INTERVIEW
Tweede meting (versie JULI 2006)
Bloedafname en medisch interview
NESDA Nederlandse Studie naar Depressie en Angst TWEEDE METING
Wilt u hier de invuldatum invullen? …….dag
……..maand ……….jaar
Onderzoeksassistente: ……………………………
Bloed afname Zoals u in de informatie heeft kunnen lezen, willen we ook graag uw bloed prikken. 1. Is er bloed geprikt? 1. ja 2. nee 2. Zijn alle benodigde bloed buisjes gevuld? Aantal: 10. Indien alle buisjes aanwezig zijn omcirkel dan 0. Omcirkel anders de buisjes die ontbreken. Nr 0 1 2 3 4 5 6 7 8
Vacutainer Alle buisjes zijn afgenomen Stolbuis Proteomics (rood: 7ml) Citraat (blauw: 4,5ml) Heparinegel (lichtgroen: 3ml) Heparine zonder gel (donkergroen: 7ml) EDTA (paars: 6 ml) EDTA (paars: 6ml) EDTA (lila: 2ml) NaF (grijs: 2ml)
2a. Extra bloedprikken voor DNA: (INTERVIEWER: zie RCF) Gelukt
Mislukt
Niet nodig
ACD (Geel) EDTA (Paars) 3. Was respondent nuchter? 1. ja: (beschuit of cracker met mager vlees, stukje ontbijtkoek, thee zonder suiker en zonder melk Cafeïne vrije koffie zonder suiker en zonder melk zijn toegestaan) 2. nee, had namelijk het volgende gegeten:_________________________________ gegeten om ……………………uur. Bij nee (2 op 3): Het voedsel bevatte Omcirkel het antwoord meerder mogelijkheden toegestaan. 1. Suiker producten 2. Zuivel producten (exclusief margarine en boter) 3. Andere producten………. 4. Hoe laat heeft u gisteravond voor het laatst iets gegeten of gedronken? (Water en Thee zonder suiker zijn toegestaan) ……uur ….minuten 5. Hoe laat bent u vanmorgen opgestaan? ….. uur …… minuten 6. Hoe laat staat u gewoonlijk op? ….. uur …… minuten
7. Opmerkingen bij het bloedprikken …………………………..…………………………. ………………………………………………………………………………………………. Instructie: Na het bloed prikken moeten de biologische handelingen gedaan worden! Het VU-AMS kastje moet zo lang mogelijk aangekoppeld blijven.
Medisch interview
Instructie: Omdat sommige psychische klachten kunnen samengaan met lichamelijke klachten, willen we graag een aantal lichamelijke bepalingen doen zoals het meten van uw gewicht, bloeddruk, heupomvang, tailleomvang, spierkracht en longfunctie. Daarnaast willen we middels een hartkastje (vergelijkbaar met een walkman) uw hartactie meten. Ik wil graag beginnen met uw gewicht, wilt u alstublieft uw schoenen en uw trui / jas(je) uitdoen. Bij het meten van de volgende medische handelingen, evt. jasje uitdoen, mouw van blouse of trui op laten stropen, maar dit mag niet knellen. Truien en schoenen ook uit laten doen. Laat de respondent op de weegschaal staan, en noteer het gewicht. 1. Gewicht:
,
kg
Laat de respondent met de hakken tegen de meetlat staan, en noteer de lengte. 2. Lengte:
cm.
3. Waren de schoenen / colbertje / vest bij het meten van het gewicht en lengte uit? 1. ja 2. nee 4. Opmerkingen bij meten gewicht en/of lengte .………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… Dan wil ik nu graag uw heupomvang meten. 5. Heupomvang (over broek of rok heen meten):
cm
6. Verliep het meten van de heupomvang volgens protocol? 1. ja 2. nee 3. respondent weigert meting 7. Opmerkingen bij meten heupomvang ……………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… De taille wordt gemeten over de kleding heen (wel colbertje of vest uit) met een centimeter. 8. Tailleomvang (over broek of rok heen meten): 9. Verliep het meten van de tailleomvang volgens protocol? 1. ja 2. nee
cm
3. respondent weigert meting 10. Opmerkingen bij meten tailleomvang ……………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………… Vraag voordat je met het VU-AMS systeem aan de slag gaat of de respondent van het toilet gebruik wil maken. Met het VU-AMS systeem om, is een toiletbezoek ingewikkelder. Leg de respondent uit wat de bedoeling is: “Wij willen graag de algemenere werking van uw hart in kaart brengen. Dit geeft ons namelijk inzicht in een mogelijke samenhang tussen psychische problemen en de functie van het hart. Hiervoor is er een soort van walkman gemaakt, die door middel van 6 elektrodes uw hartactie kan volgen. De registratie van deze 6 elektrodes levert informatie op vergelijkbaar met die van een ECG. Een belangrijk verschil is echter dat het hier niet gaat om een klinische meting waarmee je hartritme problemen kunt opsporen. Dit laatste is niet ons doel. Deze meting levert onderzoeksgegevens over met name hartslag en ander indicators van hartactie”. 11. Vindt u het goed als we uw hartactie gaan volgen? 1. Ja 2. Nee Indien Ja: dan wil ik u vragen uw bovenkleding uit te doen, zodat ik de elektrodes op kan plakken. Nadat ik dat gedaan heb mag u uw bovenkleding weer aan doen. Tijdens het interview en het invullen van de vragenlijsten, houdt u het kastje om. 12. Is het VU-AMS systeem goed bevestigd, en zijn de signalen op de computer goed doorgekomen? 1. Ja 2. Nee, probeer de signalen te verbeteren bijvoorbeeld door te checken of de elektroden op de juiste plaats zijn aangebracht. 12A. Meet de afstand tussen elektrode 1 en 4 (op het borstbeen). cm Indien het systeem goed is bevestigd, druk tweemaal kort achter elkaar op de event-button van het VU-AMS systeem en noteer de tijd die links onderaan wordt aangegeven op de laptop 13. Tijd is:
:
uur
Laat de respondent nu rustig zitten en tot rust komen. Instructie: We willen uw bloeddruk meten. Maar alvorens dat te doen wil ik u graag een aantal medische vragen stellen: 14. Heeft u in de afgelopen week koorts gehad? 1. ja 2. nee 15. Heeft u in de afgelopen week last gehad van verkoudheid? 1. ja 2. nee
Alleen bij vrouwen: stel vraag 16. Bij mannen ga naar17. 16a. Heeft u (nog) een menstruele cyclus? 1. Ja , ga verder naar vraag b 2. Nee, in overgang (geweest), ga verder naar bloeddruk 3. Nee, geen baarmoeder meer, ga verder naar bloeddruk 16b. Hoeveel dagen duurt uw menstruele cyclus normaal gesproken? ___________ dagen INTERVIEWER: Het gaat om de cyclus en NIET om de menstruatieperiode!! Het antwoord zal over het algemeen tussen de 3 tot 6 weken liggen. Check bij afwijking hiervan of de respondent echt praat over de cyclus. 16c. Hoeveel dagen geleden heeft u voor het laatst uw menstruatie gehad (interviewer: reken terug tot de dag dat de menstruatie begon)? ____________dagen INDIEN ANTWOORD op 16c, 5 weken (35 dagen) of langer is of bij twijfel: Is respondent zwanger? Ja / nee / Onzeker Is respondent recent bevallen? Ja / nee (minder dan een jaar geleden) Geeft respondent borstvoeding? Ja / nee Zoals gezegd zullen we nu uw bloeddruk meten. We willen dit eerst doen aan uw bovenarm en dan aan uw enkel. U kunt rustig blijven zitten. 17 a. Tijdstip start bloeddruk meting:
:
uur
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS systeem. Interviewer: vul bloeddruk gegevens in in onderstaande tabel. NB: De bloeddrukmetingen dienen aan de rechter lichaamshelft gemeten te worden. Bovendruk in mm Hg Arm bloeddruk Omron eerste meting Omron tweede meting Doppler eerste meting Doppler tweede meting Enkel bloeddruk Doppler eerste meting Doppler tweede meting 17b. Tijdstip einde bloeddruk meting:
Onderdruk Polsslag in mm Hg
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
n.v.t. n.v.t. :
Eventuele opmerkingen
uur
Druk nu op de event button (rode knop) van het VU-AMS syteem.
We zouden graag uw spierkracht willen meten. Hiervoor zou ik u willen vragen om tweemaal zo hard als u kan het volgende instrument in te drukken. Bent u linkshandig of rechtshandig? 1. Linkshandig Æ Meet spierkracht aan de Linkerhand 2. Rechtshandig Æ Meet spierkracht aan de Rechterhand Interviewer: indien respondent aangeeft dat hij/zij momenteel pijn heeft in zijn/haar hand, meet spierkracht dan aan de andere hand Interviewer: Belangrijk! Stimuleer de persoon zo goed mogelijk zijn/haar best te doen. Laat de respondent rustig zitten en overhandig de respondent de spierkracht meter. Instructie: Het is de bedoeling dat u zo hard als u kunt in deze meter knijpt. We gaan deze test tweemaal doen. Als ik start roep, kunt u beginnen. Klaar?.... Start………Kom op, knijpt u zo hard als u kunt ---knijpen --- knijpen 18 a. Eerste resultaat van spierkracht meting:
,
kg
18 b. Tweede resultaat van spierkracht meting:
,
kg
18 c. Is spierkracht goed gemeten: 1. Ja, aan linker hand 2. Ja, aan rechterhand 3. Nee, namelijk doordat_____________________________________________ Tenslotte willen we graag een indicatie krijgen van uw longfunctie. Zeg tegen de respondent: Als u in dit apparaatje blaast zal de grootste hoeveelheid lucht die u snel kunt uitblazen worden opgenomen. Het is heel belangrijk dat u zo snel en zo hard blaast als u kunt. Ik wil graag dat u de oefening twee keer doet. Controleer of het apparaat op 0 staat en of de respondent het apparaat losjes vasthoudt. De gleuf moet van de hand afwijzen, zodat haar/zijn vingers niet over de gleuf heen zitten. 19a. Eerste resultaat van peakflow meting: 19b. Tweede resultaat van peakflow meting:
Overige opmerking over het medische interview gedeelte………………………….. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Demografische gegevens We beginnen met een aantal vragen over enkele achtergrondgegevens van u en uw eventuele naasten. Daarbij komen verschillende onderwerpen aan de orde zoals, opleiding, beroep, partner enzovoort. Een aantal vragen hebben we reeds in het vorige interview gevraagd, maar willen we graag nalopen om na te gaan of er veranderingen zijn opgetreden. 1. Wat is op dit moment uw burgerlijke staat? Interviewer lees de antwoordalternatieven voor. Bent U ….. 1. Nooit gehuwd geweest 2. Gehuwd, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 3. Gescheiden van tafel en bed, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 4. Voor de wet gescheiden, sinds (dag, maand, jaar)……………….................... 5. Weduwe/ weduwnaar, sinds (dag, maand, jaar)………………………… 1b.
Hoe vaak bent u getrouwd geweest? ..............keer 1c. Hoe oud was u toen u voor het eerst trouwde? ……… jaar
Onder een partner verstaan we iemand van het andere dan wel hetzelfde geslacht met wie wordt samengewoond. Of iemand met wie u niet samenwoont maar bijvoorbeeld een LAT relatie heeft als uw partner beschouwt.
2. Kunt u aangeven hoeveel partners u in uw leven heeft gehad? /interviewer 98=wil niet zeggen 99=weet niet/
….
Indien ongehuwd, gescheiden of weduwe (1,3,4,5): 3. Heeft u momenteel iemand die u als een vaste partner beschouwt? 1. Ja
2. Nee → ga naar vraag 5 3a. Zo ja, is uw partner een man of een vrouw? 1. Man 2. Vrouw 3b. Sinds wanneer heeft u deze partner? Sinds (jaartal ) maand- jaar 3 c Observatie INTERVIEWER: is dit een nieuwe partner? INTERVIEWER: Check de interviewdatum op het RCF formulier. Indien later dan de interviewdatum scoor dan 2. 1. Geen nieuwe partner 2. Nieuwe partner
4. Indien nieuwe partner Wat is de hoogste opleiding die uw partner met een diploma heeft afgerond? Indien gescheiden of verweduwd en geen nieuwe partner Wat is de hoogste opleiding die uw voormalige partner met een diploma heeft afgerond? 1. Geen diploma of enkele jaren lagere school 2. Basisonderwijs / lagere school 3. VSO (voortgezet speciaal onderwijs) 4. VBO / LBO (huishoud-, ambacht-, technische school of interne bedrijfsopleiding), MBOkort 5. Leerlingwezen, ULO 6. MAVO, MULO, VMBO 7. MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau 8. HAVO, VWO, Gymnasium, HBS, MMS 9. HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau 10. Wetenschappelijk Onderwijs, universiteit 11. Anders, nl…………………………… 12. Weet niet 13. Niet van toepassing
4b. Indien partner en nieuwe partner 4c. Wat is de huidige werksituatie van uw partner? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Betaald werk, 12 uur per week of meer Betaald werk, maar minder dan 12 uur per week Werk in eigen huishouden Werkloos / werkzoekend Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) Ziektewet Gepensioneerd of in de VUT Scholier, student
9. 10.
5.
Werkzaam als vrijwilliger Anders……………………………
Op antwoordkaart X staan een aantal gebeurtenissen die de samenstelling van een familie beïnvloeden Is er in het sinds het vorige interview een verandering opgetreden in uw familiesamenstelling (meerdere antwoorden mogelijk)? U mag meerdere antwoorden aangeven. Wilt u mij de gebeurtenissen noemen die van toepassing zijn 1. Er is een kind of kleinkind geboren 2. Er is een kind of kleinkind getrouwd 3. Er is een kind of kleinkind gescheiden 4. Er is een kind of kleinkind overleden 6 Er is een broer of zus getrouwd. 7 Er is een broer of zus gescheiden. 8. Er is een broer, zwager of (schoon)zus overleden 9. Vader is overleden 10. Moeder is overleden 11. Vader is opnieuw getrouwd 12 Moeder is opnieuw getrouwd 11. Een van de schoonouders is overleden 12. Een van de schoonouders is opnieuw getrouwd
Indien 5.9.: 5.9.a Wanneer is uw vader overleden? Maand ………. Jaar ………. 5.9.b Wat was de leeftijd van uw vader toen hij overleed? _________ jaar 999= weet niet. Indien 5.10 5.10.a Waneer is uw moeder overleden? Maand ……….. Jaar ………. 5.10.b Wat was de leeftijd van uw moeder toen zij overleed? __________ jaar 999= weet niet 6. In welk land is/was uw vader geboren? We bedoelen hier uw biologische vader. 1. Nederland 2. Ander Europees land: nl…………………… 3. Marokko
4. 5. 6. 7. 8. 9.
