkheden Deze fase is erop gericht de werkzoekende bewust te maken van de moeilijkheden die zijn tewerkstelling met zich brengt en hem voor te bereiden op deelname aan een sociaal en beroeps(her)inschakelingproces.
Uitwerken van de structuur Al naargelang het soort probleem wordt een aangepast inschakelingsproces uitgewerkt in samenwerking met centra, partners en instellingen gespecialiseerd op het gebied van gezondheid en handicap.
Socioprofessionele inschakeling Een deel van het doelpubliek is, na de voorgaande fasen, in staat om op zelfstandige basis een beroepsinschakelingstraject uit te bouwen. Voor de overigen wordt overgegaan tot het zoeken naar en de prospectie van werkaanbiedingen, eventueel met toepassing van tewerkstellingsmaatregelen.
Evaluatie en steun Aangezien gestreefd wordt naar het slagen van de werkzoekende op lange termijn, wordt met hem/haar een regelmatig contact onderhouden, met indien nodig bijsturing en hermodularisatie.
Administratieve omkadering Actiris 78
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 heeft de dienst Sociale Consultatie 1.328 werkzoekenden ontvangen voor wie 3.496 acties werden uitgevoerd. Deze acties zijn als volgt verdeeld: Verdeling van de acties
Aantal
Medisch-sociale balans Individuele socioprofessionele begeleiding Werkaanbiedingen zoeken en analyseren Voorstelling voor een werkaanbieding Specifieke ondersteuningsacties Diverse (contacten, doorverwijzing,…)
745 1.056 383 467 584 261
Totaal
3.496
De kenmerken van de 1.328 werkzoekenden die door de dienst werden begeleid, worden in de volgende tabel voorgesteld.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN IN
2010
VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN
GESLACHT Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Leerlingschap Hoger onderwijs Andere studies
148 154 160 9 39 207
95 146 150 3 55 162
243 300 310 12 94 369
101 419 197
88 360 163
189 779 360
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur < 25 jaar < 6 maanden > 6 maanden > 25 jaar < 12 maanden > 12 maanden
53 48
41 47
94 95
247 369
209 314
456 683
Totaal
717
611
1.328
Kwalitatief Tewerkstelling is een sleutelfactor voor de sociale integratie van een persoon met een handicap. In onze samenleving blijven de stigmatisering en stereotiepen van personen met een handicap en de tewerkstelling van deze personen nog steeds wijdverbreid. Om dit te veranderen, is het belangrijk de nadruk te leggen op de capaciteiten, de efficiëntie en de bekwaamheden van deze werkzoekenden, en dit zowel bij de werkgevers als bij potentiële collega’s.
79
De positieve ervaringen met de tewerkstelling van gehandicapte personen worden binnen de onderneming als een verrijking gezien.
Vooruitzichten 2011-2012 De individuele opvolging van werkzoekenden met beperkingen voortzetten, onder andere in het kader van de Constructie van het Beroepsproject en van de geplande veranderingen voor dit transversaal instrument. Voortzetting van de samenwerking met partners en instellingen gespecialiseerd op het gebied van gezondheid en handicap. De samenwerking met de werkgevers van de bedrijven voor aangepast werk met het oog op de inschakeling van gehandicapte werkzoekenden voortzetten.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19.
80
14 ACTIES TER BEGELEIDING VAN DE UITWERKING VAN EEN BEROEPSPROJECT (BUBP) Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 februari 2009.
Doelstellingen De doelstelling van deze maatregel is de werkzoekenden die op beroepsvlak de weg kwijt zijn de kans te geven om een kwaliteitsvolle begeleiding te genieten bij de uitwerking van een duidelijk en realistisch beroepsproject. Hiervoor is een grondige omkadering en een gepersonaliseerde en intensieve ondersteuning nodig.
Algemene principes De acties ter begeleiding van de uitwerking van een beroepsproject willen de werkzoekende die geen welbepaalde doelstellingen en/of beroepsproject heeft de kans geven een gepersonaliseerde omkadering te genieten. Dankzij deze omkadering kan hij de balans van zijn ervaring, vaardigheden en capaciteiten opmaken en een duidelijk, realistisch en uitvoerbaar beroepsproject uitwerken. Het publiek wordt door Actiris geselecteerd en naar de operator doorverwezen. Het bestaat uit alle Brusselse werkzoekenden die bij Actiris zijn ingeschreven en van wie: hetzij het beroepsproject nog niet is bepaald of herbepaald moet worden; hetzij het beroepsproject niet realistisch of uitvoerbaar is. In het kader van deze begeleiding moet de werkzoekende minimum drie verschillende fases kunnen doorlopen. Deze hoeven niet noodzakelijk lineair op elkaar aan te sluiten. De operator is autonoom en kiest in samenspraak met de werkzoekende zelf de acties die aan het specifieke karakter van deze WZ zijn aangepast. Deze begeleiding duurt ten hoogste 10 dagen. De manier waarop deze dagen verspreid worden, moet door de operator in het kandidaatsdossier gepreciseerd worden.
Onthaal en analyse van de vraag De fase van het onthaal en de analyse van de vraag is bedoeld om de noden van de persoon nauwkeurig te beoordelen en hem te motiveren om een beroepsproject uit te werken. Deze fase beoogt met name de volgende acties: ontcijfering en analyse van de vraag; onderzoek en informatie-inwinning omtrent de persoon; voorstelling van het mogelijke dienstenaanbod.
81
Balans Tijdens de balansfase kan de persoon de balans opmaken van zijn traject, zijn ervaring, zijn kennis, zijn vaardigheden, zijn kwaliteiten en zijn motivatie. Zo beschikt hij na afloop van deze fase over een duidelijke identificatie van zijn persoonlijke en professionele kenmerken. Deze fase bestaat uit verschillende balansactiviteiten, met name:
psychosociale balans; persoonlijke balans; beroepsbilan; balans van de vaardigheden.
Uitvoering van een specifiek project Deze fase wil enerzijds de begunstigde helpen een duidelijk en realistisch beroepsinschakelingsproject samen te stellen, dat overeenstemt met zijn persoonlijke kenmerken en in lijn ligt met de werkelijkheid van de arbeidsmarkt. Anderzijds wil deze fase het vermogen van de persoon aanboren om actiestrategieën voor het verwezenlijken van het project uit te werken. De acties die in deze fase dienen te worden uitgevoerd zijn de volgende: de uitwerking van een beroepsproject; de evaluatie van de uitvoerbaarheid (toetsing van het project aan de realiteit van de arbeidsmarkt); het bepalen van de nodige middelen voor de uitvoering van het project; de verwijzing van de werkzoekende naar Actiris teneinde de concrete uitvoering van zijn project te laten aanvatten.
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris
Budget
Budget voorzien voor 2010 € 85.029,19
Uitgaven op 31 december € 71.480,61
Evaluatie 1. Verwezenlijkingen Na afloop van de projectoproep 2009-2010 werden 6 partners (waaronder 1 Nederlandstalige partner) geselecteerd om de maatregel tot uitvoering te brengen. Samen moesten ze tussen 287 en 295 personen per jaar 10 begeleiden. Op het einde van het dienstjaar 2010 voldeden slechts 237 personen van de 262 personen die een BUBP-actie hadden gerealiseerd aan de voorwaarden voor de maatregel (cf. supra). a. Profiel van het publiek De toepassing van de maatregel in het Brussels Gewest is niet regelmatig. Zo woont 65% van het publiek in de gemeenten waar de dienstverleners zelf zijn gevestigd. De rest van het publiek komt hoofdzakelijk uit de aangrenzende gemeenten en dan pas komen de andere gemeenten.
10
Daoust Intérim (project PAROL), het I.H.E.B. (Laboratoire d’Ergologie), Media Aktie Kuregem - Stad en de Missions locales de Forest, Saint-Josse-ten-Noode en Schaerbeek.
82
BEGUNSTIGDEN BUBP UIT DE GEMEENTEN WAAR DE DIENSTVERLENER IS GEVESTIGD - 2010 Woonplaats
Mannen
Vrouwen Totaal
%
1030
Schaarbeek
11
33
44 18,7%
1070
Anderlecht
12
26
38 16,2%
1210
Sint-Joostten-Node
12
19
31 13,2%
1190
Vorst
6
12
18
7,7%
1050
Elsene
5
12
17
7,2%
1040
Etterbeek
4
8
12
5,1%
65% van het publiek
Bovendien stellen we vast dat het publiek van de maatregel in zijn geheel ongelijk verdeeld is qua geslacht. Bijna 70% van de begeleide personen zijn vrouwen. Deze verdeling wordt in min of meer dezelfde mate bij alle partners opgetekend (60% tot 70% van het publiek).
BEGUNSTIGDEN BUBP VOLGENS GESLACHT - 2010 Geslacht
Deelnemers
Mannen
% 77
32,5%
Vrouwen
160
67,5%
Totaal
237
100,0%
De begunstigden van de maatregel zijn voornamelijk Belgen of onderdanen van de Europese Unie (80%).
BEGUNSTIGDEN BUBP VOLGENS GESLACHT EN NATIONALITEIT - 2010 Nationaliteit
Mannen
Vrouwen
Totaal
%
Belg
47
111
158
66,7%
EU
11
20
31
13,1%
niet-EU
19
29
48
20,3%
Totaal
77
160
237 100,0%
22,4% van het Belgische of Europese publiek heeft hogere studies achter de rug, net als 26% van de niet-Europeanen van wie het diploma niet wordt erkend in België. Dat betekent dat 30% van het publiek hogere studies heeft gevolgd. Evenzo heeft 23% de middelbare school afgemaakt, net als 50% van het niet-Europese publiek. In totaal beschikt dus 41% van het publiek over basiskwalificaties.
BEGUNSTIGDEN BUBP VOLGENS GESLACHT EN STUDIENIVEAU - 2010 Studieniveau 1ste graad
Mannen
Vrouwen
Totaal
%
6
9
15
6,3%
2de graad
9
22
31
13,1%
3de graad
17
37
54
22,8%
1
1
2
0,8%
Leerlingschap Hoger onderwijs
16
37
53
22,4%
Andere studies
28
54
82
34,6%
Totaal
77
160
237
100,0%
83
De twee groepen die in de tabel hieronder in het oog springen, zijn de vrouwen die minder dan 6 maanden werkloos zijn en vrouwen die sedert meer dan 24 maanden inactief zijn.
BEGUNSTIGDEN BUBP VOLGENS GESLACHT EN INACTIVITEITSDUUR - 2010 Inactiviteitsduur
Mannen
Vrouwen
< 6 maanden
25
49
Totaal 74
31,2%
%
6 tot 11 maanden
13
26
39
16,5%
12 tot 23 maanden
15
28
43
18,1%
≥ 24 maanden
24
57
81
34,2%
Totaal
77
160
237 100,0%
b. Traject De opdeling volgens het sociale statuut wanneer met de maatregel wordt gestart, wordt hieronder weergegeven. Een grote meerderheid van de werkzoekenden heeft een uitkering aangevraagd.
BEGUNSTIGDEN BUBP VOLGENS GESLACHT EN SOCIAAL STATUUT - 2010 Sociaal statuut
Mannen
WZUA
Vrouwen Totaal
55
%
110
165
69,6%
3
3
1,3%
4
6
10
4,2%
7
7
3,0%
Andere NWWZ
17
28
45
19,0%
Tewerkgesteld
1
5
6
2,5%
1
1
0,4%
WZ ten laste van een OCMW WZ in wachttijd WZ in opleiding
Andere Onbekend Totaal
77
160
237 100,0%
In 14% van de gevallen worden de acties niet volgehouden en geven de WZ op. Vrijwel alle personen die tot het einde doorzetten, eindigen volgens de resultaten die door de partners worden gecodeerd met een “welbepaald beroepsproject”.
RESULTATEN VAN DE ACTIES MAKEN - 2010
BUBP
VOOR DE BEGUNSTIGDEN DIE NIET MEER VAN DE MAATREGEL GEBRUIK
Resultaten van de evaluatie
Mannen
Vrouwen
Totaal
Opgave
7
16
23
Stopgezet
5
3
8
4%
57
133
190
86%
1
1
0%
153
222
100%
Bepaald beroepsproject Niet-bepaald beroepsproject Totaal
69
10%
Met betrekking tot het traject zelf van de werkzoekenden die een BUBP hebben beëindigd, stellen we vast dat een aantal WZ in de 6 maanden die op de actie volgen een opleiding of studies aanvatten of deeltijds of voltijds aan het werk gaan.
84
SITUATIE VAN DE BEGUNSTIGDEN DIE SINDS 6 MAANDEN EEN BUBP HEBBEN BEËINDIGD, BIJ AANVANG, NA AFLOOP EN NA 6 MAANDEN - 2010
Statuut bij aanvang
Statuut van de WZ met een bepaald beroepsproject (BP) die sinds 6 maanden zijn uitgestroomd
Statuut bij afloop
31 Statuut na 6 dec. 11 maanden
Volledig werklozen vrijgesteld van inschrijving wegens sociale of familiale redenen
1%
Volledig werklozen die een cursus of een opleiding volgen en hierdoor zijn vrijgesteld van de inschrijving als WZ Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen
76%
WZ in opleiding Niet-werkende WZ WZ ingeschreven tijdens de wachttijd
1%
1%
72%
62%
62%
3%
8%
11%
9%
14%
13%
8%
6%
4%
3%
Vrij ingeschreven werkzoekende, deeltijds tewerkgesteld
1%
WZ die een leefloon (of gelijkaardige hulp) genieten
1%
1%
1%
Personen die een individuele beroepsopleiding in een onderneming of een onderwijsinstelling volgen
1%
Afschrijving wegens niet-beantwoorden van de uitnodigingen van Actiris
1%
1%
Afschrijving wegens ziekte
1%
2%
Afschrijving wegens tewerkstelling
8%
8%
Afschrijving om alle andere redenen
5%
5%
3%
3%
Personen die deeltijds werken en een uitkering ontvangen voor de nietgepresteerde uren Totaal
1%
1%
100%
100%
100% 100%
c. Uitvoeringspercentage (publiek)
SPI-Partner
Opgevolgd publiek (alle acties)
Gesch. Opgevolgd publiek
Voorzien publiek
Uitvoeringspercentage van de overeenkomst
Totaal
262
238
287
83%
De maatregel in zijn geheel bereikt 83% van zijn doelstelling. Bij de uitvoering van de maatregel volgen de partners voornamelijk hun eigen publiek, dat wegens zijn kwetsbaarheid niet via een andere maatregel geholpen kan worden. Slechts twee partners begeleiden personen die voornamelijk door Actiris worden doorverwezen. Twee partners hebben maar een beperkt eigen publiek en wisselen bovendien klanten uit wanneer de toestroom te groot is. Zowel voor de Nederlandstalige als voor de Franstalige partners wordt het aantrekken van publiek bemoeilijkt door de geringe bekendheid van de maatregel BUBP bij de andere partners en binnen Actiris. Evaluatie bij afloop (voor het publiek dat uit de actie stroomt) Opgave
Stopgezet 11%
4%
Bepaald BP 85%
Niet-bepaald BP 0%
Totaal 100%
Voor zowat alle partners overstijgen de positieve uitstromen de voorafbepaalde doelen.
11
De laatste kolom geeft de situatie op 31 december 2010 van de WZ die sinds minder dan 6 maanden een BUBP hebben beëindigd.
85
2. Evaluatie Er werd een evaluatie van de maatregel BUBP uitgevoerd als voorbereiding op een eventuele verlenging. Voor het kwantitatieve onderzoek van de begunstigden van de maatregel werd bij de consulenten van Actiris een enquête gevoerd en werd een groepsanalyse met de partners gemaakt. Hieruit blijkt dat de basis van de maatregel ontegensprekelijk een positieve bijdrage betekent, maar dat bepaalde aspecten van de uitvoering voor verbetering vatbaar zijn. De maatregel behaalt de afgesproken doelstelling: -
-
verduidelijking van het beroepsproject; betere kennis van de sterke punten, de vaardigheden en de manieren waarop men zich op de arbeidsmarkt kan doen gelden; wanneer een beroep zich duidelijk aftekent, een betere kennis van de te ondernemen stappen en de manieren om de afgesproken doelen te bereiken, betere kennis van het netwerk en de mogelijke bronnen in de zoektocht naar werk; terugvinden van zijn motivatie.
Voor zover de maatregel op een andere manier dan de andere maatregelen is georganiseerd (bijvoorbeeld de AAZW of de beroepsbepaling) maar hier wel de instrumenten van overneemt en nieuwe tools creëert, is de BUBP een aanvulling op de andere mogelijkheden waar de werkzoekenden over beschikken. Laat ons enkele elementen van deze maatregel in zijn geheel benadrukken: -
Aangezien de BUBP een methodologie voorstelt die drie maanden kan duren, is de maatregel niet geschikt voor personen die dringend hulp nodig hebben; Door de termijn tussen het einde van de BUBP en de start van de opleiding kan de motivatie verflauwen; De toegang tot de opleidingen is een knelpunt voor de laaggeschoolde WZ: Hoewel ze hiertoe niet
bevoegd zijn, zien steeds meer instellingen zich verplicht om deze WZ te weigeren omdat ze onderworpen zijn aan bepaalde verplichtingen in verband met de subsidiëringwijzen. Deze
weigeringen hebben echter rampzalige gevolgen voor de motivatie van de werkzoekenden bij het verwerven van nieuwe vaardigheden.
Daarenboven is de maatregel uiterst geschikt voor bepaalde WZ die wegens persoonlijke, sociale, familiale of andere redenen niet in de andere circuits terecht kunnen. De maatregel is zeer flexibel t.o.v. het publiek. Bepaalde aspecten van de uitvoering zijn voor verbetering vatbaar: -
een betere organisatie van de informatie voor de professionals; de doorverwijzingsprocedure en de doorverwijzing tussen Actiris en de partners moet vlotter gebeuren; er moet worden gestreefd naar een betere verdeling van het aanbod op gewestelijk niveau en naar een grotere mobiliteit van de werkzoekenden; de ontwikkeling en formalisering van een professioneel netwerk op basis van wederzijdse en persoonlijke kennis en erkenning tussen de operatoren.
Vooruitzichten 2011 Alle opmerkingen van de professionals handelen over de informatieverlening en de procedure, en nooit over de geschiktheid van de maatregel zelf, die in groten getale bijval vindt. Ook het belang om een beroepsproject te formuleren is bewezen, ook al is het momenteel niet mogelijk om een vergelijking te maken met het publiek dat deze maatregel niet kon genieten. 86
De elementen die de komende boekjaren verbeterd moeten worden zijn: -
de versterking van de capaciteit van Actiris om de WZ ook effectief naar de partners door te verwijzen; de verbetering van de informatieverlening aan de tewerkstellingsconsulenten van Actiris; een duidelijkere en betere toegankelijkheid tussen de verschillende bestaande maatregelen om de doorverwijzing te vergemakkelijken.
In 2011 zal bovendien rekening worden gehouden met de vaststellingen uit de evaluatie om het nieuwe lastenboek voor de projectoproep 2012-2015 aan te passen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 17, RS 19.
87
15 BEGELEIDINGSACTIES VOOR EEN SPECIFIEK PUBLIEK Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Bepalingen van het Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 februari 2009. De partnershipovereenkomsten die in dit kader werden ondertekend herroepen en vervangen sinds 1 juli 2009 de overeenkomsten in het kader van de voorprogramma’s “3 X” en “4 X”.
Doelstellingen De inschakeling op de arbeidsmarkt van werkzoekenden die niet over het juiste gedrag en/of de juiste bekwaamheden beschikken voor een snelle professionele inschakeling in het normale economische circuit of het volgen van een opleiding wegens: psychosociale, mentale, familiale, psychiatrische of verslavingsproblemen; lichamelijke of geestelijke functiestoornissen; ernstige tekortkomingen op het vlak van de professionele houding, communicatieve vaardigheden en het werkritme.
Algemene principes De begeleiding van specifieke doelgroepen gebeurt door tewerkstellingsoperatoren via een traject dat bestaat uit een aantal samenhangende, geïntegreerde en aangepaste fases en acties. Gedurende het hele traject moet de begeleiding zich toespitsen op een regelmatige opvolging die aan de ondervonden moeilijkheden en problemen is aangepast. De bedoeling is de werkzoekende autonomie en verantwoordelijkheidszin eigen te maken. In het kader van deze begeleiding moet de werkzoekende verschillende fases kunnen doorlopen die niet noodzakelijk lineair op elkaar aansluiten. Ze kunnen gelijktijdig worden doorlopen of rond bepaalde aspecten worden gegroepeerd. Enkel de fases van het onthaal en de informatieverlening en van de balans en/of het beroepsproject zijn verplicht. Ingeval de werkzoekende opgeeft of het project uitstelt, moet hij een heroriëntatie kunnen krijgen. De volledige begeleiding mag niet langer dan 2 jaar duren. De duur van de fase “opvolging van de (voor)opleidingsacties” wordt niet meegerekend in de maximale duur van de begeleiding.
Onthaal en informatieverlening: Aangezien het begeleidingstraject bij het onthaal begint, draait deze fase met name om de volgende acties: eerste contact(en) met de tewerkstellingsoperatoren; stand van zaken van de situatie van de werkzoekende (professioneel, administratief, medisch, sociaal enz.) en opstelling van een voorgeschiedenis; analyse van de vraag van de werkzoekende; voorstelling van het dienstenaanbod; indien nodig doorverwijzing naar de gespecialiseerde diensten of centra; informatie over de rol van de instellingen en de verschillende diensten, regelgeving ... 88
Balans en/of het beroepsproject: Zoeken naar elementen die de situatie van de werkzoekende kunnen verduidelijken en de obstakels voor zijn professionele integratie, zijn verwachtingen, wensen en mogelijkheden kunnen identificeren; sociale en professionele vaardigheden naar de oppervlakte brengen om het beroepsproject van de werkzoekende te bepalen; uitwerking van het beroepsproject; beslissen over het verloop van de acties en de stappen die de werkzoekende zal moeten ondernemen.
Opvolging van de (voor)opleidingsacties: Deze fase beoogt de begeleiding van de werkzoekende tijdens de (voor)opleidingsperiode. Deze begeleiding gebeurt in de vorm van een aangepaste en regelmatige opvolging van de werkzoekende en moet er eveneens voor zorgen dat hij niet afhaakt. Het gaat er met name om de opleiding in samenspraak met de instructeurs (publiek met een handicap) samen te stellen, contacten te leggen met de opleidingsoperator en de werkzoekende, de werkzoekende indien nodig naar een andere opleiding door te verwijzen en over te gaan tot een eindevaluatie van het opleidingsproces (verworven kennis, moeilijkheden enz.).
Zoeken naar werk: Deze fase concentreert zich op het zoeken naar werk, de voorstelling aan een werkgever en iedere andere actie die tot doel heeft de werkzoekende de nodige middelen te bieden om een positie op de arbeidsmarkt te verkrijgen of te verdedigen. Dit zijn acties voor de werkzoekende met betrekking tot de werkaanbiedingen en het CV, maar ook acties voor de werkgevers om het publiek voor te stellen en een duidelijker beeld van hen te geven. Bovendien wordt er informatie gegeven over eventuele hulp om de werkposten aan te passen enz.
Opvolging en het behouden van een baan: In deze fase wordt de werkzoekende na zijn aanwerving door een werkgever begeleid en ondersteund. Dit kan op de werkplek gebeuren. Zowel de werkgever (advies, ergonomie, aanpassing van de taken …) als de werkzoekende (bemiddeling, een verslechterende situatie van de persoon in de gaten houden ...) zijn hierbij betrokken.
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris.
Budget
Voorziene jaarlijkse budget € 693.208,00
Gerealiseerd budget voor 2010 € 556.942,55
Verwezenlijkingen 80%
Evaluatie
Kwantitatief Het publiek dat in 2010 werd begeleid, bestaat voornamelijk uit mannen. Dit komt grotendeels voor rekening van APRES, dat met meer dan 90% mannen werkt, en van Groep Intro, dat uitsluitend (100%) mannen begeleidt. Voor de meeste andere partners ligt het aantal mannen tussen 60% en 65%. Het aandeel vrouwen is vooral afkomstig van enkele partners die veel vrouwen begeleiden, namelijk Lire et Ecrire en een Mission locale, die iets meer vrouwen dan mannen opvolgen. 89
DEELNEMERS VOLGENS GESLACHT Geslacht
Deelnemers %
Mannen Vrouwen Totaal
1.169
65,3%
622
34,7%
1.791 100,0%
Iets meer dan de helft van de deelnemers zijn Belgen, bijna 35% komt uit een niet-Europees land.
DEELNEMERS VOLGENS GESLACHT EN NATIONALITEIT Nationaliteit
Mannen
Belg
640
EU Niet EU Totaal
Vrouwen Totaal
%
363
1.003
56,0%
108
53
161
9,0%
414
202
616
34,4%
1.169
622
1.791 100,0%
Wanneer we naar hun opleiding kijken, heeft 37% van de deelnemers de middelbare school niet afgemaakt. Bijna 50% heeft een buitenlands diploma dat in België niet wordt erkend.
DEELNEMERS VOLGENS GESLACHT EN STUDIES Studieniveau
Mannen
Vrouwen Totaal
%
1ste graad
232
91
323
18,0%
2de graad
218
97
315
17,6%
3de graad
116
57
173
9,7%
Leerlingschap
16
6
22
1,2%
Hoger onderwijs
40
29
69
3,9%
889
49,6%
Andere studies Totaal
547
342
1.169
622
1.791 100,0%
47,5% van de personen met een buitenlands diploma (dus 24% van het totale publiek) bezit een getuigschrift van het lager onderwijs. 45,9% (dus 23% van het totaal) heeft het secundair onderwijs beëindigd. Ook de diploma’s hoger onderwijs die in het buitenland werden behaald (6,6%, of 3% van het totale publiek) zijn niet erkend.
DEELNEMERS VOLGENS GESLACHT EN STUDIES IN HET BUITENLAND (NIET ERKEND) Studies in het buitenland
Mannen
Vrouwen Totaal
%
Lager onderwijs
236
186
422
47,5%
Secundair onderwijs
275
133
408
45,9%
59
6,6%
Hoger onderwijs Totaal
36
23
547
342
889 100,0%
90
Het sociaal statuut van de deelnemers ziet er als volgt uit:
DEELNEMERS VOLGENS GESLACHT EN SOCIAAL STATUUT Sociaal statuut
Mannen
WZUA
Vrouwen Totaal
%
569
365
934
52,1%
WZ ten laste van een OCMW
17
7
24
1,3%
WZ in wachttijd
64
46
110
6,1%
WZ in opleiding
31
17
48
2,7%
Andere NWWZ
442
171
613
34,2%
Aan het werk
17
9
26
1,5%
Andere
24
6
30
1,7%
6
0,3%
Onbekend Totaal
5
1
1.169
622
1.791 100,0%
De grote meerderheid van deze werkzoekenden zijn “nieuw”. Ze zijn m.a.w. in de loop van 2010 met de actie begonnen. Het gaat met name over 1.269 personen, of 71% van het publiek dat in 2010 werd begeleid. Dit kan voornamelijk worden verklaard door het feit dat de huidige maatregel in juli 2009 werd gelanceerd. Aangezien de opvolging twee jaar kan duren, verwachten we de volgende jaren een beter evenwicht tussen de oude en nieuwe werkzoekenden. Wanneer we naar de verschillende fases van het traject kijken, zien we dat 1.803 personen met fase 1 zijn begonnen (onthaal en informatie). 1.786 personen hebben deze fase beëindigd en 1.692 zijn naar fase 2 overgegaan. De onderstaande tabel benadrukt het feit dat heel wat personen die voordien begeleid werden, bij de invoering van de maatregel hier nog steeds gebruik van maakten. Het gaat voornamelijk om personen in fase 4 (zoeken naar werk). Bovendien gaan een aantal mensen uit fase 4 ook nog steeds gewoon verder met de acties die in andere fases werden opgestart, en zijn dus in meerdere fases actief.
VERDELING VAN DE DEELNEMERS IN DE VERSCHILLENDE FASES Instroom
Uitstroom
Saldo
Fase 1
1.803
1.786
17
Fase 2
1.692
1.382
310
Fase 3
252
151
101
Fase 4
869
350
519
Fase 5
61
55
6
Uit de analyse van de uitstroom volgens de laatst begonnen fase blijkt dat de meeste werkzoekenden niet alle fases doorlopen. Heel wat trajecten worden of in fase 2 of in fase 4 afgesloten. Met uitzondering van een aantal partners die hun klanten vooral bij het begin van het traject begeleiden, beëindigen de partners hun opvolging vaak in de laatste fases van het traject. We merken op dat 42% van de uitgestroomde klanten minstens tot fase 4 zijn geraakt. 10% van de personen die in fase 4 zijn gestopt (4,5% van het totaal) hebben eerst een opleiding gevolgd (fase 3).
91
Kwalitatief Alle partners benadrukken de positieve bijdrage van de BSD-maatregel. Het biedt de medewerkers en het publiek meer tijd om een project uit te werken dat beter aansluit bij de eigenheden van de persoon zelf. Bovendien lijkt de maatregel zowel met betrekking tot de methodologische formalisering van het traject en de structurering per etappe als met betrekking tot de ethische opzet voor een duidelijke verbetering van de begeleiding van het zogenaamde specifieke publiek te zorgen. Bij de meeste dienstverleners sluiten de BSD-acties aan op een reeks activiteiten die hetzij gericht zijn op het specifieke karakter van de doelgroep (Après, Lire et Ecrire, ...) hetzij op de functie van de vereniging die verschillende tewerkstellingsactiviteiten voor al haar doelgroepen biedt (Missions locales enz.). Meestal maakt de begeleiding van een specifieke doelgroep deel uit van een groter project. Indien dit niet zo is, plannen de meeste verenigingen om later andere soorten acties te ontwikkelen. Het publiek klopt op verschillende manieren bij de partners aan. Allereerst is er de doorverwijzing door Actiris. Verder hebben sommige verenigingen een plaatselijke vestiging die zich op de wijk richt (Missions locales, Bruxelles Laïque enz.). Voor deze vzw’s en voor de meer gespecialiseerde vzw’s zijn hun goede reputatie en mond-tot-mondreclame een van de factoren waardoor de mensen bij hen terecht komen. Een andere factor is de doorverwijzing door andere eerstelijnsvzw’s naar een BSDpartner die zich richt tot de slachtoffers van mensenhandel. Ook de RVA speelt soms een doorslaggevende rol wanneer het de werkzoekenden onder druk zet om hulp te zoeken, omdat deze dan soms bij de vzw's terechtkomen omdat ze bewijzen nodig hebben. Het uitvoeren van de actie zelf hangt in grote mate af van de obstakels die tussen de mensen en de tewerkstelling staan. Het kan gaan om objectieve en discriminerende elementen op de arbeidsmarkt (leeftijd, zware mentale of fysieke handicap, opsluiting enz.) of om psychologische factoren die onvoorspelbaar gedrag veroorzaken. De ondervonden moeilijkheden zijn in ieder geval van erg uiteenlopende aard. De hulpverleners die personen met "objectieve" problemen ontmoeten (m.a.w. problemen die tot een bestaande klasse behoren, zoals handicap, ziekte, opsluiting enz.) zullen eerder werken aan het relativeren van het stigma en de werkzoekende begeleiden in hun contacten met een werkgever, met name door te informeren over de mogelijkheden om een werkplek aan te passen. Het tweede type operatoren wordt eerder geconfronteerd met een publiek dat inspanningen vraagt met betrekking tot hun zelfbeeld en de socialisering zelf. De operatoren benadrukken dat het uitvoeren van inschakelingsacties erg complex kan zijn in een situatie die gekenmerkt wordt door diverse problemen: problemen met justitie, het gevangeniswezen, de sociale en familiale werkelijkheid, verslaving en een onzekere professionele toekomst, die verre van rooskleurig is omdat een blanco strafblad vereist wordt om een baan in de wacht te slepen. Bovendien leeft een groot deel van het publiek in een situatie waarin snel werk gevonden dient te worden. Doordat ze laaggeschoold zijn en angst hebben voor de arbeidsmarkt, zijn deze personen vaak niet in staat om een realistisch beroepsproject te formuleren. De termijnen om officiële documenten te bemachtigen worden aangestipt als een van de moeilijkheden om met de nieuwkomers (gedetineerden, slachtoffers van mensenhandel enz.) een beroepsproject te creëren. Naast de psychologische impact op de familiale en sociale relaties verloopt de inschakeling voor gevangenen problematisch doordat het niet gemakkelijk is om de uitvoering van een beroepsproject te combineren met het verschijnen voor de strafuitvoeringsrechtbank. Dit kan zelfs gewoonweg leiden tot de annulering van het beroepsproject of de opleiding, of deze worden uitgesteld tot het moment dat het begin van de opleiding beter aansluit bij de voorziene vrijlating. Verschillende partners die werken met een mobiel publiek (rondreizend, opgesloten in het buitenland) spreken ook over de kwestie van de woonplaats. De werkzoekende actief aanzetten tot werk kan voor hem ook een factor zijn om zich permanent te vestigen, zonder dat dit noodzakelijk in het BHG hoeft te zijn. De begeleiding door de partner, die nochtans aan de basis ligt, zou dan stopgezet moeten worden. 92
De partners benadrukken bovendien dat het moeilijk is om de WZ door te verwijzen naar opleidingen die meer dan 20 uur per week in beslag nemen. Enerzijds is het opgevolgde publiek in het begin niet echt voor te vinden voor een dergelijke intensieve begeleiding. Anderzijds worden sommige doelgroepen expliciet door de opleidingscentra uitgesloten (plus 45-jarigen, ex-gedetineerden enz.). Ook de ongelijke toegang tot informatie vormt een echte barrière voor de toegang tot de arbeidsmarkt. Om financiële redenen of wegens een gebrek aan bepaalde vaardigheden is het voor de WZ niet altijd evident om een e-mailadres aan te maken en solliciteren met het adres van de vzw die hen begeleidt, zou stigmatiserend zijn. In sommige gevallen menen de professionals dat de doelstelling “tewerkstelling in het reguliere arbeidscircuit” een utopie is:
niet enkel wegens het profiel van sommige doelgroepen die zich maar moeilijk aan de normen van de arbeidsmarkt kunnen voegen; maar ook omdat sommige WZ werken om materiële redenen niet per se interessant vinden: ze verliezen bepaalde uitkeringen voor hun handicap en hebben geen garantie dat ze deze uitkeringen opnieuw zullen ontvangen ingeval ze hun werk zouden verliezen; ten slotte zijn de weinige banen waarvoor de WZ zouden kunnen solliciteren vaak voorbehouden aan bepaalde categorieën (win-win enz.) waar de WZ niet altijd voor in aanmerking komen. De gebruikers zijn nu wel aangespoord, maar ze moeten wachten tot ze aan de voorwaarden voldoen om werk te kunnen vinden.
De operatoren maken o.a. gewag van de moeite die het kost om werkaanbiedingen voor hun publiek te vinden, met name omdat deze werkzoekenden laaggeschoold zijn, geen kennis hebben van één van de landstalen of zelfs ongeletterd zijn. Sommige partners stellen vast dat zelfs voor de laaggeschoolde arbeidsplaatsen niet voldoende voorkennis bestaat (talen, informatica enz.). Sommige partners zijn de enige die zich tot een specifiek doelpubliek van de SPI-maatregel richten, en vinden het moeilijk om hun werkwijze bij alle partners bekend te maken (met name de toegangscriteria enz.). Het personeelsverloop bij de tewerkstellingsconsulenten van de vzw's versterkt dit gevoel dat het publiek soms wat overhaast wordt doorverwezen.
Vooruitzichten 2011 Voortzetting van de maatregel.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 17, RS 19.
93
16 TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN Juridisch kader Artikel 59 tot 67 van het KB van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juli 1991 (BS 30 augustus 1991).
Doelstellingen Het toekennen van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een nieuwe installatie van werklozen die zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest domiciliëren om er een betrekking in loondienst te vervullen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en voor ten minste 18 werkuren per week.
Algemene principes De werkzoekende moet: minstens 18 jaar oud zijn; uitkeringsgerechtigde werkloze of niet-werkende vrije werkzoekende zijn en sinds minstens drie maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris ingeschreven zijn. Voorwaarden: de betrekking dient door tussenkomst van Actiris te worden verkregen; de nieuwe woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moet op ten minste 30 kilometer van de vroegere woonplaats liggen; de plaats van tewerkstelling moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn; een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur voor ten minste 18 uur per week; de verhuizing moet plaatsvinden binnen de 12 maanden na het tijdstip van de aanwerving. Het bedrag van de tussenkomst: de terugbetaling van de reiskosten van de aanvrager, van de inwonende personen te zijnen/haren laste en van zijn/haar wettelijke of feitelijke echtgeno(o)t(e) ook als deze niet ten laste is; de terugbetaling van de vervoerskosten van de inboedel tot een maximaal bedrag van € 500; een forfaitaire vergoeding van € 375 plus 50% per persoon ten laste.
Administratieve omkadering
Procedure De aanvraag tot tussenkomst moet gebeuren per aangetekende brief gericht aan Actiris binnen de 3 maanden na de inschrijving in het bevolkingsregister. De aanvraag moet vergezeld zijn van: een kopie van de arbeidsovereenkomst; een attest van de gemeentelijke overheid van de nieuwe woonplaats met vermelding van het aantal personen ten laste, het vorige en het nieuwe adres en de datum van inschrijving in het plaatselijk register; een attest dat bewijst dat men ofwel uitkeringsgerechtigd werkloos ofwel niet-werkende vrije werkzoekende is en dat men ten minste gedurende 3 maanden bij de dienst Arbeidsbemiddeling van Actiris ingeschreven is; de factuur van de vervoerskosten van de inboedel. 94
Administratieve omkadering Actiris controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de tussenkomst.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 3.000,00
Reële uitgaven €0
Evaluatie
Kwantitatief Er werd in 2010 geen enkele aanvraag ingediend.
Kwalitatief De maatregel kent nog steeds dezelfde evolutie: er worden maar weinig aanvragen voor een tussenkomst in de nieuwe installatie van werkzoekenden ingediend. Het gebeurt dat werkzoekenden die in de andere gewesten wonen zich bij Actiris inschrijven om makkelijker werk te vinden. Op dat moment zou Actiris hen moeten informeren omtrent de voordelen waarop zij in voorkomend geval dankzij deze maatregel recht hebben. Het wettelijke kader stemt overeen met het beoogde doel, maar niet met de concrete uitvoering van de maatregel. Doordat een van de vereisten is dat de WZ via Actiris tewerkgesteld moet worden, worden immers alle personen die zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen en die op een andere manier werk vinden, uitgesloten.
Vooruitzichten 2011 Net als de voorgaande jaren kunnen we enkel herhalen dat, om deze maatregel bekend te maken, het wenselijk is aan alle WZ die zich bij Actiris inschrijven maar niet in het Brussels Gewest wonen een informatiebrief te versturen. Wanneer men bovendien deze maatregel wil uitbreiden, is het wenselijk de reglementering te wijzigen zodat hij daadwerkelijk kan worden opgenomen in de acties om de mobiliteit van de werknemers te verhogen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
95
17 BEROEPSOVERSTAPPREMIE Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 mei 1994 (BS van 25 november 1994). Besluit van 18 juli 1996 (BS van 23 oktober 1996). Besluit van 19 september 1996 (BS van 24 oktober 1996). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004 (BS van 14 mei 2004).
Doelstellingen Het toekennen van een premie aan kmo’s en vzw’s met hoofd- of bedrijfszetel te Brussel die bepaalde categorieën kansarme werkzoekenden aanwerven en hun in de onderneming zelf een door de bevoegde instantie goedgekeurde beroepsopleiding laten volgen.
Algemene principes De onderneming of de vzw moet:
voldoen aan de voorwaarden voor kmo’s (minder dan 250 werknemers, een hoofd- of bedrijfszetel in Brussel hebben, een jaaromzet lager dan 40 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal lager dan 27 miljoen euro hebben, en zelfstandig zijn ten opzichte van grote ondernemingen);
haar werkaanbieding vóór de aanwerving aan Actiris meedelen;
de werknemer in de onderneming een door Bruxelles Formation of de VDAB goedgekeurde beroepsopleiding van ten minste 240 uren (ondertekening van een beroepsoverstapovereenkomst) laten volgen;
de werkzoekende aanwerven met: een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en voor een voltijdse betrekking (premie van € 500); of een startbaanovereenkomst die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur en minimum halftijds verbindt aan een erkende opleiding (premie van € 250, alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); of een startbaanovereenkomst (een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde duur, minstens halftijds en minimum een jaar) in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken (premie van € 250 of € 125, voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar); of een alternerende startbaanovereenkomst, van minimum een jaar, in de vorm van een arbeids-, een leer-, een inschakelings- of een stageovereenkomst (premie van € 125, alleen voor werkzoekenden jonger dan 26 jaar, en in het kader van een opleidingstraject voor het alternerend leren en werken);
de werknemer tewerkstellen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
de werknemer tijdens zijn opleiding omkaderen.
De werkzoekende moet:
bij de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris) ingeschreven zijn; tot een van de volgende categorieën behoren: jonger zijn dan 25 jaar en niet (langer dan) 3 opeenvolgende maanden gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); jonger zijn dan 25 jaar, langer dan 6 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); ouder zijn dan 25 jaar, langer dan 12 opeenvolgende maanden niet gewerkt hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); ouder zijn dan 45 jaar en geen job hebben (maximum diploma hoger secundair onderwijs); 96
ouder zijn dan 55 jaar en geen job hebben; (opnieuw) aan het werk willen gaan en gedurende minstens 2 jaar niet gewerkt hebben, noch een opleiding gevolgd hebben; geen bezoldigde beroepsactiviteit van (meer dan) 3 opeenvolgende maanden gevonden hebben na een vrijheidsbenemende straf te hebben uitgezeten; jonger zijn dan 46 jaar, niet werken, maximum een diploma van het lager secundair onderwijs hebben en de aanwerving moet de creatie van een extra arbeidsplaats betekenen. De premie bedraagt € 500, € 250 of € 125 per maand. Duur van de toekenning van de premie:
de premie wordt maandelijks betaald gedurende 12 maanden;
de periode van 12 maanden moet vallen binnen een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanwerving plaatsvindt;
in geval van een vervanging wordt de premie uitsluitend toegekend voor de aanwerving van een werknemer die een personeelslid vervangt dat werd ontslagen wegens een zware fout of dat met pensioen gaat;
is niet verenigbaar met een staatstussenkomst verbonden aan een investering, noch met andere financiële voordelen (uitgezonderd de vermindering van de socialezekerheidsbijdragen);
mag in geen geval het maandelijkse nettoloon dat aan de werknemer wordt betaald, overschrijden.
