Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding Nieuwe Testament
Inhoudsopgave Hoe gebruik je deze handleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Suggesties voor Groepsstudie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Cursus doelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .4 Het Nieuwe Testament Inleiding tot de Evangeliën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 1. Mattheüs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 2. Markus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 3. Lukas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 4. Johannes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Inleiding tot de geschiedkundige boeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 5.
Handelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Inleiding tot de brieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 53 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Romeinen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 1 en 2Corinthiërs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 Galaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 Efeziërs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 Filippenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 Kolossenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 1 en 2Thessalonicenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113 1 en 2Timotheüs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 Titus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 Filemon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 Hebreeën . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 Jakobus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154 1 en 2 Petrus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 1, 2 en 3Johannes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 170 Judas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Inleiding tot de profetische boeken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183 21.
Openbaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Bijlagen: 1: Bijbelboeken in het Nieuwe Testament in volgorde van schrijven 192 2: Gebeurtenissen in het Nieuwe Testament, chronologisch geordend 193 Antwoorden op zelftesten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
2 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Hoe gebruik je deze handleiding? Elke les bestaat uit: • • • •
•
Doelen: deze moet je kunnen bereiken door het hoofdstuk te bestuderen. Lees ze voor je aan een hoofdstuk begint Sleutelvers: deze benadrukt het belangrijkste thema van het hoofdstuk. Memoriseer het. Hoofdstuk inhoud: Bestudeer het. Zoek elk genoemd vers in je Bijbel op Zelf test: doe de test na bestudering van het hoofdstuk. Probeer de vragen te beantwoorden zonder je Bijbel of deze handleiding. Controleer, nadat de test is je antwoorden met de antwoorden aan het eind van dit boek. Vervolgstudie: Dit deel helpt je om door te gaan met het bestuderen van het Woord van God. Het verbetert je studie vaardigheden, en leert je dit toe te passen in je leven en bediening.
Wat heb je verder nodig? Een Bijbel. Hoewel ik NBG gebruik, kun je ook een andere vertaling nemen. Suggesties voor groepsstudie Eerste bijeenkomst: • Opening: Open met gebed en kennismaken. Registreer de studenten • Spreek regels af: Wie leidt er, wanneer, hoe laat en waar zij de studies? • Lofprijs & aanbidding: Nodig de Heilige Geest uit in je studie • Handleidingen uitdelen: Leg uit hoe ermee gewerkt moet worden. Bespreek de eerste bladzijden uit de handleiding. • Geef de eerste opdracht: De studenten nemen het opgegeven hoofdstuk door en doen de bijbehorende zelftest voor de volgende bijeenkomst. Hoeveel materiaal je in één keer kunt behandelen hangt af van de grootte en de moeilijkheidsgraad van de hoofdstukken en van de capaciteiten van de groep. Daaropvolgende bijeenkomsten: • Opening: bid; verwelkom en registreer de nieuwe studenten en geef ze een handleiding. Hou bij wie er aanwezig is. Neem tijd voor lofprijs en aanbidding. • Samenvatting: geef een korte samenvatting over dat wat de vorige keer aan de orde kwam. • Discussieer over elk onderdeel in het hoofdstuk, waarbij je de kopje in vette letters als onderwijs raamwerk gebruikt. Vraag de studenten wat zij voor vragen hebben bij de onderdelen en wat hun commentaar is. Pas de lessen toe op het leven en de bediening van de studenten. • Controleer de zelf testen die de studenten hebben afgemaakt. (Als je niet wilt dat de studenten toegang hebben tot de antwoorden, kun je de bladzijden met antwoorden uit de handleiding verwijderen). • Voor verder studeren: Deze projecten kun je als groep doen, maar ook individueel.
3 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding Jezus hechtte veel belang aan de Schrift in Zijn tijd. Tijdens Zijn aardse bediening bleek dat uit de nadruk die Hij legde op de kennis daarvan. Vandaar de studies over de inleiding op het Oude en het Nieuwe Testament. Het eerste deel gaat over de Bijbel, de vertalingen en bespreekt verschillende versies. Het geeft een overzicht van de Bijbelse geschiedenis, geografie en het leven in de tijd van de Bijbel. Het geeft ook technieken om schema’s te maken en een schema voor elk Bijbelboek. Dit deel bestudeert elk boek van het Nieuwe Testament. Over elk boek wordt informatie gegeven, zoals bijvoorbeeld de auteur, de mensen voor wie het boek geschreven is, het doel van het boek, het sleutelvers, een lijst van de belangrijkste personen en een schema van de inhoud. Er wordt ook een levens- en een bedieningsprincipe gegeven voor elk boek. Deze principes zijn basiswaarheden die van levensbelang zijn voor de Christelijke volwassenheid en voor de bediening die een deel van e leven gaat worden. Nuttige schema’s, kaarten en tijdlijnen geven belangrijke feiten en samengevatte vorm. Eigenlijk zou je naast deze inleidende studies ook ‘Creatieve Bijbelstudiemethoden’ moeten doen. Daarmee leer je de Bijbel op verschillende manieren te bestuderen. Alle drie studies zijn bedoeld om je persoonlijke bestudering van Gods Woord te verrijken. Cursusdoelen Aan het eind van deze cursus kun je: • Schema’s maken en uitbreiden van de boeken van de Bijbel • Van elk Nieuw Testamentische Bijbelboek zeggen: - wie de schrijver is - voor wie het boek bedoeld is - wanneer het geschreven werd - wat het doel van het boek is - het sleutelvers van elk boek noemen - het principe voor leven en bediening noemen • Verder gaan met een meer gedetailleerde studie van het Woord van God
4 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding tot de Evangeliën De eerste vier boeken van het Nieuwe Testament zijn de Evangeliën. Deze boeken geven een verslag van de geboorte, het leven, de bediening, het onderwijs, de dood en de opstanding van Jezus. Elk boek verschilt in benadering. Mattheüs:
Nadruk op Jezus Christus als Koning. Het boek is speciaal bedoeld voor de Joden. Het boek opent met de Koninklijke stamboom en eindigt met de opdracht die de Koning aan Zijn discipelen geeft.
Markus:
Nadruk op Jezus Christus als dienaar van God. Het boek is gericht op de Romeinen. Er is geen stamboom omdat Jezus wordt weergegeven als een dienaar. Niemand is geïnteresseerd in het voorgeslacht van een dienaar. Het boek eindigt met de Heer “die met hen werkt’. Hij werkt als een dienaar met Zijn discipelen.
Lukas:
Presenteert Jezus Christus als de “Zoon des mensen”, de volmaakte mens en Redder van onvolmaakte mensen. Luk. 3 geeft een stamboom van Jezus die teruggaat tot Adam. Lukas eindigt met de volmaakte mens, Jezus, die opstijgt naar de hemel, naar Zijn Vader.
Johannes:
Benadrukt Jezus als Zoon van God. Het boek opent met Jezus het Woord, geopenbaard als God. De afsluiting van het boek geeft aan dat de wereld niet kan bevatten wat Jezus allemaal deed toen Hij op aarde was. Dit is nog eens een bewijs dat Hij werkelijk de Zoon van God is.
Joodse groeperingen In de tijd van het Nieuwe Testament waren er verschillende Joodse groeperingen. De volgende groepen worden in de Evangeliën genoemd: •
Farizeeën: Hun religie richt zich op gehoorzaamheid aan de wet, die zij uitlegden, uitbreidden, volgden en bekrachtigden. Ze volgden niet alleen de geschreven wet, maar ook de mondelinge tradities die sedert vele generaties werden overgeleverd. Ze waren de grootste en meest invloedrijke groep. Ze geloofden in de opstanding uit de dood.
•
Sadduceeën:Een groep leiders. Ze geloofden niet in de opstanding en accepteerden alleen de geschreven wet en niet wat mondeling overgeleverd was. Ze hadden een politiek verbond met de Romeinen die over Israël heersten ten tijde van Jezus
•
Essenen: Nauwgezette wetgeleerden, die de komst van twee Messiassen verwachtten. Ze leefden in afzonderlijke gemeenschappen.
•
Zeloten: Fanatieke nationalisten die geweld als een middel zagen om zich te ontdoen van de Romeinse onderdrukking.
OPMERKING: Voor een kaart van Israël ten tijde van Jezus, zie bladzijde 38. 5 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
1. Mattheüs doelen: Aan het eind van deze les kun je: • de naam van de schrijver van dit boek noemen • zeggen voor wie het boek geschreven werd • het doel van het boek noemen • het sleutelvers uit je hoofd opschrijven • het levens- en bedieningsprincipe uit dit boek noemen. Inleiding Schrijver:
Mattheüs
Voor wie:
Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Joden. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als de Messias, de zoon van David.
Doel:
Beschrijven van de bediening van Jezus, met nadruk op Zijn rol als Koning der Joden.
Sleutelvers:
Math. 28:19-20
Levens- en bedieningsprincipe:
De laatste opdracht van Jezus voor Zijn volgelingen: Ga naar alle volken met het Evangelie.
Hoofdpersonen: Jezus, de twaalf discipelen Schema: Deel 1: Inleiding: Math. 1:1-17 I. II. III.
Inleiding: Mensen in de stamboom: De stamboom:
1:1 1:2-16 1:17
Deel 2: De geboorte van de Koning: Math. 1:18-2:23 I. II. III.
De conceptie: De geboorte: Gebeurtenissen rond de geboorte: A. Bezoek van de wijzen en de beraming van Herodes: B. De vlucht naar Egypte: C. Wraak van Herodes: D. Terugkeer naar Nazareth:
6 van 205
1:18-23 1:24-25 2:1-23 2:1-12 2:13-15 2:16-18 2:19-23
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 3: Voorbereiding: Math. 3:1 - 4:11 I.
Voorbereiding voor de komst van de Koning: A. De bediening en boodschap van Johannes de Doper: 3:1-12 B. Doop van de Koning: 3:13-17
3:1-17
II.
Voorbereiding van de Koning: A. Zijn menselijkheid aangevallen door satan: B. Zijn Goddelijkheid aangevallen door satan: C. Zijn heerschappij aangevallen door satan:
4:1-11 4:1-4 4:5-7 4:8-11
Deel 4: Bediening van de Koning in Galilea: Math. 4:12 - 13:58 I. II. III. IV.
Een oproep tot bekering: Vier vissers geroepen tot discipelschap: Vroeg succes en bekendheid: Gedragsprincipes voor bewoners van het Koninkrijk: A. Hun houdingskenmerken: B. Hun getuigenis: licht en zout: C. Koninkrijksprincipes t.a.v. wet en profeten: l. Gods wet in het algemeen: 15:17-20 2. De nieuwe wet: 15:21-48 a. Doden: 15:21-26 b. Overspel: 15:27-30 c. Echtscheiding: 15:31-32 d. Zweren: 15:33-37 e. T.a.v. anderen: 15:38-48 D. Drie aanbiddingshoudingen in het Koninkrijk: 1. Geven: naar buiten gericht: 6:1-4 2. Bidden: naar boven gericht: 6:5-15 3. Vasten: naar binnen gericht: 6:16-18 E. Prioriteiten voor Koninkrijk bewoners: l. Met betrekking tot waarden: 6:19-21 2. Met betrekking tot dienstbaarheid: 6:22-24 3. M.b.t. materiële behoeften: 6:25-34 4. De juiste prioriteit: het Koninkrijk: 6:33 F. Juiste gedrag voor Koninkrijk bewoners: l. Oordelen: 7:1-5 2. Zorg voor wat heilig is: 7:6 3. Gebed: 7:7-12 a. 3 soorten: vragen, zoeken, kloppen: 7:7-8 b. Vergelijking tussen de verantwoordelijk van een natuurlijke vader en de hemelse Vader: 7:9-11
7 van 205
4:12-17 4:18-22 4:23-25 5:1-7:28 5:1-12 5:13-16 5:17-48
6:1-18
6:1-33
7:1-29
Inleiding Nieuwe Testament
G.
Speciale waarschuwingen voor Koninkrijk bewoners: 7:13-29 l. Twee poorten: 7:13-14 2. Valse profeten: 7:15-20 3. Bewijs van de Goddelijke mens: 7:21-23 4. Vergelijk wijzen met dwazen: 7:24-27 H. Verbazing over de leer van Jezus: 7:28-29 V. De autoriteit van de Koning: A. Autoriteit over ziekte: 8:1-17 l. Genezing van de melaatse: 8:1-4 2. De knecht van de Centurion: 8:5-13 3. Schoonmoeder van Petrus: 8:14-15 4. Allerlei ziekten: 8:16-17 B. Autoriteit over Zijn discipelen: 8:18-22 C. Autoriteit over natuurlijke elementen: 8:23-27 D. Autoriteit over demonen: 8:28-34 E. Autoriteit over zonde: 9:1-8 F. Autoriteit over mensen: 9:9-17 l. De roeping van Mattheüs: 9:9 2. Eten met zondaars: 9:10-13 3. Een uitdaging beantwoorden: 9:14-17 G. Autoriteit over de dood: dochter van de overste: 9:18-19, 23-26 H. Autoriteit over lichamelijke omstandigheden: 9:20-38 l. Bloedvloeiende vrouw: 9:20-22 2. Blindheid: 9:27-31 3. Doofheid en bezetenheid: 9:32-34 4. Bewogenheid van Jezus: 9:35-38 VI. Uitgezonden door de Koning: A. Twaalf zendelingen en hun autoriteit: 10:1-4 B. Instructies voor onderweg: 10:5-42 l. Waar naar toe: 10:5-6 2. De bediening: 10:7-8 3. Materiële instructies: 10:9-15 4. Geestelijke instructies: 10:16-42 VII. Houdingen ten aanzien van het Koninkrijk: A. Het Koninkrijk verkeerd begrepen: 11:1-11 B. Het Koninkrijk verdraaid: 11:12-19 C. Het Koninkrijk verworpen: 11:20-24 D. Het Koninkrijk geaccepteerd: 11:25-30 VIII. Geschillen met de Farizeeën: A. Oogsten op de Sabbat: 12:1-8 B. Genezing op de Sabbat: 12:9-13 C. De resultaten: 12:14-21 IX. Onvergefelijke zonde: X. Christus reactie op vragen van de Farizeeën: XI. Geestelijke relaties staan boven lichamelijke in het Koninkrijk:
8 van 205
8:1-9:38
10:1-42
11:1-30
12:1-14
12:22-37 12:38-45 12:46-50
Inleiding Nieuwe Testament
XII. Gelijkenissen over het Koninkrijk: A. Gelijkenis van de zaaier: B. Waarom gelijkenissen?: C. Uitleg gelijkenis van de zaaier: D. Gelijkenis van het onkruid: E. Gelijkenis van het mosterdzaad: F. Gelijkenis van het zuurdesem: G. Een samenvatting over gelijkenissen: H. Uitleg van de gelijkenis van het onkruid: I. Gelijkenis van de verborgen schat: J. Gelijkenis van de parel van grote waarde: K. Gelijkenis van het sleepnet: L. Concluderende opmerkingen over de gelijkenissen: XIII. De aanvaarding van de Koning in Zijn geboorteplaats:
13:1-53 13:1-9 13:10-17 13:18-23 13:24-30 13:31-32 13:33 13:34-35 13:36-43 13:44 13:45-46 13:47-50 13:51-52 13:53-58
Deel 5: Bediening in de omgeving van Galilea: Math. 14:1 - 18:35 I. II.
De dood van Johannes de Doper: Jezus trekt zich terug: A. Voeding van de 5000: 14:13-21 B. Volgend op de broden en de vissen: 14:22-23 C. Lopen op het meer: 14:24-33 D. Bediening in Gennesaret: 14:34-36 E. Geschil met Farizeeën en schriftgeleerden: 15:1-20 III. Jezus trekt Zich terug uit het gebied van Tyrus en Sidon: A. De vrouwen van Tyrus and Sidon: 15:21-28 IV. Jezus trekt Zich terug uit de omgeving van Decapolis: A. Genezingsbediening bij het meer van Galilea: 15:29-31 B. Voeding van de 4000: 15:32-38 V. Bediening in het gebied van Magadan: VI. Waarschuwing voor de discipelen over Farizeeën en Sadduceeën: A. Een teken zoeken: 16:1-4 B. Waarschuwing over hun leer: 16:5-12 VII. Terugtrekking naar Caesarea Filippi: A. Testen van de discipelen: 16:13-20 B. Aankondiging van Zijn dood, opstanding, en wederkomst: 16:21-28 C. De verheerlijking: 17:1-13 D. Genezing van de maanzieke: 17:14-20 VIII. Kort bezoek aan Galilea: A Herinnering aan Zijn dood en opstanding: 17:22-23 B. Tempelbelasting betalen: 17:24-27 C. Een les in grootheid: 18:1-6 D. Waarschuwingen voor aanvallen: 18:7-9 E. Gelijkenis van het verloren schaap: 18:10-14 F. Geschillen oplossen bij Koninkrijk bewoners: 18:15-35 1. Hoe geschillen rechtzetten: 18:15-17 2. De verantwoordelijkheden en voor9 van 205
14:1-12 14:13-15:20
15:21-28 15:29-38
15:39-16:4 16:5-12
16:13-17:21
17:22-18:35
Inleiding Nieuwe Testament
3. 4.
rechten van Koninkrijk bewoners: 18:18-20 Vergevingsgezindheid: 18:21-22 De Koning en Zijn schuldenaren: 18:23-35
Deel 6: Bediening van de Koning in Perea: Math. 19:1 - 20:34 I. II. III. IV. V. VI. VII. VIII. IX.
Genezing van de scharen in Judea: De vraag over echtscheiding: Jezus zegent de kinderen: Gesprek met de rijke jongeling: Het gevaar van rijkdom: Gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard: Aankondiging van de dood en opstanding van Jezus: Egoïstisch verzoek van een moeder: Twee blinden genezen in de buurt van Jericho:
19:1-2 19:3-12 19:13-15 19:16-22 19:23-30 20:1-16 20:17-19 20:20-28 20:29-34
Deel 7: De laatste week van de Koning: Math. 21:1 - 27:31 I. II. III. IV. V. VI. VII.
Koninklijke intocht in Jeruzalem: Reiniging van de tempel: De vervloekte vijgenboom: De autoriteit van Jezus betwijfeld: Gelijkenis van de onrechtvaardige pachters: Gelijkenis van het bruiloftsmaal: Pogingen om Jezus in diskrediet te brengen: A. Betalen van belasting aan de keizer: B. Vraag over de opstanding: C. Vraag over het grote gebod: D. Vragen van Jezus: VIII. Discussie over de Farizeeën en schriftgeleerden: A. Ze doen of ze religieuze autoriteit hebben: B. Ze leggen lasten op: C. Ze willen geprezen worden: D. Advies aan Zijn discipelen: E. Wee over Farizeeën en schriftgeleerden: F. De uitroep over Jeruzalem: IX. De toekomst van het Koninkrijk: A. De vernietiging van de tempel: B. Tekenen van het einde: C. De verdrukkingsperiode: D. De terugkeer van Jezus: E. Gelijkenis van de vijgenboom: F. De dag des Heren: G. Het gebod om te waken: H. Gelijkenissen over de eindtijd: l. De tien maagden: 25:1-13 2. De talenten: 25:14-30 3. De schapen en de bokken: 25:31-46 10 van 205
21:1-11 21:12-17 21:18-22 21:23-32 21:33-46 22:1-14 22:15-45 22:15-22 22:23-33 22:34-40 22:41-46 23:1-39 23:1-3 23:4 23:5-7 23:8-12 23:13-36 23:37-39 24:1-25:46 24:1-2 24:3-14 24:15-22 24:23-31 24:32-35 24:36-41 24:42-51 25:1-46
Inleiding Nieuwe Testament
X.
Gebeurtenissen voorafgaand aan de kruisiging: A. Aankondiging van de naderende dood: B. Het plan om Jezus te doden: C. Zalving voor de begrafenis: D. Judas besluit Jezus te verraden: E. Het laatste Avondmaal: l. Voorbereidingen voor Pasen: 26:17-19 2. Het laatste Avondmaal: 26:20-29 3. Jezus waarschuwing en grootspraak van Petrus: 26:30-35 F. Getsemane: G. Verraad en arrest: H. De verhoren van Jezus:
26:1-27:31 26:1-2 26:3-5 26:6-13 26:14-16 26:17-29
26:36-46 26:47-56 26:57-27:26
Deel 8: Dood van de Koning en Zijn overwinning: Math. 27:27 - 28:20 I.
II. III.
De kruisiging en begrafenis: A. Bespotting door de soldaten: B. De kruisweg en de dood: C. Getrouwe vrouwen, begrafenis en grafwacht: De opstanding: De grote opdracht:
11 van 205
27:27-66 27:27-31 27:32-54 27:55-66 28:1-15 28:16-20
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het Evangelie naar Mattheüs? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van het boek Mattheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie werd Mattheüs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Mattheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
12 van 205
Inleiding Nieuwe Testament Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek
Vervolgstudie 1.
Het boek Mattheüs kan beschouwd worden als drie groepen van tien gebeurtenissen: De Bergrede bestaat uit 10 principes (Mat. 5-6). De volgende hoofdstukken (Math. 8-10) beschrijven 10 wonderen. Hoofdstukken 11-18 geven 10 menselijke reacties op Jezus. Bestudeer Mattheüs op basis van dit patroon.
2.
Bestudeer het leven van Mattheüs. Hij was een belastingambtenaar (Math. 9:9) en werd een discipel van Jezus. Hij werd later apostel (Math. 10:3) en werd de schrijver van dit Evangelie.
3.
Bestudeer de verzoeking van Jezus (Math. 4) Gebruik het schema om het verhaal goed te begrijpen. De verzoeking van Christus
Verzoeking:
Gebied wat verzocht wordt:
Indien...:
stenen in brood
lichamelijk (honger)
... U Gods Zoon bent
Deut. 8:3
naar beneden springen geestelijk
... U Gods Zoon bent
Ps. 91:11-12; Deut. 6:16
duivel aanbidden
... U mij aanbidt
Deut. 6:13
4.
geestelijk
Antwoord van Christus uit de Schriften:
In Math. 1 en 2 worden verschillende Oud Testamentische teksten geciteerd. Vergelijk het volgende met elkaar: Math. 1:23 Math. 2:2 Math. 2:5
Jes. 7:14 Jer. 23:5; Zach. 9:9 Micha 5:2
Math. 2:15 Math. 2:18 Math. 2:23
Hos. 11:1; Ex. 4:22 Jer. 31:15 Jes. 11:1
5.
Schrijf zoveel mogelijk kenmerken van discipelschap op, die je vindt in Math. 10.
6.
Bestudeer Math. 20:17-28. Noem de verschillen tussen wereldse leiders en het leiderschap dat Jezus beschrijft.
7.
Lees Math. 23 en noem tenminste tien geboden voor Christelijke leiders.
8.
Bestudeer de volgende Oud Testamentische teksten die gerelateerd zijn aan Math. 21:1-17: Zach. 9:9; 2Kon. 9:13; Ex. 30:13; Ps. 118:26; Lev. 1:14; Jes. 56:7; Jer. 7:11; Ps. 8:2.
9.
Bestudeer de volgende sleutelwoorden in Mattheüs: Koninkrijk, hemel, Koninkrijk der hemelen. 13 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
10.
Bestudeer de gebeden van Jezus: - Bij Zijn doop: - Op een eenzame plek: - In de wildernis: - De hele nacht voor het kiezen van Zijn discipelen: - Voor Zijn uitnodiging: “Kom tot Mij”: - Bij de voeding van de 5000: - Na de voeding van de 5000: - Toen Hij het “Onze Vader” gaf: - Bij Caesarea Filippi: - Voor Zijn verheerlijking: - Voor kleine kinderen: - Voor de opwekking van Lazarus uit de dood - In de tempel: - Bij de maaltijd: - Voor Petrus: - Voor de discipelen en toekomstige volgelingen: - In Getsemane: - Aan het kruis: - In Emmaüs:
11.
Luk. 3:21 Mark. 1:35 Luk. 5:16 Luk. 6:12 Math. 11:25-27 Joh. 6:11 Math. 14:23 Luk. 11:1-4 Luk. 9:18 Luk. 9:28-29 Math. 19:13 Joh. 11:41-42 Joh. 12:27-28 Math. 26:26-27 Luk. 22:32 Joh. 17 Math. 26:36, 39, 42, 44 Luk. 23:24 Luk. 24:30
Bestudeer de wonderen van Jezus: wonder: Melaatse Centurion's knecht Petrus’ schoonmoeder Twee Gardarenen Verlamde man Bloedvloeiende vrouw Twee blinden Doofstomme bezetene Verdorde hand Blind, stom, bezeten Dochter v. Kananese Epileptische jongen Blinde man Doofstomme Bezetene, synagoge Blinde in Bethsaida Verkromde vrouw Waterzuchtige Tien melaatsen Oor van Malchus Zoon van hoveling Zieke in Betesda Blind geborene
Math.: 8:2-3 8:5-13 8:14-15 8:28-34 9:2-7 9:20-22 9:27-31 9:32-33 12:10-13 12:22 15:21-28 17:14-18 20:29-34
Mark.: 1:40-42 1:30-31 5:1-15 2:3-12 5:25-29
3:1-5 7:24-30 9:17-29 10:46-52 7:31-37 1:23-26 8:22-26
Luk.: 5:12-13 7:1-10
Joh.:
4:38-39 8:27-35 5:18-25 8:43-48
6:6-10 11:14 9:38-43 18:35-43 4:33-35 13:11-13 14:1-4 17:11-19 22:50-51 4:46-54 5:1-9 9:1-7
14 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
12.
wonder:
Math.:
Mark.:
Luk.:
Dochter van Jaïrus Zoon van weduwe Lazarus Kalmeren van storm Wandelen op water 5000 gevoed 4000 gevoed Munt in vissenbek Verdorde vijgenboom Visvangst Water in wijn Andere visvangst
9:18-25
5:22-42
8:41-56 7:11-15
8:23-27 14:25 14:15-21 15:32-38 17:24-27 21:18-22
4:37-41 6:48-51 6:35-44 8:1-9
8:22-25
Joh.:
11:1-44
9:12-17
6:5-13
11:12-26 5:1-11 2:1-11 21:1-11
Bestudeer de gelijkenissen van Jezus: gelijkenis:
Math.:
Mark.:
Luk.:
Lamp onder de korenmaat Huis op de rots Nieuwe lap Nieuwe wijn Zaaiers en grond Mosterdzaad Onkruid Zuurdesem Verborgen schat Parel Sleepnet Verloren schaap Twee schuldenaren Arbeiders in de wijngaard Twee zonen Slechte pachters Huwelijksfeest Vijgenboom Tien bruidsmeisjes Talenten/ponden Schapen en bokken Zaad en oogsttijd Schuldeiser en schuldenaren Goede Samaritaan Vriend in nood Rijke dwaas Waakzame slaven Getrouwe slaaf Vijgenboom zonder vijgen
5:14-15 7:24-27 9:16 9:17 13:3-8 13:31-32 13:24-30 13:33 13:44 13:45-46 13:47-48 18:12-13 18:23-24 20:1-16 21:28-31 21:33-41 22:2-14 24:22-33 25:1-13 25:14-30 25:31-36
4:21-22
8:16; 11:33 6:47-49 5:36 5:37-38 8:5-8 13:18-19
2:21 2:22 4:3-8 4:30-32
13:20-21
15:4-6
12:1-9
20:9-16
13:28-29
21:29-32 19:12-27
4:26-29 7:41-43 10:30-37 11:5-8 12:16-21 12:35-40 12:42-48 13:6-9 15 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
gelijkenis:
Math.:
Ereplaats Grote maaltijd Kosten berekenen Verloren munt Verloren zoon Oneerlijke rentmeester Rijke man en arme Lazarus Meester en slaaf Volhardende weduwe Farizeeër en tollenaar
Mark.:
Luk.: 14:7-14 14:16-24 14:28-33 15:8-10 15:11-32 16:1-8 16:19-31 17:7-10 18:2-5 18:10-14
16 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2. Markus doelen: Aan het eind van deze les kun je: • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie het boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven
Inleiding Markus
Schrijver:
Voor wie: Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Romeinen. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als dienaar. Beschrijven van de bediening van Jezus, met nadruk op Zijn rol als dienaar en Zoon des mensen.
Doel:
Sleutelvers:
Mark.. 10:45
Levens- en bedieningsprincipe:
We horen eerder te dienen dan gediend te worden.
Hoofdpersonen: Jezus, de twaalf discipelen Schema: I.
II.
Tijd van voorbereiding: A. Begin van het Evangelie: B. Bediening van Johannes de Doper: C. Doop van Jezus: D. Verzoeking van Jezus: Bediening in Galilea: A. Begin van de bediening van Jezus: B. De roeping van vier vissers: C. Genezing van een bezeten man: D. Genezing van de schoonmoeder van Petrus: E. Groeiende populariteit: F. De stille tijd: G. De eerste reis door Galilea: H. Genezing van een melaatse: I. Genezing van een verlamde man: J. Roeping van Mattheüs: K. Een viering, kritiek en reactie: L. Geschillen op de Sabbat: 17 van 205
1:1-13 1:1-3 1:4-8 1:9-11 1:12-13 1:14-6:30 1:14-15 1:16-20 1:21-28 1:29-31 1:32-34 1:35-37 1:38-39 1:40-45 2:1-12 2:13-14 2:15-22 2:23-3:6
Inleiding Nieuwe Testament
M. N. O. P. Q. R.
III.
IV.
V.
Bediening bij de zee: Aanstelling van de twaalf discipelen: Het lot van Jezus: Onvergefelijke zonde: Echte relatie met Jezus: Een serie gelijkenissen: l. Gelijkenis van de grondsoorten: 4:1-20 2. Gelijkenis van de lamp: 4:21-25 3. Gelijkenis van geleidelijke groei: 4:26-29 4. Gelijkenis van het mosterdzaad: 4:30-34 S. Een storm op het meer: T. Bevrijding van de bezetene: U. Dochter van Jaïrus en de bloedvloeiende: V. Verwerping in Nazareth: W. De opdracht van de twaalf discipelen: X. Dood van Johannes de Doper: Y. Verslag van de twaalf: Periode van terugtrekking: A. Spijziging van de 5000: B. Wandelen op water: C. De bediening in Gennesaret: D. Bestraffing van de Farizeeën: E. De Syrofenicische vrouw: F. Genezing van een doofstomme: G. Genezing van de 4000: H. Vraag om een teken: I. Een waarschuwing over zuurdesem: J. Genezing van een blinde man: K. Een test en les in Caesarea Filippi: L. Verheerlijking van Jezus: M. Het probleem van Elia: N. Bevrijding van de bezeten jongen: O. Laatste onderwijs in Galilea: De bediening in Perea and Judea: A. Een les over echtscheiding: B. De zegening van kinderen: C. De rijke jongeling: D. Waarschuwing voor gevaar van rijkdom: E. Discussie over beloningen: F. De voorspelling van de dood van Jezus: G. Verzoek om een vooraanstaande plaats: H. Genezing van Bartimeüs: Gebeurtenissen in de laatste week: A. Koninklijke binnenkomst in Jeruzalem: B. Vervloeking van de vijgenboom zonder vrucht: C. Reiniging van de tempel: D. Een les over geloof: 18 van 205
3:7-12 3:13-19 3:20-21 3:22-30 3:31-35 4:1-34
4:35-41 5:1-20 5:21-43 6:1-6 6:7-13 6:14-29 6:30 6:31-9:50 6:31-46 6:47-52 6:53-56 7:1-23 7:24-30 7:31-37 8:1-9 8:10-13 8:14-21 8:22-26 8:27-9:1 9:2-10 9:11-13 9:14-29 9:30-50 10:1-52 10:1-12 10:13-16 10:17-22 10:23-27 10:28-31 10:32-34 10:35-45 10:46-52 11:1-15:47 11:1-11 11:12-14 11:15-19 11:20-26
Inleiding Nieuwe Testament
E. Uitdaging van de autoriteit van Christus: F. Gelijkenis van de pachters: G. Een vraag over belasting: H. Het probleem van de opstanding: I. Een vraag over het grote gebod: J. Een vraag over de Christus: K. Een waarschuwing tegen schriftgeleerden: L. De koperstukjes van de weduwe: M. Geloof voor de toekomst: N. Het plan van het Sanhedrin: O. Eten in Bethanië: P. Het plan van Judas: Q. Pasen: R. Laatste avondmaal: S. De verloochening van Petrus voorspeld: T. Gebed in Getsemane: U. Verraad en arrestatie: V. Het Joodse gerecht: W. De verloochening van Petrus: X. Het Romeinse gerecht: Y. De kruisiging van Jezus: Z. De begrafenis van Jezus: VI. De opstanding van Jezus: A. Voor het eerst bij het graf: B. Het lege graf: C. Opdracht Jezus opstanding te verkondigen: VII. Verschijningen van Jezus: A. Aan Maria Magdalena: B. Aan twee discipelen: C. Aan de elf discipelen: VIII. De Grote Opdracht: IX. De hemelvaart van Jezus: X. De opdracht uitvoeren:
19 van 205
11:27-33 12:1-12 12:13-17 12:18-27 12:28-34 12:35-37 12:38-40 12:41-44 13:1-37 14:1-2 14:3-9 14:10-11 14:12-21 14:22-26 14:27-31 14:32-42 14:43-52 14:53-65 14:66-72 15:1-21 15:22-41 15:42-47 16:1-8 16:1-3 16:4-6 16:7-8 16:9-14 16:9-11 16:12-13 16:14 16:15-18 16:19 16:20
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Markus? ___________________________________________________________________________ 2. Wat is het doel van Markus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is het boek geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Markus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 20 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1.
Bestudeer de sleutelwoorden in Markus: direct, onmiddellijk.
2.
Bestudeer het leven van Markus, de schrijver van dit boek. Lees daarvoor: Hand. 12:12,25; 13:5,13; 15:37_39; Col. 4:10; Filem. 23_24 en 1Petr. 5:13. Markus wordt ook in de Evangeliën genoemd als één van de twaalf discipelen van Jezus.
3.
Jezus verscheen vaak na Zijn opstanding. Dit bevestigt dat Hij werkelijk uit de dood is opgestaan. Hij verscheen aan: • • • • • • • • • • •
4.
Mary Magdalena: Mark. 16:9-10 De andere vrouwen: Math. 28:9-10 Twee discipelen op weg naar Emmaüs: Mark. 16:12-13; Luk. 24:13-32 Petrus: Luk. 24:34 De discipelen zonder Thomas: Mark. 16:14; Luk. 24:36; Joh. 29:19 De discipelen met Thomas: Joh. 20:26-31 De zeven bij het meer van Galilea: Joh. 21 De discipelen in Galilea: Math. 28:16-20 Jakobus: 1Cor. 15:7 Die met Hem op de berg der verheerlijking waren: Mark. 16:19; Luk. 24:44; Hand. 1:3 Paulus: 1Cor. 15:5-8
Jezus werd vaak vals beschuldigd door Zijn vijanden. Bestudeer Mark. 2:1-3:6 en maak het schema hierna af:
2:1-12: 2:13-17: 2:18-22: 2:23-28: 3:1-6: ___________________________________________________________________________ Gelegenheid: ___________________________________________________________________________ Beschuldigers: ___________________________________________________________________________ Beschuldiging: ___________________________________________________________________________ Tot wie gezegd: ___________________________________________________________________________ Verdediging van Jezus: ___________________________________________________________________________ Resultaat: ___________________________________________________________________________
21 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2. Lukas doelen: Aan het eind van deze les kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie het boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit dit boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Lukas
Voor wie:
Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Grieken. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als de volmaakte mens. Hij schreef het ook voor één persoon in het bijzonder: Teofilus
Doel:
Een ordelijk verslag van het leven en de bediening van Jezus schrijven (Luk. 1:1-4).
Sleutelvers:
Luk. 19:10
Levens- en bedieningsprincipe:
Onze opdracht is dezelfde als die van Jezus: de verlorenen bereiken met het Goede Nieuws van het Evangelie.
Hoofdpersonen: Jezus, de twaalf discipelen Schema: Deel 1: Voorbereiding (Luk. 1:1 - 2:52) I. Inleiding: A. Een mededeling aan Teofilus: B. Het visioen van Zacharias: C. Het visioen van Maria: D. Het bezoek van Maria aan Elizabeth: E. De geboorte van Johannes de Doper: II. Geboorte en kindertijd van Jezus: A. De geboorte van Jezus: B. Het bezoek van de herders: C. Besnijdenis en naamgeving van Jezus: D. Het voorstellen van Jezus: E. Het bezoek van Jezus aan de Tempel:
22 van 205
1:1-80 1:1-4 1:5-25 1:26-38 1:39-56 1:57-80 2:1-52 2:1-7 2:8-20 2:21 2:22-40 2:41-52
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 2: Begin van de bediening van Jezus (Luk. 3:1 - 4:3) I. De bediening van Johannes de Doper: II. De doop van Jezus: III. De stamboom van Jezus: IV. De verzoeking van Jezus: Deel 3: Jezus in Galilea (Luk. 4:14 - 9:62) I. De verwerping van Jezus in Nazareth: II. De bezeten man in de synagoge van Kapernaüm: III. De genezing van de schoonmoeder van Petrus: IV. Andere wonderen en toespraken: V. Een wonderbare visvangst en de roeping van Petrus, Jakobus en Johannes: VI. De reiniging van de melaatse: VII. Het vergeven en genezen van de verlamde man: VIII. De roeping van Mattheüs: IX. Het feest met belastingambtenaren: X. Opmerkingen over vasten: XI. Graan plukken en eten op de Sabbat: XII. Genezing van de verschrompelde hand: XIII. Keuze van de twaalf discipelen: XIV. De Bergrede: XV. Genezing van de slaaf van de centurion: XVI. Opwekking van de zoon van een weduwe uit de dood: XVII. De vraag van Johannes de Doper: XVIII Zalving door een vergeving voor een zondige vrouw: XIX. Prediking met ondersteuning van bepaalde vrouwen: XX. De gelijkenis van het zaad en de grondsoorten: XXI. Gelijkenis van de kandelaar: XXII. Echte geestelijke relatie: XXIII Het Stillen van de storm: XXIV Bevrijding van de bezetene: XXV. Genezing van de bloedvloeiende en opwekking van Jaïrus dochter: XXVI De opdracht van de twaalf discipelen: XXVII De dood van Johannes de Doper: XXVIII Voeden van de 5000: XXIX. Belijdenis van Petrus: XXX. Aankondiging van de dood van Christus: XXXI Een oproep tot discipelschap: XXXII De verheerlijking: XXXIII De bevrijding van een bezette jongen: XXXIV Een les over grootheid: XXXV Opmerkingen over tolerantie:
23 van 205
3:1-20 3:21-22 3:23-38 4:1-13
4:14-30 4:31-37 4:38-39 4:40-44 5:1-11 5:12-16 5:17-26 5:27-28 5:29-32 5:33-39 6:1-5 6:6-11 6:12-16 6:17-49 7:1-10 7:11-17 7:18-35 7:36-50 8:1-3 8:4-15 8:16-18 8:19-21 8:22-25 8:26-40 8:40-56 9:1-6 9:7-9 9:10-17 9:18-21 9:22 9:23-27 9:28-36 9:37-45 9:46-48 9:49-50
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 4: Jezus op weg naar Jeruzalem (Luk. 10:1 - 19:48) I. Besluit naar Jeruzalem te gaan en verwerping in Samaritaanse stad: II. Opmerkingen over discipelschap: III. De uitzending van de zeventig: IV. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan: V. Eten met Maria en Martha: VI. Onderwijs over gebed: VII. Verdediging tegen de satanische machten: VIII. Het belang van het houden van Gods Woord: IX. Zoeken naar een teken: X. Ontmaskeren van Farizeeën en schriftgeleerden: XI. Waarschuwingen: A. Tegen hypocrisie: 12:1-12 B. Tegen hebzucht: 12:13-21 C. Tegen angst: 12:22-34 D. Over slaven die op hun heer wachten: 12:35-48 E. Over het begrijpen van de missie van Christus: 12:49-59 XII. Een oproep tot bekering: XIII Genezing van de vrouw met een geest van zwakheid: XIV. Gelijkenissen: A. Het mosterdzaad: 13:18-19 B. Het zuurdesem: 13:20-21 C. De smalle deur: 13:22-30 XV. Een boodschap van en aan Herodes: XVI. Een weeklacht over Jeruzalem: XVII Genezing van de waterzuchtige: XVIII Gelijkenissen: A. Het huwelijksfeest: 14:7-14 B. Het grote maal: 14:15-24 C. De bouwer: 14:25-30 D. De koning die ten strijde trekt: 14:31-35 E. Het verloren schaap: 15:1-7 F. De verloren munt: 15:8-10 G. De verloren zoon: 15:11-32 H. Onrechtvaardige rentmeester en meer commentaar op de Farizeeën: 16:1-18 I. De rijke man en Lazarus: 16:19-31 XIX. Verleidingen: XX. Toenemend geloof: XXI. Genezing van de melaatsen: XXII De toekomst van het Koninkrijk van God: XXIII Gelijkenis van de weduwe en de onrechtvaardige rechter: XXIV Gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar: XXV. Kleine kinderen verwelkomen: XXVI De rijke jongeling: XXVII Aankondiging van de dood en opstanding van Jezus: XXVIII Genezing van de blinde bij Jericho: XXIX. De bekering van Zachaeüs: 24 van 205
9:51-56 9:57-62 10:1-24 10:25-37 10:38-42 11:1-13 11:14-26 11:27-28 11:29-36 11:37-54 12:1-59
13:1-9 13:10-17 13:18-30
13:31-33 13:34-35 14:1-6 14:7 - 16:31
17:1-4 17:5-10 17:11-19 17:20-37 18:1-8 18:9-14 18:15-17 18:18-30 18:31-34 18:35-43 19:1-10
Inleiding Nieuwe Testament
XXX. De gelijkenis van de ponden:
19:11-27
Deel 5: Jezus in Jeruzalem (Luk. 19:28 - 23:25) I. Gebeurtenissen voorafgaand aan de dood van Jezus: A. Triomfantelijke binnenkomst: 19:28-48 B. Tempel discussies: 20:1-47 l. Autoriteitskwestie: 20:1-8 2. Gelijkenis van onbetrouwbare pachters: 20:9-18
II.