Turkije Suriname Nederlandse Antillen /Aruba Indonesië Ander niet-Europees land: nl………………. Weet niet
7. In welk land is/was uw moeder geboren? We bedoelen hier uw biologische moeder. 1. Nederland 2. Ander Europees land: nl…………………… 3. Marokko 4. Turkije 5. Suriname 6. Nederlandse Antillen /Aruba 7. Indonesië 8. Ander niet-Europees land: nl………………. 9. Weet niet 8. Uit hoeveel mensen bestaat het huishouden waar u in woont, uzelf meegerekend? ................................. 9. Indien meer dan 1, Kunt u aangeven welke mensen dat zijn? Interviewer: meerdere antwoorden mogelijk, omcirkel de antwoorden die van toepassing zijn. 1. Partner 2. Vader 3. Schoonvader 4. Moeder 5. Schoonmoeder 6. Kinderen, aantal ................ 7. Zus(sen), aantal ................. 8. Schoonzussen, aantal…….. 9. Broer(s), aantal ................. 10. Zwagers, aantal ………….. 11. Neven, nichten, aantal………………… 12. Anderen, namelijk ........................................................................................................ 10. Bent u het sinds het vorige interview verhuisd? 1. Nee Æ ga verder met vraag 11 2. Ja Æ ga verder met vraag 10a 10a. Waaruit bestaat uw huidige huisvesting? 1. 2. 3. 4. 5.
Koopwoning Huurwoning Ouderlijk huis (inwonend bij ouders) Op kamers Beschermd wonen project
6. 7. 8. 9.
Pension / kosthuis Zwervend / dakloos /tehuis voor dak- en thuislozen / sociaal pension Woongroep Anders, namelijk…………………………….…………………………….
10b. Uit hoeveel vertrekken bestaat uw woning dan wel huisvesting. Telt u de badkamer, keuken, open zolder, hal en gang niet mee. Een open keuken met een vloeroppervlakte van 4 vierkante meter of meer en zolderkamers met een eigen deur of raam moet u wel meetellen. Als de respondent met anderen , bijvoorbeeld in een woongroep woont, dan gaat het hier om alle kamers die de leden van de woongroep of het huishouden in totaal bewonen. Aantal kamers ……… 10c. Hoe lang woont u al op dit adres? .....................maanden 11. Heeft u sinds het vorige interview een opleiding met een diploma afgerond? 1. Nee 2. Ja Zo ja, welke (antwoordkaart) 1. 2.
VSO (voortgezet speciaal onderwijs) VBO/LBO (huishoud-, ambacht-, technische school, of interne bedrijfsopleiding), MBO-kort Leerlingwezen MAVO, VMBO MBO-lang, of interne bedrijfsopleiding op MBO niveau HAVO, VWO, Gymnasium HBO of interne bedrijfsopleiding op Hbo-niveau Wetenschappelijk onderwijs, universiteit Anders…….
3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
12. De volgende vragen gaan over uw financiele situatie Mag ik u vragen om ongeveer aan te geven hoeveel geld er netto per jaar binnenkomt bij uw huishouden? Het gaat om het ‘schone of netto’ inkomen, dus wat overblijft na aftrek van belastingen en premies. Als er meer dan 1 persoon in uw huishouden een inkomen heeft, wilt u dan alle netto inkomens bij elkaar optellen. Het betreft hier het inkomen inclusief eventuele uitkeringen zoals WW, bijstand, rentes, maar zonder vakantiegeld en eventuele onkostenvergoedingen. Kiest u het nummer op de kaart (INTERVIEWER: antwoordkaart 3)dat het huishoudinkomen het beste weergeeft. Interviewer: Kies het cijfer bij het bedrag dat het meest met het antwoord overeen komt. (nieuwe antwoordkaart met meer categorieen) 1
netto maandinkomen minder dan 600 euro
1
netto jaarinkomen minder dan 7,200 euro
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
601 - 800 801 - 1000 1001 - 1200 1201 - 1400 1401 - 1600 1601 - 1800 1801 - 2000 2001 - 2200 2201 - 2400 2401 - 2600 2601 - 2800 2801 - 3000 3001 - 3200 3201 - 3400 3401 - 3600 3601 - 3800 3801 - 4000 4001 - 4200 4201 - 4400 4401 - 4600 4601 - 4800 4801 - 5000 > 5000
euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro euro
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
7,201 9,601 12,001 14,401 16,801 19,201 21,601 24,001 26,401 28,800 31,201 33,601 36,001 38,401 40,801 43,201 45,601 48,001 50,401 52,801 55,201 57,601
- 9,600 euro - 12,000 euro - 14,400 euro - 16,800 euro - 19,200 euro - 21,600 euro - 24,000 euro - 26,400 euro - 28,800 euro - 31,200 euro - 33,600 euro - 36,000 euro - 38,400 euro - 40,800 euro - 43,200 euro - 45,600 euro - 48,000 euro - 50,400 euro - 52,800 euro - 55,200 euro - 57,600 euro - 60,000 euro > 60,000 euro
13. Uit welke bronnen ontvangt uw huishouden het inkomen? (Antwoordkaart 4) 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. rente) 6. Andere inkomensbronnen Indien meer dan 1 bron: 13 a. Welk van deze is de grootste bron van inkomsten? 1. Loon of salaris 2. Winst uit eigen bedrijf 3. Pensioen(en) 4. Sociale uitkering(en) 5. Andere bezittingen (bv. Rente) 6. Andere inkomensbronnen 14. Hoeveel personen in uw huishouden hebben een eigen regulier inkomen? U moet eventuele zaterdag- of vakantiebaantjes buiten beschouwing laten. …………………personen.
SECTIE D SOC10A1 SOC4A
D33
Ik wil u nu wat vragen over situaties waarin u angstig of bang zou kunnen zijn. Sommige mensen hebben een sterke angst om dingen te doen in het bijzijn van anderen, of wanneer veel aandacht op hen gericht is. GEEF RESPONDENT KAART 5. Kijk naar de situaties op KAART 5. Heeft u sinds het vorige interview een ongewoon sterke angst gehad voor één van de situaties op deze lijst, of heeft u één van deze situaties sinds het laatste interview vermeden? A.
Heeft u een ongewoon sterke angst gehad voor:
1.
NEE (GA NAAR D43). 1 JA............................. 5
NEE
JA
eten of drinken waar iemand u kan zien?
1
5
2.
praten met mensen omdat u niets te zeggen zou hebben of dom zou lijken?
1
5
3.
schrijven terwijl iemand toekijkt?
1
5
4.
deelnemen aan, of spreken tijdens een vergadering of cursus?
1
5
5.
naar een feestje of andere uitstapje gaan?
1
5
6.
een toespraak houden of spreken in het openbaar?
1
5
7.
Heeft u een ongewoon sterke angst gehad voor een andere situatie waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn?
1
5
ALS CODE 1, GA DAN NAAR D34; VRAAG ANDERS: Kunt u mij een voorbeeld geven van zo’n situatie waar u bang voor bent, waar veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn? VOORBEELD: ______________________________ Omcirkel op kaart 5 elk item met een 5-code SOC10A2 SOC4D
D34
Heeft u sinds het vorige interview vaak situaties, zoals op KAART 5 staan, vermeden, situaties dus waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn? Als code 5, vraag: welke? (nog andere?) ga door met vragen tot R nee zegt. Omcirkel op kaart 5 de door R genoemde items die nog niet omcirkeld waren. Als D 33a.1-7 en D 34 alle 1, ga dan naar D43
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC4G SOC4H
D35
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijden van) situaties, zoals omcirkeld op KAART 5, situaties waarin veel aandacht op u gericht zou kunnen zijn? GA VERDER MET DOORVRAGEN; ANGST SAMENHANGEND MET SPRAAKPROBLEMEN, TRILLEN TIJDENS LICHAMELIJKE ZIEKTE EN EETPROBLEMEN WORDEN BESCHOUWD ALS LICHAMELIJKE ZIEKTE.
VOT:
2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:______________ SOC10A SOC4A
D36
(Was u bang voor/Vermeed u) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, omdat u daarin angst zou kunnen vertonen of zich op een manier zou kunnen gedragen, waar u zich voor schaamt?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
INDIEN NEE: dus u was niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u angst zou kunnen tonen? INDIEN NEE: en u was ook niet bang voor of vermeed de genoemde situaties niet, omdat u zich beschaamd zou voelen over uw gedragingen? INTERVIEWER: INDIEN WEL ANGST/VERMIJDING OM GENOEMDE REDENEN, DAN BIJ VRAAG D36: 5 SCOREN SOC10C SOC4C
D37
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5 overdreven, dat wil zeggen veel sterker dan bij andere mensen?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC10C SOC4C
A.
Was uw (angst voor/vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, onredelijk, dat wil zeggen veel sterker dan dat zou moeten zijn?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC10C SOC4E
B.
Heeft u zich erg aan uzelf geërgerd vanwege (die angst voor/dat vermijden van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC4E
D38
Belemmerde (de angst voor/het vermijden van) één van deze situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, uw leven of bezigheden in belangrijke mate?
NEE…………...... 1 JA…………….......5
SOC4D
D39
Als u in situaties was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek?
NEE ..................... 1 JA......................... 5
SOC10B SOC4B
D40
Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, of dacht
dat u dat zou moeten,
NEE
JA
1.
bloosde of beefde u dan?
1
5
2.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik, of dacht u dat u moest overgeven?
1
5
3.
was u bang dat u de controle over uw darmen of blaas zou verliezen?
1
5
A.
Kijk onderaan de kaart. Als u in een situatie was waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties dus zoals omcirkeld op deze kaart, of dacht dat u dat zou moeten (BEGIN VRAGEN 113 TE STELLEN, MAAR GA NA TWEE VRAGEN MET EEN 5-CODE NAAR D41),
NEE
JA
1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
4.
had u een droge mond?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
9.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
10.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
11.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
12.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
13.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
SOC10ON SOC4ON SOC10R SOC4RE SOC4F
D41
REC: Wanneer was de laatste keer dat u bang was voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5, of wanneer was de laatste keer dat u deze situaties vermeed?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
Als R antwoordt dat dit LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dus dat u in de afgelopen maand niet bang bent geweest voor situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn en dat u in de afgelopen maand geen situaties hebt vermeden?
INDIEN ANTWOORD = “NEE” (dus respondent is in de afgelopen maand WEL BANG geweest of heeft WEL SITUATIES VERMEDEN) Æ SCOOR 1 OF 2. SOC4A
D42
Als u kijkt naar de periode tussen de eerste en de laatste keer, was deze (sterke angst voor/vermijding van) situaties waarin veel aandacht op u gericht kon zijn, situaties zoals omcirkeld op KAART 5 dan gewoonlijk aanwezig wanneer u in deze situaties terecht kwam, of dacht terecht te komen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10A AG4A
D43
GEEF RESPONDENT KAART 6. Ik wil u nu iets vragen over andere situaties waarin u bang geweest zou kunnen zijn. Kijk naar de situaties op KAART 6. Heeft u sinds het vorige interview een sterke angst gehad voor één van de situaties op deze kaart, of heeft u één van deze situaties vermeden?
NEE (GA NAAR D54) . 1 JA............................. 5
A.
Heeft u een gehad voor:
NEE
JA
1.
alleen buitenshuis zijn?
1
5
2.
reizen in een bus, trein of auto?
1
5
3.
zich in een menigte bevinden of in een rij wachten?
1
5
4.
zich in een openbare gelegenheid, zoals een winkel, bevinden?
1
5
OMCIRKEL ELK ITEM MET EEN 5-CODE OP KAART 6 AG10A AG4B
D44
Heeft u vaak situaties zoals op KAART 6 vermeden vanwege uw angst? Als 5 gecodeerd, vraag: Welke? (nog andere?) vraag door tot R nee antwoord. omcirkel op kaart 6 de door R genoemde en NOG NIET omcirkelde items
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS D43A1-4 EN D44 ALLE 1, GA DAN NAAR D54. AG4B
D45
D46
Is er een periode waarin u zo angstig was voor deze situaties dat u daarin niet alleen kon blijven?
NEE (GA NAAR D46) . 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Kon u wel in de situaties zoals omcirkeld op KAART 6 blijven als een bekende u vergezelde?
Heeft u met een dokter gesproken over uw (angst voor/ vermijding van) situaties zoals omcirkeld op KAART 6? VRAAG DOOR.
VOT:
2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:___________________ AG4B
D47
Als u zich in een situatie zoals omcirkeld op KAART 6 bevond, of dacht dat u dat zou moeten, raakte u dan gewoonlijk erg van streek?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10B
D48
Kijk onderaan de kaart. Als u zich in een situatie zoals omcirkeld bevond, of dacht dat u zou moeten (BEGIN 1 – 14 TE STELLEN, MAAR GA NA 2 ITEMS MET EEN 5CODE NAAR D49)
NEE
JA
1.
Had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
Zweette u?
1
5
3.
Trilde of beefde u?
1
5
4.
Had u een droge mond?
1
5
5.
Had u het benauwd?
1
5
6.
Had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
Had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
Was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
Was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
Had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
Was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
Was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
Had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14
Had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
ALS GEEN 5-CODE IN 1 -14, GA DAN NAAR D52 AG4A
D49
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals omcirkeld op KAART 6 omdat u niet zou kunnen ontsnappen als u plotseling één van deze klachten zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG4A
D50
(Was u bang voor/Vermeed u) de situaties zoals omcirkeld op KAART 6 omdat u geen hulp zou kunnen krijgen als u plotseling één van deze klachten zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
AG10ON AG4ON AG10RE AG4RE
D52
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u bang was voor situaties zoals omcirkeld op KAART 6, of dat u deze situaties vermeed?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
REC: Wanneer was de laatste keer dat u bang was voor situaties zoals omcirkeld op KAART 6, of wanneer
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
AG10ON AG4ON AG10RE
D52
AG4RE
was de laatste keer dat u deze situaties vermeed? Als R antwoord dat dit LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand niet bang geweest bent voor de eerder genoemde situaties, of dat u in de afgelopen maand dergelijke situaties niet heeft vermeden? INDIEN ANTWOORD = “NEE” (DUS RESPONDENT IS IN DE AFGELOPEN MAAND WEL BANG GEWEEST OF HEEFT WEL SITUATIES VERMEDEN) Æ SCOOR 1 OF 2.
PAN10B1 PAN4A1 PAN10A
D54
Nu zou ik u wat willen vragen over aanvallen van angst die overal zouden kunnen optreden. Heeft u sinds het vorige interview een aanval gehad waarin u zich plotseling bang, angstig of erg ongemakkelijk voelde?
NEE (GA NAAR D63) . 1 JA............................. 5
PAN10A
D55
Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin u leven in gevaar was?
NEE (GA NAAR D56)...1 JA…………………..5
A. Trad één van deze aanvallen op in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was?
NEE (GA NAAR D63)...1 JA…………………..5 NEE (GA NAAR D63) . 1 MÉÉR DAN EENS.....5
PAN10A PAN4A1
D56
Denk bij het beantwoorden van de volgende vragen alléén aan die aanvallen die optraden in een situatie waarin uw leven niet in gevaar was. Heeft u meer dan eens zo’n aanval gehad die totaal onverwacht optrad?
PAN10B4 PAN4A1
D57
Denk aan een erge aanval die u heeft gehad. Welke van deze klachten had u tijdens die aanval? (BEGIN 1-14 TE STELLEN, MAAR GA NA 4 ITEMS MET EEN 5-CODE NAAR D58)
NEE
JA
1.
had u dan hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
2.
zweette u?
1
5
3.
trilde of beefde u?
1
5
5.
had u het benauwd?
1
5
6.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
7.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
8.
was u misselijk of had u een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
9.
was u duizelig of voelde u zich licht in het hoofd?