De premie is niet verschuldigd voor de maanden waarin de werkgever geen loon uitbetaald.
Administratieve omkadering Actiris controleert de uitvoering van de maatregel en betaalt de premies.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 107.000,00
Reële uitgaven: € 81.128,00
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 zorgden 30 werknemers ervoor dat hun werkgevers deze maatregel konden genieten. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste kenmerken van de nieuwe begunstigden van de maatregel in 2010.
97
BEGUNSTIGDEN VOLGENS GESLACHT, LEEFTIJDSKLASSE, STATUUT EN STUDIENIVEAU IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
9 3 1
14 1 2
23 4 3
5 8 -
4 11 2
9 19 2
13
17
30
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Studieniveau Lager onderwijs 2de graad 3de graad Totaal
We merken op dat de begunstigden van deze maatregel in hoofdzaak uit het beroeps- of technisch onderwijs komen. Bovendien werd 40% van de werknemers aangenomen in de bouwsector en de horeca en is 30% van de jongeren tewerkgesteld in het kappersvak en de sociale dienstverlening. De jongeren kunnen hier beroepservaring opdoen en hun theoretische kennis in de praktijk toepassen en aanvullen.
VERDELING VAN DE BEGUSTIGDEN VOLGENS DE ACTIVITEITENSECTOR WAARIN ZE ZIJN TEWERKGESTELD Activiteitensectoren Haartooi en esthetiek Bouwsector Hotels + horeca Dienstverlening aan bedrijven Gezondheid en sociale dienstverlening Transport en communicatie Totaal
Aantal werknemers
% 3 7 5 7
10 23 17 23 20
6 2
7
30
100
Kwalitatief Over het algemeen gezien daalt het aantal personeelsleden waar deze maatregel betrekking op heeft. De daling van het aantal personen dat met deze premie wordt aangeworven kan worden verklaard door de invoering van het win-winplan, dat de werkgevers meer financiële voordelen oplevert.
Vooruitzichten 2011 Er wordt geen wijziging van de reglementering voorzien. De dienst zal de geldende bepalingen blijven toepassen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19
98
18 BEROEPENREFERENTIECENTRA Juridisch kader Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars van 11 juni 2002, sinds 2005 opgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET). Het Pact voor Duurzame Stedelijke Groei dat op 29 april 2011 door de vertegenwoordigers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de sociale partners werd ondertekend. Het lastenboek van de referentiecentra dat op 2 juli 2003 door het plenair comité van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité werd aangenomen. Sectorale overeenkomst gesloten tussen de sociale gesprekspartners, de Openbare Tewerkstellingsen Beroepsopleidingsdiensten en de minister van Tewerkstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De doelstellingen van de referentiecentra (BRC) zijn de volgende: in één ruimte performante opleidingsinstrumenten ter beschikking stellen; basisopleidingen voor jongeren uit het technisch en het beroepsonderwijs, het alternerend leren en werken, voortgezette opleidingen voor werknemers, opleidingen voor instructeurs en de omkadering en opleiding van voogden in de onderneming organiseren; de beroepsbekwaamheid testen (screenings), beroepsopleidingen voor werkzoekenden organiseren en tot hun beroepsinschakeling bijdragen; de bekwaamheden van de werkzoekenden en de werknemers valideren; de sectorale promotie van de toekomstgerichte beroepen en kwalificaties verzorgen; de evolutie van de beroepen, de kwalificaties en onderzoek en innovatie observeren en nieuwe opleidingsprogramma’s aangepast aan de technologische evolutie van de productieprocessen van goederen en diensten ontwikkelen.
Algemene principes De referentiecentra zijn het resultaat van een partnership tussen enerzijds de openbare tewerkstellings- en opleidingsinstellingen en anderzijds de Brusselse beroepssectoren die een tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten ervaren. Ook de verschillende onderwijsnetten zijn hierbij betrokken. Oorspronkelijk werden zes bedrijfstakken (of beroepsgroepen) door het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité (BESOC) als prioritair erkend: de technologische industrie, de bouwsector, de informatie- en communicatietechnologieën, de verkoop en kleinhandelssector, de garagesector en de sector van de gezondheidszorg. Daarnaast voorzag het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in de oprichting van vijf beroepenreferentiecentra in de loop van de regeerperiode 2004-2009. Deze centra zijn vandaag operationeel. Het regeerakkoord van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (legislatuur 2009-2014) voorziet in de oprichting van twee nieuwe referentiecentra in “sectoren met een hoog tewerkstellingspotentieel, zoals de beroepen van de overheidssector (hulp bij het voorbereiden van examens) en de stadsberoepen”. Elke oprichting van een BRC moet het voorwerp uitmaken van een sectorprotocol tussen de gewestminister van Tewerkstelling, de openbare tewerkstellings- en beroepsopleidingsdiensten en de sociale partners van de betrokken sector(en). Er wordt een sectorcommissie opgericht belast met de opvolging en begeleiding van zijn BRC-project. Qua rechtsvorm moeten de BRC een eigen beslissingsstructuur krijgen (bijvoorbeeld vzw) met vertegenwoordigers van de betrokken sector(en) en van de tewerkstellings- en opleidingsinstellingen. In voorkomend geval moeten ook de onderwijsinstellingen worden betrokken.
99
De BRC worden gecofinancierd door de openbare sector (voornamelijk het Gewest) en de privésector (sectorfonds(en)). De financiële lasten worden ongeveer gelijk verdeeld tussen beide.
Uitvoering IRIS TECH+ werd in 2003 opgestart en is gericht op de metaalverwerkende nijverheid en de technologische industrie. Eind 2004 werd in samenwerking met Volkswagen Vorst een pool Automotive in de structuur opgenomen. In 2009 werd de pool Luchtvaartkunde bij SABCA geïnstalleerd. Actiris neemt de overheidsbijdrage om dit referentiecentrum te cofinancieren integraal op zich. Het referentiecentrum voor de informatie- en communicatietechnologieën EVOLIRIS (vroeger BRC ICT) is in 2006 ontstaan uit de herstructurering van de vzw's BRUTEC en TELEPORT. Het gewest zorgt via Actiris voor het volledige openbare aandeel van de financiering van het referentiecentrum. Het BRC BOUW richt zich op de "niet-gemechaniseerde" (manuele) beroepen van de bouwsector en het duurzaam bouwen alsook de beroepen waarbij zware apparatuur wordt gehanteerd. Het werd in 2007 met de bijkomende steun van de minister van Milieu opgericht. Eind 2007 heeft Actiris een overeenkomst voor de jaarlijkse financiering van dit referentiecentrum afgesloten, waarbij het BIM voor een deel van de openbare financiering instaat. Het beroepenreferentiecentrum HORECA BE PRO spitst zich toe op beroepen in de horeca en het hotelwezen en ging eveneens eind 2007 officieel van start. Actiris staat door middel van een jaarlijkse financieringsovereenkomst die eind 2007 werd gesloten, geheel in voor de gewestelijke openbare bijdrage van dit referentiecentrum. Het beroepenreferentiecentrum IRIS TL wijdt zich aan alle beroepen in de transportsector en de logistiek, zoals onder meer de havenactiviteiten. Het werd eind 2007 met de bijkomende steun van de staatssecretaris verantwoordelijk voor de Haven van Brussel opgericht. Actiris neemt 34% van de openbare financiering van het BRC voor zijn rekening, de Haven van Brussel staat in voor de overige 66%.
Administratieve omkadering Het BRC: de sectorcommissie; de raad van beheer van het referentiecentrum. Actiris: de dienst Partnership; de projectinspecteurs.
Budget Het basisprincipe van de financiering van de referentiecentra is te streven naar een evenwicht tussen het financiële aandeel van de overheidsdiensten en de betrokken sectoren, waarbij de sectoren of bedrijven hun inbreng aan uitrusting, goederen en diensten als natura in rekening kunnen brengen. Wat de overheidsfinanciering betreft, bedroeg het budget van Actiris voor 2010 € 1.978.755. Het gerealiseerde budget liep op tot € 1.738.571,03 (88%).
BUDGET EN UITGAVEN VOOR 2010 PER BRC Bedrag geboekt op het budget van Actiris
Uitgaven op 31.12.2010 Uitvoeringspercentage Uitvoeringspercentage 2009 2010
BRC EVOLIRIS
€ 520.240,00
€ 510.172,65
87 %
98 %
BRC IRIS TECH+
€ 751.764,00
€ 690.683,81
77 %
92 %
100
BRC BOUW
€ 381.020,00
€ 254.095,58
100 %
67 %
BRC HORECA
€ 115.731,00
€ 73.622,99
35 %
64 %
BRC IRIS TL
€ 210.000,00
€ 210.000
80 %
100 %
€ 1.978.755,00
€ 1.738.575,03
85 %
88 %
Algemeen totaal
Evaluatie BRC IRIS TECH+ Het BRC IRIS TECH+ organiseert vandaag opleidingen in 3 activiteitendomeinen: de metaalverwerkende nijverheid en de technologische industrie, de automobielsector en de luchtvaartkunde. Sinds 2003 verleent de afdeling Saint-Denis opleidingen in de volgende materies: industriële hydraulica, lassen, solderen, lifttechnieken, koeltechnieken, luchtbehandelingstechnieken, industriële elektriciteit, onderhoudsmechanica, werktuigtechnieken, onderhoudstechnieken, HVAC en domotica. Sinds 2004 verstrekt de pool Automotive van het BRC IRIS TECH+ opleidingen elektronica in de automobielassemblage, laserlassen en plasmasnijden. Sinds 2008 is een pool Luchtvaartkunde gevestigd in de gebouwen van de fabriek SABCA. Dit gebeurde op dezelfde manier als voor de pool Automotive van het BRC, die zijn activiteiten in de infrastructuren van AUDI Brussels heeft ontwikkeld. In 2004 verstrekte IRIS TECH+ 50.000 uren opleiding. In 2005 waren dit 60.000 uren. Sinds 2006 is het totaal aantal uren opleiding relatief stabiel gebleven en schommelt dit rond de 75.000 uren. In 2010 heeft het BRC IRIS TECH+ in totaal 73.681 uren opleiding georganiseerd. De onderstaande tabel bevat een gedetailleerd overzicht van het publiek dat bij de opleidingsacties betrokken is.
SOORT PUBLIEK BETROKKEN BIJ DE OPLEIDINGSACTIES VAN HET BRC IRIS TECH+ IN 2010 2010 Franstalige werkzoekenden (Bruxelles Formation / RTMB) – pool Saint-Denis
32.171,50 u
Franstalige werkzoekenden (Bruxelles Formation Langues / RTMB) - pool Saint-Denis
1.982,50 u
Franstalige werkzoekenden (sector / Actiris) – inschakelingsacties - pool Saint-Denis
3018 u
Franstalige werkzoekenden (sector / Actiris) – SABCA - pool Luchtvaartkunde
2016 u
Totaal Franstalige werkzoekenden
39.188.00 u
VDAB (pool Saint-Denis)
8.010,50 u
Werknemers (pool Saint-Denis)
17.400,00 u
Onderwijs (pool Saint-Denis)
8.262,50 u
Onderwijs (pool Automotive)
760,00 u
Onderwijs (pool Luchtvaartkunde)
60 u Totaal Onderwijs (leerlingen)
9.082,50 u.
Totaal
73.681 u.
In de pool Saint-Denis is het aantal opleidingen voor Franstalige werkzoekenden in 2010 gedaald ten opzichte van 2009. Deze daling is te wijten aan de toenemende moeite die het kost om cursisten te vinden die over voldoende basiskennis wiskunde en elektriciteit beschikken om aan de kwalificerende opleidingen deel te nemen. Daarom heeft het sectoraal fonds RTM Brussel een module “Basistechnologie” ontwikkeld om deze leemten aan te vullen. Deze module kent veel succes. De taalopleidingen (NL) voor de dienstverlenende beroepen en de vooropleiding “Basismetaal” van de VDAB blijven ongewijzigd. De opleidingen voor de werknemers worden verder ontwikkeld. Het aanbod richt zich op een steeds ruimer publiek van werknemers en beperkt zich niet enkel meer tot de ondernemingen uit de metaalverwerkende nijverheid. Deze ontwikkeling komt er vooral door de versterking van de pedagogische middelen in het domein van de koeltechnieken sinds IRIS TECH+ door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door het Waals Gewest werd erkend om ervaringsbewijzen voor koeltechnici af te leveren. 101
De opleidingsactiviteiten van de pool Automotive zijn sinds 2009 verminderd, eerst ten gevolge van de omvangrijke werkzaamheden voor de herorganisatie van de assemblagelijnen van AUDI Brussels en vervolgens doordat intensief personeel werd opgeleid voor de productie van het model A1. AUDI Brussels heeft een belangrijke investering gedaan in het roboticagedeelte van de opleidingsinfrastructuren van de pool Automotive. Aldus beschikken de cursisten over volledig vernieuwde en hoogtechnologische apparatuur. Op vraag van SABCA heeft het BRC in de pool Luchtvaartkunde werkzoekenden met het oog op een aanwerving opgeleid tot “monteur-tester fijne mechanica”. Zo kregen 6 kandidaten een FPI-Eovereenkomst. Het percentage inschakelingen na beroepsopleiding bedraagt in 2010 voor IRIS TECH+ 77% (ABD/AOD/IBO-T). De samenwerking met de ondernemingen draagt bij tot de plaatsing van de werkzoekenden na hun opleiding. Niettemin stelt het BRC vast dat de technische eisen en de verwachtingen inzake gedragingen steeds hoger liggen. IRIS TECH+ is sinds 9 maart 2007 erkend als centrum voor de validering van vaardigheden voor de functie “onderhoudsmechanicus”. In 2010 hebben drie kandidaten deelgenomen aan de valideringstoets. Een kandidaat is hiervoor geslaagd. IRIS TECH+ heeft aan een van de twee niet geslaagde kandidaten voorgesteld een opleiding te volgen om de hiaten die tijdens de toets aan het licht waren gekomen op te vullen. Deze persoon is vandaag aan het werk. Inzake de sensibilisatie van jongeren bereikte het in 2005 opgerichte project EOLE tijdens het schooljaar 2009-2010 91 leerlingen en 3 leerkrachten. Aan de actie Technologie op woensdag (gelanceerd in 2008) namen 19 jongeren van 10-12 jaar deel. Om de sensibiliseringsacties naar de jongeren toe te versterken, heeft IRIS TECH+ eveneens aan de volgende evenementen deelgenomen: Expo-Sciences, de Brusselse Week van de technologie en Entreprendre sa vie professionnelle. Bovendien was het BRC ook aanwezig op de JOB DAY gewijd aan de technische beroepen. Vooruitzichten 2011 In 2011 zal het beroepenreferentiecentrum 85.318 uur opleiding organiseren voor de pool SaintDenis, 1.600 uur voor de pool Automotive en 500 uur voor de pool Luchtvaartkunde. Ook al blijven de beroepen waartoe de werkzoekenden na hun opleiding bij IRIS TECH+ toegang hebben beloftevol en maken ze een duurzame socioprofessionele inschakeling mogelijk, toch moeten we benadrukken dat de technische vereisten en de verwachtingen inzake gedragingen steeds hoger liggen. Het BRC is van mening dat er absoluut moet worden blijven geïnvesteerd in kwaliteitsvolle uitrustingen en in een strikte pedagogische ontwikkeling. Het sectoraal fonds RTM Brussel heeft een module “Basistechnologie” voorgesteld omdat het steeds moeilijker was kandidaten met voldoende basiskennis te vinden om de kwalificerende opleidingen te starten. Deze methodologie zal worden uitgebreid naar alle werkzoekenden die een kwalificerende technische opleiding wensen te volgen. Hiertoe zullen IRIS TECH+ en Bruxelles Formation in 2011 samenwerken. De acties voor de monitoring en de promotie van de sector worden voortgezet. Aangezien voor de “Technologie op woensdag” een specifieke onderwijsmethode voor jonge kinderen gebruikt wordt, was het nodig om een partnership met CAP SCIENCES aan te gaan. Deze vzw is namelijk gespecialiseerd in de wetenschappelijke ontdekking aangepast aan deze leeftijd. De ontwikkeling van een expertmodule volgend op de basismodule is nu een volgende uitdaging voor het referentiecentrum. Dankzij de belangrijke investering van AUDI Brussels in het roboticagedeelte van de opleidingsinfrastructuren van de pool Automotive beschikken de cursisten over volledig vernieuwde en hoogtechnologische apparatuur. Vanaf het eerste kwartaal van 2011 zou de pool Automotive geleidelijk aan zijn onthaalcapaciteit moeten terugvinden.
102
BRC ICT (EVOLIRIS) Het BRC EVOLIRIS legt zich toe op informatie- en communicatietechnologieën (ICT). De acties die het in 2010 heeft ontwikkeld lagen in de lijn van de activiteiten die sinds 2006 worden gevoerd. De bestaande projecten werden geconsolideerd en er werden nieuwe projecten tot stand gebracht. Op het vlak van de opleidingen is Evoliris zich bewust van de snelle vooruitgang binnen zijn sector alsook van de tewerkstellingsmogelijkheden die deze biedt. Daarom organiseert het centrum voortdurend verschillende acties om het opleidingsaanbod beter op de arbeidsmarkt af te stemmen. Hierdoor kan het zijn opleidingsaanbod verder uitbreiden en aanpassen en zo op de behoeften van de arbeidsmarkt inspelen. Het opleidingsaanbod is in 2010 dan ook fors uitgebreid. Dankzij deze opleidingen kon in vergelijking met 2009 een duidelijke stijging van het aantal bezoekers (alle soorten publiek samen) worden opgetekend. Dit kunt u eveneens uit de onderstaande tabel aflezen.
TYPE BEGUNSTIGDEN VOLGENS OPLEIDING (BRC EVOLIRIS) 2010 + TOTAAL 2009 2009
2010
Totaal
Aantal werkzoekenden
Aantal werknemers
114
104
Callcenter (kleine module zoeken naar werk en helpdesktechnieken) [1]
416
307 (Cevora diversen) 65 (ISP)
Technicus informaticaveiligheid – FP IBFFP
12
-
EVOLIRIS netwerken)
82
Callcenter (opleidingen)
Aantal leerlingen
Totaal
25
-
129
15 (Cevora diversen)
89 (Secundaire scholen)
476
-
-
-
44
-
-
44
128
148
-
-
148
IRISIB (GPCR - Cisco) – PF IBFFP
89
12
24
32
68
Technicus telecommunicatie CISCO) – FP IBFFP
12
12
-
-
12
84
53
-
59
9
-
-
-
Server HP
-
94
-
118
Printer HP all-in-one
-
111
-
138
-
12
24 (waarvan 18 instructeurs) 27 (waarvan 22 instructeurs) 1 (Instructeurs)
-
13
-
10
2 (Instructeurs)
-
12
Watchguard Firebox Edge e-series Wireless
-
10
2 (Instructeurs)
-
12
EVOLIRIS – Franstalige Gemeenschap – Opleidingen voor leerkrachten en leerlingen (ASConcept, Word, Access en callcenter)
-
-
Interface3
(Cisco-
EVOLIRIS - Interface3 Virtual server + pc-lokalen Ondersteuning (Microsoft -
Labomobil (SAN-NAS) Labomobil (Router Cisco)
EVOLIRIS Developer)
Intec
Brussel
(.Net
Watchguard Firebox Edge e-series
-
70
EVOLIRIS – OBMB Technische informaticaopleidingen
6 (Instructeurs)
-
56
946
1.038
(Leerkrachten) 14 (waarvan 8 instructeurs) 210
48 (Secundaire scholen)
118
-
70
169
1.417
103
Evoliris heeft concrete voorstellen gedaan om met het Brusselse Microsoft Innovation Center (MIC) samen te werken aan het aanbod opleidingen, certificaten of seminaries in de informaticasector. Het BRC heeft de partnershipprojecten met de ISPI-centra voortgezet: creatie van een syllabus “helpdesk”, rekrutering van kandidaten voor de opleidingen, technisch-pedagogische aspect van de profielen en de inhoud van de opleiding, opvolging van het Forum van 2009. Voor de oprichting van het Brusselse centrum voor de validering van de vaardigheden van ICTberoepen sloot Evoliris een partnershipovereenkomst met Bruxelles Formation. Bruxelles Formation staat in voor de evaluatie, Evoliris neemt de organisatie voor zijn rekening. Het BRC heeft succesvol de verschillende etappes doorlopen, namelijk audits en de organisatie van een blanco proef. De infosessies voor de tewerkstellingsconsulenten van Actiris werden in 2010 afgesloten. Evoliris heeft tevens meegewerkt aan de herziening van de beroepencodes van Actiris. Dankzij deze nauwe samenwerking met Actiris kon de kwaliteit van de dossiers van de werkzoekenden verbeterd worden, waardoor deze gemakkelijker aan de werkaanbiedingen kunnen worden gelinkt. Verder werden met de Forem en de VDAB ervaringen en screeningtools uitgewisseld. Er was een screening van de “helpdesktechnici”, een knelpuntberoep in Brussel, voorzien. Het project “Informaticus voor één dag” is bedoeld om de leerlingen warm te maken voor informaticaberoepen. Tijdens het schooljaar 2009-2010 konden zo ongeveer 1.072 leerlingen van het secundair onderwijs worden bereikt. Verder vonden er contacten plaats om de sensibilisatie van leerlingen uit de Vlaamse Gemeenschap te organiseren. De verschillende andere informatie- en sensibiliseringsacties gebeurden in het kader van een aantal tewerkstellings- en opleidingsbeurzen: SIEP-beurs, jobbeurzen van Ukkel en Schaarbeek, Plan naar werk, de DevDay omtrent het beroep informaticaontwikkelaar. In de loop van 2010 heeft Evoliris een project ontwikkeld om zijn website te verfraaien met ludieke en educatieve “serious games” over de ICT-sector en de informaticaberoepen. Op het vlak van de sectorale monitoring werd in 2010 een belangrijke studie gevoerd: “De ICTtewerkstellingsmarkt in Brussel in 2009 en in het 1ste trimester 2010 : analyse van het aanbod en de vraag en inzoomen op de meest gevraagde functies”. Er werd tevens een Trade Union Day georganiseerd. Dit was een dag waarop de vakbonden elkaar ontmoetten om na te denken over het thema tewerkstelling en opleiding in de informaticasector in Brussel. Er is een tweede ontmoeting gepland om de verschillende kwesties verder uit te werken. Vooruitzichten 2011 Evoliris plant om in 2011 het bestaande opleidingsaanbod te verruimen, korte technische opleidingen voor een gemengd publiek te organiseren (samenwerking OBMB 2010) en dit aanbod naar andere sectorfondsen en andere technische thema’s uit te breiden. Ook zullen opleidingen inzake e-Learning worden georganiseerd, waarbij het referentiecentrum voor de Brusselaars zal fungeren als eLearningportaal (in de eerste plaats voor de studenten en werknemers). De nieuwe vzw MIC Brussels zal worden opgestart en er zullen opleidingen/certificaten worden ontwikkeld. Evoliris zal ook voortgaan met de analyse van de opleidingsbehoeften van de ondernemingen en de werkzoekenden. Het BRC wenst tevens een aangepast aanbod uit te werken voor de informaticarichtingen van het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap en het aantal leerlingen dat van zijn infrastructuren gebruik maakt te bestendigen. Inzake de acties die tot tewerkstelling moeten leiden, zal het BRC screenings uitvoeren en een project met het BAO tot stand brengen. Er zijn tevens een aantal acties voorzien waarbij nauw zal worden samengewerkt met een referentconsulent van Actiris:
104
- ten aanzien van de werkzoekenden enerzijds: organisatie van prescreenings voor de start van de opleiding, bijwerking van hun dossiers, sensibilisatie en informatie met betrekking tot de beroepen, de opleidingen en de bestaande voorzieningen. - ten aanzien van Actiris anderzijds: meewerken aan het informeren van het personeel van Actiris over de ICT-beroepen en -opleidingen alsook de samenwerking met de vacaturebeheerders van Actiris versterken. Het BRC wenst de partnershipprojecten die in 2010 met de ISPI-centra werden ontwikkeld, voort te zetten. Met betrekking tot zijn opdracht van informatieverlening en sensibilisering zal het BRC voortgaan met de acties uit 2010: het zal deelnemen aan beurzen en salons en de DevDay organiseren. Verder staat de lancering van de Serious Game (NL/FR) op stapel en zal meer overleg met andere instellingen worden gepleegd over het project "Informaticus voor één dag". In het kader van de erkenning van de vaardigheden wil Evoliris zijn doelstelling van 28 kandidaten bereiken. De effecten van de voorziening t.o.v. alle acties van het BRC zullen worden geëvalueerd en er zullen andere vaardigheden worden aangewend. Op het vlak van wetenschappelijke validering ten slotte, wenst Evoliris een schakel te worden tussen de opleidings- en tewerkstellingactoren alsook de wereld van onderzoek en ontwikkeling. Dankzij een wetenschappelijk comité, bestaande uit ondernemingen en academische instellingen, zullen initiatieven met betrekking tot advies, ontwikkeling of opleiding een aanspreekpunt voor validering vinden. Het zal eveneens mogelijk maken de contacten en de samenwerking met het Vlaams en het Waals gewest uit te breiden.
BRC Bouw Het BRC Bouw ontwikkelt drie actiedomeinen:
een “niet-gemechaniseerd” actiedomein teneinde het aanbod van geschoolde arbeidskrachten in de manuele beroepen van de bouwsector te bevorderen; een gemechaniseerd actiedomein teneinde opleidingen uit te bouwen voor beroepen met zware machines (torenkranen en snelmontagekranen) of voor beroepen die werken met bekistingstechnieken en met de opbouw van steigers. een actiedomein duurzaam bouwen teneinde de opleidingsmodules aan te passen en de nieuwe ecologische eisen een plaats te geven (materiaalkeuze, rationeel energiegebruik enz.).
In 2010 ontwikkelde het BRC een strategie rond de volgende pijlers: de socioprofessionele inschakeling, de versterking van de werking van de opleidingsinstellingen, de technisch-pedagogische opvolging en expertise, de promotie van de sector. Het doel van deze verschillende pijlers bestond erin het BRC via concrete acties beter te integreren in het Brusselse institutionele landschap waardoor het BRC ten volle de drijvende kracht kan zijn die de verschillende actoren inzake opleiding, tewerkstelling en duurzaam bouwen met elkaar verbindt. Dit zou moeten bijdragen tot de kwaliteit van de toepassing en de socioprofessionele inschakeling in de bouwsector. Naar aanleiding van de moeilijkheden bij het zoeken naar een geschikt terrein om de gemechaniseerde pool te ontwikkelen (kraan voor de opleidingen tot kraanmachinist, opleidingen zware bekisting …) werd in 2010 beslist om een omgeving te zoeken voor activiteiten die minder plaats in beslag nemen en bij gebrek aan een echte kraan een opleiding met kraansimulatoren aan te bieden. Einde 2010 werden verschillende contacten gelegd voor de installatie van aangepaste lokalen in de loop van 2011. In 2010 heeft het BRC zijn opleidingsaanbod verder uitgebreid. Naast de opleiding “Veilig werken op hoogte (VWH)” heeft het BRC immers nog andere opleidingsbehoeften vastgesteld: betonherstelling, preventie rugklachten, isolatie en luchtdichtheid. De onderstaande tabel geeft een samenvatting van de opleidingen en het aantal deelnemers in 2010.
105
TYPE DEELNEMERS VOLGENS OPLEIDING (BRC BOUW) 2010 Opleidingen 2010
Werknemers
Werkzoekenden
(PC 124)
en art. 60
VWH Mod 1-2
486
19
VWH Mod 3
66
Preventie rug
106
Divers
10
10
Beton Isolatie
Leerlingen
77 (pool
28
28
57
134
Totaal deelnemers
Totaal
621
4.968
66
528
10
40
77
308
56
448
830
6.292
uren
duurzaam bouwen) Totaal
629
10
Het BRC heeft eveneens een belangrijke op de praktijk gerichte screening Metselaar uitgevoerd, en dit in samenwerking met Actiris, Bruxelles Formation, het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid en de Bouwfederatie. Er kon een nieuwe screeningmethode worden ontwikkeld. Deze zal voor de volgende screenings van het BRC worden gebruikt. Anderzijds kan dankzij de resultaten van de schriftelijke en praktijktesten een hulpgids voor de tewerkstellingsconsulenten van Actiris worden samengesteld. Van de 200 werkzoekenden die werden uitgenodigd, hebben 40 personen zich voor de infosessie aangemeld en een schriftelijke test afgelegd. Van deze 40 werkzoekenden hebben 29 personen aan de praktijktesten deelgenomen. De eindresultaten van de testen van deze 29 werkzoekenden luiden als volgt: 14% is voor de testen geslaagd en werd met de ondernemingen in contact gebracht voor een onmiddellijke aanwerving. 80% heeft een korte of lange opleiding gevolgd om de tewerkstelling te bevorderen en 7% werd geheroriënteerd. Het BRC heeft gedurende het hele jaar bovendien actief deelgenomen aan de werkzaamheden van de Alliance Emploi-Environnement (AEE) van de Brusselse regering. Het referentiecentrum heeft zich vooral gewijd aan de workshops. De inzet was immers hoog om de opdrachten van het BRC beter te integreren in het Brusselse institutionele landschap. Dit zal leiden tot de uitwerking van een strategie voor een belangrijke uitbreiding van de opdrachten technologische monitoring, inschakeling en samenwerking met het onderwijs. Hierbij dienen het netwerken en faciliteren tussen de Brusselse actoren betrokken bij de verschillende thema’s van de Alliance Emploi-Environnement als uitgangspunt. In het kader van de AEE heeft het referentiecentrum veel energie gestoken in de actiefiche 27 “Verbetering van de matching tussen de vraag en het aanbod van de arbeidsmarkt in de sector van duurzaam bouwen”. Het centrum heeft met name zijn ervaring met screening en coördinatie gedeeld. De inspanningen voor deze actiefiche hebben geleid tot de omschrijving van concrete acties die vanaf 2011 gevoerd zullen worden. Voor de promotie van de sector heeft het BRC tijdens de herfstvakantie deelgenomen aan de organisatie van een stage ter kennismaking met de beroepen uit de bouwsector. 20 jongeren van 1012 jaar hebben aan verschillende activiteiten kunnen deelnemen (bezoek aan Bruxelles Formation en ontmoeting met de instructeurs en cursisten; bezoek aan een bouwwerf BATEX; bouw van 2 maquettes van huizen met recuperatiemateriaal). Voor zijn opdracht van technisch-pedagogische opvolging is het BRC informatie blijven verzamelen om de evolutie van de bouwsector op de voet te volgen. Hiervoor werd deelgenomen aan seminaries, werden beurzen bezocht, vonden ontmoetingen met experten plaats, werd informatie uitgewisseld met de partnerinstellingen, werden enquêtes besteld en bestudeerd (boordtabel van de sector, enquête over groendaken ...). Verder werden met verschillende partners samenwerkingsverbanden uitgewerkt in de domeinen met betrekking tot de strategische pijlers van het BRC: 106
- de vzw Tracé, die de Nederlandstalige opleidingen in Brussel coördineert; - het centre Fac voor de opleiding van leerlingen en de promotie van toekomstgerichte vaardigheden; - de Lokale Werkwinkels/Missions locales pour l'emploi inzake de aanpassing van de inhoud van de opleidingen; - de Bouwfederatie en het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid voor de tewerkstellingsacties en de opleiding van personen betrokken bij het opzetten van een bouwwerf. Inzake duurzaam bouwen was de ontwikkeling van een opleidingscyclus omtrent isolatie en luchtdichtheid een belangrijke pijler in 2010. De andere thema’s die in 2010 werden uitgewerkt hadden betrekking op de energieprestatie van gebouwen (warmte-isolatie) en de prestatie van verwarmingsinstallaties, afval, akoestiek, hernieuwbare energie, natuurlijke verven en plamuur. Nog een belangrijk aandachtspunt voor de pool duurzaam bouwen waren de werkzaamheden van de Alliance Emploi-Environnement. Dankzij dit intensief denkwerk neemt de opdracht duurzaam bouwen een belangrijkere plaats in in de algemene ontwikkeling van het BRC. Vooruitzichten 2011 Om de acties die in 2010 gevoerd werden verder uit te breiden, zal het BRC doorgaan met de screening, de inschakeling en de begeleiding van werkzoekenden. Het zal tevens het personeel van Actiris informatie over de sector blijven geven en tools ontwikkelen om de kwaliteit van de dossiers van de werkzoekenden te verbeteren. Al deze acties zullen in nauwe samenwerking met een referentconsulent van Actiris worden uitgevoerd. Het referentiecentrum is van plan om in maart en november 2011 jongerenstages te organiseren om zo de sector bij de jongeren te promoten. Voorts wil het BRC de bestaande opleidingen verder zetten en nieuwe opleidingen organiseren omtrent de preventie en de veiligheid op bouwwerven, de knelpuntberoepen en het duurzaam bouwen. Er zijn verschillende opleidingen op de nieuwe lokatie in Anderlecht gepland. Naast de opleidingen voor de werkzoekenden zijn er ook enkele modules voorzien voor de voortgezette opleiding van professionals, instructeurs en leerkrachten. Het BRC hoopt ook de boordtabel bouw uit te werken, een overeenkomst met het Cifful (Centre interdisciplinaire de formation de formateurs de l’Ulg) op te stellen voor de ontwikkeling van tools en naargelang de vraag en de gelegenheid enquêtes en studies te voeren. Er zal een werkgroep worden opgericht voor de opleidingsbehoeften en capaciteiten in bepaalde domeinen (VCA-Veiligheid Checklist Aannemers-leerlingen, installateur centrale verwarming, certificatie verwarming, installateur sanitair, stellingbouw, timmerman-schrijnwerker, plaatser van buitenramen en -deuren, wegenwerker …). Voor de AEE zal het referentiecentrum 12 fiches redigeren of meeredigeren. Deze fiches zullen bij de opdrachten en doelstellingen van het BRC aansluiten. Het BRC zal tevens aan verschillende andere actiefiches meewerken. In 2011 zullen twee nieuwe vestigingen van het BRC geopend worden: een nieuwe vestiging te Anderlecht gewijd aan opleiding en een enig loket voor informatie en promotie aan de Koningsstraat nr. 145. Zo zal het BRC over 3 plaatsen voor zijn acties beschikken. Voor de pool duurzaam bouwen zal het referentiecentrum een zeer compleet opleidingsaanbod rond het thema isolatie en luchtdichtheid kunnen aanbieden. Het aantal meest geschikte opleidingen voor de werkzoekenden moet enkel nog opgevoerd worden. De uitbreiding van het opleidingsaanbod blijft een belangrijke doelstelling. De twee grote dynamieken die in Brussel ingang vinden (Brussels Sustainable Economy en Alliance Emploi-Environnement) kunnen de richtlijnen vastleggen om de in te voeren acties te structureren en te prioriteren. Bovendien zullen nieuwe reglementeringen ook tot nieuwe opleidingen kunnen leiden.
BRC HORECA (Horeca Be Pro) In 2008 heeft het BRC HORECA zijn bedrijfszetel gevestigd in de lokalen van Horeca Vorming aan de Anspachlaan te 1000 Brussel. Daarna heeft referentiecentrum bij het Brussels Observatorium voor de werkgelegenheid een studie besteld teneinde de noden op het gebied van opleiding en tewerkstelling in de sector te inventariseren. De studie werd in 2009 gepubliceerd en heeft als basis voor het Actieplan 2010-2012 gediend. 107
In 2010 heeft het BRC 126 personen uit verschillende doelgroepen opgeleid. Zo heeft het BRC meer bepaald een kwalificerende opleiding tot Hotelreceptionist georganiseerd. Van de 14 deelnemers hebben 13 personen een certificaat ontvangen. Dit resulteerde in 64% van de gevallen in een tewerkstelling. Op het vlak van hygiëne (HACCP) kregen 30 werkzoekenden en 16 cursisten Keukenhulp van de vzw SIREAS een opleiding. Verder heeft het BRC de opleidingsmodule Voogdij opgestart. Deze richt zich tot werknemers uit de sector die de cursisten tijdens hun bedrijfsstage moeten begeleiden. Zo kan een databank met opgeleide voogden worden gecreëerd, waar alle actoren inzake horecaopleidingen in Brussel gebruik van kunnen maken. Einde 2010 telde de databank Voogden 80 werknemers. 24 van hen werden in 2010 opgeleid. Ook de leerkrachten en instructeurs kregen een opleiding. Zo werden 27 deelnameattesten afgeleverd voor de 43 gevolgde opleidingsuren. De leerlingen kregen de mogelijkheid om een module van 40 uren Nederlands te volgen, gericht op het aanleren van de gebruikelijke woordenschat uit de sector. 13 leerlingen hebben hier gebruik van gemaakt. Het BRC heeft eveneens opleidingen georganiseerd in het kader van de grote evenementen te Brussel. Zo kon de vzw Omnivore de functies die door jonge werknemers worden uitgeoefend professionaliseren. In 2010 werden 20 personen opgeleid. Het referentiecentrum heeft een opleiding van een maand georganiseerd om de vaardigheden van werkzoekenden met ervaring te versterken. Deze werd gevolgd door een korte module met betrekking tot het zoeken naar werk.
AANTAL DEELNEMERS VOLGENS OPLEIDING, ATTESTEN EN RESULTATEN NA DE OPLEIDING (BRC HORECA) 2010 Versterking van de vaardigheden Hulpkok
Aantal werkzoekenden 14
Aantal werkzoekenden met certificaat 14
Hulpkelner
10
7
Chef de partie
12
12
Resultaten (einde 2010)
65% tewerkgesteld (29% AOD - 14% ABD - 22% interim) 14% in opleiding 7% actief op zoek naar werk 14% niet meegedeeld 57% tewerkgesteld (14% AOD - 29% ABD - 14% interim) 14% met bevallingsverlof 29% actief op zoek naar werk 75% tewerkgesteld (25% AOD - 25% ABD - 25% interim) 8% in opleiding 17% actief op zoek naar werk
Om hun zoektocht naar werk te vergemakkelijken konden de werkzoekenden die een kwalificerende opleiding hebben gevolgd, deelnemen aan een module "cv en sollicitatiegesprek”. Er werd een “rekruteringsontbijt" georganiseerd, waarop de cursisten de werkgevers uit de sector konden ontmoeten. Voor de sensibilisatie en de promotie van de beroepen en de opleidingen van de sector werden in verschillende Missions locales informatiesessies voor de consulenten en vacaturebeheerders van Actiris georganiseerd. Ook in een CEFA vonden dergelijke sessies plaats. Het BRC heeft tevens 31 beroepenfiches samengesteld. Deze kunnen op hun website worden geraadpleegd. Verder maakte het centrum korte filmpjes met informatie over de beroepen, presentatiemappen en specifieke flyers over hun verschillende acties. Het BRC heeft deelgenomen aan verschillende beurzen en salons voor een uiteenlopend publiek (opleidingsbeurs, SIEP-beurs, Plan naar werk) en voor de professionals uit de sector (Horecalife).
108
In het kader van hun opdacht van sectorale monitoring werd de inventaris van de opleidingstrajecten horeca in Brussel afgewerkt. Het doel was enerzijds om een volledig zicht te krijgen op de bestaande opleidingstrajecten en anderzijds om een duidelijker beeld te hebben van de pedagogische programma’s en de behoeften van de scholen en opleidingsinstellingen. Hiertoe werden de opleidingsen inschakelingsinstellingen (zowel van Nederlandstalige als van Franstalige kant) en de onderwijsinstellingen bezocht. Betreffende de aankoop en inrichting van nieuwe lokalen werd het project Belle-Vue opgegeven ten voordele van een nieuw project voor de aankoop van 1.600 m2 in de Stassartstraat. Hier zullen Horeca Vorming en het BRC zich vestigen. Vooruitzichten 2011 Voor 2011 voorziet Horeca Be Pro in het Actieplan 2010-2012 de hieronder beschreven acties. Er zijn plannen voor de opleiding Voogdij voor werknemers, de ontwikkeling van een databank met voogden voor de onderwijs- en opleidingsinstellingen, de ontwikkeling van technische modules specifiek voor leerkrachten en instructeurs (HACCP, nieuwe culinaire technieken enz.) en modules voor leerlingen (HACCP, talen, enz.). Het BRC HORECA BE PRO is tevens van plan om nieuwe modules/partnerships te ontwikkelen naargelang de behoeften die niet in de bestaande opleidingen aan bod komen: evenementen (Omnivore), bijscholing, receptionist/andere functies, HACCP of andere specifieke opleidingen voor werkzoekenden, zoeken naar werk. Met betrekking tot de erkenning van de vaardigheden wil het BRC in partnership de competentieprofielen voor de evaluatie en de validering van de competenties opstellen/aanpassen. Daarnaast wil het BRC test- en valideringsmodules opzetten en bijkomende opleidingsmodules uitwerken teneinde de validering van de vaardigheden te bevorderen. Om de beroepen en opleidingen van de sector, en de informatie hieromtrent, te promoten, zal het BRC aan de SIEP-beurs deelnemen. Het denkt eveneens zijn website verder uit te werken en infosessies over de beroepen te organiseren. Verder wenst het referentiecentrum de gegevens van de studie uit 2009 te actualiseren. In 2011 zal Horeca Be Pro voor zijn acties voor de werkzoekenden terug kunnen vallen op de nauwe samenwerking met een referent-consulent van Actiris.