III. IV.
3. Belasting betalen aan de keizer: 20:19-26 4. Het probleem van de opstanding: 20:27-40 5. Een vraag en een waarschuwing: 20:41-47 C. Onderwijs in de tempel: 21:1-38 l. Het offer van de weduwe: 21:1-4 2. De toekomst: 21:5-28 3. De waarschuwing om te waken: 21:29-38 D. Pasen en de laatste nacht: 22:1-71 l. De samenzwering tegen Jezus: 22:1-6 2. Voorbereiding op Pasen: 22:7-13 3. Het Laatste Avondmaal: 22:14-23 4. Echte grootheid: 22:24-30 5. De waarschuwing voor Petrus: 22:31-34 6. Waarschuwing voor de discipelen: 22:35-38 7. Gebed in de hof: 22:39-46 8. Het arrest van Jezus: 22:47-53 9. Verloochening van Petrus: 22:54-62 10. De verhoren van Jezus: 22:63-71 a. Misbruik door soldaten: 22:63-65 b. Sanhedrin veroordeelt: 22:66-71 c. Voor Herodes: 23:1-12 d. Voor Pilatus: 23:13-25 De dood van Jezus: A. De kruisiging: 23:26-49 1. Op weg naar Golgotha: 23:26-31 2. Bespotting en kruisiging van Jezus: 23:32-38 3. De berouwvolle misdadiger: 23:39-43 4. De dood van Jezus: 23:44-49 5. De begrafenis van Jezus: 23:50-56 De opstanding van Jezus: Het werk na de opstanding: A. De tocht naar Emmaüs: 24:13-35 B. De verschijning in Jeruzalem: 24:36-49 C. Een laatste toespraak: 24:44-49 D. De hemelvaart van Jezus: 24:50-53
25 van 205
19:28-23:25
23:26-56
24:1-12 24:13-49
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Lukas? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van het Evangelie naar Lukas. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is het Evangelie naar Lukas geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Lukas. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Lukas uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 26 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Lukas, de schrijver van dit Evangelie, schreef ook het boek Handelingen. Dit boek wordt later in deze cursus besproken. 2. Bestudeer het leven van Lukas, de schrijver van dit Evangelie. Zijn verhaal vind je in de vier Evangeliën en Handelingen. 3. Bestudeer het volgende schema over de discipelen van Jezus:
Naam:
Oorspronkelijk beroep:
Petrus Jakobus van Zebedeüs Johannes Andreas Filippus Bartholomeüs Thomas Mattheüs Jakobus Judas Simon de Zeloot Judas Iskariot
Visser 1e kerkleider Visser in Judea Visser in Jeruzalem, Efeze, verbannen naar Patmos Visser Scythië, Griekenland, Asia Onbekend Frygië Onbekend Armenië (nu: Turkije en Iran) Onbekend Parthië, Perzië, India Belasting inner Ethiopië Onbekend Palestina, Egypte Onbekend Assyrië, Perzië Onbekend Onbekend Onbekend Geen
27 van 205
Bediening:
Inleiding Nieuwe Testament
4. Johannes Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie het boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit dit boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Johannes
Voor wie:
Alle gelovigen, waaraan Johannes Jezus voorstelt als Zoon van God
Doel:
Overtuigen dat Jezus de Messias was, de Zoon van God. En zeggen dat Hij mensen naar het eeuwige leven leidt.
Sleutelvers:
Joh. 20:31
Levens- en bedieningsprincipe:
Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God, Bron van redding en de Weg tot eeuwig leven.
Hoofdpersonen: Jezus, Johannes de Doper en de twaalf discipelen Schema: Deel 1: Inleiding (Joh. 1:1-51) I. Het voorstellen van Jezus, de Christus: A. Jezus, Het Woord was: 1. Vanaf het begin: 2. Met God: 3. God: 4. Het scheppende Woord: B. Jezus, het Leven en het Licht: 1. Het leven en het licht der mensen: 2. Het licht, getoond in de duisternis: 3. Het licht waar Joh. de Doper van getuigde: 4. Het ware licht der mensen 5. Sommigen namen Hem niet aan: 6. Sommigen namen Hem wel aan C. Jezus kwam in het vlees: 1. Geboren uit God: 2. Het Woord werd vlees en leefde onder ons: 3. Johannes de Doper getuigde van hiervan: 28 van 205
1:1-18 1:1-3 1:1 1:1 1:1 1:2-3 1:4-13 1:4 1:5 1:6-8 1:9 1:10-11 1:12-13 1:14-18 1:14 1:14 1:15
Inleiding Nieuwe Testament
II.
III.
D. Jezus, de volheid van Gods genade: Het getuigenis van Johannes: A. Over Jezus de Messias: 1. De vraag: 2. Het antwoord: 3. De vragenstellers: 4. Meer vragen: 5. Het antwoord: 6. De plaats van het gesprek: B. Over Jezus het Lam en de Zoon: 1. De doop: 2. De belijdenis: De eerste discipelen: A. Andreas: B. Simon Petrus: C. Filippus: D. Natanaël:
Deel 2: Openbare bediening (Joh. 2:1 – 12:50) I. Water in wijn veranderen: A. De plaats: B. De deelgenoten: C. Het probleem: D. De wonderbaarlijke oplossing: II. Autoriteit over de tempel: A. Onderweg naar Jeruzalem: B. De tempelreiniging: 1. De reiniging: 2. Herinnering van de discipelen: 3. De profetie: 4. Herinnering van de discipelen: C. Reactie op de reiniging: III. Gesprek met Nicodemus: A. Achtergrond: B. Verklaring: C. Reactie: D. Eerste vraag: E. Reactie: F. Tweede vraag: G. Reactie: IV. Het getuigenis van Johannes de Doper over Jezus: A. Achtergrond: B. De vraag: C. Het antwoord: V. Zending onder de Samaritanen: A. Achtergrond in Samaria: B. Het getuigenis tot een vrouw: C. De verassing voor de discipelen: 29 van 205
1:16-18 1:19-34 1:19-28 1:19-22 1:23 1:24 1:25 1:26-27 1:28 1:29-36 1:29-36 1:35-36 1:35-51 1:35-40 1:41-43 1:44-45 1:45-52
2:1-10 2:1 2:2 2:3-5 2:6-11 2:12-25 2:12-13 2:14-22 2:14-16 2:17 2:18-21 2:22 2:23-25 3:1-21 3:1-2 3:2 3:3 3:4 3:5-8 3:9 3:10-21 3:22-36 3:22-24 3:25-26 3:27-36 4:1-42 4:1-6 4:7-26 4:27
Inleiding Nieuwe Testament
D. Het getuigenis van de vrouw, in Samaria: 4:28-30 E. Een beeld voor de discipelen: 4:31-38 F. Resultaten van de zending in Samaria: 4:39-42 VI. Een wonder in Galilea: 4:43-54 A. Terugkeer naar Galilea: 4:43-45 B. Genezing van de zoon van de hoveling: 4:46-54 VII. Van ziekte naar gezondheid op de Sabbat: 5:1-47 A. Genezing op de Sabbat: 5:1-9 B. De Joden en de man die genezen werd: 5:10-13 C. Jezus en de man die genezen werd: 5:14 D. De Joden en de man die genezen werd: 5:15-18 E. Een preek, volgend op de genezing: 5:19-47 1. Jezus eist Zijn gelijkwaardigheid met God op: 5:19-29 a. In werken: 5:19-21 b. In opwekking: 5:21 c. In oordeel: 5:22-29 d. In eer: 5:23 2. Getuigenis van de Goddelijke claims van Jezus: 5:30-40 a. Een getuigenis over Hem zelf: 5:30-32 b. Johannes de Doper: 5:33-35 c. De werken van Jezus: 5:36 d. De Vader: 5:37-38 e. De Schriften: 5:39 3. Veroordeling van ongeloof: 5:40-47 VIII. Christus, het Brood des levens: 6:1-15 A. De achtergrond: 6:1-4 B. Het probleem: 6:5-7 C. Spijziging van de vijfduizend: 6:8-13 D. Teleurstellende resultaten: 6:14-15 IX. Van angst naar geloofs, tijdens een storm: 6:16-21 X. Vervolg op de spijziging van de vijfduizend: 6:22-71 A. De vijfduizend opnieuw bijeen: 6:22-24 B. Gesprek over het Brood des levens: 6:25-71 1. Brood van Mozes vergeleken met dat van Jezus: 6:25-34 2. Het brood dat eeuwig leven geeft: 6:35-40 3. Het levende Brood uit de hemel: 6:41-51 4. Het brood van de dood van Christus: 6:52-59 C. Gevolgen van het gesprek: 6:60-71 1. Velen keerden terug: 6:60-66 2. De twaalf bleven bij Hem: 6:67-71 XI. Jezus bij het feest in Jeruzalem: 7:1-53 A. Reis naar Jeruzalem: 7:1-10 B. Jezus in Jeruzalem: verschillende meningen over Hem: 7:11-13 C. Inconsequentie van de critici van Jezus: 7:14-24 D. Jezus: onderwerp van discussie: 7:25-36 E. De proclamatie van Jezus: 7:37-39 F. De verdeelde menigte: 7:40-44 30 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
G. De verdeelde raad: 7:45-53 XII. Onderwijs in de tempel: 8:1-59 A. De overspelige vrouw: 8:1-11 B. Jezus, het Licht van de wereld: 8:12-20 C. Vooruitblik naar het kruis en de reactie daarop: 8:21-30 D. De Joden en discipelschap: 8:31-59 1. Vrijheid door kennis van de waarheid: 8:31-36 2. Zonen van Abraham: 8:37-40 3. Zonen van satan: 8:41-47 4. Beschuldiging van bezetenheid: 8:48-52 E. Reactie op het onderwijs: Jezus – Abraham: 8:52-59 XIII. Jezus genees een blindgeborene: 9:1-41 A. De blindgeborene wordt genezen: 9:1-7 B. Reactie van de Farizeeërs: 9:13-34 1. Vraaggesprek met de blinde: 9:13-17 2. Vraaggesprek met de ouders: 9:18-23 3. Nog een vraaggesprek met de blinde: 9:24-34 D. Conclusie: Jezus, de blinde en de Farizeeën: 9:35-41 XIV. Pastoraal gesprek: 10:1-42 A. De echte Herder van de schapen: 10:1-6 B. De Deur naar de schaapskooi: 10:7-10 C. De Goede Herder van de kudde: 10:11-18 XV. Toenemende vijandigheid ten aanzien van Jezus: 10:19-42 A. Verdeeldheid over bezetenheid: 10:19-21 B. Vraag om duidelijkheid: 10:22-24 C. Reactie van Jezus: 10:25-30 D. Executie om godslastering voorkomen: 10:31-39 E. Vertrek: de Jordaan overgestoken: 10:40-42 XVI. Dood wordt leven: 11:1 – 12:11 A. Achtergrond: 11:1-6 B. Het plan: 11:7-16 C. Gesprek over het belang van de komende gebeurtenis: 11:17-27 D. De hopeloosheid van de dood: 11:28-39 E. De opwekking van Lazarus: 11:40-44 F. Gevolgen van het wonder: 11:45 – 12:11 1. Reactie van enkele gelovigen: 11:45 2. Reactie van de raad: 11:46-53 3. Verwikkelingen over Jezus’ veiligheid: 11:54-57 4. Zalving voor de dood: 12:1-8 5. Verschillende reacties: 12:9-11 XVII. Koning Jezus: 12:12-50 A. Toenemende populariteit van de Koning: 12:12-19 B. Grieken bezoeken de Koning: 12:20-22 C. De dood van de Koning: 12:23-50 1. Voorspelling van de dood van de Koning: 12:23-27 2. Verzekering van de Vader voor de Koning: 12:28-30 3. Getuigenis door de Koning: 12:30-36 4. Ongeloof in de Koning: 12:37-43 31 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
5.
Geloof in de Koning:
12:44-50
Deel 3: Persoonlijke bediening (Joh. 13:1 – 17:26): I. Het laatste avondmaal: A. Praktisch onderwijs: de voetwassing: 1. De gelegenheid: 2. De Handeling: 3. De uitleg van de handeling: B. Ontmaskering van Judas: C. Aankondiging van het vertrek van Jezus: D. Voorspelling van de verloochening door Petrus: II. Een boodschap van voorbereiding en troost: A. De voorbereiding: B. De weg: C. De Trooster: D. Openbaring van Jezus zelf: III. Vitale vereniging met Jezus: A. Vereniging met de wijnstok: B. Vereniging in liefde: C. Verdeeldheid in de wereld: D. Vereniging met de Trooster: IV. Vooruitblik in de toekomst: A. Komende verdrukking voorspeld: B. De Trooster komt: C. Jezus gaat naar de hemel en komt terug: D. Verwarde discipelen: E. Droefheid wordt blijdschap: F. Geloof voor de toekomst: V. Het gebed van Jezus: A. Voor Hem zelf: B. Voor Zijn huidige discipelen: C. Voor Zijn toekomstige volgelingen: Deel 4: De laatste dagen (Joh. 18:1 – 19:42): I. Gevangen genomen: A. Ontmoeting in de hof: B. Verraad door Judas: C. Jezus biedt geen weerstand: D. Jezus doet afstand van geweld: E. Vertrek naar Annas: II. Eerste verloochening door Petrus: III. Het verhoor bij Annas: A. Verdedigend getuigenis: B. Oordeel door Annas: IV. Tweede verloochening door Petrus: V. Derde verloochening door Petrus: VI. Verhoor bij Pilatus: A. Openbaar verhoor: 32 van 205
31:1-38 13:1-11 13:1-3 13:4-5 13:6-17 13:18-30 13:31-35 13:36-38 14:1-27 14:1-4 14:5-14 14:16-21, 26 14:22-31 15:1-27 15:1-8 15:9-17 15:18-25 15:26-27 16:1-33 16:1-6 16:7-15 16:16 16:17-19 16:20-30 16:31-33 17:1-26 17:1-8 17:9-19 17:20-26
18:1-14 18:1 18:2-3 18:4-9 18:10-11 18:12-14 18:15-18 18:19-24 18:19-21 18:22-24 18:25-26 18:26-27 18:28 – 19:16 18:28-32
Inleiding Nieuwe Testament
B. Besloten verhoor: C. Barabbas: D. Mishandeld door de Romeinen: E. Doodvonnis opgeëist: F. Vrijspraak verworpen: VII. De dood van Jezus: A. De kruisiging: B. Een titel voor Jezus: C. Het lot werpen over de kleding: D. De diep bedroefden: E. De dood van Jezus: VIII. De begrafenis: A. Inspectie van het lichaams: B. De begrafenis: Deel 5: Opstanding en verschijningen (Joh. 20:1 – 21:23): I. De opstanding van Jezus: A. Het bewijs van het open graf: B. Het getuigenis van de twee engelen: C. Het getuigenis van de Heer die opgestaan is: 1. Maria Magdalena: 2. Discipelen, zonder Thomas: 3. Discipelen met Thomas: D. Samenvatting en afsluiting: II. Ontmoeting bij het meer: A. Een nacht vissen zonder succes: B. De oplossing van de Meester in vissen (Jezus): C. Ontbijt met Jezus: D. Petrus in ere hersteld: E. Oorsprong van een gerucht: Johannes zou nooit sterven:
18:33-38 18:38-40 19:1-3 19:4-8 19:9-16 19:17-30 19:17-18 19:19-22 19:23-24 19:25-27 19:28-30 19:31-42 19:31-37 19:38-42
20:1-31 20:1-10 20:11-13 20:14-29 20:14-18 20:19-25 20:26-29 20:30-31 21:1-23 21:1-3 21:4-6 21:7-14 21:15-19
Slot (Joh. 21:24-25): I. Johannes is de schrijver en de getuige: II. Jezus heeft nog veel meer gedaan, maar dat is niet vastgelegd:
33 van 205
21:20-23
21:24 21:25
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Johannes? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van het Evangelie naar Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is het Evangelie naar Johannes geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Johannes uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 34 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Jezus deed verschillende uitspraken over Zichzelf in Johannes. Elk van die uitspraken wordt voorafgegaan met: “Ik ben…” Bestudeer de volgende teksten: • • • • • • • • •
Ik ben Hem (de Messias): 4:26; 8:24, 28; 13:19; 18:5-6, 8 Ik ben het Brood des Levens: 6:35, 41, 48, 51 Ik ben het Licht van de wereld: 8:12 Ik ben de Deur: 10:7, 9 Ik ben de Goede Herder: 10:11, 14 Ik ben de Opstanding en het Leven: 11:25 Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven: 14:6 Ik ben de Wijnstok: 15:1, 5 Voor Abraham, BEN IK: 8:58
2. Bestudeer de relatie van Jezus met God: - in het werk: - in kennis: - in opwekken:
5:19 5:20 5:28-29
- in eer: 5:23 - in regeneratie: 5:24-25 - in leven: 5:26
3. Johannes bespreekt 8 persoonlijke gesprekken van Jezus met individuen of kleine groepen: - Petrus en Nathanaël: - Nicodemus: - De vrouw in Sichar: - De blindgeboren man:
1:35-51 3:1-21 4:6-26 10:35-51
- Maria en Martha: - De apostelen: - Maria Magdalena: - Petrus:
11:1-57 13:1 – 16:33 20:1-18 21:15-23
4. Er zijn zeven getuigen in Johannes die zeggen dat Jezus de Messias is: - Johannes de Doper: - Nathanaël: - Petrus: - Martha:
1:34 1:49 6:69 11:27
- Thomas: - Johannes: - Jezus Zelf:
20:28 20:31 10:36
5. Bestudeer het leven van Johannes de Doper: • • • • • • • •
Zijn werk: Zijn kleding en eten: Zijn boodschap: Voorspelling van zijn komst: Zijn getuigenis: Zijn voorspellingen: Verzekering dat Jezus de Messias is: Johannes wordt gewaardeerd door Jezus: 35 van 205
Joh. 1:6-18 Math. 3:4 Math. 3:2-10; Luk. 3:3 – 6:13; Joh. 1:29 Jes. 40:3-5; Mal. 3:1 Joh. 1:20, 23, 27; 3:29-30 Joh. 3:34-35; Luk. 3:16 Math. 11:2-6 Math. 11:7-11
Inleiding Nieuwe Testament
6. De discipel Johannes schreef het Evangelie, 1, 2 en 3Johannes en Openbaring. Deze komen later in deze cursus aan de orde. 7. Bestudeer de namen van de Heilige Geest, die door Johannes gebruikt worden: - Blijvende aanwezigheid: - Getuige: - Wegwijzer:
Joh. 14:16-17 Joh. 15:26 Joh. 16:13-15
- Leraar: - Overtuiger:
Joh. 14:25-26 Joh. 16:7-11
8. Johannes brengt Jezus als Zoon van God (Zijn Goddelijke natuur) en als Zoon des mensen (Zijn menselijke natuur). Bestudeer de volgende teksten: • Zoon van God: • Zoon des mensen:
Joh. 1:34, 49; 3:18; 5:25; 10:36; 11:4, 27; 19:7, 20:31 Joh. 1:51; 3:13-14; 5:27; 6:27, 53, 62; 8:28; 9:35; 12:23-24
9. Naast de titel ‘Zoon van God’ gebruikt Johannes nog andere verwijzingen om de Goddelijkheid van Jezus te benadrukken. De Goddelijkheid van Jezus wordt op zijn minst een keer genoemd in Joh. 1:49; 2:11; 3:16; 4:26; 5:25; 6:33; 7:29; 8:58; 9:37; 10:30; 11:27; 12:32; 13:13; 14:11; 15:1; 16:28; 17:1; 18:11; 19:7; 20:28; 21:14 10. Bestudeer het leven van Johannes, de schrijver van dit boek: • • • •
Zijn familie: Joh. 21:2, 19:25; Math. 27:56; Mark. 15:40 Zijn werk: Mark. 1:19-20 Zijn leiderschap in de vroege kerk: Hand. 4:1-22; 8:14-15; Gal. 2:9 Zijn ballingschap: Openb. 1:1, 4, 9
11. Bestudeer de tegenstand die er ontstond tegen Jezus. Maak het schema hierna af: Johannes:
Bron van tegenstand:
Soort tegenstand:
5:16 5:18 5:43 6:41 6:52 6:61, 66 6:70 7:1 7:5 7:11 7:12 36 van 205
Reden voor tegenstand:
Inleiding Nieuwe Testament
Johannes:
Bron van tegenstand:
Soort tegenstand:
7:20 7:27, 30 7:32 7:41, 44 7:45 7:47 8:6 8:13 8:48, 53, 59 9:16 9:22 9:24 10:19 10:24, 31 10:39 11:46 11:53 11:56-57 12:4 12:10 12:19
37 van 205
Reden voor tegenstand:
Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding tot de geschiedkundige boeken Handelingen is het enige geschiedkundige boek in het Nieuwe Testament. Het is een verslag van de gebeurtenissen na de hemelvaart van Jezus. In het begin komt de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag aan bod en daarmee de geboorte van de vroege kerk. Het is een historisch verslag van de vroege kerk. Gebruik de volgende kaarten om de plaatsen, die in Handelingen aan de orde komen, terug te vinden.
38 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zendingsreizen van Paulus
39 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
5. Handelingen Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie het boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit dit boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Lukas
Voor wie:
Alle gelovigen, hoewel het boek specifiek geadresseerd is aan Teofilus
Doel:
Een vervolg van het verslag van wat Jezus bleef doen en onderwijzen na Zijn hemelvaart, door Zijn geestelijke Lichaam: de Kerk (Hand. 1:1-2).
Sleutelvers:
Hand. 1:8
Levens- en bedieningsprincipe:
Het echte bewijs voor de Heilige Geest is gerichte kracht: kracht om getuige te worden en het Evangelie te verspreiden in de hele wereld.
Hoofdpersonen: Johannes, Petrus, Paulus, Silas, Barnabas, Johannes Markus, Filippus, Stefanus, Ananias en Saffira, Dorkas, Cornelius, Felix en Agrippa. Schema: (Opmerking: Dit schema volgt de opdracht van Jezus (Hand. 1:8) over de verspreiding van het Evangelie van Jeruzalem naar Judea en Samaria en dan naar het uiterste der aarde).
Inleiding (Hand. 1:1-11): I. Inleiding: A. Aan: Teofilus: B. Over: Wat Jezus bleef doen en onderwijzen na Zijn hemelvaart, door Zijn geestelijke Lichaam: de Kerk II. De bediening van Jezus na de opstanding: A. De duur: 40 dagen: B. Het doel: onweerlegbaar bewijs: C. De boodschap: het Koninkrijk van God: III. De laatste ontmoeting van Jezus met Zijn discipelen: A. De opdracht voor de discipelen: B. De vraag van de discipelen: C. Waarschuwing voor de discipelen: D. De grote opdracht: 40 van 205
1:1-2 1:1 1:1-2 1:3 1:3 1:3 1:3 1:4-8 1:4-5 1:6 1:7 1:8
Inleiding Nieuwe Testament
IV.
Jezus vaart op naar de hemel: A. Beschrijving van de hemelvaart: B. Verkondiging van Zijn wederkomst:
1:9-11 1:9 1:10-11
Deel 1: De vorming van het getuigenis in Jeruzalem (Hand. 1:12 – 2:4): I. De vorming van het getuigenis: 1:12 – 2:4 A. De discipelen van Christus wachten in Jeruzalem: 1:12-26 1. De bijeenkomst van de discipelen: 1:12-15 a. de plek: 1:12-13 b. het aantal en namen: 1:13-15 c. hun doel: 1:14 2. Uitleg voor de discipelen: 1:15-22 a. De spreker: Petrus: 1:15 b. De boodschap: 1:16-22 (1) Achtergrond: 1:16-20 (2) Instructies: 1:21-22 3. De reactie van de discipelen: 1:23-26 a. De voordracht: 1:23 b. Het gebed: 1:24-25 c. De verkiezing: 1:26 B. De uitstorting van de Heilige Geest: 2:1-4 1. De tijd: 2:1 2. De mensen: 2:1 3. De plek: 2:1 4. De gebeurtenis: 2:2-4 a. Wind: 2:2 b. Tongen als van vuur: 2:3 c. Spreken in tongen: 2:4 Deel 2: getuigen in Jeruzalem (Hand. 2:5 – 8:1): I. Het eerste getuigenis: 2:2-40 A. De manier waarop het getuigenis gegeven werd: 2:4-6 B. De reactie op het getuigenis: 2:7-13 C. De toespraak van Petrus: 2:14-36 1. Profetie over de tijd: 2:17 2. Profetie over de Geest: 2:17-18 3. Profetie over de gebeurtenis: 2:19-20 4. Profetie over redding: 2:21 5. Het werk van Jezus: 2:22-36 a. Jezus aangewezen door God: 2:22 b. Jezus werd gekruisigd: 2:23 c. Jezus stond op uit de dood: 2:24-32 d. Jezus werd verhoogd aan Gods rechterhand: 2:33-35 e. Jezus is nu Heer en Christus: 2:36
41 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
D.
II
III.
VI.
Reactie op de boodschap: 2:37-40 1. Overtuiging: 2:37 2. Navraag: 2:37 3. Instructie: 2:38 4. Beloften: 2:38-39 5. Uitleg: 2:40 De eerste plaatselijke kerk: 2:37-40 A. Leden van de eerste kerk: 2:41 1. Hun identiteit: zij die het Woord aanvaarden: 2:41 2. Hun aantal: 3000: 2:41 B. Geestelijke praktijken in de eerste kerk: 2:41 1. De leer van de apostelen: 2:42 2. De gemeenschap der gelovigen: 2:42 3. Avondmaal: 2:42 4. Gebeden: 2:42 C. Het levenspatroon van de eerste kerk: 2:44-46 1. Alles vrijwillig gemeenschappelijk hebben: 2:44-45 2. Dagelijkse aanbidding en getuigenis: 2:46 3. Gemeenschap in de huizen: 2:46 4. Eenheid: 2:46 D. Het getuigenis van de plaatselijke kerk: 2:46-47 1. De aard van het getuigenis: 2:46-47 2. Het gevolg: 2:47 Het eerste wonder: 3:1-26 A. De beschrijving van het wonder: 3:1-11 1. De achtergrond: 3:1 2. De man en zijn nood: 3:2-3 3. De boodschap: 3:4-6 4. Het wonder: 3:7-8 5. De reactie van de menigte: 3:9-11 B. Het wonder uitgelegd: 3:12-18 1. Geen genezing door de kracht der apostelen: 3:12 2. Genezing door God om Jezus te eren: 3:13-15 3. Genezing door geloof in de naam van Jezus: 3:16 4. Genezing als vervulling van een profetie: 3:17-18 C. De boodschap van Petrus: 3:19-26 1. De belofte van Petrus: 3:19-21 a. Wat God wil dat Israël doet: 3:19 b. Wat God beloofde te doen: 3:19-21 2. De profetie van de profeten: 3:22-26 a. Door Mozes en de profeten: 3:22-24 b. De belofte van het verbond: 3:25 c. Het plan van de Messias: 3:26 De eerste tegenstand: 4:1-31 A. De arrestatie: 4:1-4 1. De bron van tegenstand: 4:1 2. Reden voor de tegenstand: 4:2 3. Vorm van tegenstand: 4:3-4 42 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
B.
V.
VI.
Het verhoor: 4:5-14 1. Het gerecht: 4:5-6 2. Vragen van het gerecht: 4:7 3. Verklaring van Petrus: 4:8-12 a. Bron van zijn verklaring: 4:8 b. Zijn antwoord: 4:9-10 c. Zijn getuigenis over Jezus: 4:10-12 d. Zijn verklaring over redding: 4:12 4. Het bewijs bekeken door de raad: 4:13-14 a. De aard van het getuigenis: 4:13 b. Het getuigenis van de genezene: 4:14 5. Het oordeel: 4:15-22 a. Het beraad: 4:15-17 b. Het oordeel: 4:17-18 c. De reactie van Petrus en Johannes: 4:19-20 d. Vrijgelaten: 4:21-22 6. De reactie: 4:21-31 a. Het gebed van de kerk: 4:23-30 b. De actie van de kerk: 4:31 De eerste maatregel tegen zonde: 4:32 – 5:16 A. Indeling van de kerk: 4:32-37 1. Haar gemeenschap: 4:32 2. Haar getuigenis: 4:33 3. Haar organisatie: 4:32-37 B. De eerste zonde verstoort de gemeenschap: 5:1-10 1. De zonde: 5:1-2 2. De zonde aan het licht gebracht: 5:3-4 3. Straf op de zonde: 5:5-10 C. Het gevolg van discipline: vruchtbaar getuigen van de gemeenschap 5:11-16 1. Eerbiedige houding van de leden: 5:11 2. Eenheid: 5:12 3. Wonderen: 5:12, 15-16 5. De reactie van de mensen: 5:12-14 De eerste vervolging: 5:17-43 A. De bron van de tegenstand: 5:17 B. Actie van de tegenstanders: 5:18 C. Bevrijding door God: 5:19-26 1. Zijn handelen: 5:19 2. Zijn bevel: 5:20 3. Reactie op Zijn bevel: 5:21 4. De ontdekking van Zijn handelen: 5:21-23 5. Het resultaat van Zijn handelen: 5:24-26 D. Het verhoor: 5:27-40 1. Beschuldiging door het Sanhedrin: 5:27-28 2. Verdediging door Petrus: 5:29-32 3. Onderzoek door het Sanhedrin: 5:33-39 4. Onrechtvaardig oordeel door het Sanhedrin: 5:40 43 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
E.
Reactie op de vervolging: 1. Blijdschap: 2. Eenheid: dagelijks bij elkaar komen: 3. Getuigen: onderwijs en prediking: VII. De eerste organisatie: A. De behoefte aan organisatie: B. Advies voor de organisatie: 1. Bron van het advies: 2. De reden voor het advies: 3. Het advies: 4. Het voordeel van het advies: C. De instelling van de organisatie: 1. De gebruikte methode: 2. De mensen gekozen: 3. Hun aanstelling: D. De resultaten van de organisatie: 1. Toename van het Woord: 2. Toename van het aantal discipelen: 3. Gehoorzaamheid aan het geloof: VIII. De eerste martelaar: A. Beschrijving van Stefanus: 1. Een van de zeven: 2. Vol van de Heilige Geest: 3. Goede bekendheid: 4. Een man van geloof: 5. Een wijs man: 6. Iemand met speciale krachten: 7. Een effectieve getuige: B. De vervolging van Stefanus: C. De boodschap van Stefanus: 1. Abraham: 2. De aartsvaders: 3. Mozes: a. In Egypte: b. In de woestijn: 4. De tabernakel: a. Van Mozes: b. Van Jozua: c. Van David: d. Van Salomo: e. Van God: 5. De profeten: D. Het getuigenis van Stefanus: 1. De houding van de raad: 2. De mededeling van Stefanus: 3. De handeling door de raad: 4. De dood van Stefanus: 44 van 205
5:41-42 5:41 5:42 5:42 6:1-7 6:1 6:2-4 6:2 6:2 6:3 6:4 6:5-6 6:5-6 6:5 6:6 6:7 6:7 6:7 6:7 6:8 – 8:1 6:3-15 6:3, 5 6:5 6:3 6:5 6:3, 10 6:8 6:9-10 6:11-15 7:1-53 7:1-8 7:9-16 7:17-43 7:17-28 7:29-43 7:44-50 7:44 7:45 7:45-46 7:47-50 7:48-50 7:51-53 7:54 – 8:1 7:54 7:55-56 7:57-59 7:60-8:1
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 3: Het getuigenis in Judea en Samaria (Hand. 8 – 12): I. Overgang: de gevolgen van de dood van Stefanus: 8:1-4 A. De vervolging: 8:1, 3 B. De begrafenis van Stefanus: 8:2 C. De uitbreiding van het getuigenis van de kerk: 8:4 II. Het getuigenis van Filippus: 8:5-40 A. Bediening in Samaria: 8:5-25 1. Het getuigenis van Filippus: 8:5-13 a. Het werk van Filippus: 8:5-7, 12 b. Reactie van de Samaritanen: 8:6-12 c. Simon de tovenaar: 8:9-13 2. Het werk van Petrus en Johannes: 8:14-17 a. De komst van Petrus en Johannes: 8:14 b. De komst van de Heilige Geest: 8:15-17 c. De reactie van Simon: 8:18-19 d. De waarschuwing voor Simon: 8:20-24 B. De Ethiopiër: 8:26-40 1. Voorbereiding: 8:26-28 2. Het getuigenis: 8:29-35 3. De reactie: 8:36-38 C. Verplaatsing naar Asdod: 8:39-40 III. Het getuigenis van Saulus: 9:1-31 A. De bekering van Saulus: 9:1-9 1. Zijn doel: 9:1-2 2. Zijn visioen: 9:3-9 3. De stem: 9:4-7 4. Blind: 9:8-9 B. De opdracht voor Paulus via Ananias: 9:10-19 1. De roeping: 9:10-16 2. De opdracht: 9:17-19 C. De missie van Paulus: 9:20-31 1. Paulus in Damaskus: 9:20-25 a. Zijn getuigenis: 9:20-22 b. De reactie: 9:21-23 c. Zijn ontsnapping: 9:23-25 2. Paulus in Jeruzalem: 9:26-30 a. Zijn ontvangst: 9:26-28 b. Zijn activiteit: 9:28-29 c. Zijn vertrek: 9:29-30 D. Overgang: rust in de Kerk: 9:31 IV. Het getuigenis van Petrus: 9:32 – 12:35 A. In Lydda: 9:32-35 1. De gelovigen: 9:32 2. De zieke man: 9:33 3. Genezing van de zieke: 9:34 4. De reactie: 9:35
45 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
B.
In Joppe: 9:36-37 1. De dood van Dorkas: 9:36-37 2. Petrus wordt geroepen: 9:38-39 3. Het werk van Petrus: 9:40-41 4. Reactie op de bediening: 9:42-43 C. In Caesarea: 10:1-48 1. Het visioen van Cornelius: 10:1-8 a. Cornelius zelf: 10:1-2 b. Zijn visioen: 10:3-6 c. De reactie van Cornelius: 10:7-8 2. Het visioen van Petrus: 10:9-22 a. Het visioen: 10:9-12 b. De stem: 10:13-16 3. De aankomst van de boodschappers: 10:17-22 4. Bezoek aan het huis van Cornelius: 10:23-48 a. De reis: 10:23 b. De ontvangst: 10:24-27 c. De uitleg: 10:27-28 d. De vraag: 10:29 e. Het antwoord: 10:30-33 f. De preek die niet af is: 10:34-43 (1) Bij God geen aanziens des persoons: 10:34-35 (2) Verspreiding van het Evangelie: 10:36-37 (3) De boodschap: 10:38-42 g. De reactie van Cornelius: 10:44-48 D. In Jeruzalem: 11:1 – 12:25 1. Het probleem van heidense bekeringen: 11:1-18 a. Het probleem: 11:1-3 b. Gods werk onder heidenen: 11:4-17 (1) Het visioen: 11:4-10 (2) De bezoekers: 11:11 (3) Het bezoek: 11:12-17 c. Het besluit: 11:18 V. De kerk in Antiochië (Syrië): 11:19-30 A. Evangelisatie in Antiochië: 11:19-21 B. Bezoek van Barnabas: 11:22-24 C. Paulus in de gemeente: 11:25-26 D. Informatie wordt geopenbaard door Agabus: 11:27-30 VI. Vervolging geleid door Herodes: 12:1-25 A. De dood van Jakobus: 12:1-2 B. De arrestatie van Petrus: 12:3-4 C. De bevrijding van Petrus: 12:5-19 D. De dood van Herodes: 12:20-23 VII. De uitleg van het Woord: 12:24-25
46 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 4: Getuigenis tot aan het uiterste der aarde (Hand. 13 – 28) I. De eerste zendingsreis: 13:1 – 14:28 A. Geroepen voor de dienst: 13:1-3 B. Bediening in Pafos (Cyprus): 13:4-12 C. Bediening in Antiochië (Pisidië): 13:13-50 1. Naar Pisidië: 13:13-16 2. De boodschap: 13:17-37 a. De uittocht uit Egypte: 13:17 b. Zwerven door de woestijn: 13:18 c. Verovering van Kanaän: 13:19 d. De regering van Saul en David: 13:20-23 e. De bediening van Johannes de Doper: 13:24-25 f. Kruisiging en opstanding van Jezus: 13:26-27 g. De uitnodiging: 13:38-41 3. De reactie: 13:38-41 D. Bediening in Iconium: 13:51 – 14:5 E. Bediening in Lystra: 14:6-25 F. Bediening in Antiochië: 14:26-28 II. De vergadering in Jeruzalem: 15:1-35 A. Het probleem: 15:1-3 B. De bijeenkomsten: 15:4-21 1. Eerste openbare bijeenkomst 15:4-5 2. Besloten bijeenkomst (apostelen en oudsten): 15:6 3. Tweede openbare bijeenkomst: 15:7-21 a. Verslag van Petrus: 15:7-11 b. Verslag van Paulus en Barnabas: 15:12 c. Verslag van Jakobus: 15:13-21 C. Het besluit: 15:19-21 D. De brieven: 15:22-35 III. Tweede zendingsreis: 15:36 – 18:22 A. De twist: 15:36-41 B. Bediening in Lystra: 16:1-5 C. Bediening in Troas: 16:6-10 D. Bediening in Filippi: 16:11-40 E. Bediening in Thessalonica: 17:1-9 F. Bediening in Berèa: 17:10-14 G. Bediening in Athene: 17:15-34 H. Bediening in Corinthe: 18:1-8 I. Bediening in Efeze: 18:19-21 J. Jeruzalem en Antiochië: 18:22
47 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
IV.
V.
Derde zendingsreis: 18:23 – 19:41 A. Klein Azië: 18:23 B. Bediening in Efeze: 18:24 – 19:41 1. Apollos: 18:24-28 2. Discipelen van Johannes: 19:1-7 3. De gehoorzaal van Tyrannus: 19:8-12 4. De zonen van Sceva: 19:13-17 5. Toewijding van de bekeerlingen: 19:18-20 6. Het besluit: 19:21 7. Verdedigers van Artemis (Diana): 19:22-41 C. Bediening in Macedonië en Griekenland: 20:1-5 D. Bediening in Troas: 20:6-12 E. Bediening in Milete: 20:13-38 1. De reis: 20:13-16 2. Bijeenkomst met de oudsten van Efeze: 20:17-35 a. Terugblik op de bediening: 20:17-21 b. Vooruitblik naar de toekomst: 20:22-24 c. Het geweten van Paulus: 20:25-27 d. De waarschuwing: 20:28-31 e. Veroordeeld tot God: 20:32 f. Voorbeeld van Paulus: 20:33-35 3. Afscheid: 20:36-38 F. Bediening in Tyrus: 21:1-6 G. Bediening in Ptolemaïs: 21:7 H. Bediening in Caesarea: 21:8-14 Het laatste bezoek aan Jeruzalem en de reis naar Rome: 21:15 – 28:31 A. Jeruzalem: 21:15 – 23:32 1. Overgang naar Jeruzalem: 21:15-17 2. Roddels tegen Paulus gericht: 21:18-30 a. Ontering van de wet van Mozes: 21:18-26 b. Ontheiliging van de tempel: 21:27-30 3. De reactie van Paulus: 21:23-26 4. De redding van Paulus: 21:30-32 5. Antwoorden van Paulus: 21:33 – 23:10 a. De Joodse menigte: 22:1-23 b. De Romeinse centurion: 22:24-26 c. De overste: 22:26-30 d. Het Sanhedrin: 23:1-10 (1) Bekentenis van Paulus: 23:1 (2) Aanvaring met de hogepriester: 23:2-5 (3) De raad verdeeld: 23:6-10 6. Openbaring voor Paulus: 23:11 7. Samenzwering tegen Paulus: 23:12-15 8. Redding van Paulus: 23:16-32 a. Het complot komt aan het licht: 23:16-23 b. De brief: 23:25-30 c. De ontsnapping: 23:32 48 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
B.
C.
D.
Caesarea: 1. Voor Felix: a. Beschuldigingen van Tertullus: b. Het antwoord van Paulus: c. Reactie van Felix: 2. Voor Festus: 3. Festus en Agrippa: 4. Voor Agrippa: a. Paulus spreekt voor zichzelf: b. Uitnodiging tot de Redder: c. Het oordeel: Op weg naar Rome: 1. De storm: 2. De slang: 3. De genezing: 4. De reis voortgezet: Rome: 1. Ontmoeting met de Joden: 2. Bediening:
49 van 205
23:33 – 26:32 23:33 – 24:27 24:1-9 24:10-21 24:22-27 25:1-12 25:13-27 26:1-32 26:1-23 26:24-29 26:30-32 27:17 – 28:31 27:1-44 28:1-6 28:7-10 28:11-15 28:16-31 28:16-29 28:30-31
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Handelingen? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Handelingen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Handelingen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Handelingen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Handelingen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 50 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Maak een schema om alle wonderen in Handelingen te bestuderen: Soort wonder:
Gebruikte methode:
Gebeurtenis:
Betrokken mensen:
Resultaten:
2. Bestudeer de preken in Handelingen. Maak een schema van het bestudeerde materiaal: Tekst:
Spreker:
Publiek:
Samenvatting van de boodschap:
3. Bestudeer elk gebed in Handelingen. Maak een schema om het overzicht te houden:
Tekst:
Gebeurtenis:
Wie bad er?
Samenvatting van het gebed:
Gevolgen van het gebed:
4. Bestudeer het leven van Paulus en gebruik daarvoor het schema hierna: • • • • • • • • •
• • • •
Het vroege leven van Paulus: Hand. 22:3 Paulus vervolgt het Christendom: Hand. 8:1-4; 9:1-2 Bekering van Paulus: Hand. 9:3-21 Vroege jaren van de bediening van Paulus: Hand. 9:22-31; 11:22-30 Eerste zendingsreis: Hand. 13:1 – 14:28 Vergadering in Jeruzalem: Hand. 15:1-35 Tweede zendingsreis: Hand. 15:36 – 18:22 Derde zendingsreis: Hand. 18:23 – 21:27 Bezoek aan Jeruzalem, arrestatie, naar Caesarea gestuurd waar hij twee jaar gevangen zit onder Felix en dan een beroep doet op de keizer: Hand. 21:17 – 26:32 De reis naar Rome, over zee: Hand. 27:1-44 Eerste Romeinse gevangenschap (2 jaar): Hand. 28:1-31 Laatste reizen van Paulus: Rom. 15:28 Tweede Romeinse gevangenschap en martelaarschap: 2Tim. 4:6
5. In Lukas schreef Lukas over wat Jezus begon te doen en te onderwijzen toen Hij op aarde rondliep. In Handelingen vertelt Hij wat Jezus verder deed en onderwezen heeft door Zijn geestelijke Lichaam, de Kerk. 6. Bestudeer de overeenkomsten tussen de bediening van Petrus en die van Paulus, die je vindt in de hoofdstukken die hierna zijn aangegeven.