1
5
10.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
11.
was u bang de controle over uzelf te verliezen , gekke dingen te gaan doen, of flauw te vallen?
1
5
12.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
13.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
14.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
OMCIRKEL ALLE ITEMS MET EEN 5-CODE ALS MINDER DAN VIER SX IN 1-14 EEN 5-CODE HEBBEN, GA DAN NAAR D63 PAN10B2 PAN10B3 PAN4A1
D58
PAN4C
Begonnen, tijdens die aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde, deze klachten plotseling en werden zij in de eerste minuten van de aanval steeds heftiger?
NEE (GA NAAR D63) . 1 JA............................. 5
A.
VOT:
Heeft u met een dokter gesproken over een dergelijke aanval?
2 3 4 5
VRAAG DOOR.
ARTS:____________ ANDER:_____________ D59
Was er, nadat u zo’n aanval had gehad een periode van een maand of langer waarin u:
PAN4A2A
A.
vaak bezorgd was dat u nog een aanval zou krijgen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN4A2B
B.
zich zorgen maakte dat de aanvallen ertoe zouden leiden dat er iets vreselijks zou gebeuren, zoals doodgaan, de zelfbeheersing verliezen of gek worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN4A2C
C.
uw dagelijkse bezigheden veranderde uit angst voor de aanvallen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
PAN10ON PAN4ON PAN10RE PAN4RE
D61
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u één van deze plotselinge aanvallen had waarin u zich bang of angstig voelde?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
PAN10ON PAN4ON PAN10RE PAN4RE
D61
REC: Wanneer was de laatste keer dat u dergelijke paniekaanvallen had, of situaties vermeed omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
ALS R ANTWOORDT DAT DIT LANGER DAN 1 MAAND GELEDEN IS: Klopt het dat u in de afgelopen maand geen paniekaanval heeft gehad en dat u in de afgelopen maand geen situaties heeft vermeden omdat u bezorgd was om een paniekaanval te krijgen? INDIEN ANTWOORD = “NEE” (DUS RESPONDENT IS IN DE AFGELOPEN MAAND WEL BANG GEWEEST OF HEEFT WEL SITUATIES VERMEDEN) Æ SCOOR 1 OF 2. ALS ER GEEN SITUATIES OMCIRKELD ZIJN OP DE
KAARTEN 5 EN 6, GA DAN NAAR D63.
GAD10A GAD4A
D62
Kijk naar de KAARTEN 5 & 6. U heeft ook verteld dat u bang geweest bent voor sommige van de situaties op deze kaarten, of dat u sommige van die situaties heeft vermeden. Traden de plotselinge aanvallen waarin u zich bang of angstig voelde alléén op in deze situaties?
JA ALLEEN IN GEVREESDE SITUATIES………..1 NEE OOK OP ANDERE MOMENTEN……...5
D63
Nu zou ik u wat willen vragen over langere periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde. Heeft u sinds het vorige interview een periode van een maand of langer gehad waarin u zich het merendeel van de tijd bezorgd, gespannen of angstig voelde over alledaagse problemen, zoals werk of familie?
NEE (GA NAAR B)..... 1 JA............................. 5
A.
Hoe lang duurde de langste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde?
__/__ MND
Als D 63a zes maanden of meer, ga dan naar D 64. B.
Mensen verschillen sterk in de mate waarin zij zich zorgen maken over dingen. Is er sinds het vorige interview een periode in uw leven geweest waarin u zich veel meer zorgen maakte dan de meeste mensen in uw situatie zouden doen?
C.
Hoe lang duurde de langste van deze periodes die u heeft gehad?
NEE (GA NAAR E1) ... 1 JA............................. 5
__/__ MND
Als D63c minder dan zes maanden, ga dan naar E1. D64
Tijdens die periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde:
GAD4A
A.
was uw bezorgdheid toen overdreven, dat wil zeggen, denkt u dat die bezorgdheid toen veel sterker was dan bij andere mensen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD10A GAD4A
B.
maakte u zich de meeste dagen zorgen over die dingen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD4B
C.
vond u het moeilijk uw bezorgdheid te stoppen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD10A GAD4D
D.
waarover maakte u zich vooral zorgen?
VOORBEELD:________________________________
R’s zorgen over de gevolgen van de eigen psychische problemen...........1 Alle overige zorgen...................5
Als voorbeeld uitsluitend zorgen over de gevolgen van de eigen psychische problemen betreft, vraag dan: waren er nog meer dingen? interviewer: als r zich zorgen maakt over 1 ding, vraag dan: maakte u zich ook nog zorgen over andere dingen? (dus niet eigen psychische symptomen) Als voorbeeld nog steeds geen andere zorgen betreft of maar 1 ding betreft, codeer 1 en ga naar E1. GAD10B GAD4C
D65
Ik zou u nu wat willen vragen over klachten die sommige mensen hebben tijdens dergelijke periodes van bezorgdheid, gespannenheid en angst. Tijdens die periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde:
NEE
JA
1.
was u toen rusteloos?
1
5
2.
voelde u zich opgewonden of geïrriteerd?
1
5
3.
was u snel vermoeid?
1
5
4.
had u moeite uw gedachten te houden bij waar u mee bezig was?
1
5
5.
was u sneller geprikkeld dan gewoonlijk?
1
5
6.
had u gespannen, gevoelige of pijnlijke spieren?
1
5
7.
had u moeite met inslapen of doorslapen?
1
5
8.
had u hartkloppingen of een zeer snelle hartslag?
1
5
9.
zweette u?
1
5
10.
trilde of beefde u?
1
5
11.
had u een droge mond?
1
5
Als geen 5-code in 1-11, ga dan naar E1. Omcirkel bij 4 of meer 5-codes in 1-11 de items met een 5code en ga naar D66. Stel anders vragen 12-24, maar ga naar D 66 op het moment dat in totaal 4 items in 1-24 een 5- code hebben. 12.
had u het benauwd?
1
5
13.
had u het gevoel alsof u stikte?
1
5
14.
had u pijn of een onaangenaam gevoel op de borst?
1
5
15.
had u pijn of een onaangenaam gevoel in de buik?
1
5
16.
was u misselijk?
1
5
17.
voelde u zich duizelig of licht in het hoofd?
1
5
18.
had u het gevoel dat u of de dingen om u heen onwerkelijk waren?
1
5
19.
was u bang de controle over uzelf te verliezen, gekke dingen te gaan doen of flauw te vallen?
1
5
20.
was u bang dat u dood zou gaan?
1
5
21.
had u opvliegers of koude rillingen?
1
5
22.
had u een doof of tintelend gevoel?
1
5
23.
had u het gevoel een brok in de keel te hebben?
1
5
24.
schrok u snel?
1
5
OMCIRKEL ITEMS MET EEN 5-CODE ALS MINDER DAN 4 ITEMS OMCIRKELD, GA DAN NAAR E1 GAD10D GAD4F
D66
Heeft u met een dokter gesproken over de lange periodes waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u tegelijkertijd enige van de klachten had zoals hiervoor genoemd?
VOT:
2 3 4 5
VRAAG DOOR. ARTS:______________ ANDER:______________ GAD4E
D67
Heeft u zich erg aan uzelf geërgerd omdat u zich gedurende langere periodes bezorgd, gespannen of angstig voelde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GAD4E
D68
Belemmerde de periode van bezorgdheid, gespannenheid of angst uw leven of bezigheden ernstig?
NEE, NIET ERNSTIG................ 1 JA, ERNSTIG.......... 5
GAD10ON GAD4ON
D69
ONS: Wanneer begon de eerste periode van zes maanden of langer waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde klachten had?
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
REC: Wanneer eindigde de laatste periode waarin u zich bezorgd, gespannen of angstig voelde en waarin u ook eerder genoemde klachten had?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
GAD10RE GAD4RE
SECTIE E DEP10B1 DP4A1
E1
Ik zou u nu wat willen vragen over periodes waarin u zich somber, leeg of depressief voelde. Heeft u zich sinds het vorige interview in uw leven wel eens twee weken of langer bijna dagelijks het grootste deel van de dag somber, leeg of depressief gevoeld?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10B2 DP4A2 DEP10S1
E2
Heeft u in uw leven sinds het vorige interview 2 weken of langer gehad waarin u uw interesse verloor voor de meeste dingen, zoals werk, hobby’s en andere dingen waar u gewoonlijk plezier aan beleefde?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E1 EN E2 BEIDE 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. GEBREK AAN ENERGIE DEP10B3 DP4A6
E3
Had u, tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse voor dingen verloor), bijna dagelijks de gehele dag ]] een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
VERANDERING IN EETLUST DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
E4
En hoe zit het met andere klachten of problemen die u had tijdens zo’n periode van twee weken of langer waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/zich altijd moe voelde). ]] Had u toen bijna dagelijks minder eetlust dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3
E5
Tijdens één van die periodes, ]] viel u toen af zonder dat u dat probeerde, wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E5 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E6 DEP10S7 DEP10C7 DP4A3
A. E6
Hoe veel viel u af?
Tijdens één van die periodes, ]] had u toen twee weken of langer bijna dagelijks een veel grotere eetlust dan gewoonlijk? CODEER 1 ALS ALLEEN TEN GEVOLGE VAN GROEISPURT OF ZWANGERSCHAP
KG __/__ NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3
E7
Tijdens één van die periodes, ]] nam uw eetlust zodanig toe dat u in gewicht aankwam - wel één kilo per week gedurende meerdere weken achtereen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
CODEER 1 ALS ALLEEN WEER AANGEKOMEN NA GEWICHTSVERLIES. ALS E7 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E8. DP4A3
A.
Hoeveel kwam u aan?
KG __/__
SLAAP PROBLEMEN DEP10C6 DP4A4
E8
Toen u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had), had u toen ook gedurende twee weken of langer bijna elke nacht slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS GEEN 5-CODE, GA DAN NAAR E9. DEP10S3
DEP10C6 DP4A4
A.
E9
]] Werd u 2 weken of langer dagelijks minstens twee uur eerder wakker dan u wilde?
Tijdens zo’n periode waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had), sliep u toen bijna dagelijks te veel?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
TRAAG/RUSTELOOS DEP10C5 DP4E
E10
Tijdens één van die periodes, sprak of bewoog u toen twee weken of langer bijna dagelijks trager dan gewoon voor u is?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E11. DEP10S5 DP4A5
DEP10C5 DP4A5 ML4B4
A.
E11
]] Hebben anderen gemerkt dat u trager sprak of bewoog?
Tijdens één van die periodes, moest u toen steeds maar bewegen - dat wil zeggen dat u niet stil kon zitten en maar op en neer bleef lopen, of dat u uw handen niet stil kon houden als u zat?
NEE ......................... 1 JA............................. 5 NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E12 DEP10S5 DP4A5
A.
A. ]] Hebben anderen gemerkt dat u steeds bewoog?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
WAARDELOOS/SCHULDIG DEP10C2 DP4A7 DP4E
E12
Tijdens één van deze periodes, voelde u zich toen bijna dagelijks waardeloos?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
]] Voelde u zich schuldig?
ALS E12 EN E12A BEIDE 1, GA DAN NAAR E15. B.
]] Was er een speciale reden om u (waardeloos/schuldig) te voelen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS E12B 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E15. NOTEER VOORBEELD: _________________________________________ _________________________________________ _________________________________________ DP4A7
C.
VOELDE R ZICH ALLEEN WAARDELOOS/SCHULDIG OVER (DE GEVOLGEN VAN) HET DEPRESSIEF ZIJN?
JA ......................... 1 NEE....................... 5
MOEITE MET DENKEN DEP10C4 DP4A8
E15
Tijdens één van deze periodes, had u toen veel meer moeite om u te concentreren dan gewoonlijk?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
]] Vond u het moeilijk om dingen te lezen die u gewoonlijk interesseren, of televisieprogramma’s of films te kijken die u gewoonlijk leuk vindt, omdat u uw aandacht er niet bij kon houden?
DEP10C4 DP4A8
E16
]] Vormden uw gedachten zich veel trager dan gewoonlijk of leken uw gedachten door elkaar te lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C4 DP4A8
E17
]] Vond u het moeilijk om beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over beslist?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
GEDACHTEN AAN DE DOOD DEP10C3 DP4A9
E18
]] Dacht u veel aan de dood tijdens één van die periodes?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C3 DP4A9
E19
]] Voelde u zich zo terneergeslagen dat u er vaak over dacht zelfmoord te plegen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E21. A.
DEP10C3 DP4A9
]] Dacht u ook na over de manier waarop u dat zou kunnen doen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E20
]] Heeft u een zelfmoordpoging gedaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
E21
TEL HET AANTAL 5-CODES OP IN E1 EN E2, PLUS HET AANTAL BLOKKEN MET TEN MINSTE ÉÉN 5-CODE. IS HET TOTAAL OF MEER?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS “NEE”, GA DAN NAAR E34.
DEP10A DP4E DP4D
E25
Heeft u, tijdens één van die periodes waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor), met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u op dat moment had met (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E3-E20)? VRAAG DOOR.
VOT:
2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS NIET VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR E34. DP4A DEP10A DP4E
E26
Hoe lang duurde de langste van dergelijke periodes die u heeft gehad?
__/__/__ WEKEN
ALS “MIJN HELE LEVEN” OF MEER DAN 19 JAAR, NOTEER DAN 996. JAREN x 52 = # WEKEN; MAANDEN x 4 = # WEKEN. EEN HALF JAAR = 26 WEKEN! ALS 0 TOT 13 DAGEN, CODEER DAN 001 EN GA NAAR E34. A.
DP4ON DEP10ON DP4RE DEP10RE
E27
Belemmerde één van deze periodes van twee weken of langer u in belangrijke mate in uw functioneren op uw werk, of in het zorgen voor het huishouden, uw familie of uzelf?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u een periode had van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had
ONS: 1 2 3 4 5 6 LFT ONS: __/__
zoals (NOEM SX MET 5-CODE IN E4-E20)? DP4ON DEP10ON DP4RE DEP10RE
E27
REC: Wanneer eindigde de laatste periode van twee weken of langer waarin u (zich somber, leeg of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd enige van die problemen had zoals (NOEM SX MET 5-CODE IN E4-E20)?
REC: 1 2 3 4 5 6 LFT REC: __/__
GA4F
E28
ALS E26 MINDER DAN 26 IS, GA DAN NAAR E29.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG IS OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E27, GA DAN NAAR E29. VRAAG ANDERS: U heeft eerder verteld dat u een lange periode heeft gehad waarin u angstig was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze lange periode van u angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen één van de periodes waarin u (depressief was/uw interesse verloor)? DEP10RG1 MDR4A
E29
Hoeveel verschillende periodes van twee weken of langer, heeft u gehad waarin u (zich depressief voelde/uw interesse in dingen verloor/een gebrek aan energie had) en tegelijkertijd sommige van die problemen had waarover we zojuist hebben gesproken?
__/__ # PERIODES
ALS 01 INGEVULD, GA DAN NAAR E30. A.
Voelde u zich tussen (enige van) die periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) een aantal maanden goed?
NEE........ (GA NAAR E30)..............1 TUSSEN PERIODES GOED...........5
B.
Kon u, tussen deze periodes van depressie, net zo goed uw werk uitvoeren of plezier beleven aan het omgaan met andere mensen als vóór die tijd?