BRC Transport en Logistiek (IRIS TL) Het BRC IRIS TL is in de loop van 2008 met zijn activiteiten van start gegaan. Dat jaar heeft IRIS TL een gebouw aan de Vaartdijk verworven. Hier krijgen de opleidingen van de VDAB onderdak, als uitbreiding van de bestaande vestiging voor Bruxelles Formation in Vorst. IRIS TL heeft in 2010 beslist om zijn materieel uit te breiden met een performant opslagsysteem (palletstelling), een aanhangwagen en een 20 voet lange zeecontainer. Een gedeelte van de oppervlakte is nog voorbehouden om er een FIFO-opslagsysteem, een laad- en loszone voor containers en een laad- en loszone voor vrachtwagens te installeren. De verschillende opleidingsacties die in IRIS TL plaatsvonden zijn goed voor zo’n 26.000 uren opleiding voor 138 werkzoekenden en 112 werknemers. Het centrum stelde zijn infrastructuren gedurende 1.080 uren ter beschikking van het onderwijs (8 leerlingen) en 30 leerlingen maakten gedurende 8.640 uren gebruik van de lokalen. Het gaat om leerlingen van het CEFA van Brussel-Stad (Franse Gemeenschap), het CDO Don Bosco (Vlaamse Gemeenschap) en de afdeling burotica (richting logistiek) van het Imelda-Instituut (onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap). In 2010 heeft IRIS TL de volgende opleidingen voor werkzoekenden georganiseerd:
109
RESULTATEN VOLGENS OPLEIDING IN AANTAL UREN EN AANTAL WERKZOEKENDEN (BRC TL) 2010 Opleiding Hulpmagazijnier Heftruckchauffeur
-
Hulpmagazijnier Heftruckchauffeur
-
Vorkheftruckchauffeur Totaal
Partner
uren
Aantal werkzoekenden
Bruxelles Formation
11.857
76
VDAB
10.800
45
Bruxelles Formation
1.313
17
23.970
138
In het kader van het getuigschrift van vakbekwaamheid volgden 112 werknemers bij IRIS TL een opleiding heftruck of een voortgezette opleiding vrachtwagenchauffeur. Anderzijds hebben ook ondernemingen gebruik gemaakt van de site van IRIS TL, en dit via de vzw PTTC voor opleidingen vrachtwagenchauffeur in het raam van het getuigschrift van vakbekwaamheid. Dit was goed voor zo’n 2.115 uren opleiding. In samenwerking met Bruxelles Formation en gestimuleerd door het SFTL (Sociaal Fonds Transport en Logistiek) zullen bij IRIS TL eveneens de vaardigheden voor het beroep heftruckchauffeur worden gevalideerd. Voor de promotie van de beroepen en de opleidingen van de sector was IRIS TL gastheer voor de Job Day van de Haven en heeft het centrum deelgenomen aan de Nederlandstalige opleidingsbeurs te Brussel. Het BRC profileerde zich als partner van de ondernemingen en beroepssectoren voor de verwezenlijking van de opleidingsplannen met betrekking tot logistiek. IRIS TL is een opleidingsplatform voor de Airport Academy. Op het vlak van technisch-pedagogische opvolging geeft IRIS TL de partners advies over welke pedagogische richting gevolgd moet worden om tewerkstelling en opleiding op elkaar af te stemmen. Het bereidt een investeringsplan vanaf 2011 waarmee de partners hun opleidingen gemakkelijk op de tewerkstelling kunnen doen aansluiten. Vooruitzichten 2011 Wat het actieplan tot 2012 betreft, dienen zich een aantal gelegenheden aan voor de ontwikkeling van het BRC. Ze hebben betrekking op de opleiding van werknemers en op de technologische monitoring. Opdat deze voorstellen de andere acties niet uit hun evenwicht zouden brengen, wil IRIS TL niet enkel de werking van het referentiecentrum maar ook zijn financiële middelen verbeteren. Inzake de opleidingen voor de werknemers wenst het BRC de volgende aspecten verder uit te werken: de opleiding Heftruckchauffeur, de voortgezette opleiding chauffeur, de opleiding warehouse management enz. IRIS TL wil samen met de ondernemingen eveneens de inhoud en de duur van de opleidingen uitwerken. Het overweegt om actief prospecties te voeren bij de ondernemingen en de beroepssectoren waar logistieke functies bestaan. Verder voorziet het BRC om de organisatie van opleidingen voor werkzoekenden te optimaliseren. Voor de promotie van de beroepen en de opleidingen van de sector zal het BRC zijn prospectieactiviteiten voortzetten. Het wenst echter ook te kunnen rekenen op promotie door de partnerberoepssectoren. IRIS TL is van plan om toe te treden tot een netwerk van ondernemingen zoals Beci (Brussels Enterprises Commerce and Industry) en om de Airport Academy verder uit te breiden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21, 23 en 24.
110
19 PROMOTIE VAN DE DIVERSITEIT BINNEN DE ONDERNEMING Juridisch kader De Territoriale Pacten voor de werkgelegenheid werden door de Europese Unie ingesteld en zijn bedoeld om de werkgelegenheid te bevorderen. Hiertoe mobiliseren ze alle betrokken territoriale actoren om een aantal projecten uit te bouwen. Partnership en bottom-up aanpak vormen de uitgangspunten. Het Sociaal pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars werd in juni 2002 afgesloten en in maart 2005 opgenomen in het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling in Brussel (CET). Beide teksten vertrouwen het diversiteitsbeleid en het beleid inzake de strijd tegen discriminatie bij aanwerving toe aan het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid. Beslissing van de plenaire vergadering van het Territoriaal Pact in november 2007 tot goedkeuring van het kaderprogramma van het Pact voor de periode 2007-2013, met een geïntegreerd diversiteitsbeleid als een van de prioriteiten. In september 2008 heeft het Brussels Parlement immers vier ordonnanties goedgekeurd: de ordonnantie betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling binnen de privésector; de ordonnantie betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling binnen de openbare sector; de ordonnantie ertoe ambtenarenapparaat;
strekkende
een
diversiteitsbeleid
te
bewerkstelligen
in
het
de ordonnantie tot bevordering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de Brusselse bedrijven. Het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid heeft zich enkel op de eerste drie ordonnanties toegelegd, aangezien de vierde een vervolg op de diversiteitsplannen beoogt in de vorm van de toekenning van een Brussels label voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. In 2009 werd de ordonnantie gericht op de bedrijfswereld geconcretiseerd in uitvoeringsbesluiten, met het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 mei 2009 betreffende de diversiteitsplannen en het diversiteitslabel.
Doelstellingen De Brusselse bedrijfswereld sensibiliseren en stimuleren tot het voeren van een intern diversiteitsbeleid en de Brusselse ondernemingen daarbij intens begeleiden. Hiertoe werden verschillende instrumenten uitgewerkt, waaronder de diversiteitsplannen, de diversiteitsconsulenten, verschillende publicaties en een website. Het geheel wordt ondersteund met allerlei acties op verschillende gebieden die telkens inspelen op de relatie tussen diversiteit, strijd tegen discriminatie en de bedrijfswereld. Alle belangrijke actoren op de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bijeenbrengen en een breed partnership rond dit diversiteitsbeleid organiseren: werkgevers, beroepssectoren, vakbonden, overheidsdiensten, instellingen van openbaar nut en instellingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit partnership werkt verder aan de uitbouw en de verfijning van het instrumentarium dat ten dienste van alle actoren op de Brusselse arbeidmarkt staat.
Algemene principes en acties De hoofdbedoeling is een coherent beleid uitbouwen dat acties ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van diversiteit op de Brusselse arbeidsmarkt bijeenbrengt en stoffeert met een gemeenschappelijke uitbouw van een instrumentarium, zowel naar de bedrijven toe als tussen de partners onderling. De prioriteit gaat uit naar de begeleiding van de ondernemingen die kiezen voor diversiteit, door hen van nabij bij te staan in het uitdenken en opstellen van een diversiteitsplan, het aanvragen van een 111
diversiteitslabel en de voortzetting van de acties in een consolidatieplan. Dit werk wordt uitgevoerd door een team van vijf diversiteitsconsulenten. Zij worden hierin begeleid door een paritair Diversiteitscomité. Hierin zetelen vertegenwoordigers van de werknemers, vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en een aantal deskundigen (zoals een vertegenwoordiger van de minister voor Tewerkstelling, het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, de dienst Werkgevers van Actiris, VDAB-RDB en Bruxelles Formation). Dit comité regelt tevens de partnerships met de projectontwikkelaars inzake diversiteit vanuit BNCTO en de jaarlijkse actieprogramma’s vanuit de drie Brusselse vakbonden die met Diversiteitscel samenwerken. Het ontvangt ten slotte ook projectleiders uit het Brussels Gewest hun projecten voorstellen. In dit proces geeft het Comité via de Diversiteitscel richting aan begeleidingswerk.
het de die het
Partners van de maatregel De leden van de algemene vergadering van het Territoriaal Pact, die richting geeft aan het beleid ter zake, waaronder: verschillende diensten van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (Actiris); Bruxelles Formation; RDB-VDAB; het kabinet van de minister belast met Tewerkstelling en Economie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ESRBHG); Fédération Bruxelloise des opérateurs de l'Insertion Socioprofessionnelle (Febisp); de Federatie van partners voor werk (FEDERGON); het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Cel Tewerkstelling; het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; het Verbond van Ondernemingen te Brussel (BECI); de ABVV, het ACV, het ACLVB. Hierbij komen een aantal partnerorganisaties waaronder het Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding (BNCTO), het Instituut voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, Tracé Brussel enz.
Administratieve omkadering Actiris: onafhankelijke dienst Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid, als coördinerende instantie voor de Diversiteitscel met de vijf diversiteitsconsulenten.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 881.000,00
Uitgaven op 31 december € 638.617,29
Verwezenlijkingen
Diversiteitsplannen en -label De begeleiding van Brusselse bedrijven bij het uitwerken en uitvoeren van een intern diversiteitsbeleid vormt de absolute prioriteit voor de Diversiteitscel. Elk bedrijf, groot of klein, uit de profit- of de nonprofitsector, kan vandaag een diversiteitsplan aangaan. Daarbij worden drie basisprincipes 112
gehanteerd: vertrekken vanuit de realiteit binnen de onderneming, uitsluitend uitgaan van competentiebeheer en van bij de start dit diversiteitsbeleid laten dragen door de volledige onderneming, waarbij de werknemers formeel en inhoudelijk bij dat beleid worden betrokken. Na een grondige analyse en de opstart van een interne paritair samengestelde dragende structuur wordt een diversiteitsplan opgesteld met acties die verband houden met het beoogde publiek (personen van vreemde origine, gehandicapten, jongeren, ouderen, laaggeschoolden en de genderthematiek op transversale manier). Dit gaat gepaard met interventieterreinen inzake management (selectie en rekrutering, personeelsbeheer, interne communicatie en externe positionering). Dit plan loopt over twee jaar. Het eerste plan kan gecofinancierd worden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, a rato van maximum € 10.000 verspreid over de twee jaren. Een eerste schijf met de helft van dat bedrag wordt bij de opstart van het plan toegekend. De diversiteitsconsulent die het bedrijf bij dit proces heeft begeleid, legt het plan voor aan het Diversiteitcomité binnen het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid. Dit comité is paritair samengesteld en bestaat uit vertegenwoordigers van de werknemers, vertegenwoordigers van de werkgevers en een aantal externe deskundigen. Het formuleert aanbevelingen, waar het bedrijf al dan niet rekening mee houdt. Het plan wordt vervolgens voor advies voorgelegd aan het Beheercomité van Actiris. Bij een positief advies wordt een overeenkomst tussen het bedrijf, Actiris en de minister bevoegd voor Tewerkstelling getekend. Na twee jaar volgt een evaluatie (met een tussentijdse evaluatie na een jaar) die procedureel volledig dezelfde weg volgt als het opstellen van een plan. Na een positieve evaluatie kan het bedrijf een diversiteitslabel aanvragen, al dan niet verbonden aan een consolidatieplan (zonder cofinanciering) voor acties gedurende de volgende twee jaar. Zo kan het label om de twee jaar worden hernieuwd, op basis van een positieve evaluatie van dit consolidatieplan. Eind 2010 staat de teller op 39 diversiteitsplannen (meer details op de website www.diversiteit.irisnet.be), waarmee 19.845 Brusselse werknemers worden bereikt en met een overheidsinbreng van € 319.952 (de privé-inbreng bedraagt 1/5). Zes diversiteitsplannen werden positief geëvalueerd en vier ondernemingen hebben het eerste diversiteitslabel ontvangen. De Diversiteitscel staat in nauw en rechtstreeks contact met 321 Brusselse bedrijven, waarvan 204 bedrijven actief worden geprospecteerd. De Diversiteitscel begeleidt niet uitsluitend bedrijven, maar ook gemeenten en instellingen van openbaar nut (waar echter nog geen formeel kader voor bestaat). In samenwerking met de gewestelijke overheden, enkele vrijwillige gemeentes en de Vereniging van de Stad en de Gemeenten werden voorstellen van uitvoeringsbesluiten uitgewerkt.
Omkadering van diversiteit binnen de Brusselse ondernemingen Het individuele werk met een bedrijf rond diversiteit wordt aangevuld met omkaderende acties, die samen met op de arbeidsmarkt actieve Brusselse partners worden gevoerd. Het werk begint met de afstemming op andere partnerorganisaties, zoals het BNCTO (met hun eigen projectleiders voor Vlaamse diversiteitsplannen in Brussel en via een samenwerkingsprotocol), de drie Brusselse vakbonden (met elk een eigen diversiteitsconsulent en een gezamenlijk actieprogramma rond vorming, begeleiding en sensibilisering, zowel binnen de bedrijven als binnen de eigen vakbondskringen - met een intersyndicaal forum in februari 2009 - en vastgelegd in samenwerkingconventies) en het Centrum voor gelijkheid van kansen (met samenwerking o.a. in het kader van het Informatieloket voor discriminatie en in het kader van de Barometer inzake discriminatie op de arbeidsmarkt, een langlopende studie en objectivering van het thema samen met de andere Belgische gewesten en gemeenschappen), die wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen het centrum en Actiris. Daarna worden vier ‘spot-momenten diversiteit’ georganiseerd, telkens met andere partners, maar steeds op dezelfde leest geschoeid: tijdens een werklunch worden getuigenissen en ervaringen tussen Brusselse bedrijven onderling uitgewisseld, aangevuld met praktische verhalen van de samenwerking tussen Brusselse partners en bedrijven en dit telkens toegespitst op één of ander aspect van een diversiteitsbeleid. De thema’s van dit jaar waren sensibilisatie voor diversiteit in de audiovisuele sector (met Mediarte), voor een gehandicapt publiek (met Beci) het anoniem cv en de vacaturebeheerder van buitenlandse afkomst (met Unizo). Een laatste belangrijk aspect in het werk van de Diversiteitscel is de begeleiding van diversiteitsprojecten uit het Brusselse werkveld. De projectleiders melden zich telkens aan met een idee, dat vervolgens in samenwerking met een diversiteitsconsulent wordt uitgewerkt en ter advies 113
aan het Diversiteitcomité wordt voorgelegd. Met de aanbevelingen van het comité kan de projectleider alleen of met anderen het project verder ontwikkelen. In 2010 boorde de groep de volgende thema’s aan: een experiment met anonieme cv’s in de Brusselse ondernemingen, een opleidings- en tewerkstellingproject in de financiële sector gericht op hooggeschoolde werknemers van buitenlandse afkomst, een project voor de begeleiding bij het zoeken naar een studentenjob (in samenwerking met Jeep), een opleiding hoe om te gaan met discriminerende klanten in de uitzendsector, een opleidingstraject omtrent antidiscriminatiewetgeving voor vertrouwenspersonen, een informatievergadering omtrent de aanwerving van vrouwelijke bestuurders bij de MIVB, deelname aan de “Ronde van België” van Selor met betrekking tot redelijke aanpassingen in het kader van de selectieprocedures. Alle details over de inhoud en de resultaten kunnen op de website www.diversiteit.irisnet.be bekeken worden. De site was wegens een hack een tijdje niet beschikbaar, maar werd begin februari 2010 opnieuw gelanceerd met informatie over de stappen die moeten worden ondernomen om een diversiteitsplan in te voeren, de wetgeving, de agenda … alsook over het Brusselse diversiteitslabel. Ook werd een brochure “Klaar voor ondernemende diversiteit!” samengesteld, die eveneens op de website beschikbaar is.
Investering vanuit het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid Al dit werk inzake diversiteit wordt met de informele werkmethode van het Territoriaal Pact aangevuld. In 2010 werd de pilootfase van het diversiteitsproject afgesloten. Pilootprojecten ten gunste van de betrokken doelgroepen kregen concrete invulling in partnership met het bedrijfsleven en eind februari werden de eerste diversiteitslabels uitgereikt. De pilootfase voor de ontwikkeling van het kader voor de diversiteitsplannen werd voor de privésector volledig afgewerkt met de publicatie van de formulieren voor de aanvraag van het plan en het label in het Belgisch Staatsblad van 20 januari 2010. Daarna richtten de inspanningen zich op het vervolg van de studie inzake de Brusselse eenoudergezinnen in een technisch platform en een begeleidingsgroep, het experiment met anonieme cv’s alsook de opvolging en de evaluatie van de decentralisering van de functies van het Informatieloket voor discriminatie.
Evaluatie
Kwantitatief 16 ondernemingen hebben in 2010 een plan ingediend en alle plannen werden goedgekeurd. Met de 39 diversiteitsplannen zijn in Brussel 19.845 werknemers rechtstreeks bij het diversiteitsbeleid betrokken. Via deze plannen investeert het Brussels Hoofdstedelijk Gewest € 319.952. Daartegenover staat een privé-investering van 1/5.
Kwalitatief De door de ondernemingen geplande acties werken allemaal op basis van een combinatie volgens het “4x4”-principe: de acties hebben op een of andere manier betrekking op de vier discriminatieassen (origine, leeftijd (jongeren en senioren), handicap, laaggeschooldheid en gender) en op de vier interventiedomeinen (aanwerving en selectie, personeelsbeheer, interne communicatie en externe positionering). Er zijn 167 diversiteitsacties ingeschreven in de diversiteitsplannen die in 2010 werden voorgesteld (op een totaal van 627 sinds 2007 ingediende acties). 19% ervan zijn acties van ‘rekrutering en selectie’, 39% van ‘personeelsbeheer’, 20% van ‘interne communicatie’ en 22% van ‘externe positionering’. 66% van de ingeschreven acties richten zich op alle doelgroepen van het Brusselse diversiteitsbeleid (leeftijd, origine, handicap, gender, laaggeschooldheid), tegenover 66% in 2009, 74% in 2008 en 73% in 2007. De rest van de acties richt zich op een bijzondere doelgroep, zoals jonge of laaggeschoolde werknemers. Een van de verdiensten van dit Brussels diversiteitsbeleid is het feit dat het gedragen wordt door een breed partnership aan actoren actief op de Brusselse arbeidsmarkt en dat het, nu het wettelijk kader werd uitgevaardigd, ook geldt voor alle types actoren op de arbeidsmarkt, zowel privé als openbaar en voor iedereen op basis van een gelijkaardig model. 114
Vooruitzichten 2011 Vooreerst blijft de meeste aandacht uitgaan naar de realisatie van diversiteitsplannen binnen de ondernemingen. De doelstelling voor eind 2011 ligt op 35 plannen (alle soorten samen, waarbij de eerste plannen betrekking hebben op de openbare sector) waarbij minstens 25.000 werknemers worden betrokken. De Diversiteitscel wil via de prospectie eenzelfde variëteit aan bedrijven en sectoren blijven betrekken. In principe zullen een tiental evaluaties worden voorgelegd aan het Beheerscomité van Actiris, waarbij het de bedoeling is dat de meeste van deze bedrijven zich ook verder engageren via een consolidatieplan en een label. Naast deze plannen wil de Diversiteitscel zich concentreren op de organisatie van minimaal zes ‘spot-momenten diversiteit’ en dit telkens met verschillende partners (federaties, vakbonden en sectoren). Naast het werk met betrekking tot de plannen zal er ook worden nagedacht over de prospectie en de portefeuille van de diversiteitsconsulenten, alsook over de communicatie naar de partners en de werkgevers. Het resultaat van deze denkoefening (met als doel een verscheidenheid aan sectoren, soorten werkgevers en functies te behouden) zal aan de plenaire vergadering van het Pact worden voorgelegd. Wallonië, Vlaanderen en Brussel zullen vaker op geregelde tijdstippen technisch overleg plegen rond het zoeken naar complementariteit in de nationale plannen en/of de plannen met een transregionaal aspect. Het protocol tussen het BNCTO en het Pact zal worden geactualiseerd met een verder doorgedreven complementariteit. Om de acties van de Diversiteitscel beter te kaderen, zal het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid de volgende prioritaire actielijnen bepalen: Wettelijk kader voor de openbare sector: Het is de bedoeling alle actoren op de arbeidsmarkt te betrekken bij het diversiteitsbeleid. Dit moet gebeuren op basis van een gelijksoortige, maar naargelang het statuut verschillende omkadering. De uitvoeringsbesluiten voor de ION’s naderen de goedkeuringsfase. Voor de gemeenten werden voorstellen geformuleerd en is een testperiode inzake anonieme aanwerving aan de gang. Voor de OCMW’s moet nog een voorstel van decreet worden ingediend en voor de openbare sector moeten de eerste plannen het licht zien. Diversiteit in de gemeentes: Een werkgroep heeft voorstellen voor uitvoeringsbesluiten gedaan, alsook een voorstel van modelovereenkomst voor het beheer van werkaanbiedingen en kandidaten. De testperiode zal worden geëvalueerd, waarbij voorstellen ter verbetering zullen worden gedaan, en er zal meer in de richting van de vaardigheden worden geöriënteerd. In het kader van deze ordonnantie zal tevens een of andere vorm van rapportering inzake diversiteit worden voorgesteld. Operationalisering van de begeleiding inzake antidiscriminatie: Er zal een kaderakkoord inzake antidiscriminatie uitgewerkt moeten worden (tewerkstelling, diensten aan personen en huisvesting) om de rol van het Centrum voor gelijkheid van kansen officieel te maken. In 2009 werd begonnen met de decentralisatie van de functies van het Informatieloket voor discriminatie. De eerste fase had betrekking op de agentschappen van Actiris. Later zullen andere actoren op de Brusselse arbeidsmarkt bij deze decentralisatie worden betrokken.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19
115
20 INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING Juridisch kader Het Sociaal Pact voor de werkgelegenheid van de Brusselaars werd in 2002 gesloten tussen de Brusselse minister van Werkgelegenheid en de vertegenwoordigers van de werknemers, de werkgevers en de middenstand en maakt sinds 2005 deel uit van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling (CET). KB van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. Wet van 10 mei 2007 tot aanpassing van het Gerechtelijk Wetboek aan de wetgeving ter bestrijding van discriminatie en tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie. Wet van 10 mei 2007 tot wijziging van de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Ordonnantie van 4 september 2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt. Ordonnantie van 4 september 2008 ertoe strekkende een diversiteitsbeleid te bewerkstelligen in het Brussels ambtenarenapparaat. Ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van tewerkstelling.
Doelstellingen Dit loket is specifiek bedoeld om de werkzoekenden in te lichten over alle vormen van discriminatie bij aanwerving en om voor de personen die zich gediscrimineerd voelen een onthaal en begeleiding te voorzien met de focus op bemiddeling.
Algemene principes In principe bepaalt de wet dat alle werkzoekenden in de selectieprocedure gelijk behandeld moeten worden. Wanneer de selectiecriteria bijgevolg niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd kunnen worden, kan er sprake zijn van rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie. In het kader van de strijd tegen discriminatie bij aanwerving heeft Actiris, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, een informatiedienst opgezet die gespecialiseerd is in het onthaal, de ondersteuning en de begeleiding van personen die aangeven het slachtoffer van discriminatie te zijn. Indien een werkzoekende denkt gediscrimineerd te worden in de rekruteringsprocedure, zal de consulent samen met hem een objectieve analyse van de situatie trachten te maken. Vervolgens bepalen zij samen of de vermoedens van discriminatie gegrond zijn en/of de situatie een juridisch vervolg vereist. In dat geval zal het slachtoffer een ontmoeting hebben met een jurist van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, wiens taak erin bestaat de nodige juridische bijstand te verlenen om eventueel een schadeloosstelling te verkrijgen. De nadruk blijft echter liggen op de bemiddelingspogingen.
Administratieve omkadering De Directie Werkzoekenden van Actiris, in samenwerking met het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en met het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid, dat zich samen met de Diversiteitscel via diversiteitconsulenten concentreert op een geïntegreerd Brussels beleid inzake de strijd tegen discriminatie en de bevordering van diversiteit.
116
Budget
Uitgaven op 31 december 2010 € 88.841,63
Evaluatie In 2009, werden 262 personen op regelmatige basis door het Loket begeleid. In 2010 werden 300 personen opgevolgd, waarvan 169 nieuwe dossiers. De contacten kunnen gaan van een eenvoudige vraag om informatie over rechten en plichten, tot begeleiding en doorverwijzing naar andere diensten (vaak voor beroepsinschakeling) of de voorbereiding van een meer officiële aanvraag door het Centrum. Na vereenvoudiging van de ietwat kunstmatige en theoretische poging om de hoofdreden te achterhalen waarom iemand zich tot het Loket richt (wat eigenlijk vaak een combinatie van verschillende redenen is), kunnen we de redenen als volgt opsplitsen (in percent):
Grafiek: De redenen om zich in 2010 tot het Antidiscriminatieloket van Actiris te richten
50 40 30 20 10 0 afkomst
racisme
gender
godsdienst
leeftijd
andere
informatie
De acties die worden ondernomen als antwoord op de gestelde vragen, kunnen in 5 grote categorieën worden ondergebracht (in percent):
Grafiek: De acties van het Antidiscriminatieloket van Actiris in 2010 als antwoord op de gestelde vragen 40 35 30 25 20 15 10 5 0 doorverwijzing SPI
informatie
doorverwijzing Centrum
adm. ondersteuning
psychologische ondersteuning
Het Loket van zijn kant neemt regelmatig deel aan studiedagen omtrent discriminatie bij aanwerving. De belangrijke thema’s voor 2010 waren herhaalde discriminatie, de relatie moederschaptewerkstellling en de beroepsopleiding van jonge werkzoekenden.
Vooruitzichten 2011 De informatieverspreiding rond fenomenen van discriminatie bij aanwerving moet worden voortgezet, vooral met betrekking tot het nieuwe wettelijke kader voor de actoren op de Brusselse arbeidsmarkt.
117
In 2011 zal de hervorming van de opvang en de begeleiding van personen die in Brussel menen gediscrimineerd te worden, structuur krijgen, en dit in partnership met het Centrum voor gelijkheid van kansen en met het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19
118
21 ACTIRIS-NETWERK VAN PARTNERS VOOR WERK Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
Doelstellingen Het Actiris-Netwerk van Partners voor Werk (NWP) heeft als doel de gebruikers (werkzoekenden en werkgevers) dichterbij de voor hen bestemde diensten te brengen en dankzij een degelijke coördinatie de dienstverlening van Actiris en de partners die lid zijn van het netwerk te verbeteren. Deze maatregel beoogt de openstelling van de databanken van Actiris aan zijn partners die lid zijn van het netwerk, een grotere complementariteit van de geleverde inspanningen en een betere communicatie tussen alle socioprofessionele inschakelingsactoren in het Brussels Gewest. Het NWP heeft eveneens tot doel om de zichtbaarheid van het inschakelingstraject te verhogen, de toegang tot de werkaanbiedingen en de gespecialiseerde diensten die door de verschillende actoren worden verleend te vergemakkelijken en het administratieve werk dat voortvloeit uit de verschillende verslagen en balansen die de actoren in het kader van hun financiering moeten opstellen, te vereenvoudigen en te verlichten.
Algemene principes Vertrekkende van het principe dat zeer uiteenlopende actoren, die onder de bevoegdheid van verschillende institutionele overheden vallen, elk binnen hun vakgebied op het vlak van tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling werkzaam zijn, dient men met het oog op een zo groot mogelijke doeltreffendheid, samenwerkingsverbanden te ontwikkelen, onder meer via een gecoördineerd netwerk tussen al deze actoren. In het licht van de uitbouw van een dergelijk netwerk, heeft men er alle belang bij om de verschillende acties van de bovenvermelde plaatselijke actoren binnen een platform voor de werkgelegenheid te bundelen. De coördinatie hiervan wordt op gewestelijk niveau waargenomen. Het werkingsmodel is gebaseerd op het partnershipmodel volgens hetwelk momenteel verschillende acties zijn georganiseerd, zoals het Netwerk voor het Actief Zoeken naar Werk of de inschakeling via de OCMW’s. De nieuwigheid ligt in de grotere doeltreffendheid en de complementariteit van de acties dankzij het gebruik van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën binnen het netwerk. Dit werkingsmodel wordt geformaliseerd door de overeenkomsten voor toetreding tot het netwerk, waarvan de inhoud is aangepast aan het type partner. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Huidige partnerinstellingen We merken op dat in 2010 een nieuwe partner tot het netwerk is toegetreden: de partner voor de maatregel Arbeidstraining. Op 31/12/2010 waren 145 operatoren actief in het netwerk. Het totale aantal aangesloten operatoren is als volgt verdeeld: de 19 OCMW's van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 22 erkende partners voor het Actief Zoeken naar Werk (waarvan 3 Nederlandstalige); 10 socioprofessionele inschakelingspartners (9 Missions locales en 1 Nederlandstalige partner); Bruxelles Formation en 46 Franstalige opleidingspartners (ISPI); VDAB-RDBB en 10 Nederlandstalige opleidingspartners; 119
5 Nederlandstalige centra voor deeltijds onderwijs; 6 Franstalige centra voor deeltijds onderwijs; 15 partners voor de begeleiding van specifieke doelgroepen (BSD), waarvan 4 Nederlandstalige; 5 partners voor de begeleiding van werkzoekenden bij de creatie van een eigen tewerkstelling (BCT), waarvan 1 Nederlandstalige; 6 partners die acties ter begeleiding van de uitwerking van het beroepsproject aanbieden (BUBP), waarvan 1 Nederlandstalige; 1 operator Arbeidstraining (NL) (actie ten gunste van WZ die wegens persoonlijke of sociale redenen niet of niet meer in het reguliere of beschermde arbeidsregime kunnen werken).
Administratieve omkadering Actiris, via de dienst Netwerkbeheer, die specifiek belast is met de omkadering en de ontwikkeling van het netwerk.
Budget De maatregel wordt gefinancierd met het gewoon budget van Actiris.
Evaluatie We kunnen bevestigen dat het NWP zich in 2010 echt heeft geconsolideerd. Dit blijkt immers uit de cijfers die wijzen op een constante stijging van de activiteit. De nieuwe reorganisatie van het departement en de oprichting van een dienst Ondersteuning Netwerk, die instaat voor het beheer en het ontplooiing van het NWP, getuigen hiervan. In antwoord op de moeilijkheden die de partners ondervonden met de codering via het NWP in de IBIS-databank van Actiris, werd de bestaande opleiding aan een analyse onderworpen en aangepast: een bijkomende dag “opvolging opleiding” 3 maanden na de basisopleiding en per groep operatoren een extra actie ter opfrissing van de kennis. Zo werden in 2010 140 opleidingsdagen georganiseerd voor de verschillende soorten gebruikers. 154 gebruikers hebben een nieuw attest gekregen. Momenteel zijn 742 gebruikers (alle soorten operatoren samen) actief in het netwerk. Nog in 2010 zag een project rond de belangrijkste strategische uitdagingen van het NWP het daglicht: “Integratie van de informatie”. Hiermee wil men de tewerkstellingsconsulenten in de agentschappen beter vertrouwd maken met het dienstenaanbod van de partners van Actiris, zodat deze de werkzoekenden naar behoren naar de partners kunnen doorverwijzen. Hiertoe kan sinds juli 2010 op de website van het NWP en op de website van Actiris per partner een beschrijvende fiche geraadpleegd worden.
Vooruitzichten 2011 2010 stond in het teken van de voortzetting en de consolidering van het hervormingsproces van de partnerships. Voor 2011 zou het NWP zich moeten kunnen verwachten aan nieuwe methodologische ontwikkelingen. We denken hier met name aan de verdere harmonisering van de opleidingshandboeken en de analyse van een ambitieus project voor de ontwikkeling van een geïntegreerd instrument voor de opvolging van klanten en de follow-up van de contractuele verbintenis partner/Actiris. Dit zou het administratief beheer zowel voor de partners als voor Actiris moeten vergemakkelijken. Een dergelijk instrument zal de gebruiksvriendelijkheid, het gebruiksgemak en de prestaties van de informaticasystemen doen toenemen. Er zal bijzonder aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de acties die de partnerconsulenten in de IBIS-databank coderen. Hiertoe werd eind 2010 een nieuw belangrijk werkterrein met betrekking 120
tot de kwaliteitsopvolging aangeboord. Het doel van dit project is om via een verbetering van de kwaliteit van de gecodeerde gegevens te komen tot een betere begeleiding van de werkzoekende, en dit gedurende zijn ganse inschakelingstraject. In de loop van 2011 zou een plan voor de kwaliteitsopvolging op basis van een inventaris van alle maatregelen en acties die de partners moeten coderen, afgewerkt moeten zijn. Op basis van deze inventaris zullen procedures ter controle, correctie en anticipatie van fouten worden ingevoerd om een herhaling van deze fouten te vermijden. Ten slotte staat op het vlak van communicatie voor 2011 ook een project voor de herziening van de architectuur en de inhoud van de NWP-site op stapel. Hierdoor zou de internetnavigatie gemakkelijk moeten worden en zouden de partners meer relevante en bijgewerkte informatie moeten kunnen raadplegen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
121
22 BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID Juridisch kader Dienst van Actiris die in 1994 met de steun van het ESF werd opgericht. Momenteel is het Observatorium een van de maatregelen van het Operationeel Programma 2007-2013 Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen Het Observatorium heeft als doel bestaande structuren en systemen te ondersteunen, onder meer door de nodige hulpmiddelen te voorzien om op de kwalificatiebehoeften in het Gewest te anticiperen en nieuwe bekwaamheden te identificeren. Een andere opdracht bestaat erin het geheel van de fenomenen in verband met de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te bestuderen en hierover informatie te verspreiden.
Algemene principes Het Observatorium structureert zijn activiteiten al naargelang de diverse vragen afkomstig van sociaaleconomische, institutionele of politieke actoren op Brussels, nationaal of internationaal niveau. De antwoorden op deze vragen nemen de vorm aan van publicaties of concrete tussenkomsten en informeren de actoren die betrokken zijn bij de ontwikkelingen van het Gewest. In deze context houdt het Observatorium zich bezig met: de analyse (en jaarlijkse update) van de evolutie van de sociaaleconomische context van het Gewest en de gelijklopende evolutie van de arbeidsmarkt; het ontwikkelen van indicatoren, onder andere in het kader van de uitvoering van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid en de programmering ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; het verzamelen en up-to-date houden van de behoeften inzake kwalificaties en beroepservaring alsook de opsporing van wanverhoudingen in bepaalde segmenten van de Brusselse arbeidsmarkt; de deelname aan de ontwikkeling van systemen die de tendensen op het vlak van tewerkstelling en kwalificatiebehoeften als gevolg van de nieuwe werkomstandigheden en de nieuwe vormen van organisatie van de arbeid kunnen voorspellen.
Administratieve omkadering Actiris
Budget
Uitgaven op 31 december 2010 € 863.674,31
Evaluatie
Kwantitatief Een greep uit de acties en verwezenlijkingen van het Observatorium in 2010: de analyse van de knelpuntberoepen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de jaarlijkse uitgave van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; de opstelling van het jaarverslag omtrent de kwantitatieve gegevens verstrekt door de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt;
122
het beheer van databanken die het mogelijk maken de sociaaleconomische context en het werkingsgebied van de OTD te analyseren en op te volgen; het onderhoud van de website IAM-B alsook de regelmatige bijwerking ervan. De website werd nog steeds aan verschillende partners alsook aan externe actoren voorgesteld; de publicatie van de actualisering van de studie “Socio-economisch belang van de Brusselse havenbedrijven”;
de uitvoering van een studie met als titel “De tewerkstelling van de Brusselse vrouwen: overzicht van de genderongelijkheden”;
de uitvoering van de studie “Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen” in het kader van het Belgische voorzitterschap van de EU;
de opmaak van een statistische boordtabel van de bouwsector in het Brussels Gewest; de verkennende analyse van groene banen in Brussel; de opmaak van een stand van zaken met betrekking tot de stadsberoepen in Brussel; de actualisering van de sociaaleconomische indicatoren met betrekking tot de toeristische sector in Brussel; de aanpak van dakloze werkzoekenden; de bijdrage aan de uitwerking van een nieuw Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO) met name via een analyse van de sociaaleconomische context 2000-2010; de kwantitatieve opvolging van de beroepsinschakeling van het doelpubliek van de Brusselse IO en PIOW voor de periode 2006-2009: “Kwantitatieve analyse in het kader van de evaluatie van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW) en de inschakelingsondernemingen (IO)”; het werkdocument betreffende jongeren die in het kader van een startbaanovereenkomst (SBO) in instellingen van openbaar nut (ION) worden aangeworven; de longitudinale analyse van de begunstigden van de taalcheques-ICT. Het Observatorium heeft een antwoord geboden op tal van diagnose- en analyseopdrachten afkomstig van economische, sociale, professionele en politieke actoren, alsook op vragen uitgaande van de audiovisuele en geschreven pers. Het leeuwendeel van deze vragen is afkomstig van gewestelijke of federale instanties, maar het Observatorium krijgt ook vragen van internationale structuren. Het Observatorium neemt eveneens deel aan verscheidene werkgroepen van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid.
Kwalitatief Het Observatorium neemt deel aan de vergaderingen van werkgroepen i.v.m. werkgelegenheid op gewestelijk federaal, Europees … niveau. De leden van het Observatorium wonen informatiesessies, forums, conferenties enz. bij over verschillende kwesties in verband met de arbeidsmarkt en houden zelf op verzoek uiteenzettingen/conferenties. In december 2008 zijn Actiris en Bruxelles Formation een nieuwe samenwerking aangegaan. De bedoeling hiervan is een instrument te ontwikkelen dat moet helpen bij het bepalen van de prioriteiten om het opleidingsaanbod in goede banen te leiden. Het Observatorium heeft deelgenomen aan twee vergaderingen in het kader van de sectorale monitoring en er vonden uitwisselingen plaats met de studiedienst van Bruxelles Formation. Verder verleende het Observatoruim technische steun aan het kabinet Cerexhe voor het Brussels actieplan armoedebestrijding. Hiervoor werden fiches opgesteld over de tewerkstellingsmaatregelen die bijdragen aan de strijd tegen armoede. In het kader van de samenstelling van de communautaire databank arbeidsmarktbeleid (PMT EUROSTAT) werkt het Observatorium mee aan de productie en inzameling van gegevens over de tewerkstellingsmaatregelen in het BHG. Het Observatorium werkt bovendien nog steeds mee aan de realisatie van het datawarehouse over de arbeidsmarkt en de sociale bescherming (project AGORA).
123
Daarnaast is het Observatorium lid van de werkgroep “Mutual learning – benchmarking among PES” van de OTD’s van de EU. Net als de vorige jaren zorgen het Observatorium en de consulenten in Europese aangelegenheden op vraag van de minister van Tewerkstelling voor de bijwerking van het overzicht van alle directe en indirecte tewerkstellingsmaatregelen die worden beheerd door het gewest, en dit met het oog op de jaarlijkse opvolging van het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) in het kader van de Europese Werkgelegenheidsstrategie, die deel uitmaakt van de Lissabonstrategie. Deze inventaris dient ook als basis voor de follow-up van het Actieplan Sociale Insluiting. Het Observatorium werkt mee aan de uitwerking van de indicatoren van de werkgelegenheidsrichtsnoeren van het Nationaal Hervormingsprogramma. Het is bovendien verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de indicatoren met betrekking tot de activering van werkzoekenden voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Observatorium volgt intern de tewerkstellingsacties voor werkzoekenden op (onder meer de acties die kaderen in de ESF-programmering 2007-2013 van het BHG, beheerd door de dienst ESF van Actiris). Via de ontwikkeling van nieuwe mobiliteitsindicatoren draagt het Observatorium bij tot de uitvoering van het samenwerkingsakkoord tussen de federale staat en de gewesten betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Op die manier helpt het Observatorium bij de verwezenlijking van het gecoördineerd actieplan voor de Brusselse rand. Ten slotte wordt de website van het Observatorium regelmatig bijgewerkt. Zo werden verscheidene nieuwe statistieken in verband met werkgelegenheid en werkloosheid toegevoegd.
Vooruitzichten 2011 uitgave van het jaarverslag 2010 met betrekking tot de knelpuntberoepen; update van de inventaris van de tewerkstellingsmaatregelen in het Brusselse Gewest (in samenwerking met de diensten die deze maatregelen beheren); de beschrijving van de sociaaleconomische context voor het uitvoeringsverslag van het ESF-programma van het Gewest en deelname aan de diverse werkzaamheden; bijwerking en onderhoud van de IAM-B website; daarnaast zijn ook communicatieacties gepland; uitwerking van databanken over de werkloosheid en de werkgelegenheid op basis van verschillende bronnen (RSZ, KSZ, RSVZ, RVA, Forem, VDAB, Arbeitsamt, EAK, Federgon, Eurostat, enz.); voortzetting van de opstelling van (jaarlijkse en halfjaarlijkse) statistische verslagen met betrekking tot de activiteiten uitgevoerd door de partneroperatoren (AZW, OCMW, ISPI enz.), en dit samen met de beheerders van de tewerkstellingsmaatregelen die onder de bevoegdheid van Actiris vallen; opmaak van het jaarverslag met betrekking tot de prestaties van de privétewerkstellingsagentschappen in het kader van de toepassing van de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt; werkzaamheden in verband met de toepassing van het Pact voor Duurzame Stedelijke Groei (PDSG); het Observatorium zal zonder twijfel worden gevraagd om aan verschillende werkterreinen bij te dragen; uitvoering van een studie over de beroepen bij de overheden, in samenwerking met Bruxelles Formation; deelname aan werkgroepen voor de uitwerking van het GPDO; verkennend onderzoek naar de beroepen uit de mode- en designwereld.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
124
23 TEGEMOETKOMINGEN VOOR EXTERNE OPLEIDINGEN Juridisch kader Organieke ordonnantie van 13.12.2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (BS van 13.01.2008). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26.06.2008 (BS van 14.08.2008) betreffende de steun voor omkadering en kennisoverdracht.
Doelstelling De tegemoetkomingen voor opleidingen zijn erop gericht de werking of het concurrentievermogen van de onderneming te verbeteren, met uitsluiting van de problemen van dagelijks, gewoon of recurrent beheer van de onderneming.