51 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Petrus: 1 e preek: Lamme genezen: Simon de tovenaar: Invloed van schaduw: Handoplegging: Petrus aanbeden: Tabitha opgewekt: Petrus gevangen:
Hand. 2 Hand. 3 Hand. 8 Hand. 5 Hand. 8 Hand. 10 Hand. 9 Hand. 12
Paulus: 1e preek: Lamme genezen: Elymas de tovenaar: Invloed van zweetdoeken: Handoplegging: Paulus aanbeden: Eutychus opgewekt: Paulus gevangen:
Hand. 13 Hand. 14 Hand. 13 Hand. 19 Hand. 19 Hand. 14 Hand. 20 Hand. 28
7. Leven in de eerste kerk was: - belijdend: - bekerend: - volhardend: - besmettelijk:
Hand. 2:4 Hand. 2:37 Hand. 2:46 Hand. 2:47
- overtuigend: Hand. 2:7 - evenwichtig: Hand. 2:42 - Avondmaal houden: Hand. 2:46
8. De volgende opsomming helpt je om de inhoud van Handelingen te onthouden: • • • • •
Persoon: Kracht: Sprekers: Plaatsen: Inhoud:
Jezus Christus Heilige Geest Petrus, Paulus, Stefanus, Filippus Jeruzalem, Judea, Samaria, uitersten der aarde Verspreiding van het Evangelie
9. In Hand. 2 verwijst Petrus naar een profetie die door Joël gegeven werd (Joël 2:28-32).
52 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding tot de brieven Het volgende deel in het Nieuwe Testament zijn de brieven. Zij omvatten de volgende boeken: Romeinen:
Een presentatie van het Evangelie met de nadruk op behoudenis door geloof alleen.
1Corinthe:
Geschreven om de fouten te corrigeren in het gedrag van de plaatselijke kerk.
2Corinthe:
Gaat over de echte bediening van het Evangelie, rentmeesterschap en de apostolische autoriteit van Paulus.
Galaten:
Rekent af met de fout de wet en geloof te vermengen. Het thema is rechtvaardiging door geloof alleen.
Efeze:
Bemoedig alle gelovigen die deelhebben aan een hemelse positie, met Jezus, als leden van de Kerk.
Filippenzen:
Nadruk op de blijdschap van de Christelijke ervaring
Colossenzen:
Gaat over de fout van ‘gnosticisme’, een valse leer die ontkent dat Jezus werkelijk de Zoon van God en de Zoon des mensen is. Het boek benadrukt Jezus als hoofd van de Kerk.
1Thessalonicenzen: Advies over het leven met Jezus en nadruk op de terugkomst van Jezus. 2 Thessalonicenzen: Meer instructie over de wederkomst en hoe de kennis hiervan invloed hoort te hebben op het dagelijks leven. 1Timotheüs:
Benadrukt de rechte leer, ordelijke kerkleiding en principes om de kerk de komende jaren door te laten komen.
2Timotheüs:
Beschrijft de echte dienaar van Jezus Christus. Waarschuwt voor afvalligheid (geestelijke terugval) die toen al aanwezig was en presenteert Gods Woord als remedie tegen fouten.
Titus:
Brief van Paulus aan Titus die God op Kreta diende. De leer en het Goddelijke leven worden benadrukt.
Filemon:
De voorspraak van Paulus voor een weggelopen slaaf van een rijke Christen uit Colosse. Het is een beeld van de voorspraak van Jezus in het belang van de gelovigen die ooit slaaf van de zonde waren
Hebreeën:
Legt uit waarom het Christendom meer zegt dan het Judaïsme. Jezus is de grote Hogepriester en de enige Middelaar tussen God en de zondige mens. 53 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Jakobus:
Onderwijst dat echt geloof bewezen wordt door de werken, hoewel redding alleen door geloof plaatsvindt
1Petrus:
Een brief vol troost en bemoediging voor gelovigen, speciaal voor hen die te lijden hebben van geestelijke aanvallen door ongelovigen.
2Petrus:
Een waarschuwing tegen geestelijke aanvallen van binnen uit. Bijvoorbeeld van valse leraren die een positie hebben verworven binnen de kerk.
1Johannes:
Geschreven tegen het gnosticisme dat ontkent dat Christus de Zoon van God en de Zoon des mensen is. Benadrukt gemeenschap en liefde onder de gelovigen en verzekert echte gelovigen van eeuwig leven.
2Johannes:
Waarschuwt tegen elk compromis met leerstellige fouten en benadrukt dat de waarheid in liefde bewaakt moet worden.
3Johannes:
Waarschuwt voor de zonde om geen gemeenschap te willen hebben met echte gelovigen
Judas:
Waarschuwt tegen afvalligheid en valse leer. Het thema is hetzelfde als dat van 2Petrus
Groepen brieven De brieven kunnen ook ingedeeld worden in de volgende groepen: Boeken over de wederkomst van Christus:
1 en 2 Thessalonicenzen
Boeken die het Evangelie benadrukken:
Romeinen, Galaten, 1 en 2Corinthe
Gevangenschapbrieven (door Paulus):
Efeze, Colossenzen, Filippenzen, Filemon
Pastorale brieven (brieven over praktische zaken als het leiderschap van de kerk en organisatie):
1 en 2Timotheüs; Titus
Algemene brieven:
de brieven die overblijven.
Afvalligheid: Je moet bekend zijn met deze term wanneer jij je in de brieven verdiept. Het woord betekent: ‘het geloof verlaten’. In verscheidene brieven wordt de afvalligheid in de kerk besproken.
54 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
6. Romeinen Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie het boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit dit boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Rome
Doel:
De betekenis van het Evangelie geven, ten aanzien van de wet, profetie en de universele behoefte van de mens: rechtvaardiging door geloof.
Sleutelvers:
Rom. 1:16-17
Levens- en bedieningsprincipe:
De rechtvaardige zal door geloof leven.
Hoofdpersonen: Paulus, Adam, Abraham, Izaäk (Zie namenlijst in hoofdstuk 16). Schema: I. Inleiding: 1:1-7 A. De boodschapper: Paulus: 1:1-6 1. Dienaar van Jezus Christus 2. Als apostel geroepen 3. Afgezonderd tot verkondiging van het Evangelie B. De lezers: 1:7 1. Gelovigen in Rome 2. Geliefden van God 3. Geroepen heiligen C. Groeten: genade en vrede van God en van Jezus: 1:7 II. De relatie van Paulus met de Romeinen: 1:8-16 A. Zijn dankzegging voor hen: 1:8 B. Zijn gebed voor hen: 1:9-10 C. Zijn verlangen om hen te bezoeken: 1:11-16 1. Het verlangen: 1:11 2. Het doel van het verlangen: 1:11-12 3. Belemmeringen om het te vervullen: 1:13 4. De motivatie achter het verlangen: 1:14-16 a. Verlangen om vrucht te dragen 1:14 b. Verplichting aan de heidenen: 1:14 55 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
c. Gereed in Rome te preken: d. Vertrouwen in de Boodschap: Thema van het boek:
Deel 1:
I.
1:15 1:16 1:16-17
Leerstellig:De rechtvaardigen van God, geopenbaard in het Evangelie (Rom. 1:18 – 8:39)
De behoefte aan rechtvaardigheid door de universele zonde: 1:18 – 3:20 A. Veroordeling van de heidense wereld: 1:18-32 1. De toorn van God ten aanzien van zonde: 1:18 2. Redenen voor de toorn van God: 1:19-23 a. Geen excuus door kennis van God: 1:19-20 b. Verdraaien van de kennis: 1:21-23 3. De toorn van God: 1:24-32 a. Overgegeven aan onreinheid: 1:24-25 b. Overgegeven aan schandelijke lust:1:26-27 c. Overgave aan verwerpelijk denken:1:28-32 (1) Gevolgen van hun keuze: 1:28 (2) Hun toestand: 1:28-32 B. De veroordeling van de Joden: 2:1 – 3:8 1. Het principe van Goddelijk oordeel: 2:1-16 a. God oordeelt naar de waarheid: 2:1-5 (1) Anderen oordelen: 2:1 (2) Het principe van oordeel: 2:2 (3) Oproep aan schuldigen: 2:3-5 b. Gods oordeel naar werken: 2:6-15 (1) Het principe van oordeel: 2:6 (2) 2 groepen geoordeeld: 2:7-12 (3) Gehoorzaamheid als toets: 2:13-15 c. Het oordeel ten aanzien van het Evangelie van Paulus: 2:16 2. Het morele falen van de Joden: 2:17-29 a. Claims van de Joden: 2:17-20 b. Weerleggen van Joodse claims: 2:21-24 c. Niet leven naar de wet: 2:25-29 (1) Besnijdenis: 2:25 (2) Gehoorzaamheid: 2:26-27 (3) Ware en valse Jood: 2:28-29 3. Bezwaren van Joden: 3:1-8 a. Vraag van de Joden: 3:1-4 (1) De vraag: 3:1 (2) Het antwoord: 3:2-4 (3) Het bezwaar: 3:5 (4) Ontkennen van bezwaar: 3:6-8 C. Veroordeling van de hele wereld: 3:9-20 1. Allen hebben gezondigd: 3:9 2. Bewijs voor universele zonde in de Schrift: 3:10-18 a. De aard van de zonde: 3:10-12 56 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
b.
II.
De praktijk van zonde: 3:13-17 (1) In taalgebruik: 3:13-14 (2) In gedrag: 3:15-17 c. De reden voor zonde: 3:18 3. Toepassing op de Joden die de wet hebben: 3:19-20 De rechtvaardigen van God gerechtvaardigd: 3:21 – 5:21 A. Rechtvaardiging door geloof: 3:21-26 1. Manifestatie van Gods rechtvaardigheid: 3:21 2. Rechtvaardiging door geloof: 3:21-26 a. Relatie met het Oude Testament: 3:21 b. Beschikbaarheid door geloof: 3:22-23 c. Basis in verlossing door Jezus: 3:24-25 d. Tonen van Gods rechtvaardigheid: 3:25-26 B. Samenvatting van de leer van rechtvaardiging: 3:27-31 1. Uitsluiting van eigen roem: 3:27-28 2. Presentatie van Gods karakter: 3:29-30 3. Bevestiging van de wet: 3:31 C. Bewijs van rechtvaardiging door geloof uit de Schrift: 4:1-25 1. Rechtvaardiging van Abraham: 4:1-12 a. Vraag naar Abrahams ervaring: 4:1 b. De betekenis van rechtvaardiging: 4:2-3 c. Twee wegen van rechtvaardiging: 4:4-5 d. Bevestiging getuigenis van David: 4:6-8 2. Rechtvaardiging door geloof anders dan de besnijdenis: 4:9-12 a. Vraag over besnijdenis: 4:9-10 b. Abrahams toestand: 4:10 c. Besnijdenis van Abraham: 4:11-12 3. De belofte vervuld door geloof: 4:13-17 a. De middelen tot de erfenis: 4:13 b. Reden voor de geloofsmethode: 4:14-15 c. Ontvangers van de belofte: 4:16 d. De harmonie met de Schrift: 4:17 4. Het voorbeeldige geloof van Abraham: 4:17-25 a. Het voorwerp van zijn geloof: 4:17 b. De aard van zijn geloof: 4:18-21 c. De beloning voor zijn geloof: 4:22 d. Het belang van zijn geloof: 4:23-25 D. Het definitieve van de rechtvaardiging: 5:1-11 1. De huidige resultaten van rechtvaardiging: 5:1-2 2. Verdrukking vernietigt deze hoop niet: 5:3-5 a. Het effect van beproevingen: 5:3-4 b. Ervaren van Gods liefde: 5:5 3. De liefde van God in Christus bevestigt deze hoop: 5:6-11 a. Gods liefde: 5:6-10 (1) Zijn liefde voor het verlorene: 5:6-8 57 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
(2) Verzekering van redding: 5:9-10 b. De ervaring van de verzoening: 5:11 E. Het fundament van rechtvaardigheid: 5:12-21 1. Twee representatieve mensen: 5:12-14 a. Het resultaat van Adams handelen: 5:12-14 b. Adam als type van Christus: 5:14 2. Het verschil tussen Adam en Christus: 5:15-17 a. In kwaliteit: 5:15 b. In handelen: 5:16 c. In resultaten: 5:17 3. Overeenkomsten tussen Adam en Christus: 5:18-21 a. In armslag: 5:18 b. In handelen: 5:19 c. In positie: 5:20-21 De rechtvaardigheid van God in heiliging: 6:1 – 8:39 A. De relatie van de gelovige met zonde: 6:1-23 1. Dood voor zonde: 6:1-14 a. Vraag over in zonde blijven: 6:1 b. Verwerping van de suggestie: 6:2 c. Onze positie in de doop: 6:3-11 (1) onwetendheid: 6:3 (2) belang van doop: 6:4 (3) toepassing: 6:5-10 (4) oproep dit te doen: 6:11 2. Dood van de gelovige voor de zonde: 6:15-23 a. Doorgaan met zonde: 6:15 b. Verwerping van de suggestie: 6:15 c. Antwoord op basis van slavernij: 5:16-23 (1) Twee diensten: 6:1 (2) Gelovigen en beide diensten: 6:17-18 (3) Oproep tot nieuwe dienst: 6:19 (4) Het verschil tussen de twee: 6:20-22 (5) Het resultaat van die twee: 6:23 B. De gelovige en de wet: 7:1-25 1. Dood voor de wet maar levend voor God: 7:1-6 a. De heerschappij van de wet: 7:1 b. Beeld van de huwelijkswet: 7:2-3 c. Toepassing van het principe: 7:4-6 2. De wet kan niet van zonde verlossen: 7:7-25 a. De relatie van de wet tot zonde: 7:7-13 (1) Aard van de wet: 7:7 (2) Zonde geopenbaard: 7:7-13 (3) Het werk van zonde: 7:8-11 (4) De wet openbaart zonde: 7:12-13 b. De wet overwint zonde niet: 7:14-25 (1) Nederlaag door zonde: 7:14-17 (2) Inwonende zonde: 7:18-20 (3) Belijden en overwinnen: 7:21-25 58 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
C.
Deel 2:
I.
II.
Overwinning van de gelovige door de Geest: 8:1-39 1. Bevrijding van de macht van het vlees: 8:1-11 a. Gelovigen bevrijd van oordeel: 8:1-2 b. De basis voor bevrijding: 8:3 c. Het doel van bevrijding: 8:4 d. De methode van bevrijding: 8:5-10 (1) 2 soorten mensen: 8:5 (2) 2 soorten gezindheid: 8:6-7 (3) Vlees en geest: 8:8-11 e. Bevrijding van lichamelijke dood: 8:11 2. Het leven van zoonschap door de Geest: 8:12-17 a. De plicht om in de Geest te leven: 8:12-13 b. Bewijs van leven in de Geest: 8:14-17 (1) leiding door de Geest: 8:14 (2) de natuur van de Geest: 8:15 (3) Zijn getuigenis: 8:16 (4) mede-erfgenamen: 8:17 3. Verheerlijking in huidig lijden: 8:18-30 a. Evaluatie van huidig lijden: 8:18 b. Zekerheid van verheerlijking: 8:19-22 (1) uit de schepping: 8:19-22 (2) uit de hoop van nu: 8:23-25 (3) door de Geest: 8:26-27 (4) door Gods werk: 8:28-30 4. Overwinning van de gelovige is zeker: 8:31-39 a. Zijn relatie met God: 8:31-33 b. Zijn relatie met Christus: 8:34 c. Slechte omstandigheden: 8:35-39 (1) geen scheiding van Christus: 8:35-39 Historisch: de rechtvaardigheid van God in Zijn Handelen met Israël en de mensheid (Rom. 9:1 – 11:36):
Het verdriet van Paulus vanwege de verwerping door Israël: 9:1-5 A. Zijn gevoel: 9:1 B. De intensiteit van zijn gevoel: 9:2-3 C. De basis voor zijn gevoel: 9:3-5 De verwerping door Israël en Gods soevereiniteit: 9:6-29 A. De verwerping door Israël en Gods belofte: 9:6-13 1. Ontkenning dat Gods Woord vervalt: 9:6 2. Belofte niet op basis van natuurlijk nageslacht: 9:6-13 a. de familie van Abraham: 9:6-9 b. de familie van Izaäk: 9:10-13 B. De verwerping door Israël en Gods rechtvaardigheid: 9:14-29 1. Rechtvaardigheid in manifestatie van Zijn wil: 9:14-18 a. De vraag: 9:14 b. Openbaring van Gods wil: 9:15-17 (1) Zijn genade: 9:15-16 59 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV.
(2) Zijn oordeel: 9:17 c. Gods handelen naar Zijn wil: 9:18 2. De soevereine macht van God: 9:19-29 a. Vraag en berisping: 9:19-20 b. God heeft recht om te handelen: 9:20-21 c. Uitoefening van Gods macht: 9:22-24 (1) Geduld met de bozen: 9:22 (2) Openbaring van glorie: 9:22-24 d. De roeping van Joden en heidenen: 9:25-29 (1) De roeping van heidenen: 9:25-26 (2) Het lot van Israël: 9:27-29 De verwerping van Israël: 9:30 – 10:21 A. Israël faalt om rechtvaardig te worden: 9:30-33 1. Het feit: 9:30-31 2. De reden: 9:32 3. Een uitleg voor het falen: 9:32 4. Bevestiging van de resultaten: 9:32 B. Israël weigert Gods rechtvaardigheid te accepteren: 10:1-11 1. De oorzaak voor de verwerping van Israël: 10:1-4 2. De aard van rechtvaardigheid door het geloof: 10:5-11 a. Vergelijking van twee methoden: 10:5-8 (1) De wet houden: 10:5 (2) Geloven: 10:6-8 b. Realisatie van rechtvaardigheid door geloof: 10:9-10 c. Geestelijke verzekering: 10:11 C. Israël verwaarloost het universele Evangelie: 10:12-21 1. Het feit van het universele Evangelie: 10:12-13 2. De proclamatie van het universele Evangelie: 10:14-15 3. De reactie van Israël hierop: 10:16-21 a. negeren 10:16-17 b. verwerpen: 10:18-21 De verwerping van Israël en Gods doel: 11:1-32 A. Ten dele verworpen: 11:1-10 1. God verstootte Zijn volk niet: 11:1-2 2. Het bewijs voor een overblijfsel: 11:2-6 a. Bewijs uit de Schrift: 11:2-4 b. Het overblijfsel bestaat: 11:5-6 3. Het verschil tussen het volk en de rest: 11:7-10 B. De verwerping van Israël is niet permanent: 11:11-31 1. De toestand van Israël: 11:11-16 a. De val is tijdelijk: 11:11 b. Voor de redding van heidenen: 11:11 c. Herstel geeft universeel zegen: 11:12-15 d. Verleden en toekomst: 11:16
60 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2.
V.
Waarschuwing voor de heidenen: 11:17-24 a. Tegen gepoch: 11:17-18 b. Tegen trots: 11:19-21 c. Tegen aanmatiging: 11:22-24 3. Het argument voor het herstel van Israël: 11:23-24 4. Profetie over Israëls toekomstige herstel: 11:25-32 a. De openbaring over het herstel: 11:25-26 b. Harmonie van herstel en profetie: 11:26-27 c. Harmonie met Israëls roeping: 11:28-29 d. Harmonie met Gods doelen: 11:30-32 Lofprijzing: 11:33-36 A. Verklaring over God: 11:33 B. Vragen over God: 11:34-35 C. God prijzen: 11:36
Deel 3:
I.
II.
Praktisch: De rechtvaardigheid van God toegepast in het leven van de gelovige (Rom. 12:1 – 15:13):
De gelovige in relatie tot God: A. Jezelf aan God geven: B. Voortzetting van de verandering: De gelovige in relatie met de Kerk: A. Nederig gebruik van de gaven van de Geest: 1. De behoefte aan nederigheid: 2. De onderlinge relaties in het lichaam: 3. Nederigheid in de dienst: a. verscheidenheid van gaven: b. enkele gaven: B. Uitoefenen van liefde in de Kerk: 1. De aard van deze liefde: 2. De manifestatie van zo’n liefde: a. Ongeveinsd: b. Afkerig van het kwade: c. Gehecht aan het goede: d. Genegen in broederliefde: e. Eerbetoon naar elkaar: f. IJverig: g. Vurig van geest: h. Dien de Heer: i. Blij in de hoop: j. Geduldig in verdrukking: k. Volhardend in het gebed: l. Bijdragen in noden van heiligen: m. Gastvrij: n. Zegen je vervolgers: o. Verblijd je met de blijden: p. Treur met de treurenden: q. Eensgezindheid: 61 van 205
12:1-2 12:1 12:2 12:3-13 12:3-8 12:3 12:4-5 12:6-8 12:6 12:6-8 12:9-21 12:9 12:9-21 12:9 12:9 12:9 12:10 12:10 12:11 12:11 12:11 12:12 12:12 12:12 12:13 12:13 12:14 12:15 12:15 12:16
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV.
r. Grijp niet te hoog: 12:16 s. Wees niet wijs in eigen ogen: 12:16 t. Geen kwaad met kwaad vergelden: 12:17 u. Het goede met allen voorhebben: 12:17 v. Heb vrede met alle mensen: 12:18 w. Wreek jezelf niet: 12:19 x. Wees liefdevol voor je vijand: 12:20 y. Overwin het kwade door het goede:12:21 De gelovige in relatie tot de staat: 13:1-14 A. Plichten ten aanzien van de regering: 13:1-7 1. Gehoorzaamheid: 13:1 2. Reden voor gehoorzaamheid: 13:1 3. Gehoorzaamheid weigeren: 13:2 4. Motieven voor gehoorzaamheid: 13:3-5 a. De taak van de regering: 13:3-4 b. Het Christelijke geweten: 13:5 5. Een beeld van gehoorzaamheid: 13:6 6. Oproep tot gehoorzaamheid aan de regering: 13:7 B. Plichten van de gelovige ten aanzien van medeburgers: 13:8-10 C. Motivatie in de hoop op de terugkomst van Jezus: 13:11-14 1. Oproep tot alertheid: 13:11 2. De reden voor alertheid: 13:11-12 3. Uitleg: 13:12-13 4. Voorziening voor alertheid: 13:14 De gelovige ten aanzien van een zwakkere broeder: 14:1 – 15:13 A. Waarschuwing tegen oordelen van een broeder: 14:1-12 1. De juiste houding: 14:1 2. De probleemgebieden: 14:2-5 a. 1e probleem: 14:2-4 b. 2e probleem: 14:5 3. Je aanpassen: 14:6 4. De motivatie: 14:7-9 5. Berisping voor oordeel van zwakkere broeder: 14:10-12 a. Berispende vragen: 14:10 b. De basis voor berisping: 14:10-12 6. Verbod aanstoot te geven: 14:13-23 a. Geef geen aanstoot: 14:13 b. Over eten: 14:14 c. Toepassing op het gedrag: 14:15-20 d. Hoofdprincipe voor de sterken: 14:21 e. Oproep aan sterken en zwakken: 14:22-23 B. Eenheid door het voorbeeld van Christus te volgen: 15:1-13 1. De plicht van de sterke broeder: 15:1 2. Oproep tot eenheid vanuit voorbeeld van Christus: 15:2-4 a. De oproep: 15:2 b. Argumenten voor de oproep: 15:3-4 (1) Voorbeeld van Christus: 15:3 62 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
3. 4. 5.
6.
(2) Het doel van de Schrift: 14:4 Het verzoek van de apostel: 15:5-6 Aanvaard elkander: 15:7 De relatie van Christus met Joden en heidenen:15:8-12 a. De bediening van Christus: 15:8-9 b. Bewijs uit de Schrift: 15:9-12 Gebed van de apostel: 15:13
De Conclusie (Rom. 15:14 – 16:20): I.
II.
Persoonlijke zaken: 15:14-33 A. Uitleg voor het schrijven van Paulus: 15:14-21 1. Zijn houding in het schrijven: 15:14-16 a. Zijn overtuiging over hen: 15:14 b. Zijn vrijmoedigheid; 15:15 c. Zijn bediening: 15:16 2. Zijn recht om te schrijven: 15:17-21 a. Zijn eigen roem: 15:17 b. Nederigheid in zijn werk: 15:18 c. Bediening onder de heidenen: 15:18-19 D. Een werkveld kiezen: 15:20-21 B. Persoonlijke plannen te tijde van het schrijven: 15:22-29 1. Onvervulde plannen: 15:22-24 a. Plan om Rome te bezoeken: 15:22-23 b. Spanje: 15:24 2. Directe plannen: 15:25-27 a. Huidige plannen: 15:25 b. Het belang van de huidige plannen:15:26-27 3. Plannen voor de toekomst: 15:28-29 C. Zijn verzoek om gebed: 15:30-33 1. Het verzoek om gebed: 15:30-32 2. Zegen: 15:33 Het gaat om vriendschap: 16:1-23 A. De aanbeveling van Febe: 16:1-2 B. De groeten aan vrienden in Rome: 16:3-16 1. Groeten aan individuen: 16:3-15 2. Groeten aan gelovigen: 16:16 3. Groeten van kerken aan Romeinse gelovigen: 16:16 C. Waarschuwing voor gelovigen in Rome: 16:17-20 1. Inhoud van de waarschuwing: 16:17 2. Voor wie de waarschuwing bedoeld is: 16:18 3. Reden voor de waarschuwing: 16:19 4. Belofte van overwinning: 16:20 5. Zegen: 16:20 D. Groeten van zijn medewerkers: 16:21-24
63 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
Afsluitende zegen: A. De ontvanger van de zegen: 1. Hij die hen kan versterken: 2. De alleen wijze God, door Christus: C. Lofprijzing:
64 van 205
16:25-27 16:25-27 16:25-26 16:27 16:27
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Romeinen? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Romeinen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Romeinen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Romeinen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Romeinen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 65 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Romeinen geeft het meest gedetailleerde verslag van Gods afkeer van seksuele perversie. (Rom. 1:18-32). 2. Romeinen geeft de meest gedetailleerde uitleg over Gods handelen met het volk Israël, In het verleden, heden en in de toekomst (Rom. 9-11). 3. Er zijn vijf zegeningen die een deel van het boek afsluiten (Rom. 11:33-36; 15:30-33; 16:20; 16:24-27). 4. Rom. 5:1-11 noemt zeven gevolgen van rechtvaardiging door geloof. Gerechtvaardigd Zijn door het geloof betekent dat wij: - Vrede met God hebben - Heerlijkheid in verdrukkingen - Gods liefde in onze harten uitgestort - Blijheid bezitten in god
- Toegang tot Hem hebben door het geloof - Ons verblijden in de hoop der heerlijkheid - Gered zijn voor de toorn van God
5. Er worden drie soorten dood in Romeinen genoemd: • Dood voor de zonde, levend voor God: • Dood voor de wet, eigendom van Hem: • Dood voor het vlees, geleid door de Geest:
66 van 205
Rom. 6:11 Rom. 7:4 Rom. 8:13
Inleiding Nieuwe Testament
7. 1 en 2Corinthiërs Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van deze boeken noemen zeggen voor wie de boeken geschreven werd het doel van de boeken noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit de boeken noemen.
1Corinthe Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Corinthe
Doel:
Paulus bespreekt problemen die hem ter ore kwamen en vragen die de gelovigen in Corinthe stelden.
Sleutelvers:
1Cor. 13:13
Levens- en bedieningsprincipe:
Liefde is de belangrijkste geestelijke sleutel voor een effectief Christelijk leven en bediening.
Hoofdpersonen: Paulus, Timotheüs, Apollos, Stefanas (zie ook de namen in de afsluitende groeten van hoofdstuk 16). Schema: I.
Inleiding: A. De schrijvers: Paulus en Sostenos: B. De lezers: 1. De kerk in Corinthe 2. Zij die geheiligd zijn in Christus Jezus 3. De geroepen heiligen 4. Allen die de naam van Jezus aanroepen C. Groet: genade en vrede van God en Jezus: D. Dankzegging: 1. De aard van de dankzegging: 2. De basis voor dankzegging: 3. Dank voor verrijking in het verleden: 4. Dank voor de huidige toestand: E. Bevestiging van het geloof: 67 van 205
1:1-9 1:1 1:2
1:3 1:4-8 1:4 1:4 1:5-6 1:7-8 1:9
Inleiding Nieuwe Testament
II.
Verdeeldheid in de kerk: 1:10 – 4:12 A. Reactie op het verslag over de verdeeldheid: 1:10-17 1. Oproep tot eenheid: 1:10 2. De informatiebron: 1:11 3. De aard van de verdeeldheid: 1:12 4. Verdeeldheid in twijfel trekken: 1:13 5. Verdeeldheid niet het gevolg van zijn werk: 1:14-17 B. Argumenten tegen verdeeldheid in de kerk: 1:18 – 4:5 1. Verdeeldheid past niet bij het Evangelie: 1:18 – 3:4 a. Evangelie: geen wereldse wijsheid: 1:18 – 2:5 (1) reacties op het Evangelie: 1:18-25 (2) kerkelijke samenstelling: 1:26-31 (3) het werk van Paulus: 2:1-5 b. Evangelie: hemelse wijsheid: 2:6 – 3:4 (1) haar ontvangers: 2:6 (2) aard van de wijsheid: 2:6-12 (3) verwerving van wijsheid: 2:13 – 3:4 2. Beschrijving van echte dienaren: 3:5 – 4:5 a. Werkers op Gods akker: 3:5-9 (1) taak: 3:5 (2) werk en beloning: 3:6-8 (3) samenvatting: 3:9 b. Bouwers van Gods heiligdom: 3:10-23 (1) het bouwwerk getest: 3:10-15 (2) vernietiging geeft straf: 3:16-17 (3) hun beeld: 3:18-23 c. Rentmeesters van Gods geheimen: 4:1-5 (1) het juiste beeld: 4:1 (2) betrouwbaarheid: 4:2 (3) God beoordeelt: 4:3-4 (4) Vel geen oordeel: 4:5 C. Oproep aan de Korintiërs: 4:6-21 1. Toepassing op verdeeldheid: 4:6-21 a. Doel van toepassing: 4:6 b. Ontvangen of niet: 4:7 c. Resultaten: 4:8 d. Ervaring van de apostelen: 4:9-13 (1) hun lage positie: 4:9 (2) het verschil met hen: 4:10 (3) hun ervaringen: 4:11-13 2. Oproep om dit voorbeeld te volgen: 4:14-17 a. Doel van het schrijven: 4:14 b. Geestelijk vaderschap: 4:15-16 c. Komst van Timotheüs (reden): 4:17 3. Hun houding bepaalt zijn acties: 4:18-21 a. Opgeblazenheid: 4:18 b. Zijn komst naar Corinthe: 4:19-21 68 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV.
Morele problemen in de kerk: 5:1 – 6:20 A. Immoraliteit: 5:1-13 1. Tucht in de incest zaak: 5:1-8 a. De aard van de zonde: 5:1 b. Het falen van de kerk: 5:2 c. Oordeel over de schuldige: 5:3-5 d. Oproep aan de kerk: handel!: 5:6-8 2. Het algemene principe in het afhandelen van iets dergelijks: 5:9-13 a. Zijn vorige instructies: 5:9-11 b. Oproep: hanteer het principe: 5:12-13 B. Het foute aan een geschil voor wereldse rechtbanken: 6:1-11 1. De vraagstelling: 6:1 2. Waarom problemen in de kerk aanpakken: 6:2-6 a. De kerk oordeelt in de toekomst: 6:2-3 b. Ongekwalificeerde rechters: 6:4-5 c. De kerk faalt: 6:5-6 d. Resultaten: 6:7-8 e. Onrechtvaardigheid: 6:9-11 C. Heiligheid van het lichaam: 6:12-20 1. De grens van Christelijke vrijheid: 6:12 2. Toepassing op twee vlakken: 6:13-14 a. Eten: 6:13 b. Seks: 6:13-14 3. Verbod op hoererij: 6:15 4. Het verschil tussen die twee: 6:16-17 5. Waarschuwing: 6:18 6. De aard van de zonde: 6:18 7. Het juiste gebruik van het lichaam: 6:19-20 Huwelijk: 7:1-40 A. Het probleem van huwelijk en celibatisme (vrijgezel blijven voor geestelijke doeleinden): 7:1-9 1. De goedkeuring van het celibaat: 7:1 2. Instructies voor het huwelijksleven: 7:2-6 a. Voorkeur voor het huwelijk: 7:2 b. De aard van huwelijksrelaties: 7:2 c. Taken binnen het huwelijk: 7:3-4 d. Regels voor seksuele relaties: 7:5-6 3. Zowel huwelijk als celibaat zijn goed: 7:7 4. Adviezen voor ongehuwden: 7:8-9 B. Het probleem van huwelijk en scheiding: 7:10-16 1. Regel voor gehuwden: 7:10-11 a. Autoriteit achter de regel: 7:10 b. Inhoud van de regel: 7:10-11 2. Gemengde huwelijken (Gelovigen met ongelovigen): 7:12-16 a. De aard van de regel: 7:12 b. De inhoud van de regel: 7:12-16 69 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
V.
(1) Scheiding niet door gelovigen: 7:12-14 (2) Scheiding door Ongelovigen: 7:15-16 C. Het leven van de gelovige en zijn positie op aarde: 7:17-24 1. Basisprincipe voor het leven van de gelovige: 7:17 2. Toepassing van dit principe op het leven: 7:18-24 a. Religieus onderscheid: 7:18-20 b. Sociale status van gelovigen: 7:21-24 D. Advies voor ongehuwden: 7:25-40 1. Advies voor maagden: 7:25-35 a. De aard van het advies: 7:25-27 b. De reden voor het advies: 7:28-31 c. Vrijheid door dit advies; 7:32-35 2. Advies voor ouders van huwbare dochters: 7:36-38 a. Het huwelijk wordt toegestaan: 7:36 b. Het huwelijk niet toegestaan: 7:37 c. Beiden zijn verantwoord: 7:38 3. Advies voor weduwen: 7:39-40 Voedsel geofferd aan afgoden: 8:1 – 11:1 A. De relatie tussen liefde en kennis: 8:1-13 1. Behoefte aan liefde met kennis: 8:1-3 2. Claim van vrijheid door kennis: 8:4-8 a. Vrijheid om te eten: 8:4-6 b. Gevaar voor zwakkere broeder: 8:7 c. Voedsel bepaalt relatie met God niet: 8:8 3. Voorkom dat een zwakkere broeder zondigt: 8:9-12 a. Voor hen die kennis hebben: 8:9 b. Het effect van die kennis: 8:10 c. Gevolg van het handelen daarnaar: 8:11-12 d. Vrijwillig begrenzen van vrijheid: 8:13 B. Voorbeeld van Paulus: vrijwillig begrenzen van vrijheid: 9:1-27 1. Zijn autoriteit als apostel: 9:1-3 2. Zijn rechten als apostel: 9:4-12 a. De rechten opgeëist: 9:4-7 b. Rechtvaardiging van dit opeisen: 9:8-12 3. Redenen voor het afzien van deze rechten: 9:12-23 a. Het Evangelie niet verhinderen: 9:12-14 b. Reden om te roemen: 9:15-18 c. Meer voor Christus winnen: 9:19-23 4. Oproep om zijn voorbeeld te volgen: 9:24-27 C. Israëls geschiedenis waarschuwt tegen misbruik van vrijheid: 10:1-13 1. Verwijzing naar geschiedenis van Israël: 10:1-5 a. Voorrechten van Israël: 10:1-4 b. Het lot van Israël: 10:5 70 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2.
VI.
Waarschuwing uit Israëls geschiedenis: 10:6-11 a. Lessen in Israëls geschiedenis: 10:6-10 (1) algemene waarschuwing: 10:6 (2) specifieke voorbeelden: 10:7-10 b. De betekenis hiervan: 10:11 3. Waarschuwing voor hen die verzocht worden: 10:12-13 a. Het gevaar om te vallen: 10:12 b. Bemoediging: 10:13 4. Oproep afgoderij te vermijden: 10:14-22 a. Vlucht weg van afgoderij: 10:14 b. Argument tegen deelhebben: 10:15-22 (1) Voor wie het is: 10:15 (2) Belang van deelhebben: 10:16-22 D. Samenvatting van algemene gedragsprincipes: 10:23 – 10:30 1. Beperking van Christelijke vrijheid: 10:23 2. rekening houden met anderen: 10:24 3. Instructies over offervlees: 10:25-30 a. Zij die thuis eten: 10:25-26 b. Eten met ongelovigen: 10:27-30 E. Conclusie: 10:31 – 11:1 1. Doe alles tot eer van God: 10:31 2. Onderhoud de juiste relatie met alle mensen: 10:32-33 3. Volg het apostolische voorbeeld: 11:1 Openbare aanbidding: 11:2 – 14:40 A. De bedekking van vrouwen: 11:2-16 1. Lof voor hun gehoorzaamheid: 11:2 2. Het principe van ordening: 11:3-6 3. Dit principe instellen: 11:7-15 a. uit creatieve openbaring: 11:7-12 b. uit geestelijke relaties: 11:13-15 c. conclusie: 11:16 B. Ongeregeldheden bij het Avondmaal: 11:17-34 1. Ongeregeldheden in Corinthe: 11:17-22 a. Aard van de ongeregeldheden: 11:18-21 (1) verdeeldheid: 11:18-19 (2) beschrijving: 11:20-21 b. Berisping voor ongeregeldheden: 11:22 2. Het Avondmaal: 11:23-28 a. Openbaring over het Avondmaal: 11:23 b. Orde bij het Avondmaal: 11:23-25 c. Betekenis van Avondmaal: 11:26 d. Deelname op onwaardige wijze: 11:27 e. Deelname op waardige wijze: 11:28 3. Gevolgen van onwaardige deelname: 11:27-34
71 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
C.
Problemen over de gaven van de Geest: 12:1 – 14:40 1. De bedauwing met de gaven: 12:1-31 a. Uitingen van de Geest: 12:1-3 (1) niet onkundig laten: 12:1 (2) het verleden: 12:2 (3) toets: 12:3 b. Verscheidenheid van gaven 12:4-11 (1) De bron: 12:4-6 (2) Het doel: 12:7 (3) De gaven: 12:8-10 (4) Bron van alle gaven: 12:11 c. Aard van ‘t Lichaam van Christus: 12:12-31 (1) Eenheid: 12:12 (2) Deel wording: 12:13 (3) Harmonie: 12:14-26 (4) Identificatie: 12:27 (5) functies van de leden: 12:28-31 2. Het gebruik van de gaven: 13:1-13 a. Noodzaak van liefde bij ‘t gebruik: 13:1-3 (1) bij tongentaal: 13:1 (2) hogere gaven: 13:2 (3) Liefde en geven: 13:3 b. Kenmerken van liefde: 13:4-7 (1) Negatieve kenmerken: 13:4-6 (2) Positieve kenmerken: 13:6-7 c. De superioriteit van liefde: 13:8-13 (1) voorbijgaande dingen: 13:8-12 (2) blijvende dingen: 13:13 3. Het juiste gebruik van de gaven 14:1-40 a. De waarde van tongen en profetie: 14:1-25 (1) voor de kerk: 14:1-9 (2) voor ongelovigen: 14:20-25 b. Ordentelijk gebruik hiervan: 14:26-36 (1) Orde in de samenkomst: 14:26 (2) Regels voor de dienst: 14:27-36 c. Afsluitende uitspraken: 14:37-40 VII. De opstanding: 15:1-58 A. Het Evangelie van de opstanding van Christus: 15:1-11 1. Proclamatie en ontvangst van het Evangelie: 15:1-2 2. De aard van het Evangelie: 15:3-4 3. Getuigen van de opstanding van Christus: 15:5-10 4. Samenvattende verklaring: 15:11 B. De noodzaak van de opstanding van Christus: 15:12-34 1. Voor redding: 15:12-19 a. Enkelen ontkennen de opstanding: 15:12 b. Het gevolg daarvan: 15:13-19 2. Vanuit historisch oogpunt: 15:20-28 a. Historische noodzaak: 15:20 72 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
b. c.
Goddelijke voorziening: 15:21-22 Goddelijke programmering: 15:23-28 (1) 1e vrucht (opstanding): 15:23 (2) bij de wederkomst: 15:23 (3) het einde: 15:24-28 3. Voor het huidige Christelijke gedrag: 15:29-34 a. Doop voor de doden: 15:29 b. Onze levens in gevaar: 15:30-34 (1) de dwaasheid: 15:30-32 (2) de berisping: 15:33-34 4. Vooruitzicht van opstanding van Christenen: 15:35-58 a. Aard van het opstandingslichaam: 15:35-49 (1) vragen hierover: 15:35 (2) antwoorden hierover: 15:36-49 b. Verandering naar het opstandingslichaam: 15:50-58 (1) de voorwaarden: 15:50 (2) de aard: 15:51-52 (3) wat nodig is: 15:53 (4) de triomf daarvan: 15:54-57 (5) Weest standvastig: 15:58 VIII. Praktische en persoonlijke zaken: 16:1-24 A. Instructies voor een geldinzameling: 16:1-4 1. Ook doorgeven aan de Galaten: 16:1 2. De gebruikte methode: 16:2 3. Overdracht van de collecte: 16:3-4 B. Geplande bezoeken aan de kerk in Corinthe: 16:5-12 1. Bezoek van Paulus: 16:5-9 2. Bezoek van Timotheüs: 16:10-11 3. Bezoek van Apollos: 16:12 C. Afsluitende waarschuwingen voor de Korintiërs: 16:13-14 D. Waardering voor de vertegenwoordigers van Corinthe: 16:15-18 1. Oproep over het huis van Stefanas: 16:15-16 2. Over de komst van 3 vertegenwoordigers: 16:17-18 E. Afsluitende groeten: 16:19-24 1. Groeten van anderen: 16:19-20 2. Groet van Paulus zelf: 16:21-24 a. Zijn handtekening: 16:21 b. Een laatste waarschuwing: 16:22 c. De zegen: 16:23 d. Een blijk van genegenheid: 16:24
73 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2Corinthe Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Corinthe
Doel:
Herstel van de apostolische autoriteit van Paulus en andere belangrijke Zaken (zie 2Cor. 8:10).
Sleutelvers:
2Cor. 12:9
Levens- en bedieningsprincipe:
Menselijke zwakheid geeft de mogelijkheid dat de kracht van God openbaar kan worden.
Hoofdpersonen: Paulus, Timotheüs, Titus Schema: I.
Inleiding: 1:1-11 A. Groeten: 1:1-2 1. Van Paulus en Timotheüs: 1:1 2. Aan de kerk in Corinthe en de heiligen in Achaje: 1:1 3. Genade en vrede van God en Jezus: 1:2 B. Lijden: 1:3-11 1. Prijs God voor het lijden: 1:3 a. De Vader van Jezus Christus: b. Vader der barmhartigheid c. God der vertroosting 2. De waarde van het lijden: 1:4-7 a. Anderen troosten: 1:4 b. Persoonlijke troost in Christus: 1:5 c. Troost en redding voor anderen: 1:6-7 3. Een voorbeeld: Paulus in Asia: 1:8-11
Deel 1: Uitleg over de bediening: (2Cor. 1:12 – 7:16): I.
Het gedrag van Paulus: A. Zijn getuigenis: 1. Eenvoud 2. Goddelijke oprechtheid 3. Niet naar vleselijke wijsheid 4. Door de genade van God. B. Zijn brief C. Zijn relatie: 74 van 205
1:12 – 2:11 1:12
1:13 1:14
Inleiding Nieuwe Testament
D.
II.