NEE........ (GA NAAR E30)..............1 JA.......................................................5
C.
Duurde deze periode waarin u zich goed voelde en plezier beleefde aan de omgang met andere mensen minstens 2 maanden?
NEE........ (GA NAAR E30)..............1 JA.......................................................5
D.
Hoeveel verschillende periodes waarin u (zich depressief voelde/geen interesse had in dingen/een gebrek aan energie had) heeft u gehad, als u alleen die periodes telt waarin u zich minstens 2 maanden tussen twee periodes goed voelde?
__/__ # PERIODES MET INTERVAL VAN 2 MAANDEN
ALS E29D 1 GECODEERD, GA DAN NAAR E30 E.
DP4E
E30
Hoe oud was u toen de eerste van dergelijke periodes eindigde - dat wil zeggen, toen u zich na die periode twee maanden goed voelde?
__/__ LFT BIJ EINDE VAN EERSTE PERIODE
Trad (deze periode/één van deze periodes) van (depressie/interesseverlies) op vlak nadat iemand die u goed kende gestorven was?
NEE.......... (GA NAAR C)................1 JA.......................................................5
ALS R ZELF AANGEEFT DAT DEZE PERIODE MEER DAN 2 MAANDEN NA HET OVERLIJDEN BEGON, CODEER DAN 1 EN GA NAAR C. A.
B.
C.
DY4A
DYS10A DY4C
E34
Heeft u ook een periode gehad waarin u (zich depressief voelde/uw interesse verloor) en tegelijkertijd die andere problemen had zoals (NOEM 3 SX MET 5-CODE IN E3- E20) op een moment dat niet vlak daarvoor iemand die u goed kende gestorven was? ALS DEPRESSIEVE PERIODE GEHAD IN LAATSTE JAAR (E27 REC=1-5), VRAAG DAN: En hoe zit het met die periode(s) die u in het afgelopen jaar had? (Trad die/Traden die allemaal) op kort na het overlijden van iemand die u goed kende?
NEE, ALLEEN NA OVERLIJDEN ................ (GA NAAR E34).............1 JA, OOK OP ANDER MOMENT....5
JA, ALLEEN NA OVERLIJDEN....2 NEE, NIET ALLEEN NA OVERLIJDEN....................5
ALS MAN OF GEEN KINDEREN, GA DAN NAAR E34. Begon (deze/één van deze) periode(s) binnen een maand na de geboorte van een kind?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
Heeft u zich in de afgelopen twee jaar meestal depressief of somber gevoeld, ook al voelde u zich soms goed?
NEE......... (GA NAAR J1) ...............1 JA.......................................................5
A.
Was het een periode, zonder onderbreking van 2 volledige maanden waarin u zich goed voelde? ALS NEE, CODEER VOT 1 EN GA NAAR J1. Heeft u tijdens die periode waarin u
VOT:
1
2
3
4
5
zich depressief of somber voelde met een dokter gesproken over hoe u zich voelde? VRAAG DOOR. ARTS:__________ ANDER:________
NEE
JA
DYS10C2 DY4B2
E35
Had u in die lange periode waarin u zich depressief voelde slaapproblemen - dat wil zeggen moeite met inslapen, midden in de nacht wakker worden of te vroeg wakker worden?
1
5
DY4B2
E36
Sliep u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak te veel?
1
5
DY4B1
E37
Had u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, vaak erg weinig eetlust?
1
5
DY4B1
E38
At u in die periode van twee jaar of langer, waarin u zich depressief voelde, regelmatig veel meer dan gewoonlijk?
1
5
DYS10C1 DY4B3
E39
Had u meestal een gebrek aan energie of voelde u zich moe, zelfs als u niet erg hard gewerkt had?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E40
Voelde u zich in die periode van twee jaar, waarin u depressief was, vaak minder dan andere mensen?
1
5
DYS10C3 DY4B4
E41
Had u toen zo weinig zelfvertrouwen dat u niet eens probeerde ergens invloed op uit te oefenen?
1
5
DYS10C4 DY4B5
E42
Had u in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, veel meer moeite met uw concentratie dan gewoon voor u is?
1
5
DY4B5
E43
Was u in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, niet in staat beslissingen te nemen over zaken waar u normaal zonder moeite over zou beslissen?
1
5
DYS10C7 DY4B6
E45
Voelde u zich in die periode van twee jaar, waarin u zich depressief voelde, regelmatig hopeloos – dat er geen uitzicht was dingen te verbeteren?
1
5
Als geen 5-codes in E35 - E45, codeer dan E52
VOT 1 en ga naar J1. DY4G
E52
Heeft u met een dokter gesproken over de problemen of klachten die u had in die periode van depressie - problemen zoals (NOEM SX MET EEN 5-CODE IN E35-E51)?
VOT:
1
2
3
4
5
VRAAG DOOR. ARTS:_____________ANDER:____________A Als VOT 5 gecodeerd, maar respondent zegt zelf dat sommige problemen uitsluitend veroorzaakt werden door lichamelijke ziekte, noteer dan deze problemen. ________________ ________________ ________________ ________________ Als VOT 5 gecodeerd, maar respondent zegt zelf dat sommige problemen uitsluitend veroorzaakt werden door medicijnen, drugs, of alcohol, noteer dan deze problemen. ________________ ________________ ________________ ________________ DY4ON DYS10ON
E53
DY4RE DYS10RE
GA4F
E54
ONS:
Wanneer begon uw eerste periode van twee jaar of langer, waarin u zich somber of depressief voelde en tegelijkertijd sommige van die andere problemen had zoals (SX met 5-code in E35 - E45 die niet uitsluitend toe te schrijven zijn aan lichamelijke ziekte of medicijnen, drugs of alcohol)?
REC:
Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes?
ALS LFT ONS BIJ D69 LEEG OF LAGER DAN LFT ONS BIJ E53, GA DAN NAAR J1. U vertelde eerder dat u een langere periode heeft gehad waarin u angstig was en zich zorgen maakte over verschillende dingen. Viel deze hele periode van zich angstig voelen en zorgen maken in zijn geheel binnen die periode waarin u het merendeel van de tijd depressief was?
LFT ONS: ___/___
REC: 1 LFT REC:
2
3
4
5 6 __/__
NEE....................................................1 JA.......................................................5
Suïcidale gedachten gedurende de afgelopen week Nu zou ik graag willen weten of u gedurende de afgelopen week gedachten heeft gehad (of serieus heeft overwogen) om uzelf te vergiftigen/te beschadigen Interviewer: het gaat er hierbij om een indruk te krijgen van de wens om te leven/sterven van de respondent. Je hoeft niet alle vragen letterlijk te stellen. 1 vraag kan soms genoeg zijn om een indruk te krijgen, maar soms kan het nodig zijn om een aantal extra vragen te stellen. Het gaat bij deze vragen dus om uw inschatting over de suïcidale gedachten van de respondent. Als blijkt dat er helemaal geen sprake is van suïcidale gedachten / gevoelens, vul dan in: NVT 1. “Welke gevoelens had u de afgelopen week omtrent leven en dood. Wilde u leven en hoe sterk was deze wens?” 2. “Welke gevoelens had u de afgelopen week omtrent sterven. Wilde u sterven en hoe sterk was deze wens?”
Wens om te leven 0. Matig tot sterk 1. Zwak 2. Geen 3. NVT Wens om te sterven 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk
3. “Welke gevoelens had u omtrent redenen om te leven of te sterven. Interviewer: als er respondent geen redenen heeft om te sterven, vul dan 0 in. Zo niet, stel dan bijvoorbeeld de volgende vraag: “Wogen uw redenen om te leven zwaarder dan die om te sterven, waren ze ongeveer gelijk of wogen uw redenen om te sterven zwaarder dan die om te leven?”
Redenen om te leven/sterven 0. Wogen zwaarder voor leven dan voor sterven 1. Ongeveer gelijk 2. Wogen zwaarder voor sterven dan voor leven
4. “Had u de afgelopen week het verlangen om uzelf te beschadigen of te vergiftigen?”
Verlangen tot actieve suïcidepoging 0. Geen 1. Zwak 2. Matig tot sterk
5. “Heeft u er de afgelopen week aan gedacht (of misschien gedaan) om de weg over te steken zonder op te letten, terwijl het u niet kon schelen of u zou worden overreden door een voertuig? Of heeft u dingen achterwege gelaten die nodig zijn om uw leven te redden of te behouden?”
Passieve suïcidepoging 0. Zou maatregelen nemen om leven te redden 1. Zou leven/sterven overlaten aan het toeval (bijv. onoplettend de straat oversteken) 2. Zou stappen vermijden die nodig zijn om leven te redden (bijv. als diabetespatiënt geen insuline nemen)
SECTIE F MAN10A MA4A HP4A HP10A
F1
Heeft u ooit een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo blij of opgewonden was dat u in moeilijkheden kwam, of dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten of dat een dokter zei dat u manisch was?
VOT:
1
3 4 5
VOT:
1
3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ ALS VOT 5 GECODEERD, GA DAN NAAR F3. MAN10A MA4A HP10A HP4A
F2
Heeft u ooit een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo ongewoon prikkelbaar was dat u klaagde, ruzie zocht, mensen uitschold of sloeg? ARTS:______________ ANDER:_____________ Als geen VOT 5-code in F1 of F2, ga dan naar de volgende sectie.
MAN10B1 HP10B1 MA4B6 HP4B6
F3
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zoveel actiever dan gewoonlijk dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakten?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C7 DP4A3 DEP10S6
F4
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] kon u toen niet stil blijven zitten en bleef u maar op en neer lopen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B8 HP10B6 MA4B7 HP4B7
F5
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gaf u toen zo buitensporig veel geld uit dat u of uw familie in financiële moeilijkheden kwam, of nam u toen dwaze beslissingen over geldzaken?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B9 HP10B5 MA4B6 HP4B6
F6
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was uw seksuele interesse toen zoveel groter geworden dan gewoonlijk dat u veel vaker seksueel contact wilde hebben of seksueel contact wilde met mensen in wie u normaal gesproken niet geïnteresseerd zou zijn?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MA4B7 HP4B7 MAN10B9 HP10B6
SX:
een toegenomen seksuele interesse
A.
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] werd u toen minder voorzichtig in uw seksuele activiteiten, benaderde u bijvoorbeeld mensen waarin u normaal niet geïnteresseerd zou zijn, of
NEE ......................... 1 JA............................. 5
sprak u over activiteiten waarover u het normaal gesproken niet met een ander over zou hebben? SX:
minder voorzichtig worden in uw seksuele activiteiten
MAN10B2 HP10B2 MA4B3 HP4B3
F7
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] praatte u toen zo snel dat mensen zeiden dat ze u niet konden volgen, of moest u steeds maar door blijven praten?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B3 MA4B4 HP4B4
F8
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] gingen uw gedachten toen zo snel door uw hoofd dat u ze niet meer bij kon houden?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
SX:
jagende gedachten
MAN10B4
F9
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] zei of deed u toen dingen waar u zich normaal gesproken voor zou schamen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
HP10B7
F10
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] ging u toen erg vriendschappelijk om met mensen waarmee u normaal gesproken niet vriendschappelijk om zou gaan?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
DEP10C6 DP4A4
F11
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] dacht u toen dat u speciale gaven of speciale krachten had om dingen te doen die anderen niet konden doen, of dacht u dat u een zeer belangrijk persoon was? ALS JA, vraag dan om een voorbeeld voordat u codeert.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
VOORBEELD: ______________________________ Als het voorbeeld aannemelijk is, codeer dan 1. Als niet 5 gecodeerd, ga dan naar F12. MAN10C
A.
MAN10C
B.
INTERVIEWER: Zegt R dat hij/zij werkelijk iemand is die hij/zij in werkelijkheid niet kan zijn (b.v. Jezus of minister)? Zegt R dat hij/zij over krachten of macht beschikt die hij/zij niet kan hebben (b.v. controle over buitenlandse politiek of gedachten lezen)?
MAN10B5 HP10B4 MA4B2 HP4B2
F12
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] sliep u toen nauwelijks maar voelde u zich toch niet moe of slaperig?
NEE ......................... 1 JA............................. 5 NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ......................... 1 JA............................. 5
MAN10B7 HP10B3 MA4B5 HP4B5
F13
F14
Tijdens zo’n periode van minstens vier dagen waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, ]] was u toen zo snel afgeleid dat elke kleine onderbreking al voldoende was om u uit uw concentratie te halen?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
A.
NEE ......................... 1 JA............................. 5
Bleef u tijdens zo’n periode voortdurend uw plannen of bezigheden veranderen?
INTERVIEWER: Als slechts 1 of helemaal geen 5 codes in F3 - F13a, codeer dan VOT 1 en ga naar de volgende sectie. Heeft u ooit met een dokter gesproken over zo’n periode waarin u zich (te opgewonden of te blij/prikkelbaar) voelde of over de manier waarop u zich tijdens dergelijke periodes gedroeg, zoals (SX MET 5 CODES IN F3-F13A)?
VOT:
1 2 3 4 5
ARTS:______________ ANDER:_____________ Als niet VOT 5 gecodeerd, ga dan naar de volgende sectie. MAN10A HP10A MA4A HP4A
F15
Hoe lang duurde de langste periode die u ooit heeft gehad, waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd enkele van die andere ervaringen had zoals (NOEM ENKELE ITEMS MET EEN 5 CODE IN F3F13A)? Interviewer:
___ / ___ / ___ # DAGEN
Als meer dan 3 jaar, codeer dan 996. Als minder dan 4 dagen, ga naar de volgende sectie. Als minder dan 7 dagen ga naar F 17. F16
MIX4A
INTERVIEWER: Als E 25 niet met VOT 5 gecodeerd, ga dan naar F17. U heeft verteld dat u periodes heeft gehad waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde en periodes waarin u (zich somber of depressief voelde/uw interesse verloor/een gebrek aan energie had). Ik zou graag willen weten of deze twee soorten periodes elkaar snel opvolgden, of dat ze op verschillende momenten optraden.Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde ooit vlak vóór of vlak na een periode van (depressie / interesseverlies / gebrek aan energie) op?
NEE .(GA NAAR G1)…1 JA................................... 5
A.
Trad zo’n periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde telkens vlak vóór of vlak na een periode van (zich depressief voelen/interesseverlies/ gebrek aan energie) op?
NEE ......................... 1 JA............................. 5
B.
Trad zo’n periode van zich (depressief voelen/interesseverlies/gebrek aan energie) telkens vlak vóór of vlak na een
NEE ......................... 1 JA............................. 5
periode waarin u zich (opgewonden/prikkelbaar) voelde op? MA4ON HP4ON MA10ON HP10ON
F17
MA4RE HP4RE MA10RE HP10RE BIP10 B14A B24B
MAN10A MAN10B HP10B HP4E MA4D MA4A
F18
ONS: Wanneer was de eerste keer dat u een periode van vier dagen of langer had waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd sommige van die andere gevoelens of ervaringen had zoals (SX MET 5-CODE IN F3-F13A)?
ONS: 1 2 3 4 5 6 7 LFT ONS: __/__
REC: Wanneer eindigde de laatste van dergelijke periodes van vier of meer dagen?
REC: 1 2 3 4 5 6 7 LFT REC: __/__
Hoeveel van dergelijke periodes heeft u in uw leven gehad die vier dagen of langer duurden?