Algemene principes Alleen kmo's kunnen deze tegemoetkomingen genieten. De opleidingen moeten bovendien aan externe instellingen worden toevertrouwd. Deze instellingen zijn vrij te kiezen, maar moeten steeds aan vier voorwaarden voldoen: minstens 2 jaar werkzaam zijn, gespecialiseerd zijn in het beschouwde domein, een lijst met referenties voorleggen en onafhankelijk van de begunstigde onderneming zijn. Alleen dossiers voor een minimumbedrag van € 1.000 komen in aanmerking. De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing enz.) zijn niet subsidieerbaar. Een onderneming kan per kalenderjaar 3 dossiers indienen. De opleidingen moeten van een uitzonderlijke of dringende aard zijn en de verbetering van de werking of de concurrentiekracht beogen. De opleidingen die betrekking hebben op de basiskennis van de activiteit van de onderneming worden uitgesloten. Voorbeelden van opleidingen: opleidingen totaalkwaliteit, logistiek, management, milieu. De maximumsteun bedraagt € 5.000. De helft van de kosten kan worden gefinancierd. Een aantal sectoren zijn uitgesloten, o.a. het onderwijs, de gezondheidssector en het verenigingsleven.
Administratieve omkadering De cel Consultancy van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Gewest.
Budget Het totaalbudget voor de hulp voor consultancy en vorming bedroeg in 2010 € 2.800.000,00.
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 werden 401 opleidingsdossiers goedgekeurd, voor een totaal van € 687.547,00.
AANTAL DOSSIERS MET GUNSTIGE BESLISSING EN TOEGEKENDE BEDRAGEN IN 2009 EN 2010 Aantal dossiers met gunstige beslissing 2009
2010 326
Toegekende bedragen in € 2009
401
617.075
2010 687.547
125
TYPE OPLEIDING VOLGENS BEGUNSTIGDEN IN 2010 Type opleiding
Aantal dossiers
Management / Marketing Informatica Coaching Techniek Taal Milieu Juridisch Certificering Veiligheid
285 18 33 16 28 2 15 2 2
Totaal
401
In de sector "gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten" werden de meeste gesubsidieerde opleidingsprogramma's georganiseerd (57%), gevolgd door de sector informatie en communicatie (14%). Bovendien ging 85% van de premies naar kleine ondernemingen, waaronder 51% microondernemingen.
Kwalitatief De meeste opleidingsaanvragen (meer dan 70%) betreffen vervolmakingsopleidingen of opleidingen van hoog niveau voor kader- en bestuursleden die al een basiskennis hebben.
Vooruitzichten 2011 Het aantal steunaanvragen zou boven het voor 2010 opgetekende cijfer moeten liggen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 24
126
24 HULP VOOR CONSULTANCY Juridisch kader Organieke ordonnantie van 13.12.2007 betreffende de steun ter bevordering van de economische expansie (BS van 13.01.2008). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26.06.2008 (BS van 14.08.2008) betreffende de steun inzake preactiviteit en de steun voor studies en diensten van externe consultants.
Doelstelling De hulp voor consultancy heeft als doel de werking en het concurrentievermogen van de ondernemingen te verbeteren.
Algemene principes Deze hulp is voorbehouden voor kmo’s. Het minimumbedrag van de opdracht is vastgesteld op € 1.000. De opdrachten moeten worden toegewezen aan externe consultants. De consultants zijn vrij te kiezen en moeten niet erkend zijn. Zij moeten wel aan vier voorwaarden voldoen: minstens 2 jaar actief zijn, gespecialiseerd zijn in het beschouwde domein, een lijst met referenties voorleggen en onafhankelijk van de begunstigde onderneming zijn (in de ruime zin van het woord). De diverse kosten (verblijfskosten, eten, verplaatsing enz.) zijn niet subsidieerbaar. Er zijn twee types van hulp voor consultancy: managementadvies en de uitvoering van een haalbaarheidsstudie. Het managementadvies betreft advies voor specifieke managementproblemen teneinde de werking van de onderneming of haar concurrentiekracht te verbeteren, met uitsluiting van de problemen van dagelijks, gewoonlijk of recurrent beheer. De steun vertegenwoordigt 50% van de prijs met een maximum van € 15.000. Een aantal sectoren zijn uitgesloten, o.a. het onderwijs, de gezondheidszorg en het verenigingsleven. Voorbeelden van managementadvies zijn: de opstelling van een businessplan, begeleiding bij de herstructurering, marktonderzoek, invoering en definitie van instrumenten voor het commercieel beleid (met uitzondering van prospectieopdrachten en commerciële opvolging), begeleiding bij de invoering van een kwaliteitsgarantiesysteem enz. De haalbaarheidsstudies hebben betrekking op een welbepaalde investering en moeten worden uitgevoerd voordat beslist wordt om een investering te doen. De steun bedraagt maximum € 15.000, bij een subsidiepercentage van 50%. Voor de haalbaarheidsstudies zijn dezelfde sectoren uitgesloten als voor het managementadvies.
Administratieve omkadering De cel Consultancy van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget Het totaalbudget voor de hulp voor consultancy en vorming bedraagt € 2.800.000,00.
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 heeft de cel 213 haalbaarheidsstudies toegekend.
tegemoetkomingen
voor
managementadvies
en
53
voor
127
AANTAL DOSSIERS EN TOEGEKENDE BEDRAGEN Aantal dossiers 2009
Toegekende bedragen in €
2010
2009
2010
Managementadvies Haalbaarheidsstudies
181 59
213 53
1.403.752 480.217
1.752.543 349.035
Totaal
240
266
1.883.969
2.101.578
Kwalitatief Het doel van de consultancysteun bestaat erin de kmo’s aan te moedigen om een beroep te doen op een consultant wanneer zij met een specifiek probleem te maken hebben. We stellen vast dat het meestal kleine ondernemingen zijn die van deze steun gebruik maken. Door de kleine ondernemingen te helpen om zich aan de nieuwe eisen van de markt aan te passen, draagt de consultancysteun onrechtstreeks bij tot de economische groei en het creëren van werkgelegenheid.
Vooruitzichten 2011 Het aantal steunaanvragen zou boven het voor 2010 opgetekende cijfer moeten liggen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
128
25 TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE - KONINKLIJK BESLUIT 123 Juridisch kader Koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 18 januari 1983). Koninklijk besluit tot uitvoering van koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 30 juni 1983). Koninklijk besluit van 18 juni 1985 tot uitvoering van artikel 1, §2, van het koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 2 juli 1985). Ministerieel besluit van 9 juni 1987 tot uitvoering van artikel 1, §2, van het koninklijk besluit nr. 123 van 30 december 1982 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 27 juni 1987). Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 juni 2008 betreffende steun bij aanwerving (BS van 14 augustus 2008).
Doelstellingen Het betreft een financiële tegemoetkoming ten gunste van: industriële of handelsondernemingen met 3 tot 100 werknemers die, alleen of met de steun van een openbare of privé-instelling, een project opzetten dat bestemd is voor: het promoten van de uitvoer buiten de EU; het creëren van nieuwe producten of productieprocessen; het besparen van energie en/of grondstoffen; en instellingen van openbaar nut voor onderzoek, bijstand aan ondernemingen of economische ontwikkeling, bedrijfsverenigingen die hun leden technische bijstand bieden en representatieve werkgeversorganisaties die ondernemingen bijstaan en raad geven. Deze financiële steun is bedoeld om projecten te ondersteunen die de evolutie van de tewerkstelling gunstig beïnvloeden, met uitsluiting van de normale en dagelijkse activiteiten, met als doel: studie of onderzoek met het oog op een merkbare verbetering van nieuwe producten of werkwijzen; het promoten van de uitvoer buiten de Europese Unie; het besparen van grondstoffen of energie.
Algemene principes Op basis van de positieve evaluatie uitgevoerd door de cel Hulp voor consultancy en vorming van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betaalt Actiris gedurende een periode van maximum twee jaar een deel van het loon van de aangeworven werknemers, alsook de daarbij horende sociale bijdragen. De tussenkomst van Actiris bedraagt: Voor de ondernemingen die zich laten bijstaan door een openbare of privé-instelling en voor de instellingen die bijstand verlenen: 129
90% van de lonen en de sociale bijdragen, toegekend tijdens het eerste jaar; en 75% tijdens het tweede jaar. Voor de ondernemingen die het project alleen uitvoeren: 50% van de lonen en de sociale bijdragen. Personen die in dit verband kunnen worden aangeworven zijn uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of gelijkgesteld. De werkgever is vrij om de werknemers volgens zijn eigen criteria te selecteren. Hij is echter verplicht om elke vacante arbeidsplaats aan Actiris te melden. De nieuwe arbeidsplaatsen mogen bij de aanvrager niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van andere arbeidsplaatsen. De werkgever moet eveneens voldoen aan zijn verplichtingen inzake de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden.
Administratieve omkadering De cel Hulp voor consultancy en vorming van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is verantwoordelijk voor de analyse van de aanvragen, en dus ook voor het al dan niet toekennen van subsidies aan de ondernemingen. De vereffening van de tegemoetkomingen gebeurt door Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 706.000,00
Reële uitgaven € 458.771,64
Evaluatie In 2010 heeft de cel van het ministerie geen enkele nieuwe overeenkomst gesloten, aangezien deze maatregel op 3 november 2008 werd afgeschaft. Actiris blijft alle aanvragen die voor deze datum werden ingediend, subsidiëren.
Kwantitatief BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN VOLGENS LEEFTIJD EN STUDIENIVEAU IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
0 2 0
0 2 1
0 4 1
Tech./beroeps hoger secundair 3de graad Hoger niet-universitair Universitair
0 0 0 2
0 2 1 0
0 2 1 2
Totaal
2
3
5
Studieniveau
130
Kwalitatief De begunstigde ondernemingen werven soms kandidaten aan met een lager of hoger diploma dan wat door de overeenkomst is vereist. Dat gebeurt omdat het bedrijf er zich rekenschap van geeft dat het de nodige kwalificaties voor de job te hoog of te laag heeft ingeschat. De onderneming kan bij het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een afwijking vragen om deze personen aan te werven die niet beantwoorden aan de kwalificaties die aanvankelijk werden vooropgesteld. We stellen tevens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven doorgaans hooggekwalificeerd zijn (bachelor of master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de projecten beoogd door het KB 123. De cel van het ministerie meent dat de onderneming zonder financiële tegemoetkoming niet alleen voor de verwezenlijking van haar project(en) zou kunnen instaan. Deze projecten, die aanzienlijke financiële en menselijke middelen vergen, stellen de onderneming in staat om te groeien.
Vooruitzichten 2011 Actiris blijft de overeenkomsten beheren die voor de datum van afschaffing werden opgesteld, en dit tot afloop van de contracten in 2011-2012. De Regering heeft op 4 november 2008 een nieuwe maatregel steun bij aanwerving ingevoerd (BBHR van 26 juni 2008 – BS van 14 augustus 2008), die het KB 123 vervangt. Het KB nr. 123 blijft evenwel van toepassing voor alle aanvragen die voor die datum werden ingediend.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
131
26 TEGEMOETKOMING IN DE BEZOLDIGING VAN WERKLOZEN AANGEWORVEN IN HET KADER VAN PROJECTEN VAN ECONOMISCHE EXPANSIE - KONINKLIJK BESLUIT 258 Juridisch kader Koninklijk besluit nr. 258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 21 januari 1984). Koninklijk besluit tot uitvoering van koninklijk besluit nr. 258 van 31 december 1983 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde bijstandsprojecten ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen (BS van 3 maart 1987).
Doelstellingen Instellingen die kmo’s bijstaan of adviseren kunnen een tussenkomst van het Gewest krijgen. Deze instellingen en verenigingen moeten het bewijs leveren dat ze al minstens een jaar een geheel van juridische, administratieve en economische diensten aan kmo's aanbieden. De tegemoetkoming beoogt de ondersteuning van bijstandsprogramma's ten behoeve van kmo's. Zij kan betrekking hebben op ten minste één halftijdse betrekking en ten hoogste acht voltijdse betrekkingen per project.
Algemene principes Nadat de aanvraag door de cel Hulp voor consultancy en vorming van de Directie Steun aan Ondernemingen van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is goedgekeurd, bedraagt de tegemoetkoming van Actiris: 90% van het loon en de sociale bijdragen, toegekend tijdens het eerste jaar; 75% tijdens het tweede jaar. Personen die in dit verband kunnen worden aangeworven zijn uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of gelijkgesteld. De werkgever is vrij om de werknemers volgens zijn eigen criteria te selecteren. Hij is echter verplicht om elke vacante arbeidsplaats aan Actiris te melden. De nieuwe arbeidsplaatsen mogen bij de aanvrager niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van andere arbeidsplaatsen. De werkgever moet eveneens voldoen aan zijn verplichtingen inzake de tewerkstelling van stagiairs en de vervanging van bruggepensioneerden.
Administratieve omkadering De vereffening van de tegemoetkomingen gebeurt door Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 743.000,00
Reële uitgaven € 539.460,95
132
Evaluatie In 2010 heeft de cel van het ministerie geen enkele nieuwe overeenkomst gesloten, aangezien deze maatregel op 18 mei 2009 werd afgeschaft. Actiris blijft alle aanvragen die voor deze datum werden ingediend, subsidiëren.
Kwantitatief BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN VOLGENS LEEFTIJD EN STUDIENIVEAU IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar
0 6 0
0 2 1
0 8 1
Tech./beroeps hoger secundair 3de graad Hoger niet-universitair Universitair
0 0 0 6
0 1 0 2
0 1 0 8
Totaal
6
3
9
Studieniveau
Kwalitatief De vaststellingen die in de fiche over het KB 123 werden geformuleerd, zijn ook van toepassing voor het KB 258. De begunstigde instellingen werven immers soms kandidaten aan die te hoog of te laag gekwalificeerd zijn ten opzichte van de vereisten van de overeenkomst. We stellen eveneens vast dat de werkzoekenden die via deze maatregel worden aangeworven hooggeschoold zijn (bachelor, master), hetgeen overigens samenhangt met de aard van de door het KB nr. 258 gesubsidieerde projecten. Deze financiële hulp stelt de instellingen in staat om soms zeer dure projecten tot een goed einde te brengen.
Vooruitzichten 2011 Actiris blijft de overeenkomsten beheren die voor de datum van afschaffing werden opgesteld, en dit tot afloop van de contracten in 2011-2012. Het Gewest beheert de nieuwe hulpmaatregelen voor aanwervingen ten gunste van verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen die micro-, kleine en middelgrote ondernemingen begeleiden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
133
27 STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN: BEDRIJVENCENTRUM EN LOKAAL ECONOMIELOKET Juridisch kader Oprichting van bedrijvencentra en lokale economieloketten (LEL) in het kader van het communautair initiatiefprogramma URBAN of programmering Doelstelling 2 EFRO van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (2000-2006). Ordonnantie van 12 februari 2009 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de bedrijvencentra en de lokale economieloketten.
Doelstellingen Deze maatregel werd ingevoerd in het kader van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het Gewest 2000-2006 en heeft tot doel de bestaande economische structuur binnen de in het kader van de programmering Doelstelling 2 in aanmerking komende perimeter te consolideren, en voor de vestiging en ontwikkeling van nieuwe bedrijven te zorgen: door potentiële oprichters van bedrijven in de zone juridisch, boekhoudkundig, financieel, fiscaal of ander advies aan te bieden om de risico’s die aan de opstarting van een onderneming verbonden zijn te beperken; door bedrijvenclusters tot stand te brengen die toegespitst zijn op activiteiten die duurzame lokale arbeidsplaatsen scheppen, via investeringen in oude, verlaten vastgoedstructuren teneinde binnen het interventiegebied een netwerk van incubatoren te ontwikkelen; door het opsporen van lokale projecten te stimuleren waardoor in de zone een kwalitatieve economische structuur ontwikkeld kan worden, die specifiek is voor het stadsmilieu waarin zij is ingeplant; door in de wijken centra voor artistieke en ambachtelijke beroepen te ontwikkelen, die onder andere een creatieve invloed kunnen hebben op de openbare ruimten.
Algemene principes
Het bedrijvencentrum De voornaamste opdracht van de bedrijvencentra is het inzamelen en ontwikkelen van projecten door klantenondernemingen zowel tijdens de oprichtingsfase als tijdens de groeifase de nodige begeleiding, sturing en administratieve steun te verlenen. Jonge ondernemers die een bedrijf opstarten, kunnen zich door specialisten op het vlak van de oprichting en het beheer van ondernemingen laten bijstaan. Zij kunnen eveneens tegen gunstige prijzen lokalen en/of werkplaatsen huren.
Het lokaal economieloket De lokale economieloketten zijn het contactpunt voor de ganse wijk. Zij vormen de schakel tussen de bestaande en nieuwe plaatselijke ondernemingen en de diverse administraties die bij de opstarting van een ondernemingsproject tussenkomen (handelsregister, btw-administratie, administratie der belastingen, Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel, Participatiefonds, verzekeringen ...). Indien mogelijk bevinden de lokale economieloketten zich in het bedrijvencentrum van de wijk. Zij bieden hulp op het niveau van de vestigingsmogelijkheden van een bedrijfsproject in de zone en wijzen de ondernemer de weg in de bestaande wetgeving en reglementeringen inzake premies en tegemoetkomingen aan ondernemingen op gewestelijk niveau. Zij volgen de projecten actief op, door zich ervan te vergewissen dat het financiële plan van de projectleider voldoende stabiel is om zich op de markt te handhaven en op termijn eventueel te kunnen uitgroeien. Indien nodig helpen zij eveneens bij het zoeken naar financiële middelen. Tot slot hebben zij als taak om een plaatselijk economisch netwerk uit te bouwen, door partnerships tussen de ondernemingen in de wijk te creëren.
134
Organisatie van een netwerk van bedrijvencentra Het netwerk van bedrijvencentra en lokale economieloketten wil de centra promoten, oplossingen voor problemen voorstellen en een nauwere samenwerking tussen de verschillende partners bewerkstelligen. In 2002 kreeg de GOMB de leiding over het netwerk. Jaarlijks vinden een tiental vergaderingen plaats. De GOMB vervult er de rol van voorzitter, coördinator en secretaris en laat het initiatief van de gespreksthema's aan de directeurs van de bedrijvencentra. Voor zijn rol binnen het netwerk ontvangt de GOMB jaarlijks een toelage van € 45.000. De GOMB vertegenwoordigt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in alle algemene vergaderingen en raden van bestuur van de bedrijvencentra.
Administratieve omkadering
Bedrijvencentra Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB). Deze laatste leidt de organisatie van de bedrijvencentra in een netwerk.
Lokale economieloketten Het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De lokale economieloketten zijn in het netwerk van de bedrijvencentra opgenomen.
Budget Geen gegevens beschikbaar.
Evaluatie
Kwantitatief Vanaf 1994 werd gestart met de oprichting van de eerste bedrijvencentra in het kader van de programmering URBAN I. In 2010 waren 8 bedrijvencentra actief. In 2009 werd een nieuwe bedrijvencentrum (ACB Factory) operationeel. In december 2010 werd beslist om de naam van het centrum te veranderen in Pépibru. Het programma Doelstelling II liep op 31 december 2006 af, maar de bedrijvencentra kunnen blijven functioneren dankzij de gewestelijke werkingssubsidies en de inkomsten die zij zelf genereren. We merken tevens op dat de meeste operationele bedrijvencentra regelmatig werken uitvoeren om de bestaande infrastructuur uit te breiden, te verbeteren of aan te passen, maar ook met het oog op de verbetering van hun dienstverlening. Zo werd het Atelier des Tanneurs in 2010 uitgebreid. De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal economische entiteiten en verenigingen in de bedrijvencentra alsook van het aantal arbeidsplaatsen.
AANTAL GEVESTIGDE ENTITEITEN IN 2010 Tanneurs M Brussels St-Gillis Dansaert Euclides Lustrerie Pépibru Molenbeek Totaal
Totaalaantal gevestigde entiteiten waarvan: - gevestigde economische entiteiten - ondernemingen voor sociale economie
37
64
57
53
32
19
22
64
348
31
63
56
53
27
17
22
59
328
1
0
0
0
2
0
0
3
6
- PIOW’s
1
1
0
0
0
1
0
0
3
- gevestigde verenigingen
4
0
1
1
3
1
0
2
12
149
161
100
155
127
52
46
165
955
Totaal aantal arbeidsplaatsen waarvan:
135
- arbeidsplaatsen in econ. entiteiten - arbeidsplaatsen in ondernemingen voor sociale economie - arbeidsplaatsen in PIOW’s
75
159
100
155
61
29
46
151
776
32
0
0
0
29
0
0
11
72
34
2
0
0
0
11
0
0
47
8
0
0
0
37
12
0
3
60
- arbeidsplaatsen in verenigingen
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Het aantal bedrijven dat in een bedrijvencentrum is gevestigd, blijft sinds 2005 gestaag toenemen (van 155 tot 348 ondernemingen). Het aantal verenigingen is daarentegen aanzienlijk gedaald (van 22 in 2005 tot 12 in 2010, of 3,4% van de entiteiten). Globaal genomen is het aantal arbeidsplaatsen bij de economische entiteiten licht gestegen (728 betrekkingen in 2009), maar bij de verenigingen sterk afgenomen. Terwijl deze laatste in 2005 nog 24,7% van de totale werkgelegenheid genereerden, daalde dit aandeel tot 13,4% in 2007 en 6,3% in 2010. Als we naar de activiteiten van de gevestigde economische entiteiten kijken, stellen we voor 2010 vast dat de sectoren gelinkt aan de ICT (19,3%, of een daling met 4 entiteiten t.o.v. 2009) en de diensten met industrieel of technisch karakter (24,4%, een stijging t.o.v. 2009) het best vertegenwoordigd zijn. De industriële of artisanale activiteiten (9,8%) verdringen de sector van de dienstverlening aan bedrijven (3,6%) en de vrije beroepen (9,2%). Anders dan in 2009 is de sector van de industriële of technische diensten de grootste werkgever (28,9%), gevolgd door de informaticasector (16,1%). Samen zijn zij goed voor bijna 45% van alle werkgelegenheid. Op de derde plaats vinden we de sociale economie, die 8,5% van de gecreëerde banen levert. De commerciële activiteiten vertegenwoordigen 6,2% van de werkgelegenheid in 2010 en de dienstverlening aan bedrijven 1,7%. Beide sectoren zagen hun aandeel in de werkgelegenheid krimpen in vergelijking met 2008 en 2009. Deze daling is nog frappanter bij de diensten aan bedrijven, die in 2008 nog goed was voor 7,7% van de gecreëerde banen. De sector van de industriële of technische diensten daarentegen creëerde bijna dubbel zoveel jobs in vergelijking met 2009. Het is overigens interessant om te achterhalen waarom bedrijven zich in een bedrijvencentrum willen vestigen (of er willen vertrekken). De onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal ondernemingen (en verenigingen) die zich in het bedrijvencentrum van het gewest vestigen en die het bedrijvencentrum verlaten. Ook de herkomst of bestemming wordt aangegeven.
HERKOMST VAN DE NIEUWE BEDRIJVEN EN REDENEN/BESTEMMING VAN DE VERTREKKENDE BEDRIJVEN In Aantal entiteiten die zich komen vestigen Nieuwe oprichting Vanuit andere centra Vanuit Vanuit Vanuit Vanuit Vanuit
andere sites het Brussels Gewest het Waals Gewest het Vlaams Gewest het buitenland
Totaal
Uit
111 8 3 / 83 7 8 2
Aantal entiteiten die vertrekken Faillissementen of stopzettingen Naar andere centra Naar een site van de GOMB Naar het Brussels Gewest Naar het Waals Gewest Naar het Vlaams Gewest Naar het buitenland Bestemming onbekend
Totaal 59 23 2 0 17 2 4 2 9
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
We stellen vast dat de meeste nieuwe economische entiteiten van andere sites en uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komen. We merken nog op dat de bedrijvencentra belangrijke katalysators lijken voor de (re)lokalisatie van de bedrijven. Tegenover 2009, is er een stijgend aantal economomische entiteiten dat zich komt vestigen (+10) en daalt het aantal vertrekkende entiteiten (19).
136
Hoofdreden vestiging van de economische entiteiten
Hoofdreden vertrek van de economische entiteiten
Totaal
Oprichting Uitbreiding Betere financiële voorwaarden Andere redenen (of onbepaald)
62 44 5 0
Totaal
Uitbreiding Stopzetting activiteiten Faillissementen Betere financiële voorwaarden Andere (reden onbekend)
17 19 4 3 16
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
Tot slot herinneren we aan het bestaan van incubatoren, structuren die aan spin-offs onderdak en begeleiding bieden in afwachting dat deze op commercieel vlak voldoende groot en autonoom zijn. We wijzen er in dit verband op dat de GOMB in 2006 werd belast met de coördinatie van het netwerk van incubatoren van het Gewest (koepel genaamd). Naast EEBIC zijn er 5 incubatoren betrokken: BLSI van de UCL (gespecialiseerd in de wetenschap van levende wezens), ICAB van de VUB (wijdt zich aan de nieuwe ICT), Eurobiotec (biotechnologie), Solvay (farmaceutica en biotechnologie) en Brussels Business Base (3B) opgericht door de GOMB in de zoning TweeBeeck (herbergt bedrijven uit de ICT- en milieusector). We wijzen er eveneens op dat het Gewest (jonge) ondernemingen in moeilijkheden specifieke ondersteuning biedt via het Centrum voor Ondernemingen in Moeilijkheden (COM), een initiatief van BECI (Brussels Enterprises Commerce and Industry). De opdracht van het COM is om zelfstandigen en bedrijfsleiders te helpen hun moeilijkheden duidelijk te identificeren, een strategie te bedenken om uit de crisis te geraken en contacten met juridische of financiële experts te leggen teneinde de strategie toe te passen. In de loop van 2010 heeft het COM in het totaal 1.922 vragen of dossiers van bedrijven in moeilijkheden behandeld. Het COM heeft naar schatting gemiddeld 6 nieuwe gevallen per werkdag verwerkt (tegenover 4 in 2008). In 2010 waren 5 lokale economieloketten (LEL) actief. De LEL’s zijn meestal gevestigd in de zone Doelstelling 2, doorgaans in de buurt van een bedrijvencentrum. In 2010 ontvingen ze samen 2.198 personen voor een gesprek (zie onderstaande tabel voor de verdeling per geslacht). Vorig jaar waren dat er 92 meer (het aantal ontvangen mannen is met 4 personen gedaald, het aantal vrouwen bedraagt 88 personen).
AANTAL PERSONEN DAT IN 2010 VOOR EEN GESPREK WERD ONTVANGEN Anderlecht Mannen Vrouwen Totaal
Brussel
Molenbeek
St-Gillis
Schaarbeek
Totaal
%
98 62
127 75
369 110
208 133
576 440
1.378 820
62,7 37,3
160
202
479
341
1.016
2.198
100,0
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
We stellen vast dat het aantal vrouwen dat van deze maatregel gebruik maakt tot 2008 bleef stijgen. In 2005 vertegenwoordigden zij 28,1% van alle personen die in de LEL's werden onthaald. In 2008 waren zij goed voor 43,6% van alle gebruikers. In 2009 en 2010 ging hun aandeel echter achteruit. De tabel hieronder leert ons dat in 2010 166 ondernemingen werden opgericht met begeleiding door het lokaal economieloket. Zij creëerden samen 271 banen. In 2009 waren dat 158 bedrijven met een totaal van 241 arbeidsplaatsen. Er is dus een lichte stijging ten opzichte van 2009, ook al blijft het totaal lager dan in 2008 en 2007 (200 ondernemingen, goed voor 352 arbeidsplaatsen). GECREËERDE ONDERNEMINGEN EN ARBEIDSPLAATSEN IN 2010 Anderlecht
Brussel
Molenbeek
St-Gillis
Schaarbeek
Totaal
Ondernemingen opgericht met begeleiding
24
20
58
24
40
166
Arbeidsplaatsen ontstaan ten gevolge van de begeleiding
26
32
81
31
101
271
Bron: netwerk van de bedrijvencentra van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest/GOMB
137
Kwalitatief De aanwezigheid van de LEL’s en de centra komt tegemoet aan specifieke behoeften van bedrijven die in een andere context geen kans zouden krijgen zich te ontwikkelen. Het merendeel van de operationele bedrijvencentra voert regelmatig werken uit (verdeling van de ruimtes in modules, afwerking en binneninrichting, bureau-uitrusting enz.) om het hoofd te bieden aan nieuwe aanvragen of om de bestaande dienstverlening en infrastructuur te verbeteren. Daarnaast betekent de aanwezigheid van activiteitencoöperatieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een diversificatie van de diensten voor kandidaat-ondernemers, omdat zij een bijkomend instrument zijn om de ontwikkeling van plaatselijke economische activiteiten te ondersteunen. De kandidaatondernemers kunnen zo hun project testen zonder hun sociale rechten te verliezen. Over het algemeen is de bezettingsgraad van de bedrijvencentra bemoedigend. De lokale economieloketten (LEL) zijn volledig operationeel en er is een zekere vraag voor dit soort project. Het probleem blijft het tekort aan personeel om aan de vraag te voldoen. De interactie en uitwisseling met de Gewestelijke Investeringsmaatschappij van Brussel (GIMB), verantwoordelijk voor de opvolging van de financiële maatregelen (microkredieten, startersfonds …), wordt voortgezet.
Vooruitzichten 2011 De medewerkers van het Ministerie en het netwerk van bedrijvencentra en LEL's werken aan de effectieve uitvoering van de ordonnantie betreffende de erkenning en de subsidiëring van de bedrijvencentra en de lokale economieloketten. Zij worden daarin actief gesteund door het Bestuur Economie en Werkgelegenheid. De GOMB en het BAO (Brussels Agentschap voor de Onderneming) zullen het netwerk van bedrijvencentra en LEL’s samen coördineren. Hierdoor voegen ze zich vanaf heden naar de tekst van de ordonnantie.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
138
28 PARTNERSHIP IN HET KADER VAN DE BEGELEIDING BIJ DE CREATIE VAN EEN EIGEN TEWERKSTELLING Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 houdende uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling. Beheerscontract van 24 april 2006 tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Beslissing van het Beheerscomité van Actiris van 11 maart 2008.
Doelstellingen De doelstelling van deze maatregel is om trajecten te ontwikkelen voor werkzoekenden die een microproject van economische activiteit willen creëren waarmee zij zich op de arbeidsmarkt kunnen vestigen (als loontrekker of als zelfstandige).
Algemene principes In het eerste semester 2008 werd een projectoproep voor acties ter begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling (BCT) uitgeschreven voor de periode van 1 juli 2008 tot 31 december 2010. Als resultaat van deze projectoproep werden vanaf 1 juli 2008 nieuwe overeenkomsten met 5 operatoren gesloten. Daartegenover kwam op 30 juni 2008 een einde aan alle overeenkomsten inzake de bevordering van inschakelingstrajecten via economische weg in het kader van het IEW-programma. De voorgestelde acties omvatten de voorbereiding op de oprichting en op het beheer van een bedrijf, de begeleiding bij de verschillende uit te voeren stappen, evenals de hulp bij het maken van een haalbaarheidsstudie. Daarbij komt nog de oriëntatie naar de oprichting van een bedrijf en de followup naderhand, inclusief contacten met oprichters op Europees en lokaal niveau. De gebruikte pedagogische benadering beoogt een grotere autonomie in de stappen van de ondernemers, en dit op basis van een gepersonaliseerde begeleiding die duidelijke en haalbare doelstellingen vooropstelt. De BCT-acties worden uitgevoerd in het kader van een gestructureerd traject. Zij zijn bestemd voor doelgroepen die aan de criteria van het ESF beantwoorden, waaronder ook specifieke doelgroepen. De partnerinstellingen houden zich bezig met: onthaal van de WZ en informatieverlening over beroepsactiviteiten als zelfstandige en diensten die worden aangeboden aan wie zich als zelfstandige wil vestigen 12 ; de analyse van de projecten van de WZ (en meer bepaald de overeenstemming tussen het bedrijfsproject en het profiel van de kandidaat); de organisatie van sessies ter voorbereiding op de uitoefening van de zelfstandige activiteit, zodat de deelnemers zich kunnen voorbereiden op de examens voor het behalen van het diploma bedrijfsbeheer (verplicht sinds 1 januari 1999);
Een van de positieve neveneffecten van de maatregel is dat de kandidaten worden gewaarschuwd voor werkaanbiedingen die een zelfstandigenstatuut vereisen, maar waar het in feite om slecht betaalde (uitbuiting) of gevaarlijke beroepssituaties gaat (schijnzelfstandige, zwartwerk enz.). 12
139
de begeleiding bij de formaliteiten met betrekking tot de vestiging als zelfstandige die de WZ voor het starten van zijn activiteit moet vervullen; de opvolging na de opstarting van de zelfstandige activiteit. In termen van resultaat moet elke partner die begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling aanbiedt uiterlijk zes maanden na het einde van de actie een positieve uitstroom van 50% behalen. De herziene formule, die sinds juli 2008 van toepassing is, verbetert de actie op de volgende punten: verlenging van de begeleiding tot een periode van twee jaar, wat beter met de realiteit van het traject overeenstemt; grotere flexibiliteit op het niveau van de verschillende fasen en hun opbouw, zodat meer rekening kan worden gehouden met het project en de vorderingen van de kandidaat; evaluatie van de projecten en resultaatverplichting. De partners werden geselecteerd op basis van hun ervaring, de kwaliteit van het project, de samenwerkingsverbanden met andere instellingen, de kwaliteit van de pedagogische methodes en de efficiëntie van de verwachte resultaten. Ten slotte nemen de BCT-partners deel aan het technisch netwerk voor de uitwisseling van goede praktijken, opgezet, geleid en gecoördineerd door Actiris. Zij zijn tevens op het NWP aangesloten. Deze maatregel geniet de steun van het Operationeel Programma ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid.
Administratieve omkadering Het departement Partnerships & Netwerk en de projectinspecteurs.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 342.891,00
Uitgaven op 31.12.2010 € 248.508,68
Uitvoeringspercentage 72%
Evaluatie
Kwantitatief De voorgestelde gegevens zijn gebaseerd op de informatie die werd verstrekt door de 5 partners die in 2010 actief waren. Tijdens het afgelopen dienstjaar hebben de op het NWP aangesloten partners de acties van hun klanten in hun dossiers gecodeerd. Dankzij de uitwerking van een statistisch model en van een model activiteitenverslag in 2009 kon de informatie in 2010 beter gestructureerd worden. In het dienstjaar 2010 hebben de BCT-partners 1165 personen opgevolgd. 1120 van hen kwamen in aanmerking voor financiering door het Europees Sociaal Fonds. Dit betekent een forse stijging van het aantal begunstigden van de BCT-maatregel in vergelijking met 2009 (802 personen). Men merkt onmiddellijk het effect van de budgettaire injectie die deze maatregel heeft gekregen en van de uitbreiding van het aantal operatoren waardoor de opvangcapaciteit voor deze maatregel is verdrievoudigd (ongeveer 368 personen in 2007).
140
WERKZOEKENDEN DIE DE MAATREGEL HEBBEN GENOTEN IN 2010 Deelnemers
M
V
T
447
308
755
Eerder gestart
203
162
Totaal
650 470
Uitstroom
192 458
110 360
428
350
778
69%
79
67
146
13%
140
52
192
17%
3
1
4
0%
1ste graad
83
46
129
12%
2de graad
141
89
230
21%
3de graad
131
131
262
23%
Leerlingschap
17
11
28
3%
Hoger onderwijs
55
71
126
11%
223 122 Studies in het buitenland
345
31%
Gestart tijdens het lopende jaar
Voortzetting op 31/12/2010
365 1.120 302 818
Nationaliteit Belg EU Niet EU Staatloze – kandidaat-vluchteling Studieniveau
Andere studies Lager onderwijs Secundair onderwijs
34
23
57
5%
134
64
198
18%
55
35
90
8%
Hoger onderwijs Leeftijdsklasse < 25 jaar
88
43
131
12%
25 - 44
440
312
752
67%
45 en ouder
122
115
237
21%
Totaal
650
470
1.120
100%
Inactiviteitsduur < 6 maanden
212
150
362
32%
6 tot 11 maanden
106
70
176
16%
12 tot 23 maanden
115
82
197
18%
217 Sociaal statuut
168
385
34%
≥ 24 maanden WZUA
425
355
780
70%
WZ ten laste van een OCMW
13
8
21
2%
WZ in wachttijd
27
20
47
4%
WZ in opleiding
21
8
29
3%
Andere NWWZ
159
76
235
21%
Aan het werk
0
2
2
0%
Andere
5
1
6
1%
Totaal
650 470 1.120 100%
Het publiek dat in 2010 in het kader van het inschakelingstraject via economische weg werd opgevolgd, heeft de volgende kenmerken: 54% is niet in het bezit van een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs dat in België erkend wordt; 70% is uitkeringsgerechtigde volledig werkloze (WZUA) en 2% hangt af van het OCMW; 67% is tussen de 25 en de 45 jaar oud en 12% is jonger dan 25 jaar; 58% zijn mannen en 42% zijn vrouwen.
141
Hoewel we een sterke groei vaststelden van het aantal deelnemende vrouwen, die te danken was aan de toetreding van een nieuwe partner, CREDAL, die zich specifiek op vrouwen richt, heeft deze evolutie zich eerst gestabiliseerd om daarna af te zwakken. Vandaag bestaat het publiek voor 58% uit mannen en voor 42% uit vrouwen. Volgens de gespecialiseerde partners ligt de verklaring hiervoor bij het feit dat vrouwen nog vaak instaan voor de opvoeding van de kinderen en voor het huishouden, waardoor een reeds gevuld leven maar moeilijk verzoend kan worden met een activiteit als zelfstandige. De uitstroom uit de BCT-actie vertoont de volgende algemene kenmerken:
RESULTATEN BIJ HET EINDE VAN DE ACTIES IN 2010 Resultaten
M
V
Totaal
Tewerkstelling: geco
0
1
1
0%
Tewerkstelling: art. 60/61
2
0
2
1%
Tewerkstelling in een aangepaste omgeving
2
0
2
1%
Tewerkstelling: DSP, SINE, invoeginterim …
2
0
2
1%
51
31
82
27%
Gewone bezoldigde tewerkstelling Tewerkstelling Creatie van een eigen tewerkstelling (betrekking als zelfstandige) Start van IBO Aanvang van een opleiding
30% 42
18
60
20%
3
1
4
1%
23
9
32
11%
Opleiding
12%
Andere tewerkstellingsmaatregel
4
2
6
2%
Ander type van hulpmaatregel (behalve SPI)
0
3
3
1%
Zelfstandige zoektocht naar werk
8
8
16
5%
Start van AZW
2
0
2
1%
Stopzetting (alle redenen)
39
32
71
24%
Geen nieuws
14
5
19
6%
Totaal
192 110 302 100%
De begeleiding in het kader van het BCT-traject heeft de verwachtingen voor 2010 overstegen, met bijna 60% positieve uitstroom, waarvan 20% creatie van een eigen tewerkstelling en 30% een andere soort van tewerkstelling. Hoewel de partners niet allemaal dezelfde verwezenlijkingen kunnen voorleggen, draagt de maatregel in zijn geheel toch zijn vruchten. Daarnaast is er een aanzienlijk aantal deelnemers van wie men geen nieuws heeft (32%). De meeste bleven weg in de eerste fase, omdat zij hun plannen waarschijnlijk onmiddellijk na de informatiesessie hebben bijgesteld. Uit de resultaten blijkt dat ook het “positief ontraden” en de heroriëntering belangrijke onderdelen van deze maatregel zijn. Zelfs indien de begeleide werkzoekenden hun project voor de creatie van een onderneming voortijdig opgeven, heeft de begeleiding vaak een positieve impact op hun zoektocht naar werk gehad. De personen die in het kader van dit traject worden opgevolgd, blijven om evidente economische redenen meestal ook nog tegelijk naar een tewerkstelling in loondienst zoeken.
142
Kwalitatief Dankzij de ingebruikname van een model activiteitenverslag kan de informatie op de volgende manier gestructureerd worden: 1. Factoren met betrekking tot de organisatie van de maatregel Verworven ervaring, gegarandeerd onveranderde teams gedurende de hele duur van het project en de integratie in het NWP bevorderen de invoering van de maatregel door de partners. Anderzijds ervaren de operatoren bepaalde factoren (zoals de verplichte codering in het NWP of de administratieve vereisten van de subsidiërende overheden) als een last. 2. Factoren met betrekking tot het publiek Er bestaat een grote vraag naar begeleiding bij de creatie van een eigen tewerkstelling. Sommige kandidaat-ondernemers zijn zeer gemotiveerd, vastbesloten om te slagen en zeer betrokken bij het proces. Anderen handelen eerder vanuit een economische noodzaak om uit de werkloosheid te geraken en opnieuw een plaats in het sociaaleconomische circuit te verwerven. De onzekerheid over het uit te werken project, het gebrek aan kwalificaties, de financiële situatie, het gebrek aan realisme omtrent het project of de arbeidsmarkt zijn allemaal elementen waardoor de kandidaten zich moeten heroriënteren. Nog anderen trachten aan het BCT-programma deel te nemen om aan instellingen zoals de RVA te kunnen bewijzen dat ze stappen ondernemen, wat de taak van de BCT-partners er niet gemakkelijker op maakt. Ten slotte is het statuut van zelfstandige ook gegeerd bij exgedetineerden omdat ze hiervoor geen bewijs van goed zedelijk gedrag met een blanco strafblad moeten kunnen voorleggen, iets wat veel werkgevers wel eisen. Het behalen van een getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer wordt over het algemeen ook bemoeilijkt door een slechte kennis van het Nederlands of het Frans. Volgens sommige partners is het profiel van de kandidaat-ondernemers echter aan het veranderen. Ze zouden meer tijd en een intensievere begeleiding nodig hebben om hun project concreet vorm te geven. 3. Factoren met betrekking tot de context van de maatregel In een ongunstig economisch klimaat is het moeilijker om zich als ondernemer te vestigen. Het is bovendien minder gemakkelijk geworden om financiering te vinden: de banken en de openbare financieringsinstellingen zijn voorzichtiger geworden en door de geslonken beschikbare spaartegoeden van de werkzoekenden krijgen ze minder snel bijkomend krediet. Ook het examen bedrijfsbeheer is moeilijker geworden. Zo stellen we vast dat steeds meer kandidaten niet slagen voor hun eerste examen van de Centrale Examencommissie. De gedetineerden ondervinden hieromtrent bijkomende hindernissen. Het examen wordt immers niet meer binnen de gevangenismuren georganiseerd. Omdat de gevangenen niet snel penitentiair verlof krijgen of toestemming om de gevangenis te verlaten om aan het examen deel te nemen, moeten de kandidaten tot hun vrijlating wachten. Hierdoor stijgt het risico om voor het examen te zakken. De kandidaten moeten soms zelfs opnieuw een cursus bedrijfsbeheer buiten de gevangenis volgen om hun kennis bij te schaven. 4.