Zijn plannen: 1:15 – 2:4 1. Het originele plan: 1:15-16 2. Verandering van plannen: 1:17-22 3. Reden voor die verandering: 1:22 – 2:4 E. Vergiffenis voor een schuldige: 2:5-11 1. De schuld: 2:5 2. Geadviseerde handeling: 2:6-8 3. Motief voor de handeling: 2:9-11 De aard van de bediening: 2:12 – 6:10 A. Overwinning van de bediening: 2:12-17 1. Angst in Troas: 2:12-13 2. Overwinning in Christus: 2:14-17 B. Rechtvaardiging van de bediening: 3:1-3 1. Vragen hierover: 3:1 2. Basis: 3:2-3 C. De glorie van de bediening: 3:4-18 1. Bekrachtigd door God: 3:4-6 2. Een glorieuze bediening: 3:7-11 3. Een eenvoudige bediening: 3:12 4. Een open, openbaar gemaakte bediening: 3:13-16 5. Een bediening van vrijheid: 3:17 6. Levensveranderend: 3:18 D. De volhardendheid van de bediening: 4:1 – 5:10 1. Volharding ondanks blindheid voor Evangelie: 4:1-7 a. Oprechtheid van de dienaren: 4:1-2 b. Verlorenen zijn geestelijk blind: 4:3-4 c. satanische tegenstand: 4:4 d. Licht doordringt de duisternis: 4:5-6 e. De schat in aarden vaten: 4:7 2. Volharding in lijden: 4:7-15 a. Beschrijving van lijden: 4:8-9 b. Het doel van lijden: 4:10-12 c. Overwinning in lijden: 4:13-15 3. Volharding geïnspireerd door hoop: 4:16 – 5:10 a. Hoop in dit leven: 4:16-18 b. Hoop in het toekomstige leven: 5:1-10 4. De huidige houding vanwege deze hoop: 5:6-8 a. Vertrouwen: 5:6 b. Geloof: 5:7 c. Niet bang voor de dood: 5:8 d. Acceptabel leven: 5:9 5. Het einde van deze hoop: 5:10 E. De motivatie voor de bediening: 5:11-17 1. Vanuit de vreze des Heren: 5:11 2. De zorg voor anderen: 5:12-13 3. De liefde van Christus: 5:14-15 4. Nieuw leven in Christus: 5:16-17 75 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
F.
III.
IV.
V.
De boodschap van de bediening: 5:18-21 1. De positie van de bedienaars: verzoend: 5:18 2. De taak van de bediening: verzoening: 5:18-19 3. Motief van de bediening: verzoening: 5:20 4. De basis voor de boodschap: 5:21 Een samenvatting van de bediening: 6:1-10 A. Plaats van de bedienaars: meewerken met Hem: 6:1 B. Motief: 6:1-2 C. Gedrag: 6:3-10 1. Negatief: nergens aanstoot in geven: 6:3 2. Positief: in alles dienaren van God zijn: 6:4-10 a. in geduld: 6:4 o. door de Geest: 6:6 b. in verdrukking: 6:4 p. ongeveinsde liefde: 6:6 c. in noden: 6:4 q. woord der waarheid: 6:7 d. benauwdheden: 6:4 r. kracht van God: 6:7 e. slagen: 6:5 s. wapen der gerechtigheid: 6:7 f. gevangenschap: 6:5 t. eer en smaad: 6:8 g. oproeren: 6:5 u. goed en kwaad gerucht: 6:8 h. moeiten: 6:5 v. verleiders: 6:8 i. slapeloosheid: 6:5 w. niet bekend toch wel bekend: 6:9 j. vasten: 6:5 x. stervend, toch levend: 6:9 k. reinheid: 6:6 y. niet ten dode getuchtigd: 6:9 l. kennis: 6:6 z. bedroefd, maar blij: 6:10 m. geduld: 6:6 aa. arm, maar rijk makend: 6:10 n. rechtschapenheid: 6:6 bb. Niets hebbend, alles bezittend: 6:10 Voortdurende oproepen, gezien vanuit deze bediening: 6:11 – 7:4 A. Een vaderlijke oproep: 6:11-13 B. Oproep tot afzondering: 6:14 – 6:18 1. De opdracht om je af te zonderen: 6:14 2. Argumenten voor afzondering: 6:14-16 3. De resultaten van afzondering: 6:17-18 a. Afscheiding: 6:17 b. Aanneming: 6:18 c. Relatie: 6:18 C. Oproep tot heiligheid: 7:1 D. Oproep tot genegenheid: 7:2-4 Erkenning van de bediening: 7:5-16 A. Problemen in Macedonië 7:5 B. De komst van Titus: 7:6-7 1. Troost door Titus: 7:6 2. Zijn boodschap: 7:7 C. De vorige brief van Paulus: 7:8-12 1. De brief: 7:8 2. Resultaten van de brief: 7:8-11 a. Goddelijk berouw: 7:8-9 b. Bekering: 7:9-10 c. Redding: 7:10 d. Voorzichtigheid: 7:11 76 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
D. E.
e. Verontschuldiging: f. Verontwaardiging: g. Angst: h. Verlangen: i. IJver: j. Bestraffing: k. Goedkeuring in alle dingen: 3. Doel van de brief: Troost uit de blijdschap van Titus: Vertrouwen in de gelovigen in Corinthe:
7:11 7:11 7:11 7:11 7:11 7:11 7:11 7:12 7:13-15 7:16
Deel 2: Een pleidooi voor de inzameling (2Cor. 8:1 – 9:15): I.
II.
III.
IV.
Voorbeeld: het geven van de Macedoniërs: A. De uitleg over hun geven: B. De omstandigheden van hun geven: 1. In veel verdrukking 2. Overvloedige blijdschap 3. Diepe armoede 4. Rijkdom van mildheid C. De manier van hun geven: D. Het resultaat van hun geven: Uitleg: De oproep voor Christelijk geven: A. De oproep: B. De motieven om zo te geven: 1. Liefde: 2. Het voorbeeld van Jezus Christus: 3. Bereidwilligheid: C. Principes van gelijkheid in het geven: De boodschappers in Corinthe: A. Goedkeuring van de boodschappers: 1. De komst van Titus naar Corinthe: 2. Broeders die Titus vergezellen: 3. Aanbeveling van deze boodschappers: 4. Verzoek om hen gepast te ontvangen: B. Uitleg waarom de boodschappers gestuurd worden: 1. De situatie in Achaje m.b.t. de inzameling: 2. Redenen om de broeders te sturen: 3. Opdracht ten aanzien van de inzameling: De zegen van vrijmoedig geven: A. Het basisprincipe van geven: B. De juiste instelling om te geven: C. Het resultaat van vrijmoedig geven: 1. Alle genade van God: 2. In alles overvloedig voorzien: 3. Overvloedig in alle goede werken: 4. Zegen voor de armen: 5. Materiële zegen: 77 van 205
8:1-6 8:1 8:2
8:3-5 8:6 8:7-15 8:7 8:8-12 8:8 8:9 8:9-12 8:13-15 8:16 – 9:5 8:16-24 8:16-17 8:18-22 8:23 8:24 9:1-5 9:1-2 9:3-4 9:5 9:6-15 9:6 9:7 9:8-14 9:8 9:8 9:8 9:9 9:10
Inleiding Nieuwe Testament
V.
VI.
6. Geestelijke zegen: 9:10 7. Toename van het gewas van je gerechtigheid: 9:10 8. Verrijkt in alle dingen: 9:11 D. Reactie van hen die de gave ontvangen: 9:11-14 1. Dankbaarheid naar God: 9:11-13 2. Omzien naar de gevers: 9:14 E. De basis voor de zegen van geven: 9:15 Rechtvaardiging: Paulus verdedigt zijn bediening: 10:1 – 13:10 A. Kracht: de autoriteit van de apostel: 10:1-18 1. Zijn oproep aan de kerk: 10:1-6 a. De basis voor zijn oproep: 10:1 b. De inhoud van zijn oproep: 10:2 c. Een beschrijving van zijn strijd: 10:3-6 (1) De geestelijke aard: 10:3 (2) De geestelijke wapens: 10:4 (3) De strijd: 10:5-6 B. Het antwoord voor een misleid lid: 10:7-11 1. Oproep de werkelijkheid te bekijken: 10:7 2. Bekrachtiging van zijn autoriteit: 10:8-9 3. De kritiek: 10:10 4. waarschuwing voor ‘zo’n iemand’: 10:11 C. De claims van valse leraren: 10:12-18 1. Het roemen van zichzelf: 10:12 2. Gerechtvaardigd roemen: 10:13-18 a. De maatstaf: 10:13 b. Wat gemeten wordt: 10:14-18 Apostelschap: Paulus roemt: 11:1 – 12:13 A. Verzoek om te mogen roemen: 11:1-4 1. Het verzoek: 11:1 2. Redenen voor het verzoek: 11:2-4 a. Zijn persoonlijke zorg voor hen: 11:2 b. Zijn angst om hen: 11:3-4 B. Persoonlijke minderwaardigheid weerleggen: 11:5-15 1. Zijn positie: 11:5 2. Zijn prediking: 11:6 3. Zijn dienst: 11:7-15 C. De redenen van Paulus om te roemen: 11:16 – 12:10 1. De voorbereiding op roemen: 11:16-21 a. Terughoudendheid om te roemen: 11:16-17 b. Behoefte om te roemen: 11:18 c. Troost in zijn roemen: 11:19-21 2. Het eerste roemen: 11:22-33 a. Roemen naar het vlees: 11:22 b. Roemen over de dienst: 11:23-29 c. Roemen in zwakheden: 11:30-33 3. Het tweede roemen: 12:1-10 a. Zijn gevoel over roemen: 12:1 b. Roemen over visioenen: 12:2-5 78 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
c. Roemen in zwakheden: 12:6-10 Een terugblik op zijn roemen: 12:11-13 1. Het gevoel over het roemen: 12:11 2. De oorzaak voor het roemen: 12:11-13 a. Zij bevolen hem niet aan: 12:11 b. Hun plicht hem aan te bevelen: 12:11-13 VII. Het voorgestelde bezoek van de apostel aan Corinthe: 12:14 – 13:10 A. Zijn dienst aan hun: 12:14-18 1. Zijn gratis dienst toen hij aankwam 12:14 2. De redenen voor zijn houding: 12:14 3. Hij wil zich opofferen voor hen: 12:15 4. Weerlegging van laster tegen hem: 12:16-18 B. Zijn zorgen over de toestand bij zijn komst: 12:19-21 1. Verbetering van valse indrukken: 12:19 2. Zijn zorgen over hen: 12:20-21 C. Zijn plan bij aankomst: 13:1-4 1. Het onderzoek dat hij wil doen: 13:1-2 2. Het bewijs dat aan hun gegeven wordt: 13:3-4 D. Een laatste oproep aan de gelovigen in Corinthe: 13:5-10 1. Een oproep tot zelfonderzoek: 13:5-10 2. Een gebed voor hen: 13:7-9 3. Het doel van zijn brief aan hen: 13:10 D.
Conclusie (2Cor. 13:11-14): I.
II. III.
Een aansporing: A. De opdracht: 1. Weest blij 2. Laat je terecht brengen 3. Laat je vermanen 4. Weest eensgezind 5. Houdt vrede B. Het resultaat: Afsluitende groeten: De zegen: A. De genade des Heren Jezus Christus B. De liefde Gods C. De gemeenschap des Heiligen Geestes
79 van 205
13:11 13:11
13:11 13:12-13 13:14
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van 1 en 2Corinthiërs? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van 1Corinthiërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is 1Corinthiërs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 1Corinthiërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor 1Corinthiërs uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. Noem het doel van 2Corinthiërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
80 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
7. Voor wie is 2Corinthiërs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 8. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 2Corinthiërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 9. Schrijf het sleutelvers voor 2Corinthiërs uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 81 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Bestudeer 1Cor. 3:10-15 en stal vast wat er bedoeld wordt met: - Het gebouw - Het bouwmateriaal - De eigenaar - De bouwer - De test van het bouwwerk 2. Een reden waarom Paulus 1Cor. schreef was instructie aan de kerk om een zondig lid, zonder berouw, uit de kerk te verwijderen (1Cor. 5:1-8). In 2Cor. instrueert hij iemand weer op te nemen in de kerkgemeenschap die zich bekeerd heeft (2Cor. 2:6-11). 3. 2Cor. laat veel zien over de persoon en het werk van satan (2Cor. 2:10-11; 4:4; 11:3, 13-15; 12:7). 4. Op zijn minst worden er vier namen voor de gelovigen gegeven in 2Cor., die nergens Anders in de Bijbel voorkomen. Dat zijn: • • • •
Levende brieven: De geur van Christus: De schat in aarden vaten: Gezanten (ambassadeurs) van Christus:
2Cor. 3:2-3 2Cor. 2:15 2Cor. 4:7 2Cor. 5:20
5. Een belangrijke reden waarom God toestaat dat een gelovige lijdt vind je in 2Cor. 1:1-6. 6. Paulus zei tegen de gelovigen in Corinthe: “Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.” (1Cor. 4:16; 11:1). Bestudeer het voorbeeld van Paulus: • • • • • • • • •
Trouw aan de boodschap, het motief en de methode: Kundig in het bouwen: De waarheid van het Evangelie is hem toevertrouwd: Hij onderging verdrukking voor Jezus: Hij houdt rekening met de zwakkere broeder: Hij ziet af van zijn rechten: Zelf gedisciplineerd: De juiste beheersing in openbare bijeenkomsten: Nederig:
1Cor. 2:1-5 1Cor. 3:10-23 1Cor. 4:1-6 1Cor. 4:9-16 1Cor. 6:12; 8:13 1Cor. 9:12-18 1Cor. 9:27; 10:33 1Cor. 14:18-20 1Cor. 15:9-10
7. 1Cor. 15 is het langste tekstdeel in de Bijbel over de toekomstige opstanding van de gelovigen. Bestudeer de veranderingen die er dan plaatsvinden: • • • • •
Het lichaam wordt gezaaid (sterft, wordt begraven) in vergankelijkheid, maar opgewekt in onvergankelijkheid Het wordt gezaaid ion oneer en opgewekt in heerlijkheid Het wordt gezaaid in zwakheid en opgewekt in kracht Het wordt gezaaid als natuurlijk lichaam en opgewekt als geestelijk lichaam Het wordt gezaaid als het stoffelijke en opgewekt als het geestelijke 82 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
• •
Het wordt gezaaid als een lichaam van vlees en bloed en opgewekt als een veranderd lichaam Het wordt gezaaid als een sterfelijk lichaam en opgewekt als een onsterfelijk lichaam.
8. Bestudeer 2Cor. 7:10. Maak een lijst van verschillen tussen Goddelijke droefheid en de droefheid van de wereld. 9. Bestudeer 2Cor. 6:8-11. Maak en lijst van de verschillen in deze tekst. 10. Bestudeer de stichting en de geschiedenis van de gemeente in Corinthe: Hand. 18:1-18; 19:1-22; 20:3,31 11. Schrijft God nog steeds ‘brieven’? Lees 2Cor. 3:3. De gelovige is een levende brief Waardoor God Zijn boodschap aan de wereld openbaart. Over de gaven van de Geest: De Heilige Geest geeft deze gaven aan de gelovigen, gelijk Hij wil: • • •
Er zijn veel gaven, maar het is één Geest: Er zijn veel leden, maar het is één Lichaam: Er zijn veel manieren om te dienen, maar het is één kerk:
1Cor. 12:4-11 1Cor. 12:12-27 1Cor. 12:28:31
De gaven zijn waardeloos wanneer zij niet gebruikt worden in liefde: • • •
Zonder liefde hebben de gaven geen nut: De kenmerken van liefde: Liefde is de belangrijkste gave:
1Cor. 13:1-3 1Cor. 13:4-8 1Cor. 13:9-13
De meest gewenste gave is de gave van profetie: • • •
Het heiligt de kerk: Het overtuigt buitenstaanders (ongelovigen): Het moet op de juiste wijze gebruikt worden:
83 van 205
1Cor. 14:1-22 1Cor. 14:23-28 1Cor. 14:29-40
Inleiding Nieuwe Testament
8. Galaten Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Galatië
Doel:
Het valse onderwijs van het Joodse wetticisme in de kerk rechtzetten.
Sleutelvers:
Gal. 5:1
Levens- en bedieningsprincipe:
Jezus bevrijdde ons van de wet. We zijn vrij.
Hoofdpersonen: Paulus, Petrus, Jakobus, Kefas, Johannes, Barnabas, Titus, Abraham. Schema: I.
II.
Inleiding: A. van: Paulus: 1. Een apostel 2. Niet van mensen 3. Door Jezus Christus en God de Vader B. Aan: de kerken in Galatië C. Genade en vrede van Jezus: 1. Die Zichzelf voor onze zonden gaf: 2. Hij trekt ons uit de boze wereld van nu: 3. Naar de wil van God de Vader: 4. Aan wie de heerlijkheid is voor eeuwig: De terechtwijzing: A. Verbazing om het verlaten van het Evangelie: B. Vertrek naar een ‘ander Evangelie’ dat vals is: C. Wie een ander evangelie brengt is vervloekt: D. De houding van Paulus ten aanzien van dit:
84 van 205
1:1-5 1:1
1:2 1:3-5 1:4 1:4 1:4 1:4 1:6-10 1:6 1:6-7 1:8-9 1:10
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 1: De vrijheid van het Evangelie, een persoonlijk argument (Gal. 1:11 – 2:21) I.
II.
III.
Hoe Paulus het Evangelie ontving: 1:11-24 A. Ontvangen door openbaring: 1:11-12 B. Zijn voormalig gedrag tot aanvaarding van het Evangelie: 1:13-14 1. Onderwezen in de Joodse religie: 1:13 2. De kerk van God vervolgd: 1:13 3. Verder dan anderen in Joodse religie: 1:14 4. Hartstochtelijk ijveraar voor de traditie: 1:14 C. Beschrijving van de ontvangen openbaring: 1:15-17 1. Bron: God 1:15 2. Onderwerp: Zijn Zoon: 1:16 3. Doel: Paulus brengt Hem naar de heidenen: 1:16 4. Reactie op de openbaring: 1:16-17 a. Geen raad van vlees en bloed : 1:16 b. Geen apostelen in Jeruzalem: 1:17 c. Naar Arabië en Damaskus: 1:17 D. Paulus’ afhankelijk van apostelen in Jeruzalem: 1:18-20 1. Zijn eerste bezoek aan Jeruzalem: 1:18-20 a. De tijd van het bezoek: 1:18 b. Het doel van het bezoek: 1:18 c. De duur van het bezoek: 1:18 d. Contacten tijdens het bezoek: 1:19-20 E. Paulus’ voortdurende afwezigheid in Jeruzalem: 1:18-20 1. De plaats waar hij naar toe ging: 1:21 2. Onbekendheid bij de gemeenten in Judea: 1:22 3. Reactie van de kerken op verslag over hem: 1:23-24 Erkenning van Paulus door de apostelen in Jeruzalem: 2:1-10 A. De omstandigheden van zijn presentatie aan hen: 2:1-2 1. De reis naar Jeruzalem: 2:2 2. De presentatie van Paulus in Jeruzalem: 2:2 B. Het resultaat van de presentatie van het Evangelie door Paulus: 2:3-10 1. Zijn positie ten aanzien van Titus: 2:3 2. Zijn conflict met valse broeders: 2:4-5 a. Hun aanwezigheid: 2:4 b. Paulus voldoet niet aan hun eisen: 2:5 3. Goedkeuring door de leiders in Jeruzalem: 2:6-10 a. Zij kunnen er niets aan toevoegen: 2:6 b. Hun goedkeuring: 2:7-10 (1) basis van goedkeuring: 2:7-9 (2) uitdrukken van goedkeuring: 2:9 (3) hun enige verzoek: 2:10 Terechtwijzing van Petrus voor toegeven aan druk tot wetticisme: 2:11-21 A. Reden voor de terechtwijzing: 2:12 B. Het gevolg van het inconsequente gedrag van Petrus: 2:13 C. rechtvaardiging voor de terechtwijzing: 2:14-21 1. Vraag aan Petrus: 2:14 2. Uitleg van leerstellige positie van Paulus: 2:15-21 85 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
a.
b.
De wet voldoet niet: 2:15-18 (1) gerechtvaardigd door het Geloof, niet door de wet Of door werken: 2:16 (2) Vertrouwen op de wet maakt Ons tot overtreders: 2:17-18 Nieuw leven in Christus: 2:19-21 (1) Voor God leven: 2:19 (2) De aard hiervan: 2:20 (3) Geen genade uit de wet: 2:21
Deel 2: De vrijheid van het Evangelie, leerstellig (Gal. 3:1 – 4:31): I.
De leer van rechtvaardiging door het geloof: 3:1 – 4:7 A. Rechtvaardiging door het geloof: 3:1-14 1. Inconsequentie van hun gedrag: 3:1-5 a. Van Christus afkeren: 3:1 b. Hoe startte hun Christenleven?: 3:2 c. Vraag naar vervolmaking: 3:3 d. Vraag over lijden als gelovige: 3:4 e. Wat is de basis van Gods werk?: 3:5 B. Het voorbeeld van de rechtvaardiging van Abraham: 3:6-9 1. De betekenis van zijn rechtvaardiging: 3:6 2. Identiteit van de kinderen van Abraham: 3:7 3. God kondigt rechtvaardiging door geloof aan, aan Abraham: 3:8 4. Erfgenaam van zijn zegen: 3:9 C. Bevrijding van wet en werken door Jezus Christus: 3:10-14 1. Vloek op hen die onder de wet of werken zijn: 3:10 2. Wet en werken kunnen niet rechtvaardigen: 3:11-12 3. Bevrijding van de vloek door Jezus: 3:13-14 a. De middelen tot bevrijding: 3:13 b. Het doel van de bevrijding: 3:14 D. De beperking van de wet en haar relatie met geloof: 3:15 – 4:17 1. Het geloofsverbond met Abraham: 3:15-18 a. Het verbond was bindend: 3:15 b. Voor Abraham en zijn zaad: 3:16 c. De belofte is niet veranderd: 3:17 d. Erfenis door de belofte: 3:18 2. De echte plaats en het doel van de wet: 3:19-29 a. De tijdelijke aard van de wet: 3:19-20 b. De wet produceert geen leven: 3:21-22 c. De wet brengt ons bij Christus: 3:23-29 E. De verschillen tussen wet en geloof: 4:1-7 1. Beeld van erfgenaam als minderjarige: 4:1-2 2. Toepassing van het beeld op de gelovige: 4:3-6 a. Binding als onmondigen: 4:3 b. Vrij als zonen: 4:4-6 86 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
II.
Een oproep om het wetticisme te laten vallen: 4:8-31 A. Joods wetticisme aanvaarden is weer gebonden worden: 4:8-11 1. Het verleden in gebondenheid: 4:8 2. De bevrijding hieruit: 4:9 3. Wetticisme bindt: 4:9-10 4. Zorgen over hun handelen: 4:11 B. Oproep op basis van zijn relatie met hen: 4:12-20 1. Oproep om positie van Paulus aan te nemen: 4:12 2. Herinnering aan hun relatie in het verleden: 4:12-14 3. Verandering in hun relatie met hem: 4:15-18 4. De moeite die hij doorstaat voor hen: 4:19-20 C. Oproep op basis van 2 verbonden: wet en genade: 4:21-31 1. Vraag voor hen die onder de wet willen zijn: 4:21 2. Het verhaal van de twee zonen van Abraham: 4:22-23 3. Uitleg van het verhaal: 4:24-31 a. Twee methoden, twee verbonden: 4:24 b. Beschrijving van twee verbonden: 4:24-28 (1) Eentje staat voor binding: 4:24-25 (2) De ander voor vrijheid: 4:26-28 c. Verdrijving van zoon van binding: 4:29-30 e. Conclusie uit het verhaal: 4:31
Deel 3: De vrijheid van het Evangelie, praktische toepassing (Gal. 5:1 – 6:18): I.
II.
De oproep om Christelijke vrijheid te handhaven: 5:1-12 A. Het gevaar in de besnijdenis: 5:2-6 1. Het maakt hen nutteloos voor Christus: 5:2 2. Het maakt hen onderworpen aan de hele wet: 5:3 3. Het scheidt hen van Christus: 5:4 4. Het stelt hen buiten de genade: 5:4 5. De juiste Christelijke houding: 5:5-6 B. De veroordeling van de valse leraar: 5:7-12 1. Hun fout: 5:7-8 2. Gevolg van hun onderwijs: 5:9 3. Veroordeling van hen die verwarring brengen: 5:10-12 Het leven in Christelijke vrijheid: 5:13 – 6:10 A. Het leven wordt geleid door liefde: 5:13-15 1. De gelovige is geroepen tot vrijheid: 5:13 2. Juist gebruik van Christelijke vrijheid: 5:13 3. Vervulling van de wet door liefde: 5:14 4. Gevolg van gebrek aan liefde: 5:15 B. Wandel in de Geest en niet naar het vlees: 5:16-25 1. Het is een bevel: 5:16 2. Het conflict tussen de Geest en het vlees: 5:17-18 3. het verschil tussen de producten van beide: 5:19-23 a. De werken van het vlees: 5:19-21 c. De vrucht van de Geest: 5:22-23 4. Mensen die door de Geest leven: 5:24-25 87 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
VI.
a. Zij hebben het vlees gekruisigd: 5:24 b. Leven en wandel door de Geest: 5:25 C. Het leven waarin men elkaars lasten draagt: 5:26 – 6:10 1. Overtredingen dragen: 5:26 – 6:5 a. Verkeerde houding: 5:26 b. Nederigheid bij herstel: 6:1 c. Elkaars lasten dragen: 6:2 d. Houding van jezelf: 6:3-5 D. Een leven geleid door basisprincipes: 6:6-10 1. Het principe van communicatie: 6:6 2. Het principe van geestelijk oogsten: 6:7-8 3. Het principe van goed doen: 6:9-10 De conclusie: 6:11-17 A. Verwijzing naar zijn grote brief: 6:11 B. Terechtwijzing voor zijn tegenstanders: 6:12-13 C. Zijn vertrouwen in het kruis: 6:14-16 1. Verheerlijking in het kruis: 6:14 2. Kruisiging door het kruis: 6:15 3. Zegen voor hen die dit principe accepteren: 6:16 4. De littekenen van Jezus in zijn lichaam: 6:17 De zegen: 6:18
88 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Galaten? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Galaten. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Galaten geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Galaten. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Galaten uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 89 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Lees Hab. 2:4. Dit vers wordt geciteerd in Gal. 3:11. 2. Bestudeer het verschil tussen de vrucht van de Geest en de werken van het vlees (Gal. 5:19-23). 3. Het sleutelwoord in Galaten is: ‘vrijheid’. Zoek de teksten die ‘vrijheid’ en ‘vrij’ gebruiken. Vat samen wat er over vrijheid gezegd wordt. 4. vergelijk Paulus voor en na zijn bekering (Gal. 1:13-17) 5. Paulus verwijst naar een leerstellige fout in Galatië: ‘een ander evangelie’. Deze gelovigen Zochten naar rechtvaardiging door de wet (Gal. 5:4). Ze dachten dat een bepaalde tijdsindeling aanhouden (feestdagen) (Gal. 4:10) en je laten besnijden noodzakelijk was om behouden te kunnen worden (Gal. 5:2; 6:12-13). Ze wilden het werk van de Heilige Geest aanvullen met de wet en hun eigen rechtvaardige werken (Gal. 3:3). Men moest zich conformeren aan de wet van Mozes (Gal. 4:21). Het Evangelie werd niet ontkend, maar er werden regels aan toegevoegd vanuit het wetticisme en ritualisme. 6. Bestudeer de verschillen in de boek. Dat zijn ondermeer: geloof – werken; Geest – vlees; genade – wet; besnijdenis – nieuwe schepping; kruis – wereld; vrijheid – gebondenheid; het natuurlijke (Ismaël) – het geestelijke (Izaäk). 7. Wat we moeten dragen: • • • •
Vrucht: Last: Zaad: Het merkteken van de Heer Jezus:
Gal. 5:22-23 Gal. 6:2 Gal. 3:16, 19 Gal. 6:17
90 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
9. Efeziërs Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
De kerk in Efeze
Doel:
Gelovigen informeren over hun rijkdom in Christus en hen instructies geven over hun wandel in Christus.
Sleutelvers:
Ef. 1:3
Levens- en bedieningsprincipe:
Gelovigen zijn erfgenaam van de zegen (de rijkdom) en de verantwoordelijkheid (de wandel) in hun roeping in Christus.
Hoofdpersonen: Paulus,Tychicus. Schema: Deel 1: Onze rijkdom in Christus (Ef. 1:1 – 3:21): I.
II.
Inleiding: A. Van: Paulus: B. Aan: De heiligen in Efeze: C. Genade en vrede van God en Jezus: Lof voor geestelijke bezittingen: A. Hij heeft ons gekozen: B. Hij heeft ons van tevoren bestemd: C. Wij zijn verlost door Hem: D. Hij toont wijsheid aan ons: E. Hij openbaart ons het geheim van Zijn wil: F. In Hem hebben we onze erfenis gekregen: G. Wij zijn verzegeld door de Heilige Geest:
91 van 205
1:1-2 1:1 1:1 1:2 1:3-14 1:4 1:5-6 1:7 1:8 1:9-10 1:11-12 1:13-14
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV.
V.
Gebed om geestelijk inzicht door Christus: 1:15-23 A. De basis van het gebed: 1:15 B. De aard van het gebed: 1:16 C. Tot wie het gebed gericht is: 1:17 D. De gaven die gevraagd worden: 1:17 1. Wijsheid 2. Openbaringskennis van Hem E. Het doel van het gebed: 1:18-23 1. Bewust worden van de hoop van Zijn roeping: 1:18 2. De rijkdom van Zijn erfenis ontvangen: 1:18 3. Zijn macht kennen: 1:19-23 a. De aard van Zijn kracht: 1:19 b. De manifestatie van Zijn kracht: 1:20-23 Onze toestand in Christus: 2:1-10 A. Voor Christus: 2:1-3 1. Geestelijk dood: 2:1 2. Wandel in de wegen van de wereld: 2:2 3. Onderworpen aan satan: 2:2 4. Ongehoorzaam: 2:2 5. Wandelend naar de begeerten van het vlees: 2:3 6. Handelend naar de wil van het vlees: 2:3 a. Begeerten van het vlees: wereldse verlangens b. Begeerten van gedachten: wereldse ambities 7. Kinderen des toorns: 2:3 B. Onze nieuwe toestand in Christus: 2:4-10 1. Levend gemaakt: 2:5 2. Behouden door genade: 2:5 3. Met Hem mede opgewekt: 2:6 4. Een plaats in de hemelse gewesten: 2:6 5. In de gunst bij God: 2:7 C. De reden voor de nieuwe toestand: 2:8-10 1. Behoudenis: 2:8 a. Door geloof: 2:8 b. Door genade: 2:8 c. Een gave van God: 2:8 2. Behoudenis is niet: 2:8-9 a. Uit jezelf: 2:8 b. Uit werken: 2:9 3. Het voortdurend werken van Christus in ons: 2:10 Onze oude relatie: “dat gij vroeger waart…”: 2:11-12 A. Zonder Christus: 2:12 B. Zonder burgerrecht: 2:12 C. Vreemdelingen: 2:12 D. Zonder hoop: 2:12 E. Zonder God: 2:12
92 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
VI.
De nieuwe relatie: “Nu bent u…”: 2:13-22 A. Dichtbij gekomen: 2:13 B. In vrede en eenheid: 2:14-17 C. Toegelaten tot de Vader: 2:18 D. Medeburgers van heiligen: 2:19 E. Huisgenoten van God: 2:19 F. Gebouwd op het geestelijke fundament: 2:20 G. Deel van een gebouw: 2:21 H. Heilig in de Here: 2:21 I. Een woonstede Gods in de Geest: 2:22 VII. Het Goddelijk geheim geopenbaard: 3:1-13 A. Paulus als boodschapper van het geheim: 3:1-13 1. Zijn relatie tot het geheim: 3:1-5 a. Zijn positie als gevangene: 3:1 b. Bediening van Gods genade: 3:2 c. Kennis van het geheim: 3:3-5 2. Het geheim: 3:6 3. Zijn bediening ten aanzien van het geheim: 3:7-12 a. De bron van zijn bediening: 3:7 b. Zijn houding: 3:8 c. Inhoud van de bediening: 3:8-9 d. Het doel van de bediening: 3:10-11 e. De zegen van de bediening: 3:12 f. Het lijden in de bediening: 3:13 VIII. Het Goddelijke geheim bezitten: 3:14-21 A. Inleiding tot gebed om het te bezitten: 3:14-15 B. Het verzoek: 3:16-17 1. Versterkt met kracht door Zijn Geest: 3:16 2. Aanwezigheid van God ervaren: 3:17 3. Geworteld en gegrond in liefde: 3:17 4. Geestelijk begrip van Gods liefde: 3:18-19 a. Haar grenzen: 3:18 b. Haar Goddelijk karakter: 3:19 5. Vervuld tot alle volheid Gods: 3:19 C. Afsluiting van het gebed: 3:20-21 1. De bekwaamheid van Hem: 3:20 2. Lofprijzing voor Hem: 3:21 Deel 2: Onze wandel in Christus (4:1 – 6:24): I.
De gezamenlijke wandel van de kerk: Wandel waardig: A. De juiste houding: 1. Nederigheid 3. Lankmoedigheid 2. Zachtmoedigheid 4. Verdragend in liefde
93 van 205
4:1-16 4:2
Inleiding Nieuwe Testament
B.
II.
Door eenheid: 4:3-6 1. In vrede: 4:3 2. In één lichaam: 4:4 3. In één geest; 4:4 4. In de hoop van je roeping: 4:4 5. In één Heer: 4:5 6. In één geloof: 4:5 7. In één doop: 4:5 8. In één God: 4:6 a. Vader van allen c. Door allen b. Boven allen d. In allen C. Door het voorbeeld van Christus te volgen: 4:7-10 D. Door de juiste opbouw: 4:11-13 a. Apostelen d. Herders b. Profeten e. Leraars c. Evangelisten 2. Hun doelen: 4:12-16 a. Heiligen toerusten: 4:12 b. Opbouw van het Lichaam: 4:12 c. Eenheid van het geloof: 4:13 d. Kennis van Gods Zoon: 4:13 e. Volwassen in Christus: 4:13 f. Groei in liefde: 4:15 g. Geestelijke volwassenheid: 4:15 E. Door deel te worden van het Lichaam: 4:16 ` 1. Bijeengehouden 2. Elk deel functioneert op zijn plaats 3. Opbouw in de liefde De individuele wandel van de gelovigen: 4:17 – 5:2 A. Hoe je niet moet wandelen: 4:17-25 1. In ijdel denken: 4:17 2. Verduisterd in het verstand: 4:18 3. Vervreemd van het leven met God: 4:18 4. Onwetendheid 4:18 5. Overgegeven aan losbandigheid: 4:19 6. Overgegeven aan onreinheid: 4:19 7. Hebzucht: 4:19 B. Hoe te wandelen: 4:20 – 5:2 1. In Christus: 4:20-21 2. De oude mens afleggen: 4:22 3. Verjongd door de geest van je denken: 4:23 4. De nieuwe mens aandoen: 4:24 5. Zondig gedrag wegdoen: 4:25-30 a. Liegen: 4:25 b. Toorn: 4:26-27; 31 c. Diefstal: 4:28 d. Slechte, verkeerde communicatie: 4:29 e. De Heilige Geest bedroeven: 4:30 94 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV.
f. Bitterheid: 4:31 g. Gramschap: 4:31 h. Toorn: 4:31 i. Getier en gevloek: 4:31 j. Kwaadaardigheid: 4:31 6. Gedraag je rechtvaardig: 4:32 – 5:1 a. Vriendelijk: 4:32 b. Barmhartig 4:32 c. Elkaar vergevend 4:32 d. Als geliefde kinderen: 5:1 Onze wandel ten aanzien van de wereld: 5:2-21 A. Wandel in liefde, volg het voorbeeld van Christus: 5:2 B. Wandel in heiligheid: 5:3-5 1. Zonder hoererij: 5:3 2. Zonder onreinheid: 5:3 3. Zonder hebzucht: 5:3 4. Zonder onwelvoeglijkheid: 5:4 5. Zonder zotte of losse taal: 5:4 6. Met dankzegging: 5:4 C. Met de eeuwigheid in gedachten: 5:5 D. Niet misleid door ijdele woorden: 5:6 E. Doe niet mee met drogredenen: 5:7 F. Wandel in het licht: 5:8 G. Draag de vrucht van het Licht: 5:9 1. Goedheid 2. Gerechtigheid 3. Waarheid H. Toets wat de Here behaagt: 5:10 I. Wandel niet in duisternis: 5:11-14 1. Heb geen gemeenschap met duisternis: 5:11 2. Geen deelname aan onvruchtbare werken: 5:11 3. Ontmasker werken in duisternis: 5:11 4. Praat er niet over: 5:12 5. Verspreid licht in de duisternis: 5:13 6. Ontwaakt gij die slaapt: 5:14 J. Wandel als wijzen, niet als dwazen: 5:15 K. Maak de gelegenheid ten nutte: 5:16 L. Probeer te begrijpen wat Gods wil is: 5:17 M. Wordt niet dronken van wijn: 5:18 N. Wordt vervuld met de Heilige Geest: 5:18-20 1. Psalmen, lofzangen en geestelijke liederen: 5:19 2. Jubel de Here van harte: 5:19 3. Dank God voor alles in de naam van Jezus: 5:20 Onze wandel ten aanzien van bijzondere relaties: 5:21 – 6:9 A. Andere gelovigen: elkaar onderdanig: 5:21 B. Vrouwen: 5:22-24 1. Onderdanig als aan de Here: 5:22 2. Het hoofd van de vrouw; die van de gemeente: 5:23 3. Onderdanig in alles: 5:24 95 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
C.
V.
Mannen: 5:25-33 1. Heb je vrouw lief: 5:25-29 2. Wordt een: 5:30-33 a. Eén lichaam: 5:30 b. Het andere achterlaten: 5:31-32 D. Mannen en hun vrouwen: 5:33 1. Man heb je vrouw lief als jezelf: 5:33 2. Vrouw heb ontzag voor je man: 5:33 E. Kinderen: Eer je ouders: 6:1-3 F. Vaders: 6:4 1. Verbittert uw kinderen niet 2. Voedt hen op in de tucht en terechtwijzing van God G. Slaven: 6:5-8 1. Wees gehoorzaam: 6:5 2. Toon respect: 6:5 3. Dien zoals je Christus dient: 6:6-7 4. Ontvang terug van de Heer: 6:8 H. Heren: 6:9 1. Behandel hen net zo: 6:9 2. Laat dreigen na: 6:9 3. Zij hebben dezelfde Heer: 6:9 4. Er is geen aanziens des persoons bij God: 6:9 Onze wandel ten aanzien van satanische machten: 6:10-20 A. Wees krachtig in de Here en in de sterkte van Zijn macht: 6:10 B. Doe de wapenrusting van God aan: 6:11-20 1. Het doel: standhouden: 6:11, 13 2. De vijand: 6:12 a. Overheden b. Machten c. Wereldbeheersers dezer duisternis d. Boze geesten in de hemelse gewesten 3. De wapenrusting: 6:14-20 a. Gordel der waarheid: 6:14 b. Pantser der gerechtigheid: 6:14 c. Geschoeid met de bereidvaardigheid van het Evangelie des vredes: 6:15 d. Schild des geloofs: 6:16 e. Helm des heils: 6:16 f. Het zwaard van de Geest: 6:17 g. Gebed: 6:18-20
96 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
VI.
Afsluiting: 6:21-24 A. Persoonlijke zaken: 6:21-22 1. Aanbeveling van Tychicus als boodschapper: 6:21 2. Het doel voor zijn zending: 6:21-22 a. De boodschap bekendmaken: 6:21-22 b. De omstandigheden bekendmaken: 6:21-22 c. Hen vertroosten: 6:22 B. Afsluiting: 6:23-24 1. De wens voor de broeders: 6:23 a. Vrede b. Liefde c. Geloof 2. De zegen voor hen die Christus liefhebben: 6:24
97 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Efeziërs? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Efeziërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Efeziërs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Efeziërs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Efeziërs uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 98 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Het boek Efeziërs vergelijkt de gelovigen met verschillende dingen: - Medeburgers: Ef. 2:19 - Gemeente: Ef. 5:22-23 - Een gebouw: Ef. 2:20-22
- Een lichaam: - Slaaf: - Strijders:
Ef. 1:22-23; 4:4, 12, 16 Ef. 6:6-9 6:10-17
2. Onze relatie met God is een familierelatie (Ef. 3:15). Wij zijn: aangenomen (1:5-6); huisgenoten (Ef. 2:19) en geliefde kinderen (Ef. 5:1). 3. Bestudeer de gebeden van Paulus voor de Efeziërs. Hij bad dat zij bepaalde dingen mochten weten en dat zij bepaalde dingen mochten hebben (Ef. 6:14-19). Beiden zijn noodzakelijk om onze geestelijke erfenis op te eisen. We moeten er van weten en we moeten het ook opeisen. Bestudeer de richtlijnen over hoe wij moeten bidden: Ef. 5:18-20; 6:18. 4. Er zijn verschillende tekstdelen in Efeziërs die over de kerk gaan. Schrijf elke tekst op en vat samen wat er in onderwezen wordt. 5. Bestudeer sleutelwoorden in Efeze: Geheim, wandel, liefde, genade, glorie, heerlijkheid, kracht, in werking, vrede, rijkdom, samen, de hemelen. 6. Bestudeer Ef. 4:22-23 en Ef. 6:11-18. Maak een lijst van de dingen die wij moeten afleggen en van de dingen die wij moeten aandoen. Vergelijk deze lijst met Kol. 3. 7. Maak een lijst van de verschillen in Efeziërs. Hier zijn enkele voorbeelden: - Behoudenis door werken: Ef. 2:9 - Openbaring niet bekend: Ef. 3:5 - Kinderen der ongehoorzaamheid: Ef. 5:6
- Behoudenis door genade: - Geheimenis bekendgemaakt: - Kinderen des lichts:
Ef. 2:8 Ef. 3:3 Ef. 5:8
Vergelijk alles wat Efeziërs onderwijst over wat wij zijn in Christus met wat wij waren in het verleden, toen wij dood waren door onze overtredingen en zonden. 8. Tychicus wordt in Ef. 6:21-22 genoemd. Andere teksten over hem zijn: Hand. 20:4; 2Tim. 4:12, Tit. 3:12; Kol. 4:7. 9. Zoek de 12 teksten over de Heilige Geest in Efeziërs. De teksten in Ef. 1-3 vertellen ons wie de Heilige Geest is en wat Hij doet voor de gelovige. De teksten Ef. 4-6 vertellen ons wie wij moeten zijn en wat wij moeten doen ten aanzien van Hem.
99 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
10. Fillipenzen Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
De kerk in Filippi
Doel:
Een oproep tot Christelijke eenheid.