___/___ AANTAL
A.
___/___ AANTAL
Hoeveel van dergelijke periodes duurden een week of langer?
F19
Bent u ooit wegens één van deze periodes (dag en nacht) in een ziekenhuis opgenomen geweest?
F20
INTERVIEWER: is er meer dan één periode gecodeerd in F18 of F18a?
F21
Nu zou ik willen ingaan op de periode waarin u zich (blij of opgewonden/prikkelbaar) voelde en tegelijkertijd van die andere ervaringen had. Hoe oud was u toen? (ALS R NIET KAN KIEZEN: Neem dan een slechte periode.)
F22
Tijdens die periode waarin u (blij of opgewonden/prikkelbaar) was, welke van die andere ervaringen had toen? Bijvoorbeeld, in die periode (toen u ___/___ jaar was)…
NEE ......................... 1 JA............................. 5
NEE ..(GA NAAR G1)...1 JA................................... 5 __/__ LFT
SECTIE J
AA4A1
J1
Nu wil ik u enkele vragen stellen over uw gebruik van alcohol zoals wijn, bier of sterke drank. Is er sinds het vorige interview een periode geweest waarin u 5 of meer alcoholhoudende consumpties, zoals wijn, bier of sterke drank, nuttigde per keer?
NEE, nooit 5 glazen of meer per keer gedronken GA NAAR DE VOLGENDE SECTIE .. ................................................... 1 JA.......... (GA NAAR J2)............. 5
J2
Heeft u in de afgelopen 12 maanden ten minste 12 alcoholhoudende consumpties gedronken?
NEE.........(einde sectie j................1 JA.......... (GA NAAR J3)............. 5
J3
Hoe vaak dronk u in de afgelopen 2 jaar ten minste één glas? Was dat... (CODEER EERSTE JA)
bijna elke dag? ..............................1 3 of 4 dagen per week?................. 2 1 of 2 dagen per week?................. 3 1 tot 3 dagen per maand?.............. 4 minder dan eens per maand? ........ 5
J4
Op de dagen dat u alcohol gebruikte in de afgelopen 2 jaar, hoeveel glazen dronk u dan ongeveer gewoonlijk op één dag? NOTEER WOORDELIJK R’S ANTWOORD _______________________________________ _______________________________________
J6
Is er sinds het vorige interview een tijd in uw leven geweest waarin uw alcoholgebruik of een kater herhaaldelijk uw werkzaamheden op school, op uw werk of thuis belemmerde(n)?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
J7
Is er sinds het vorige interview een tijd geweest waarin u regelmatig betrokken was bij vechtpartijen als u alcohol gebruikte?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
A.
NEE....................................................1 JA.......................................................5
Kreeg u door uw alcoholgebruik herhaaldelijk problemen met familieleden of vrienden?
___/___ GEM. # GLAZEN IN 24 UUR
Als J7 en J7a beide code 1 hebben, ga dan naar J8. AA4A4
B.
Ging u door met het gebruik van alcohol terwijl u wist dat het voor u problemen in de omgang met andere mensen veroorzaakte?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
AA4A3
J8
Bent u opgepakt wegens verstoring van de openbare orde of wegens rijden onder invloed van alcohol?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
AA4A2
J9
Zijn er sinds het vorige interview periodes geweest waarin u onder invloed van alcohol was in situaties waarin u gewond kon raken, zoals bij het fietsen, het besturen van een auto, het bedienen van een machine, of iets dergelijks?
NEE....................................................1 JA.......................................................5
J10
Als er geen 5-codes zijn in J6 - J9, ga dan naar J11.
AA4ON AA4RE
AD41A AD10A4
ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat (SX MET 5-CODES IN J6-J9)?
J11
AD41B AD10A4
AD43 AD10A2
J13
AD43 AD10A2
AD44 AD10A2
J14
AD44 AD102
ONS: 1 2 LFT ONS: REC: 1 2 LFT REC:
3
4
3
4
5 6 __/__ 5 6 __/__
Is er sinds het vorige interview een tijd geweest waarin u veel meer moest drinken dan daarvoor om het door u gewenste effect te bereiken?
NEE..............................................1 JA......... (GA NAAR J13)........... 5*
A.
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Merkte u dat dezelfde hoeveelheid alcohol minder effect op u had dan daarvoor?
Is er een periode geweest waarin u vaak meer dronk dan u van plan was?
NEE............................................... 1 JA......... (GA NAAR J14)............. 5*
A.
Was er een periode waarin u vaak veel langer doordronk dan u van plan was?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Heeft willen stoppen of minderen met drinken?
NEE..........( GA NAAR J15)........ 1 JA.................................................. 5*
A.
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
Heeft u meer dan eens geprobeerd te stoppen of minderen en gemerkt dat dat niet lukte?
AD45 AD10A5
J15
Was er sinds het vorige interview een periode waarin u een groot deel van de tijd aan het drinken of aan het bijkomen van de effecten van alcohol besteedde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD46 AD10A5
J16
Had het drinken tot gevolg dat u belangrijke activiteiten - zoals sporten, naar school of werk gaan, of omgaan met familie of vrienden - opgaf of sterk verminderde?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
AD42A AD10A3
J17
Ik ga u nu enkele vragen stellen over problemen die u gehad zou kunnen hebben in de eerste paar dagen nadat u stopte of minderde met drinken. GEEF RESPONDENT KAART 7A. Als J14 = 1 ga naar B. stel in de overige gevallen 1-11 en codeer elk.
NEE
JA
AW10B1 AW4B2
1.
Bijvoorbeeld, in die eerste paar dagen trilden of beefden uw handen toen?
1
5
AW10B7 AW4B3
2.
Had u toen meer slaapproblemen dan gewoonlijk?
1
5
AW4B7
3.
Was u toen zenuwachtiger dan gewoonlijk?
1
5
AW10B5 AW4B6
4.
Voelde u zich toen rustelozer dan gewoonlijk?
1
5
AW10B2 AW4B1
5.
Zweette u toen?
1
5
AW10B4 AW4B1
6.
Voelde u toen uw hart heel snel kloppen?
1
5
AW10B3 AW4B4
7.
Was u toen misselijk of moest u overgeven
1
5
AW10B9 AW4B5
10.
Zag, hoorde of voelde u toen dingen die anderen niet konden zien, horen of voelen?
1
5
1
5
AW10B10 AW4BS
11.
Had u toen een toeval (insult)?
A.
ZIJN ER TWEE OF MEER 5 CODES IN 1-11?
NEE............................................... 1 JA.............(GA NAAR J18A)....... 5*
SX = stoppen of minderen problemen veroorzaakte AD10A3 AD42B
AHM10AB
B.
J18
Dronk u alcohol om deze problemen niet te krijgen (of om ze te laten verdwijnen)?
Heeft alcohol bij u een medisch probleem veroorzaakt? GEEF RESPONDENT KAART 7B. Heeft alcohol bij u één van de medische problemen op deze kaart veroorzaakt, zoals:
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5* NEE..........(GA NAAR J19)......... 1 JA.................................................. 5
NEE
JA
1.
Een leverziekte of hepatitis?
1
5
2.
Een maagziekte of het opgeven van bloed?
1
5
3.
Een doof of tintelend gevoel in de voeten?
1
5
4.
Problemen met uw geheugen, ook als u niet dronk?
1
5
5.
Een ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis)?
1
5
6.
Een andere ziekte? Welke? ___________
1
5
Als minstens één 5-code in 1-6, stel dan vraag A. ga anders naar J19. AD47 AD10A6
J18
A.
AD47 AD10A6
J19
Ging u door met drinken terwijl u wist dat u aan een (andere) ernstige lichamelijke ziekte leed die
ALS J14 = 1 GA NAAR J20. Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat dit bij u medische problemen veroorzaakte?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
verergerde door het gebruik van alcohol? AD47 AD10A6
J20
A.
Ging u door met het drinken van alcohol terwijl u wist dat u daar emotionele of psychische problemen door kreeg?
NEE............................................... 1 JA.................................................. 5*
B.
Hebben drie of meer SX in J11 - J20 een 5*-code?
NEE.............(GA NAAR J23) ..... 1 JA.................................................. 5
J21
U vertelde dat (NOEM DE ITEMS MET EEN 5*- CODE IN J11-J20). Is er sinds het vorige interview een periode geweest waarin u drie of meer van deze problemen had?
NEE.............(GA NAAR J23) ..... 1 JA.................................................. 5
J22
ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat u drie of meer van deze problemen had ten gevolge van het drinken van alcohol?
J23
ONS: 1 2 LFT ONS: REC: 1 2 LFT REC:
3
4
3
4
ONS: 1 2 LFT ONS: REC: 1 2 LFT REC:
3
4
3
4
5 6 __/__ 5 6 __/__
ALS ER GEEN 5*-CODES ZIJN IN J11-J20, GA DAN NAAR DE VOLGENDE SECTIE ONS/REC: Wanneer was de (eerste/laatste) keer dat u één van de problemen die u heeft genoemd had?
5 6 __/__ 5 6 __/__
Brugha
Gebeurtenissen
In de volgende vragenlijst worden 20 gebeurtenissen genoemd. Geeft u alstublieft weer of u deze sinds het laatste interview heeft meegemaakt.
1. U was ernstig ziek, ernstig gewond of slachtoffer van geweld 1a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 2. Een naast familielid werd ernstig ziek/gewond of slachtoffer van geweld 2a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 3. Een naast familielid is hersteld van een ernstige ziekte 3a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 4. Een ouder, kind, broer, zus of partner overleed 4a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 5. Een goede vriend of (anders dan bij 4 genoemd) naast familielid overleed 5a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 6. Uw partner en u gingen uit elkaar 6a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 7. U heeft een nieuwe partner gevonden 7a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 8. U verbrak een langdurige vriendschap met een goede vriend of familielid 8a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 9. U kreeg een ernstig probleem met een goede vriend, familielid of buur 9a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 10. U heeft nieuwe vriendschappen gesloten 10a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 11. U werd werkloos of zocht vergeefs naar werk 11a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 12. U werd ontslagen 12a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 13. U bent aan een nieuwe baan begonnen, of heeft belangrijke promotie gemaakt 13a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 14. U heeft met succes een opleiding afgerond
Nee
Ja
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
14a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 15. U kwam voor ernstige financiële moeilijkheden te staan 15a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 16. Financieel bent u er flink op vooruit gegaan 16a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 17. Door overtreding kwam u in aanraking met politie of rechtbank 17a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 18. Door diefstal of verlies raakte u geld of iets waardevols kwijt 18a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 19. U bent op vakantie geweest 19a. Indien ja, wanneer was dat? Maand …… Jaar ……… 20. Er zijn u in het afgelopen jaar nog andere belangrijke gebeurtenissen overkomen 20a.Indien ja:, namelijk............................................................................................. ............................................................................................................................ 20b. Wanneer was dat? Maand …… Jaar ………
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
LIFE CHART
INTERVIEWER: 1. Gebruik alle informatie die je inmiddels hebt gehoord in de CIDI en de Brugha (Gebeurtenissen), zodat de respondent niet het gevoel krijgt dat je dezelfde vragen stelt. 2. Als er bij de CIDI GEEN SYMPTOMEN zijn vermeld bij een bepaalde stoornis, stel je de vragen die in de Life chart staan NIET. Bijvoorbeeld: een respondent heeft ‘nee’ gezegd op E 1 en E 2 + E 34 (de stamvragen van sectie E) → in de life chart sla je vraag 2 over. Introductie: Ik wil graag het beloop van uw klachten sinds het laatste interview met u nagaan. We maken gebruik van een kalender waarop voor u belangrijke gebeurtenissen staan vermeld. Ik wil die kalender graag samen met u maken door na te gaan welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. INTERVIEWER: check de datum van de baseline meting op het RCF, deze kan meer dan twee jaar geleden zijn! Uw laatste interview was op ( datum). De gebeurtenissen op de kalender vullen we per maand in. Op deze kaart (KAART 19) ziet u een aantal gebeurtenissen die mogelijk op u van toepassing zijn. INTERVIEWER: Er wordt begonnen met het huidige jaar; alleen in januari wordt er begonnen met het afgelopen jaar , waarbij de maand januari wordt meegeteld bij het afgelopen jaar. A. We beginnen met het jaar …....(vul in huidige jaar, 200x), Kunt u één of meerdere gebeurtenissen noemen die dit jaar hebben plaatsgevonden. INTERVIEWER: ga aan de hand van kaart 1 na welke belangrijke gebeurtenissen hebben plaats gevonden. Het gaat er om een referentiekader te maken voor het beloop van de klachten. Probeer dus voor elke jaar één of twee ankerpunten (belangrijke gebeurtenissen) te vinden. Vul deze en de leeftijd in op de kalender bij de betreffende maanden. (achter in boekje).
B. We gaan naar ….. (200x-1), u was toen …. jaar. Kunt u aangeven welke belangrijke gebeurtenissen er in (200x-1) hebben plaats gevonden. INTERVIEWER: Als de kalender voor (200x) en (200x-1) is ingevuld, ga dan verder met de volgende introductie en vragen. Introductie De volgende vragen gaan over het beloop van uw eventuele klachten sinds het laatste interview
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor paniekstoornis, sociale fobie of gegeneraliseerde angststoornis aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 2 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. . ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview klachten heeft gehad, zoals het voelen van angst in bepaalde situaties. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand angstaanvallen heeft gehad of angstig is geweest en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Angst. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand angstig was en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 1.1. t/m 1.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 1.1. De …. keer dat u in de laatste 2 jaar angstig was, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal) toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 1.2. Hoeveel last had u van deze aanvallen of periodes van angst in deze maand? Kijkt u maar op KAART 20. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor depressie of dysthymie aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 2 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. . ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview klachten heeft gehad van somberheid of verminderde interesse. Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.”
INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin depressieve episodes voorkwamen en aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom: Dep. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin weer met de eerst genoemde periode waarin depressieve episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde .
Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 2.1. t/m 2.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 2.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 2.1. De … keer dat u in de laatste 2 jaar depressieve gevoelens of interesseverlies had, was dus in de maanden …. /….(maanden/jaartal), toen …… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 2.2. Hoeveel last had u van deze depressieve gevoelens of interesseverlies in deze maand? Kijkt u maar naar KAART 20. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor agorafobie (vermijding) aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 2 jaar, inventariseer dan het beloop van de angstsymptomen. . ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview periodes heeft gehad waarin u bepaalde situaties vermeld (zoals …. Help eventueel herinneren wat de respondent heeft aangegeven). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin angstige episodes voorkwamen en daarna aankruisen in de maanden in laptop onder de kolom : vermijding. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin vermijding plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender.) N.b. de vragen 3.1. t/m 3.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 3.1. De …. keer dat u in de laatste 2 jaar bang was om bepaalde dingen buitenshuis te doen, was dus in de maanden….. /…..(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen).