Factoren met betrekking tot de partnerships en de netwerken
De BCT-partners werken samen met een ruim netwerk van verenigingen, instellingen en inrichtingen uit de opleidingssector en de financiële of kredietsector. Dankzij de hulp van deze partners is een groot aantal klanten van de BCT-partners in staat hun projecten concreet vorm te geven. Andere partnerships vergemakkelijken de interacties tussen de kandidaat-ondernemers en jonge ondernemingen (bv. vestiging van de partner in een bedrijvencentrum).
143
Langs de andere kant zorgen deze partnerships voor een onderlinge afhankelijkheid die de uitvoering van de maatregel kan schaden, omdat de organisatorische veranderingen bij een partner kunnen leiden tot onzekerheid in de organisatie van de activiteiten.
Vooruitzichten 2011 Op basis van de tussentijdse evaluatie van de BCT-actie begin 2010 en in het licht van de aflopende partnershipovereenkomsten, werd in 2010 een nieuwe projectoproep voor de periode 2011-2013 gelanceerd. Het lastenboek van deze nieuwe projectoproep ligt in de lijn van het oude lastenboek. De aangebrachte wijzigingen zijn slechts miniem.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
144
29
STARTERSFONDS,
THESAURIEKREDIET,
MICROKREDIET
EN
ACHTERGESTELDE LENING Juridisch kader BRUSOC werd in 2001 opgericht als filiaal van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel (GIMB) en is actief op het vlak van de ondersteuning en bevordering van de beroepsinschakeling van personen in een sociaaleconomische uitsluitingssituatie, van de plaatselijke ontwikkeling en, meer algemeen, van de sociale en lokale economie in al haar vormen.
Doelstellingen Deze maatregel beoogt de bevordering van het gebruik van andere financiële stimulansen dan rechtstreekse subsidies en de toegang tot risicokapitaal voor de ontwikkeling van economische projecten in het kader van de sociaaleconomische herwaardering van Brusselse wijken die in moeilijkheden verkeren. Deze wijken vormen samen de Prioritaire Interventiezone (PIZ). Deze zone wordt ondersteund door het EFRO in het kader van het operationeel programma voor Brussel. BRUSOC heeft vier instrumenten ontwikkeld om zelfstandigen, kleine ondernemingen en projecten in de sociale economie te begeleiden. Het startersfonds is bedoeld voor de financiering van kleine bedrijven, het thesauriekrediet is een lening die binnen het jaar moet worden terugbetaald, het microkrediet is bedoeld voor personen met een laag inkomen en de achtergestelde lening geeft financiële ondersteuning aan ondernemingen die een project in de sociale of solidaire economie willen ontwikkelen. Het startersfonds, het microkrediet en het thesauriekrediet zijn bestemd voor de ontwikkeling van ondernemingen in de PIZ die moeilijk een banklening kunnen aangaan. Deze financiële producten onderscheiden zich van het klassieke krediet door het bedrag van de toegekende leningen, de terugbetalingsmodaliteiten en de garantie dat de projectpromotor tijdens de volledige opstartfase van zijn project wordt begeleid.
Algemene principes BRUSOC werd opgericht met de steun van de programmering EFRO Doelstelling 2 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2000-2006. In het kader van de programmering EFRO 2007-2013 werd de overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verlengd. Alle aanvragen worden persoonlijk begeleid met als voornaamste doel het voortbestaan van de ontwikkelde activiteiten. De tussenkomsten hebben meestal de vorm van een lening en liggen tussen de € 1.250 en € 95.000,00. Het microkrediet, dat voornamelijk voor zelfstandigen is bedoeld, is beperkt tot € 25.000,00. De rentevoet voor het geheel van de financiële producten van BRUSOC bedraagt 4%. De gemiddelde terugbetalingsduur is 3 jaar 13 . We merken nog op dat BRUSOC samenwerkt met plaatselijke actoren zoals lokale economieloketten, bedrijvencentra of Missions locales in de PIZ.
Het startersfonds Dit instrument helpt bij de financiering van de oprichting, vestiging of ontwikkeling van kmo’s en zko’s in de Prioritaire Interventiezone. Er zijn drie soorten tussenkomsten mogelijk: toekenning van een lening, deelname in het kapitaal of beide. Deze actie richt zich op een specifiek publiek van investeerders binnen een bepaalde zone, die kleinschalige economische activiteiten ontwikkelen die werkgelegenheid bieden aan laaggeschoolde arbeidskrachten. De begunstigden zijn onder andere werklozen, personen die financiële steun van het OCMW ontvangen, die uitgesloten zijn van de arbeidsmarkt of zich in een precaire situatie bevinden en die in het interventiegebied een zko of een kmo willen oprichten. De interventie van het startersfonds komt naast de eigen financiële middelen die de ondernemer inbrengt. 13
Zie het jaarlijks activiteitenverslag van de GIMB, hoofdstuk BRUSOC, voor meer informatie.
145
Het thesauriekrediet Het thesauriekrediet is bedoeld voor natuurlijke personen of handelsvennootschappen die een commerciële activiteit verrichten en die tijdelijke liquiditeitsproblemen hebben doordat ze moeilijk een banklening kunnen aangaan. Deze financiële problemen mogen geen structurele oorzaak hebben.
Het microkrediet Dit instrument moedigt de ontwikkeling van privé-initiatieven aan die tot een tewerkstelling en socioprofessionele inschakeling of tot de creatie van werkgelegenheid moeten leiden. Het microkrediet is het financiële instrument dat natuurlijke personen in uitsluitingssituatie de mogelijkheid biedt economische autonomie te verwerven door hun eigen economische activiteit te beginnen. Het richt zich tot personen met een laag inkomen (werklozen, begunstigden van de sociale bijstand) in het kader van een herinschakelingstraject. Het kent lage leningsbedragen toe die onder de grens liggen die traditionele instellingen hanteren.
De achtergestelde lening De achtergestelde lening betreft projecten in de sociale of inschakelingseconomie, die worden ontwikkeld in het kader van een vzw, een inschakelingsonderneming of een handelsvennootschap met een doelstelling in de sociale of solidaire economie. Deze leningen worden volgens dezelfde voorwaarden toegekend als die van het startersfonds, met dat verschil dat er geen voorwaarden zijn qua locatie van de vestiging (EFRO-programmering van het gewest).
Administratieve omkadering BRUSOC, filiaal van de GIMB
Evaluatie
Kwantitatief Als gevolg van de afsluiting van een nieuwe overeenkomt tussen BRUSOC en het gewest voor de periode 2007-2013, kent het besluit van de regering van 6 november 2008 aan het filiaal van de GIMB een subsidie van 5,6 miljoen euro toe. Als we hierbij de herinvestering tellen van de bedragen die werden gerecupereerd op de leningen die tussen 2000 en 2006 werden toegekend, dan komt de programmering 2007-2013 uit op een totaalbedrag van 9,4 miljoen euro. Dit bedrag moet voor 71% in projecten van het startersfonds en voor 18% in microkredietprojecten worden geïnvesteerd. 7% zal voor dienen projecten met betrekking tot thesauriekredieten.
Microkrediet Voor 2010 werden 7 dossiers afgerond in het kader van de opdrachten gedelegeerd door het gewest in verband met projecten die binnen het programma Doelstelling 2013 van het gewest door het EFRO worden gecofinancierd. Deze 18 leningen vertegenwoordigen een totaal van € 91.000,00.
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2010 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL JOBS Activiteitstype Bouwsector Horeca Handel Andere dienstenactiviteiten Totaal
Aantal ondernemingen
Aantal jobs
1 1 3 2
1 1 3 2
7
7
146
Startersfonds Het startersfonds is in 2010 in 33 dossiers tussengekomen voor een totaal bedrag van € 967.200,00.
AANTAL BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN 2010 VOLGENS ACTIVITEITSTYPE EN AANTAL JOBS Activiteitstype
Aantal ondernemingen
Informatie en communicatie
Aantal jobs
2
5 10
Vervoer
5
Horeca
3
8
Handel
11
15
1
2
Kunst, spektakel en recreatie Bouwsector
1
1
Gespecialiseerde, wetenschappelijke en technische activiteiten
2
4
Andere dienstenactiviteiten
8
2
33
47
Totaal
Globaal genomen zijn de projecten die met microkredieten of een startersfonds worden gefinancierd, zeer uiteenlopend. Zelfstandigen konden een economische activiteit opzetten of ontwikkelen in diverse sectoren. Handelsvennootschappen konden worden opgericht of ontwikkeld in het kader van de sociaaleconomische herwaardering. We wijzen er tot slot nog op dat de lokale economieloketten een belangrijke rol spelen in dit type van hulpverlening. Een partnershipovereenkomst tussen de LEL's en BRUSOC streeft ernaar de uitwisselingen te stimuleren en deze financiële instrumenten te promoten.
Thesauriekrediet In 2010 werd in 5 dossiers uit de horeca (2), de dienstverlenende sector (2) en de handel (1) een tussenkomst in de vorm van een thesauriekrediet verleend. Er worden vier betrekkingen door middel van deze maatregel ondersteund.
Achtergestelde lening De tussenkomst van BRUSOC heeft de vorm van een lening of een deelname in het kapitaal. In het dienstjaar 2010 heeft BRUSOC een som van € 272.500,00 geïnvesteerd in 5 socialeeconomiestructuren.
Activiteitstype Plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Inschakelingsonderneming Totaal
Aantal ondernemingen 2 3 5
De dienstensector is sterk uitgebreid als gevolg van de deelname van BRUSOC in een aantal bedrijvencentra en verschillende inschakelingsondernemingen die als dienstenchequeonderneming zijn erkend.
Kwalitatief Het startersfonds en het microkrediet bieden personen die zich als zelfstandige willen vestigen de kans om een economische activiteit te ontwikkelen in uiteenlopende sectoren. Deze ondernemers dragen bij tot de versterking van het Brussels economisch weefsel, doordat zij enerzijds zelf banen creëren, maar anderzijds ook kansarme wijken nieuw leven inblazen.
147
De diversiteit van instrumenten ten behoeve van de ontwikkeling van projecten getuigt van de belangstelling voor dit type hulp. Bovendien biedt BRUSOC de projectpromotor begeleiding die is aangepast aan de sociaaleconomische realiteit van de doelgroep van deze maatregel. We wijzen er tot slot nog op dat de lokale economieloketten een belangrijke rol spelen in dit type van hulpverlening. Het terugbetalingspercentage bedraagt op 31/12/2010 72%, of 5% minder dan een jaar voordien! Dit is een rechtstreeks gevolg van de crisis die momenteel woedt. Ondanks deze cijfers overweegt BRUSOC de activiteiten voort te zetten.
Vooruitzichten 2011 Consolidering van de samenwerking met de spelers op het vlak van de plaatselijke ontwikkeling, waardoor nieuwe initiatieven kunnen ontstaan, en voortzetting van de individuele steun aan de projectpromotors. Voortzetting van de uitvoering van het nieuwe programma Doelstelling 2013 met steun van het EFRO. In de loop van het eerste semester van 2011 is € 1.031.400,00 voorzien voor alle financiële producten. De investering die voor deze periode wordt vrijgemaakt bedraagt € 981.400,00.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
148
30 STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, inzonderheid de artikelen 7, § 8 en 18 van dit akkoord. Ordonnantie van 23 februari 2006 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de Federale Staat, het Vlaams, het Waals en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie.
Doelstellingen Een activiteitencoöperatieve (verder AC) is een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en met een sociaal oogmerk. Een AC heeft als maatschappelijk doel kandidaat-ondernemers te begeleiden en te omkaderen met het oog op het opstarten van een zelfstandigenactiviteit. Het gaat om een vorm van coaching waarbij een kandidaat-ondernemer gedurende een bepaalde periode kan uittesten of een activiteit als zelfstandige hem bevalt. Deze activiteiten worden door de vennootschap verricht binnen het kader van de sociale economie en de meerwaardeneconomie (sociale verantwoordelijkheid van de onderneming) en hebben als sociaal oogmerk de werkgelegenheid en het zelfstandig ondernemerschap van werkzoekenden, werklozen en OCMW-steuntrekkers aan te moedigen.
Algemene principes Gedurende een periode van in principe maximum 18 maanden geniet de kandidaat-ondernemer een vernieuwend statuut waardoor hij, enerzijds, tijdens de duur van de overeenkomst van kandidaatondernemerschap zijn recht op werkloosheidsuitkeringen, leefloon of sociale bijstand vanwege het OCMW behoudt, en anderzijds na afloop van de overeenkomst ook zijn reeds verworven rechten kan recupereren, indien hij niet mocht slagen. De kandidaat-ondernemer beschikt gedurende al die tijd nog niet over een zaak en dus evenmin over een eigen ondernemings- en btw-nummer. Terwijl hij zich helemaal focust op het opstarten van zijn onderneming en zijn eerste klanten kan hij gebruik maken van het ondernemings- en btw-nummer van de cvba. De vennootschap verzorgt eveneens de facturatie. Ter aanmoediging van de ontplooiing van hun zelfstandige activiteit worden de inkomsten uit deze activiteit door de AC aangewend om de kandidaat-ondernemers bovenop hun vervangingsinkomen bijkomend een kleine vergoeding uit te betalen, na eventueel een inhouding ter vergoeding van een gedeelte van de secretariaatskosten. Na de periode van begeleiding en coaching door de AC verwerft de betrokkene het zelfstandigenstatuut (verzelfstandigen van de eigen zaak die is opgestart in de AC) of het werknemersstatuut (hij is weerbaarder geworden op de arbeidsmarkt door de ervaring in de AC), of hij sluit zich desgevallend aan bij een werknemerscoöperatie.
Administratieve omkadering De cel Meerwaardeneconomie van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget
Budget voorzien voor 2010 € 148.000,00 voor Bruxelles Emergences scrlfs € 148.000,00 voor Debuut cvba-so
149
Uitgaven op 31 december 2010 In 2010 werd de machtiging gegeven tot de uitbetaling van een totaalbedrag van € 236.800,00 voor twee activiteitencoöperatieven (voorschot 80%)
Evaluatie
Kwantitatief Debu(u)t In 2009 hebben 9 begeleide werkzoekenden hun project afgerond. Ze hebben allemaal een bezoldigde baan gevonden. Van 2007 tot 2008 hadden reeds 37 kandidaten hun project beëindigd (17 als zelfstandige, 16 als loontrekker en 4 als deeltijds werknemer/zelfstandige in bijberoep). Op vier jaar tijd tellen we dus een positieve uitstroom van 46 werkzoekenden. Gedurende deze periode werden 588 personen individueel begeleid waardoor ze hun ondernemingsproject konden voorstellen (verkenningsfase). 169 personen zijn tot de voorbereidingsfase overgegaan (uitwerking van het project en het bedrijfsplan). 42 personen hebben aan de testfase deelgenomen (activering van het project met facturatie). Op 31 december 2010 bevonden 19 personen zich in deze testfase. Eind januari 2011 waren er 40 nieuwe projectdragers.
Bruxelles Emergences Bruxelles Emergences heeft 355 personen ontvangen. 320 personen hebben aan een collectieve infosessie deelgenomen en 143 personen hebben een afspraak gemaakt. Er werden 95 kandidaten via een precoaching begeleid en opgeleid en 72 kandidaten hebben aan de studiefase en het opstellen van een bedrijfsplan deelgenomen. Uiteindelijk hebben 57 kandidaten hun project in real life uitgetest. Hierbij werden 24 zelfstandige en bezoldigde banen gecreëerd.
Kwalitatief Er bestaat geen specifiek budget voor de maatregel activiteitencoöperatieven. De subsidies aan de activiteitencoöperatieven worden geput uit de basisallocatie voor initiatieven inzake sociale economie (tewerkstelling). Teneinde de opvolging van de projecten te verzekeren, wonen een vertegenwoordiger van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een vertegenwoordiger van de minister van Tewerkstelling de vergaderingen van het toezichtscomité bij dat in het kader van deze projecten werd opgericht. Ook de subsidiebegunstigde neemt aan deze vergaderingen deel. Op ieder ogenblik kunnen de betrokken partijen vragen om een evaluatievergadering te organiseren.
Vooruitzichten 2011 Voortzetting van de twee lopende projecten. Teneinde de voortzetting van de werking en een structurele financiering als AC te verzekeren, zal de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aan het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een voorontwerp van ordonnantie voorleggen betreffende de erkenning van verenigingen als activiteitencoöperatie met het oog op de toekenning van subsidies. De doelstellingen en ervaringen van de afgelopen jaren zullen als basis dienen. De methodologie die tijdens deze periode werd ontwikkeld vormt het uitgangspunt.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
150
31 ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
WERKGELEGENHEID
EN
DE
Juridisch kader Ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen. Besluit van 22 december 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 maart 2004 betreffende de erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Doelstellingen De erkenning en de financiering van de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de inschakelingsondernemingen.
Algemene principes De inschakelingsondernemingen en de plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid worden erkend en gefinancierd voor een periode van vier jaar.
Plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socioprofessionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden door het verlenen van diensten of de productie van goederen voor inwoners, collectiviteiten, ondernemingen. Type tegemoetkoming: jaarlijkse subsidie van minstens € 15.000 om de werkingskosten en de kosten voor de sociale begeleiding van de doelgroep te dekken, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 7.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer; jaarlijkse basissubsidie van € 31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer.
Inschakelingsonderneming Rechtspersoon die opgericht is in de vorm van een handelsvennootschap en waarvan het maatschappelijk doel bestaat in de socioprofessionele inschakeling van moeilijk te plaatsen werkzoekenden, door de productie van goederen of het verlenen van diensten. Type tegemoetkoming: jaarlijkse subsidie van minstens € 15.000 om de werkingskosten en de kosten voor de sociale begeleiding van de doelgroep te dekken, met een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 7.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer; jaarlijkse basissubsidie van € 31.000 voor het omkaderingspersoneel, alsook een jaarlijkse aanvullende subsidie van € 15.500 per schijf van 4 aangeworven werknemers vanaf de 5de werknemer. subsidie voor de voltijdse aanwerving van elke werknemer behorende tot de doelgroep en dit voor een bedrag van € 5.000 voor het eerste jaar. Dit bedrag vermindert geleidelijk om gedurende het vierde jaar van tewerkstelling € 1.250 te bereiken.
151
Administratieve omkadering Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur Economie en Werkgelegenheid, Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie (4 personen).
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Het budget voorzien voor 2010 bedroeg € 5.500.000,00.
Uitgaven op 31 december In 2005 werd een bedrag van € 576.439,97 op een totaal van € 619.874,00 uitbetaald. In 2006 werd een bedrag van € 1.382.300,49 op een totaal van € 1.483.997.49,00 uitbetaald. In 2007 werd een bedrag van € 1.060.075,67 op een totaal van € 3.354.686.46,00 uitbetaald. In 2008 werd een bedrag van € 1.887.316,15 op een totaal van € 4.500.000,00 uitbetaald. In 2009 werd een bedrag van € 4.606.971,42 op een totaal van € 5.052.400,00 uitbetaald. In 2010 zal het saldo in juni 2011 worden uitbetaald. We beschikken dus nog niet over de definitieve cijfers.
Evaluatie
Kwantitatief Op 31 december 2005 waren dertig plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW) en vier inschakelingsondernemingen (IO) erkend. Slechts 25 PIOW’s en 2 IO’s werden gefinancierd, voor een totaal bedrag van € 619.795. Er werden ongeveer 400 arbeidsplaatsen gecreëerd. In 2009 waren 62 PIOW's en 17 inschakelingsondernemingen erkend. 56 PIOW's en 14 inschakelingsondernemingen werden gefinancierd (voor een bedrag van respectievelijk € 4.029.099,10 en € 1.023.300,9). De toegekende middelen zijn tussen 2008 en 2009 met 12% gestegen (van € 4.500.000,00 tot € 5.052.400,00). In 2010 waren 14 plaatselijke initiatieven voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid (PIOW) en 5 inschakelingsondernemingen (IO) erkend (eerste aanvraag, hernieuwing of verlenging van de erkenning). Van 9 verenigingen en 2 bedrijven werd de erkenning (of de hernieuwing van de erkenning) geweigerd. 64 PIOW’s en 16 IO’s werden gefinancierd. Het aantal PIOW’s en IO’s dat een subsidie ontvangt blijft stijgen (meer dan 13% meer dan in 2009). Op basis van de huidige reglementering worden echter alle vzw’s en ondernemingen voor sociale economie die aan de voorwaarden voldoen pro rato volgens de beschikbare budgetten gefinancierd. De Administratie heeft in nauwe samenwerking met het kabinet van de minister van Tewerkstelling en het platform Sociale Economie de inspanningen voor de uitwerking van een nieuwe ordonnantie voortgezet. De nieuwe ordonnantie zou in 2012 in voege moeten treden.
Vooruitzichten 2011 Tussen 2005 en 2010 werd het budget voor de toepassing van deze ordonnantie verhoogd van € 620.000,00 tot € 5.500.000,00. Voor 2011 is een budget van € 6.000.000,00 voorzien.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 21
152
32 NASTREVEN VAN TRANSVERSALE SYNERGIEËN TER BEVORDERING VAN DE WERKGELEGENHEID (TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID) Juridisch kader Lancering van de idee om territoriale pacten te sluiten op initiatief van de Europese Unie in juli 1996. Benoeming van de Algemene Directie van Actiris als coördinator van het Territoriaal Pact door de minister van Tewerkstelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG). Beslissing van de plenaire vergadering van het Territoriaal Pact in november 2007 tot goedkeuring van het kaderprogramma van het Pact voor de periode 2007-2013.
Doelstellingen Deze maatregel heeft tot doel alle actoren op de arbeidsmarkt te mobiliseren voor een coherente ontwikkeling van het werkgelegenheidsbeleid, een betere communicatie en een grotere complementariteit tussen deze actoren, een grondigere kennis van de Brusselse sociaaleconomische realiteit en een betere informatie-uitwisseling.
Algemene principes Deze maatregel omvat de invoering van een dynamische coördinatie tussen de vele partners met het oog op een zo groot mogelijke coherentie en efficiëntie van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid. Dit streven ligt in de lijn van de werkzaamheden van het Territoriaal Pact voor de werkgelegenheid, dat in 1998 werd opgericht en zijn activiteiten heeft voortgezet in de context van het actieplan 2001-2006. In 2007 zijn alle partners het eens geworden over een nieuw actieplan voor 2007-2013. Dit programma voor 2007-2013 is eerder een kaderprogramma, een soort menu waarin de prioriteiten en de concrete initiatieven enkel door de betrokken partners worden bepaald in functie van de actualiteit, de mogelijkheden, de noodzaak en de complementariteit met de bestaande en onderhandelde plannen en overeenkomsten. Het Pact wil open- en klaarstaan voor de partners. Net daarom heeft het Pact uitgaande van de ervaringen uit de eerste twee actieplannen dit raamprogramma uitgewerkt vertrekkende van rechtstreekse contacten, evaluaties en suggesties vanwege de partners en rekening houdende met de resultaten van de talrijke discussies in werkgroepen en in de algemene vergadering. Deze maatregel geniet de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Partnerinstellingen van de maatregel De leden van de plenaire vergadering die de actie leidt, zijn: Actiris; Brussels Agentschap voor de Onderneming (BAO); Vereniging van de Stad en de Gemeenten (afdelingen OCMW en gemeenten); Bruxelles Formation; Referentiecentrum EVOLIRIS; Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Directie Tewerkstelling; Minister van Tewerkstelling en Economie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering; Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid; Office de Promotion du Tourisme; Haven van Brussel; GOMB; 153
Dienst Opleiding KMO; GIMB; Syntra Brussel; De ENIAC-experte aangewezen door het Gewest; VDAB; FEDERGON; Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding; Kamer van Middenstand, vertegenwoordigd door UNIZO, UCM en LVZ; Febisp en Tracé Brussel.
Administratieve omkadering Actiris: de dienst Territoriaal Pact (twee personen, of 2 VTE)
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar € 165.000,00
Reële uitgaven € 174.762,94
Verwezenlijkingen Start van het nieuwe kaderprogramma; Oprichting van nieuwe themagroepen rond het diversiteitsbeleid, acties voor interregionale mobiliteit en de transversale thematiek van eenoudergezinnen; Coördinatie van de diversiteitscel, bestaande uit zes diversiteitsconsulenten en de uitwerking, de operationalisering en de structurering van het diversiteitsbeleid inzake tewerkstelling in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Coördinatie van het actieplan “Brussel-rand” inzake interregionale mobiliteit in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Duitstalige Gemeenschap; Initiatief en coördinatie van het technisch platform inzake eenoudergezinnen in het Brussels Gewest, op basis van een “Brusselse verkenning van eenoudergezinnen” en organisatie van de opvolging van de longitudinale studie in het kader van de “Prospective Research for Brussels” over dit thema; Voortzetting van de vertegenwoordiging van het Pact in de vzw Brussel Gezond Stadsgewest, in het kader van het Brusselse programma van de Gezonde Steden van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO); Update van de website www.pactbru.irisnet.be; Deelname aan verscheidene colloquia en seminaries; Ingevolge de vorige programmering, deelname aan de jury in het kader van de cheques sociale economie en in het kader van de projectoproep tot partnerships Actiris.
Vooruitzichten 2010-2011 De plenaire vergadering heeft in februari 2010 de prioriteiten van het kaderprogramma voor het jaar 2010-2011 bepaald.
154
In eerste instantie gaat het om structureringswerkzaamheden met betrekking tot de twee krachtlijnen van de afgelopen jaren, namelijk: - op het vlak van de diversiteit: de verschillende partnerships structureren als gevolg van de ordonnanties betreffende diversiteit van september 2008, met het samenwerkingsverband met het Centrum voor de gelijkheid van kansen, het BNCTO en het ministerie van het BHG; - op het vlak van de interregionale mobiliteit: nu de interactie tussen de VDAB en Actiris gestructureerd is, kan de aandacht uitgaan naar andere partners, met de uitwerking van een gezamenlijke promotie rond een pijler openbaar vervoer en rond het begin van het beraad over de oorspronkelijke pijler haven-luchthaven, opleiding-tewerkstelling in de transport- en logistieke sector en de goedkeuring van een nieuw actieplan.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20
155
33
COÖRDINATIE
EN INSCHAKELINGSPARTNERS
OVERLEG
VAN
DE
PLAATSELIJKE
Juridisch kader Deze maatregel kadert in het lastenboek van 25 september 1992 (gewijzigd op 5 maart 1998) betreffende de bevordering van de activiteiten van plaatselijke coördinatie en overleg in het kader van de partnershipovereenkomsten met Actiris, in uitvoering van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997, teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socioprofessionele inschakeling. Dit besluit werd opgeheven door de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De ordonnantie van 27 december 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l’emploi en de Lokale Werkwinkels. In afwachting van de publicatie van de uitvoeringsbesluiten van deze ordonnantie blijft het lastenboek van 25 september 1992 voorlopig van toepassing tot de wijziging ervan.
Doelstellingen Het mobiliseren van de verschillende plaatselijke tewerkstellings-, opleidings- en socioprofessionele inschakelingspartners en het betrekken van deze partners bij de gecoördineerde uitvoering van socioprofessionele inschakelingsacties. Het bepalen van de inschakelingsbehoeften van de plaatselijke bevolking en de beschikbare middelen in de zone. Het volledig ontplooien van de capaciteiten van de plaatselijke partners door hun tussenkomsten onderling op elkaar af te stemmen teneinde de moeilijk in te schakelen personen de mogelijkheid te bieden hun persoonlijk socioprofessioneel inschakelingstraject af te bakenen. De voor verbetering vatbare aspecten van de wettelijke maatregelen en bestaande voorzieningen ter zake bepalen, meer bepaald met betrekking tot de afstemming op de behoeften van het publiek, teneinde de adviesinstanties hierover in te lichten. Deze acties zijn gericht op de geïntegreerde ontwikkeling van de crisiswijken in het stadscentrum en de afstemming van de socioprofessionele inschakelingsacties op de plaatselijke initiatieven op het vlak van de heropleving van de woonomgeving en de bevordering van de plaatselijke economie.
Algemene principes De coördinatie- en overlegacties worden verricht door 9 Missions locales pour l'emploi en een Nederlandstalige coördinerende partner - Lokale Werkwinkel (Tracé Brussel) gespreid over 6 interventiezones in het gewest. De coördinerende partners hebben als taak de socioprofessionele inschakelingsproblematiek te observeren, afgewerkte socioprofessionele inschakelingsacties met de partners van de zone voor te stellen, plaatselijke socioprofessionele inschakelingsacties waarbij plaatselijke partners betrokken zijn te bevorderen en te coördineren, de door de inschakelingsacties beoogde doelgroepen te onthalen en te oriënteren, de inschrijving van werkzoekenden bij Actiris en de opvolging van hun inschakelingstraject door deze laatste te stimuleren, de communicatie van werkaanbiedingen en/of opleidingen te bevorderen en het secretariaat van het overlegcomité van de zone waar te nemen.
Administratieve omkadering Deze acties worden verwezenlijkt in uitvoering van een partnershipovereenkomst van een jaar die stilzwijgend verlengbaar is. Deze maatregel wordt omkaderd door het Departement Partnerships en Netwerk en gecontroleerd door de projectinspecteurs.
156
Budget
Voorzien budget (met inbegrip van de subsidie SPI en non-profitakkoord) € 2.931.577,63
Uitgaven op 31 december € 2.361.446,97
Uitvoeringspercentage 81%.
Evaluatie
Kwantitatief Hoewel de Missions locales ons nauwkeurige informatie bezorgen over het publiek dat ze in het kader van hun opdracht als inschakelingsoperator ontvangen (zie hoofdstuk over de socioprofessionele inschakelingspartners), zijn de kwantitatieve gegevens die ze over hun coördinatieopdrachten doorgeven slechts gedeeltelijk (de activiteitenverslagen verschillen van vorm en inhoud van de ene Mission locale tot de andere, het activiteitenvolume wordt op verschillende manieren berekend, moeilijkheid om van alle plaatselijke actoren coherente en cumuleerbare gegevens te krijgen enz.) Naast een opsomming van de activiteiten die in de verschillende zones worden georganiseerd (projecten, overlegvergaderingen enz.), is het overigens moeilijk om cijfergegevens over de coördinatieopdracht te verstrekken en, voor alle coördinatoren, om de bestaande dynamiek in elke zone in kaart te brengen (talrijke projecten, bepaalde projecten lopen af of worden op basis van nieuwe oriënteringen, prioriteiten of institutionele wijzigingen aangepast). Zoals de voorgaande jaren hebben de coördinerende partners in hun jaarlijks coördinatieverslag daarenboven de gegevens meegedeeld over de doelgroepen van elke zone, alsook de specifieke behoeften met betrekking tot de personen die in een inschakelingstraject werden opgevolgd en wier gegevens in het NWP werden ingevoerd (voor gedetailleerde informatie verwijzen we naar de fiche over het partnership inzake socioprofessionele inschakeling).
Kwalitatief Acties van de coördinerende partners: Hoewel alle coördinerende partners zich op een verschillende manier voor de socioprofessionele inschakeling en de geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling inzetten, zijn er een aantal acties die we bij nagenoeg alle coördinerende partners terugvinden. Deze gemeenschappelijke acties bestaan uit twee delen. Het eerste betreft het onthaal, de doorverwijzing en het traject van de werkzoekende: onthaal en oriëntatie van bepaalde doelgroepen van de socioprofessionele inschakelingsacties in de zone (informatie over de voorzieningen op het vlak van socioprofessionele inschakeling, eerstelijnsonthaal en doorverwijzing van plaatselijke klanten die niet als werkzoekende bij Actiris zijn ingeschreven of ten laste van het OCMW zijn); personen stimuleren om zich als werkzoekende bij Actiris in te schrijven en opvolging van hun inschakelingstraject (op het meeste geschikte moment in het inschakelingsparcours). Om de samenhang te bewaren, werden deze twee acties in een afzonderlijk punt in de fiche over het partnership inzake socioprofessionele inschakeling opgenomen. Hoewel deze acties in het kader van de algemene opdrachten van de coördinatoren worden gesubsidieerd, vallen ze in de praktijk onder de inschakeling. Het tweede deel heeft betrekking op de eigenlijke coördinatie- en overlegrol van de Missions locales en Tracé Brussel. Waarneming van de socioprofessionele inschakelingsproblematiek in de zone (bepaling van de doelgroepen, specifieke noden en bestaande voorzieningen in elke zone) 157
De gegevens die Actiris weer aan zijn partners doorgeeft, werden gecodeerd door de inschakelingsoperatoren die op het NWP zijn aangesloten, namelijk de opleidingsoperatoren, de AAZW’s, de BCT, de BUBP, de BSD, de CDO’s en de OCMW’s. De coördinatoren wijzen erop dat de partners van de verschillende zones de gegevens op verschillende manieren inbrengen. Sommige registreren gegevens voor alle gevolgde doelgroepen, andere alleen voor het gesubsidieerde publiek, wat de waarnemingen rond inschakeling bemoeilijkt. Deze kwantitatieve gegevens zijn met andere woorden nog niet representatief voor alle doelgroepen die in het kader van een inschakelingstraject door de inschakelingsactoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden opgevangen en opgevolgd. Wat het kwalitatieve aspect betreft, merken de meeste coördinatoren op dat zij moeite hebben om de activiteitenverslagen van de partners in de zone te verzamelen, waardoor hun analyses onvolledig zijn. De ontwikkelingen die zich opdringen, hebben nog niet kunnen plaatsvinden doordat de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie Missions locales/Lokale Werkwinkels (zie verder) en de nieuwe geografische verdeling die daarmee samenhing op zich laten wachten. Alle coördinatoren stellen het volgende vast: de opgevangen doelgroepen worden omvangrijker. Dit is vooral te wijten aan het plan ter activering van het zoekgedrag naar werk, dat de RVA in juli 2004 heeft ingevoerd. Ook de opeenvolgende activeringsprogramma’s spelen een rol, zoals het Actieplan voor de Brusselse jongeren, waardoor werkzoekenden sneller door Actiris of de RVA worden opgeroepen. De meeste coördinerende partners zagen zich verplicht om de opvolging van heel wat personen te weigeren, omdat ze de grenzen van hun kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit hadden bereikt. Zo moeten werkzoekenden geregeld meerdere weken wachten voor ze een afspraak met een SPI-consulent kunnen krijgen; de aard van de motieven van de werkzoekenden is veranderd. De voorwaarden om uitkeringen te behouden, zorgen ervoor dat werkzoekenden zich inderhaast inschrijven voor beroepsbepalingsgroepen, opleidingen enz. om tot het aantal vereiste uren te komen of een attest te ontvangen, zonder grondig te hebben nagedacht over een realiseerbaar beroepsinschakelingstraject. Hierdoor wordt het moeilijk om dit doelpubliek voldoende plaatsen in de verschillende opleidingstrajecten te bieden: enerzijds door het tekort aan plaatsen en anderzijds door het hogere niveau dat bij de start van de opleidingen is vereist, als gevolg van de stijgende vraag op de markt; daartegenover staat dat wordt vastgesteld dat het niveau aan het begin van een opleiding lager is en dat zelfs houders van een erkend diploma een te laag niveau hebben om de opleiding te kunnen starten; Het publiek heeft vaker psychosociale en financiële problemen (huisvesting, schulden, psychiatrie, verslavingen enz.) waardoor andere kwesties het louter formuleren van een beroepsproject in de weg staan.
Nieuwe impulsen In het kader van de nieuwe impulsen op initiatief van of in samenwerking met de coördinatoren kaarten de partners aan dat het moeilijk is een project op te starten en los te laten alvorens zeker te zijn dat het zal voortbestaan en dat het op dezelfde ideologie zal voortborduren. Dit geldt bijvoorbeeld bij projecten in de sociale economie die zonder langdurige begeleiding algauw ondernemingen worden die als klassieke bedrijven functioneren. Afgeronde projecten rond socioprofessionele inschakelingsacties met verschillende partners van de zone voorstellen (projecten afstellen, nieuwe samenwerkingsbanden uitwerken die ernaar streven de acties onderling beter op elkaar af te stemmen en socioprofessionele inschakelingstrajecten ontwikkelen). Plaatselijke socioprofessionele inschakelingsacties promoten en coördineren waarbij de lokale partners in synergie worden betrokken, teneinde de plaatselijke inschakelingsacties doeltreffender te maken en de kwaliteit van de opvolging van de doelgroepen tijdens hun inschakelingstraject te verhogen. De coördinatoren blijven de organisaties waarbij ze betrokken zijn, ondersteunen. Hiertoe nemen ze deel aan de raad van beheer en/of de algemene vergadering, bieden ze permanente pedagogische en logistieke steun of werken ze mee aan de selectie van de deelnemers aan de opleidingen die de ondersteunde ISPI’s organiseren. Verder vullen zij het werk van de ISPI’s aan door sectorale prospecties uit te voeren alsook door partners te zoeken die zich achter de plaatselijke initiatieven willen scharen, door na de opleidingen de zoektocht naar werk te begeleiden, door een algemene beroepskeuzebepaling te realiseren en de deelnemers (psychosociaal) te begeleiden enz. 158
De communicatie aan Actiris van werkaanbiedingen en het aanbod tewerkstelling/opleiding waar de verschillende partneroperatoren weet van hebben, bevorderen. Naast de individuele initiatieven van bepaalde coördinatoren die deze informatie in het jaarverslag van hun eigen vzw opnemen, zijn er zeer weinig partners die werkaanbiedingen aan Actiris doorgeven. Sommige partners laten het soms zelfs na om informatie over vacatures binnen hun organisatie te bezorgen. Het systeem waarmee de partners werkaanbiedingen in de databank kunnen creëren, wordt met andere woorden niet gebruikt. De operatoren informeren en met hen overleggen (o.a. via de leiding over het overlegcomité). Sinds een aantal jaar ondervinden de coördinatoren moeilijkheden om de operatoren van hun respectieve zones samen te brengen voor dit zonaal overleg. Als redenen halen de coördinatoren het gebrek aan tijd en geloofwaardigheid aan, alsook de toename van institutionele organisaties. De coördinatoren blijven evenwel het belang van het zonaal overleg verdedigen, met name omdat het actuele informatie oplevert over de evolutie en de veranderingen van de SPI-sector, de operatoren en de opleidings- en inschakelingsactiviteiten die ze verwezenlijken. Bovendien biedt het zonaal overleg de operatoren de kans om elkaar te ontmoeten, te leren kennen en herkennen en derhalve de samenhang en de doeltreffendheid van de voorziening te bevorderen door overlappingen te voorkomen. Verder zorgt het overleg ervoor dat er samenwerkingsverbanden in het leven kunnen worden geroepen die erop gericht zijn de afstand van de werkzoekenden tot werk te verminderen (doelstelling van het geïntegreerd partnershipsysteem). Daarom trachten ze om elk jaar nieuwe vormen van zonaal overleg in te voeren om deze vergaderingen voor de operatoren aantrekkelijker te maken. Net als de vorige jaren hebben de coördinatoren zonale overlegcomités georganiseerd, soms volgens verschillende modaliteiten. De onzekerheid die het wachten op de publicatie van de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie betreffende de Missions locales en de Lokale Werkwinkels met zich meebrengt, is echter niet bevorderlijk gebleken voor het dynamisme om deze opdracht te vervullen.
Vooruitzichten 2011 De ordonnantie van 27 december 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l'emploi en de Lokale Werkwinkels bepaalt de plaats en de rol van deze instellingen in het Brusselse inschakelingslandschap. Aan deze tekst ging op vraag van de gewestelijke minister van Tewerkstelling een diepgaande analyse van de bestaande structuren en hun opdrachten vooraf. Deze analyse werd in 2006 door een externe organisatie gemaakt. Artikel 15 van de ordonnantie voorziet in de oprichting van een samenwerkingscomité. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2009 bepaalt de samenstelling, de opdrachten en de werkwijze van dit samenwerkingscomité rond de Missions locales pour l'emploi en de Lokale Werkwinkels. Onder het toezicht van dit comité werden vier werkgroepen gevormd teneinde de redactie van de uitvoeringsbesluiten van de ordonnantie voor te bereiden. Dit werk zou het mogelijk moeten maken de sector en de markt beter te organiseren, met name door overlappingen te voorkomen, de acties te rationaliseren en een betere leesbaarheid van ieders taken te garanderen. Vier werkgroepen hebben zich over de volgende elementen gebogen: werkgroep 1 over de diensten aan werkzoekenden; werkgroep 2 over de diensten aan werkgevers en een driehoekssamenwerking; werkgroep 3 Transversaliteit; werkgroep 4 over de indicatoren. Deze werkgroepen hebben voorstellen geformuleerd voor een ontwerpbesluit ter uitvoering van de ordonnantie dat momenteel wordt samengesteld. Het tweede uitvoeringsbesluit moet de andere bepalingen van de ordonnantie in werking doen treden. Het gaat om het ontwerp van “besluit van de
Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 27 november 2008 betreffende de ondersteuning van de Missions locales pour l’Emploi en de Lokale Werkwinkels.” Het
voorontwerp werd op 14 juli 2011 in eerste lezing door de Brusselse Hoofdstedelijke regering aangenomen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 159
34 ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT Juridisch kader De ordonnantie van 26 juni 2003 en het uitvoeringsbesluit van 15 april 2004 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormen de wettelijke basis voor de erkenning van privétewerkstellingsagentschappen, de vergunning van plaatsingsbureaus in het onderwijs en de registratie van partners van Actiris. Daarnaast wordt hierin vastgelegd dat privétewerkstellingsagentschappen dienen bij te dragen aan het gewestelijk werkgelegenheidsbeleid en zijn de voorwaarden omschreven voor de oprichting van een overlegplatform voor de werkgelegenheid. Bovenstaande ordonnantie is het gevolg van de Conventie nr. 181 van de Internationale Arbeidsorganisatie, die door België en de lidstaten van de EU is goedgekeurd en die minimale voorwaarden oplegt aan alle soorten van arbeidsbemiddeling, privé, publiek of met sociaal oogpunt.