Sleutelvers:
Fil. 2:2
Levens- en bedieningsprincipe:
Eenheid in Christus geeft blijdschap.
Hoofdpersonen: Paulus, Timotheüs, Epafroditus, Caesar. Schema: I.
Inleiding: A. Groeten: 1. Van: Paulus en Timotheüs 2. Aan: al de heiligen in Christus Jezus, tezamen met hun opzieners en diakenen: 3. Genade en vrede: B. Gebed voor de Filippenzen: 1. Zijn dankzegging voor hen: a. Motivatie: 1:3 b. Uitdrukking van dank: 1:4 c. Oorzaak: 1:5 2. Zijn vertrouwen in hen: a. De aard hiervan: 1:6 b. De rechtvaardiging hiervan: 1:7 3. Zijn verlangen: 4. Zijn gebed voor hen: a. Dat liefde steeds meer wordt: 1:9 b. Onderscheid waar het op aan komt:1:10 c. Rein en onberispelijk: 1:10 d. Vervuld van gerechtigheid: 1:11 100 van 205
1:1-26 1:1-2 1:1 1:1 1:2 1:3-11 1:3-5
1:6-7
1:8 1:9-11
Inleiding Nieuwe Testament
C.
II.
III.
Persoonlijke zaken: 1:12-26 1. Gebeurtenissen waarbij het Evangelie Verspreid kon worden: 1:12-18 a. Gevangenschap: 1:12-14 b. Prediking: 1:15-18 c. Gebed: 1:19 2. Wat is beter, leven of sterven? 1:19-26 a. Het verschil tussen leven en dood: 1:20-21 b. Aantrekkingskracht van het leven: 1:22 c. Concurrerende verlangen: sterven: 1:23-24 d. Verzekering van een langer leven: 1:25-26 Aansporingen tot eenheid: 1:27 – 2:18 A. Oproep tot eenheid in het lijden: 1:27-30 1. Het juiste gedrag: 1:27 2. Standvastig, in één geest: 1:27 3. Medestrijdend voor het geloof: 1:27 4. In nergens bang voor de tegenstanders: 1:28-30 B. Eenheid in Christus: 2:1-11 1. Door het juiste gedrag: 2:1-4 a. Liefde: 2:1-2 b. Gemeenschap: 2:1 c. Ontferming: 2:1 d. Een van ziel: 2:2 e. Een van streven: 2:2 f. Ootmoedig: 2:3 g. Oog hebben voor anderen: 2:4 2. De gezindheid van Christus hebben: 2:6-8 a. Ontledigd: 2:7 b. Gestalte van een dienstknecht: 2:7 c. Aan mensen gelijk geworden: 2:7 d. Zelfvernedering: 2:8 e. Gehoorzaam tot de dood: 2:8 3. Verhoging van Christus: 2:9-11 a. Uitermate verhoogd: 2:9 b. Een naam boven alle andere: 2:9 c. Elke knie zal buigen: 2:10 d. Elke tong zal belijden: 2:11 C. Geestelijke groei brengt eenheid: 2:12-18 1. Bewerk je behoudenis met vreze en beven: 2:12-13 2. Doe alles zonder morren of bedenkingen: 2:14-15 3. Houd het Woord des levens vast: 2:16-18 Plannen van Paulus: 2:19-30 A. Zijn plannen voor Timotheüs: 2:19-23 1. Het plan: 2:19 2. Motief voor het plan: 2:19 3. Reden voor het kiezen van Timotheüs: 2:20-21 4. De relatie tussen Timotheüs en Paulus: 2:22 5. Tijdstip van de reis van Timotheüs: 2:23 101 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
B. C.
IV
V.
VI.
Plannen voor hemzelf: 2:24 Plannen voor Epafroditus: 2:25-30 1. Het plan: 2:25 2. Getuigenis van Epafroditus: 2:25 3. De reden om Epafroditus te sturen: 2:26-27 4. Hoe hem te verwelkomen: 2:28-30 Waarschuwingen: 3:1 – 4:1 A. Tegen Judaïserende leraren: 3:1-16 1. De blijdschap des Heren als verdediging: 3:1 2. Advies om op hen te letten: 3:2 3. Identificatie van echte Israëlieten: 3:3 4. Ervaringen van Paulus, hierin: 3:4-11 a. Zijn grond voor wettische trots: 3:4-6 (1) besneden: 3:5 (2) uit Israël: 3:5 (3) van de stam Benjamin: 3:5 (4) een Farizeeër: 3:5 (5) ijverig (vervolger): 3:6 (6) onberispelijk naar de wet:3:6 b. Verandering van zijn waarden: 3:7-11 (1) aard van de verandering: 3:7 (2) redenen: ` 3:8 (3) motieven: 3:8-11 5. Volmaaktheid: verdediging tegen wetticisme: 3:12-16 a. Houding: 3:12 b. Pogingen het doel te bereiken: 3:13-14 c. Aansporing tot volmaaktheid: 3:15-16 B. Tegen valse leraren: 3:17-21 1. Hun karakter: 3:18 2. Hun lot: 3:19 3. De reactie van de gelovige: 3:20-21 Aansporingen: 4:1-9 A. Eenheid tussen Euodias en Syntyche: 4:1-3 B. Eenheid in blijdschap: 4:4 C. Eenheid in vriendelijkheid: 4:5 D. Eenheid in gebed: 4:6 E. Eenheid in vrede: 4:7 F. Eenheid in denken: juiste manier van denken: 4:8 1. Waar 5. Beminnelijk 2. Waardig 6. Welluidend 3. Rechtvaardig 7. Wat deugd heet 4. Rein 8. Wat lof verdient G. Eenheid tussen kennis en handelen: 4:9 Dank voor hun gift: 4:10-20 A. Het geheim van tevredenheid: 4:10-13 1. Zijn dank voor hun gift: 4:10 2. Zijn onafhankelijkheid van materiële noden: 4:11 3. Uitleg van zijn geheim: 4:11-12 102 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
4. Zijn krachtbron: Het geheim van voorziening: 1. Zijn waardering voor de gift: 2. Zijn herinnering aan hun verleden: 3. Zijn houding ten aanzien van de gift: 4. Zijn ontvangst van de gift: 5. Het geheim van voorziening VII. Zegen: A. Groet de heiligen in Christus Jezus: B. De broeders en Paulus groeten u: C. de heiligen, inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden zijn, groeten u: D. genade zij met u: B.
103 van 205
4:13 4:14-20 4:14 4:15-16 4:17 4:18 4:19-20 4:21-23 4:21 4:21 4:22 4:23
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Filippenzen? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Filippenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Filippenzen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Filippenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Filippenzen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 104 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. bestudeer ‘verblijden’ en ‘blijdschap’ in het boek. Ze komen 18 keer voor. 2. Dit is ook een manier waarop je Filippenzen kunt bestuderen: Hoofdstuk: 1 2 3 4
Sleutelvers: 21 5 10 13
Thema: Het leven van de gelovige Het denken van de gelovige Het doel van de gelovige De kracht van de gelovige
3. De kerk in Filippi werd gesticht op basis van een visioen dat Paulus had: Hand. 16:8-10. 4. De Bijbel beschrijft twee soorten vrede: de vrede met God, die alle gelovigen ervaren (Rom. 5:1) en de vrede van God die beschikbaar is voor alle gelovigen (Fil. 4:7). 5. God werkte geweldig in het leven van drie personen uit de kerk van Filippi: • • •
De Griekse waarzegster: Hand. 16:16-18 Een zakenvrouw: Hand. 16:13-15 Een Romeinse gevangenbewaarder: Hand. 16:19-20
6. Kijk eens naar de doelen van Paulus in Fil. 3: - Opdat ik moge winnen: - Opdat ik zou mogen komen:
Fil. 3:8 Fil. 3:11
- Om te kennen: - Of ik het mag grijpen:
Fil. 3:10 Fil. 3:12
7. Noem de kenmerken die Paulus aan de wereld geeft in Fil. 3:8-12 8. noem de verschillende manieren waarop het Evangelie vooruitgang boekte (Fil. 1:12-21). 9. Noem de deugden die genoemd worden in Fil. 4:8-9.
105 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
11. Kolossenzen Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Kolosse, die de brief moeten delen met de gelovigen in Thyatira.
Doel:
Afhandelen met leerstellige problemen in de kerk.
Sleutelvers:
Kol. 3:1-3
Levens- en bedieningsprincipe:
Christus is alles en is in allen.
Hoofdpersonen: Paulus, Tychicus, Ansemus, Aristarchus, Markus, Justus, Epafras, Lukas, Demas, Nymfa, Archippus. Schema: I.
Inleiding: 1:1-14 A. Groet: 1:1-2 1. Van: Paulus en Timotheüs: 1:1 2. Aan: de heilige en gelovige broeders in Christus te Kolosse: 1:2 3. Genade en vrede van God en Jezus: 1:2 B. Dankzegging: 1:3-8 C. `Het gebed van Paulus voor de Christenen in Kolosse: 1:9-14 1. Voortdurend: 1:9 2. Kennen van Zijn wil en geestelijk inzicht: 1:9 3. De Here waardig te wandelen: 1:10 4. Hem in alles behagen: 1:10 5. In alle goed werk vrucht dragen: 1:10 6. Opwassen in de rechte kennis van God: 1:10 7. Versterkt tot alle volharding en geduld: 1:11 8. De Vader danken: 1:12-13 a. Toebereid voor het erfdeel: 1:12 b. Verlost uit de macht der duisternis: 1:13 106 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
II.
III.
c. Overgebracht in het Koninkrijk: 1:13 De persoon en het werk van Jezus: 1:15-23 A. Heer van de schepping: 1:15-17 1. Ten aanzien van haar oorsprong: 1:15-16 2. ten aanzien van de instandhouding: 1:17 B. Heer van de kerk: 1:18-19 1. Hoofd van het Lichaam: 1:18 2. Het begin: 1:18 3. Eerstgeborene der doden: 1:18 4. Onder alle dingen de eerste: 1:18 5. In Hem woont de ganse volheid: 1:19 C. Verzoener: 1:20-23 1. Vrede door het bloed van Zijn kruis: 1:20 2. Alles is met Hem verzoen: 1:20 3. Ook hen die boze werken deden: 1:21 4. Door Zijn dood kunnen wij: 1:22 a. Heilig zijn b. Onbesmet zijn c. Onberispelijk voor Hem staan 5. We moeten voortgaan in het geloof: 1:23 a. Gegrond b. Standvastig c. Niet afgebracht van het Evangelie, wat is: (1) dat gij gehoord hebt (2) aan elk schepsel verkondigd (3) waarvan Paulus een dienaar is. Paulus: Gods dienaar in de verzoening: 1:4 – 2:7 A. Lijden: 1:24 1. Lichamelijk 2. met een geestelijk doel B. Dienaar van het geheimenis van Christus: 1:25-29 1. De omstandigheden van de bediening: 1:25 2. De boodschap van de bediening: 1:26-27 a. Geheimenis van God: 1:26-27 b. Jezus: 1:27 3. De methoden in zijn bediening: 1:28 a. Prediking b. Waarschuwen c. Onderwijs 4. Het doel: vervolmaking van de mens: 1:28 5. De kracht achter de bediening: 1:29 C. Verlangen naar eenheid en stabiliteit in Christus: 2:1-7 1. Zijn strijd voor de gelovigen: 2:1 a. In Kolosse b. In Laodicea c. Voor hen die hem niet gezien hebben 2. Hij strijdt namens Christus: 2:2 107 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
3.
IV.
Het doel van het strijden: 2:2-7 a. Vertrooste harten: 2:2 b. Eenheid in liefde: 2:2 c. Volledig begrip: 2:2 d. Kennis van het geheimenis Gods: 2:3 e. Geen misleiding: 2:4 f. Hechtheid van het geloof: 2:5 g. Wandel met God: 2:6 h. Geworteld in Hem: 2:7 i. Opgebouwd in Hem: 2:7 j. Bevestigd in het geloof: 2:7 k. Overvloeiend in dankzegging: 2:7 Christus’ staat boven vals leringen: 2:8 – 3:4 A. Heer over elke macht: 2:8-10 1. Filosofie: 2:8 2. IJdel bedrog: 2:8 3. Menselijke tradities: 2:8 4. Wereldgeesten, en niet Christus: 2:8 a. In Hem is de volheid van God: 2:9 b. Je hebt de volheid in Hem: 2:10 c. Hij is het hoofd van alle machten: 2:10 B. Het nieuwe leven: 2:11-14 1. Besnijdenis van het hart: 2:11 2. begraven met Hem in de doop: 2:12 3. Opgestaan met Hem door het geloof: 2:12 4. Gezamenlijk opgewekt met Hem: 2:13 5. Alle overtredingen kwijtgescholden: 2:13 6. Het bewijsstuk tegen ons uitgewist: 2:14 C. Overwinnaar van overheden en machten: 2:15 1. Ontwapend: 2:15 2. Openlijk tentoongesteld: 2:15 3, Gezegevierd: 2:15 D. Praktijken die het Heer zijn van Christus ontkennen: 2:16 – 3:4 1. Ritueel: 2:16-17 a. Vlees: 2:16 b. Drinken: 2:16 c. Feestdagen: 2:16 d. Nieuwe maan: 2:16 e. Sabbat: 2:16 2. Engelen aanbidden: wie dit doet is: 2:18-19 a. Ingewijd in wat hij dacht te zien: 2:18 b. Opgeblazen door vleselijk denken: 2:18 c. Niet onder Christus, het Hoofd: 2:19 (1) Het Lichaam wordt door Hem bijeengehouden (2) Het Lichaam wordt door Hem gevoed (3) Het Lichaam wordt door Hem ondersteund
108 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
3.
V.
Onderworpen aan de beginselen van de wereld:2:20-23 a. Wij zijn niet onderworpen: 2:20 b. Wat hun aangaat: 2:21 c. Leer en geboden van mensen: 2:22 d. Het is een nutteloze vertoning van: 2:23 (1) wijsheid in godsdienstige eigendunk (2) eigen nederigheid (3) kastijding van het lichaam (4) tot bevrediging van het vlees 4. Wereldse tijdelijke verlangens: 3:1-4 a. Zoek dat wat boven is: 3:1 b. Bedenk dat wat boven is: 3:2 c. Je bent één met Christus: 3:3 (1) Verleden: 3:3 (2) Heden: 3:3 (3) Toekomst: 3:4 Christus als Heer en het Christelijke leven 3:5 – 4:6 A. Doodt de vleselijke verlangens: 3:5 B. Gods toorn rust op die verlangens: 3:6 C. Leg het oude af: 3:7-8 D. Het oude leven afleggen: 3:5-9 1. Hoererij: 3:5 2. Onreinheid: 3:5 3. Hartstocht (ongepaste): 3:5 4. Boze begeerte: 3:5 5. Hebzucht, die niets anders is dan afgoderij: 3:5-7 6. Toorn: 3:8 7. Heftigheid: 3:8 8. Kwaadaardigheid : 3:8 9. Laster: 3:8 10 Vuile taal: 3:8 11. Leugens: 3:9 E. Het nieuwe leven dat je aan moet doen: 3:10-17 1. De nieuwe mens: 3:10-11 a. vernieuwd in volle kennis: 3:10 b. waarbij geen onderscheid is: 3:11 2. Innerlijke ontferming: 3:12 3. Goedheid: 3:12 4. Nederigheid: 3:12 5. Zachtmoedigheid: 3:12 6. Geduld: 3:12 7. Verdraagzaamheid: 3:13 8. Vergevingsgezindheid: 3:13 9. Liefde: 3:14 10. Vrede van God: 3:15 11. Eenheid: 3:15 12. Dankbaarheid: 3:15 13. Gods Woord woont rijkelijk in je: 3:16 109 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
a. Wijsheid b. Elkaar leren c. Terechtwijzen met Psalmen, lofzangen en geestelijke liederen 14. Goede werken: 3:17 a. In woord en daad b. In de naam van Jezus c. God dankende F. Speciale gevallen : 3:18 – 4:6 1. Thuis: 3:18-21 a. Vrouwen: 3:18 b. Mannen: 3:19 c. Kinderen: 3:20 d. Vaders: 3:21 2. Relaties in het werk: 3:22; 4:1 a. Gehoorzaam je heer: 3:22 b. Dien zoals je Christus dient: 3:22 c. Wat heren moeten doen: 4:1 3. Algemene richtlijnen: 3:23-25 a. Doe alles als voor de Heer: 3:23 b. God waardeert je: 3:24 c. Geen aanziens des persoons bij God: 3:25 VI. Laatste instructies: 4:2-6 A. Gebedstaak: 4:2-4 1. Volhard in het gebed: 4:2 2. Wees waakzaam en dank: 4:2 3. Bid voor opendeuren voor de verspreiding Van het Evangelie: 4:3-4 B. Taak om te getuigen: 4:5-6 1. Handel in wijsheid: 4:5 2. Gebruik de tijd optimaal: 4:5 3. Gebruik de taal op een juiste wijze: 4:6 a. Aangenaam b. Niet zouteloos c. Wetend hoe je moet antwoorden VII. Afsluiting: 4:7-18 A. Persoonlijke groeten: 4:7-17 1. De brengers van de brief: 4:7-9 a. Tychicus: 4:7-8 b. Onesimus: 4:9 2. Groeten van zijn medewerkers: 4:10-14 3. Doorgeven aan Laodicea: 4:15-16 4. Boodschap voor Archippus: 4:17 B. Groet: 4:18 1. Van Paulus zelf 2. Verzoek: denk aan mijn gevangenschap 3. genade zij met u
110 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Kolossenzen? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Kolossenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Kolossenzen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Kolossenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Kolossenzen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 111 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Bestudeer Kol. 3:2-17. Maak een lijst van de dingen die gelovigen ‘af moeten leggen’ en van de dingen die zij ‘aan moeten doen’ in hun geestelijk leven. 2. Bestudeer Kol. 3:18-25. Hier worden verschillende leden in de kerk genoemd. Maak een lijst van de opdrachten die aan vrouwen, mannen, kinderen, vaders en slaven gegeven worden. 3. Lees Kolossenzen door en maak een lijst van elk vers dat naar Jezus verwijst. Geef daarna een samenvatting van het gegeven onderwijs. 4. In deze brief wordt de opdracht gegeven om de brief door te geven aan een andere kerk. Dat gebeurt ook in een andere brief. Vergelijk Kol. 4:16 met 1Thess. 5:27. 5. De brief aan Kolosse en die aan Efeze zijn met elkaar verwant. Paulus bespreekt in Efeziërs het Lichaam van Christus, de Kerk. In Kolossenzen schrijft hij over het hoofd van het Lichaam, Jezus Christus. 78 van de 95 verzen in Kolossenzen zijn bijna identiek aan verzen in de Efeze-brief. Bestudeer en vergelijk deze boeken met elkaar. 6. Lees Kol. 1:12-22. Er worden hier zeven belangrijke aspecten van redding genoemd: • • • • • • •
Erfenis: Erfdeel van de heiligen in het licht: Verlossing: Uit de macht der duisternis: Overdracht: In het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde: Verlossing: Door Zijn bloed: Vergeving: Zelfs vergeving van zonden: Verzoening: Jou heeft Hij met zich verzoend: Verandering: Heilig en onbesmet voor Hem:
112 van 205
Kol. 1:12 Kol. 1:13 Kol. 1:13 Kol. 1:14 Kol. 1:14 Kol. 1:21 Kol. 1:22
Inleiding Nieuwe Testament
12. 1 en 2Thessalonicenzen Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van deze boeken noemen zeggen voor wie de boeken geschreven werd het doel van de boeken noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit de boeken noemen.
1Thessalonicenzen Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Gelovigen in Thessalonica
Doel:
Bevestiging dat de Heer terugkomt; een aanbeveling en aansporing tot geloof; correctie van valse leer. Paulus reageert ook op aanvallen tegen zijn bediening.
Sleutelvers:
1Thess. 4:16-18
Levens- en bedieningsprincipe:
Troost moet gericht zijn op de heerlijke hoop op de terugkomst van Jezus Christus.
Hoofdpersonen: Paulus, Silvanus, Timotheüs. Schema: I.
II.
Inleiding: A. Van: Paulus, Silvanus en Timotheüs B. Aan: Gelovigen in Thessalonica C. Genade en vrede van God en Jezus Terugblik: A. Voorbeeldige bekering tot Christus: 1. Kracht van het Evangelie: 2. Voorbeelden van Evangelie: a. Zij volgden zijn voorbeeld: b. Zij werden voorbeelden: 3. Getuigen van het Evangelie: a. Hun geloof overal verspreid: b. Getuigen van de waarheid: 113 van 205
1:1
1:2 – 3:13 1:2-10 1:2-5 1:5-7 1:5-6 1:7 1:8-10 1:8 1:9-10
Inleiding Nieuwe Testament
B.
III.
Voorbeeldige Evangelieprediking: 2:1-20 1. In motief: 2:1-6 a. Niet zonder vrucht: 2:1 b. Vrijmoedig: 2:2 c. Geen dwaling, onzuivere bedoeling of list: 2:3 d. om God te behagen: 2:4 e. Geen vleitaal: 2:5 f. Geen baatzuchtig voorwendsel: 2:5 g. Geen eer bij mensen zoeken: 2:6 2. In gedrag: 2:7-11 a. Vriendelijkheid 2:7 b. Een moeder die d’r kroost koestert: 2:7 c. Genegenheid: 2:8 d. Moeite en inspanning: 2:9 e. Het juiste gedrag: 2:10 f. Als een vader met kinderen: 2:11 3. In boodschap: 2:12-13 a. Wandel , Gode waardig: 2:12 b. Gebaseerd op Gods Woord: 2:13 4. In ontvangst: 2:13-16 a. Hun ontvangst van het Woord: 2:13 b. Het resultaat daarvan: 2:14-16 (1) navolgers: 2:14 (2) deelhebben aan ‘t lijden: 2:14-16 C. Voorbeeldige nazorg van de bekeerlingen: 3:1-13 1. Hun zorg: 3:1-5 a. Hun motief: 3:1 b. Het sturen van Timotheüs: 3:2 c. Beschrijving van de gezondene: 3:2 (1) Onze broeder (2) Dienaar (3) Medewerker Gods d. Het doel voor het sturen van Timotheüs: 3:2-4 (1) Versterken: 3:2 (2) Vermanen: 3:2 (3) Onwankelbaar in verdrukking: 3:3-4 (4) Verzekeren van vastheid: 3:5 (5) Het werk beschermen: 3:5 2. Het nazorgproces: 3:6-8 a. Inhoud van rapport van Timotheüs: 3:6 b. Reactie hierop: 3:7-10 (1) Troost en bemoediging: 3:7-8 (2) Dankzegging en gebed: 3:9-13 Vooruitblik: Gedrag in het licht van de terugkomst van Christus: 4:1 – 5:24 A. Gedrag dat God behaagt: 4:1-2
114 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
Heiliging: 4:3-8 1. De basis: het is Gods wil: 4:3 2. De toepassing: 4:3-8 a. Onthouding van hoererij: 4:3-5 b. Broeder niet bedriegen: 4:6 Redenen voor het juiste gedrag: 4:6-8 1. Zonde maakt God tot een wreker: 4:6 2. Het stemt overeen met Gods roeping: 4:7 3. Verwerping hiervan is God verwerpen: 4:8 Broederliefde: 4:9-10 1. Zij hebben het van God geleerd: 4:9 2. Aansporing tot meer liefde: 4:10 Aanspring tot werken: 4:11-12 1. Leer rustig te blijven: 4:11 2. Behartig je eigen zaken: 4:11 3. Werk met je eigen handen: 4:11 4. Gedraag je behoorlijk: 4:12 Instructies over de doden in Christus: 4:12-18 1. De noodzaak voor geschikt onderwijs: 4:12-13 2. Relatie met de terugkerende Christus: 4:14-15 a. Zij komen met Hem: 4:14 b. Levenden gaan de doden niet voor: 4:15 3. De manier en gevolgen van Christus’ komst: 4:16-17 a. De manier van Zijn komst: 4:16 b. Gevolgen van Zijn komst: 4:16-17 (1) Doden staan eerst op: 4:16 (2) Levenden opgenomen: 4:17 (3) Voor eeuwig bij God: 4:17 4. De troost hierin, bruikbaar voor gelovigen: 4:18 Waakzaamheid in verband met de wederkomst van Hem: 5:1-11 1. Onzekerheid over tijdstip van komst: 5:1-2 a. Geen onderwijs nodig: 5:1 b. Hun kennis hierover: 5:2 2. Het gevolg voor de onvoorbereiden: 5:3 3. Het gevolg hiervan op de gelovigen: 5:4-11 a. Wees voorbereid: 5:4 b. Wandel in het licht: 5:5 c. Slaap niet, geestelijk: 5:6 d. Wees waakzaam, wakker: 5:6 e. Wees sober: 5:6-8 g. Harnas van geloof en liefde: 5:8 4. De verzekering voor de gelovige: 5:9-11 a. Verkrijgen van zaligheid: 5:9-10 b. Troost en heiliging: 5:11 Kerk relaties: 5:12-15 1. Erken je leiders: 5:12 2. Schat hen hoog: 5:13 3. Wijs ongeregelden terecht: 5:14 115 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
IV
4. Beur kleinmoedigen op: 5. Kom op voor de zwakken: 6. Heb geduld met allen: 7. Vergeld geen kwaad met kwaad: 8. Jaag het goede na: I. Persoonlijk gedrag: 1. Verblijd je ten allen tijde: 2. Bid zonder ophouden: 3. Dankt onder alles: 4. Dooft de Geest niet uit: 5. Veracht de profetieën niet: 6. Toets alles: 7. Behoud het goede: 8. Onthoud je van alle soort kwaad: Afsluiting: A. Een zegen voor hen: B. Verzoek om gebed: C. Groeten: D. Opdracht: E. De genade van onze Heer Jezus Christus:
5:14 5:14 5:14 5:15 5:15 5:16-22 5:16 5:17 5:18 5:19 5:20 5:21 5:21 5:22 5:23-28 5:23-24 5:25 5:26 5:27 5:28
2Thessalonicenzen Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Kerk in Thessalonica
Doel:
Instructies voor gelovigen die wachten op de terugkomst van de Heer.
Sleutelvers:
2Thess. 2:3
Levens- en bedieningsprincipe:
Omdat er een grote afval vooraf gaat aan de dag des Heren, is het belangrijk om de rechte leer te onderwijzen en daar naar te leven.
Hoofdpersonen: Paulus, Silvanus, Timotheüs. Schema: I.
Inleiding: A. Van: Paulus, Silvanus, Timotheüs: B. Aan: De kerk in Thessalonica: C. Genade en vrede van God en Jezus:
116 van 205
1:1-2 1:1 1:1 1:2
Inleiding Nieuwe Testament
II.
III.
Troost in de hoop op de wederkomst van Christus: 1:3-12 A. Dankzegging voor hun Christelijke voorbeeld: 1:3-4 1. Redenen voor de dankzegging: 1:3 a. Grote toename van geloof: 1:3 b. Liefde voor elkaar: 1:3 2. Effect van hun gedrag op de schrijvers: 1:4 B. Troost in het rechtvaardige oordeel van God: 1:5-10 1. bewijs van Gods oordeel: 1:5 2. Openbaring van Gods oordeel: 1:6-8 a. Het resultaat: 1:6-7 (1) verdrukking: 1:6 (2) rust: 1:7 b. Tijd van oordeel: 1:7 c. Voor wie het is: 1:8 (1) zij die God niet kennen (2) zij die het Evangelie verwerpen 3. Gevolgen van Zijn rechtvaardige oordeel: 1:9-10 a. Eeuwige straf van het verlorene: 1:9 b. Verheerlijking in heiligen: 1:10 C. Gebed voor gelovigen: 1:11-12 1. Inhoud van het gebed: 1:11 a. Waardig voor de roeping: 1:11 b. In het goede vervolmaken: 1:11 c. Het geloof vervolmaken: 1:11 2. Het doel van het gebed: 1:12 Voorzichtigheid ten aanzien van de tijd van Zijn terugkomst: 2:1-17 A. Zorg van Paulus: 2:1-2 1. Over de komst van de dag des Heren: 2:1 2. Verboden houding: 2:2 a. Bezinning verliezen b. In onrust verkeren c. Geloven dat het al gebeurd is B. Tekenen van het einde: 2:3-12 1. Grote afval: 2:3 2. Mens der wetteloosheid (antichrist) openbaar: 2:3-6 a. Tegen God: 2:4 b. Zet zich in Gods tempel: 2:4 c. Beweert een god te zijn: 2:4 d. Openbaart zich op zijn tijd: 2:5-6 3. Al aan het werk, nog niet openbaar: 2:7-8 4. Zijn bestemming: 2:8 a. Door komst van Jezus machteloos: 2:8 b. Door adem van Jezus dood: 2:8 5. tekenen om antichrist te herkennen: 2:9-12 a. Komst naar de werking van satan: 2:9 b. Kracht, tekenen, bedrieglijke wonderen: 2:9 c. Verleidt onrechtvaardigen: 2:10 117 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
d. e.
IV.
V.
Hij veroorzaakt grote dwaling: 2:11 Hij brengt oordeel over hen die: 2:12 (1) De waarheid niet aanvaarden (2) Welgevallen in ongerechtigheid hebben C. Een gebed voor de gelovigen in Thessalonica: 2:13-17 1. Dank voor Gods keuze voor hen: 2:13-14 a. Behouden en geheiligd door Geest en geloof: 2:13 b. Verkrijgen van de heerlijkheid: 2:14 2. Aansporing tot volharding: 2:15 3. Gebed om troost en kracht: 2:16-17 a. Tot wie het gericht is: 2:16 b. Inhoud van het gebed: 2:17 (1) Troost (2) Kracht Opdrachten in het licht van de wederkomst van Christus: 3:1-15 A. Opdracht om te bidden: 3:1-2 1. Snelle voortgang van het Evangelie: 3:1 2. Bescherming voor de boodschappers: 3:2 a. Wargeesten b. Slechte mensen c. Allen die niet trouw zijn B. Opdracht om geestelijk te groeien: 3:3-5 1. Gesterkt in de Here: 3:3 2. Bescherming voor de boze: 3:3 3. Doen wat opgedragen is: 3:4 4. Neig je hart tot de liefde van God: 3:5 5. Wees volhardend: 3:5 C. Regels ten aanzien van gedrag en relaties: 3:6-12 1. Onttrek je aan ongeregelde broeders: 3:6 2. Volg voorbeeld van goede geestelijke leiders: 3:7-10 3. Elke gelovige moet werken: 3:10-12 4. Doe voortdurend wat goed is: 3:13 5. Ga niet om met ongehoorzamen: 3:14 6. Wijs ongeregelden terecht als broeders: 3:15 Afsluiting: 3:16-18 A. Smeking: 3:16 1. De Heer geve vrede 2. De Heer zij met u allen B. Eigenhandige groet van Paulus: 3:17 C. Zegen: 3:18
118 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van 1 en 2Thessalonicenzen? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van 1Thessalonicenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is 1Thessalonicenzen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 1Thessalonicenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor 1Thessalonicenzen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. Noem het doel van 2Thessalonicenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
119 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
7. Voor wie is 2Thessalonicenzen geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 8. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 2Thessalonicenzen. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 9. Schrijf het sleutelvers voor 2Thessalonicenzen uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 120 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. In deze brieven staan één van de twee meest uitgebreide beschrijvingen over de komst van de antichrist, die in het Nieuwe Testament te vinden zijn (2Thess. 2:1-2; Openb. 13:1-8) 2. De kerk in Thessalonica werd door Paulus gesticht tijdens de tweede zendingsreis (Hand. 17:1-10) 3. Geen enkel ander boek in de Bijbel besteedt zoveel aandacht aan de opname van de Gemeente, als 1Thessalonicenzen: 1Thess. 1:10; 2:19; 3:13; 4:13-18; 5:1-11, 23. Maak een samenvatting van dat wat je leert over de komst van de Heer. 4. Er moeten nog aan aantal dingen gebeuren voordat Christus voor de laatste keer terugkomt: • • • •
Afval van gelovigen: Mens der wetteloosheid (antichrist) geopenbaard: De Heilige Geest gaat weg uit de wereld: Sterke misleiding:
2Thess. 2:3 2Thess. 2:3 2Thess. 2:7 2Thess. 2:11
5. In 1Thess. 4 en 5 staan verschillende waarheden over hen die gestorven zijn en zij die nog in leven zijn. Noem wat je hierover waarneemt. 6. In 2Thess. noemt verschillende problemen die gecorrigeerd moeten worden. Maak hier een lijst van en noteer de instructies die bij elk genoemd probleem gegeven worden. 7. In 2Thess. waardeert Paulus de gelovigen en bemoedigt hij ze in de dingen die ze goed doen. Noteer de aansporingen. 8. Wat gaat er gebeuren met hen die het Evangelie niet gehoorzamen, volgens 2Thess.? 9. Sleutelwoorden in 1Thess.: Evangelie, geloof, hoop, liefde, Heer Jezus Christus, Heilige Geest, God, smart (vervolging, lijden), dag des Heren 10. Sleutelwoorden in 2Thess.: Beproeving, lijden, komst van Jezus, God, Geest, heerlijkheid, mens der wetteloosheid, ongeregeld, dag des Heren, waarheid.
121 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
13. 1 en 2Timotheüs Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van deze boeken noemen zeggen voor wie de boeken geschreven werd het doel van de boeken noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit de boeken noemen.
1Timotheüs Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Timotheüs
Doel:
Paulus schreef deze brief naar een medewerker, Timotheüs die als interim leider werkzaam was in de kerk van Efeze. Het boek gaat over enkele problemen en noden die in deze kerk aan de orde zijn.
Sleutelvers:
1Tim. 4:12
Levens- en bedieningsprincipe:
Wij moeten voorbeeldig leven in de bediening waartoe wij geroepen zijn.
Hoofdpersonen: Paulus, Timotheüs, Hymeneüs, Alexander. Schema: I.
Inleiding: A. Van: Paulus, een apostel van Jezus: B. Aan: Timotheüs, een zoon in het geloof: C. Genade, vrede en barmhartigheid van God en Jezus: D. Persoonlijke instructies voor Timotheüs:
1:1-3 1:1 1:2 1:2 1:3
Deel 1: Een taak voor Timotheüs: bescherm de rechte leer (1Tim. 1:3-20): I.
Bescherm de zuiverheid van het Evangelie: A. De taak: 1. Onderwijs geen andere leer: 2. Geen aandacht voor fabels: 3. Geen aandacht voor geslachtsregisters:
122 van 205
1:3-11 1:3-4 1:3 1:4 1:4
Inleiding Nieuwe Testament
B.
II.
III.
Het doel: liefde uit een rein hart: 1:5 1. Uit een rein hart 2. Uit een goed geweten 3. Uit ongeveinsd geloof C. De reden voor de opdracht: 1:6-11 1. Sommigen vervallen tot ijdel gepraat: 1:6 2. Leraar zijn zonder inzicht: 1:7 3. Onwettig toepassen van de wet: 1:8-11 a. Juist toepassen maakt wet goed: 1:8 b. Wat niet voor rechtvaardigen: 1:9 c. Wet voor wettelozen: 1:9-10 (1) wettelozen: 1:9 (2) tuchtelozen: 1:9 (3) Goddelozen: 1:9 (4) zondaren: 1:9 (5) onverlaten: 1:9 (6) onheiligen: 1:9 (7) moorders; 1:9 (8) hoereerders: 1:10 (9) knapenschenders: 1:10 (10) zielverkopers: 1:10 (11) leugenaars: 1:10 (12) meinedigen: 1:10 (13) tegen gezonde leer:1:10 4. In overeenstemming met het Evangelie: 1:11 Hoe Paulus tegenover het Evangelie staat: 1:12-17 A. Dank voor zijn roeping in Gods dienst: 1:12 1. Deze kwam van Jezus: 1:12 2. Jezus gaf hem de kracht: 1:12 3. Hij werd getrouw geacht: 1:12 4. Hij werd in de bediening gesteld: 1:12 B. Beschrijving van hem die geroepen is: 1:13 1. Hij was een godslasteraar: 1:13 2. Hij was een vervolger: 1:13 3. Hij was een geweldenaar: 1:13 4. Ontferming werd hem bewezen: 1:13 C. De verklaring voor zijn benoeming: 1:13-26 1. Door Gods genade: 1:13-14 2. Om hem tot voorbeeld voor anderen te maken: 1:15-16 D. Paulus prijst voor zijn relatie met het Evangelie: 1:17 Overzicht van de taak van Timotheüs: 1:18-20 A. Toevertrouwen van de opdracht: 1:18 B. Het werk van Timotheüs: 1:18-19 1. Strijd de goede strijd: 1:18 2. Houdt het geloof vast: 1:19 3. Heb een goed geweten: 1:19-20 a. Mensen die het verloren hebben: 1:19 b. Hymeneüs en Alexander: 1:20 123 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Deel 2: Organisatie en leiding van de kerk (1Tim. 2:1 -3:13): I.
II.
III.
Gebed: A. De plicht om te bidden: B. Het soort gebed: 1. Smekingen 3. Voorbeden 2. Gebeden 4. Dankzeggingen C. Gebedsonderwerpen: 1. Voor alle mensen: 2. Voor koningen: 3. Voor hooggeplaatsten: D. De gevolgen van het gebed: 1. Stil en rustig leven voor God: 2. Goedkeuring door God: E. De middelaar: 1. Jezus Christus: 2. Door deze Middelaar is Paulus aangesteld: F. Het universele van gebed: 1. Alle mannen moeten bidden: 2. Heilige handen opheffen: 3. Zonder toorn en twist: Vrouwen in de kerk: A. Hun uiterlijk: 1. Ingetogen verschijning: 2. Nadruk op houding en goede werken: B. Hun aanbidding: 1. Rustig, onderdanig bij het onderwijs: 2. Niet zelf de autoriteit nemen: C. Hun redding: Kwaliteiten van opzieners: A. Onbesproken: B. Man van 1 vrouw: C. Nuchter: D. Bezadigd: E. Beschaafd: F. Gastvrij: G. Bekwaam om te onderwijzen: H. Niet verslaafd aan wijn: I. Niet opvliegend: J. Vriendelijk: K. Niet strijdlustig: L. Niet geldzuchtig: M. Goed bestuurder van zijn eigen huis: N. Zijn kinderen onder de tucht houden: O. Niet pas bekeerd: P. Gunstig bekend staan bij buitenstaanders:
124 van 205
2:1-8 2:1 2:1
2:1-2 2:1 2:2 2:2 2:2-3 2:2 2:3 2:5-7 2:5-6 2:7 2:8 2:8 2:8 2:8 2:9-15 2:9-10 2:9 2:9-10 2:11-12 2:11 2:12 2:13-15 3:1-7 3:2 3:2 3:2 3:2 3:2 3:2 3:2 3:3 3:3 3:3 3:3 3:3 3:4-5 3:5 3:6 3:7
Inleiding Nieuwe Testament
IV.
V.
Kenmerken voor diakenen: 3:8-13 A. Waardig: 3:8 B. Niet met twee tongen spreken: 3:8 C. Niet verslaafd aan wijn: 3:8 D. Niet op winstbejag uit: 3:8 E. Geheimenis des geloofs bewaren met rein geweten: 3:9 F. Niet pas bekeerd: 3:10 G. Beproefd en onberispelijk gebleken: 3:10 H. Bij huwelijk: een goddelijke vrouw: 3:11 1. Waardig 3. Nuchter 2. Geen kwaadspreeksters 4. Betrouwbaar in alles I. De man van één vrouw: 3:12 J. Goed bestuurder van zijn eigen huis: 3:12 De reden om te schrijven: juist gedrag in de kerk: 3:14-16
Deel 3: De dienaar en zijn gedrag (1Tim. 4:1 – 6:21): I.
II.
De dienaar en valse leer: A. In de laatste dagen zullen er van het geloof afvallen: B. Hun fouten: 1. Dwaalgeesten volgen: 2. Leringen van boze geesten volgen: 3. Huichelarij van leugenaars: 4. Hun eigen geweten brandmerken: 5. Het huwelijk verbieden: 6. Bevel tot onthouding van spijzen: Verschillende instructies om een goede dienaar te zijn: A. Onderwijs de broeders in de rechte leer: B. Wees afkerig van oudevrouwenpraat: C. Oefen jezelf in godsvrucht: D. Aanvaard het betrouwbare woord: E. Werk en lijd voor God: F. Beveel en leer de rechte leer: G. Wees een voorbeeld voor de gelovigen: 1. In woord 4. In geloof 2. In wandel 5, In reinheid 3. In liefde H. Leg je toe op: 1. Voorlezen 2. Vermanen 3. Leren I. Veronachtzaam de gave in je niet: J. Behartig deze dingen en leef erin: K. Let op jezelf en op de leer: 1. Volhard hierin 2. Je behoudt jezelf 3. Je behoudt anderen 125 van 205
4:1-5 4:1 4:1-5 4:1 4:1 4:2 4:2 4:3 4:3-5 4:6-16 4:6 4:7 4:7-8 4:9 4:10 4:11 4:12
4:13
4:14 4:15 4:16
Inleiding Nieuwe Testament
III.
De dienaar en zijn gedrag ten aanzien van de groepen in de kerk: 5:1 – 6:10 A. Ouderen en jongeren: 5:1-2 1. Behandel ouderen als een vader: 5:1 2. Behandel jongere mannen als broer: 5:1 3. Behandel oudere vrouwen als moeder: 5:2 4. Behandel jongere vrouwen als zus, in reinheid: 5:2 B. Weduwen: 5:3-16 1. Eer hen die echt weduwe zijn: 5:3 2. Verantwoordelijkheid van haar verwanten: 5:4 3. Definitie van ‘echte weduwe’: 5:5-6 a. Alleenstaand: 5:5 b. Hoopt op God: 5:5 c. Volhardt in smeking en gebed: 5:5 d. Leeft geen los leven: 5:6 4. Meer verantwoordelijkheden van verwanten: 5:7-8 5. Voorwaarden om ‘echte weduwe’ te zijn: 5:9-13 a. Niet beneden zestig jaar: 5:9 b. Vrouw van één man: 5:9 c. Bekend om haar goede werken: 5:10 (1) Kinderen grootbrengen (2) Gastvrijheid bewezen (3) Voeten der heiligen gewassen (4) Verdrukten ondersteund (5) Alle goed werk behartigd 6. Zij die niet in aanmerking komen: 5:11-15 a. Zij trouwen opnieuw: 5:11 b. Dit doorbreekt toewijding aan God: 5:12 c. Neiging naar onjuist gedrag: 5:13 (1) ijdelheid (2) de huizen rondgaan (3) praatjes (4) spreken over onbehoorlijke dingen 7. Instructies voor jongere weduwen: 5:14-16 a. Trouw: 5:14 b. Krijg kinderen: 5:14 c. Bestier je huis: 5:14 d. Laster niet: 5:14 e. Waarschuwing: 5:15-16 C. Oudsten: 5:17-25 1. Eer de goede leiders: 5:17 2. Voorzie hen die preken en onderwijzen: 5:17-18 3. Zij die niet goed leiding gaven: 5:19-20 a. Aanklacht bij meer getuigen: 5:19 b. In de bijeenkomst bestraffen: 5:20 D. Van alles wat: 5:21-25 1. Niet te snel handen opleggen: 5:21 2. Heb geen deel aan zonden van anderen: 5:21 3. Houd je rein: 5:21 126 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
4. 5.