Per maand inventariseren: 3.2. Hoeveel last had u van dergelijke behoefte om situaties te vermijden in die maand? Kijkt u maar op KAART 20. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
4.a. Heeft u in de afgelopen 2 jaar een periode van minstens vier dagen meegemaakt waarin u zo blij of opgewonden was dat u in moeilijkheden kwam, of dat uw familie of vrienden zich er zorgen over maakte of dat een dokter zei dat u manisch was? INTERVIEWER: als m.b.v. de CIDI een diagnose manische of bipolaire stoornis is gesteld in de afgelopen 2 jaar en de respondent zegt nu "Nee", herinner hem/haar dan aan de CIDI vragen en antwoorden. 1. Ja → kalender voor deze klachten invullen 2. Nee (→ einde lifechart) INTERVIEWER: m.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin angstige episodes voorkwamen en daarna aankruisen in de maanden in kolom: bipolair. Dan wordt het beloop voor alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin manische/bipolaire episodes plaatsvonden, dan de tweede waarin dat gebeurde etc. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 4.1. t/m 4.2 worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 3.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 4.1. De …. keer dat u in de laatste 2 jaar een periode van minstens vier dagen had waarin u zo blij of opgewonden was, was dus in de maanden….. /……………(maanden/jaartal), toen ……….. (gebeurtenissen noemen). ..... maanden 4.2. Hoeveel last had u van dergelijke gevoelens? Kijkt u maar op KAART 20. 1. 2. 3. 4. 5.
Geen last Weinig last Tamelijk veel last Veel last Erg veel last
INTERVIEWER: als de respondent op de eerdere vragen voor alcoholmisbruik of alcoholafhankelijkheid aangaf symptomen te hebben in de afgelopen 2 jaar, inventariseer dan het beloop van de alcoholproblemen. ”U gaf eerder in het interview aan dat u in de periode sinds het laatste interview periodes heeft gehad waarin u redelijk veel alcohol dronk dat tot problemen kon leiden (of heeft geleidt). (Interviewer: herinner respondent eventueel aan eerdere antwoorden). Ik wil nu samen met u in kaart brengen in welke periodes u deze klachten met name heeft gevoeld.” INTERVIEWER: M.b.v. de kalender de periode(s) vaststellen waarin iemand alcoholproblemen heeft gehad en aankruisen in de maanden in de laptop onder de kolom: Alcohol. Dan wordt het beloop voor de alle genoemde periodes uitgevraagd. Begin met de eerst genoemde periode waarin iemand alcohol dronk dat tot problemen kon leiden en dan de tweede waarin dat gebeurde. Geef telkens een aanduiding van de periodes en noem de genoemde gebeurtenissen in de betreffende periode van de kalender. N.b. de vragen 5.1. t/m 5.2. worden net zo vaak doorlopen als periodes bij 1.a zijn opgegeven. De antwoorden worden op de kalender genoteerd. 5.1. De …. keer dat u in de laatste 2 jaaralcohol dronk en dat tot problemen kon leiden, was dus: in de maanden …./…….( maanden/jaartal)toen ….… (gebeurtenissen noemen). Per maand inventariseren: 5.2. Hoeveel last had u hiervan in deze maand? Kijkt u maar op KAART 20. 1. Geen last 2. Weinig last 3. Tamelijk veel last 4. Veel last 5. Erg veel last
Jaar:
Jan
Feb
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Aug
Sept
Okt
Nov
Dec
200..
Respondentnummer: _____________
IAT COMPUTERTAAK
Roken De volgende vragen gaan over roken. 1. Rookt u sigaretten, sigaren, pijp of andere tabak? 1. 2.
nooit gerookt Æ ga naar volgende sectie ja, ik rook momenteel Æ ga na vraag 2 door naar vraag 6
3.
ik ben korter dan 2 jaar geleden gestopt → ga naar vraag 3
4.
ik ben langer dan 2 jaar geleden gestopt → ga naar de volgende sectie
2. Op welke leeftijd bent u begonnen met roken? ……………… jaar 3. Alleen voor ex-rokers: Heeft u in het verleden sigaretten / shag/sigaren/pijp gerookt? 1. 2.
Ja Nee
4. Alleen voor ex-rokers: Hoeveel sigaretten/shagjes/sigaren/pijp rookte u gemiddeld genomen over de gehele periode dat u rookte? ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per dag ………………aantal sigaretten / shagjes/sigaren/pijp per week
of
Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes pijp / sigaren per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB.Een pakje shag bevat 50 shagjes. 5. Alleen voor ex-rokers: Op welke leeftijd bent u definitief gestopt met roken? ……………… jaar Voor ex- rokers: einde 6. Rookt u pijp of sigaar? 1. 2.
Ja Nee
Æ naar vraag 8
7. Hoeveel pijpen of sigaren rookt u gemiddeld?
………………aantal pijpen / sigaren per dag, of ………………aantal pijpen / sigaren per week Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7. 8. Rookt u sigaretten of shag? 1. 2.
Ja Nee
Æ naar volgende sectie
9. Hoeveel sigaretten / shagjes rookt u gemiddeld? ………………aantal sigaretten / shagjes per dag of ………………aantal sigaretten / shagjes per week Interviewer: Indien mogelijk het aantal per week aangeven. Het aantal sigaretten / shagjes per dag vermenigvuldigen met 7. NB. Een pakje sigaretten bevat meestal 20 sigaretten. NB. Een pakje shag bevat 50 shagjes.
Medicijn gebruik Wij hebben u gevraagd alle medicijnen mee te nemen die u in de afgelopen maand hebt gebruikt. Graag willen wij de precieze medicijnnamen overnemen. 1. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze meegenomen 2. respondent gebruikt medicijnen en heeft deze niet meegenomen 3. respondent gebruikt geen medicijnen 1. Kunt u mij de medicijnen laten zien die u in de afgelopen maand hebt gebruikt? 2. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn? Frequentie inname: 1. Dagelijks 2. Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand 3. Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen in de afgelopen maand 4. Sporadisch 3. Gebruikt u dit medicijn momenteel nog? 0 Ja 0 Nee, klachten zijn voorbij 0 Nee, medicijn was niet werkzaam 0 Nee, gaf teveel bijwerkingen INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart . Indien dit zo is, stel dan vraag 3a. 3a. Gaf /geeft dit medicijn bijwerkingen? 0 nee, geen bijwerkingen 0 slapeloosheid 0 slaperigheid overdag 0 onrust 0 spiertrillingen, trekkingen 0 droge mond 0 overmatig zweten 0 seksuele stoornissen 0 misselijkheid 0 verstopte darmen 0 diarree 0 gewichtstoename 0 duizeligheid 0 anders nl ……………… …………………………..
INTERVIEWER: noteer precieze medicijnnaam, de dosering, en inventariseer de frequentie en duur van het medicijngebruik. Indien de respondent de medicijnen niet heeft meegenomen, inventariseer zo goed mogelijk welke medicijnen een respondent heeft gebruikt in de afgelopen maand.
Noteer de medicijnen op de lijst → zie laatste pagina Ik wil u nu een aantal vragen stellen over het gebruik van specifieke medicijnen. Alleen voor vrouwen: 2. Gebruikt u momenteel anticonceptie? 1. Ja 2. Nee Indien 1: a. Anticonceptiepil b. Prikpil c. Hormoonpil (Implanon ”buisje” onder de huid) d. Mirena spiraal e. Nuva ring f. anders, namelijk ……………… Voor mannen en vrouwen: 3. Heeft u sinds het laatste interview wel eens medicijnen gebruikt voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen (die u nu momenteel niet gebruikt)? Interviewer: medicijnen die momenteel gebruikt worden zijn reeds geïnventariseerd. Het gaat hierbij om medicijnen die in de afgelopen 2 jaar gebruikt zijn, maar momenteel niet worden gebruikt. 1. Ja 2. Nee. → Ga door met volgende onderdeel De volgende vragen gaan over de medicijnen die u sinds het laatste interview gebruikt heeft voor depressie, stress, sombere stemming, angst of slaapproblemen. INTERVIEWER: noteer precieze medicijnnaam, de dosering, en inventariseer de frequentie en duur van het medicijngebruik.
Noteer de medicijnen op de lijst → zie laatste pagina 3a. Welk(e) medicijn(en) heeft u hiervoor gebruikt? INTERVIEWER: ga voor elk medicijn de volgende vragen na. 3b. Hoe lang heeft u dit medicijn geslikt ? …. Maanden of ….Jaar 3c. Tijdens deze periode, hoe frequent slikte u dit medicijn? 1. Dagelijks 2. Wisselend, maar gemiddeld meer dan de helft van alle dagen 3. Wisselend, maar gemiddeld minder dan de helft van alle dagen 4. Sporadisch.
INTERVIEWER: bepaal of dit medicijn tot de PSYCHOPHARMACA behoort. Gebruik eventueel de medicijnkaart . Indien dit zo is, stel dan vraag 3d. 3d. Gaf dit medicijn bijwerkingen? 0 nee, geen bijwerkingen 0 slapeloosheid 0 slaperigheid overdag 0 onrust 0 spiertrillingen, trekkingen 0 droge mond 0 overmatig zweten 0 seksuele stoornissen 0 misselijkheid 0 verstopte darmen 0 diarree 0 gewichtstoename 0 duizeligheid 0 anders nl ……………… ………………………….. INTERVIEWER: bepaal of de persoon momenteel benzodiazepines gebruikt. Bekijk op de medicijnkaart of een van de opgegeven medicijnen behoort tot de groep benzodiazepines. Is dit het geval: 1. Ja, → ga verder met vraag 4 2. Nee, → einde medicijngebruik vragen. 4. U gaf aan dat u momenteel een slaap of angstdempend middel gebruikt, namelijk __________________________________
geef de naam van het medicijn.
De volgende vragen gaan expliciet over dit medicijn. Beantwoord u met de volgende mogelijkheden: 1. dat geldt helemaal niet voor mij 2. dat geldt niet voor mij 3. dat geldt deels wel, deels niet voor mij 4. dat geldt voor mij 5. dat geldt helemaal wel voor mij INTERVIEWER: geef antwoordkaart 9 met de mogelijke antwoordopties aan de respondent. Zie voor de vragen de volgende bladzijde.
Dat geldt helemaal wel voor mij
Dat geldt voor mij
Dat geldt deels wel, deels niet voor mij
Dat geldt niet voor mij
Dat geldt helemaal niet voor mij 4a. Ik neem op tijd weer medicijnen omdat ik anders klachten krijg
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4c. Anderen dringen erop aan dat ik minder medicijnen ga gebruiken
1
2
3
4
5
4d. Ik neem meer medicijnen dan op het etiket staat aangegeven
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
4b. Zonder medicijnen bij de hand word ik nerveus
4e. Met mijn medicijnen bij me voel ik me gerust 4f. De medicijnen werken tegenwoordig minder goed dan vroeger 4g. Mijn medicijnen zijn te vroeg op 4h. De medicijnen brengen me in problemen 4i. Ik verander een recept 4j. Ik denk erover om te stoppen met de medicijnen 4k. Vlak voordat ik mijn medicijnen neem is dat het enige waar ik nog aan kan denken 4l. Ik ben in gedachten veel met medicijnen bezig. 4m. Ik geloof dat de medicijnen mijn leven kapot maken 4n. Ik haal eerder dan afgesproken een nieuw recept 4o. Ik neem veel medicijnen in één keer
Medicijn Naam
Dosis per tablet
Frequen tie inname 1234
Aantal tabletten bij inname
Duur gebruik in maanden
Duur gebruik in jaren
Gebruikt u het medicijn op dit moment nog? 0 Ja 0 Nee, klachten zijn voorbij 0 Nee, medicijn was niet werkzaam 0 Nee, gaf teveel bijwerkingen
Gaf / geeft dit medicijn bijwerkingen? (Meerdere antwoorden mogelijk) 0 nee, geen bijwerkingen 0 slapeloosheid 0 slaperigheid overdag 0 onrust 0 spiertrillingen, trekkingen 0 droge mond 0 overmatig zweten 0 seksuele stoornissen 0 misselijkheid 0 verstopte darmen 0 diarree 0 gewichtstoename 0 duizeligheid 0 anders nl ……………… …………………………..