Doelstellingen Het gemengd beheer van de arbeidsmarkt heeft als hoofddoelstelling de regulering van publieke, private en non-profittewerkstellingsactiviteiten en hun gezamenlijk functioneren. Heel belangrijk hierin is de vrijwaring van de werknemersrechten en ook het verbod van discriminatie op grond van geslacht, etnische afkomst, leeftijd en dergelijke. Daarnaast biedt de ordonnantie betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt de mogelijkheid om een minimum aan professionaliteit als standaard in te voeren dankzij de erkenningsen vergunningsregelingen en het partnerschipsbeleid van Actiris. Ten slotte biedt de erkenningsprocedure van privétewerkstellingsagenschappen de mogelijkheid om het goed beheer van de betrokken vennootschappen te controleren en voor een minimum op de betrouwbaarheid van de bedrijven toe te zien.
Algemene principes Een privétewerkstellingsagentschap dient voor de volgende categorieën van tewerkstellingsactiviteiten een erkenning aan te vragen: Werving en selectie; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten; Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité nr. 124 van het bouwbedrijf; Plaatsing van betaalde sportbeoefenaars; Plaatsing van kunstenaars; Terbeschikkingstelling van interimkunstenaars; Outplacement. De erkenning wordt voor een periode van 4 jaar toegekend en is verlengbaar. De privétewerkstellingsagentschappen die niet over een bedrijfszetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikken, kunnen een gelijkgestelde vergunning aanvragen die één jaar geldig is en drie keer hernieuwd kan worden. Ook publieke instellingen, zoals de bureaus voor arbeidsbemiddeling in het onderwijs, dienen een vergunning aan te vragen. Bureaus die een partnership met Actiris zijn aangegaan, dienen zich te laten registreren. Alle erkende tewerkstellingsagentschappen krijgen een uniek identificatienummer en sturen jaarlijks, ten laatste op 30 juni, een jaarverslag naar het ministerie. Deze erkenningsprocedure is ingeschreven bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer met het uniek identificatienummer VT4001563. Actiris is per ordonnantie bevoegd om zijn arbeidsbemiddelingsactiviteiten uit te oefenen. 160
De controle op de naleving van de toekenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd door de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie. Klachten betreffende inbreuken op de bepalingen van de ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten kunnen daar ter kennis worden gebracht (zie betrokken fiche voor bijkomende informatie).
Administratieve omkadering Twee ambtenaren van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Gewoon budget van het Ministerie.
Kwalitatieve evaluatie Het feit dat privétewerkstellingsagentschappen over een erkenning voor hun activiteiten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest moeten beschikken en dat aangaande privétewerkstellingsagentschappen vóór de erkenning of vóór de hernieuwing van de erkenning een advies door de Economische en Sociale Raad aan de bevoegde Minister geformuleerd wordt, zorgen voor een permanente opvolging van de kwaliteit van de private tewerkstellingsactiviteiten. In 2010 waren 431 privétewerkstellingsagentschappen erkend. Hiervan zijn 226 agentschappen erkend (minstens één exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en 205 vergund (geen exploitatiezetel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest).
AANTAL PRIVÉTEWERKSTELLINGSAGENTSCHAPPEN PER VERGUNNINGSCATEGORIE VOOR 2005 TOT 2010 Categorieën
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Werving en selectie Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten Terbeschikkingstelling van uitzendkrachten aan ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité nr. 124 van het bouwbedrijf Plaatsing van betaalde sportbeoefenaars Plaatsing van kunstenaars Terbeschikkingstelling van interimkunstenaars Outplacement
202 77
205 69
211 66
278 78
323 83
334 86
6
9
9
10
11
13
19 16 13 36
17 13 10 35
22 12 11 42
34 20 13 54
45 22 18 76
38 21 15 71
Totaal
369
358
373
487
593
578
Een privétewerkstellingsagentschap kan over meerdere erkenningen of vergunningen beschikken. 6 plaatsingsbureau's voor het onderwijs verkregen een vergunning en 113 partners van Actiris beschikten in 2010 over een uniek identificatienummer.
Vooruitzichten 2011 In de loop van het jaar zal de webpage over de privétewerkstellingsagentschappen zelf zowel qua inhoud als structuur worden herwerkt teneinde de gebruikers beter te kunnen inlichten en hen te ondersteunen in de formaliteiten die ze bij het ministerie moeten vervullen.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18 en 19
161
35 TOEZICHT OP DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Juridisch kader Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsbesluit van 15 april 2004.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving via controleopdrachten en onderzoeken uitgevoerd op de werkvloer.
Algemene principes De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (GWI) houdt toezicht over deze reglementering door op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie onderzoek te verrichten bij de privétewerkstellingsagentschappen die een erkenning van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vragen. De Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie kan bovendien spontane controles bij de agentschappen uitvoeren om na te gaan of ze wel degelijk hun verplichtingen nakomen. Ze kan ook bedrijven controleren die zonder erkenning een activiteit uitoefenen waarvoor een erkenning nodig is (uitzendwerk, selectie en rekrutering, arbeidsbemiddeling, outplacement …).
Administratieve omkadering Het toezicht wordt uitgeoefend door de medewerkers van de Cel Onderzoek van de Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (GWI) van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Voor deze maatregel is geen specifiek budget voorzien. De GWI beschikt samen met de andere directies van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid enkel over een gezamenlijk werkingsbudget.
Uitgaven op 31 december Geen uitgaven
Kwalitatieve evaluatie Een dergelijke evaluatie is niet mogelijk gezien het kleine aantal behandelde dossiers. Omdat de Europese autoriteiten de bepalingen van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en haar uitvoeringsbesluit van 15 april 2004 niet conform de reglementering inzake het vrij verkeer van diensten achten, werd in 2010 een soort van moratorium ingevoerd voor het toezicht op de naleving van voormelde ordonnantie en meer in het bijzonder op de naleving van de bepalingen die stellen dat privétewerkstellingsagentschappen een erkenning moeten bekomen voorafgaand aan het uitoefenen van hun activiteiten. Dit moratorium kwam er in afwachting van een hervorming van de wetgeving.
Vooruitzichten 2011 De activiteiten die de GWI in 2011 inzake het gemengd beheer van de arbeidsmarkt zal verrichten, zullen afhankelijk zijn van de inhoud van de nieuwe ordonnantie, die op dit moment nog niet gekend is. Toch verwachten we dat de GWI nauwelijks tijd zal hebben voor het toezicht op de wetgeving 162
betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt door de hoeveelheid werk die de inspectie zal moeten besteden aan het onderzoek van de aanvragen van arbeidskaarten die in het kader van de regulariseringsprocedure 2009 worden ingediend (zie fiche 37 - Toezicht van de gewestelijke werkgelegenheidsinspectie op de wetgeving betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers).
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21
163
36 TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS Juridisch kader Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Koninklijk besluit houdende de uitvoering van 9 juni 1999.
Doelstellingen Buitenlanders die niet vrijgesteld zijn van de verplichting tot het bekomen van een arbeidskaart toestaan om te werken in het kader van een arbeidsovereenkomst.
Algemene principes Onder andere de volgende categorieën van werknemers kunnen een arbeidskaart bekomen: Personen toegelaten tot tijdelijk verblijf in België; Hoogopgeleid personeel; Personen waarvoor men op de arbeidsmarkt geen gekwalificeerd equivalent vindt.
Administratieve omkadering Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie – Cel Arbeidskaarten. Eind december 2010 bedroeg het aantal effectieven 25 personen.
Budget Gewone begroting van het Ministerie.
Kwalitatieve evaluatie Het aantal toegekende arbeidskaarten C, die bepaalde categorieën van personen die over een (nog) tijdelijk verblijfsrecht in België beschikken toegang verschaffen tot de arbeidsmarkt (kandidaatvluchtelingen, studenten, personen die gezinshereniging gevraagd hebben enz.), daalde in vergelijking met 2009. In 2009 werden er 7.261 arbeidskaarten C toegekend, in 2010 waren dat er 6.123. Het aantal arbeidskaarten dat in 2010 aan kandidaat-vluchtelingen werd toegekend (1.191) is echter quasi verdubbeld ten opzichte van 2009 (683). Dit is het gevolg van de inwerkingtreding van het KB van 22 december 2009. Het aantal arbeidskaarten C dat wordt toegekend op basis van gezinshereniging blijft verder dalen tot 118 (- 51 eenheden). Het aantal arbeidskaarten dat toegekend werd op basis van tewerkstelling kende een sterke daling (2.700 in 2009 tegenover 1.151 in 2010). Het betreft hier personen waarvan de verlenging van het verblijf onderworpen is aan tewerkstelling. De groep die een arbeidskaart als samenwonende kreeg, steeg licht in 2010 (1.222 in 2009 tegenover 1.300 in 2010). In totaal werden in 2010 5.740 arbeidskaarten B toegekend. Dit betekent een vermindering van het aantal toegekende arbeidskaarten B tegenover 2009 (6.086). De daling in 2010 kan vooral toegeschreven worden aan de vermindering van het aantal arbeidskaarten toegekend aan de categorie echtgenoten van zelfstandigen. Wat deze categorie betreft, wordt de daling verklaard door het einde van de overgangsperiode op 30 april 2009 voor de onderdanen van de nieuwe Europese lidstaten, uitgezonderd voor Roemenen en Bulgaren. Er werden 425 arbeidskaarten afgeleverd aan personen als gevolg van hun regularisatieaanvraag ingediend op basis van de instructies van de federale regering van juli 2009 (in toepassing van het KB 164
van 7 oktober 2009 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de tewerkstelling van sommige categorieën van buitenlandse werknemers). Voor de arbeidskaarten B zien we dat meer dan de helft wordt toegekend aan hooggeschoolde werknemers (3.015 op een totaal van 5.740).
Vooruitzichten 2011 Deze materie is uitermate afhankelijk van het wetgevende werk op federaal vlak. Op 29 maart 2011 werd in het Belgisch Staatsblad het KB van 13 maart 2011 gepubliceerd tot wijziging van de artikelen 1, 2 en 17 van het KB van 9 juni 1999 met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers. Zoals ook in het verslag aan de koning vermeld, gaat het hier niet om fundamenteel inhoudelijke wijzigingen, maar was het vooral de bedoeling om de teksten van dit KB in overeenstemming te brengen met een aantal andere reglementeringen (zoals de Europese reglementering, verblijfreglementering …).
Afstemming op de richtlijnen van de Europese Strategie voor werkgelegenheid 2008-2010 RS 19 en 20
165
37 TOEZICHT VAN DE GEWESTELIJKE WERKGELEGENHEIDSINSPECTIE (GWI) OP DE WETGEVING BETREFFENDE DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS Juridisch kader Wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers en haar uitvoeringsbesluit van 9 juni 1999.
Doelstellingen Toezien op de naleving van de wetgeving via controleopdrachten en onderzoeken uitgevoerd op de werkvloer.
Algemene principes Het toezicht op de reglementering met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers gebeurt aan de hand van twee interventiewijzen: onderzoeken en controles. De onderzoeken, ongeacht het type, gebeuren allemaal naar aanleiding van een aanvraag om een buitenlandse werknemer tewerk te stellen, ingediend bij de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie. De onderzoeken hebben dus steeds betrekking op een of meer welbepaalde werknemers die door een specifieke werkgever worden tewerkgesteld. De controles kunnen preventief of repressief zijn en zijn bedoeld om op de plaats van tewerkstelling na te gaan of de situatie van alle aanwezige personeelsleden in overeenstemming is met de reglementering betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers, zonder dat deze werknemers en de werkgevers daarom op voorhand gekend zijn. De onderzoeken en controles worden zo goed als altijd uitgevoerd zonder dat de werkgevers en de werknemers hierover vooraf zijn ingelicht om te voorkomen dat eventuele inbreuken worden verdoezeld. Het kan dus gebeuren dat een onderzoek dat oorspronkelijk werd ingezet in het kader van de behandeling van een aanvraag van een arbeidsvergunning resulteert in de opstelling van een proces-verbaal voor de illegale tewerkstelling van een andere buitenlandse werknemer.
De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van een arbeidskaart De onderzoeken voorafgaand aan de toekenning of hernieuwing van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten B Deze onderzoeken vinden plaats op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie. Deze laatste bepaalt voor welke dossiers een onderzoek ter plaatse is vereist. Na het onderzoek verleent de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie (hierna GWI genoemd) een gunstig of ongunstig advies dat niet bindend is voor de Directie Werkgelegenheid en Meerwaardeneconomie. Aanvragen van au pairs worden systematisch onderzocht. De GWI controleert dan de materiële en morele kwaliteit van de aangeboden opvang. Aanvragen voor andere werkkrachten en stagiairs worden occasioneel onderzocht, wanneer de werkgever niet bij de Directie gekend is of wanneer bepaalde punten in het dossier alleen via een bezoek aan de plaats van tewerkstelling kunnen worden opgehelderd. Het doel van deze onderzoeken is om de juistheid van de rechtvaardigingsgronden voor de aanwerving van een buitenlandse werknemer te beoordelen en om schijntewerkstellingen tegen te gaan die dienen als dekmantel voor de immigratie van een persoon of de verlenging van zijn verblijf. De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning of hernieuwing van een arbeidskaart B Deze onderzoeken vinden plaats in de loop van het jaar waarin de arbeidskaart geldig is. In sommige gevallen worden zij aangevraagd door de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie, in andere gevallen neemt de GWI het initiatief. Meestal gaat het hier om au pairs.
166
De onderzoeken wanneer een buitenlandse aanwervingsvoorwaarden aan de kaak stelt
werknemer
met
een
arbeidskaart
B
zijn
De onderzoeken ter controle van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van een arbeidskaart B aan onderdanen van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie en onderdanen van landen die niet tot de Europese Economische Ruimte behoren, met het statuut van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie voor tewerkstelling in een knelpuntberoep (toepassing van artikels 38ter tot 38octies van het koninklijk besluit van 9 juni 1999). De vergunning om een werknemer voor een knelpuntberoep aan te werven, moet binnen de vijf werkdagen worden uitgereikt. Rekening houdende met deze verplichting, zijn de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie en de GWI overeengekomen dat deze laatste vrijwel systematisch achteraf een controle zou uitvoeren op de plaats van tewerkstelling van de werknemers die in een knelpuntberoep zijn tewerkgesteld. Het doel van deze controles is om na te gaan of de werkgever die een arbeidsvergunning heeft ontvangen om iemand voor een knelpuntberoep aan te werven, deze persoon niet voor een andere functie inzet waarvoor hij geen arbeidsvergunning zou hebben gekregen (als ongeschoolde arbeider in plaats van gekwalificeerde metselaar, als polyvalente kantoorbediende in plaats van commercieel secretaresse …). Wanneer deze onderzoeken misbruik aan het licht brengen, stelt de GWI voor om de arbeidsvergunning en arbeidskaart in te trekken. De onderzoeken als gevolg van een weigering van de toekenning van een arbeidskaart Deze onderzoeken controleren of de werkgever aan wie een arbeidsvergunning voor een buitenlandse werknemer werd geweigerd, de werknemer in kwestie niet (meer) in dienst heeft. Deze onderzoeken gebeuren in verschillende activiteitensectoren. Wanneer wordt vastgesteld dat de werknemer wel aan het werk is, wordt over het algemeen een proces-verbaal opgemaakt. De regularisatie-onderzoeken In het kader van de regularisatie van illegale buitenlandse werknemers zoals bepaald door de instructie van 19 juli 2009 hebben de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie en de GWI op vraag van de minister van Tewerkstelling een specifieke onderzoeksprocedure uitgewerkt om de betrouwbaarheid na te gaan van werkgevers die een aanvraag voor een arbeidskaart B indienen voor personen die voldoen aan de bepalingen uit punt 2.8 B van de instructie (regularisatie op grond van werk). De overeenkomstig deze bepalingen opgelegde procedure onderwerpt de aflevering van een verblijfsvergunning aan een regularisatiekandidaat aan het bezit van een arbeidskaart B (daarnaast moet de persoon ook een aantal voorwaarden vervullen in termen van ononderbroken verblijf in België en duurzame lokale verankering). Het risico bestaat dus dat het aantal aanvragen van arbeidskaarten voor fictieve jobs of jobs die geen reële economische waarde hebben, zal toenemen. In heel wat gevallen blijkt het enkel via een controle van de in de aanvraag opgegeven plaats van tewerkstelling mogelijk te zijn om de twijfels rond de echtheid van de aanvraag weg te nemen. Om die reden hebben de twee directies samen het volgende uitgewerkt:
Een model van onderzoeksaanvraag voor de dossiers inzake regularisatie op grond van werk;
Een model van checklist bij de aanvraag, waarin de behandelende medewerkers van de twee directies de uitgevoerde controles kunnen oplijsten en zo overbodige verificaties voorkomen;
Specifieke instructies voor de behandeling van deze dossiers.
Het hoofddoel van deze maatregelen is om schijnaanvragen op te sporen, alsook aanvragen van werkgevers die hun verplichtingen inzake sociaal recht niet nakomen (toepassing van artikel 34, 1°, 4° en 5° van het koninklijk besluit van 9 juni 1999). Deze maatregel is sinds eind 2009 operationeel. De onderzoeken die op vraag van de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie voorafgaand aan de aflevering van een arbeidsvergunning worden uitgevoerd, hadden ontstellende resultaten: bijna 80% van de aanvragen bleek onrechtmatig, voornamelijk omdat de werknemer reeds tewerkgesteld was, omdat de betrekking in kwestie niet bestond, omdat deze zich niet in Brussel bevond, omdat het niet ging om een voltijdse tewerkstelling of omdat de werkgever ernstige inbreuken tegen de sociale wetgeving pleegde (tewerkstelling van illegalen of werklozen, personeel niet aangegeven bij de sociale zekerheid, fraude met deeltijds werk). Omdat de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie minder aanvragen dan verwacht aan de GWI richtte, heeft deze laatste het initiatief genomen om ook achteraf onderzoek te 167
verrichten bij werkgevers die een arbeidsvergunning hebben gekregen in het kader van de regularisatieprocedure. Ook deze onderzoeken brachten verontrustende resultaten aan het licht: in 60% van de gevallen werd de intrekking van de arbeidsvergunning gevraagd om soortgelijke redenen als hierboven werden aangehaald of omdat de werknemer niet tewerk was gesteld. Ten gevolge van deze vaststellingen worden sinds begin 2011 zowat alle aanvragen voor een arbeidsvergunning die in het kader van de regularisatieprocedure worden ingediend, onderworpen aan een voorafgaand onderzoek van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie.
De controles bij bedrijven en particulieren om na te gaan of de tewerkstellingsvoorwaarden van buitenlandse werknemers worden nageleefd Deze controles hebben preventieve, informatieve en repressieve doeleinden. Repressieve controles Het gaat om niet aangekondigde controles op een werkplek met de bedoeling na te gaan of de buitenlandse werknemers die er worden tewerkgesteld over een geldige arbeidskaart beschikken. Indien dit niet het geval is, volgt op een dergelijke controle de opstelling van een proces-verbaal voor de werkgever. In sommige gevallen wordt een waarschuwing gegeven of een termijn opgelegd om de situatie in orde te brengen. Deze controles worden georganiseerd op basis van verschillende informatiebronnen, met als voornaamste: waarnemingen en opsporingen van de GWI-medewerkers zelf; informatie meegedeeld door de politiediensten; informatie doorgegeven door andere diensten van de sociale en fiscale inspectie; de aanbevelingsbrieven van het arbeidsauditoraat. Indien nodig wordt de basisinformatie die via bovenstaande bronnen wordt verkregen, aangevuld met diverse gegevens uit de databank van de GWI of andere directies van het ministerie, commerciële databanken, het rijksregister, de RSZ, de Dienst Vreemdelingenzaken of zelfs kadasterplannen en luchtfoto’s. Naargelang het geval verrichten meerdere medewerkers van de GWI (minstens twee omwille van veiligheid en de doeltreffendheid) de controles alleen of met de hulp van een of meer diensten van sociale en fiscale inspectie en/of de ordediensten. Deze laatste zijn vanaf het begin aanwezig worden opgeroepen naargelang de omstandigheden tijdens de actie, ofwel om de veiligheid van medewerkers te waarborgen ofwel om de illegaal verblijvende werknemers in te rekenen.
de de of de
De GWI neemt zeer regelmatig deel aan de controles van de arrondissementscel (van Brussel). Deze structuur voor samenwerking tussen verschillende inspecties werd door de programmawet (I) van 27 december 2006 in het leven geroepen. De arrondissementscel brengt iedere maand onder het voorzitterschap van de arbeidsauditeur vertegenwoordigers van alle sociale-inspectiediensten, de FOD Financiën, het parket van de procureur des Konings en de federale politie samen. Zij zet twee maal per maand grootscheepse acties op die ofwel op een specifieke werkplek, ofwel op een welbepaalde activiteitensector zijn gericht. Informatieve en preventieve (ontradende) controles Deze controles worden sinds midden 2006 geregeld georganiseerd. Zij brengen twee van de hoofdlijnen in de praktijk die de GWI als resultaat van de personeelsuitbreiding aan de regering had voorgesteld als kern van haar opdrachten. Ter herinnering: Een beter evenwicht verzekeren tussen het repressief optreden en de preventieve en informatieve doelstellingen van de controles; De controles zodanig richten dat werkgevers werkzoekenden tewerk te stellen (zie verder).
worden
aangespoord
om
(Brusselse)
Het is de bedoeling om inbreuken te voorkomen door de werkgevers te laten zien dat er controles plaatsvinden. De controles worden ook aangegrepen om informatie te geven over de stappen die moeten worden ondernomen om legaal aan te werven en, in bepaalde gevallen, zowel Belgen als buitenlanders tegen een lagere kost in dienst te nemen. Er zijn zes teams van controleurs aan wie wordt gevraagd om minstens twee halve dagen per maand controles uit te voeren.
168
Preventieve controles zijn complete controles, aangezien alle partijen op de tewerkstellingsplaats worden gecontroleerd en de documenten van alle aanwezigen worden nagekeken. De gecontroleerde werkgevers mogen immers niet de indruk krijgen dat de GWI oppervlakkig te werk gaat. Als tijdens de controle een inbreuk wordt vastgesteld, wordt een proces-verbaal opgemaakt, krijgt de werkgever een waarschuwing of moet hij de situatie binnen een vastgestelde termijn in orde brengen, afhankelijk van de aard en de ernst van de feiten. In 2010 is het aantal controles echter drastisch gedaald omdat er prioriteit moest worden gegeven aan de regularisatie-onderzoeken.
Administratieve omkadering De Directie Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie is ingedeeld bij het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en kon eind 2010 op 25 medewerkers rekenen. De directie bestaat uit twee operationele cellen: de Cel Onderzoeken (10 personeelsleden), die de vijf types van onderzoeken voert die hierboven worden beschreven. De medewerkers van de twee teams verrichten ook preventieve en bij gelegenheid repressieve controles. de Cel Controles (11 personeelsleden), die de hierboven beschreven repressieve controles uitvoert. De medewerkers van deze vier teams houden ook preventieve controles. Beide cellen worden bijgestaan door de Cel Ondersteuning (4 personeelsleden). Zij neemt het secretariaat waar, voert de gegevens in en klasseert de dossiers. In 2010 hebben twee personeelsleden de Directie via interne mobiliteit verlaten en een medewerker ging met pensioen. Zij werden niet vervangen, waardoor de Directie met een personeelstekort kampt, in het bijzonder voor de uitvoering van transversale taken. Deze personeelsvermindering heeft een rechtstreekse invloed op het aantal onderzoeken en controles.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar Gewoon budget van het Ministerie. Voor deze maatregel is geen specifiek budget voorzien.
Evaluatie De GWI heeft de uitvoering van haar strategisch plan voortgezet. Wat de onderzoeken betreft, lag de nadruk in het begin van het jaar net als voorheen op de onderzoeken van de weigeringen zoals hierboven beschreven. Tijdens de tweede jaarhelft kregen de regularisatie-onderzoeken prioriteit. Er dient te worden opgemerkt dat de specifieke procedure voor de knelpuntberoepen sinds 1 mei 2009 alleen nog van toepassing is voor Bulgaarse en Roemeense onderdanen. De onderdanen van de andere nieuwe lidstaten zijn voortaan vrijgesteld van het bezit van een arbeidskaart. Hierdoor is het aantal onderzoeken i.v.m. knelpuntberoepen gedaald. Daar tegenover staat dat het aantal aanvragen voor arbeidsvergunningen voor onderdanen van lidstaten die niet tot de Europese Economische Ruimte behoren, met het statuut van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie, is gestegen (toepassing van artikel 38septies van het KB van 9 juni 1999). Het gaat voornamelijk om Marokkaanse inwijkelingen die in Spanje of Italië waren gevestigd, maar daar vanwege de economische crisis geen werk meer vinden. Er werden 517 onderzoeken inzake arbeidskaarten geopend (tegenover 307 in 2009), met name: 60 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om een au pair tewerk te stellen (met inbegrip van de tussentijdse onderzoeken naar de naleving van de toekenningsvoorwaarden);
169
125 onderzoeken voorafgaand aan de aflevering of vernieuwing van de toelating om andere werknemers of stagiairs tewerk te stellen (met inbegrip van de 18 onderzoeken met betrekking tot personen waarover in artikel 38septies sprake is); 3 onderzoeken i.v.m. knelpuntberoepen; 203 onderzoeken volgend op de weigering tot aflevering van een arbeidskaart B; 82 regularisatie-onderzoeken NA toekenning van de arbeidskaart; 44 regularisatie-onderzoeken VOOR toekenning van de arbeidskaart. De grote stijging van het aantal uitgevoerde onderzoeken kan worden verklaard door een toename van het aantal medewerkers van de cel eind 2009 en door de reorganisatie van de cel in kleinere teams.
ACTIES VERRICHT IN DE 517 ONDERZOEKSDOSSIERS DIE IN 2010 WERDEN GEOPEND Type actie
Aantal
Opstelling van een verslag voor de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie Opstelling van een proces-verbaal Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart en zonder geldige verblijfsvergunning Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart maar met een geldige verblijfsvergunning Belemmering van het toezicht en andere inbreuken Opstelling van een verslag voor de arbeidsauditeur Kennisgeving van een verwittiging of een termijn voor het in orde stellen Formeel doorgeven van informatie aan andere diensten Aanvragen van een tolk Aanvraag tot toestemming van een bezoek aan de rechter van de politierechtbank Verhoren van werknemers en werkgevers (tijdens het bezoek of op uitnodiging) Andere acties
303 87 54 33 0 26 17 23 20 0 200 134
De GWI is erop blijven letten om een significant aantal preventieve en ontradende controles te verrichten. Het aantal ontradende controles is in vergelijking met 2009 niettemin gedaald. De GWI heeft zoals in het verleden heel wat controles uitgevoerd in de bouw- en renovatiesector, in restaurants en cafés en in buurtwinkels (voeding en andere). Net als in 2009 ging bijzondere aandacht uit naar de vleessector (beenhouwerijen en slachthuizen), naar de bakkerijen en naar het Chinese milieu. In totaal vonden in 2010 1.303 controles plaats, waarvan 989 repressieve en 314 preventieve. Wanneer geen enkele onregelmatigheid wordt vastgesteld, vullen de inspecteurs een beschrijvende fiche in. Wanneer de controle een gevolg zal krijgen, wordt een dossier geopend. Voor 488 van de 1.303 uitgevoerde controles werd een dossier geopend.
ACTIES VERRICHT IN DE 488 CONTROLEDOSSIERS DIE IN 2010 WERDEN GEOPEND Type actie Opstelling van een proces-verbaal Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart en zonder geldige verblijfsvergunning Voor tewerkstelling van werknemers zonder arbeidskaart maar met een geldige verblijfsvergunning Belemmering van het toezicht en andere inbreuken Opstelling van een verslag voor de arbeidsauditeur Opstelling van een verslag voor de Directie Werkgelegenheidsbeleid en Meerwaardeneconomie Kennisgeving van een verwittiging of een termijn voor het in orde stellen Formeel doorgeven van informatie aan andere diensten Aanvragen van een tolk Aanvraag tot toestemming van een bezoek aan de rechter van de politierechtbank Verhoren van werknemers en werkgevers (tijdens het bezoek of op uitnodiging) Andere acties
Aantal 298 255 38 5 92 6 31 53 172 73 577 42
Net zoals in 2009 ging er veel aandacht uit naar de werkgevers die buitenlandse werknemers in dienst wensten te nemen. Onderzoeken op het terrein bij deze werkgevers hebben verschillende soorten 170
inbreuken aan het licht gebracht: tewerkstelling van buitenlandse werknemers zonder arbeidskaart of overtreding van de voorwaarden voor toekenning van de kaart, maar ook tewerkstelling van werklozen en niet-aangegeven personeel. Een van de paradoxen van deze interventieacties van de GWI is dat zij hebben geleid tot het gedwongen ontslag van werknemers die geen geldige arbeidskaart hadden, maar voor wie de socialezekerheidsbijdragen correct werden betaald. Deze vaststelling brengt ons bij de kwalitatieve beschouwing van de acties van de GWI. Het effect van deze acties en die van alle andere sociale-inspectiediensten zou moeten zijn dat meer werknemers worden tewerkgesteld met naleving van de regels opgelegd door het sociaal recht. Dit betekent in hoofdzaak (buiten welzijn op het werk) aangegeven zijn bij de sociale zekerheid, op tijd en stond betaald worden voor de prestaties die zij werkelijk verrichten, in het bezit zijn van de vereiste vergunningen (arbeidskaart) en geen cumul met sociale uitkeringen (werkloosheidsuitkering, ziektevergoeding, pensioen, uitkering van het OCMW ...). Men kan redelijkerwijs aannemen dat er meer zwartwerk zou zijn indien er geen controles zouden worden gehouden. Niettegenstaande blijft het moeilijk om de reële impact van de verrichte controles te meten en vooral om deze impact onder de verschillende controlediensten te verdelen. In het geval van de GWI wordt de meting van de doeltreffendheid van de strijd tegen zwartwerk nog bemoeilijkt door het feit dat de Inspectie niet over rechtstreekse (theoretische) indicatoren beschikt die de resultaten van haar werk (namelijk stijging van het aantal bij de sociale zekerheid aangegeven werknemers en verhoging van de ontvangen uitkeringen) zichtbaar maken. In het kader van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling 2005-2010 had de GWI zich ten doel gesteld om de controles zodanig te richten dat werkgevers worden aangespoord om (Brusselse) werkzoekenden tewerk te stellen. Hiertoe is de GWI een samenwerking aangegaan met de Brusselse Dienst voor Werkgevers van Actiris. Gedurende een tijdje heeft de GWI tijdens haar controles de informatiefolders over deze Dienst uitgedeeld. Wegens een gebrek aan duidelijke resultaten heeft de GWI deze sensibiliseringsactie echter snel stopgezet. De werkgevers die de inspecteurs tijdens de preventieve controles ontmoeten, zijn over het algemeen immers goed op de hoogte van de procedures om personeel aan te werven en de bestaande maatregelen voor loonkostvermindering, of zijn niet van plan om op korte of middellange termijn personeel in dienst te nemen. De werkgevers waarmee zij bij repressieve controles te maken krijgen, bevinden zich vaak in een staat van rechteloosheid, waardoor ze er zelfs niet aan denken om ingeschreven werkzoekenden (duurzaam) aan te werven en hen bij de sociale zekerheid in te schrijven. De strategische doelstelling om de controles zodanig te richten dat werkgevers worden aangespoord om (Brusselse) werkzoekenden tewerk te stellen is dan ook uit het operationeel plan 2010 van de GWI verdwenen.
Vooruitzichten 2011 2011 zal natuurlijk in het teken van de regularisatie-onderzoeken staan. De GWI verwacht om tussen 500 en 1.000 dergelijke onderzoeken te moeten verrichten omdat het aantal aanvragen voor een arbeidsvergunning in het kader van de regularisatieprocedure in 2010 duidelijk zijn hoogtepunt niet bereikt heeft. Aangezien de GWI reeds met een tekort aan personeel kampt en deze onderzoeken hoog op de prioriteitenlijst staan wegens de positieve of negatieve impact die ze kunnen hebben op de bestendiging van het verblijf van vele illegalen zonder papieren, zal er hoogstwaarschijnlijk maar weinig tijd overblijven voor de ontwikkeling van nieuwe initiatieven.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 21
171
38 ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES Juridisch kader Op grond van artikel 4§1 van de Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, dat Actiris gelast "alle nuttige initiatieven te nemen" om het gewestelijke werkgelegenheidsbeleid uit te voeren en te zorgen voor de goede werking van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan Actiris de realisatie en uitvoering van de taalcheques op zich nemen.
Taalcheque Job Doelstellingen Deze maatregel heeft tot doel werkzoekenden in staat te stellen sneller een betrekking te vinden waarvoor hun niveau van talenkennis ontoereikend is. Actiris verbindt zich ertoe in geval van aanwerving een taalopleiding integraal te betalen.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij Actiris kan een taalcheque aanvragen. Tijdens een onderhoud zal de tewerkstellingsconsulent eerst de behoefte aan een taalcheque nagaan, waarna de werkzoekende een test aflegt in de Taalhoek van Actiris. Na het afleggen van deze test ontvangt de werkzoekende een bon waarmee Actiris zich ertoe verbindt 60 uur (3 cheques van 20 uur) individuele uren taalopleiding te betalen (alleen Nederlands, Frans, Duits of Engels). Deze bon moet de werkzoekende in staat stellen potentiële werkgevers makkelijker te overtuigen. De werkzoekende kan de bon voor een taalcheque inruilen als hij kan bewijzen dat hij: hetzij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur van minstens zes maanden heeft ondertekend en dat de plaats van tewerkstelling in het Brussels Gewest is gelegen (of daarbuiten als de begunstigde in Brussel woont); hetzij een activiteit als zelfstandige in hoofdberoep start. Op basis daarvan ontvangt de nieuwe werknemer een taalcheque waarmee hij zijn taalopleiding bij een door Actiris erkende partner kan starten. Voor elk individueel lesuur wordt een bedrag van € 38 betaald. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 27 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van Actiris.
Budget
Totaal budget 2010 voor Actiris-cheques: € 7.083.021,00
Uitgaven 2010 voor de taalcheques-job: € 1.782.187,00
172
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 heeft Actiris waardebonnen toegekend aan 3.920 verschillende werkzoekenden. 1.038 personen hebben op basis van hun waardebon een taalcheque voor taalopleiding gekregen toen ze een job vonden. Het aantal begunstigden van de taalcheques-job is in 2010 met 20 % gestegen in vergelijking met 2009.
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2010 Mannen Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies Leeftijdsklasse < 25 jaar
Vrouwen
Totaal
26
40
66
55
119
174
233
436
669
48
81
129
59
113
172
275
516
791
28
47
75
< 6 maanden
66
118
184
6 tot 12 maanden
81
131
212
215
427
642
25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur
≥ 12 maanden Nationaliteit Belg
295
549
844
EU
36
88
124
NEU
31
39
70
362
676
1.038
Totaal
Kwalitatief We merken dat opleidingen Nederlands het hoofdaandeel van de opleidingen vertegenwoordigen (72%). De kennis van het Nederlands blijkt op deze basis het meest noodzakelijk op de Brusselse arbeidsmarkt. De rest bestaat uit opleidingen Engels (22%), een belangrijke te kennen internationale taal in Brussel. Opleidingen Frans en Duits maken samen slechts 6 % van de opleidingen uit.
Vooruitzichten 2011 In het talenplan van het Brusselse Gewest beoogt men een verdere groei tot 1.200 begunstigden voor deze maatregel.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23
Taalcheque-beroepsproject Doelstellingen Het doel is om werkzoekenden die een actieplan hebben met als onderwerp “autonoom zoeken naar werk” taalcheques aan te bieden die speciaal zijn afgestemd op de voorbereiding van 173
sollicitatiegesprekken. Deze formule was in 2006 uitsluitend bestemd voor werkzoekenden jonger dan 30 jaar en werd in oktober 2007 verruimd naar alle werkzoekenden. De maatregel is gebaseerd op het principe van de taalcheque-job en betreft dezelfde talen (Frans, Nederlands, Engels en Duits.). Elke werkzoekende, die behoort tot de doelgroep, kan aanspraak maken op 80 uur taalopleiding in kleine groepen bij een privétalenschool of 120 uur taalopleiding in groep bij een institutionele partner. Deze maatregel past in het kader van de actieve begeleiding en laat toe om de kansen van de kandidaat tijdens het onderhoud te maximaliseren.
Algemene principes Elke werkzoekende die ingeschreven is bij Actiris kan een taalcheque beroepsproject bekomen indien hij aan de volgende voorwaarden voldoet: Ingeschreven zijn bij Actiris als niet-werkende werkzoekende (noch aan het werk noch studerend); Een van de twee talen van het Gewest beheersen (de taal waarin de werkzoekende is ingeschreven, wordt verondersteld gekend te zijn), behalve voor beroepsgerichte taalopleidingen (zie Partner); In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn; Een actieplan hebben met als onderwerp “autonoom zoeken naar werk” ; Een volledige taaltest afgelegd hebben. De formule wordt voorgesteld door de tewerkstellingsconsulent. Instellingen betrokken bij de uitvoering: institutionele partners, Bruxelles Formation, Centra Voor Volwassenenonderwijs, Ecoles De Promotion Sociale en 24 privépartners.
Administratieve omkadering De Taalhoek die deel uitmaakt van de Directie Werkgevers van Actiris.
Budget
Totaal budget 2010 voor Actiris-cheques : € 7.083.021,00
Uitgaven 2010 voor de taalcheques-beroepsproject : € 3.598.939,00
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 werden aan 2031 verschillende personen taalcheques-beroepsproject gegeven. In 64% van de opleidingen werd Nederlands onderwezen, in 32% Engels.
174
BEGUNSTIGDEN VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad
133
167
194
302
496
Hoger onderwijs
305
540
845
Andere studies
166
224
390
< 25 jaar
161
242
403
25 tot 44 jaar
553
882
1.435
84
109
193
< 6 maanden
154
234
388
6 tot 12 maanden
201
298
499
≥ 12 maanden
443
701
1.144
Belg
597
941
1.538
EU
106
175
281
95
117
212
798
1.233
2.031
3de graad
300
Leeftijdsklasse
≥ 45 jaar Inactiviteitsduur
Nationaliteit
NEU Totaal
Kwalitatief Uit een studie van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid (januari 2010) betreffende de pertinentie van de “taalcheque Beroepsproject” wordt de conclusie getrokken dat er een significant verband bestaat tussen de kans om uit de werkloosheid te geraken en het feit dat men al dan niet van een taalcheque genoot: “Enerzijds stellen we vast dat in vergelijking met de WZ die slechts een voorstelling tot het CBP hebben gekregen, er bij de WZ die een CBP hebben ondertekend er na een jaar een grotere uitstroom is (48,5 % tegen 40,8 % voor alle NWWZ). Anderzijds is de uitstroom bij de WZ die een taalcheque hebben gekregen duidelijk groter dan bij de twee andere controlegroepen. De uitstroom bij deze groep bedraagt 58,0 %. Er is wat betreft de uitstroom een verschil van 17,0 % tussen de WZ die enkel een voorstelling van het CBP hebben gekregen en degenen die een CBP hebben ondertekend en een taalcheque hebben ontvangen. Er is dus een belangrijk verband tussen de kans om uit de werkloosheid te geraken en het feit of men al dan niet een taalcheque geniet.”
Vooruitzichten 2011 In het talenplan van het Brusselse Gewest beoogt men 3.800 begunstigden. Sinds begin 2011 werken we enkel nog met institutionele partners in groepen van max. 15 personen van 120 lesuren binnen een periode van 6 weken tot maximaal 3 maanden. Bepaalde groepen worden beroepsgeörienteerd samengesteld
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23
175
Opleidingscheque Doelstellingen De maatregel heeft als doel het verankeren van de tewerkstelling van een nieuw aangeworven Brusselaar tijdens de eerste zes maanden van zijn tewerkstelling door hem de mogelijkheid te geven een bijkomende opleiding te volgen, die aangepast is aan de vereisten van zijn nieuwe functie.
Algemene principes Met een opleidingscheque engageert Actiris zich om opleidingen, die tot doel hebben om de competenties van de pas aangeworvene te verbeteren of uit te breiden in functie van zijn nieuwe job, voor 50% te cofinancieren. De cheque wordt gegeven aan een houder van een waardebon die een overeenkomst van onbepaald duur, minimum halftijds, heeft ondertekend. Om een waardebon voor een opleidingscheque te bekomen dient elke werkzoekende ingeschreven te zijn bij Actiris, gedomicilieerd te zijn in Brussel en aan één van de volgende voorwaarden te voldoen: geen diploma bezitten hoger dan het diploma van het hoger secundair onderwijs (3de graad); ingeschreven zijn bij Actiris als werkzoekende met een inactiviteitduur van 2 jaar; een Contract voor Beroepsproject (CBP) hebben ondertekend; de leeftijd hebben van 46 jaar of meer; erkend zijn als gehandicapte. De opleidingen zijn gericht op de uit te oefenen functie. Het type opleiding, de inhoud, de duur en de praktische modaliteiten worden bepaald via een onderling akkoord tussen de kandidaat, de werkgever en de opleidingsoperator. De opleiding moet binnen de 6 maanden na de aanwerving van de rechthebbende aanvatten. De tussenkomst van Actiris zal in geen enkel geval het maximum van € 2.250 per rechthebbende overschrijden.
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van Actiris.
Budget
Totaal budget 2010 voor Actiris-cheques: € 7.083.021,00
Uitgaven 2009 voor de opleidingscheque: € 4.315,00
Evaluatie
Kwantitatief De maatregel is ingevoerd in april 2006. In 2010 heeft de dienst Arbeidsbemiddeling aan 78 verschillende werkzoekenden een waardebon opleidingscheque toegekend. 6 personen hebben deze waardebon ingeruild en gebruikt voor een opleidingscheque.
176
Vooruitzichten 2011-2012 De opleidingscheques kennen geen succes. Een belangrijke reden daarvoor is de terughoudendheid van de werkgever die 50 % van de opleiding moet betalen voor een persoon die nog in zijn proefperiode zit. Een herziening van de maatregel wordt voorzien voor 2012.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23
ICT-cheque JOB Doelstellingen De maatregel heeft als doel de aanwerving te bevorderen van een werkzoekende die zich aanbiedt voor een werkaanbieding die beantwoordt aan zijn profiel maar die niet over een voldoende informaticakennis beschikt en dit dankzij het toekennen van een ICT-cheque die hem toelaat gratis een informaticaopleiding te volgen aangepast aan de uit te voeren functie.