E.
F.
G.
Drink wat wijn voor je maag: 5:23 Het oordeel komt God toe: 5:24-25 a. Zonden: 5:24 b. Goede werken: 5:25 Slaven: 6:1-2 1. Eer je meester: 6:1 2. Geringschat gelovige meesters niet: 6:2 Alle mensen: 6:3-8 1. Iemand die iets anders verkondigt is: 6:3-5 a. Trots: 6:4 b. Nietswetend: 6:4 c. Geschillen waaruit voortkomt: 6:4-5 (1) Nijd: 6:4 (2) Twist: 6:4 (3) Lastering: 6:4 (4) Kwade vermoedens: 6:4 (5) Geharrewar: 6:5 (6) Godsvrucht is winstgevend: 6:5 2. Godsvrucht met tevredenheid is grote winst: 6:6-7 a. We kwamen met niets: 6:7 b. We kunnen niets meenemen: 6:7 c. Wees tevreden met de basis: 6:8 Rijkdom: 6:9-19 1. Het probleem van de rijken: 6:9 a. Zij vallen in verzoeking b. Zij vallen in een strik c. Zij vallen in vele dwaze, schadelijke begeerten d. Zij zinken weg in verderf en ondergang 2. Het verkeerde motief van de rijken: 6:10 a. Geldzucht b. Afdwaling 3. Reactie van dienaren ten aanzien van rijkdom: 6:11-19 a. Ontvlucht die: 6:11 b. Jaag naar: 6:11 (1) Gerechtigheid (4) Liefde (2) Godsvrucht (5) Volharding (3) Geloof (6) Zachtzinnigheid c. Strijd de goede strijd van geloof: 6:12 d. Grijp het eeuwige leven: 6:12 (1) Waartoe je geroepen bent (2) Waarvan je een goede belijdenis hebt afgelegd e. Houd je aan deze opdracht: 6:13-16 (1) Onbevlekt: 6:14 (2) Onberispelijk: 6:14 (3) Tot Jezus komt: 6:14-16
127 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
f.
IV.
Opdracht voor de rijken: (1) Niet hooghartig: (2) Hoop op God: (3) Weldoen: (4) Goede werken doen: (5) Vrijgevig: (6) Mededeelzaam: (7) Vaste grondslag: (8) Het ware leven grijpen:
6:17-19 6:17 6:17 6:18 6:18 6:18 6:18 6:19 6:19
Afsluiting: A. Bewaar wat u is toevertrouwd: B. Vermijd onheilige, holle klanken: C. Vermijd tegenstellingen die ‘kennis’ genoemd worden: D. Genade zij met u:
6:20-21 6:20 6:20 6:21 6:21
2Timotheüs Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Timotheüs
Doel:
Paulus schreef deze brief vanuit de gevangenis om Timotheüs uit te dagen de verantwoordelijkheid te nemen over de bediening die de apostel wil overdragen in verband met zijn aanstaande dood. Paulus wist dat hij binnenkort geëxecuteerd zou worden vanwege zijn geloof.
Sleutelvers:
2Tim. 2:2
Levens- en bedieningsprincipe:
Het Goddelijke patroon voor de verspreiding (vermenigvuldiging) van het Evangelie is: ‘iedereen onderwijst iemand om een ander te bereiken’.
Hoofdpersonen: Paulus, Timotheüs, Fygelus, Hermogenes, Hymeneüs, Filetus, Demas, Titus, Lukas, Markus, Tychicus, Alexander, Prisca, Aquila, Trofimus, Onesiforus, Erastus, Eubulus, Pudens, Claudia, Jannes, Jambres, Mozes. Schema: I.
Inleiding: A. Van: Paulus: 1. Een apostel 2. Naar de belofte des levens in Christus Jezus B. Aan: Timotheüs: 1. Een zoon in geloof 2. Genade en vrede van God en Jezus 128 van 205
1:1-2 1:1
1:2
Inleiding Nieuwe Testament
II.
III.
IV.
Dankzegging: A. Dank aan God: B. Redenen voor zijn dank: 1. Zijn herinnering aan Timotheüs: 2. Zijn verlangen naar Timotheüs: 3. Het standvastige geloof van Timotheüs: Aansporing tot een betrouwbare bediening: A. Gebruik van de gaven van de Geest: B. Heb een krachtige geest: 1. Wees niet bang: 2. Een geest van kracht, liefde en bezonnenheid: 3. Schaam je niet voor je getuigenis: 4. Lijdt mee voor het Evangelie: C. Erken je roeping: 1. Zij komt van God: 2. Door redding, niet door werken: 3. Gods doel bereiken: 4. Door Gods genade: 5. Gebaseerd op Jezus Christus: 6. Het brengt lijden met zich mee: 7. Gebaseerd op eeuwige waarden: Aansporing tot de rechte leer: A. Houd het vast: B. Reden voor de aansporing: 1. Afval in Asia: Allen, Fygelus, Hermogenes: 2. Barmhartigheid voor Onesiforus: C. De opdracht tot de juiste leer voor anderen: 1. Aan vertrouwde mensen: 2. Die anderen kunnen onderwijzen: D. Bewaak de rechte leer als een soldaat: 1. Lijdt met anderen: 2. Onthoud je van zorgen van de wereld: 3. Gehoorzaam Hem die je heeft aangesteld: E. Strijd voor de rechte leer als een kampvechter: F. Werk voor de rechte leer als een landman: G. Let op en je krijgt inzicht: H. Lijden voor de rechte leer: 1. Gebaseerd op het voorbeeld van Jezus: 2. Gods Woord is niet te stoppen: 3. Het heil voor anderen: 4. Door met Hem is leven met Hem: 5. Volharding maakt ons tot heerser: 6. Bij verloochening, verloochent Hij ons: 7. Bij ontrouw blijft Hij getrouw: I. Voer geen nutteloze woordenstrijd: J. Wel beproefd ten dienste van God: 1. Niet schamen 2. Rechte voren 129 van 205
1:3-5 1:3 1:3-5 1:3 1:4 1:5 1:6 – 2:12 1:6 1:7-8 1:7 1:7 1:8 1:8 1:9-12 1:9 1:9 1:9 1:9 1:10-11 1:12 1:12 2:13-26 1:13-14 1:15-18 1:15 1:16-18 2:1-2 2:2 2:2 2:3-4 2:3 2:4 2:4 2:5 2:6 2:7 2:8-13 2:8 2:9 2:10 2:11 2:12 2:12 2:13 2:14 2:15
Inleiding Nieuwe Testament
K.
V.
Vermijd onheilig, hol gepraat: 2:16-18 1. Dit laat goddeloosheid toenemen: 2:16 2. Hymeneüs en Filetus zijn voorbeelden: 2:17-18 L. Vestig je op het hechte fundament: 2:19 1. In Christus 2. In gerechtigheid M. Wees een geheiligd, bruikbaar voorwerp: 2:20-21 N. Schuw de begeerten der jeugd: 2:22 O. Jaag naar gerechtigheid, liefde, trouw en vrede: 2:22 P. Vermijd dwaze en onverstandige strijdvragen: 2:23-26 1. Zij lokken strijd uit: 2:23 2. Een dienstknecht van God moet: 2:24-26 a. Vriendelijk zijn voor allen: 2:24 b. Kunnen onderwijzen: 2:24 c. Geduldig zijn: 2:24 d. Zachtmoedig bestraffen: 2:25-26 Aansporing voor de laatste dagen: 3:1 – 4:8 A. Aankondiging van komende zware tijden: 3:1 B. Beschrijving van de goddelozen in de laatste dagen: 3:2-7 1. Zelfzuchtig: 3:2 2. Geldgierig: 3:2 3. Pochers: 3:2 4. Vermetelen: 3:2 5. Kwaadsprekers: 3:2 6. Ongehoorzaam aan ouders: 3:2 7. Ondankbaar: 3:2 8. Onheilig: 3:2 9 Liefdeloos: 3:3 10. Trouweloos: 3:3 11. Lasteraars: 3:3 12. Onmatig: 3:3 13. Onhandelbaar: 3:3 14. Afkerig van het goede: 3:3 15. Verraderlijk: 3:4 16. Roekeloos: 3:4 17. Opgeblazen: 3:4 18. Meer liefde voor genot dan voor God: 3:4 19. Schijn van godsvrucht, kracht ontkend: 3:5 20. Binnendringen en vrouwtjes inpalmen: 3:6 21. Met zonden beladen: 3:6 22. Gedreven door veel begeerten: 3:7 23. Altijd leren, maar nooit erkennen: 3:7 C. Jannes en Jambres zijn voorbeelden; 3:8 1. Tegenstanders van Mozes 2. Tegen de waarheid 3. Bedorven denken 4. Hun geloof doorstaat de toets niet
130 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
D.
VI.
De beperking van dergelijke lieden: 3:9 1. Ze brengen het niet ver 2. Hun onzinnigheid wordt aan allen duidelijk E. Vervolging in de laatste dagen: 3:10-12 1. Paulus als voorbeeld: 3:10-11 a. Leer en manier van leven: 3:10 b. Bevrijding door God: 3:11 2. Alle godvruchtigen worden vervolgd: 3:12 F. Verslechterende omstandigheden in de laatste dagen: 3:13 1. Slechte mensen en bedriegers worden erger: 3:13 2. Zij verleiden anderen: 3:13 3. Zij worden verleid: 3:13 G. De reactie van de bedienaar op die omstandigheden: 3:14 – 4:5 1. Ga voort in de rechte leer: 3:14-15 2. Wordt opgebouwd door de Schrift: 3:15-17 a. Wijs worden tot zaligheid: 3:15 b. Door God ingegeven: 3:16 c. Zij zijn nuttig: 3:16 (1) Onderwijs (2) Weerlegging (3) Verbetering (4) Opvoeden tot de gerechtigheid d. Gevolg: volkomen zijn in Christus: 3:17 e. Tot alle goed werk toegerust: 3:17 H. Nadrukkelijke oproep: 4:1 I. Verkondig het Woord: 4:2 J. Gelegen en ongelegen: 4:2 K. Weerleg, bestraf, bemoedig, onderricht, dring aan: 4:2-4 1. De tijd dat gezonde leer niet verdragen wordt: 4:3 2. Onderwijs wat men wil horen: 4:3 3. Afkeren van de waarheid: 4:4 4. Naar verdichtsels keren: 4:4 L. Nuchter onder alles: 4:5 M. Aanvaard het lijden: 4:5 N. Doe het werk van een Evangelist: 4:5 O. Verricht je dienst ten volle: 4:5 Afsluiting: 4:6-22 A. getuigenis van Paulus: 4:6-8 1. Hij is klaar en staat voor de dood: 4:6 2. Hij heeft de goede strijd gestreden: 4:7 3. Hij heeft zijn loopbaan ten einde gebracht: 4:7 4. Hij heeft het geloof behouden: 4:7 5. Zijn erekrans ligt voor hem klaar: 4:8 6. Deze is er ook voor andere gelovigen: 4:8 B. Verzoek aan Timotheüs om te komen: 4:9-13 1. Verzoek te komen: 4:9 2. De reden: 4:10-12 3. Verzoek om dingen mee te nemen: 4:13 131 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
VII. Berechtingen van Paulus: A. Alexander: B. Niemand stond hem bij: C. God stond hem bij: D. God zal hem in de toekomst bijstaan: VIII. Afsluiting: A. Groeten aan medegelovigen: B. Nieuws over medewerkers van Paulus: C. Een laatste verzoek aan Timotheüs om te komen: D. Groeten van medegelovigen: E. Zegen:
132 van 205
4:4-18 4:14-15 4:16 4:17 4:18 4:19-22 4:19 4:20 4:21 4:21 4:22
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van 1 en 2Timotheüs? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van 1Timotheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is 1Timotheüs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 1Timotheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor 1Timotheüs uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. Noem het doel van 2Timotheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
133 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
7. Voor wie is 2Timotheüs geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 8. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 2Timotheüs. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 9. Schrijf het sleutelvers voor 2Timotheüs uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 134 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Bestudeer ‘betuig’ in 1 en 2Tim. Wat betuigt Paulus dat Timotheüs moet doen? 2. Bestudeer ‘geloof’ in deze twee brieven. Wat zegt Paulus hierover? 3. Deze boeken zeggen veel over de bediening van leraar en over onderwijs. Bestudeer alles wat Paulus zegt over dit onderwerp. 4. Bestudeer ‘goddelijkheid’ in de brieven en geef een samenvatting van het onderwijs hierover. 5. Gelovigen worden in 2Tim. vergeleken met: een soldaat (2Tim. 2:3), een atleet (2Tim. 2:5), een landman (2Tim. 2:6), een leerling (2Tim. 2:15) een voorwerp (2Tim. 2:21) en een slaaf (2Tim. 2:24). 6. Lees de samenvatting en de beoordeling van de bediening van Paulus, door hemzelf (2Tim. 4:6-8). 7. Bestudeer de kwaliteiten voor oudsten en diakenen in 1Tim. 3:1-13. 8. Bestudeer het leven van Timotheüs. Gebruik naast de twee brieven ook: • • • • • • • •
Hand. 13:5; 14:19-20; 16:1-3; 17:14; 19:22; 20:4 1Cor. 4:17; 9:20; 16:10 2Cor. 1:1, 19 1Thess. 3:2, 6 Fil. 1:1; 2:19-23 Kol. 1:1 Filem. 1:1 Hebr. 13:23
135 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
14. Titus Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Titus, een Griekse bekeerling en medewerker van Paulus.
Doel:
Problemen corrigeren en de juiste orde in de kerken op Kreta instellen.
Sleutelvers:
Tit. 1:5
Levens- en bedieningsprincipe:
Een goed werk beginnen is niet voldoende. Het moet gevestigd en georganiseerd worden op basis van de principes in Gods Woord.
Hoofdpersonen: Paulus, Titus, Anderen die genoemd worden: Artemas, Tychicus, Zenas, Apollos. Schema: I.
II.
III.
Inleiding: A. Van: Paulus: 1. Dienaar van God: 2. Apostel van Jezus Christus: 3. Door God toevertrouwd: B. Aan: Titus: Doel: A. In orde brengen wat verbetering behoeft B. Kerkt structureren naar richtlijnen van Paulus Leiders in de kerk: A. Hun kwaliteiten: 1. Onberispelijk: 2. Man van één vrouw: 3. Gelovige kinderen: 4. Niet in opspraak: 5. Beheerders van het huis Gods: 6. Niet aanmatigend: 136 van 205
1:1-4 1:1-3 1:1 1:1-2 1:3 1:4 1:5
1:6-16 1:6-9 1:6-7 1:6 1:6 1:6 1:7 1:7
Inleiding Nieuwe Testament
IV.
7. Niet driftig: 1:7 8. Niet aan wijn verslaafd: 1:7 9. Niet opvliegend: 1:7 10. Niet op oneerlijke winst uit: 1:7 11. Gastvrij: 1:8 12. Liefde voor wat goed is: 1:8 13. Bezadigd: 1:8 14. Rechtvaardig: 1:8 15. Vroom 1:8 16. Ingetogen: 1:8 17. Leerstellig juist: 1:9 18. Man van het Woord: 1:9 B. De noodzaak voor hun kwaliteiten: 1:9-16 1. Weerleggen van dwalende gelovigen: 1:9, 13 2. Beschrijving van dwalende gelovigen: 1:10-16 a. Van geen tucht willen weten: 1:10 b. IJdele praters: 1:10 c. Misleiders: 1:10 d. Keren gezinnen ondersteboven: 1:11 e. Maken oneerlijk winst: 1:11 f. Leren onbehoorlijke dingen: 1:11 g. Leugenaars: 1:12 h. Beesten: 1:12 i. Vadsige buiken: 1:12 j. Ongezond in het geloof: 1:13 k. Van de waarheid afkeren: 1:14 l. Onrein in denken en geweten: 1:15 m. Onbetrouwbaar: 1:15 n. Hun werken ontkennen Hem: 1:16 o. Verfoeilijk 1:16 p. Ongehoorzaam: 1:16 q. Niet deugen voor enig goed werk: 1:16 Verschillende groepen in de kerk: 2:1 – 3:2 Dit onderwijs zou aan hen gegeven moeten worden (2:1, 15) A. Oude mannen moeten zijn: 2:2 1. Nuchter 3. Gezond in geloof 2. Waardig 4. Gezond in liefde 3. Bezadigd 6. Volhardend B. Oude vrouwen moeten zijn: 2:3-4 1. ‘evenzo’: hetzelfde als de oudere mannen: 2:3 2. Priesterlijk in optreden: 2:3 3. Niet kwaadspreken: 2:3 4. Niet verslaafd aan veel wijn: 2:3 5. In het goede onderrichtend: 2:3 6. Jonge vrouwen onderwijzen: 2:4
137 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
C.
V.
Jonge vrouwen moeten zijn: 1. Man liefhebben: 2:4 2. Kinderen liefhebben: 2:4 3. Bezadigd: 2:5 4. Kuis: 2:5 5. Huishoudelijk: 2:5 6. Goed: 2;5 7. Aan haar man onderdanig: 2:5 D. Jonge mannen moeten zijn: 1. ‘evenzo’: hetzelfde als de jonge vrouwen: 2:6 2. Bezadigd: 2:6 E. Alle groepen gelovigen: 1. Een patroon van goede werken: 2:7 2. Zuiverheid in de leer: 2:7 3. Waardig: 2:7 4. Gezonde prediking: 2:8 5. Niets op aan te merken: 2:8 F. Zij die onder een heer staan: 1. Onderdanig: 2:9 2. Het hun naar de zin maken: 2:9 3. Zonder tegenspraak: 2:9 4. Niet oneerlijk: 2:10 5. Goede trouw bewijzend: 2:10 6. In God tot sieraad strekken: 2:10 G. Alle gelovigen: 1. Verzaak goddeloosheid en begeerten: 2:12 2. Wees bezadigd: 2:12 3. Leef rechtvaardig: 2:12 4. Leef godvruchtig: 2:12 5. Verwacht de terugkomst van Jezus: 2:13 6. Leef een gereinigd leven: 2:14 7. Leef een heilig leven: 2:14 8. Maak deel uit van Gods volk: 2:14 9. Volijverig in goede werken: 2:14 10. Onderwerp je aan overheid en gezag: 3:1 11. Gehoorzaam: 3:1 12. Tot alle goed werk bereid: 3:1 13. Geen lastertaal uiten: 3:2 14. Niet twisten: 3:2 15. Vriendelijk zijn: 3:2 16. Zachtmoedig voor alle mensen: 3:2 Bijkomende instructies voor de kerkorde: A. Behandel leden zoals God jou behandelde: 1. In het verleden was je: 3:3 1. Verdwaasd 5. In boosheid 2. Ongehoorzaam 6. In nijd 3. Dwalende 7. Hatelijk 4. Verslaafd 8. Elkaar hatend 138 van 205
2:4-8
2:6
2:7-8
2:9-10
2:11 – 3:2
3:3-11 3:3-7
Inleiding Nieuwe Testament
2.
VI.
Maar ondanks dit houd God van je en: 3:4-7 a. Je werd gered door Zijn genade: 3:5 b. Je werd gewassen: 3:5 c. Je werd vernieuwd: 3:5 d. Vernieuwd door de Geest: 3:5-6 e. Gerechtvaardigd door genade: 3:7 f. Erfgenaam van eeuwig leven: 3:7 B. Doe goede werken die vruchtbaar zijn: 3:8, 14 C. Ontwijk nutteloze en doelloze dingen: 3:9 1. Dwaze vragen 3. Twist 2. Geslachtsregisters 4. Strijd over de wet D. Na de terechtwijzingen van een scheurmaker: 3:10-11 1. Wijs hem af: 3:10 2. Hij is het spoor bijster: 3:11 3. Hij zondigt: 3:11 4. Hij veroordeelt zichzelf: 3:11 Afsluiting: persoonlijke instructies en groeten:
139 van 205
3:12-15
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Titus? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Titus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Titus geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Titus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Titus uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 140 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Het onderwerp van goede werken komt regelmatig aan de orde in Titus. Lees de volgende teksten. Schrijf op wat er onderwezen wordt over de gelovige en goede werken: Titus:
Samenvatting:
2:7 2:14 3:1 3:4 3:5 3:8 3:14 2. Bestudeer de kwaliteiten voor kerkelijke leiders, genoemd in Titus. 3. Let op de drie tijden van heil in Tit. 2:11-13: • • •
Verleden: Heden: Toekomst:
Brengt redding Onderwijst ons Uitzien naar de gezegende hoop
4. Voor de geografische achtergrond van Kreta, zie: 1Sam. 30:14, Ezech. 25:16, Hand. 2:11 en 27:17. 5. Let op het verband tussen 1 en 2Timotheüs en Titus: 1Timotheüs: 2Timotheüs: Titus:
Bescherm het Evangelie Proclameer het Evangelie Pas het Evangelie toe
141 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
15 Filemon Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Filemon, een Christen die in Kolosse leefde. Voorspraak voor Onesimus, een weggelopen slaaf van Filemon, die Christen was geworden. Het boek is ook een praktisch voorbeeld van de toepassing van Christelijke principes op sociale relaties. Het illustreert het principe van vergeving en het werk van voorbede.
Doel:
Sleutelvers:
Filem. 1:10
Levens- en bedieningsprincipe:
Christelijke principes moeten toegepast worden op sociale relaties.
Hoofdpersonen: Paulus, Onesimus, Filemon. Anderen die genoemd worden: Apfia, Archippus, Epafras. Markus, Demas, Lukas, Aristarchus. Schema: I.
Inleiding: A. Groeten vol genade en vrede: 1. Van: Paulus en Timotheüs: B. Aan: 1. Filemon: 2. Apfia: 3. Archippus: 3. Gemeente in huis van Filemon: C. Dankzegging voor: 1. Liefde: 2. Geloof: 3. Communicatie van het geloof: 4. Verkwikken van de heiligen:
142 van 205
1:1-7 1:1-3 1:1 1:1-2 1:1 1:2 1:2 1:2 1:4-7 1:5 1:5 1:6 1:7
Inleiding Nieuwe Testament
II.
III.
Het verzoek: A. De persoonlijke belangstelling in Onesimus: 1. Hij was vroeger onbruikbaar: 2. Hij is nu bruikbaar: B. Het pleidooi voor Onesimus: 1. Vergeef hem in jouw belang: 2. Vergeef hem in zijn belang: 3. Vergeef hem in het belang van Paulus: C. De basis van het verzoek: D. Vertrouwen in een antwoord: Afsluiting: A. Paulus wil op bezoek komen: B. Groeten:
143 van 205
1:18-21 1:8-14 1:11 1:11, 13 1:15-18 1:15 1:16 1:17-18 1:19-20 1:21 1:22-25 1:22 1:23-25
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Filemon? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Filemon. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Filemon geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Filemon. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Filemon uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 144 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Er worden veel dingen over Filemon in deze brief geopenbaard. Bestudeer het volgende: • Filemon was een vriend: o Van Paulus in Rome: Filem. 1:2 o Voor Christenen in Kolosse: Filem. 1:5, 7 • Hij was rijk, want hij had slaven (Filem. 1:15-16) en extra ruimte voor gasten (Filem. 1:22) • Hij had zijn leven aan Paulus te danken (Filem. 1:19) • Hij had een kerk in zijn huis (Filem. 1:2) • Hij was medewerker van Paulus (Filem. 1:1) • Hij had positieve Christelijke kwaliteiten, die zichtbaar waren in zijn: o Liefde: Filem. 1:5 o Geloof: Filem. 1:5 o Communicatie van zijn geloof: Filem. 1:6 o Verkwikken van heiligen: Filem. 1:7 o Gehoorzaamheid: Filem. 1:21 o Gebed (voorbede): Filem. 1:22 • Hij bezocht blijkbaar gevangenen, want hij kende Epafras (Filem. 1:23) 2. Er staan veel dingen over Paulus in deze brief: • • • • • • • • •
Hij was een gevangene: Filem. 1:1 Hij was een man van gebed: Filem. 1:4 Hij was blij in moeilijke omstandigheden: Filem. 1:7 Hij maakte geen misbruik van relaties: Filem. 1:8-9, 13-14, 19 Hij reproduceerde op het geestelijke vlak, ook in gevangenschap: Filem. 1:10 Hij was onbaatzuchtig: Filem. 1:13-14 Hij was een man van liefde: Filem. 1:18-19 Hij was een man van geloof: Filem. 1:22 Hij koesterde relaties: Onesimus, Filemon en anderen die gegroet worden
3. Maak een lijst van de dingen die je in deze brief geleerd hebt over Onesimus.
145 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
16. Hebreeën Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Paulus
Voor wie:
Joodse (Hebreeuwse) gelovigen.
Doel:
Jezus Christus staat boven alles.
Sleutelvers:
Hebr. 8:6
Levens- en bedieningsprincipe:
Jezus is de Middelaar van een beter verbond, dat gebaseerd is op beloften die beter zijn.
Hoofdpersonen: Paulus, Abraham, Mozes, Aäron, Melchizedek, Zie ook de lijst met namen in Hebr.11. Schema: I.
II.
Het hogere principe: Jezus staat boven de profeten: A. Gods openbaring door de profeten aan de vaders: 1. Vele malen 2. Op veel manieren B. Gods openbaring door Zijn Zoon: 1. God heeft nu gesproken door Christus: 2. Hij is heerser over alle dingen: 3. Het reddend werk van Christus is af: Een superieure Middelaar: A. Jezus staat boven de engelen: 1. Door erfenis 2. Door Zijn Naam B. Dat Jezus boven de engelen staat bewijst het Oude Testament: 1. Engelen: 2. De Zoon, Jezus Christus: 3. Engelen: 146 van 205
1:1-4 1:1
1:2-4 1:2 1:2-3 1:3-4 1:3 – 2:18 1:3-4
1:5-14 1:5-7 1:8-12 1:13-14
Inleiding Nieuwe Testament
C.
III.
IV.
(Eerste) Waarschuwende tekst: 2:1-4 1. Aansporing: 2:1 2. Oud Testamentisch voorbeeld: 2:2 3. Huidige plicht t.a.v. de waarschuwing: 2:3-4 D. Zij superioriteit over engelen en Zijn mens-zijn: 2:5-8 1. Engelen: 2:5 2. De Zoon: 2:6-8 E. Zijn superioriteit over engelen en Zijn lijden: 2:9-18 1. Lijden nodig om ten volle mens te zijn: 2:9-13 2. Lijden tot de dood vernietigd de duivel: 2:14 3. Lijden nodig om mens te bevrijden: 2:15-16 4. Lijden maakt Hem tot barmhartige en getrouwe Hogepriester: 2:17-18 Superieure oprichter: Christus staat boven Mozes: 3:1 – 4:13 A. Christus en Mozes: een vergelijking: 3:1-6 1. Beiden waren God trouw: 3:1-2 2. Christus bouwt ‘t huis, Mozes was er deel van: 3:3-4 3. Zoon over het huis en dienaar in het huis: 3:5-6 B. (Tweede) waarschuwende tekst: 3:7 – 4:13 1. Aansporing: 3:7-8 2. Ervaring van Israël in de woestijn: 3:8-11 a. Houding van Israël: 3:8-9 b. Reactie van God: 3:10-11 3. Waarschuwing tegen ongeloof: 3:12-19 a. De waarschuwing: 3:12 b. Hoe de gelovige moet reageren: 3:13 c. Motivatie voor de reactie: 3:14 d. Voorbeeld van Israël: 3:15-19 4. Waarschuwing tegen het missen van de rust die God geeft: 4:1-13 a. De waarschuwing: 4:1-2 b. De rust: 4:3-5 c. De onrust: 4:6-8 d. De rust van God: 4:9-11 e. Bevestiging van waarschuwing: 4:12-13 Een superieur priesterschap: Jezus staat boven Aäron: 4:14 – 7:28 A. Jezus is de grote hogepriester: 4:14-16 B. Het priesterschap van Aäron: 5:1-4 C. Het priesterschap van Jezus: 5:5-10 D. (Derde) waarschuwende tekst: 5:11 – 6:20 1. Berisping voor geestelijke onvolwassenheid: 5:11-14 2. Bemoediging geestelijk volwassen te worden: 6:1-3 a. Verder dan de fundamenten: 6:1-2 (1) Bekering van dode werken: 6:1 (2) Geloof in God: 6:1 (3) Een leer van dopen: 6:2 (4) Oplegging der handen: 6:2 147 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
V.
(5) Opstanding der doden: 6:2 (6) Eeuwig leven: 6:2 b. Richten op het volkomene: 6:1, 3 3. Waarschuwing tegen de gevolgen van afval: 6:4-8 a. Afvalligheid uitgelegd: 6:4-6 b. De gevolgen van afval: 6:4, 6 c. De reden voor de gevolgen: 6:6 d. Illustratie uit de natuur: 6:7-8 4. De zekerheid van Gods beloften: 6:9-20 a. Overtuiging: 6:9 b. Getrouwheid van God: 6:10 c. Reactie van gelovigen: 6:11-12 d. Voorbeeld van die zekerheid: 6:13-20 (1) Abraham: 6:13-15 (2) De eed: 6:16-17 (3) Getrouw aan Zijn Woord:6:18-20 E. Priesterschap van Melchizedek: 7:1-28 1. Algemene beschrijving: 7:1-3 2. Melchizedek en Abraham: 7:4-10 3. Het Levitische priesterschap: 7:11-13 4. Het nieuwe priesterschap: 7:14-17 5. Priesterschap onder de wet: 7:18-21 6. Priesterschap onder het nieuwe verbond: 7:22-27 7. Samenvatting van het onderwijs: 7:28 Een superieure bediening: de twee verbonden: 8:1 – 10:18 A. Inleiding: 8:1-6 1. Samenvatting van het voorgaande onderwijs: 8:1-2 2. Bediening van de hogepriester: 8:3-5 3. Een meer verheven bediening: 8:6 B. De twee verbonden: 8:7-13 1. Het eerste (oude) verbond: 8:7-8 2. Het tweede (nieuwe) verbond: 8:8-12 a. De Maker: 8:8 b. Het verbond: 8:9-12 3. Het verschil tussen nieuw en oud: 8:13 C. Werking van het eerste verbond: 9:1-10 1. De tabernakel: 9:1-5 2. De bediening van hogepriester: 9:6-10 D. Werking van het nieuwe verbond: 9:11 – 10:18 1. Algemene beschrijving: 9:11-12 a. De tabernakel: 9:11 b. De bediening van de hogepriester: 9:12-28 (1) Verzoening voor zonden: 9:12-22 (2) In de Hemel: 9:23-28 2. Verschillen tussen oud en nieuw: 10:1-18
148 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
VI. Superieure bronnen voor het geloof: Praktische aansporing: 10:19 – 13:17 A. Gebruik de nieuwe toegang tot God: 10:19-31 1. Nader in het geloof: 10:19-22 a. Vrijmoedig: 10:19 b. Langs de nieuwe levende weg: 10:20 c. Door de hogepriester (Jezus): 10:20-21 d. Met een waarachtig hart: 10:22 e. In volle verzekering van geloof: 10:22 f. Hart door besprenging gezuiverd: 10:22 g. Lichaam gewassen: 10:22 2. Houd het geloof vast: 10:23 3. Bemoedig elkaar in het geloof: 10:24-25 a. Vuur aan tot liefde en goede werken: 10:24 b. Verzuim de bijeenkomsten niet: 10:25 c. Spoor elkaar aan: 10:25 B. (Vierde) waarschuwende tekst: 10:26-31 1. De waarschuwing: 10:26-27 2. Het Oud Testamentische voorbeeld: 10:28 3. De huidige situatie: 10:29-31 C. Denk aan vorige ervaringen: 10:32-34 D. Geef je vrijmoedigheid niet prijs: 10:35 E. Wees volhardend: 10:36-37 F. Leef door geloof: 10:38 – 11:40 1. De opdracht: 10:38-39 2. Definitie van geloof: 11:1 3. De functie van geloof: 11:2-3 4. Voorbeelden van geloof: 11:4-38 a. Abel: 11:4 b. Henoch: 11:5-6 c. Noach: 11:7 d. Abraham en Sara: 11:8-19 e. Izaäk: 11:20 f. Jakob: 11:21 g. Jozef: 11:22 h. Mozes: 11:23-29 i. Jozua (Jericho): 11:30 j. Rachab: 11:31 k. Andere geloofsvoorbeelden: 11:32-38 5. Ontvangers van de belofte van geloof in Jezus: 11:39-40 G. Lijden en tuchtiging ondergaan: 12:1-29 1. Voorbeelden van lijden: 12:1-3 a. De menigte die ons voorging: 12:1 b. Jezus: 12:2-3 2. De uitleg van het lijden: 12:4-11 a. Toename weerstand tegen zonde: 12:4 b. God heeft hen lief: 12:5-7 149 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
c. d. e.
Geen zonen: geen tucht: 12:8 Vergelijking met aardse vaders: 12:9-10 Resultaat van de tucht: 12:11 (1) niet prettig: (2) Vreedzame vrucht in gerechtigheid 3. De reactie van de gelovige op lijden: 12:12-17 a. Heft handen op, trek knieën: 12:12 b. Maak een recht spoor: 12:13 c. Genezing voor de lijder: 12:13 d. Jaag naar vrede met allen: 12:14 e. Jaag naar de heiliging: 12:14 f. Laat je niet uitsluiten: 12:15 g. Geen verbittering of verwarring: 12:15 h. Niet hoereren, niet onverschillig: 12:16-17 H. (Vijfde) waarschuwende tekst: 12:18-29 1. De positie van Israël op de Sinaï: 12:18-21 2. De positie van gelovigen op Zion: 12:22-24 3. Consequente reactie van gelovigen: 12:25-29 I. Aansporing tot het nemen van Christelijke Verantwoordelijkheden: 13:1-17 1. Sociale plichten: 13:1-6 a. Relaties: broederliefde: 13:1 b. Gastvrijheid: 13:2 c. Denk aan gevangenen en aan mishandelden: 13:3 d. Huwelijk: 13:4 e. Onbaatzuchtigheid: 13:5 f. Wees tevreden met wat je hebt: 13:5 g. God helpt je altijd: 13:5-6 2. Religieuze plichten: 13:7-17 a. Gedenk de voorgangers: 13:7 b. Jezus verandert nooit: 13:8 c. Niet meegaan met vreemde leren: 13:9 d. Zit niet vast in wetticisme: 13:9-12 e. Laten we naar Hem gaan: 13:13 f. Zoek de toekomstige stad: 13:14 g. Offer voortdurend lof: 13:15 h. Wees weldadig en mededeelzaam: 13:16 i. Gehoorzaam leiders, onderwerp je: 13:17 VII. Persoonlijke instructies: 13:18-25 A. Een verzoek om gebed: 13:18-19 1. Voor een goed geweten: 13:18 2. De rechte weg gaan: 13:18 3. Voor vrijlating: 13:19 B. Een gebed voor de lezers: 13:20-21 1. Tot wie het gericht is: 13:20 2. Het verzoek: 13:21 C. Oproep dit woord ten goede te houden: 13:22 150 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
D. E.
F.
Voorgestelde bezoek, met Timotheüs: Afsluitende groeten: 1. Aan: voorgangers aan al de heiligen 2. Van: broeders uit Italië Zegen:
151 van 205
13:23 13:24
13:25
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Hebreeën? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Hebreeën. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Hebreeën geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Hebreeën. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Hebreeën uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 152 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Hebreeën wordt soms het Vijfde Evangelie genoemd. Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes richten zich op het werk van Jezus tijdens Zijn aardse bediening, Zijn dood en Zijn opstanding. Hebreeën richt zich op Zijn huidige werk in de hemel. 2. Sleutelwoorden in dit boek: beter, volmaakt, eeuwig, voor eeuwig, deelhebben, Hemel, priester, hogepriester. 3. Dit boek bevat uitgebreide gesprekken tussen de Vader en de Zoon, Jezus Christus (Zie: Hebr. 1:5-13; 2:12-13; 10:5-9.) 4. Hebr. 7-10 Legt het doel van de Oud Testamentische tabernakel uit. 5. Hebr. 11 is het meest geweldige hoofdstuk over geloof, in de Bijbel 6. Lees Hebr. 4:12. Dit is één van de beste beschrijvingen van het Woord van God, in de Bijbel. 7. Bestudeer de volgende teksten over dat de Messias, Jezus, boven de engelen staat: Ps. 2:6; 104:4; 45:7-8; 102:26-28; 110:1; 2Sam. 7:14; Deut. 32:43. 8. Bestudeer Hebr. 4:14 – 7:28. Bepaal het verschil tussen de priesterschap van Aäron en dat van Jezus. 9. Bestudeer de twee verbonden in Hebr. 8:1 – 10:18. Maak een lijst van de verschillen tussen het oude en het nieuwe verbond. 10. Er staan vijf waarschuwende teksten in het schematische overzicht van dit hoofdstuk. Bestudeer die. Noem het onderwerp en de inhoud van elk van deze. 11. Bestudeer het verschil tussen de positie van Israël bij de berg Sinaï en de positie van de gelovige bij de berg Zion (Hebr. 12:18-29).
153 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
17. Jakobus Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Jakobus
Voor wie:
Gelovigen onder de twaalf stammen van Israël.
Doel:
Gelovigen troosten voor het ondergaan van beproevingen van hun geloof.
Sleutelvers:
Jak. 2:26
Levens- en bedieningsprincipe:
Geloof is de basis voor werken.
Hoofdpersonen: Jakobus, Abraham, Izaäk, Rachab, Job, Elia. Schema: I.
II.
Inleiding: 1:1 A. Van: Jakobus, dienaar van God en van de Heer Jezus Christus B. Aan: De twaalf stammen in de verstrooiing Geloof in lijden: 1:1-18 A. Reactie op lijden: blijdschap: 1:2 B. Voordelen van lijden: 1:3-4 1. Volharding: 1:3 2. Volkomenheid: 1:4 3. Onberispelijkheid: 1:4 C. De juiste reactie op lijden: 1:5 1. Wijsheid van God: 1:5 a. De bron van wijsheid: God b. Beschikbaarheid: bidden in geloof c. Behoefte aan geloof: alle mensen 2. Stabiel geloof: 1:6-7 a. Twijfel: 1:6 b. Ontvangt niets van God: 1:7 3. Innerlijke verdeeldheid: 1:8 4. De juiste reactie: 1:9-11 a. De geringe roemt in zijn hoogheid: 1:9 154 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
III.
b. De rijke in zijn geringheid: 1:10 c. Tijdelijkheid hiervan: 1:10-11 D. De zegen van verzoeking: 1:12 E. De bron van verzoeking: 1:13-18 1. God niet: 1:13 a. Hij kan niet verzocht worden:1:13 b. Hij verzoekt de mens niet: 1:13 2. Wij worden verzocht wanneer we: 1:14-15 a. Verlokt worden door eigen begeren: 1:14 b. Deze vrucht draagt: 1:15 c. Zonde brengt dood voort: 1:15 3. We moeten begrijpen dat: 1:16-18 a. God alleen goede volmaakte gaven geeft: 1:17 b. God is: 1:17-18 (1) Vader der lichten: 1:17 (2) Onveranderlijk: 1:17 (3) Onze Voortbrenger:1:18 (4) Wij: eerstelingen: 1:18 Geloof aan het werk: 1:19 – 4:12 A. Geloof brengt verandering: 1:19-21 1. Wat wij moeten zijn: 1:19-20 a. Snel om te horen: 1:19 b. Langzaam om te spreken: 1:19 c. Langzaam tot toorn: 1:19-20 2. Wat we af moeten leggen: 1:21 a. Vuiligheid b. Uitwas van boosheid 3. Neem het geplante Woord in je aan: 1:21 B. Geloof is doen, niet alleen horen: 1:22-25 1. Misleiding bij alleen maar horen: 1:22 2. Voorbeeld van man die in de spiegel kijkt: 1:23-25 a. Hoorder luistert en doet niets: 1:23-24 b. De dader reageert op het Woord: 1:25 C. Geloof wordt bewezen door het beheersen van de tong: 1:26-27 1. Niet beheersen van de tong: waardeloos geloof:1:26 2. Zuivere onbevlekte godsdienst voor God is: 1:27 a. Omzien naar weduwen in hun druk b. Omzien naar wezen in hun druk c. Jezelf onbesmet bewaren van de wereld D. Geloof ken geen aanziens des persoons: 2:1-13 1. Rijken en armen zijn gelijk: 2:1-4 2. Positie van armen in Gods ogen: 2:5 3. Aanziens des persoons is slecht getuigenis: 2:6-7 4. Heb je naaste lief als jezelf: 2:8 5. Aanziens des persoons is zonde: 2:9 6. Zonde een de wet: 2:10-13 155 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
E.
F.
G.
Het geloof dat behoudt: 2:14-26 1. Geloof zonder werken is dood: 2:14-17 2. De relatie tussen geloof en werken: 2:18 3. Voorbeelden van geloof en werken: 2:19-25 a. De duivel: 2:19 b. Abraham: 2:21-24 c. Rachab: 2:25 4. Geloof zonder werken is dood: 2:26 Geloof beheerst de tong: 3:1-13 1. De tong is het moeilijkst te beheersen: 3:1-2 2. Voorbeelden van natuurlijk beheersen: 3:3-4 a. Bit in mond van een paard: 3:3 b. Roer van een schip: 3:4 3. De macht van de tong: 3:5-12 a. Klein, met grote macht: 3:5 b. Vuur dat hele lichaam aantast: 3:6 c. Niet te temmen door de mens: 3:7-8 d. Loven en vervloeken: 3:9 e. Niet beiden uit één mond: 3:10-12 f. Bewijs van geloof: 3:13 Geloof en verdeeldheid onder gelovigen: 3:14 – 4:12 1. Verdeeldheid onder gelovigen, niet van God: 3:14 2. Wijsheid van de wereld: 3:15-16 a. Haar beschrijving: 3:15 (1) aards (2) ongeestelijke (3) duivels b. Haar gevolgen: 3:16 (1) na-ijver (2) zelfzucht (3) wanorde (4) kwade praktijk 3. De wijsheid van God is: 3:17 a. Rein b. Vreedzaam c. Vriendelijk d. Gezeglijk e. Vol ontferming f. Vol goede vruchten g. Onpartijdig h. Ongeveinsd 4. Geloof brengt gerechtigheid en vrede voort; 3:18 5. Verdeeldheid die voortkomt uit hartstocht: 4:1-6 a. Zo’n hartstocht verhindert gebed: 4:2-3 b. Het verhindert de relatie met God: 4:5-6 6. Verdeeldheid rechtzetten: 4:7-12 a. Onderwerp je aan God: 4:7 b. Bied weerstand aan de duivel: 4:7 c. Nadert tot God: 4:8 d. Reinig en zuiver jezelf: 4:8 e. Toon berouw en inkeer: 4:9 156 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
IV.