Lichamelijke gezondheid en ziekten. Ik wil u nu een aantal vragen stellen over uw lichamelijke gezondheid en over de aanwezigheid van een aantal ziekten 1. Is er sinds het laatste interview een belangrijke verandering opgetreden in uw gezondheid (meerdere antwoorden mogelijk)? 1. Ja, ik ben in een ziekenhuis opgenomen geweest voor .................................................... ....................................................................................................................................................... .........................................................................................(omschrijf gezondheidsreden) 2. Ja, een dokter heeft bij mij de volgende nieuwe ziekte vastgesteld: ............................... ............................................................................................................................................... 3. Ja, ik ben geheel hersteld van een (ernstige) ziekte, namelijk van................................... ...................................................................................................................(omschrijf ziekte) 4. Nee 1. Hoe is over het algemeen uw lichamelijke gezondheidstoestand? 1. heel goed 2. goed 3. matig 4. slecht 5. heel slecht 2. Heeft u astma, chronische bronchitis of longemfyseem? 1. Nee → Ga door naar vraag 3 2. Ja, Zo ja, welke ziekte precies: o astma o chronische bronchitis o longemfyseem 2a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 2b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 2c. Bent u momenteel voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 2d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel
3. Krijgt u bij inspanning wel eens pijn, of een drukkend of onaangenaam gevoel op de borst? Bijvoorbeeld als u een trap oploopt, zich haast, of als u tegen de wind in loopt of fietst? 1. Nee → Ga door naar vraag 4 2. Ja 3a. ZO Ja: Verdwijnt de druk of pijn binnen 10 minuten wanneer u stilstaat of een tablet onder de tong neemt? 1. Nee 2. Ja 4. Krijgt u bij het lopen wel eens pijn in een of beide kuiten? 1. Nee → Ga door naar vraag 5 2. Ja 4a. ZO Ja: Verdwijnt deze pijn binnen 10 minuten als u stilstaat? 1. Nee 2. Ja 5. Heeft u een hartziekte of heeft u een hartinfarct gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 6 2. Ja, zo ja, welke ziekte precies (meerdere antwoorden mogelijk): o hartinfarct gehad ja / nee o angina pectoris ja / nee o hartfalen ja / nee o hartritme stoornis ja / nee o andere hartziekte, nl….. ja / nee o weet niet precies welke ziekte ja / nee 5a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 5b. Gebruikt u medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 5c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 5d. Moet u 's nachts op meer dan 1 kussen slapen vanwege kortademigheid? 1. Nee 2. Ja 5e. Heeft u 's ochtends bij het opstaan vaak dikke enkels, voeten of benen? 1. Nee 2. Ja
5f. Bent u wel eens geopereerd aan uw hart of aan de kransslagaders? 1. Nee → Ga door naar vraag 6 2. Ja, klepoperatie/kunstklep 3. Ja, bypass/omleiding van de kransslagaders 4. Ja, dotterbehandeling (ballonnetje) 5. Ja, pacemaker 6. Ja, andere operatie 5g. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 6. Heeft u suikerziekte, ook wel genoemd diabetes ? 1. Nee → Ga door naar vraag 7 2. Ja 6a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 6b. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja, injecties met insuline 3. Ja, alleen tabletten 6c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 6d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 7. Heeft u wel eens een beroerte of hersenbloeding gehad (instructie: andere benamingen zijn ook wel attaque, CVA, cerebrovasculair attack)? 1. Nee → Ga door naar vraag 8 2. Ja 7a. Vanaf welke leeftijd kreeg u dit (voor het eerst)? ________Jaar 7b. Gebruikt u hiervoor op dit moment medicijnen? 1. Nee 2. Ja
7c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 7d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 8. Heeft u gewrichtsslijtage of artrose van knieën, heupen of handen? (INTERVIEWER: reken hieronder GEEN fibromyalgie) 1. Nee → Ga door naar vraag 9 2. Ja 8a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 8b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 8c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 8d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 9. Heeft u last van reumatische klachten, zoals fibromyalgie, SLE of reumatoide artritis ? 1. Nee → Ga door naar vraag 10 2. Ja, namelijk: o SLE ja / nee o fibromyalgie ja / nee o reumatische artitis ja / nee o anders, namelijk… ja / nee o weet niet precies welke stoornis ja / nee 9a. Op welke leeftijd begonnen de klachten voor het eerst? ________Jaar 9b. Gebruikt u medicijnen tegen deze ziekte? 1. Nee 2. Ja
9c. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 9d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 10. Heeft u gezwelvorming of kanker of heeft u dat gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 11 2. Ja 10a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? ________Jaar 10b. Waar zat het gezwel (tumor)? o Longen o Borst o Baarmoeder o Baarmoederhals o Darm o Prostaat o Keel o Slokdarm o Maag o Bloed o Huid o Hersenen o Anders: 10c. Heeft u uitzaaiingen gehad of heeft u die nu? 1. Nee → Ga door naar vraag 10e 2. Ja 10d. Waar zaten of zitten deze uitzaaiingen? o Bot o Lever o Hersenen o Longen o Lymfeklieren o Anders: 10e. Wat voor behandeling heeft u tegen deze ziekte gehad? Meerdere antwoorden mogelijk o Operatie o Medicijnen (chemotherapie, cytostatica, ook hormonen) o Bestraling o Alternatieve geneeswijze (bijv. Moerman-dieet)
10f. Gebruikt u momenteel medicijnen voor deze ziekte? 1. Nee 2. Ja 10g. Bent u voor deze ziekte momenteel nog onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 10h. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 11. Bent u voor hoge bloeddruk onder behandeling of controle bij een huisarts? 1. Nee → Ga door naar vraag 12 2. Ja 11a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze hoge bloeddruk? _________Jaar 11b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 11c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze aandoening in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 12. Heeft u sinds het laatste interview een maagzweer of zweer aan de 12-vingerige darm gehad? 1. Nee → Ga door naar vraag 13 2. Ja 12a. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 12b. Hoe vaak heeft u sindsdien last gehad van een maagzweer of zweer aan de 12- vingerige darm? 1. nooit 2. een aantal keer 3. vaak
12c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja 12d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 12e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 13. Heeft u last van darmstoornissen, langer durend dan 1 maand? 1. Nee → Ga door naar vraag 14 2. Ja, namelijk: o prikkelbare (of spastische) darm ook wel IBS (irritable bowel syndroom) genoemd o Obstipatie / opgeblazen gevoel in de buik o Collitus ulcerosa of Crohn’s disease o anders, namelijk………………………. o weet niet welke precieze stoornis 13a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 13b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 13c. Bent u voor deze darmstoornissen onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 13d. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze darmstoornissen in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 14. Heeft u vaak last van allergieën, zoals hooikoorts of eczeem ? 1.Nee → Ga door naar vraag 15 2. Ja, namelijk o Hooikoorts o Eczeem o anders, nl ___________
14a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 14b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 14c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 14d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 15. Heeft u een schildklierziekte ? 1. Nee → Ga door naar vraag 16 2. Ja, namelijk o ziekte van Graves o hypothyroidie o hyperthyroidie o anders o weet niet precies
ja / nee
15a. Vanaf welke leeftijd heeft u dit? _________Jaar 15b. Gebruikt u hiervoor medicijnen? 1. Nee 2. Ja 15c. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 15d . Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven. 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 16. Heeft u in het afgelopen jaar letsel door een ongeval, zoals whiplash, sportblessure of botbreuken opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 17 2. Ja, namelijk o Botbreuken ja / nee o Kneuzingen ja / nee o Whiplash ja / nee o anders, nl __________ ja / nee
16a. Gebruikt u voor dit letsel medicijnen? 1. Nee 2. Ja 16b. Bent u hiervoor onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 16c. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van dit letsel in uw dagelijks leven? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel 17. Heeft u sinds het laatste interview ernstig hoofdletsel, zoals een hersenschudding, opgelopen? 1. Nee → Ga door naar vraag 18 2. Ja, namelijk: o een hersenschudding o een hoofdwond o anders, nl____________ 17a. Op welke leeftijd gebeurde dit? (indien meerdere malen is gebeurd, noteer de laatste keer ) ________ Jaar 17b. Bent u hierbij (even) bewusteloos geweest? 1. ja 2. nee 17c Bent u voor het hoofdletsel onder behandeling of controle bij een arts geweest? 1. Nee 2. Ja 18. Heeft u een andere chronische ziekte die niet reeds vermeld is? 1. Nee → Ga door naar volgende onderdeel 2. Ja 18a. Welke ziekte is dit? ________________________ 18b. Vanaf welke leeftijd heeft u deze ziekte? _________Jaar 18c. Gebruikt u voor deze ziekte medicijnen? 1. Nee 2. Ja
18d. Bent u voor deze ziekte onder behandeling of controle bij een arts? 1. Nee 2. Ja 18e. Hoeveel last heeft u, gemiddeld genomen, van deze ziekte in uw dagelijks leven ? 1. geen 2. nauwelijks 3. matig 4. veel De volgende vragen gaan over eventuele pijn ervaringen in de afgelopen 6 maanden. 1a. Heeft u in de laatste 6 maanden rugpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1b. Heeft u in de laatste 6 maanden nekpijn gehad? 1. Ja 2. Nee 1c. Heeft u in de laatste 6 maanden hoofdpijn of migraine gehad? 1. Ja 2. Nee 1d. Heeft u in de laatste 6 maanden aangezichtspijn, of pijn in uw gezicht gehad? (bijvoorbeeld in de kaak, of het gewricht voor de oren)? 1. Ja 2. Nee 1e. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in uw buik of maagstreek gehad? 1. Ja 2. Nee 1f. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn in de gewrichten van armen, handen, benen of voeten gehad? 1. Ja 2. Nee 1g. Heeft u in de laatste 6 maanden pijn op de borst gehad? 1. Ja 2. Nee 1h. Heeft u op een andere nog niet eerder genoemde plek pijn gehad? 1. Zo ja, op welke plek? ……. 2. Nee 1h. Heeft u in de afgelopen 6 maanden medicijnen tegen pijn gebruikt? 1. Ja 2. Nee
1i. Zo ja, hoe frequent gebruikte u gemiddeld medicijnen tegen pijn in de afgelopen 6 maanden? 1. Dagelijks 2. Wekelijks 3. Een aantal keer per maand 4. Slechts een aantal keer in de afgelopen 6 maanden • •
Indien geen pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar volgende variabele. Indien meer dan 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 2. Indien 1 pijn locatie is geïdentificeerd → ga naar vraag 3.
Vraag 2. Van welke pijn heeft u in de afgelopen 6 maanden het meeste last gehad? Rug Nek Hoofdpijn/migraine Buik/maag Gewricht Pijn op de borst Aangezichtspijn Nog niet eerder genoemde plek VRAAG 3 wordt gesteld over de pijnlocatie waarvan de respondent het meeste last heeft gehad in de afgelopen 6 maanden. Vraag 3. a. Op hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden had u (VUL IN LOKATIE) pijn? ______ dagen b. Hoe zou u uw pijn OP DIT MOMENT omschrijven, op een schaal van 0 tot 10 waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 staat voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 11). SCORE _____ c. Hoe intens was de ERGSTE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 11). SCORE _____ d. Hoe intens was de GEMIDDELDE pijn die u in de afgelopen 6 maanden heeft ervaren, op een schaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor geen pijn, en 10 voor ‘ergst mogelijke pijn’ (Antwoordkaart 11). SCORE _____ e. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u uw dagelijkse activiteiten (werk, school of werk in het huishouden) niet kunnen doen vanwege uw (LOKATIE) pijn? ______ dagen
f. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw dagelijkse activiteiten? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 12). SCORE _____ g. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in uw vrije tijd, uw sociale leven en activiteiten met uw familie? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 12). SCORE _____ h. Op een schaal van 0 tot 10, in wat voor een mate heeft uw (LOKATIE) pijn u in de afgelopen 6 maanden beperkt in het uitvoeren van uw werk (ook huishoudelijk werk)? Een score van 0 betekent dat u helemaal geen beperkingen of hinder bij het uitvoeren ervaart, en een score van 10 betekent dat het onmogelijk is om de activiteit uit te voeren (Antwoordkaart 12). SCORE _____
TIC – P
Ziekte en Werk
De volgende vragen gaan over uw werkachtergrond. 1. Is er sinds het laatste interview een verandering opgetreden in uw werk ? 1. Nee → ga door naar vraag 4 2. Ja, namelijk ……………….. Indien 1 = 2 2. Wat is de beste beschrijving van uw huidige werksituatie? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Nu in loondienst werkzaam Zelfstandige Arbeidsongeschikt (WAO, AAW) Ziektewet Gepensioneerd of in de VUT Ouderschapsverlof – zwangerschapsverlof Niet werkzaam (student/huisvrouw/man/werkloos) Anders……………………………
Indien antwoord op vraag 2 = 3: 3a1. Voor hoeveel procent bent u afgekeurd voor uw werk? ________ procent 3a2. Voor hoeveel procent bent u momenteel werkzaam?
________ procent
Indien antwoord op vraag 3= 1, 2, 4, 6 OF 3, waarbij 3a.2 = >0: 3b1. Wat is uw huidige functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie: _________________________ 3b2. Hoeveel uur per week werkt u /heeft u een aanstelling? _______ uren per week 3b3. Over hoeveel dagen zijn deze uren verdeeld? __________ dagen Indien antwoord op vraag 3= 3 (waarbij 3a.2=0 %) of 5 of 7 OF 3a.2 = 0 : 3c1. Wat was het door u laatst uitgeoefende functie of beroep? Omschrijf het beroep nauwkeurig. Dus niet ambtenaar of bouwvakker, maar controleur bij de belastingdienst of metselaar 1e klas. INTERVIEWER: Het is belangrijk dat u het beroep zo exact mogelijk uitvraagt en noteert. Huidige beroep/functie ._________________________________ Indien antwoord op vraag 3=5 of 7: ga door naar vraag 10. Indien antwoord op vraag 3a1=100%: stel vraag 5, ga daarna direct door naar vraag 10. Anders; ga door naar 4.
4. Hebt u de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee → ga verder met vraag 6 2. Zo ja: hoeveel werkdagen?________ werkdagen 4a. Zo ja: Hebt u langer dan de afgelopen 6 maanden verzuimd van betaald werk vanwege gezondheidsproblemen? 1. Nee (ga verder met vraag 6) 2. Ja, ik heb mij ziek gemeld sinds ……………Ga erna door naar vraag 5 én vraag 11 5. Komt uw verzuim/ziekte/arbeidsongeschiktheid door lichamelijke problemen of psychische problemen of een combinatie van beiden: 1. 2. 3. 4. 5.