Algemene principes Om van de maatregel te kunnen genieten is de rechthebbende werkzoekend, ingeschreven bij Actiris en beschikt hij over een duidelijk dossier waarin zijn informaticakennis is gepreciseerd. De waardebon wordt afgeleverd door Actiris. Wanneer de werkzoekende wordt aangeworven door een werkgever die aan de voorwaarden van de maatregel beantwoordt, kan de rechthebbende de waardebon inwisselen voor een ICT-cheque volgens de voorwaarden die hierna zijn vastgelegd. De rechthebbende moet in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedomicilieerd zijn uitgezonderd indien de uitbatingzetel van de werkgever die deze aanwerft in Brussel is gevestigd. Instellingen betrokken bij de uitvoering: 19 opleidingspartners erkend door Actiris.
Administratieve omkadering De Directie Werkgevers van Actiris.
Budget
Totaal budget 2010 voor Actiris-cheques: € 7.083.021,00
Uitgaven 2009 voor de ICT-cheques Job : € 198.660,00
Evaluatie
Kwantitatief De maatregel werd ingevoerd in april 2006. In 2010 heeft Actiris aan 986 verschillende werkzoekenden (1.176 in 2009) een waardebon ICT-cheque job toegekend. In 2010 hebben 132 personen deze waardebon ingeruild voor ICT-cheques (109 in 2009).
177
BEGUNSTIGDE WERKNEMERS VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Andere studies
7
7
14
8
12
20
27
49
76
7
15
22
Leeftijdsklasse < 25 jaar
5
5
10
36
67
103
8
11
19
< 6 maanden
7
10
17
6 tot 12 maanden
5
11
16
37
62
99 102
25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Inactiviteitsduur
≥ 12 maanden Nationaliteit Belg
41
61
EU
2
15
17
NEU
6
7
13
49
83
132
Totaal
Vooruitzichten 2011 In oktober 2007 werd gezien het geringe succes, de ICT-cheque hernoemd tot ICT-cheque job en dit om een onderscheid te kunnen maken met de ICT-cheque beroepsproject die in juni 2008 werd gelanceerd. De ICT-cheque job is gelinkt aan het vinden van werk, de ICT-cheque beroepsproject is gelinkt aan een doelgerichte actie voor het vinden van werk via zijn beroepsproject. In het najaar 2011 zal het systeem opnieuw geëvalueerd worden.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23
ICT-cheque beroepsproject Doelstellingen Deze maatregel richt zich tot de werkzoekenden die een actieplan hebben met als onderwerp “autonoom zoeken naar werk”, maar waarvan het beroepsproject competenties in informatica (software) en/of internet vereist die de werkzoekende niet beheerst. Deze cheque werd in juni 2008 gelanceerd. De doelstelling van deze maatregel is deze werkzoekenden toe te laten de nodige ICT competenties te verwerven dankzij specifieke opleidingscheques zonder dat ze hiervoor moeten wachten tot ze een job hebben.
Algemene principes Om van de maatregel te kunnen genieten moet men ingeschreven zijn bij Actiris als niet-werkende werkzoekende, gedomicilieerd zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een actieplan hebben met als onderwerp “autonoom zoeken naar werk” Instellingen betrokken bij de uitvoering: 19 opleidingspartners erkend door Actiris.
178
Administratieve omkadering Directie Werkgevers van Actiris.
Budget
Totaal budget 2010 voor Actiris-cheques: € 7.083.021,00
Uitgaven 2009 voor de ICT-cheques-beroepsproject: € 1.498.920,00
Evaluatie
Kwantitatief Deze maatregel bestaat sinds juni 2008. In 2009 genoten 1.567 begunstigden van deze maatregel. In 2010 genoten 1.360 begunstigden van deze maatregel.
BEGUNSTIGDEN VOLGENS STUDIENIVEAU, LEEFTIJDSKLASSE, INACTIVITEITSDUUR, NATIONALITEIT EN GESLACHT IN 2010 Mannen
Vrouwen
Totaal
Studieniveau Maximum 2de graad 3de graad
70
137
109
216
207 325
Hoger onderwijs
159
326
485
Andere studies
146
197
343
Leeftijdsklasse < 25 jaar
34
63
97
25 tot 44 jaar
322
642
964
≥ 45 jaar
128
171
299
Inactiviteitsduur < 6 maanden
53
95
148
6 tot 12 maanden
82
144
226
349
637
986 973
≥ 12 maanden Nationaliteit Belg
331
642
EU
60
149
209
NEU
93
85
178
484
876
1.360
Totaal
KWALITATIEF Uit een studie van het Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid (januari 2010) betreffende de pertinentie van de «ICT-cheque Beroepsproject» kon men momenteel enkel besluiten dat men het effect van de maatregel nog niet kan berekenen :
179
“Voor de ICT-cheques BP is het aantal begunstigden in de eerste drie trimesters van 2008 te klein om een relevante longitudinale analyse tussen de begunstigden van deze cheques en een controlegroep te voeren. De gegevens van de “ICT-cheques BP” voor het eerste semester 2008 zijn namelijk te zwak om een duidelijke analyse te voeren (68 op 365). Twee derde van de “ICT-cheques BP” van 2008 werden tijdens de maanden november en december 2008 gegeven (208 op 365).”
Vooruitzichten 2011 We kunnen wel constateren dat deze maatregel iets minder succes kent dan in 2009, maar dat het concept van ICT lessen in kleine groepen succesrijk is. In 2011 voorzien we opnieuw een stijging van begunstigden tot het niveau van 2009.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 19 en 23
180
39 INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING Juridisch kader Artikelen 26 en 27 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 12 mei 1987 (BS van 9 juli 1987). Artikelen 120 tot 127 van het besluit van de Executieve van de Vlaamse Gemeenschap van 21 december 1988 (BS van 14 januari 1989). Artikelen 31 tot 35 van het besluit van de Executieve van de Duitstalige Gemeenschap van 12 juni 1985 (BS van 23 augustus 1985).
Doelstellingen De individuele beroepsopleiding in de onderneming heeft als doel om de aanwerving van werkzoekenden te bevorderen door hen de nodige opleiding aan te bieden zodat zij aan het gevraagde beroepsprofiel beantwoorden. Deze maatregel kan worden toegepast wanneer geen enkele kandidaat beschikbaar is voor een werkaanbieding die bij Actiris is ingediend en wanneer er geen opleiding bij een erkend opleidingscentrum bestaat of wanneer de wachttijd voor de opleiding overdreven lang is.
Algemene principes Er bestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschillende types van individuele beroepsopleiding in de onderneming: de individuele opleidingen in de onderneming verbonden aan een voltijdse opleiding: FPI-I. Het gaat om een kwalificerende opleiding tot het beroep van verpleger/verpleegster; de individuele opleidingen in de onderneming na een technische opleiding door Bruxelles Formation: FPI-E. Deze opleidingen moeten de vaardigheden die tijdens de eerste opleiding worden verworven, versterken; de individuele opleidingen in de onderneming, gevolgd door een aanwerving: IBO/FPI en instapstage. De IBO/FPI omvat een opleidingsprogramma op de werkplaats, de instapstage is een vorm van stage in een onderneming met een maximumduur van 2 maanden. Deze opleidingen bereiden de kandidaten voor op het beroep waarin ze zullen worden aangeworven. De eerste 2 types worden volledig door Bruxelles Formation beheerd. Voor de opleidingen in de derde categorie, die gezamenlijk door Actiris enerzijds en Bruxelles Formation of de VDAB anderzijds worden beheerd, gelden de volgende principes: De werkgever-opleider verbindt zich er formeel toe om de stagiair die een individuele opleiding in de onderneming heeft gevolgd onmiddellijk na de opleiding als bezoldigd werknemer aan te werven. De arbeidsovereenkomst moet in overeenstemming zijn met de wet op de arbeidsovereenkomsten van 3 juli 1978 en moet voor de IBO en de instapstage voor onbepaalde duur zijn. Voor de FPI moet de duur van de arbeidsovereenkomst minstens gelijk zijn aan de duur van de opleiding (minimum 1 en maximum 6 maanden). De uitgevoerde functie moet overeenkomen met de kwalificaties die de werknemer tijdens de opleiding heeft verkregen. Tijdens zijn opleiding behoudt de stagiair het statuut van uitkeringsgerechtigde werkloze of leefloontrekker. Hij blijft zijn uitkering ontvangen. Hij ontvangt van de onderneming een productiviteitspremie, vrijgesteld van bijdragen aan de sociale zekerheid, maar onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing. De bedoeling is om de stagiair tijdens zijn opleiding een toereikend inkomen te garanderen, eventueel door zijn vergoeding en de premie te cumuleren. De werkgever moet de kandidaat verzekeren voor arbeidsongevallen en ongevallen op de weg van en naar de werkplaats. De verplaatsingskosten van de woonplaats van de stagiair tot de plaats van tewerkstelling zijn ten laste van de werkgever. Er zijn geen andere kosten ten laste van de overheidsinstellingen.
181
Administratieve omkadering Na ondertekening door de stagiair dient de werkgever een maandelijks evaluatieverslag van de opleiding in bij de dienst belast met zijn dossier. Hij voegt daar ook de maandelijkse aanwezigheidslijst bij. De kandidaat moet zijn uitbetalingsinstelling maandelijks de juiste documenten doorsturen om zijn uitkering te ontvangen. De werkgever van zijn kant waakt erover deze documenten te bezorgen en betaalt de productiviteitspremie uit. Aan het einde van de opleidingsperiode stuurt Actiris een brief naar de werkgever met de vraag om een kopie van de arbeidsovereenkomst met de ex-stagiair af te leveren. De stagiair ontvangt van Actiris het document met betrekking tot het einde van de opleiding.
Budget Gewoon budget van Actiris.
Evaluatie
Kwantitatief De tabel hieronder geeft een overzicht van het totale 14 aantal individuele beroepsopleidingen in de onderneming per jaar en per type overeenkomst.
FPI-E
FPI-I
FPI
Instapstag e
IBO
Totaal
2004 2005 2006 2007 2008
14 58 89 83
102 128 102 104 70
370 464 651 847 821
99 159 155 150 126
14 5
571 765 966 1.204 1.105
2009 2010
77 41
50 28
977 974
139 173
-
1.243 1.216
Opmerking: de maatregel FPI-E ging begin 2005 van start, de instapstage eind 2007.
Kwalitatief De IBO is een maatregel die als zeer belangrijk wordt beschouwd in het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars dat in 2006 tussen de sociale gesprekspartners en de Brusselse Regering werd onderhandeld, alsook in het Actieplan voor de jongeren dat in 2008 werd ondertekend. Het eerste plan sprak van 1.000 IBO's in 2006 en een verhoging met 500 overeenkomsten in de volgende jaren. Het raamakkoord van oktober 2008 betreffende onder meer de bevordering van de IBO, beoogde een uitbreiding van het aantal IBO-arbeidsplaatsen bij ondernemingen teneinde jonge werkzoekenden een eerste beroepservaring te laten opdoen. Om de vooruitgang te meten, werd binnen het Economisch en Sociaal Overlegcomité van het Gewest een stuurcomité met betrekking tot het raamakkoord van het Actieplan voor de jongeren opgericht. Actiris neemt deel aan deze werkzaamheden. In dit kader promoot Actiris deze maatregel via de consulenten van de Dienst Beheer Werkgevers. De consulenten van deze dienst informeren geïnteresseerde ondernemingen en mogelijke kandidaten en begeleiden de werkgevers bij de opstelling en ondertekening van een opleidingsprogramma. De stagiairs worden in geval van problemen tijdens de stage opgevolgd. Op termijn is het de bedoeling dat alle stagiairs systematisch zullen worden begeleid.
Vooruitzichten 2011 Teneinde meer bedrijven te kunnen informeren, zal de samenwerking die in 2009 met BECI, UCM en UNIZO werd aangegaan, worden voortgezet.
14
Op basis van de gegevens ingevoerd in de databank van Actiris.
182
Verder blijft Actiris de leden van het stuurcomité dat de implementatie van het raamakkoord van 2008 tussen de regering en de sociale partners opvolgt, op de hoogte houden. Actiris neemt tevens deel aan de werkgroep rond de FPI/IBO (werkgroep 4) die in het kader van de samenwerking met Bruxelles Formation werd samengesteld. In het licht van het Talenplan voor de Brusselaars uit september 2010 werd overeengekomen om in 2011 een FPI-E Langue te ontwikkelen die gestoeld is op het model van de IBO-Taal (Individuele Beroepsopleiding in de Onderneming – Taal) van de VDAB Brussel. De stagiair zal gedurende 2 uur per week in een van de vestigingen van Bruxelles Formation Langues of op de werkplek van de stagiair in FPI-E kunnen genieten van extra linguistische ondersteuning en opvolging.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 23
183
40 OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN Juridisch kader Akkoord van 13 maart 1991 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve betreffende de oprichting van een Kinderdagverblijf en de prefinanciering door Actiris. Oprichting van de (semi-openbare) vzw Kinderdagverblijf van Actiris op 17 oktober 1991.
Doelstellingen Het organiseren van de opvang van kinderen tussen 0 en 3 jaar van bepaalde werkzoekenden moet het voor deze laatsten mogelijk maken de nodige stappen te ondernemen in het kader van hun inschakelingstraject (zoeken naar werk, deelname aan een Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk bij Actiris, nieuwe job beginnen enz.).
Algemene principes De twee vestigingen 15 van het Kinderdagverblijf van Actiris (de eerste werd in 1992 geopend, de tweede in 2007) bieden de werkzoekenden een mogelijkheid om uit de vicieuze cirkel te geraken, waarin de werkzoekenden hun kind in een opvangstructuur moeten plaatsen om te kunnen werken, terwijl ze om hun kind op een wachtlijst in te schrijven een arbeidsovereenkomst moeten kunnen voorleggen. Opvangplaatsen in de vorm van een crèche (voor een periode van maximum drie maanden) of occasionele kinderopvang (voor enkele uren of een dag) worden ter beschikking gesteld van de werkzoekenden, die geconfronteerd worden met de steeds moeilijkere context van het tekort aan opvangstructuren voor kinderen tussen 0 en 3 jaar. Het is de bedoeling om de hindernissen in het inschakelingstraject van de werkzoekenden uit de weg te ruimen door hen opvangplaatsen aan te bieden. Wanneer hij werk vindt wordt de werkzoekende begeleid om zo snel mogelijk de overstap naar een gewone opvangstructuur te maken. De eerste vestiging van het Kinderdagverblijf heeft een opvangcapaciteit van 30 kinderen (die naargelang het moment van de dag kan worden uitgebreid tot 40 kinderen). De tweede vestiging heeft plaats voor 48 kinderen. Sinds eind 2003 beheert het Kinderdagverblijf eveneens de terbeschikkingstelling van een voltijdse kinderverzorg(st)er en een halftijdse huishoudhulp voor ouders die een drieling of een grotere meerling hebben gekregen (0-3 jaar). Sinds 2009 wordt het Kinderdagverblijf van Actiris niet meer door het ESF in het kader van de programmering 2007-2013 Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid gecofinancierd.
Administratieve omkadering De Raad Van Beheer en de Algemene Vergadering van de vzw, alsook de dienst Partnership van Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het lopende jaar (partnership inbegrepen) € 1.898.619,79
Uitgaven op 31 december (met inbegrip van partnership en meerlingen) Evaluatie is nog aan de gang 15
De eerste vestiging bevindt zich in de lokalen van Actiris aan de Anspachlaan in het centrum van Brussel. De tweede vestiging ligt in Molenbeek, in het “Maritiem Huis”.
184
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 werden 463 kinderen opgevangen. 144 kinderen maakten gebruik van de crèche, 262 van de occasionele opvang en 57 van beide regimes. Dit brengt het totale aantal kinderen voor de crèche op 201 (144+57) en voor de occasionele opvang op 319 (262+57). In vergelijking met 2009 is het totale aantal kinderen lichtjes gedaald. Deze daling is deels te verklaren door de schaarste aan opvangplaatsen in de klassieke structuren, die op haar beurt een gevolg is van het stijgende geboortecijfer in het Brussels Gewest. Hoewel er inderdaad extra plaatsen werden gecreëerd, volstaat dit niet om het tekort weg te werken en om aan de stijgende vraag te voldoen. Dit vertaalt zich in een lagere turnover bij het Kinderdagverblijf, waardoor er minder nieuwe kinderen zijn. De lange duur van de verblijven in de crèche als gevolg van de wachtlijsten in de klassieke opvangstructuren bewijst dat het nog steeds moeilijk is om snel een plaats in een andere opvangstructuur te vinden.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
2010
IN
VOLGENS
Mannen
Brussel
STUDIENIVEAU,
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
Molenbeek
Brussel
NATIONALITEIT,
Totaal
Molenbeek
Brussel
Molenbeek
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Leerlingschap Andere studies
0 2 3 4 0 15
2 0 0 3 0 10
17 26 37 31 0 134
22 27 40 17 0 99
17 28 40 35 0 149
24 27 40 20 0 109
0 22 2
0 12 3
47 197 1
28 176 1
47 219 3
28 188 4
8 3 13
4 0 11
125 22 98
110 14 81
133 25 111
114 14 92
4 5 6 9
0 4 1 10
28 41 60 116
24 27 64 90
32 46 66 135
24 31 65 100
24
15
245
205
269
220
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar ≥ 45 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 11 maanden 12 tot 23 maanden ≥ 24 maanden Totaal
Kwalitatief Het tekort aan opvangplaatsen in het Brussels Gewest rechtvaardigde volledig de opening van een tweede vestiging van het Kinderdagverblijf. Zelfs de opening van een derde vestiging dringt zich op. Naast een grotere opvangcapaciteit, heeft de opening van de tweede vestiging ook bijgedragen tot een betere kwaliteit van de dienstverlening aan de werkzoekenden, en dit met name dankzij een grotere flexibiliteit vanwege de directe samenwerking tussen de twee sites en een minder lange wachtlijst, waardoor potentiële werkgevers sneller een antwoord krijgen. Het feit dat ouders meerdere mogelijkheden hebben, heeft een ontstressend effect op hen. Wanneer de ene vestiging bijvoorbeeld te veraf ligt om er een plaats te aanvaarden (doordat het traject te lang is en de ouders niet op tijd op hun werk zouden geraken), voelen zij zich ondanks alles toch beter ondersteund dan wanneer het Kinderdagverblijf hen geen andere concrete oplossing zou kunnen voorstellen. Met de opening van een derde vestiging zou niet alleen het aanbod beter aan de vraag tegemoetkomen, maar zou ook de bereikbaarheid erop vooruitgaan. Ouders die in een gemeente 185
wonen waar we geen opvangplaatsen hebben, moeten immers nog steeds vaak lange trajecten afleggen. De aanwezigheid van onthaalpersoneel in de beide vestigingen van het Kinderdagverblijf vertegenwoordigt eveneens een bijkomende kwalitatieve meerwaarde op het vlak van het dagelijks beheer. Deze onthaalmedewerkers maken een regelmatigere opvolging van de ouders en kinderen mogelijk en betekenen een efficiënte aanwezigheid aan de zijde van de coördinatrices. Er is steeds een referentiepersoon ter plaatse die de werkzoekenden op gepaste wijze kan inlichten en oriënteren en die ervoor zorgt dat alle nuttige informatie tot bij de teams van kinderverzorgsters geraakt. De combinatie van crèche en occasionele opvang, het vaak dringende karakter van de opvang en de tijdelijkheid van de opvang tot drie maanden, maken dat het verloop in elke sectie zeer groot is. De kinderopvangteams moeten dus uiterst professioneel te werk gaan om de kinderen gerust te stellen en de overgang tussen thuis en de crèche zo vlot mogelijk te laten verlopen. In 2010 en 2009 waren er in beide vestigingen van het Kinderdagverblijf iedere week minstens 5 nieuwe kinderen. Kinderen die in het verleden al naar de occasionele opvang zijn gekomen, zijn daar niet bij inbegrepen. Wanneer tussen twee opvangdagen in het Kinderdagverblijf enkele dagen of weken verlopen, dan moeten deze kinderen gezien hun zeer jonge leeftijd ook opnieuw wennen. De werkzoekenden die gebruik maken van het Kinderdagverblijf zijn nog steeds voor de overgrote meerderheid alleenstaande vrouwen, zeer vaak van buitenlandse afkomst, die voornamelijk in het centrum en het noorden van het gewest wonen. 72% van deze vrouwen is sedert meer dan 1 jaar werkloos (46% meer dan 2 jaar). In vele gevallen kunnen zij met een vaak precaire overeenkomst aan de slag gaan als arbeider, meestal in de schoonmaaksector. Zoals reeds gezegd, vertaalt dit zich in een toename van het aantal overeenkomsten voor uitzendarbeid en prestaties in het kader van de dienstencheques, met volgende bijzonderheden: de overeenkomsten dekken vaak slechts enkele dagen of weken; de werknemers weten niet hoeveel uren zij dienen te werken, zij weten dat het aantal werkuren kan stijgen of dalen naargelang de vraag van de klanten en worden in het beste geval slechts één of enkele dagen op voorhand verwittigd; zij weten niet op voorhand op welke dagen ze zullen moeten werken en kennen de plaats van tewerkstelling soms pas op het allerlaatste ogenblik. Dit veroorzaakt uiteraard heel wat moeilijkheden in het dagelijkse leven van de werkzoekenden en voor de organisatie van de kinderopvang. De medewerkers van het Kinderdagverblijf dienen op dat vlak een grote soepelheid aan de dag te leggen, temeer daar de werkzoekenden zelden andere oplossingen hebben, gezien de complexiteit van hun situatie. In verband met de interne werking van het Kinderdagverblijf: In 2009 werd een pedagogisch project uitgeschreven en gepubliceerd als resultaat van de denkoefening die in 2008 werd aangevat. In 2010 hebben we verschillende specifieke aspecten van onze opvang kunnen uitdiepen en met name de kwestie diversiteit en de dagelijkse realiteit van onze publiek kunnen aanvatten.
Vooruitzichten 2011 In 2011 zal de (vooral methodologische) coördinatie tussen de twee vestigingen en tussen de crèches die deel uitmaken van het partnernetwerk verder worden uitgediept. Een jaarlijks actieplan bepaalt de algemene te behalen doelstellingen. Dit jaar wordt de nadruk gelegd op diversiteit en de inclusie van de ouders. Het Kinderdagverblijf zal samen met het Territoriaal Pact, Actiris en de UCL meewerken aan een onderzoeksactie rond eenoudergezinnen. In samenwerking met RIEPP zal aan een andere onderzoeksactie met betrekking tot diversiteit worden deelgenomen. Invoer van het diversiteitsplan. Er zal actie worden ondernomen om voor het Kinderdagverblijf het diversiteitslabel te behalen. Er zal worden voortgewerkt aan de opening van een derde vestiging van het Kinderdagverblijf.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18
186
41 PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN Juridisch kader Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 januari 1997 teneinde de werkzoekenden te helpen om werk te vinden of terug te vinden. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 maart 2007 tot uitvoering van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en tot uitvoering van artikel 3, §3 van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Doelstellingen De administratieve en pedagogische coördinatie verzorgen van de opvang van kinderen tot 3 jaar van wie de ouders als werkzoekende bij Actiris zijn ingeschreven en deelnemen aan een socioprofessionele inschakelingsactie die maximum een jaar duurt (kwalificerende opleiding of vooropleiding, specifieke begeleiding of deelname aan een Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk …).
Algemene principes Het netwerk bestaat uit 12 partnercrèches die samen goed zijn voor 90 extra opvangplaatsen. In 1993 kreeg het de goedkeuring van de ONE. De actie van het netwerk biedt de werkzoekenden een uitweg uit de vicieuze cirkel waarin de werkzoekenden hun kind naar een opvangstructuur moeten brengen om aan een module of een actie te kunnen deelnemen (atelier Actief Zoeken naar Werk, socioprofessionele inschakeling …). De klassieke opvangstructuren geven bij de inschrijving van de kinderen echter de voorrang aan werkende ouders. Na beëindiging van de actie wordt de werkzoekende wanneer hij werk vindt, begeleid om zo snel mogelijk de overstap naar het Kinderdagverblijf van Actiris te maken. Alle partnercrèches zijn erkend door Kind & Gezin en/of de ONE. Deze erkenning staat garant voor een stimulerende opvangomgeving en is geruststellend voor de ouders. Om elke vorm van discriminatie uit te sluiten, worden de kinderen binnen de bestaande afdelingen opgevangen. Ze worden dus niet in een afzonderlijke groep geplaatst. Twee verantwoordelijken beheren en coördineren deze opvangplaatsen. Deze partnercrèches genieten voor deze maatregel de steun van het ESF, Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Administratieve omkadering de dienst Partnership van Actiris; de coördinatie van het netwerk bij het Kinderdagverblijf van Actiris.
Budget
Budget voorzien voor het jaar € 93.206,51
187
Uitgaven op 31 december € 91.579,92
Evaluatie
Kwantitatief In 2010 werden 225 kinderen opgevangen in het netwerk van partnercrèches (194 in 2009 en 226 in 2008). Deze kinderen worden opgevangen in een van de 90 plaatsen die ter beschikking staan van de werkzoekenden die zich voor een inschakelingstraject hebben ingeschreven (78 plaatsen in 2008 en 90 plaatsen in 2009). Het aantal plaatsen blijft hetzelfde als in 2009, maar er zijn 12 plaatsen in afwachting (bij 2 crèches die waarschijnlijk partner zullen worden) ten gevolge van de nieuwe projectoproep die in de eerste jaarhelft van 2010 werd uitgeschreven. 160 kinderen waren nieuwe kinderen, 65 kinderen werden in 2009 al in het Kinderdagverblijf opgevangen. Het aantal kinderen op de wachtlijst is aanzienlijk gestegen (tot 294) ten opzichte van de aanvragen op de wachtlijst het jaar voordien (220). Uit de onderstaande tabel maken we op dat 200 werkzoekenden, merendeels vrouwen, van deze dienst gebruik maakten.
BEGUNSTIGDE
WERKZOEKENDEN INACTIVITEITSDUUR EN GESLACHT
IN
2010
VOLGENS
STUDIENIVEAU, Mannen
LEEFTIJDSKLASSE,
Vrouwen
NATIONALITEIT,
Totaal
Studieniveau Maximum 1ste graad 2de graad 3de graad Hoger onderwijs Universitair Andere studies (o.a. buitenland) Onbepaald
studies
in
het
1 2 1 -
11 13 34 5 5
11 14 36 6 5
7 -
120 1
127 1
10 1 -
29 145 15 -
29 155 16 -
6 5 -
64 14 108 3
70 14 113 3
1 5 5 -
22 32 61 74 -
22 33 66 79 -
11
189
200
Leeftijdsklasse < 25 jaar 25 tot 44 jaar 45 tot 54 jaar ≥ 55 jaar Nationaliteit Belg EU NEU Staatsloze Inactiviteitsduur < 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden ≥ 2 jaar Onbepaald Totaal
Deze gegevens verschillen in hun geheel niet zoveel van deze van het voorgaande jaar. Net als in 2009 bestaat de grootste groep gebruikers uit personen die langer dan een of zelfs twee jaar werkloos zijn. Het gaat voornamelijk om ouders tussen de 25 en de 44 jaar die een opleiding willen volgen en die opvang zoeken voor een kind jonger dan 3 jaar (77.5% van het publiek). We stellen vast dat het aantal werkzoekenden jonger dan 25 jaar nog steeds lichtjes daalt. In 2008 werden nog 49 personen in deze leeftijdscategorie voortgeholpen (23,5%). In 2009 waren dat er 34 (18,4%) en dit jaar 29 188
(14,5%). We merken ook aanzienlijke stijging op bij de 45-54-jarigen (16 dit jaar tegenover slechts 3 in 2009). Tot slot had slechts 5,5% van de aanvragers met een in België erkend diploma het basisonderwijs beëindigd, 7% het lager secundair en 18% het hoger secundair onderwijs. Aangezien heel wat personen uit een niet-Europees land komen, lijkt er een logisch verband te zijn met het feit dat 64% van de personen "andere studies" heeft gevolgd, waaronder studies die in België niet erkend worden.
Kwalitatief Vanaf het eerste onthaal van de ouders wordt de nadruk gelegd op een logische en praktische keuze van de gemeenten waarin hun kind zou kunnen worden opgevangen. De ouders kunnen uit drie mogelijkheden kiezen: ofwel kiezen ze de gemeente waar ze wonen, ofwel een gemeente die op de weg ligt naar hun inschakelingsactie ofwel de gemeente waar de actie plaatsvindt. Jammer genoeg stemt het aanbod van de partnercrèches niet altijd overeen met de geografische afkomst van de werkzoekenden, noch met de gemeenten waar de meeste opleidingen plaatsvinden. Het is dus niet altijd evident om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Ouders op de wachtlijst krijgen soms toegang tot een opvangplaats, maar zijn hiervoor ’s morgens en ’s avonds lang onderweg met hun kind. Daardoor komen ze soms al bij de opening van de crèche aan (over het algemeen om 7.00 of 7.30 uur), om op tijd te kunnen zijn voor het begin van de opleiding die in een andere gemeente plaatsvindt. Wanneer de opvangstructuur te ver van de woonplaats ligt, gebeurt het dat de werkzoekende vanwege de openingsuren niet op tijd op de opleidingsplaats kan aankomen. Sommige werkzoekenden geven hun opleiding na enkele weken op omdat de trajecten te lang duren en ze er gezien de lange reistijd niet in slagen om op tijd op de opleiding te geraken. Net als in 2009 moeten we werken aan het kwalitatieve aspect van de selectiecriteria voor de partnercrèches, waarbij meer aandacht moet gaan naar de geografische verdeling van de crèches. We hopen op die manier beter aan de verwachtingen en behoeften van de werkzoekenden in opleiding te beantwoorden, aan het welslagen van hun socioprofessioneel inschakelingstraject bij te dragen en tegelijkertijd de levenskwaliteit van bepaalde gezinnen te verbeteren. Bij de laatste projectoproep in de eerste helft van 2010 werden 6 extra plaatsen in Brussel-Stad toegekend. In afwachting van de beëindiging van de werkzaamheden zijn 12 andere plaatsen voorzien (eveneens 6 in Brussel-Stad en 6 in Schaarbeek). Hoewel de geografische spreiding enigszins verbeterd is, blijft het tekort aan plaatsen in de gemeenten Anderlecht en Sint-Jans-Molenbeek schrijnend. Evenals in 2009 stellen we vast dat sommige ouders een bijscholing of vooropleiding moeten volgen voordat zij de eigenlijke opleiding kunnen starten. Dit heeft soms als gevolg dat de opleiding de toegestane duur van de opvang overschrijdt (een jaar). Het zou bijgevolg zeer nuttig zijn als deze ouders officiële afwijkingen zouden kunnen krijgen zodat ze hun einddoelstelling, professionele inschakeling, zouden kunnen bereiken.
Vooruitzichten 2011 Om de ideeën die voortkwamen uit onze pedagogische dag, in het bijzonder deze over het socioprofessioneel traject van de ouders, voort te zetten, zijn er nog andere uitwisselingsdagen voorzien over het vraagstuk multiculturaliteit. We moeten dit aspect immers durven uitdiepen om een werkelijk kwaliteitsvolle opvang te kunnen bieden in overeenstemming met het aanwezige publiek.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18
189
42
MAATREGELEN
GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD BETREFENDE DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE WERKZOEKENDEN
Juridisch kader Samenwerkingsakkoord van 24 februari 2005 gesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Waals Gewest, het Vlaams Gewest, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekenden. Samenwerkingsakkoord van 4 mei 2006 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaams Gewest en de Vlaamse Gemeenschap betreffende de samenwerking inzake arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden.
Doelstellingen De interregionale mobiliteit van de werkzoekenden vergemakkelijken en doen toenemen.
Algemene principes Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 is voortgevloeid uit de conclusies van de nationale werkgelegenheidsconferentie in oktober 2003. Een jaar na deze conferentie had de Europese Raad van 14 oktober 2004 over de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten immers aangegeven dat België prioritair aandacht moest besteden aan de samenwerking tussen de regionale tewerkstellingsdiensten teneinde de mobiliteit tussen de gewesten te bevorderen en de gewestelijke verschillen terug te dringen. Het samenwerkingsakkoord van februari 2005 gelast de verschillende openbare tewerkstellings- en/of beroepsopleidingsdiensten om: meer informatie over de werkaanbiedingen uit te wisselen; de interregionale mobiliteit van werkzoekenden te bevorderen (bijv. coherentie van de operationele beroepen- en arbeidsplaatsenregisters, tussenkomst in de verplaatsingskosten); taalcursussen en de uitwisseling van taalstagiairs te bevorderen; bepaalde opleidingen te organiseren die toegankelijk zijn voor werkzoekenden van verschillende gewesten of gemeenschappen. Het akkoord bepaalt eveneens de modaliteiten voor de oprichting van: een crisiscel, die bij een collectief ontslag een sociaal noodplan moet opstellen en de daaruit voortvloeiende acties coördineren; een strategische cel, die een gecoördineerd actieplan Brussel-Rand moet uitwerken om een betere verwerking van de vraag naar en het aanbod aan werk tussen Brussel en de rand te waarborgen.
Administratieve omkadering Actiris Synerjob 16 .
Budget Geen gegevens.
16
Vzw die in 2007 door de openbare tewerkstellings- en/of opleidingsdiensten (Actiris, Bruxelles Formation, FOREM, VDAB) werd opgericht teneinde de samenwerking inzake de mobiliteit van de werkzoekenden en meer algemeen de werking van de gewestelijke arbeidsmarkten te coördineren. Deze vzw neemt ook deel aan het netwerk van Europese OTD's.
190
Evaluatie Dit gedeelte overloopt de voornaamste verwezenlijkingen in 2010. Het gaat dus niet om een evaluatie. De uitwisseling van werkaanbiedingen tussen Actiris, de VDAB en de FOREM is sinds 1 juni 2006 een feit. 5 categorieën van werkaanbiedingen worden automatisch uitgewisseld: de plaats van tewerkstelling ligt in een ander gewest dan de zetel van de onderneming; de werkaanbiedingen voor knelpuntberoepen; de werkaanbiedingen waarvoor de betrokken OTD geen kandidaten vindt; alle werkaanbiedingen die niet binnen de 42 dagen konden worden ingevuld; de werkaanbiedingen voor uitzendarbeid die aan deze criteria beantwoorden (sinds 2007). In 2010 ontving Actiris 21.174 werkaanbiedingen (WA) van de FOREM en 93.865 werkaanbiedingen van de VDAB. De onderstaande tabel onderscheidt de klassieke werkaanbiedingen van de vacatures voor uitzendarbeid.
WERKAANBIEDINGEN ONTVANGEN DOOR ACTIRIS IN 2009 EN 2010 WA afkomstig van
Gewone werkaanbiedingen
2009
2010
Werkaanbiedingen uitzendarbeid
2009
2010
Totaal
2009
2010
VDAB FOREM
33.134 11.946
84.010 14.814
26.265 5.254
9.815 6.360
59.399 17.200
93.865 21.174
Totaal
45.080
98.824
31.519
16.175
76.599
115.039
Het aantal werkaanbiedingen dat de VDAB doorgeeft is tussen 2009 en 2010 fors gestegen. Bovendien heeft deze stijging enkel betrekking op de klassieke werkaanbiedingen. Het aantal vacatures voor uitzendarbeid is immers sterk gedaald. Om de automatische uitwisseling van werkaanbiedingen te organiseren, hebben de drie gewesten een tabel uitgewerkt voor de harmonisering van de beroepen. Dankzij deze tabel kunnen de functiebenamingen die de verschillende gewesten hanteren onderling worden gelinkt. Eind 2007 hebben Actiris, de VDAB, de FOREM, Bruxelles Formation en ADG een principeakkoord gesloten met het ANPE (het Franse Agence nationale pour l’Emploi) omtrent het gebruik van Rome III als gemeenschappelijke basis voor het beheer van de beroepen en de bekwaamheden, en dit na aanpassing van deze nomenclatuur aan de Belgische realiteit. De invoering van een gedeeld referentiemodel voor de beroepen zal de uitwisseling van informatie veel gemakkelijker laten verlopen. Wat de taalopleiding betreft, heeft het gewest sinds 2004 het systeem van de taalcheques ingevoerd. Met deze cheques kunnen werkzoekenden wanneer zij door een werkgever worden aangeworven een taalopleiding volgen die zo goed mogelijk op hun behoeften is afgestemd. Sinds 2007 kunnen werkzoekenden die een Contract voor Beroepsproject hebben ondertekend van deze taalcheques gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer details). De vzw Synerjob, de federatie van openbare tewerkstellings- en opleidingsdiensten, organiseert gezamenlijke initiatieven over specifieke thema’s (zoals de Taaldag) om methodologieën en goede praktijken uit te wisselen. We merken nog op dat wat de bevordering van de opleiding betreft, de uitwisseling van stagiairs alsook e-learning worden aangemoedigd. Op het vlak van het beheer van de collectieve ontslagen werd een structurele samenwerking tussen de gewesten tot stand gebracht. De openbare diensten voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding hebben een samenwerkingsprotocol inzake collectief ontslag en faillissement gesloten. Aldus hebben Actiris, de VDAB en Bruxelles Formation in het kader van het samenwerkingsakkoord en het sociaal noodplan voor de herinschakeling van werknemers die het slachtoffer worden van een collectief ontslag in 2007 een samenwerkingsovereenkomst getekend die de deelname, de informatieuitwisseling en de systematische samenwerking van de Brusselse openbare opleidingsdiensten in het kader van de tewerkstellingscellen regelt. Dankzij dit akkoord kunnen de getroffen werknemers in het Brussels Gewest van het volledige opleidingsaanbod gebruik maken (zie de betreffende fiche voor meer informatie).
191
Het samenwerkingsakkoord van 2005 verzocht de partijen reeds bijzondere aandacht te besteden aan de interregionale mobiliteit en de interactie tussen de instellingen in Brussel en in de rand. De samenwerking tussen Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op het vlak van het arbeidsmarktbeleid en de bevordering van de mobiliteit van werkzoekenden vertaalt zich in: de actieve matching van 1.000 vacatures van de VDAB in de Brusselse rand met 6.000 Brusselse werkzoekenden ingeschreven bij Actiris (preselectie, screenings …). De Brusselse plaatsings- en prospectiecel heeft hiervoor zijn werk voortgezet. De werkaanbiedingen spitsen zich in de eerste plaats toe op bepaalde profielen/sectoren (chauffeur, horeca, magazijniers, schoonmaak en handel-verkoop). Deze profielen werden uitgekozen omdat ze in de rand veel gevraagd zijn en er tegelijkertijd in het Brussels Gewest een arbeidsreserve voor deze functies/sectoren bestaat. Actiris mobiliseert Brusselse werkzoekenden om op deze vacatures in te gaan. De samenwerking wordt frequent opgevolgd en geëvalueerd. Uit de evaluaties blijkt dat het aantal Brusselse werkzoekenden dat voor deze werkaanbiedingen wordt gemobiliseerd in stijgende lijn gaat. Bovendien zijn er meer plaatsingen in de rand. Tussen oktober 2007 en september 2010 heeft de VDAB 2.169 werkaanbiedingen aangeleverd. Actiris heeft 11.814 werkzoekenden gemobiliseerd. Dat zijn gemiddeld 7 personen per vacature, aangezien Actiris actief voor 1.586 jobs heeft opgeroepen. de gezamenlijke organisatie door de VDAB Vilvoorde en Actiris van acties om de Brusselse werkzoekenden te mobiliseren, zoals de jobdatings (69 jobdatings 17 tussen september 2007 en december 2010). Er werden bovendien meerdere jobbeurzen op touw gezet; de 3 Werkwinkels zijn sinds 2008 operationeel. Een van de andere denkpistes is de samenwerking tussen Brussel en de rand met het oog op de harmonisering van de bestaande opleidingen en de uitwerking en organisatie van nieuwe gezamenlijke opleidingen op basis van de gevraagde profielen. Bruxelles Formation Langues heeft in 2010 1.389 werkzoekenden een opleiding gegeven (tegenover 1.472 in 2009). Ter herinnering: de werkzoekenden die over de nodige technische competenties beschikken, kunnen er een taalopleiding volgen volgens het concept taalgebruik in het uitgeoefende beroep. Voor de werking van de 3 sociale uitzendkantoren die in het samenwerkingsakkoord werden opgenomen, verwijzen we naar de fiche in kwestie voor meer informatie. Op 20 maart 2010 vond een Jobday Luchthaven plaats. Tot slot, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zoals gepland geïnvesteerd in een verbetering van de fysieke mobiliteit van personen die 's nachts in de Brusselse rand werken 18 . Zo bestaat er sinds september 2008 een systeem van collectieve taxi's, om werknemers die 's nachts werken, naar hun plaats van tewerkstelling te brengen. Het Gewest neemt gedurende de eerste drie maanden na de aanwerving de kosten op zich. Het openbaarvervoersaanbod van de MIVB werd aangepast en uitgebreid met NOCTIS-nachtbussen.
Vooruitzichten 2011 Voortzetting en structurele bestendiging van de intergewestelijke samenwerking en de mobiliteit van de werkzoekenden, alsook uitbreiding van het partnership. Verder staat de ondertekening van een nieuw samenwerkingsakkoord tussen het BHG en het Vlaams Gewest op de agenda. In dit kader zal een nieuw actieplan Actiris-VDAB worden ingevoerd. Een van de voorziene acties is het projet Taaljobdating. Dit wordt samen met het bedrijf Colruyt door het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid gevoerd en zou in de loop van 2011 moeten leiden tot de ontwikkeling van een interregionale as.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 20 en 21
17
18
Deze methode werkt volgens een actieve tussenkomst op basis van een nauwkeurige functiebeschrijving, waarbij werkzoekenden worden geselecteerd en naar een of meerdere ondernemingen worden geleid die mogelijk in hun beroepsprofiel geïnteresseerd zijn. Bergense Steenweg, Sint-Pieters-Leeuw en de zone Brucargo.
192
43 BRUJOBS (UCM – UNIZO) Juridisch kader Ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. Ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 april 2004 tot uitvoering van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2008 tot uitvoering van artikel 7 van de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid artikel 9 §2. Beslissingen van het Beheerscomité van Actiris van 18 november 2008 en van 28 april 2009.
Doelstellingen De bedoeling van dit project is dat de vzw’s UCM en UNIZO, die de middenklasse vertegenwoordigen, de potentiële werknemers uit het segment zko’s (≤ 5 werknemers) en kmo’s (≤ 20 werknemers) uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest proactief benaderen om hun werkaanbiedingen te verzamelen.