V.
f. Verneder jezelf 4:10 g. Spreek geen kwaad van elkaar: 4:11 h. Veroordeel anderen niet: 4:11-12 Geloof en toekomst: 4:13 – 5:12 A. Wij kunnen niet zeker zijn van wat er komt: 4:13-14 B. Alleen God kent de toekomst: 4:15 C. Roemen in de toekomst is fout: 4:16-17 D. De toekomst van de rijken: 5:1-6 1. Hen zal rampen overkomen: 5:1 2. Rijken zullen ten onder gaan: 5:1-3 3. God kent hun handelen: 5:4 4. Zij leefden weelderig: 5:5-6 a. In genot: 5:5 b. Naar hun eigen hart: 5:5 c. De rechtvaardige geoordeeld: 5:6 E. De voorbereiding van de gelovige op de toekomst: 5:7-12 1. Wacht geduldig op Gods komst: 5:7-8 2. Sterk je hart: 5:8 3. Zucht niet tegen elkaar: 5:9 4. Neem de profeten als voorbeeld: 5:10 5. Volhard als Job: 5:11 6. Zweer niet en wees eerlijk: 5:12 Geloof en Christelijke relaties: 5:13-20 A. Reactie op hen die leed dragen: 5:13 B. Reactie op blijmoedigen: 5:13 C. Reactie op zieken: 5:14-15 1. Oudsten van de kerk roepen: 5:14 2. Zalving en gebed: 5:14 3. De Heer zal hem oprichten: 5:15 4. Zonden worden vergeven: 5:15 D. Reactie op fouten in anderen: 5:16-18 1. Belijd elkaar de zonden: 5:16 2. Bid voor elkaar en ontvang genezing: 5:16 3. Het voorbeeld hiervan: Elia: 5:16-18 E. Reactie op afdwaling: 5:19-20 1. Breng hem tot inkeer: 5:19 2. Behoud zijn ziel van de dood : 5:20 3. Bedek tal van zonden: 5:20
157 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Jakobus? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Jakobus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Jakobus geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Jakobus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Jakobus uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 158 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Jakobus is het enig boek in het Nieuwe Testament dat geadresseerd is aan de twaalf stammen van Israël (Jak. 1:1) 2. Jakobus gebruikt verschillende personen uit het Oude Testament om zijn boodschap te verduidelijken: - Abraham: Jak. 2:21 - Izaäk: Jak. 2:21
Rachab: Jak. 2:25 Job: Jak. 5:11
- Elia: Jak. 5:17
3. Jakobus gebruikt verschillende voorbeelden uit de natuur om zijn boodschap te verduidelijken. • • • • • • • •
Golven van de zee: Verdorrend gras en bloemen: Vuur: Waterbron: Vijgen en olijven: Zaaien en oogsten: Vroege en late regen: Droogte:
Jak. 1:6 Jak. 1:10-11 Jak. 3:5 Jak. 3:11 Jak. 3:12 Jak. 3:18 Jak. 5:7 Jak. 5:17
4. Let op de herhalingen: “Geloof zonder werken is dood” (Jak. 2:17, 20, 26). Wanneer de ziel gescheiden wordt van het lichaam, vergaat het lichaam. Iets dergelijks geldt ook voor geloof: geloof zonder werken is dood. Geloof rechtvaardigt de mens. Werken rechtvaardigen het geloof. 5. Van de 180 verzen in Jakobus zijn er 60 die gaan over het Christelijke leven in de praktijk. Merk deze en bestudeer ze. 6. Bestudeer het leven van Jakobus, de halfbroer van Jezus. Hij heeft deze brief geschreven. Gebruik voor je studie de volgende teksten: - Math. 12:46-50 - Joh. 2:12; 7:1-9 - Hand. 1:14; 12:17; 15:13; 21:18-26 - 1Cor. 15:7 - Gal. 1:18-19; 2:1, 9-10 7. Het onderwijs van Jakobus komt overeen met dat van de Bergrede, gegeven door Jezus. Maak het schema op de volgende bladzijde af.
159 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Bergrede:
Jakobus:
Math. 5:48
1:4
Math. 7:7
1:5
Mark. 11:23
11:6
Math. 7:24, 26
1:22
Joh. 13:7
1:25
Luk. 6:20
2:5
Luk. 6:24-25
5:1
Math. 7:1
4:11-12
Math. 5:34-37
5:12
Math. 7:16-20
3:12
Samenvatting van het gezamenlijk onderwijs:
8. Vergelijk de twee soorten wijsheid die in Jak. 3:13-18 aan de orde komen: Wijsheid van boven;
Wijsheid die niet van boven komt:
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
160 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
18. 1 en 2Petrus Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van deze boeken noemen zeggen voor wie de boeken geschreven werd het doel van de boeken noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit de boeken noemen.
1Petrus Inleiding Schrijver:
Petrus
Voor wie:
ballingen die vervolgd worden om hun Christelijke geloof
Doel:
Waarschuwing voor het gevaar van vervolging van buiten de kerk.
Sleutelvers:
1Petr. 4:12-13
Levens- en bedieningsprincipe:
Reageer op vervolging op basis van Bijbelse principes.
Hoofdpersonen: Petrus, Silvanus, Markus. Schema: I.
II.
Groeten: A. Van: Petrus, een aan apostel van Jezus: B. Aan: hen die verstrooid zijn over: 1. Pontus 4. Asia 2. Galatië 5. Bithynië 3. Cappadocië Troost en verzekering in lijden: A. Verzekering in de feiten van het Evangelie: 1. De bron van behoud: a. Uitverkoren door God de Vader b. Verlost door Jezus Christus c. Geheiligd door de Geest 2. De beschrijving van het behoud: a. Een levende hoop: 1:3 b. Een onverwelkelijk erfenis: 1:4 c. Onvergankelijk: 1:4 d. Bewaard: 1:5 e. Zaligheid die in de hemel klaarligt: 1:5 161 van 205
1:1 1:1 1:1
1:2-25 1:2-12 1:2
1:3-5
Inleiding Nieuwe Testament
B.
III.
IV.
Verzekering op basis van de voordelen van lijden: 1:6-12 1. Blijdschap ondanks verzoekingen: 1:6 2. Lofprijs, heerlijkheid en eer: 1:7 3. Op basis van relatie met Jezus: 1:8 4. Einddoel van geloof: zaligheid van de ziel: 1:9-12 a. Gezocht door profeten: 1:9-10 b. Hun bron: Christus; 1:11 c. Hun naspeuringen: 1:11-12 (1) Zijn 1e komst en lijden: 1:11 (2) Zijn 2e komst en Heerlijkheid: 1:11 (3) gezocht door de engelen: 1:12 C. Verzekering op basis van de juiste reactie op lijden: 1:14-17 1. Omgord de lendenen van je verstand: 1:13 2. Weest nuchter: 1:13 3. Hoop op de volkomen genade: 1:13 4. Reageer als gehoorzame kinderen: 1:14 5. Richt je niet op begeerten van vroeger: 1:14 6. Wees heilig, want Hij wil dat: 1:15-16 7. Leidt respectvolle, vruchtbare levens: 1:17 D. Verzekering gebaseerd op vrijkopen: 1:18-25 1. Niet vrijgekocht met vergankelijke dingen: 1:18 2. Vrijgekocht met het bloed van Christus: 1:19-20 3. Gedraag je als vrijgekochten: 1:21-23 4. Gods Woord houdt altijd stand: 1:24-25 Christelijke reactie op lijden: 2:1 – 3:13 A. Reactie op zonde: 2:1 B. Reactie op het Woord van God: 2:2 C. Reactie op de Zoon van God: 2:3-10 D. Reactie van onszelf: 2:11 E. Reactie op ongelovigen: 2:12 F. Reactie op menselijke autoriteiten: 2:13-17 G. Reactie op werknemers: 2:18-20 H. Reactie gebaseerd op het voorbeeld van Christus: 2:21-25 I. Reactie op het gezin: 3:1-12 1. De vrouw: 3:1-6 2. De man: 3:7 J. Reactie ten aanzien van de broeders: 3:8-12 De discipline in het lijden: 3:13 – 4:19 A. Lijden om gerechtigheid geeft blijdschap, goed geweten: 3:13-17 B. Het rechtvaardigt zondaren: 3:18-22 C. Het vormt je naar het beeld van Jezus: 4:1-6 D. Het richt je op de terugkomst van Jezus: 4:7 E. Het ontwikkelt geestelijke kwaliteiten in je: 4:8-11 1. Liefde: 4:8 2. Vergeving van zonden: 4:8 3. Gastvrijheid: 4:9 4. Goed beheer van gaven en bedieningen: 4:10-11 162 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
F. Lijden laat toekomstige beloningen toenemen: 4:12-13 G. Lijden verheerlijkt God: 4:14-16 H. Lijden zuivert de heiligen: 4:17-19 V. Samenvatting van de houding van de gelovige ten aanzien van lijden: 4:19 VI. Blijf dienen, ondanks het lijden: 5:1-9 A. Dien als herder: de oudsten van de kerk: 5:1-4 1. Voed de kudde: 5:2 2. Hoed de kudde vrijwillig: 5:2 3. Dien niet om er rijk aan te worden: 5:2 4. Wees bereidwillig: 5:2 5. Wees een voorbeeld, niet een heerser: 5:3 6. De opperherder beloont: 5:4 B. Dienen als dienaren, zowel jong als oud: 5:5-7 1. Jongeren onderwerpen zich aan ouderen: 5:5 2. Onderwerp je aan elkaar: 5:5 3. Wees nederig: 5:5 a. God weerstaat hoogmoedigen: 5:5 b. Nederigheid geeft verhoging: 5:6 4. Werp al je zorgen op Hem, Hij zorgt voor je: 5:7 C. Dien als soldaten: 5:8-9 1. De vijand: 5:8 2. Houding van de soldaat: 5:8 a. Nuchter: 5:8 b. Waakzaam: 5:8 3. Strategie tegen de vijand: 5:9 a. Weersta vast in het geloof: 5:9 b. Je staat niet alleen: 5:9 VII. Afsluiting: 5:10-14 A. Zegen: 5:10-11 1. Voordelen van lijden in Jezus: Je wordt: 5:10 a. Vervolmaakt c. Gesterkt b. Bevestigd d. Gegrondvest 2. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid: 5:11 B. Persoonlijke groeten: 5:12-14 1. Silvanus: 5:12 2. Mede-uitverkorene in Babylon: 5:13 3. Markus, zijn zoon: 5:13 4. Groet elkaar met de kus der liefde: 5:14 5. Vrede voor allen die in Christus zijn: 5:15
163 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2Petrus Inleiding Schrijver:
Petrus
Voor wie:
Christelijke ballingen, waarschijnlijk dezelfden als in 1Petrus.
Doel:
Waarschuwing voor het gevaar van binnen uit: afvalligheid en valse leer.
Sleutelvers:
2Petr. 3:1-2
Levens- en bedieningsprincipe:
De twee grootste gevaren binnen de kerk zijn afvalligheid en valse leraren.
Hoofdpersonen: Petrus, Paulus. Schema: I.
II. III. IV.
V.
Inleiding: 1:1-2 A. Van: Petrus, een dienaar en apostel: 1:1 B. Aan: hen de een even kostbaar geloof hebben: 1:1 C. Genade en vrede vermenigvuldigd door kennis van God: 1:2 Proclamatie van de kracht van God: 1:3 De beloften van God: 1:4 De principes van God: 1:5-9 A. Ontwikkelt in alle ijver: 1:5 B. De genoemde principes: 1:5-7 1. Geloof: 1:5 2. Deugd: 1:5 3. Kennis: 1:5 4. Zelfbeheersing: 1:6 5. Volharding: 1:6 6. Godsvrucht: 1:6 7. Broederliefde: 1:7 8. Liefde jegens allen: 1:7 C. De waarde van deze principes: Ze maken je: 1:8 1. Geestelijk voorspoedig 2. Vol vrucht voor de kennis van onze Heer Jezus Christus D. Problemen bij afwezigheid van die principes: 1:9 1. Geestelijke blindheid 2. Geestelijke geheugenverlies De roeping door God: 1:10-12 A. Beijver je om het te bevestigen: 1:10 B. Als je dit doet zal je nooit struikelen: 1:10 C. Je hebt dan toegang tot het eeuwige Koninkrijk: 1:11 D. Je wordt versterkt in de waarheid: 1:12 164 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
VI. Gods openbaring aan Petrus: hij zal binnenkort sterven: 1:13-15 VII. Het Woord van God: 1:16-21 A. Geen fabels, maar ooggetuigenverslagen: 1:16 B. Gebaseerd op de Godheid van Christus: 1:17-18 C. Gebaseerd op het profetische Woord: 1:19 D. Niet gebaseerd op eigenmachtige uitleg: 1:20 E. Gebaseerd op de inspiratie van de Heilige Geest: 1:21 VIII. Waarschuwingen tegen dwaalleraars: 2:1 – 3:4 A. Identiteit van de vijanden: 2:1-9 1. Nu: dwaalleraren: 2:1-3 2. Vroeger: 2:1-9 a. Valse profeten: 2:1 b. Boze engelen: 2:4 c. Zij die leefden ten tijde van Noach:2:5 d. Zij die leefden ten tijde van Lot: 2:6-9 B. Beschrijving van de vijanden van God (valse leraren): 2:1-3, 10-19 1. Brengen verderfelijke ketterijen binnen: 2:1 2. Verloochenen de Heer: 2:1 3. Leven losbandig: 2:2 4. De weg der waarheid wordt gelasterd: 2:2 5. Hebzuchtig: 2:3 6. Gebruiken verzonnen beredeneringen: 2:3 7. Behandelen Gods volk als koopwaar: 2:3 8. Volgen het vlees, begerig naar onreinheid: 2:10 9. Verachten heerschappij: 2:10 10. Vermetel: 2:10 11. Vol zelfbehagen: 2:10 12. Lasteren heerlijkheden: 2:10-13 a. Zelfs engelen doen dat niet: 2:11 b. Ze hebben er geen verstand van: 2:12 c. Ze worden hierom verdelgd: 2:13 13. Schandvlekken en smetten: 2:13 14. Bedriegers: 2:13 15. Kijken uit naar overspel: 2:14 16. Houden niet op met zondigen: 2:14 17. Verlokken onstandvastige zielen: 2:14 18. Hebzuchtig: 2:14 19. Kinderen der vervloeking: 2:14 20. Zij gaan de weg van Bileam: 2:15-16 21. Zij zijn bronnen zonder water: 2:17 22. Door wind voortgejaagde nevelen: 2:17 23. De donkerste duisternis is voor hen: 2:17 24. Holle hoogdravende klanken: 2:18 25. Verlokken door vleselijke begeerte en door ongebondenheid: 2:18 26. Beloven vrijheid en zijn zelf gebonden: 2:19
165 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
C.
IX.
X.
Bestemming van de vijanden: 2:20-22 1. Laatste toestand erger dan de eerste: 2:20 2. Beter geen kennis dan je ervan afkerken: 2:21 3. Honden terug naar hun braaksel en gewassen zeug in modderpoel. Waarschuwing tegen afvalligheid: 3:1-18 A. Definitie voor afvalligheid: 3:1-4 1. Voorspeld door de profeten: 3:1-2 2. Niet geloven in Zijn komst: 3:4 B. Een antwoord op afvalligheid: 3:5-13 1. De veroordeling van de vroegere aarde: 3:5-6 2. Toekomstig oordeel van de wereld: 3:7-8, 10 3. God heeft Zijn eigen tijdsplan: 3:8 4. Hij wil dat allen tot bekering komen: 3:9 5. Die dag komt onverwacht: 3:10 6. Onze verwachting: 3:13 C. De reactie van de gelovige ten aanzien van afvalligheid: 3:14-18 1. Blijf in Zijn vrede: 3:14 2. Onbevlekt: 3:14 3. Onberispelijk: 3:14 4. Houdt geduld van God voor zaligheid: 3:15-16 5. Wees op je hoede: 3:17 6. Groei in genade: 3:18 7. Groei in kennis van onze Heer: 3:18 Afsluiting: 3:18
166 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van 1 en 2Petrus? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van 1Petrus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is 1Petrus geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 1Petrus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor 1Petrus uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. Noem het doel van 2Petrus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
167 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
7. Voor wie is 2Petrus geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 8. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 2Petrus. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 9. Schrijf het sleutelvers voor 2Petrus uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 168 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Lees 1 en 2Petrus en maak een lijst van alles dat als waardevol beschouwd wordt. 2. Lees 1Petrus en onderstreep de woorden: ‘lijden’ en ‘genade’. Dit zijn sleutelwoorden. 3. In 1Petrus worden verschillende titels gegeven om de gelovigen te omschrijven. Lees de volgende teksten en noteer de titels: 1Petr. 1:14; 2:2; 2:5; 2:9 (vier verschillende titels); 2:11; 4:16; 4:18; 1:2; 2:10; 4:11; 5:2 4. Bestudeer het leven van Petrus in de Evangeliën en Handelingen. 5. Kijk naar de levende realiteiten in het leven van een gelovige: • De levende hoop: • Het levende Woord: • De levende steen:
1Petr. 1:3 1Petr. 1:23 1Petr. 2:4
6. In 1Petrus wordt uit het Oude Testament verschillende keren geciteerd. Vergelijk het volgende met elkaar: Oud Testamentische bron: Jes. 28:16 Ps. 118:21 Jes. 8:14
Citaat van Petrus: 1Petr. 1:6 1Petr. 1:7 1Petr. 1:8
7. Bestudeer 1Petr. 2:9-10. Vergelijke de levens van gelovigen voor en na hun redding: Voor de redding:
Na de redding:
Geroepen uit _______________
tot ______________________________
Eens niet __________________
nu ______________________________
Eens zonder _______________
nu ______________________________
8. Maak een lijst met kenmerken van goddelozen of valse leraren. Bewaar de lijst om die te vergelijken met de kenmerken die genoemd worden in Judas. 9. Noem de kernmerken die gelovigen krijgen volgens 2Petr. 1:5-10. 10. Vergelijk de dag des Heren (2Petr. 3:10) met de dag des oordeels (2Petr. 3:7).
169 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
13. 1, 2 en 3Johannes Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van deze boeken noemen zeggen voor wie de boeken geschreven werd het doel van de boeken noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit de boeken noemen.
Voorwoord In dit hoofdstuk bestudeer je 1, 2 en 3Johannes. Deze brieven werden allemaal geschreven door Johannes, de zoon van Zebedeüs (Math. 4:21). Hij was een apostel van Jezus (Math. 10:2). Johannes schreef ook het Evangelie naar Johannes en Openbaring. Het Evangelie heb je al bekeken. Openbaring is de laatste studie in deze cursus. De boeken van Johannes vormen gezamenlijk een toenemende openbaring: Boeken geschreven door Johannes: Evangelie:
Brieven:
Openbaring:
Over redding Over het verleden Jezus als profeet Het kruis voor de gelovige
Over heiliging Over het heden Jezus als priester Gemeenschap der gelovigen
Over verheerlijking Over de toekomst Jezus als de Koning De kroon voor gelovigen
Opmerking: De brieven van Johannes hebben geen indeling in hoofdstukken. Daarom worden alleen versnummers aangegeven. 1Johannes Inleiding Schrijver:
Johannes
Voor wie:
Christenen die in satanische misleiding verstrikt raken, waardoor hun gemeenschap met God en andere gelovigen verbroken wordt
Doel:
De waarden voor echte gemeenschap met Christus uitleggen.
Sleutelvers:
1Joh. 1:8-9
170 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Levens- en bedieningsprincipe:
Echte gemeenschap met God en andere gelovigen is gebaseerd op de standaard van Gods Woord en wordt in stand gehouden door het principe van belijden van zonden.
Hoofdpersonen: Johannes, de schrijver. Er worden geen anderen genoemd. Schema: I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
Inleiding: 1:1-4 A. Johannes de ooggetuige: 1:1 B. Echte gemeenschap met God en gelovigen: 1:2-3 C. Het doel van het schrijven: 1:4 De voorwaarden voor echte gemeenschap in Jezus: 1:5-10 A. In overeenstemming met de standaard van Gods Woord: 1:5-7 B. Belijdenis van zonden: 1:8-10 Het juiste gedrag in de echte gemeenschap van gelovigen: 2:1-29 A. Navolging van het geestelijke voorbeeld van Jezus: 2:1-11 1. Het principe van navolging: 2:1-2 2. Het patroon voor navolging: 2:3-6 3. Het bewijs voor juist navolgen: 2:7-11 B. Afscheiden van de wereld: 2:12-17 1. Voor wie het geldt: 2:12-14 2. De opdracht: 2:15-17 C. Christus is onze belijdenis: 2:18-29 1. Het einde komt: 2:18-21 2. De aard van de belijdenis: 2:22-29 De kenmerken van echte Christelijke gemeenschap: 3:1-24 A. Reinheid: 3:1-3 B. Rechtvaardigheid en liefde: 3:4-18 C. Vertrouwen: 3:19-21 D. Gehoorzaamheid: 3:22-24 Vijanden van de echte gemeenschap van gelovigen: 4:1-21 A. Valse profeten: 4:1-6 1. Hoe je ze herkent: 4:2-3 2. Hoe je ze overwint: 4:4 3. Zij zijn van de wereld: 4:5 4. Wij zijn van God: 4:6 B. Echte liefde en schijnliefde: 4:7-21 1. Volmaakte liefde: 4:7-17 2. Schijnliefde: 4:18-21 De reden voor het handhaven van echte gemeenschap: 5:1-21 A. Geloof in Jezus wordt bewezen door ons gedrag: 5:1-5 B. Geloof in Jezus bewezen in geloofwaardigheid: 5:6-12 1. Het bewijs van geloofwaardigheid: 5:6-8 2. Het effect van geloofwaardigheid: 5:9-12 C. Geloof in Jezus bewezen in ons vertrouwen: 5:13-15 D. Geloof in Jezus bewezen door overwinnen van zonden: 5:16-21 171 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
2Johannes Inleiding Schrijver:
Johannes
Voor wie:
De uitverkoren vrouw en haar kinderen (De kerk wordt vaak aangeduid met vrouwelijke termen; zij wordt de ‘Bruid van Christus’ genoemd).
Doel:
Aanmaning voor gelovigen trouw te zijn aan de zuivere leer en waarschuwing tegen dwaalleraren.
Sleutelvers:
2Joh. 9
Levens- en bedieningsprincipe:
Kijk uit voor dwaalleraren die de geestelijke kwaliteiten, die wij ontwikkeld hebben, teniet doen en ons tot deelnemers aan het kwaad maken.
Hoofdpersonen: Johannes. Schema: I.
II.
III.
IV.
Inleiding: groeten: A. Van: de oudste Johannes: 1 B. Aan: de uitverkoren vrouw en haar kinderen: 1-2 C. Hij zend van God de Vader en de Zoon Jezus Christus: 3 1. Genade 2. Barmhartigheid 3. Vrede Aansporing tot liefde: A. Wandel in waarheid: 4 B. Wandel in liefde: 5 C. Wandel naar Zijn geboden: 6 Waarschuwing tegen valse leer en dwaalleraren: A. Het geloof van dwaalleraren: 7 B. De gevolgen van het geloof in dwaalleraren: 8-9 1. Verliezen wat je leerde en deed: 8 2. Christus verliezen: 9 3. Deelhebben aan boze werken: 10-11 Afsluiting: A. Johannes wil naar hen toekomen: 12 B. Groeten van kinderen van uitverkoren zuster: 13
172 van 205
1-3
4-6
7-11
12-13
Inleiding Nieuwe Testament
3Johannes Inleiding Schrijver:
Johannes
Voor wie:
Gajus. Het is voor hem persoonlijk en voor zijn kerk. We weten niet wie hij is, want de Bijbel zegt daar verder niets over. De waarheden in deze brief gelden voor elke gelovige
Doel:
Waardering voor het Christelijke getuigenis van Gajus en Demetrius en afkeuring van het onchristelijke gedrag van Diotrefes.
Sleutelvers:
3Joh. 11
Levens- en bedieningsprincipe:
Onze levens zijn voor anderen om ons heen of een goed voorbeeld of een slecht voorbeeld.
Hoofdpersonen: Johannes, Gajus, Demetrius, Diotrefes. Schema: I.
II.
III.
IV.
Inleiding: A. Van: de oudste Johannes: B. Aan: de geliefde Gajus: C. Zegenwens van Johannes: De relatie van de gelovige met de waarheid: A. Het moet in hem zijn: B. Hij moet erin wandelen: C. Dit geeft blijdschap aan de geestelijke leiders: De relatie van de gelovige met medechristenen: A. Trouw handelen ten aanzien van broeders: B. Helpen zoals God het wil: C. Onbaatzuchtig: D. Samenwerken voor de waarheid: De relatie van de gelovige ten aanzien van goed en kwaad: A. Diotrefes als voorbeeld van het kwade: 1. Hij wilde de leiding nemen: 9 2. Hij ontvangt de aangestelde leider niet: 9 3. Hij lasterde het leiderschap (apostelen): 10 4. Hij is niet voldaan: 10 5. Sluit broeders uit: 10 6. Werp gelovigen uit de gemeente: 10 B. De juiste reactie op zoiets: 1. Volg het kwade niet na 2. Vol het goede na
173 van 205
1-2 1 1 2 3-4 3 3 4 5-8 5 6 7 8 9-12 9-10
11
Inleiding Nieuwe Testament
C.
V.
Demetrius: een goed voorbeeld: 1. Goed getuigenis over hem door allen 2. In overeenstemming met Gods Woord 3. God bekend bij de door God aangestelde leiding Afsluiting: A. Johannes wil nog meer zeggen, maar wil hen bezoeken: B. Hij stuurt: 1. Een vredewens 2. Groeten van vrienden C. Hij vraagt Gajus zijn vrienden bij name te groeten:
174 van 205
12
13-14 13-14 14
14
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van 1, 2 en 3Johannes? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van 1Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is 1Johannes geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 1Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor 1Johannes uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6. Noem het doel van 2Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
175 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
7. Voor wie is 2Johannes geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 8. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 2Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 9. Schrijf het sleutelvers voor 2Johannes uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 10. Noem het doel van 3Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 11. Voor wie is 3Johannes geschreven? ___________________________________________________________________________ 12. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit 3Johannes. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 13. Schrijf het sleutelvers voor 3Johannes uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 176 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Bestudeer alles wat wij moeten weten volgens 1Johannes. Lees daarvoor de hele brief door en onderstreep: ‘kennen’, ‘bekend’ en ‘weten’. Begin dan opnieuw en maak een lijst van de dingen die wij moeten weten. 2. Maak een lijst van de dingen die in 1Joh. 2:12-14 bedoeld zijn voor: - Kinderen - Vaders - Jonge mannen (Dit zijn niveaus van geestelijke groei) 3. Lees 1Johannes en merk ‘liefde’ en ‘waarheid’. Vat samen wat er hierover onderwezen wordt. 4. Maak een lijst van de slechte kenmerken van Diotrefes (3Joh. 9-10). 5. Bestudeer de kenmerken van een wedergeboren gelovige: 1Joh. 2:29; 3:9; 4:7; 5:1, 4, 18. 6. Bestudeer de 7 toetsen van echte Christelijke ervaring: 1Joh. 1:6, 8, 10; 2:4, 6, 9; 4:20 7. Een eenvoudig schematisch overzicht voor 1Johannes is: • • •
1Joh. 1-2: 1Joh. 3-4: 1Joh. 5:
God is licht God is liefde God is leven
8. Bestudeer de volgende verschillen in 1Johannes: - Licht – duisternis: 1Joh. 1:5 – 2:11 - Vader – wereld: 1Joh. 2:12-17 - Christus – antichrist: 1Joh. 2:18-28 - Goede werken – kwaad: 1Joh.2:29 – 3:24 - Heilige Geest – fout: 1Joh. 4:1-6 - Liefde – doen alsof: 1Joh. 4:7-21 - Wedergeborenen – anderen: 1Joh. 5:1-21
177 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
20. Judas Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Judas (de broer van Jezus)
Voor wie:
Alle gelovigen, hoewel het specifieke publiek de leden van de kerken in Palestina en/of Asia in die tijd was.
Doel:
Waarschuwing tegen dwaalleraren.
Sleutelvers:
Judas 1:3
Levens- en bedieningsprincipe:
Wees alert op dwaalleraren die binnensluipen en de gelovigen verdelen en afleiden van de waarheid van Gods Woord.
Hoofdpersonen: Judas, Michaël de aartsengel, Kaïn, Bileam, Korach, Henoch. Opmerking: De brief van Judas heeft geen indeling in hoofdstukken. Daarom worden alleen versnummers aangegeven. Schema: I.
II.
Inleiding: groeten: A. Van: Judas: 1. Broer van Jakobus 2. Dienstknecht van Jezus Christus B. Aan: hen die: 1. Geroepen zijn door God 2. Bewaard zijn in Christus 3. Geliefd zijn in God Doel: A. Oorspronkelijk doel: gemeenschappelijk heil B. Aangepast doel: vermaning en strijd voor het geloof
178 van 205
1-2 1
1
3
Inleiding Nieuwe Testament
III.
Kenmerken van ‘zekere mensen’ (dwaalleraren): 4 A. Ongemerkt binnengeslopen B. Allang veroordeeld C. Goddelozen D. Veranderen Gods genade in losbandigheid E. Verloochenen onze Heer Jezus Christus IV. Drie historische verslagen: 5-7 A. Israël: (vgl. Num. 13-14; 1Cor. 10:5-10) 5 B. Engelen: (vgl. 2Petr. 2:4) 6 C. Sodom en Gomorra: (vgl. Gen. 18-19) 7 V. Beschrijving van dwaalleraren (vervolg van vers 4): 8-10 A. Dromenzieners: 8 B. Bezoedelen hun vlees: 8 C. Verwerpen heerschappij: 8 D. Lasteren heerlijkheden: 8-10 1. Michaël de aartsengel deed dat niet: 9 2. Zij spreken kwaad over wat zij niet weten: 10 E. Hun natuurlijk weten leidt tot verderf: 10 VI. Beschrijving van hen aan de hand van voorbeelden: 11 A. De weg van Kaïn (Gen. 4) B. De verleiding van Bileam (Num. 22-24) C. Het verzet van Korach (Num. 16) VII. Vergelijking met voorbeelden uit de natuur: 12-13 A. ‘Schandvlekken’ zijn eigenlijk ‘stenen’; stenen in eten: 12 B. Wolken die geen water geven: 12 C. Bomen die geen vrucht geven: 12 D. Wilde golven: 13 E. Dwaalsterren: 13 VIII. Toekomstig oordeel (vgl. Gen. 5:18-24): 14-15 A. De boodschapper: Henoch: 14 B. De boodschap: 14-15 1. Oordeel door de Heer met Zijn 10.000: 14 a. Over de goddeloze daden: 15 b. Over harde taal tegen Hem: 15 IX. Beschrijving van de ‘zekere mensen’ (vervolg): 16 A. Morrenden D. Hoogdravend spreken B. Mokkenden E. Mensen vlijen C. Wandelend naar eigen begeerten X. Denk er aan: De apostelen waarschuwden tegen deze mensen: 17-19 A. In het einde van de tijd komen er spotters: 18 B. Zij wandelen naar hun eigen goddeloze begeerten: 18 C. Zij maken scheuringen: 19 D. Zij zijn ‘natuurlijke’ mensen: 19 E. Zij hebben de Geest niet: 19
179 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
XI.
Vier punten om hun misleiding te vermijden: 20-21 A. Bouw jezelf op in het geloof: 20 B. Bid in de Heilige Geest: 20 C. Bewaar jezelf in de Liefde van God: 20 D. Kijk uit naar de terugkomst van de Heer Jezus Christus: 21 XII. Onze reactie op deze slechte mensen: 22-23 A. Wees barmhartig voor sommigen, de zwakken: 22 B. Redt anderen in vreze: 23 1. Ruk hen uit het vuur 2. Heb zelfs een afkeer van hun bezoedelde kleed XIII. Afsluitende zegen: 24-25 A. Wat Hij nu doet: Hij behoedt voor struikelen: 24 B. Wat Hij later doet: ons onberispelijk doen staan: 24 1. Voor Zijn heerlijkheid 2. In grote vreugde C. De enige God, onze Heiland, zij door Jezus Christus, onze Here: 25 1. Heerlijkheid 2. Majesteit 3. Kracht 4. Macht
180 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Judas? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Judas. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Judas geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Judas. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Judas uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 181 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Maak een lijst van de kenmerken van een dwaalleraar, die genoemd zijn in Judas. 2. Bestudeer de Oud Testamentische voorbeelden die in Judas gegeven worden: • • • • • • •
Israël bevrijd uit Egypte, maar later vernietigd: Num. 13-4; 1Cor. 10:5-10; Hebr. 3:17 Engelen die hun eerste positie niet behielden: 2Petr. 2:4 Sodom en Gomorra: Gen. 18:1 – 19:24 Kaïn: Gen. 4 Bileam: Num. 22-24 Korach: Num. 16 Henoch: Gen. 5:18
3. Bestudeer Judas 20-23. Noteer de sleutel die gegeven wordt om je te beschermen tegen dwaalleraren, zoals zij die beschreven worden in Judas. 4. Bestudeer de opdrachten in Judas: • Strijd tot het uiterste voor het geloof: Judas 3 • Herinner je de woorden van de apostelen: Judas 17 • Bouw jezelf op in allerheiligst geloof: Judas 20 • Bid in de Heilige Geest: Judas 20 • Bewaar jezelf in de liefde Gods Judas 20 • Verwacht de ontferming van Jezus Christus: Judas 21 • Wees barmhartig jegens sommigen die twijfelen: Judas 22 • Redt hen door hen uit het vuur te rukken: Judas 23 • Wees bermhartig jegens anderen in vreze: Judas 23 • Heb zelfs een afkeer van hun bezoedelde kleed: Judas 23 5. Eén van de sleutelwoorden in deze brief is: ‘goddeloos’. Het wordt gebruikt om mensen te beschrijven, begeerten, daden, zondaren, gesprekken en houding. 6. Beschrijf de relatie tussen Judas en 2Petrus: Judas: 2Petrus: Beschrijving: 4
2:1-3
6
2:4
7-10
2:6-12
11
2:15
12-13
2:13-17
16
2:18
17-18
3:1-3 182 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Inleiding tot de profetische boeken Openbaring is het enige profetische boek in het Nieuwe Testament. Het geeft je een indruk van het toekomstplan van God. Het omvat de eindtijd, zoals wij die kennen. Ook gaat het over de schepping van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het oordeel en het begin van de eeuwigheid. Om je te helpen de gebeurtenissen te herkennen, die in Openbaring voorkomen, kun je in de marge van je Bijbel de volgende symbolen aanbrengen: ↑ ⊗ ♥ M NH NA
voor teksten die over de opname van de gemeente gaan voor teksten die te maken hebben met de huidige toestand in de wereld voor teksten die gaan over de bruiloft van het Lam voor teksten die over de grote verdrukking gaan voor het oordeel over mensen, satan en zijn demonen voor teksten die over het 1000 jarige rijk gaan voor teksten die gaan over de zeven zegels van oordeel voor de teksten over de 7 schalen van oordeel voor de teksten over de zeven bazuinen voor teksten over de nieuwe hemel voor teksten over de nieuwe aarde
183 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
21. Openbaring Doelen: Aan het eind van dit hoofdstuk kun je: • • • • •
de naam van de schrijver van dit boek noemen zeggen voor wie dit boek geschreven werd het doel van het boek noemen het sleutelvers uit je hoofd opschrijven het levens- en bedieningsprincipe uit het boek noemen.
Inleiding Schrijver:
Johannes
Voor wie:
Zeven gemeenten in Asia en de gelovigen in het algemeen.
Doel:
Gods plan met de wereld openbaren.
Sleutelvers:
Openb. 1:19
Levens- en bedieningsprincipe:
Uiteindelijk overwint het goede het kwade. God zal altijd Zijn plan volvoeren en Zijn doel bereiken.
Hoofdpersonen: Johannes, antichrist, valse profeet, Jezus Christus. Schema: Deel 1: Het verleden: ‘Hetgeen gij gezien hebt’(Openb. 1:1-20):
I.
II.
III.
IV. V.
Inleiding: A. Het is de Openbaring van Jezus Christus: 1:1 B. Doel: tonen hetgeen weldra geschieden moet: 1:1 C. De manier van overdracht van de boodschap: 1:1-2 D. Een zegen voor de lezer, de hoorder en de bewaarder: 1:3 Groet: A. Wat Christus gedaan heeft: 1:5-6 1. Hij stierf voor ons 2. Hij heeft ons verlost door Zijn bloed 3. Hij maakte ons tot een Koninklijke priesterschap voor God. Het thema van Openbaring: A. Wat Christus zal doen: 1:7 B. Wie Christus is: 1:8 De schrijver Johannes: Het visioen van de Heer: A. Zijn persoon: 1:11 B. Zijn positie: te midden van de kerken: 184 van 205
1:1-3
1:4-7
1:7-8
1:9-10 1:10-18 1:12-13
Inleiding Nieuwe Testament
C.
D. E. F.
Zijn aanwezigheid: 1. lang gewaad 2. gouden gordel 3. wit haar 4. vurige ogen 5. voeten gelijk koperbrons 6. stem als een geluid van vele wateren 7. zeven sterren in Zijn rechterhand 8. tweesnijdend zwaard 9. aanzien gelijk de zon in haar kracht De reactie van Johannes: De boodschap: Uitleg van de symbolen:
1:13-16
1:17 1:17-18 1:19-20
Deel 2: De tegenwoordige tijd: ‘Hetgeen is’; Boodschap aan de kerken: 2:1-3:22 I. II. III. IV. V. VI. VII.
De boodschap aan Efeze: De boodschap aan Smyrna: De boodschap aan Pergamos: De boodschap aan Thyatira: De boodschap aan Sardis: De boodschap aan Filadelfia: De boodschap aan Laodicea:
2:1-7 2:8-11 2:12-17 2:18-29 3:1-6 3:7-15 3:14-22
De toekomst: ‘Hetgeen na dezen geschieden zal’ (Openb. 4:1 – 22:21): I.
II.
De controle over de gebeurtenissen in de eindtijd: A. De troon van God: B. De boekrol: C. Het Lam: De zeven zegels: 1. 1 e zegel: het witte paard: overwinning 2. 2 e zegel: het rossige paard: bloed 3. 3 e zegel: het zwarte paard: hongersnood 4. 4 e zegel: het vale paard: dood 5. 5 e zegel: heiligen onder het altaar 6. 6 e zegel: grote aardbeving (intermezzo: a. op aarde: de verzegelingen van Gods dienaren: b. in de hemel: het zingen van Gods dienaren e 7. 7 zegel: Dit zegel bestaat uit zeven bazuinen: a. 1e bazuin: hagel en vuur: b. 2 e bazuin: vulkaan c. 3e bazuin: meteoor d. 4 e bazuin: verduistering e. 5e bazuin: sprinkhanen f. 6e bazuin: ruiters 185 van 205
4:1-5:14 4:1-11 5:1-5 5:6-14 6:1-11:19 6:1-2 6:3-4 6:5-6 6:7-8 6:9-11 6:12-17 7:1-17) 7:1-8 7:9-17 8:1-11:19 8:7 8:8-9 8:10-11 8:12-13 9:1-12 9:13-21
Inleiding Nieuwe Testament
III.
IV. V.
VI.
VII. VIII.
IX.
X.
(intermezzo tussen 6e en 7e bazuin) 10:1- 11:14 g. 7 e bazuin: 11:15-19 De heerschappij van satan op aarde: 12:1-14:20 A. Satan en Israël: 12:1-17 1. de vrouw: 12:1-6 2. oorlog in de hemel: 12:7-12 3. oorlog op aarde: 12:13-17 B. Satan en de wereld: 13:1-18 1. het beest dat op een luipaard lijkt: 13:1-10 2. het beest met de twee horens: 13:11-14 3. het conflict tussen de beesten: 13:15-14:20 a. overwinning van de 144000 en het Lam: 14:1-5 b. proclamatie van drie engelen: 14:6-13 c. de druiven van gramschap: 14:14-20 Gebeurtenissen voorafgaand aan de schalen van de gramschap Gods 15:1-8 De zeven oordelen van de schalen de gramschap Gods: 16:1-21 e 1. De 1 schaal van gramschap: kwaadaardige gezwellen: 16:2 2. De 2 e schaal van gramschap: de zee wordt bloed: 16:3 3. De 3 e schaal van gramschap: rivieren en waterbronnen worden bloed: 16:4-7 e 4. De 4 schaal van gramschap: de mens verzengd door de zon: 16:8-9 5. De 5 e schaal van gramschap: pijn en duisternis: 16:10-11 6. De 6 e schaal van gramschap: Eufraat opgedroogd, verzamelen voor de oorlog: 16:12-16 e 7. De 7 schaal van gramschap: aardbeving: 16:17-21 Vernietiging van het religieuze systeem in de wereld: 17:1-18 A. De scharlaken vrouw en het scharlaken beest: 17:1-6 B. Het geheimenis uitgelegd: 17:7-18 Vernietiging van de politieke en economische systemen in de wereld: 18:1-24 De nederlaag van de vijanden van God bij Armageddon: 19:1-21 A. Het feest in de hemel: 19:1-10 B. De confrontatie op de aarde: 19:11-21 1. Christus, Overwinnende strijder en Koning der koningen: 19:11-16 2. Het beest, zijn legers en de valse profeet zijn verslagen: 19:17-21 Het oordeel: 20:1-15 A. op satan: 20:1-3, 10 B. oordeel ten leven: 20:4-6 C. Het duizendjarige rijk: 20:6-10 D. Satan wordt bevrijd om de volkeren nog eens te verleiden, maar hij wordt volledig verslagen: 20:7-10 E. Oordeel over de doden: 20:11-15 De nieuwe hemel en de nieuwe aarde: 21:1-22:5 A. Inleidend overzicht: 21:1-8 B. Het nieuwe Jeruzalem, gedetailleerd: 21:9-22:5
186 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
XI.