lichamelijke psychische combinatie (ALS SPONTAAN: ouderschap / zwangerschap) anders, nl___________________________
6. Mensen met gezondheidsproblemen moeten daarvoor soms verzuimen van hun werk. Het kan echter voorkomen dat iemand wel op zijn werk aanwezig is, maar minder goed zijn werk doet vanwege die gezondheidsproblemen. Werd u in de afgelopen 6 maanden bij uw betaalde werk gehinderd door gezondheidsproblemen? 1. Nee, in het geheel niet → gaat door naar de volgende sectie 2. Ja, een beetje 3. Ja, heel erg 7. Hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden hebt u wèl betaald werk verricht, terwijl u last had van gezondheidsproblemen? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Aantal dagen _______ 8. Wilt u aankruisen hoe efficiënt u gewerkt heeft op de dagen dat u wèl op uw werk was terwijl u last had van gezondheidsproblemen. (1 betekent dat u zeer slecht in staat was uw werk uit te voeren en een 10 betekent dat uw werk niet werd beïnvloed.) INTERVIEWER: geef Antwoordkaart 14
1 maximaal inefficiënt
2
3
4
5
6
7
8
9
10
even efficiënt als normaal
9. Als u het werk zou moeten INHALEN dat u in de afgelopen 6 maanden niet hebt kunnen verrichten vanwege gezondheidsproblemen, hoeveel uur zou u dan moeten werken? INTERVIEWER: De dagen waarop een persoon helemaal niet heeft gewerkt omdat hij/zij zich ziek heeft gemeld niet mee rekenen. Het gaat om de dagen dat een persoon wél op het werk was, maar vanwege gezondheidsproblemen werk niet heeft kunnen verrichten. Aantal uur ______ Stel vraag 10 alléén, indien respondent géén betaald werk heeft: (Vraag 3 = 5, 7, of 3 (waarbij 3a.2 = 0 %) 10. U heeft geen betaald werk. Welke van de volgende situaties is het best op u van toepassing? (Antwoordkaart 15) 1. Ik zorg voor het huishouden (en eventueel kinderen) 2. Ik ben gepensioneerd of met de VUT sinds …./…../…. 3. Ik ben scholier of student 4. Ik kan sinds …./….../…... geen betaald werk meer doen vanwege gezondheidsproblemen. 5. Ik ben ontslagen sinds …/…/….. 6. Ik ben afgevloeid (personeelsinkrimping) sinds …/…./…. 7. Het bedrijf is opgeheven sinds …/…/…. 8. Ik ben volledig arbeidsongeschikt sinds …/..../… 9. Anders, nl___________ Stel vraag 11 alléén, wanneer vraag 3 = 5 of 7 OF vraag 4a = Ja OF VRAAG 6 = een beetje / heel erg 11. Hebben anderen in de afgelopen 6 maanden huishoudelijke taken die u normaal wel doet overgenomen in verband met gezondheidsproblemen? 1. Nee 2. Ja, namelijk (meerdere antwoorden mogelijk): a. gezinsleden voor ………uur b. andere onbetaalde mensen voor ……… uur c. thuiszorg voor ……….uur d. andere betaalde hulp voor ……..uur
WHODAS-II Functioneren in de afgelopen 30 dagen De volgende vragen gaan over uw functioneren als gevolg van uw lichamelijke en geestelijke gezondheid of gezondheidsproblemen. Onder gezondheidsproblemen verstaan we beperkingen en ziekten, die kortdurend of langdurend zijn, zoals verwondingen, emotionele problemen en problemen met alcohol of drugs. 1) Als u nu bij gisteren begint en 30 dagen terug gaat in de tijd, hoeveel van de afgelopen 30 dagen was u totaal niet in staat om te werken of om uw normale bezigheden uit te voeren, als gevolg van uw lichamelijke of geestelijke gezondheid? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 2) Hoeveel van de afgelopen 30 dagen bent u meer dan de halve dag in bed gebleven vanwege problemen met uw lichamelijke of geestelijke gezondheid? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 3) Hoeveel van de afgelopen 30 dagen was u weliswaar in staat om te werken en uw normale bezigheden uit te voeren, maar moest u toch een stapje terug doen of kwam er minder uit uw handen dan gewoonlijk vanwege problemen met uw lichamelijke of geestelijke gezondheid? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 4) Hoeveel van de afgelopen 30 dagen heeft u minder kunnen letten op de kwaliteit en zorgvuldigheid van uw werk vanwege problemen met uw lichamelijke of geestelijke gezondheid? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 5) Heeft u momenten gehad in de afgelopen 30 dagen waarop u, als gevolg van dit soort gezondheidsproblemen, moeilijkheden kreeg met (Interviewer: LANGZAAM LEZEN) uw concentratie, uw geheugen, uw begripsvermogen of uw vermogen om helder na te denken? 1 Ja 5 Nee ZO JA: Op hoeveel dagen heeft u dit soort moeilijkheden gehad tijdens de afgelopen 30 dagen? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 6) Heeft u momenten gehad in de afgelopen 30 dagen waarop u, als gevolg van gezondheidsproblemen, moeilijkheden kreeg met uw beweeglijkheid - bijvoorbeeld moeite met langere tijd op uw benen staan, in huis rondlopen of het huis uit gaan? 1 Ja 5 Nee ZO JA: Op hoeveel dagen heeft u dit soort moeilijkheden gehad tijdens de afgelopen 30 dagen? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __
7) Heeft u momenten gehad in de afgelopen 30 dagen waarop u, als gevolg van gezondheidsproblemen, moeilijkheden kreeg om uzelf te verzorgen, bijvoorbeeld om uw hele lichaam te wassen, uw kleren aan te trekken of zonder hulp te eten? 1 Ja 5 Nee ZO JA: Op hoeveel dagen heeft u dit soort moeilijkheden gehad tijdens de afgelopen 30 dagen? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 8) Heeft u momenten gehad in de afgelopen 30 dagen waarop u, als gevolg van gezondheidsproblemen, moeilijkheden had om met andere mensen op te schieten, uw normale sociale contacten te onderhouden, of aan sociale activiteiten deel te nemen? 1 Ja 5 Nee ZO JA: Op hoeveel dagen heeft u dit soort moeilijkheden gehad tijdens de afgelopen 30 dagen? Geef een antwoord tussen 0 en 30: __ 9) Voor de vragen die nu komen gebruiken we deze schaal van 0 tot 100, waarop 0 de meest slechte gezondheid van een mens betekent en 100 een perfecte gezondheid. INTERVIEWER: geef antwoordkaart 16 9a) Met welk cijfer op die schaal zou u het volgende willen omschrijven: De gezondheid van iemand met een gebroken been? Geef een antwoord tussen 0 en 100: __ 9b) De gezondheid van iemand met ernstige reuma? Geef een antwoord tussen 0 en 100: __ 9c) De gezondheid van iemand met kanker in de terminale fase? Geef een antwoord tussen 0 en 100: __ 9d) Uw eigen lichamelijke en geestelijke gezondheid over het geheel genomen tijdens de afgelopen 30 dagen? Geef een antwoord tussen 0 en 100: __
Perceived Need for Care Questionnaire Sectie A. A1 Neemt u het afgelopen half jaar in gedachten en ga na hoe u zich voelde. Had u in die periode op enig moment problemen van psychische aard? 1. Nee → ga naar sectie B 2. Ja A2 Hoe zou u uw psychische problemen benoemen? .................................................................................................................. Sectie B. De volgende vragen zijn bedoeld om in kaart te brengen met welke hulpverleners u voor uzelf in het afgelopen half jaar contact heeft gehad. Denk aan de periode tussen nu en zes maanden geleden. Met het aantal contacten bedoelen wij bezoeken aan spreekuren, bezoeken op afspraak, telefonische contacten en huisbezoek. Telefonische contacten met de secretaresse of assistente van een hulpverlener om een afspraak te maken mag u niet meetellen. Als u een antwoord niet precies weet, mag u gerust een schatting geven. Het maakt niet uit wat de reden van het contact was. 1. Hebt u in de afgelopen 6 maanden gebruik gemaakt van thuiszorg? Zo ja, hoeveel uur? (alle uren in de afgelopen 6 maanden bij elkaar optellen) 1. Nee 2. Ja, namelijk….contact(en) Uren …… 2. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een alternatieve genezer? Zo ja, hoeveel keer? (bijvoorbeeld homeopaat, acupuncturist natuurgenezer, manueel therapeut, haptonoom, chiropractor, iriscopist) 1. Nee 2. Ja, namelijk alternatieve genezer ………………….. …………………..
aantal contact(en) in de afgelopen 6 maanden …………………. ………………….
3. Heeft u de afgelopen 6 maanden deelgenomen aan een zelfhulpgroep? Zo ja, welke soort groep en hoeveel contacten? (bijvoorbeeld A.A.-groep, praatgroep van patiëntenvereniging) 1. Nee 2. Ja, namelijk…………… soort zelfhulpgroep ………………
aantal contact(en) in de afgelopen 6 maanden …………………
……………… ………………… 4. Bent u in de afgelopen 6 maanden opgenomen geweest in een ziekenhuis?
1. Nee Æ ga naar vraag 5 2. Ja 4a. Wat was de reden van uw ziekenhuis opname, welke afdeling was u opgenomen en in welk ziekenhuis? Reden _________________ _________________ _________________
Afdeling ______________ ______________ ______________
Ziekenhuis _______________ _______________ _______________
5. Wat is de naam van uw huisarts?______________________________ 6. Wat is het adres van de huisarts? (straat en plaats)__________________ 7. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met uw huisarts? 1. Nee Æ ga naar vraag 9 2. Ja 7a. Hoeveel contacten heeft u met uw huisarts gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, huisbezoek, en telefonische consulten in de afgelopen 6 maanden bij elkaar optellen) _____________ contacten 7b. Had tenminste één van de contacten met uw huisarts met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee 8. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een medisch specialist op de polikliniek van een algemeen ziekenhuis zonder dat u was opgenomen in het ziekenhuis? 1. Nee Æ ga naar vraag 10 2. Ja 8a. Hoeveel keer heeft u met de medisch specialist contact gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten 8b. Had tenminste één van de contacten met uw medisch specialist met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee. 8c. Welke specialist was(ren) dit: _______________________________ Omschrijf specialisme, bijvoorbeeld neuroloog, cardioloog, maar geen namen 9. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met de bedrijfsarts? 1. Nee Æ ga naar vraag 11 2. Ja
9a. Hoeveel keer heeft u met de bedrijfsarts contact gehad in de afgelopen 6 maanden? (alle spreekuurbezoek, bezoek op afspraak, en telefonische consulten bij elkaar optellen) _____________ contacten 9b. Had tenminste één van de contacten met uw bedrijfsarts met psychische problemen te maken? 1. ja 2. nee. 10. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een eerstelijns psycholoog, maatschappelijk werker of (sociaal psychiatrisch) verpleegkundige? 1. Nee Æ ga naar vraag 12 2. Ja, namelijk - eerstelijns psycholoog - maatschappelijk werker - sociaal psychiatrisch verpleegkundige 10a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 11. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met de RIAGG of GGZ instelling? 1. Nee Æ ga naar vraag 13 2. Ja 11a. Hoeveel keer heeft u met de RIAGG / GGZ instelling contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 12. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met het centrum voor alcohol en drugs? 1. Nee Æ ga naar vraag 14 2. Ja 12a. Hoeveel keer heeft u met het centrum voor alcohol en drugs contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 13. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut? 1. Nee Æ ga naar vraag 15 2. Ja, namelijk : - psychiater -psychotherapeut 13a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten 14. Hebt u in de afgelopen 6 maanden contact gehad met een fysiotherapeut? 1. Nee Æ ga naar sectie c 2. Ja 14a. Hoeveel keer heeft u met deze persoon contact gehad in de afgelopen 6 maanden? _____________ contacten
Sectie C Let op: Sectie C alleen doorlopen indien 7b=1 of 8b=1 of 9b=1 of 10=2 of 11=2 of 12=2 of 13=2. Anders: → ga naar Sectie D
1. Laat kaart 17 zien aan de respondent. Kijk naar de onderwerpen hieronder. Er staan verschillenden vormen van mogelijke hulp die je kan krijgen op. Welke van deze vormen van hulp hebt u tijdens de consulten/opnames vanwege psychische problemen gehad? (Meerdere antwoorden mogelijk) 1 Informatie over psychische problemen, behandelmogelijkheden en beschikbare hulp 2 Medicijnen of tabletten 3 Verwijzing naar meer gespecialiseerd hulpverlener 4 Gesprekstherapie (ofwel psychotherapie / counseling): gesprekken over oorzaken van en omgaan met emotionele problemen 5 Praktische ondersteuning of hulp bij huisvestings- en geldproblemen, of bij huishoudelijke taken 6 Vaardigheidstraining, om mijn werk en mijn tijd beter in te delen 7 Anders, namelijk__________________ 8 Geen hulp 2. Indien bij vraag 1, antwoord 1 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij vraag 1, antwoord 1 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u informatie hebt gekregen over psychische problemen, behandelmogelijkheden en beschikbare hulp. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen? 1. Nee 2. Ja Æ ga naar 3. b. U gaf aan dat u geen informatie hebt gekregen over psychische problemen, behandelmogelijkheden en beschikbare hulp. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1. Nee Æ ga naar 3. 2. Ja 3. Indien bij 1, 2 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij 1, 2 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u medicijnen of tabletten hebt gekregen. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen? 1. Nee 2. Ja Æ ga naar 4. b. U gaf aan dat u geen medicijnen hebt gekregen. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1 Nee Æ ga naar 4. 2 Ja Indien bij vraag 1, antwoord 3 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij vraag 1, antwoord 3 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u een verwijzing naar een meer gespecialiseerd hulpverlener te hebben gekregen. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen?
4.
1. Nee 2. Ja Æ ga naar 5. b. U gaf aan dat u geen verwijzing naar een meer gespecialiseerd hulpverlener hebt gekregen. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1. Nee Æ ga naar 5. 2. Ja Indien bij vraag 1, antwoord 4 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij vraag 1, antwoord 4 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u een of andere vorm van gesprekstherapie hebt gekregen. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen? 1. Nee 2. Ja Æ ga naar 6.
5.
b. U gaf aan dat u geen gesprekstherapie hebt gekregen. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1. Nee Æ ga naar 6. 2. Ja Indien bij vraag 1, antwoord 5 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij vraag 1, antwoord 5 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u praktische ondersteuning of hulp bij problemen gekregen hebt. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen? 1. Nee 2. Ja Æ ga naar 7. 6.
b. U gaf aan dat u geen praktische ondersteuning of hulp bij problemen hebt gekregen. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1. Nee Æ ga naar 7. 3. Ja 7. Indien bij vraag 1, antwoord 6 WEL genoemd is Æ ga naar a Indien bij vraag 1, antwoord 6 NIET genoemd is Æ ga naar b a. U gaf aan dat u vaardigheidstraining om uw werk en tijd beter in te delen hebt gekregen. Denkt u dat u voldoende van dit soort hulp hebt gekregen? 1. Nee 2. Ja Æ EINDE interview. b. U gaf aan dat u geen vaardigheidstraining om uw werk en uw tijd beter in te delen hebt gekregen.. Denkt u dat u deze vorm van hulp wel nodig hebt? 1. Nee Æ EINDE interview. 2. Ja
Sectie D Indien A1=1: → EINDE INTERVIEW. Indien A1=2: → Ga verder met sectie D, Ik begrijp dat u een psychisch probleem gehad heeft, zoals (…………..lijst A2) maar u hebt geen contact met een professioneel hulpverlener daarover genoemd. De volgende vragen gaan over vormen van hulp die u de afgelopen zes maanden nodig gehad zou kunnen hebben, maar die u niet gekregen heeft 1. Denkt u dat u informatie over psychische problemen, behandelmogelijkheden en beschikbare hulp nodig zou hebben gehad? 1. Nee → ga naar vraag 2 2. Ja 2. Denkt u dat u medicijnen of tabletten nodig heeft gehad? 1. Nee → ga naar vraag 3 2. Ja 3. Denkt u dat u een verwijzing naar een meer gespecialiseerd hulpverlener nodig heeft gehad? 1. Nee → ga naar vraag 4 2. Ja 4. Denkt u dat u gesprekstherapie nodig heeft gehad? 1. Nee → ga naar vraag 5 2. Ja 5. Denkt u dat u praktische ondersteuning of hulp bij huisvestings- en geldproblemen, of bij huishoudelijke taken nodig heeft gehad? 1. Nee → ga naar vraag 6 2. Ja 6. Denkt u dat u vaardigheidstraining, om uw werk en tijd beter in te delen nodig heeft gehad? 1. Nee → EINDE interview 2. Ja
Proxy: INTERVIEWER: Vraag de respondent of de bij de baseline opgegeven proxy’s nog dezelfde personen zijn. Controleer de adressen! Indien er (nog) geen proxy gegevens zijn : U heeft bij de vorige meting geen namen en adressen gegeven van mensen die wij mogen benaderen indien wij nog een keer contact met u op willen nemen. Voor het geval we u niet kunnen bereiken bijvoorbeeld wegens ziekte of een verhuizing dan zou het plezierig zijn als wij de naam en het adres mogen noteren van twee mensen via wie wij u dan kunnen benaderen. Mag dat ? (Interviewer: NB geen personen uit het huishouden bv de partner) Adres 1 Naam: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie : (zus, buurman etc) Adres 2 Naam: Adres: Postcode en plaats: Telefoonnummer Relatie : (zus, buurman etc) INTERVIEWER; check op het RCF of de respondent mee heeft gedaan aan het fMRI onderzoek. Indien ja: U heeft meegedaan aan het hersenscan onderzoek. Mogen wij u hiervoor weer benaderen? 1. ja 2. nee 3. geen antwoord 4. weet niet In de toekomst zullen er nog een aantal deelonderzoeken plaatsvinden. Zo komt er bijvoorbeeld nog een genetisch onderzoek. Bij dergelijk onderzoek willen we graag een kleine, nog nader te bepalen groep mensen, benaderen. Dat betekent dat wij mensen bellen, uitleggen waar het om gaat, en vervolgens uw medewerking daarvoor vragen. Mogen wij u eventueel hiervoor benaderen? 1. ja 2. nee 3. geen antwoord 4. weet niet
Alleen voor respondenten uit Amsterdam: In de toekomst zal er nog een deelonderzoek plaatsvinden. Het gaat om een hart en vaatonderzoek. Bij dergelijk onderzoek willen we graag een kleine, nog nader te bepalen groep mensen, benaderen. Dat betekent dat wij mensen bellen, uitleggen waar het om gaat, en vervolgens uw medewerking daarvoor vragen. Mogen wij u eventueel hiervoor benaderen? 1. ja 2. nee 3. geen antwoord 4. weet niet INTERVIEWER : overhandig de folder aan de respondent Wij willen u ook toestemming vragen voor het opvragen, vrijgeven en/of koppelen van informatie. INTERVIEWER: geef respondent uitleg aan de hand van het toestemmingsformulier Vindt u dit goed? 1. 2. 3. 4.
ja nee geen antwoord weet niet
INTERVIEWER: indien respondent accoord gaat → toestemmingsformulier laten ondertekenen.
• • • • •
COMPUTERTAKEN: N-BACK en ECT INVULLEN QUESTIONNAIRE II EVALUATIE DOOR RESPONDENT REISKOSTEN VERGOEDEN AANBIEDEN VVV BON