Algemene principes De werkaanbiedingen die door deze vzw’s worden verzameld kunnen in de eerste plaats, maar niet exclusief, met de volgende profielen overeenstemmen:
Jonge Brusselse werkzoekenden jonger dan 30 jaar; Werkzoekenden die een andere taal (dan de twee landstalen) spreken of die hun opleiding in een ander land genoten hebben (waarvan het diploma in België niet erkend wordt);
Werkzoekenden ouder dan 50 jaar.
De twee partnershipovereenkomsten zijn volledig identiek. Enkel het aantal jaarlijks te verzamelen werkaanbiedingen verschilt naargelang het aantal beschikbare consulenten: UNIZO heeft een consulent en moet 120 vacatures inzamelen. UCM beschikt over 2 consulenten voor 240 werkaanbiedingen. Alle doorgegeven werkaanbiedingen worden door Actiris behandeld. Dit gebeurt ofwel in centralisatie (publicatie van de werkaanbieding zonder de gegevens van de werkgever, preselectie van 6 kandidaten voor elke werkaanbieding en systematische informatie over de invulling van de werkaanbieding) ofwel in publicatie (de gegevens van de werkgever worden kenbaar gemaakt). Indien een werkaanbieding overeenstemt met de afgesproken prioritaire doelgroep werkzoekenden, zal ze in centralisatie worden behandeld. Indien dit niet het geval is, wordt de aanbieding in publicatie behandeld. Tijdens hun prospectie promoten deze twee vzw’s bovendien de specifieke door Actiris aangeboden aangepaste diensten bij de werkgevers.
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris
193
Budget
Budget voorzien voor 2010 € 90.000,00 (als volgt te verdelen: € 52.045,00 voor de vzw UCM en € 37.955,00 voor de vzw UNIZO).
Evaluatie
Kwantitatief De actie is in 2009 van start gegaan. Voor 2010 werden de doelstellingen op het vlak van het verzamelen van bijkomende niet eerder verschenen werkaanbiedingen bereikt. AANTAL INGEZAMELDE BIJKOMENDE NIET EERDER VERSCHENEN WERKAANBIEDINGEN UCM
UNIZO
Totaal aantal doorgegeven werkaanbiedingen
256
179
Totaal aantal doorgegeven arbeidsplaatsen
348
198
Totaal aantal werkaanbiedingen voor de doelgroep
204
74
Totaal aantal arbeidsplaatsen voor de doelgroep
274
77
Voor de invulling van de werkaanbiedingen is het belangrijk te vermelden dat veel werkgevers terughoudend zijn om de naam van de aangeworven persoon mee te delen. De invullingsgraad van de door UNIZO en UCM verzamelde werkaanbiedingen die we bekomen op basis van de informatie van de werkgevers ligt dan ook vrij laag en schommelt rond de 40%. Als we echter rekening houden met het aantal afgesloten werkaanbiedingen (zelfs zonder informatie over de aangeworven personen) dan bedraagt de invullingsgraad 70,1%.
KENMERKEN VAN DE BEGUNSTIGDE WERKZOEKENDEN
* Voorgestelde kandidaten % Geslacht van de kandidaten die werden voorgesteld Mannen
55,8
Vrouwen
44,2
< 30 jaar
41,6
> 30 en < 50 jaar
52,3
> 50 jaar
6,1
Hoogstens GLSO
59,3
GHSO
30,9
Hoger onderwijs
9,8
Leeftijdsklasse
Studieniveau
194
* Aangeworven kandidaten % Geslacht van de aangeworven kandidaten Mannen
48,1
Vrouwen
51,9
Leeftijdsklasse < 30 jaar
48,1
> 30 en < 50 jaar
44,4
> 50 jaar
7,4
Studieniveau Hoogstens GLSO
51,8
GHSO
40,7
Hoger onderwijs
7,4
Als we de werkzoekenden bekijken die werden aangeworven in het licht van de 3 doelgroepen, dan is het belangrijk om er rekening mee te houden dat de steekproef waarmee de kenmerken van het betrokken publiek werden nagegaan niet voldoende representatief is in vergelijking met het aantal kandidaten dat Actiris werkelijk heeft voorgesteld. Reden hiervoor is dat de werkgevers weinig informatie doorgeven met betrekking tot de naam van de werkelijk aangeworven kandidaat. Als we ons baseren op de kenmerken van de werkzoekenden die aan de werkgevers werden voorgesteld, blijkt dat 41,6% van de kandidaten jonger dan 30 jaar is en dat 6,1% van de werkzoekenden ouder dan 50 jaar is.
Kwalitatief Over het geheel genomen krijgt de actie een positieve evaluatie. Dankzij deze actie kunnen immers werkaanbiedingen worden verzameld bij ondernemingen die niet noodzakelijk een beroep op de diensten van Actiris zouden doen en die niet spontaan personen uit de door de overeenkomst beoogde doelgroep zouden aanwerven. We vermelden niettemin dat het soms moeilijk was om bij de werkgevers informatie over de aangeworven personen te bekomen. Het Begeleidingscomité zal hieromtrent een denkoefening houden om de impact van de verzamelde aanbiedingen op de doelgroep beter te kunnen schatten.
Vooruitzichten 2011 Voortzetting van de actie en verbetering van de feedback van de bij het project betrokken werkgevers.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 17
195
44 JEUNES, ECOLE, EMPLOI , TOUT UN PROGRAMME (JEEP) EN JUMP Juridisch kader Deze maatregelen kaderen in de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Samenwerkingsakkoord van 20 januari 2009 tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap betreffende het programma “Jeunes, Ecole, Emploi, tout un Programme” (JEEP).
Doelstellingen JEEP en JUMP willen proactief inspelen op mogelijke socioprofessionele uitsluiting door de jongeren uit het laatste jaar van het secundair onderwijs van de Franse Gemeenschap, ongeacht het net of de richting, of de jongeren uit de derde graad van het Nederlandstalig onderwijs, een beter inzicht te geven in het actieve leven.
Algemene principes Aan Franstalige kant sloot Actiris een overeenkomst met de Mission locale de Forest, die het JEEPprogramma coördineert en instaat voor de correcte uitvoering ervan. De Mission locale de Forest sluit vervolgens met elke partner-Mission locale een bijzondere overeenkomst, waarin de verdeling van de taken en de financiering worden vastgelegd. Het project draagt bij tot het maturiteitsproces omtrent de beroepskeuze, door de jongeren te helpen om zicht te krijgen op de bedrijfswereld en hun behoeften duidelijk te achterhalen om zich in de nabije toekomst op de arbeidsmarkt te positioneren. Het beoogt eveneens schoolplichtige jongeren te begeleiden in hun denkwerk over hoe ze hun vaardigheden beter kunnen verkennen, benadrukken en op de arbeidsmarkt afstemmen. Het project bestaat uit twee delen:
positionering op de arbeidsmarkt. Dit deel is opgesplitst in drie modules waaraan de leerlingen vrijwillig kunnen deelnemen.
Module 1: Algemene dynamische groepsmodule en inleiding tot communicatie;
Module 2: Module waarbij door middel van actieve methodes verschillende thema’s i.v.m. het beroepsleven worden aangekaart (arbeidsovereenkomst, bruto/nettoloon, sociale zekerheid enz.);
Module 3: Persoonlijke positionering en voorbereiding op het actieve leven, met een bezoek van Actiris waarbij de verschillende diensten worden voorgesteld en het toepassen van persoonlijke strategieën (studiekeuze of keuze van de gepaste sector).
het luik Studentenjobs.
Het samenwerkingsakkoord bepaalt de kwantitatieve doelstellingen: Fase 1 : minimum 80 groepen voor een totaal van 1.500 jongeren; Fase 2 : opvolging en tewerkstelling van minimum 50 jongeren per Mission locale. JUMP wordt gecoördineerd door Tracé Brussel en is de Nederlandstalige tegenhanger van dit project. Het wil jongeren uit de laatste cyclus van het secundair onderwijs een opleidingspakket bieden om hen te helpen zich op de arbeidsmarkt te positioneren en een beter zicht te krijgen op de verschillende vooruitzichten en mogelijkheden met betrekking tot hun positie. Het programma bestaat uit 5 halve dagen waarop verschillende partners thema’s voorstellen i.v.m. tewerkstelling, de beroepen en de opleiding.
196
Administratieve omkadering Departement Partnerships & Netwerk van Actiris
Budget Het project JEEP wordt gefinancierd door: - De Franse Gemeenschap (1/3) - De Missions locales (1/3) - Actiris (1/3) JUMP wordt voor 75% door Actiris gefinancierd. Voor de rest van het bedrag moet de partners elders terecht. In 2010 stond de Vlaamse Gemeenschapscommissie in voor de cofinanciering.
Budget voorzien voor 2010
€ 315.987,00 Uitgaven op 31 december
€ 240.304,52 Evaluatie
Kwantitatief Evolutie per schooljaar
JEEP
JUMP
Aantal betrokken instellingen
40
17
Aantal betrokken klassen
100
-
Aantal georganiseerde groepen
83
116 (*1/2 dag)
Aantal betrokken leerlingen
1.259
374
Gemiddeld aantal leerlingen per groep
15,2
-
Gemiddeld aantal groepen per instelling
2,0
-
JEEP sinds 2005 Aantal georganiseerde groepen
318
Aantal betrokken leerlingen
4.724
Na een onzekere periode in 2006 bereiken de activiteiten in het kader van het JEEP-programma sinds de oprichting een steeds groter aantal leerlingen en instellingen. Sinds de oprichting van JUMP in 2007 werden een twintigtal scholen bij het programma betrokken. Tijdens diezelfde periode hebben deze scholen 1.217 leerlingen ingeschreven.
Kwalitatief In 2010 kon het programma zich bestendigen, het team onderging een transformatie, het luik Studentenjobs werd ingevoerd en er werd een nieuwe manier van communiceren opgesteld. De meeste scholen die reeds aan JEEP hebben deelgenomen wilden deze ervaring herhalen. Bovendien zijn ook nieuwe scholen tot het programma toegetreden. De deelname van andere partners werd uitgebreid (CLB, Actiris, pedagogische teams …).
197
Invoering van het luik Studentenjobs In 2010 werd het luik Studentenjobs in elke Mission locale toegepast. Tijdens de verschillende werkgroepen en bijeenkomsten van de instructeurs werd een gemeenschappelijke methodologie gecreëerd waarin de meest efficiënte aspecten van de workshop Instrumenten die in elke Mission locale wordt georganiseerd, worden overgenomen. Van de 454 jongeren die aangaven interesse in de studentenjob te hebben, hebben 368 leerlingen ook effectief aan de voorgestelde activiteiten deelgenomen. Heel wat jongeren hebben zich in het proces “ingeschreven” zonder er echt helemaal voor te gaan. Tussen carnaval en Pasen werden 23 groepen Instrumenten georganiseerd. Deze groepen vonden plaats gedurende twee tot vier halve dagen. Ze boden ruimte om te spreken over arbeidsovereenkomsten, de rechten en plichten van werknemers, verloning, de regels voor het opstellen van een CV en sollicitatiebrief en om dieper op de houding in te gaan (o.a. via simulaties van gesprekken).
Analyse van de resultaten De leerlingen die aan de modules van JEEP hebben deelgenomen hebben deze ook geëvalueerd. Ze bevestigen het nut van het programma voor hun kennismaking met het beroepsleven. Vooral de voorbereiding op het sollicitatiegesprek en het begrijpen van de sociale mechanismen konden hun goedkeuring wegdragen. De toepassing van het programma door de partners heeft uiteindelijk geleid tot duidelijk informatie over de JEEP-actie (waarbij het interventiegebied en de procedures worden uitgelegd), de creatie van aangepaste en eenvormige computertools voor het onthaal en het beheer van het publiek, de structurering van de externe partners.
Creatie van een nieuwe manier van communiceren JEEP beschikt sinds 2010 over een nieuw logo en een nieuwe website 19 . Dankzij dit communicatiekanaal kunnen alle leeftijdsgroepen en alle geïnteresseerden bereikt worden. De coördinator heeft bij de betrokken leerlingen ook een evaluatie van JUMP uitgevoerd. Hieruit blijkt dat zowel de leerkrachten als de leerlingen veel waarde aan dit programma hechten. Ook het gebruik van de “C-Stick” wordt als bijzonder interessant bestempeld. Met deze C-Stick kunnen de leerlingen een digitale portfolio aanmaken die zowel door de leerling als door de leerkracht wordt gebruikt tijdens de begeleiding en de opvolging van de leerling bij de geïntegreerde proeven of stages.
Vooruitzichten 2011 Het programma JEEP zal in 2011 worden voortgezet, met een consolidering van het luik Studentenjobs. Aan Nederlandstalige kant zal JUMP in 2011 worden voortgezet en bijzondere aandacht besteden aan stages en studentenjobs.
Afstemming op de richtsnoeren van de Europese Werkgelegenheidsstrategie 2008-2010 RS 18
19
www.jeepbxl.be
198
45 DE EUROPESE WERKGELEGENHEIDSSTRATEGIE, HET NATIONAAL HERVORMINGSPROGRAMMA EN DE BRUSSELSE BIJDRAGE Context en doelstellingen: een aantal mijlpalen De eerste helft van de jaren 90 wordt, zoals het decennium daarvoor, gekenmerkt door een behoorlijk aanzienlijke daling van de werkgelegenheid. Tegelijkertijd stijgt het aantal personen dat op zoek is naar een baan in dezelfde mate. De sociale druk is groot. Op hetzelfde moment bouwt Europa aan de economische en monetaire unie waardoor de burgers de indruk krijgen dat werkgelegenheid en werkloosheid bijzaak zijn. Gebeurtenissen zoals de plotse sluiting van de Renaultfabriek in Vilvoorde wakkeren de afkeer voor “een dergelijk Europa” aan. Toch maken kwesties als tewerkstelling en strijd tegen de werkloosheid het onderwerp uit van Europese resoluties, die er uiteindelijk een centrale aangelegenheid van maken 20 . Tijdens de buitengewone vergadering van de Europese Raad in Luxemburg in 1997 wordt beslist over de doelstellingen van de Europese werkgelegenheidsstrategie die de algemene oriëntering en de door de lidstaten uit te voeren prioriteiten inzake het werkgelegenheidsbeleid bepaalt. In 2000 consolideert de Europese Raad van Lissabon op grond van de stijging van de gecreëerde arbeidsplaatsen eind jaren 90 de overgang naar een actief werkgelegenheidsbeleid. De bedoeling is dat de Europese Unie de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld wordt die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Aldus streeft de strategie ernaar om de volgende kwantitatieve doelen te bereiken: een algemeen tewerkstellingspercentage van 67% in 2005 en 70% in 2010; een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van 57% in 2005 en 60% in 2010; een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50% in 2010 (beslist in 2001 om het hoofd te bieden aan de vergrijzing van de bevolking). De Lissabonstrategie voert een nieuwe werkmethode in, de open coördinatiemethode (MOC 21 ), en berust op drie pijlers: een economische pijler, gericht op de ontwikkeling van een concurrerende economie, gebaseerd op kennis; een sociale pijler, gericht op de modernisering van het Europees sociaal model door te investeren in de human resources en de strijd tegen sociale uitsluiting aan te binden; een milieupijler (toegevoegd na de Raad van Göteborg in 2001). De Europese Raad in Barcelona voegt in 2002 een innoverend aspect aan de globale strategie toe. Op het vlak van werkgelegenheid wordt de klemtoon gelegd op “meer en betere banen”. In 2004-2005 wordt de Lissabonstrategie halverwege de termijn onderworpen aan een evaluatie onder auspiciën van de Europese Commissie. Deze evaluatie toont aan dat de doelstellingen die in 2000 werden vastgelegd lang niet zijn bereikt. Door een ontoereikende mobilisatie bij de uitvoering van de strategie wordt met name onvoldoende vooruitgang geboekt op het vlak van de werkgelegenheid. De noodzaak om groei en werkgelegenheid een nieuwe impuls te geven door een betere geïntegreerde aanpak van de verschillende Europese processen en een betere afbakening van de acties vormt de hoeksteen van de voorgestelde remedies. De Europese Werkgelegenheidsstrategie 20
21
Zie voor meer details de publicatie “Europa en werkgelegenheid, dat gaat ook mij aan” op de website van het Territoriaal Pact voor de Werkgelegenheid van de Brusselaars. Deze methode moet het mogelijk maken om de beste praktijken te verspreiden en om de convergentie met de belangrijkste doelstellingen van de EU te vergroten. Overeenkomstig de conclusies van de Raad houdt deze methode de volgende elementen in: voor de Unie richtsnoeren bepalen met specifieke tijdschema's voor het bereiken van de doelen die de lidstaten voor korte, middellange en lange termijn hebben vastgesteld; kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks vaststellen, die aan de beste ter wereld zijn getoetst en op de behoeften van de verschillende lidstaten en sectoren zijn toegesneden, als middel om beste praktijken onderling te vergelijken; het vertalen van deze Europese richtsnoeren in nationaal en regionaal beleid door het bepalen van specifieke doelen en het goedkeuren van maatregelen, rekening houdende met nationale en regionale verschillen; periodieke monitoring, evaluatie en peer reviews organiseren als wederzijdse leerprocessen.
199
wordt aldus herzien teneinde haar effecten op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie te optimaliseren. De verbetering van de governancemethode voor de opvolging van de doelstellingen van Lissabon beoogt: een eenvoudigere identificatie van de prioriteiten met respect voor het globale evenwicht van de Strategie en de synergie tussen de drie dimensies (economie, duurzame ontwikkeling, samenhang); een betere uitvoering op het terrein door een sterkere mobilisatie van de lidstaten; een vereenvoudiging en stroomlijning van de monitoringprocedure voor een beter begrip van de toepassing van de Strategie op nationaal niveau. Er wordt dus gewerkt aan een nieuwe werkmethode die het mogelijk moet maken om sterkere partnerships tot stand te brengen tussen de sociale gesprekspartners en de beleidsvoerders, alsook met de overheidsinstanties enz. De coördinatie van het economisch beleid werd herzien. De driejarige cycli blijven behouden, maar in de maand april stelt de Commissie op basis van een strategisch verslag geïntegreerde richtsnoeren (GR) voor groei en werkgelegenheid voor. De geïntegreerde richtsnoeren 22 worden in juni door de Raad aangenomen en omvatten de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) en de richtsnoeren voor werkgelegenheid (RS 17 tot 24). Deze laatste, die in 1998 in het leven werden geroepen, stellen ieder jaar de gemeenschappelijke prioriteiten voor de nationale beleidsvoeringen inzake werkgelegenheid van alle lidstaten vast. RS 17 Bij de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid streven naar volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteit en –productiviteit en een hechtere sociale en territoriale samenhang. RS 18 Levensloopbeleid bevorderen. RS 19 Arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven. RS 20 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen. RS 21 Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners de flexibiliteit bevorderen door deze met werkzekerheid te combineren en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen. RS 22 Zorgen voor een arbeidskostenontwikkeling en regelingen voor loonvaststelling die bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid. RS 23 Investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren. RS 24 Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe vaardigheidsvereisten.
Een woordje uitleg over de procedures In 2005 stelt de Commissie voor het eerst een strategisch verslag op dat de resultaten van een globale evaluatie van de vooruitgang in de lidstaten beschrijft. Op basis van dit verslag werkt de Commissie het Lissabonprogramma van de Gemeenschap 2005-2008 uit. Na goedkeuring hiervan door de Raad heeft iedere lidstaat de Europese doelstellingen in een driejaarlijks Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) vertaald. Dit laatste vervangt het vroegere Nationaal Actieplan (NAP). Jaarlijks brengen de lidstaten aan de Europese Commissie verslag uit van de vorderingen. De Europese Commissie stelt vervolgens een algemeen verslag op met, indien nodig, aanbevelingen aan de verschillende lidstaten om de Lissabondoelstellingen te bereiken. De tweede cyclus (2008-2010) werd uitgezet op basis van een procedure die gelijkt op de procedure die voor 2004-2005 van toepassing was. In België staat het Nationaal Hervormingsprogramma onder toezicht van een Politiek Begeleidingscomité dat wordt voorgezeten door de secretaris van het Overlegcomité en voornamelijk bestaat uit de ministers-presidenten, de vicepremiers, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken. De redactie van het NHP gebeurt door een Redactiecomité dat wordt geleid door de Kanselarij van de Eerste Minister. Elk van de drie delen van het NHP wordt door
22
De geïntegreerde richtsnoeren bestaan uit 8 richtsnoeren voor de werkgelegenheid die de 16 macro- en micro-economische richtsnoeren volgen.
200
een overheidsinstelling gepiloteerd. Het werkgelegenheidshoofdstuk (deel 3) valt onder de verantwoordelijkheid van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. De gemeenschappen en gewesten werken mee aan de opstelling ervan. Het macro-economische hoofdstuk komt voor rekening van het Federaal Planbureau en de FOD Economie. Deze laatste staat in voor het micro-economische hoofdstuk (hoofdstuk 2). De minister-president draagt de verantwoordelijkheid voor de Brusselse bijdrage aan alle hoofdstukken van het NHP.
Het NHP 2008-2010 in grote lijnen Naast de globale doelstelling tot verbetering van de lopende hervormingen via een beter governance, behoudt de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid dezelfde drie actieprioriteiten als tijdens de eerste cyclus (2005-2008): meer mensen op de arbeidsmarkt krijgen en de socialezekerheidsstelsels moderniseren; het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en de flexibiliteit van de arbeidsmarkt vergroten; investeringen in menselijk kapitaal verhogen door beter onderwijs en betere vaardigheden. Volgens het Belgische NHP 2008-2010 streven alle overheidsinstellingen hetzelfde doel na: het concurrentievermogen en de werkgelegenheid verstevigen om een evenwichtig sociaal en ecologisch beleid te blijven voeren. Het NHP 2008-2010 omvat vijf sociaaleconomische prioriteiten (assen genaamd): een globale werkgelegenheidsstrategie, onder meer via een versterking van het activeringsbeleid, levenslang leren, en de strijd tegen werkloosheidsvallen; het voortzetten van het beleid gericht op de vermindering van de (fiscale en parafiscale) lasten op arbeid in het bijzonder voor de lage en middeninkomens; de aanmoediging van de ondernemerszin, onder meer met een actieplan gericht op de kleine en middelgrote ondernemingen, onderzoek en ontwikkeling (O&O), en innovatie; de versterking van het systeem van sociale bescherming als belangrijke bron van welvaart en welzijn en de strijd tegen de armoede; versterking van het beleid met betrekking tot het leefmilieu en duurzame ontwikkeling. Deze 5 assen worden naar voren geschoven als antwoord op de aanbevelingen van de Commissie in 2008: duurzaamheid van de openbare financiën, verlaging van de belastingsdruk op arbeid, hanteren van een flexizekerheidsbenadering, verhoging van de arbeidsmarktparticipatie, in het bijzonder van oudere werknemers en kwetsbare groepen, vermindering van de regionale verschillen, bevordering van levenslang leren, en acties op het vlak van de mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten, de O&O-intensiteit en innovatie. Het hoofdstuk van het NHP getiteld “Flexicurity als evenwichtige aanpak voor een inclusieve arbeidsmarkt met meer en betere banen” herneemt in grote lijnen de doelstellingen die in de voorgaande cyclus werden nagestreefd en herbevestigt de wil van de overheden om deze te bereiken. Het is wel degelijk de bedoeling om meer personen op de arbeidsmarkt te integreren en ervoor te zorgen dat ieder over de kwalificaties beschikt om een job te vinden en zich aan de nieuwe vereisten op de arbeidsmarkt aan te passen. Het NHP reikt de voornaamste principes inzake flexicurity aan, zodat elk bevoegdheidsniveau op basis van de eigen kenmerken kan handelen ten behoeve van een gemeenschappelijke strategie die de samenwerking tussen de partners versterkt. We denken hier onder meer aan de essentiële rol van de sociale gesprekspartners.
201
Het programma inzake werkgelegenheid 2008-2010 benadrukt de volgende aspecten: onderwijs en levenslang leren optimaal op elkaar afstemmen; de voorzieningen inzake begeleiding, opvolging en controle van de werkzoekenden versterken; de samenwerking tussen de autoriteiten intensiveren teneinde de intergewestelijke mobiliteit te vergemakkelijken om op termijn de prestaties van de gewesten op het niveau van de beste in de EU te brengen; het wegnemen van hindernissen om toegang tot werk te krijgen (onder meer financiële belemmeringen), zodat het aanbod aan potentiële werknemers verruimt; de actie meer laten focussen op de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, zoals de jongeren, personen van vreemde origine, gehandicapte personen … Het NHP 2008-2010 berust ten slotte op het principe dat werkgelegenheidsbeleid en het sociaal beleid moet worden verdiept.
de
synergie
tussen
het
Toen in 2008 de Brusselse bijdrage aan het NHP 2008-2010 werd uitgewerkt, werd het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling opnieuw bevestigd als monitoringinstrument van het economische en tewerkstellingsbeleid van het Gewest. De Lissabonstrategie werd in twee prioritaire doelstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgenomen: de toegang tot werk (in het bijzonder voor laaggeschoolde jongeren); de economische groei en ontwikkeling, vooral in stedelijke gebieden zonder veel voorzieningen. In maart 2009 hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan de aanbevelingen en het verslag van de Commissie over de door België gemaakte vooruitgang 23 met het oog op de voortzetting van de structurele hervormingen in het kader van de Lissabonstrategie en dit in de context van het Europees economisch herstelplan. Het verslag bemerkt dat het land een reeks maatregelen heeft genomen om de macro-economische stabiliteit te verstevigen. Het erkent daarenboven de inspanningen die België levert om de aanbevelingen van de Commissie in aanmerking te nemen en om de middelen die via de structuurfondsen werden verworven zo goed mogelijk te gebruiken om de doelstellingen van de strategie waar te maken. Het verslag benadrukt bovendien de vooruitgang die werd geboekt inzake de samenwerking tussen de overheden. Zoals in 2008 hebben de twee belangrijkste aanbevelingen betrekking op de verlaging van de belastingsdruk op arbeid en tegelijkertijd op de verstrenging van de begrotingssanering, alsook de verbetering van de mededinging op de gas- en elektriciteitsmarkten. De Commissie beveelt België verder aan om in het kader van een geïntegreerde flexizekerheidsbenadering de uitvoering van de gecoördineerde maatregelen van de overheidsdiensten te bespoedigen teneinde de arbeidsmarkt efficiënter te laten werken, het systeem van de werkloosheidsuitkeringen te herzien om werklozen sneller opnieuw op de arbeidsmarkt in te schakelen, de arbeidsmarktparticipatie te vergroten (in het bijzonder van oudere werknemers en inwijkelingen), gewestelijke verschillen te verminderen en levenslang leren in alle gewesten te bevorderen. Tot slot merken we op dat al deze instrumenten een diverse uitvoering hebben gekend vanwege de steeds duidelijkere gevolgen van de financiële crisis op de economische groei en de tewerkstellingsdynamiek, die zich zowel bij de ondernemingen als onder de werknemers en de burgers van de EU laten voelen. De Europese Unie en de lidstaten hebben eind 2008 dan ook economische herstelplannen uitgewerkt, die soms scherp werden bekritiseerd omwille van hun versnippering en het gebrek aan politieke samenhang.
Afloop van de Lissabonstrategie en vooruitzichten 2011 Toen de Lissabonstrategie in 2010 ten einde liep, kondigde de Europese Commissie de lancering van een nieuwe tienjarige strategie, Europa 2020, aan. In maart 2010 stelde de Commissie deze nieuwe strategie voor in een document met de naam “Europa 2020: een strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei”. De Europese Raad heeft op 25 en 26 maart 2010 de belangrijkste elementen uit de mededeling van de Commissie goedgekeurd en op 17 juni 2010 de nieuwe strategie aangenomen. 23
Het gaat om de vooruitgang die tot eind 2008 werd geboekt.
202
Op deze manier hoopt de EU de Europese groei na de crisis terug aan te zwengelen en bepaalde doelstellingen van de Lissabonstrategie (waarvoor de balans eerder middelmatig is) te bereiken en tegelijk nieuwe en ambiteuzere doelstellingen vast te leggen (met name de doelstelling arbeidsparticipatie). Er werden drie hoofdlijnen bepaald:
een slimme groei vanuit een economie gebaseerd op kennis en innovatie;
een duurzame groei gedragen door een concurrerendere, groenere economie die efficiënter omspringt met grondstoffen;
een inclusieve groei, die een economie met een hoge arbeidsparticipatie stimuleert en tegelijk de sociale en territoriale cohesie bevordert.
In juni 2010 stelde de Europese Raad de volgende vijf doelstellingen vast:
een arbeidsparticipatiegraad van 75% voor vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep 20-64 jaar;
betere voorwaarden voor onderzoek en ontwikkeling, door 3% van het privé- en overheidsgeld in deze sector te investeren;
20% minder uitstoot van broeikasgassen dan in 1990 (of zelfs 30% tegen 2020 voorzover er op dit niveau een wereldwijd akkoord bestaat) en verhoging tot 20% van het aandeel van duurzame energiebronnen in het totale eindverbruik;
betere onderwijsprestaties, met name door het aantal voortijdige schoolverlaters onder de 10% te brengen en een diploma van het hoger onderwijs (of equivalent) voor minstens 40% van de personen in de leeftijdsgroep 30-34 jaar;
meer sociale inclusie, in het bijzonder door de armoede terug te dringen en ervoor te zorgen dat ten minste 20 miljoen mensen minder het slachtoffer van armoede en uitsluiting zijn of dreigen te worden.
De lancering van de Europa 2020-Strategie in 2011 zal via de introductie van het Europees Semester gepaard gaan met een opgedreven economische coördinatie, om zo de Europese economische en sociale agenda’s beter op elkaar af te stemmen. De lidstaten zullen in 2011 en nieuw Nationaal Hervormingsprogramma moeten indienen. Het Brussels Gewest zal meewerken aan de redactie van het Belgische NHP.
203
TABEL MET DE TEWERKSTELLINGSMAATREGELEN, RICHTSNOEREN, CET Tabel met de tewerkstellingsmaatregelen die in 2008 werden opgetekend volgens hun eventuele cofinanciering door een Europees structuurfonds (ESF of EFRO), hun afstemming op de richtsnoeren voor de werkgelegenheid 2008-2010 en de prioriteiten van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling 2005-2010.
Maatregelen
GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ PLAATSELIJKE BESTUREN GESUBSIDIEERDE CONTRACTUEEL BIJ OPENBARE DIENSTEN DOORSTROMINGSPROGRAMMA'S BEHEER VAN COLLECTIEVE ONTSLAGEN STARTBAANOVEREENKOMST IN DE GLOBALE MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN STARTBAANOVEREENKOMST BIJ INSTELLINGEN VAN OPENBAAR NUT CONSTRUCTIE VAN HET BEROEPSPROJECT JOBFOCUS DIENST BEGELEIDING ACTIEF ZOEKEN NAAR WERK SOCIOPROFESSIONEEL INSCHAKELINGSPROGRAMMA MET DE OCMW'S PARTNERSHIP INZAKE SOCIOPROFESSIONELE INSCHAKELING BEGELEIDING VAN SPECIFIEKE DOELGROEPEN BEGELEIDING BIJ DE UITWERKING VAN EEN BEROEPSPROJECT SOCIAAL UITZENDKANTOOR DIENST SOCIALE CONSULTATIE
24
25
26
Europese cofinancierin 17 26 g 24
Richtsnoeren 2008-2010 18
19
20
21
22
Prioriteiten van het CET 25 23
x
24
As 1
As 2
As 3
Hfdst. 5
x
Hfdst. 5
x
Hfdst. 5 en 6 x
x
x
x
x
x (1) (1)
x
(2) (3) (4) (5)
x
x
x
Hfdst. 5 Hfdst. 5 Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 2 en 7
x
Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 1 en 2
x
Hfdst. 1, 3 en 7
x
Hfdst. 1 en 3
x
Hfdst. 1 en 3
x x
Hfdst. 1
Cofinanciering van de maatregel (of een gedeelte ervan) in het kader van het Operationeel Programma ESF Doelstelling Regionaal Concurrentievermogen en Werkgelegenheid van het BHG (1) of van de programmering ESF Doelstelling 3 Wallonië Brussel (2) of Vlaanderen (3) of federaal (4) of in het kader van het EFRO-programma van het BHG (5). Alleen de maatregelen die in het document worden geciteerd, worden in beschouwing genomen. Het document heeft immers niet de bedoeling een overzicht van alle rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstellingsmaatregelen te geven. Richtsnoer voor de werkgelegenheid toepasbaar op alle aangewende maatregelen, zodra het richtsnoer de bedoeling heeft om het werkgelegenheidsbeleid uit te voeren teneinde volledige werkgelegenheid te bereiken, de kwaliteit en de productiviteit van het werk te verbeteren en de sociale en territoriale samenhang te bevorderen. Dit beleid zou de Europese Unie moeten helpen om tegen 2010 gemiddeld het volgende te bereiken: een totaal tewerkstellingspercentage van 70%; een tewerkstellingspercentage bij vrouwen van minstens 60% alsook een tewerkstellingspercentage bij oudere werknemers (55 tot 64 jaar) van 50%. Bovendien zou het de werkloosheid en inactiviteit terugdringen. De Lidstaten zouden moeten overwegen om nationale doelstellingen inzake tewerkstellingspercentage vast te leggen.
204
Maatregelen
Europese cofinancier 17 ing
Richtsnoeren 2008-2010 18
19
20
21
BEROEPENREFERENTIECENTRA
x
TUSSENKOMST IN DE KOSTEN VAN NIEUWE INSTALLATIE VAN WERKLOZEN BEROEPSOVERSTAPPREMIE
x
BEVORDERING VAN DE DIVERSITEIT IN DE ONDERNEMINGEN INFORMATIELOKET VOOR DISCRIMINATIE BIJ AANWERVING ACTIRIS-NETWERK VAN PARTNERS VOOR WERK BRUSSELS OBSERVATORIUM VOOR DE WERKGELEGENHEID TEGEMOETKOMINGEN VOOR OPLEIDINGEN HULP VOOR CONSULTANCY TEGEMOETKOMING IN HET KADER VAN KONINKLIJK BESLUIT 123 TEGEMOETKOMING IN HET KADER VAN KONINKLIJK BESLUIT 258
(1)
24
As 1
x
x
Hfdst. 7 en 8
As 2
As 3
Hfdst. 2 en 10
x x
Hfdst. 10
(1)
x
(1)
x
Hfdst. 7 x
Hfdst. 18
x
Hfdst. 18 x
PARTNERSHIP IN HET KADER VAN EEN INSCHAKELINGSTRAJECT VIA ECONOMISCHE WEG
(1)
STARTERSFONDS, MICROKREDIET EN ACHTERGESTELDE LENING
(5)
STEUN AAN DE ACTIVITEITENCOÖPERATIEVEN ERKENNING EN FINANCIERING VAN DE PLAATSELIJKE INITIATIEVEN VOOR DE
Hfdst. 18
x
Hfdst. 18
x
x
Hfdst. 15 en 16
x
x
x
x
Hfdst. 15 en 23
x
Hfdst. 23
x
ONTWIKKELING VAN DE WERKGELEGENHEID EN DE INSCHAKELINGSONDERNEMINGEN
x
(2)
x x
TOEZICHT OP DE WETGEVING BETREFFENDE HET GEMENGD BEHEER VAN DE
Hfdst. 25 Hfdst. 2 x Hfdst. 10 en 13
x
ARBEIDSMARKT
TOEKENNING VAN ARBEIDSKAARTEN AAN BUITENLANDSE WERKNEMERS TOEZICHT VAN DE GEWESTELIJKE WERKGELEGENHEIDSINSPECTIE OP DE WETGEVING
x
x x
BETREFFENDE DE TEWERKSTELLING VAN BUITENLANDSE WERKNEMERS
x
Hfdst. 27
Hfdst. 23
(1)
BEHEER VAN DE ARBEIDSMARKT
ONDERSTEUNING BIJ PROFESSIONELE INSCHAKELING: DE CHEQUES INDIVIDUELE BEROEPSOPLEIDING IN DE ONDERNEMING OPVANG VAN DE KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN PARTNERSHIP VOOR DE OPVANG VAN KINDEREN VAN WERKZOEKENDEN
23
x
STEUN VOOR DE ONTWIKKELING VAN ECONOMISCHE ACTIVITEITEN
TERRITORIAAL PACT VOOR DE WERKGELEGENHEID COÖRDINATIE EN OVERLEG VAN DE PLAATSELIJKE INSCHAKELINGSPARTNERS ERKENNING VAN DE TEWERKSTELLINGSPARTNERS IN HET KADER VAN HET GEMENGD
22
Prioriteiten van het CET
x x
Hfdst. 13 x
Hfdst. 9
x (1)
x
(1)
x
205
MAATREGELEN GENOMEN TOT UITVOERING VAN HET SAMENWERKINGSAKKOORD x
BETREFENDE DE BEVORDERING VAN DE INTERREGIONALE MOBILITEIT VAN DE
x
Hfdst. 2
WERKZOEKENDEN
BRUJOBS
x
206
AFKORTINGEN 1ste graad Vroeger werd dit het lager onderwijs genoemd (met inbegrip van het eerste jaar van het basissecundair onderwijs) 2de graad Vroeger werd dit het lager secundair onderwijs genoemd (met inbegrip het doorstromingsonderwijs) 3de graad Vroeger werd dit het hoger secundair onderwijs genoemd (met inbegrip van het doorstromingsonderwijs en het aanvullende 7de jaar beroeps- of technisch onderwijs) AAZW Atelier voor het Actief Zoeken naar Werk ABD/AOD Arbeidsovereenkomst voor bepaalde/onbepaalde duur ABVV Algemeen Belgisch Vakverbond ACLVB Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België ACV Algemeen Christelijk Vakverbond ADG Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft Agoria Federatie van de technologische industrie AMB Arbeidsmarktbeleid APE Aide à la Promotion de l’Emploi AZW Actief Zoeken naar Werk BAO Brussels Agentschap voor de Onderneming BC Bedrijvencentrum BCO Begeleiding Collectief Ontslag Beci Brussels Enterprises Commerce and Industry BEW Bestuur Economie en Werkgelegenheid BESOC Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité BGHM Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij BHG Brussels Hoofdstedelijk Gewest BNCTO Brussels Nederlandstalig Comité voor Tewerkstelling en Opleiding BRC Beroepenreferentiecentrum BROH Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting BS Belgisch Staatsblad BSD Begeleiding van specifieke doelgroepen BTW Belasting over de Toegevoegde Waarde BUBP Acties ter begeleiding van de uitwerking van een beroepsproject CBP Contract voor Beroepsproject (of tewerkstellingscel in het kader van de maatregel “Beheer van collectieve ontslagen”) CDBO Centrum voor Deeltijds Beroepsonderwijs CDO Centrum voor Deeltijds Onderwijs CDV Centrum voor Deeltijdse Vorming CEFA Centre d’éducation et de formation en alternance CET Contract voor de Economie en de Tewerkstelling DAC Derde arbeidscircuit Dienst BAZW Dienst Begeleiding Actief Zoeken naar Werk Dimona Déclaration immédiate – onmiddellijke aangifte DSP Doorstromingsprogramma EAK Enquête naar de arbeidskrachten EEBIC Erasmus European Business and Innovation Center EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Eniac ESF-NAP-Impact-Assesment Cell ESF Europees Sociaal Fonds ESRBHG Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest EWS Europese Werkgelegenheidsstrategie FeBISP Fédération bruxelloise des opérateurs de l’Insertion Socioprofessionnelle Federgon Federatie van partners voor werk Fedichem Federatie van de chemische industrie FGC Franse Gemeenschapscommissie FOD Federale Overheidsdienst
207
Forem GECO GIAStS GIMB GOMB GSSO GWI IAM IBF IBO ICAB ICT INR IO ION ISPI Jobfocus KB KBO kmo KSZ LEL MIVB MBHG NBB NHP NICT NT2 NWP NWWZ OCMW OESO ONE OTD OOTB PES PIOW POD Prime PWA RDBB RS RSVZ RSZ RSZPPO RVA SBO SPI ULB UCL URBAN
Office régional wallon de la Formation professionnelle et de l’Emploi Gesubsidieerde contractuelen Gewestelijke interministeriële afvaardiging voor stedelijke solidariteit Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Brussel Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Brussel Gewestelijk secretariaat voor stedelijke Ontwikkeling Gewestelijke werkgelegenheidsinspectie Informatie arbeidsmarkt Interdepartementaal Begrotingsfonds Individuele beroepsopleiding in de onderneming Incubatiecentrum Arsenaal Brussel Informatie en Communicatie Technologie Instituut voor de Nationale Rekeningen Inschakelingsonderneming Instellingen van Openbaar Nut Instellingen voor socioprofessionele inschakeling Jobfocus Koninklijk besluit Kruispuntbank van Ondernemingen Kleine en middelgrote onderneming Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid Lokaal economieloket Maatschappij voor Intercommunaal vervoer te Brussel Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Nationale Bank van België Nationaal Hervormingsprogramma Nieuwe informatie- en communicatietechnologieën Nederlands Tweede Taal Actiris-Netwerk van Partners voor Werk Niet-werkende werkzoekende Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Office de la Naissance et de l’Enfance Openbare tewerkstellingsdienst Overleg Opleidings- en Tewerkstellingsprojecten Brussel Public Employment Service Plaatselijk initiatief voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid Programmatorische federale overheidsdienst Projet régional d’insertion dans le marché du Travail (Wallonie) Plaatselijke Werkgelegenheidsagentschap Regionale Dienst Beroepsopleiding Brussel Richtsnoer Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Startbaanovereenkomst Socioprofessionele inschakeling Université libre de Bruxelles Université catholique de Louvain Communautair initiatiefprogramma van EFRO t.v.v. de duurzame ontwikkeling van steden en wijken in crisis EU/niet-EU Inwoner van de Europese Unie/Inwoner van een land buiten de Europese Unie VDAB Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding VSGB Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest VTE Voltijdse equivalenten VUB Vrije Universiteit Brussel VZW Vereniging zonder winstoogmerk
208
WASO WEP+ WGO WZUA zko
Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (federale overheidsdienst) Werkervarings-plus’ Wereldgezondheidsorganisatie Werkzoekende die een uitkeringsaanvraag heeft ingediend Zeer kleine onderneming
209