Afsluiting: A. De tijd is nabij, verzegel het boek niet: B. Het getuigenis van Jezus, de Geest en de bruid: C. Waarschuwing en afsluitend gebed:
187 van 205
22:6-21 22:6-11 22:12-17 22:18-21
Inleiding Nieuwe Testament
Zelftest 1. Wie was de schrijver van het boek Openbaring? ___________________________________________________________________________ 2. Noem het doel van Openbaring. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3. Voor wie is Openbaring geschreven? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4. Noem het levens- en bedieningsprincipe uit Openbaring. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5. Schrijf het sleutelvers voor Openbaring uit je hoofd op. ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Antwoorden op de zelftesten vindt je achterin dit boek 188 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Vervolgstudie 1. Er worden zeven zegeningen genoemd in Openbaring: • Een zegen voor hen die voorlezen, horen en bewaren wat in Openbaring staat: Openb. 1:3 • Een zegen voor hen die sterven in de Heer: Openb. 14:13 • Een zegen voor hen die zich van zonde houden en uitzien naar Zijn komst: Openb. 16:15 • Een zegen voor hen die deelnemen aan het bruiloftsmaal van het Lam: Openb. 19:9 • Een zegen voor hen die deel uitmaken van de eerste opstanding van de rechtvaardigen (1Thess. 4:17): Openb. 20:6 • Een zegen voor hen die de woorden van de profetie(Openbaring) bewaren: Openb. 22:7 • Een zegen voor hen waarde gewaden van gewassen zijn: Openb. 22:14 2. Bestudeer de beschrijving van demonen in Openb. 9. 3. Lees over de grootste gebedsbijeenkomst van goddelozen in de geschiedenis: Openb. 6:15-17 4. De laatste woorden van Jezus voor de kerk vind je in Openb. 2-3. 5. Johannes, die Openbaring schreef, heeft ook het Evangelie naar Johannes en 1, 2 en 3Johannes. Bestudeer zijn andere geïnspireerde geschriften. Johannes was een discipel van Jezus. Je kunt zijn biografie in de Evangeliën vinden. 6. Ga terug naar het boek Daniël, wanneer je Openbaring bestudeert. Let op de volgende teksten: • • • • •
Over Israël: Dan. 3, 6 en Openb. 12 Over de antichrist: Dan. 3:1-7; 7:7, 8, 24, 25; 8:9-12, 23-25; 9:27; 11:36-45; Openb. 13 Grote verdrukking: Dan. 9:24-27; Openb. 11:2, 12:6, 14; 13:5 Daniël was een verzegeld boek (Dan. 12:9). Dit betekent dat alles over de toekomst niet geopenbaard werd op die tijd Openbaring is een onverzegeld boek (Openb. 22:10). Het is een volledige openbaring van Gods plan, voor alle mensen.
7. De Bijbel heeft het over verschillende kransen die aan de gelovigen gegeven worden: • • • • •
De onvergankelijke erekrans: Krans van blijdschap: Krans der rechtvaardigheid: Onverwelkelijke krans der heerlijkheid: Kroon des levens: 189 van 205
1Cor. 9:25 1Thess. 2:19-20 2Tim. 4:8 1Petr. 5:2-4 Openb. 2:10
Inleiding Nieuwe Testament
8. Bestudeer de boordschappen aan de zeven gemeenten in Openb. 2-3. Maak hiervan een schema en noteer daarin het volgende: • • • • • •
De naam van de kerk: voor wie is de boodschap bedoeld? Beschrijving van Jezus: elke boodschap geeft een beschrijving van Hem. Positief: de goede dingen over de gemeente, die door de Heer genoemd worden Negatief: fouten die de Heer noemt Bevel: God geeft een bevel als remedie voor het probleem van de kerk Belofte: ter aanmoediging van de verandering
9. Openbaring geeft meer titels voor Jezus Christus dan elk ander boek in de Bijbel. Hieronder zijn er een aantal genoemd. Kun jij nog andere titels vinden? - Jezus Christus: Openb. 1:1 - Het geslachte Lam: Openb. 5:6 - Betrouwbare getuige: Openb. 1:5 - Het toornige Lam: Openb. 6:16-17 - Eerstgeborene der doden: Openb. 1:5 - Het hoedende Lam: Openb. 7:17 - Overste der koningen: Openb. 1:5 - Onze Heer: Openb. 11:8 - Alfa en Omega: Openb. 1:8 - Mensenkind: Openb. 12:5 - De eerste en de laatste: Openb. 1:17 - Koning der volkeren: Openb. 15:3 - Zoon des mensen: Openb. 1:13 - Getrouwe en waarachtige: Openb. 19:11 - Zoon van God: Openb. 2:18 - Woord van God: Openb. 19:13 - Bezit de sleutels van David: Openb. 3:7- Koningen der koningen: Openb. 19:16 - Bezit sleutels van hel en dood: Op. 1:18- Heer der heren: Openb. 19:16 - Leeuw van Juda: Openb. 5:5 - Begin en einde: Openb. 22:13 - Wortel Davids: Openb. 5:5 - Blinkende Morgenster: Openb. 22:16 10. Het volgende schema kan je inzicht geven in de drie laatste beslissende oorlogen, waar de Bijbel over spreekt: Deelnemers In de oorlog:
Wanneer:
Uitkomst:
Tekst:
Rusland en geallieerden
Voor of tijdens de God grijpt in en Ezech. 38:1-39:16 verdrukking. Het het Russische elk moment gebeuren leger wordt vernietigd
Legers van alle landen die tegen God zijn
Aan het einde van 7 jaar verdrukking in Jeruzalem
Jezus komt uit de hemel en vernietigd de vijand
God en satan
Aan het einde van het 1000 jarige rijk
Satan en zijn Openb. 20:7-10 medestanders in de poel van vuur geworpen, voor eeuwig
190 van 205
Joël 3:9, 12; Zach. 14:4; Openb. 16:13-16; 19:11-21
Inleiding Nieuwe Testament
11. Bestudeer de verschillen tussen het begin en het einde van de wereld: Het begin (Alfa) Gen. 1-3
Het einde (Omega) Openb. 20-22
God schiep de hemel en de aarde: 1:2 Er zij licht: 1:3-5 Wateren die ‘zee’ heten: 1:10 Boom des levens: 2:8-9 Rivier uit Eden: 2:10 Dood van een boom: 2:17 Vloek ingesteld: 3:17 Pijn: 3:17 Ingang gesloten: 3:24 Hij wandelde met hen: 3:8 Dood ingesteld: 2:17 De duivel misleidt: 3:4-6 De duivel is vrij: 3:4 Verdriet: 3:17 Aarde en hemel gevormd: 1:1 Scheppende kracht van God: 1:1 Verbergen voor God: 3:8 Het is begonnen: 1:1
En Ik zag een nieuwe hemel en aarde: 21:1 De stad heeft geen licht nodig: 21:23; 22:5 Geen zee: 21:1 Boom des levens: 22:2 Zuivere rivier des levens: 22:1 Leven van een boom: 22:2 Geen vloek meer: 22:3 Geen pijn meer: 21:4 Ingang geopend: 21:25 Hij woont bij hen: 21:3 Dood uitgebannen: 20:14 De duivel kan niet misleiden: 20:3 De duivel is gebonden: 20:2 Geen verdriet: 21:4 Aarde en hemel gevlucht: 20:11 Vernietigende kracht van God: 20:9 Voor God staan: 20:12 Het is volbracht: 21:6
Tot slot De Bijbel openbaart Gods eeuwige Meesterplan. Het Oude Testament was de voorbereiding van dat plan. De Evangeliën waren het zichtbaar worden van het plan en Handelingen en de brieven waren de uitvoering van het plan. Openbaring presenteert de afsluiting van Gods plan.
191 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Bijlage 1: De Bijbelboeken in het Nieuwe Testament in volgorde van schrijven Boek:
Soort:
Schrijver:
Waar geschreven:
Tijd:
Jakobus
Brief
Jakobus
Israël
45
Lukas Handelingen Markus Johannes Mattheüs
Evangelie Geschiedenis Evangelie Evangelie Evangelie
Lukas Lukas Markus Johannes Mattheüs
Caesarea Caesarea Rome Efeze Palestina
61 63 65-70 90 80-100
1Thessalonicenzen 2Thessalonicenzen 1Corinthiërs 2Corinthiërs Galaten Romeinen Filemon Kolossenzen Efeziërs Hebreeën Filippenzen Titus 1Timotheüs 2Timotheüs
Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief Brief
Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus Paulus
Corinthe Corinthe Efeze Macedonië Corinthe Corinthe Rome Rome Rome Rome Rome Nicopolis Nicopolis Rome
50/51 50/51 54 55 55/56 56 60 60 60 60/61 61 62 63 63
1Petrus 2Petrus 1Johannes 2Johannes 3Johannes Judas
Brief Brief Brief Brief Brief Brief
Simon Petrus Simon Petrus Johannes Johannes Johannes Judas
Rome Rome Efeze Efeze Efeze Jeruzalem
64 66 90-95 90-95 90-95 68
Openbaring
Profetie
Johannes
Patmos
96
Opmerking Niet alle data en plaatsen zijn exact vast te stellen. Dit geldt met name voor de Evangeliën en de brieven van Petrus, Johannes en Judas.
192 van 205
Inleiding Nieuwe Testament
Bijlage 2: Gebeurtenissen in het Nieuwe Testament, chronologisch geordend De Evangeliën: Gebeurtenis: Inleiding van Lukas: Christus vóór de menswording: Geslachtsregister van Jezus: Aankondiging geboorte van Johannes de Doper: Aankondiging geboorte Jezus aan Maria: Maria bij Elisabeth: Lofzang van Maria: Geboorte Johannes de Doper: Aankondiging geboorte Jezus aan Jozef: Geboorte van Jezus Christus: Verkondiging door de engelen: Bezoek van de herders: Besnijdenis van Jezus: 1e tempelbezoek-Simeon & Anna: Bezoek van de wijzen: Vlucht naar Egypte: Kindermoord: Dood Herodes (de Grote) Terug naar Nazareth: Kindertijd van Jezus: 12 jarige Jezus in de tempel: Groei naar volwassenheid:
Math.:
Luk.:
Joh.:
Plaats:
Tijd:
1:5-25
Jeruzalem
6. v.C.
1:26-39 1:39-45 1:46-56 1:57-80
Nazareth Judea
6. v.C. 6-5 v.C.
1:1-4 1:1-18 1:1-17
3:23-28
1:18-23 1:24-25
2:1-7 2:8-14 2:15-20 2:21 2:22-38
2:1-12 2:13-15 2:16-18 2:19a 2:19-23
Prediking van Johannes de Doper: 3:1-12 Zijn getuigenis over Jezus: 3:11-12 Zijn moed: 14:4-12 Jezus gedoopt door Johannes de Doper: Johannes vertelt over die doop: Jezus verzocht: Roeping van 1e discipelen: 1e wonder: 1e verblijf in Kapernaüm: 1e reiniging van de tempel: In Jeruzalem op het Pascha: Gesprek met Nicodemus: Dopen, evenals Johannes: Johannes’ discipelen vragen over Jezus: Johannes gevangen door Herodes: Vertrek richting Galilea: Gesprek met Samaritaanse vrouw: Verder naar Galilea:
Mark.:
3:13-17
Judea
Judea Bethlehem 5-4 v.C. Bethlehem Bethlehem Bethlehem Jeruzalem 4. v.C. Jeruzalem & Bethlehem Bethlehem & Egypte Bethlehem
2:39 2:40-52 2:41-51 2:52 1:1-18 1:7-8
3:1-20 3:15-18 3:19-20
1:9-11
3:21-23
5 v.C.
Egypte & Nazareth Nazareth nadien Jeruzalem 7-8 v.C. Nazareth nadien 1:19-28 1:26-27
Jordaanstreek 26 AD
Jordaan
27 AD
1:29-34 4:1-11
4:12a 4:12a
Jezus begint in Galilea: Verwerping in Nazareth Genezing van zoon van hoveling: Naar Kapernaüm: 4:13-17
1:12-13
4:1-13
1:14a 1:14a
(3:19-20) 4:14
1:15
4:15 4:16-30
Aenon
3:25-36
Aenon
4:1-3 4:1-42 4:43-45
uit Judea Sichar vanuit Sichar
4:45
Galilea Nazareth Kana
4:46-54 193 van 205
Woestijn bij Jordaan Kana Kapernaüm Jeruzalem 27 AD
1:35-51 2:1-11 2:12 2:13-22 2:23-25 3:1-21 3:22-24
Inleiding Nieuwe Testament De Evangeliën (vervolg): Gebeurtenis:
Math.:
Vier worden vissers van mensen: 4:18-22 Wonderen van Jezus in Kapernaüm: A. Bezetene in synagoge: B. Schoonmoeder Petrus: 8:14-17 C. Vele zieken/bezetenen: 8:16-17 Prediken in de synagogen 4:23-25 Reiniging van een melaatse: 8:1-4 Genezing van een verlamde: 9:1-8 Roeping van Mattheüs: 9:9-13 Gelijkenissen: lap stof & wijn: 9:14-17 Naar Jeruzalem voor 2e Pascha: Genezing in Bethesda: Genezing op sabbat aangevochten: Aren plukken op de sabbat: 12:1-8 Genezing van hand op de sabbat: 12:9-14 Velen genezen: 12:15-21 12 apostelen geselecteerd: De Bergrede: 5–7 Knecht van de hoofdman genezen: 8:5-13 Opwekking van zoon van weduwe: Twijfel van Johannes: 11:2-19 ‘Wee’ over Galileese steden: 11:20-30 Jezus gezalfd door zondares: Door Galilea: Genezing van bezeten doofstomme:12:22-23 Beschuldiging van godslastering: 12:24-37 Vraag om teken, teken van Jona: 12:38-42 ‘Terugkeer van de onreine geest’: 12:43-45 Verwanten van Jezus willen Hem zien: 12:46:50 Gelijkenissen over het Koninkrijk: A. Zaaier: 13:1-23 B. Onkruid en tarwe: 13:24-30, 13:36-43 C. Groeiend zaad: D. Mosterdzaad: 13:31-32 E. Zuurdeeg: 13:33-35 F. Schat in akker: 13:44 G. Parel van grote waarde: 13:45-46 H. Sleepnet: 13:47-50 I. Heer des huizes: 13:51-52 Discipelen moeten het meer over: 8:18 Storm op het meer bedaard: 8:23-27 Demonen in zwijnen: 8:28-34 Dochter Jaïrus/bloedvloeiende vrouw: 9:18-26 Twee blinden: 9:27-31 Genezing van een stomme; 9:32-34 2e verwerping uit Nazareth: 13:53-58 Uitzending van de twaalf: 9:35-11:1 Johannes onthoofd: 14:1-12 Terugkeer van de twaalf: Spijziging van de 5000: 14:13-21 Wandel op het water: 14:22-33
Mark.:
Luk.:
1:16-20
5:1-11
1:21-28 1:29-31 1:32-34 1:35-39 1:40-45 2:1-12 2:13-17 2:18-22
4:31-37 4:38-41 4:40-41 4:42-44 5:12-16 5:17-26 5:27-32 5:33-39
2:23-28 3:1-6 3:7-12 3:13-19
6:1-5 6:6-11 6:17-19 6:12-16 6:20-49 7:1-10 7:11-17 7:18-35
Joh.:
Plaats: meer van Galilea
Tijd: 27 AD
Kapernaüm
Galilea
27 AD
Kapernaüm Kapernaüm Kapernaüm 5:1 Jeruzalem 28 AD 5:2-15 Jeruzalem 5:16-47 Jeruzalem naar Galilea Galilea meer van Galilea bij Kapernaüm bij Kapernaüm Kapernaüm Naïn Galilea Galilea Kapernaüm Galilea Kapernaüm Kapernaüm Kapernaüm Kapernaüm
3:20-22 3:23-30
7:36-50 8:1-3 11:14 11:15-23 11:29-36 11:24-26
3:31-35
8:19-21
4:1-25
8:4-18
bij meer van Galilea
4:35 4:36-41 5:1-20
8:22 8:23-25 8:26-39
meer van Galilea meer van Galilea Gerase of Gardara
5:21-43
8:40-56
bij meer van Galilea
6:1-6 6:7-13 6:14-29 6:30 6:31-44 6:45-52
9:1-6 9:7-9 9:10a 9:10b-17
Kapernaüm
4:26-29 4:31-34
194 van 205
Nazareth Galilea bij Bethsaida lente 29 AD 6:1-14 bij Bethsaida 6:15-21
Inleiding Nieuwe Testament De Evangeliën (vervolg): Gebeurtenis:
Math.:
Zieken genezen: 14:34-36 Brood des levens: Afval door de toespraak: Belijdenis van Petrus: Rondtrekken in Galilea: Aanval op overlevering der ouden: 15:1-20 Syro-Fenicische vrouw: 15:21-28 Velen genezen: 15:29-31 Spijziging 4000: 15:32-39 Farizeeën verzoeken Jezus: 16:1-4 Waarschuwing tegen ‘zuurdeeg’: 16:5-12 Genezing van blinde: Belijdenis van Petrus: 16:13-20 1e aankondiging van Zijn dood en opstanding: 16:21-26 Koninkrijk beloofd: 16:27-28 Verheerlijking op de berg: 17:1-13 Maanzieke jongen: 17:14-21 2e aankondiging van Zijn dood en opstanding: 17:22-23 Tempelbelasting via vis betaald: 17:24-27 De grootste in het Koninkrijk: 18:1-14 Zonde, vergeving onder broeders: 18:15-35 Ongeloof bij broers van Jezus: Vertrek en weigering Samaritanen: 19:1 29 Wat discipelschap kost: 8:19-22
Mark.:
Luk.:
Joh.:
Plaats:
6:53-56 6:22-59 6:60-66 6:67-71 7:1 7:1-23 7:24-30 7:31-37 8:1-9 8:10-13 8:14-21 8:22-26 8:27-30
9:18-21
8:31-38 9:1 9:2-13 9:14-29
9:22-25 9:26-27 9:28-36 9:37-42
9:30-32
9:43-45
9:33-50
9:46-50 9:51-56
Tijd:
Gennesareth lente 29 AD Kapernaüm Kapernaüm Kapernaüm Galilea Kapernaüm 29 AD Tyrus/Sidon Dekapolis Dekapolis Magdala
Bethsaida naar Caesarea-Filippi Caesarea-Filippi Berg (Hermon?) Berg der verheerlijking Galilea Kapernaüm Kapernaüm 7:2-9 7:10
Galilea sept.
9:57-62
Jezus op het Loofhuttenfeest: De overspelige vrouw: Christus, het Licht van de wereld: Nog een toespraak tot de Joden: Genezing van blindgeborene: Gelijkenis: de Goede Herder: Uitzending van de zeventig: Gelijkenis: Barmhartige Samaritaan: Martha en Maria: Een les over bidden: Jezus en Beëlzebul: Rede tegen de Farizeeën en wetgeleerden: Huichelarij, hebzucht, bezorgdheid…: Bekeren of omkomen: Onvruchtbare vijgenboom: Kromme vrouw genezen op sabbat: Gelijkenis: Mosterdzaadje en zuurdeeg: Feest van de tempelwijding: Opnieuw over de Jordaan: Reis naar en weeklacht over Jeruzalem: Jezus bij overste der Farizeeën: A. Waterzuchtige genezen: B. Uitkiezen van de beste plaatsen: C. Goed doen aan wie niet kan vergelden: D. Over het grote feestmaal:
10:1-24 10:24-37 10:38-42 11:1-13 11:14-36 11:37-54 12:1-59 13:1-5 13:6-9 13:10-17 13:18-21 13:22-35 14:1-6 14:7-11 14:12-15 14:16-24 195 van 205
7:2, 10-52 Jeruzalem okt. 29 7:53-8:11 Jeruzalem 8:12-20 tempel Jeruzalem 8:21-59 tempel Jeruzalem 9:1-41 Jeruzalem 10:1-21 Jeruzalem waarschijnlijk Judea Judea? Bethanië Judea?
waarschijnlijk Perea 10:22-39 Jeruzalem dec. 29 10:40-42 Perea
Inleiding Nieuwe Testament De Evangeliën (vervolg): Gebeurtenis:
Math.:
‘Wie zijn kruis niet draagt’: Verloren schaap, munt, zoon: Onrechtv. rentmeester,Rijke en Lazarus: Vermaningen: Opwekking Lazarus: Plan om Jezus te doden: Laatste reis naar Jeruzalem: Tien melaatsen: Lessen over het komende Koninkrijk Onrechtvaardige rechter; Farizeeër & tollenaar: Over echtscheiding: 19:1-12 “Laat de kinderen tot Mij komen”: 19:13-15 De rijke jongeling: 19:16-30 Arbeiders in de wijngaard: 20:1-16 3e aankondiging van Zijn dood en opstanding: 20:17-19 Voorrang onder de discipelen: 20:20-28 Genezing blinden: 20:29-34 Zacheüs: Gelijkenis van de tien ponden: Jezus komt 6 dagen voor het Pascha in Bethanië: Intocht in Jeruzalem: Vervloeking onvruchtbare vijgenboom: 1e reiniging van de tempel: Grieken willen Jezus zien: Ongeloof Joden en de verwerping van Jezus: Onvruchtbare vijgenboom dood: Vraag over gezag van Jezus: Gelijkenis van twee zonen: Gelijkenis: boze landlieden: Gelijkenis: bruiloft van Koning: Vraag over keizerlijke belasting: Vraag naar de opstanding: Vraag naar het grote gebod: Vraag over Zoon van David: Rede tegen Farizeeën en schriftgeleerden: Offer van de weduwe: Rede over laatste dingen: Gelijkenis: tien maagden: Gelijkenis: talenten: Oordeel door Jezus: Plan om Jezus te doden: Zalving in Bethanië Plan om Lazarus te doden: Verraad van Judas: Voorbereiding Pascha: Pascha:
Mark.:
Luk.:
Joh.:
14:25-35 15:1-32
17:11 17:12-19 17:20-37
11:1-44 Bethanië 11:45-54 Samaria, Galilea
10:32-34 10:35-45 10:46-52
Perea Perea
18:31-34
bij de Jordaan
18:35-42 19:1-10 19:11-27
Jericho Jericho Jericho 11:5-12:1
21-18-19a 21:12-17
11:12-14 11:15-19
19:45-48
30
12:37-50 11:20-26 11:27-33 12:1-12 12:13-17 12:18-27 12:28-34 12:35-37
20:1-8 20:9-19 14:15-24 20:20-26 20:27-40 20:41-44
12:38-40 12:41-44 13:1-37
20:45-47 21:1-4 21:5-38
14:1-2 14:3-9
22:1-2
14:10-11 14:10-11 14:17
23:3-6 22:7-13 22:14-16
196 van 205
Bethanië lente 30
12:12-19 Naar Jeruzalem zondag
12:20-36
26:14-16 26:17-19 26:20
29
18:15-17 18:18-30
19:28-44
24:1-51 25:1-13 25:14-30 25:31-46 26:1-5 26:6-13
Perea Perea
18:1-14 10:1-12 10:13-16 10:17-31
11:1-11
23:1-39
Tijd:
16:1-31 17:1-10
21:1-11
21:19b-22 21:23-27 21:28-32 21:33-46 22:1-14 22:15-22 22:23-33 22:34-40 22:41-46
Plaats:
12:2-8 12:9-11
Jeruzalem maandag Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem bij Jeruzalem dinsdag tot Jeruzalem woensdag Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Olijfberg Olijfberg Olijfberg Olijfberg Olijfberg Bethanië Bethanië Jeruzalem Jeruzalem donderdag Jeruzalem
Inleiding Nieuwe Testament De Evangeliën (vervolg): Gebeurtenis:
Math.:
Voetwassing: Aanwijzing van de verrader: 26:21-25 Instelling Avondmaal: 26:26-30 Wie moet de eerste zijn? Verloochening en aanstoot nemen voorzegd: 26:31-35 AFSCHEIDSREDE VAN JEZUS: a. Het Vaderhuis: b. De Trooster komt: c. De ware wijnstok: d. Gebod van de liefde: e. Haat van de wereld: f. Het werk van de Trooster: g. 3e aankondiging van Zijn dood en opstanding: h. Relatie met de Vader: Hogepriesterlijk gebed: In de hof van Gethsemane: 26:30, 36-46 Verraad en gevangenneming van Jezus: 26:47-56 Jezus verhoord door Joodse volk: a. Voor Annas b. Voor Kajafas en Raad: 26:57-68 Bespot en geslagen: 26:67-68 Verloochening: 26:69-75 c. Veroordeeld door Raad: 27:1 Jezus verhoord door heidenen: a. 1e maal voor Pilatus: 27:2, 11-14 Zelfmoord Judas: 27:3-10 b. Voor Herodes Antipas: c. 2e maal voor Pilatus: 27:15-26 Jezus bespot door soldaten: 27:27-31a Naar Golgotha: 27:31b-34 Kruisiging: 27:33-35 De eerste 3 uur aan het kruis: 27:35-44 Laatste 3 uur aan het kruis: 27:45-50 Gebeurtenissen bij het sterven van Jezus: 27:51-56 Begrafenis van Jezus: 27:57-60 Graf verzegeld en bewaakt: 27:61-66 2 vrouwen bij begrafenis: Vrouwen kopen specerijen; Opstanding bij zonsopgang 30 AD:28:1-4 Vrouwen bezoeken het graf: 28:1-8 Petrus en Johannes bij het graf: Verschijning aan Maria Magdalena: Verschijning aan andere vrouwen: 28:9-10 Bedrog Joodse raad: 28:11-15 Twee Emmaüsgangers: Verschijning aan discipelen zonder Thomas:
Mark.:
Luk.:
Joh.:
Plaats:
Tijd:
14:18-21 14:22-26`
22:21-23 22:17-20 22:24-30
13:1-20 bovenkamer 13:21-30 bovenkamer donderdag bovenkamer bovenkamer
14:27-31
22:31-38
13:31-38
Jeruzalem
14:1-14 14:15-31 15:1-8 15:9-17 15:18-16:4 16:5-15
Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem Jeruzalem
14:26, 32-42 22:39-46
16:16-22 Jeruzalem 16:23-33 Jeruzalem 17:1-26 Jeruzalem 18:1 Olijfberg donderdagavond
14:43-52
22:47-53
18:2-12
23:6-12 23:13-25
18:39-19:16
14:53-65 14:66-72 14:66-72 15:1a 15:1b-5
15:6-15 15:16-19
Gethsemane vrijdag Jeruzalem 18:12-14, 19-23 22:54a, 63-65 18:24 22:63-65 22:54b-62 18:15-18, 25-27 22:66-71 Jeruzalem 23:1-5 18:28-38
15:20-23 15:24-32 15:33-37
23:26-33 23:33-43 23:44-46
15:38-41 15:42-46
23:45, 47-49 Jeruzalem 23:50-54 19:31-42 Jeruzalem 23:55 Jeruzalem vrijdag-zaterdag
15:47 16:1
16:2-8
23:56
24:1-11 24:12
16:9-11
16:12-13
197 van 205
19:17 19:18-27 19:28-30
Jeruzalem Via Dolorosa Golgotha Golgotha Golgotha
bij Jeruzalem zondag vm. 20:1 20:2-10 20:11-18
24:13-35
zondag nm.
24:36-43
20:19-25 Jeruzalem later die dag
Inleiding Nieuwe Testament De Evangeliën (vervolg): Gebeurtenis:
Math.:
Mark.:
Luk.:
Verschijning aan discipelen met Thomas: Verschijning bij meer van Galilea: a. Wonderbare visvangst: b. Petrus in ere hersteld: Verschijning & Zendingsopdracht: Zendingsopdracht in Galilea 28:16-20 Hemelvaart:
Joh.:
Plaats:
Tijd:
20:26-31 Jeruzalem 1 week later
21:1-14 21:15-23 16:14-18
24:44-49
16:19-20
24:50-53
Galilea Gedurende 40 dagen tot de hemelvaart
OPMERKING: Buiten de Evangeliën verschijnt Jezus ook: Hand. 1:3-12; 1Cor. 15:6-8, vgl. Hand. 9:1-9 Hand. 1:9-12 is ook een beschrijving van de hemelvaart van Jezus. Geschiedenis van de vroege kerk: Gebeurtenis:
Tekst:
Jezus belooft de Geest en geeft de grote opdracht: Hand. 1:4-8 Hemelvaart van Jezus: Hand. 1:9-12 Aanstelling van Matthias: Hand. 1:13-26 Uitstorting van de Heilige Geest: Hand. 2:1-13 Toespraak Petrus en ontstaan van 1e kerk: Hand. 2:14-47 Genezing van de verlamde (Petrus & Johannes): Hand. 3:1-10 Toespraak Petrus: Hand. 3:11-26 1e gevangenschap om ‘t getuigenis (Petrus & Johannes): Hand 4:1-31 Beschrijving van de 1e gemeente: Hand. 4:32-37 1e zonde in de gemeente: Hand. 5:1-11 2e gevangenschap om het getuigenis: Hand. 5:12-42 Verbetering van de kerkelijke structuur: Hand. 6:1-7 Stefanus, de 1e martelaar: Hand. 6:8-8:1 Saulus vervolgt de kerk: Hand. 8:1-3; 9:1-5 Filippus verkondigt het Evangelie: Hand. 8:4-40 Paulus bekeert zich: Hand. 9:1-19 Paulus verkondigt het Evangelie: Hand. 9:19-31 Zendingsreis van Petrus, Evangelie naar de heidenen: Vergadering in Jeruzalem: Paulus en Barnabas naar Antiochië (Syrië) Paulus naar Jeruzalem: Dood van Jakobus (broer van Johannes) Dood van Herodes Agrippa: 1e Zendingsreis
Hand. 9:32-10:48 Hand. 11:1-18 Hand. 11:19-29 Hand. 11:30: Hand. 12:1-19 Hand. 12:20-33 Hand. 13:1-14:28
Jakobus schrijft zijn brief: Jakobus Vergadering en besluit in Jeruzalem: Twist tussen Paulus en Barnabas
Jak. 1:1 Hand. 15:1-34 Hand. 15:35-39
198 van 205
Plaats(en):
Tijd:
Olijfberg Olijfberg Jeruzalem, bovenzaal Jeruzalem Jeruzalem
30
Jeruzalem
32
30 30
Samaria Damaskus 32 Damaskus, Jeruzalem, Caesarea, Tarsus 32-35 Overal, Lydda, Caesarea Jeruzalem Antiochië 44 Jeruzalem 44 Jeruzalem 44 Caesarea 44 Antiochië, Seleucië, 44-48 Salamis, Pafos, Attalia,Perge, Antiochië, Ikonium, Lystra Derbe, Lystra Ikonium, Antiochië Israël 45 Jeruzalem, Antiochië 48 Antiochië
Inleiding Nieuwe Testament Geschiedenis van de vroege kerk: Gebeurtenis:
Tekst:
2e Zendingsreis (1e deel):
Hand. 15:40-18:4
Plaats(en):
Tijd:
Jeruzalem, Antiochië, 48-50 Tarsus, Lystra, Ikonium, Antiochië, Assus, Troas, Samotrace-Neapolis, Filippi, Amfipolis, Apollonia, Thessalonica, Berèa, Athene, Corinthe Paulus schrijft 1 en 2 Thessalonicenzen: Hand. 18:5-1; 2Cor. 1:19; 1Thess. 3:5-8 Corinthe 50/51 2e zendingsreis (2e deel): Hand. 18:5-22 Corinthe, Kenchrea, Efeze, 51-52 Caesarea, Antiochië 3e zendingsreis (1e deel): Hand. 18:23-19:20 Antiochië, Tarsus, Efeze 52-54 Paulus schrijft 1Corinthiërs: 1Cor. 15:32; 16:19 Efeze 54 Titus getuurd, Timotheüs gestuurd en komt zelf: 1Cor. 16:1-4; 2Cor. 2:3v, Corinthe 54 1Cor. 4:18-21 Paulus schrijft 2Corinthiërs 2Cor. Macedonië 55 3e zendingsreis (2e deel): Hand. 19:21-20:3 Troas, Neapolis, Filippi, 55-56 Amfipolis, Apollonia, Thessalonica, Corinthe Paulus schrijft Galaten: Hand. 20:1-3; 2Cor. 2:1; 12:14; 13:1 Corinthe 56 Paulus schrijft Romeinen: Rom. 15:25; 16:1; 2Cor. 2:1; 14:1; 13:1 Corinthe 56 3e zendingsreis (3e deel): Hand. 20:4-21:16 Berèa, Thessalonica, 56-57 Apollonia, Amfipolis, Filippi, Neapolis, Troas Assus, Mitylene, Milete, Patara, Tyrus, Ptolemaïs, Caesarea, Jeruzalem Paulus doet verslag in Jeruzalem: Hand. 21:17-26 Jeruzalem 57 Paulus gevangen in Jeruzalem: Hand. 21:27-30 57 Rechtszaak en samenzwering tegen Paulus: Hand. 21:31-23:22 57 Gevangen in Caesarea: Hand. 23:23-26:32 Caesarea 57-59 Reis naar Rome en 1e gevangenschap aldaar: Hand. 27:1-28:15 Caesarea, Sidon, Myra, 59-60 Lasea, Malta, Syracuse, Regium, Puteoli, Forum Appii Tres Tabernae, Rome Paulus schrijft Filemon: Filem. 1v, 9-12, 18v, 22-24 Rome 60 Paulus schrijft Kolossenzen: Kol. 1:1v, 24, 4:17-18 Rome 60 Paulus schrijft Efeziërs: Ef. 3:1; 4:1; 6:19-22 Rome 60 Paulus schrijft Filippenzen: Fil. 1:1, 7, 12-26, 2:19-30; 4:18-22 Rome 61 Lukas schrijft zijn Evangelie: Caesarea 61 Paulus vrijgelaten, naar Kreta: Tit. 1:5 Rome – Kreta 61 4e zendingsreis: Tit. 1:5; 1Tim. 1:3; Fil. 2:24; Kreta, Efeze, Filippi, 61-63 Tit. 3:12 Nicopolis Paulus schrijft Titus: Tit. 3:12 Nicopolis 62 Paulus schrijft 1Timotheüs: 1Tim. 1:3 Nicopolis 63 Arrestatie te Troas en naar Rome: 2Tim. 1:4; 4:13 Troas 63 Trofimus ziek achtergelaten in Milete: 2Tim. 4:20 Milete 63 Erastus blijft achter in Corinthe: 2Tim. 4:20; Rom. 16:23 Corinthe 63 Aankomst te Rome: 2Tim. 1:7 Rome 63 Paulus schrijft 2Timotheüs: 2Tim. 4:21 Rome 63 Lukas schrijft Handelingen: Hand. 1:1-3 Caesarea 63 Paulus terechtgesteld (onder Nero) 2Tim. 4:6 Rome 64 Simon Petrus schrijft 1Petrus 1Petr. 1:1-2 Rome 64 Markus schrijft zijn Evangelie: Rome 65-70 199 van 205
Inleiding Nieuwe Testament Geschiedenis van de vroege kerk: Gebeurtenis: Simon Petrus schrijft 2Petrus Judas schrijft zijn brief: Johannes schrijft zijn Evangelie: Johannes schrijft zijn 3 brieven Mattheüs schrijft zijn Evangelie: Johannes ontvangt Openbaring:
Tekst: 2Petr. 1:1-2 Judas 1, 2, en 3Joh. Openb. 1:1-3
200 van 205
Plaats(en):
Tijd:
Rome Jeruzalem Efeze Efeze Palestina Patmos
66 68 90 90-95 80-100 96
Inleiding Nieuwe Testament Antwoorden op zelftesten Hoofdstuk 1: 1. Mattheüs 2. Beschrijven van de bediening van Jezus, met nadruk op Zijn rol als Koning der Joden. 3. Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Joden. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als de Messias, de zoon van David. 4. De laatste opdracht van Jezus voor Zijn volgelingen: Ga naar alle volken met het Evangelie. 5. Math. 28:19-20: Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld. Hoofdstuk 2: 1. Markus 2. Beschrijven van de bediening van Jezus, met nadruk op Zijn rol als dienaar en Zoon des mensen. 3. Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Romeinen. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als dienaar 4. We horen eerder te dienen dan gediend te worden. 5. Mark.. 10:45: Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Hoofdstuk 3: 1. Lukas 2. Een ordelijk verslag van het leven en de bediening van Jezus schrijven (Luk. 1:1-4). 3. Alle gelovigen, hoewel het in eerste instantie bedoeld was voor de Grieken. Daarom wordt Jezus gepresenteerd als de volmaakte mens. Hij schreef het ook voor één persoon in het bijzonder: Teofilus 4. Onze opdracht is dezelfde als die van Jezus: de verlorenen bereiken met het Goede Nieuws van het Evangelie. 5. Luk. 19:10: Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. Hoofdstuk 4: 1. Johannes 2. Overtuigen dat Jezus de Messias was, de Zoon van God. En zeggen dat Hij mensen naar het eeuwige leven leidt. 3. Alle gelovigen, waaraan Johannes Jezus voorstelt als Zoon van God 4. Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God, Bron van redding en de Weg tot eeuwig leven 5. Joh. 20:31: maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam. Hoofdstuk 5: 1. Lukas 2. Een vervolg van het verslag van wat Jezus bleef doen en onderwijzen na Zijn hemelvaart, door Zijn geestelijke Lichaam: de Kerk (Hand. 1:1-2). 3. Alle gelovigen, hoewel het boek specifiek geadresseerd is aan Teofilus 4. Het echte bewijs voor de Heilige Geest is gerichte kracht: kracht om getuige te worden en het Evangelie te verspreiden in de hele wereld. 5. Hand. 1:8: maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. Hoofdstuk 6: 1. Paulus 2. De betekenis van het Evangelie geven, ten aanzien van de wet, profetie en de universele behoefte van de mens: rechtvaardiging door geloof. 3. Gelovigen in Rome 4. De rechtvaardige zal door geloof leven. 5. Rom. 1:16-17: Want ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. 17 Want gerechtigheid Gods wordt 201 van 205
Inleiding Nieuwe Testament daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven. Hoofdstuk 7: 1. Paulus 2. Paulus bespreekt problemen die hem ter ore kwamen en vragen die de gelovigen in Corinthe stelden. 3. Gelovigen in Corinthe 4. Liefde is de belangrijkste geestelijke sleutel voor een effectief Christelijk leven en bediening. 5. 1Cor. 13:13: Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. 6. Herstel van de apostolische autoriteit van Paulus en andere belangrijke zaken (zie 2Cor. 8:10). 7. Gelovigen in Corinthe 8. Menselijke zwakheid geeft de mogelijkheid dat de kracht van God openbaar kan worden. 9. 2Cor. 12:9: En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid. Zeer gaarne zal ik dus in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome. Hoofdstuk 8: 1. Paulus 2. Het valse onderwijs van het Joodse wetticisme in de kerk rechtzetten. 3. Gelovigen in Galatië 4. Jezus bevrijdde ons van de wet. We zijn vrij. 5. Gal. 5:1: Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen. Hoofdstuk 9: 1. Paulus 2. Gelovigen informeren over hun rijkdom in Christus en hen instructies geven over hun wandel in Christus. 3. De kerk in Efeze 4. Gelovigen zijn erfgenaam van de zegen (de rijkdom) en de verantwoordelijkheid (de wandel) in hun roeping in Christus. 5. Ef. 1:3: Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hoofdstuk 10: 1. Paulus 2. Een oproep tot Christelijke eenheid. 3. De kerk in Filippi 4. Eenheid in Christus geeft blijdschap. 5. Fil. 2:2: maakt (dan) mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in streven, Hoofdstuk 11: 1. Paulus 2. Afhandelen met leerstellige problemen in de kerk. 3. Gelovigen in Kolosse, die de brief moeten delen met de gelovigen in Thyatira. 4. Christus is alles en is in allen. 5. Kol. 3:1-3: Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Hoofdstuk 12: 1. Paulus 2. Bevestiging dat de Heer terugkomt; een aanbeveling en aansporing tot geloof; correctie van valse leer. Paulus reageert ook op aanvallen tegen zijn bediening. 3. Gelovigen in Thessalonica 4. Troost moet gericht zijn op de heerlijke hoop op de terugkomst van Jezus Christus. 202 van 205
Inleiding Nieuwe Testament 5. 1Thess. 4:16-18:
want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden. 6. Instructies voor gelovigen die wachten op de terugkomst van de Heer. 7. De kerk in Thessalonica 8. Omdat er een grote afval vooraf gaat aan de dag des Heren, is het belangrijk om de rechte leer te onderwijzen en daar naar te leven. 9. 2Thess. 2:3: Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, Hoofdstuk 13: 1. Paulus 2. Paulus schreef deze brief naar een medewerker, Timotheüs die als interim leider werkzaam was in de kerk van Efeze. Het boek gaat over enkele problemen en noden die in deze kerk aan de orde zijn. 3. Timotheüs 4. Wij moeten voorbeeldig leven in de bediening waartoe wij geroepen zijn. 5. 1Tim. 4:12: Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid. 6. Paulus schreef deze brief vanuit de gevangenis om Timotheüs uit te dagen de verantwoordelijkheid te nemen over de bediening die de apostel wil overdragen in verband met zijn aanstaande dood. Paulus wist dat hij binnenkort geëxecuteerd zou worden vanwege zijn geloof. 7. Timotheüs 8. Het Goddelijke patroon voor de verspreiding (vermenigvuldiging) van het Evangelie is: ‘iedereen onderwijst iemand om een ander te bereiken’. 9. 2Tim. 2:2: en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten. Hoofdstuk 14: 1. Paulus 2. Problemen corrigeren en de juiste orde in de kerken op Kreta instellen. 3. Titus, een Griekse bekeerling en medewerker van Paulus. 4. Een goed werk beginnen is niet voldoende. Het moet gevestigd en georganiseerd worden op basis van de principes in Gods Woord. 5. Tit. 1:5: Ik heb u op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen Hoofdstuk 15: 1. Paulus 2. Voorspraak voor Onesimus, een weggelopen slaaf van Filemon, die Christen was geworden. Het boek is ook een praktisch voorbeeld van de toepassing van Christelijke principes op sociale relaties. Het illustreert het principe van vergeving en het werk van voorbede. 3. Filemon, een Christen die in Kolosse leefde. 4. Christelijke principes moeten toegepast worden op sociale relaties. 5. Filem. 1:10: kom ik u een verzoek doen voor mijn kind, dat ik in mijn gevangenschap verwekt heb, Onesimus Hoofdstuk 16: 1. Paulus 2. Jezus Christus staat boven alles. 3. Joodse (Hebreeuwse) gelovigen. 4. Jezus is de Middelaar van een beter verbond, dat gebaseerd is op beloften die beter zijn. 5. Hebr. 8:6: Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. 203 van 205
Inleiding Nieuwe Testament Hoofdstuk 17: 1. Jakobus 2. Gelovigen troosten voor het ondergaan van beproevingen van hun geloof. 3. Gelovigen onder de twaalf stammen van Israël. 4. Geloof is de basis voor werken. 5. Jak. 2:26: Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood. Hoofdstuk 18: 1. Petrus 2. Waarschuwing voor het gevaar van vervolging van buiten de kerk. 3. ballingen die vervolgd worden om hun Christelijke geloof. 4. Reageer op vervolging op basis van Bijbelse principes. 5. 1Petr. 4:12-13: Geliefden, laat de vuurgloed, die tot beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwame. Integendeel, verblijdt u naarmate gij deel hebt aan het lijden van Christus, opdat gij u ook met vreugde zult mogen verblijden bij de openbaring zijner heerlijkheid. 6. Waarschuwing voor het gevaar van binnen uit: afvalligheid en valse leer. 7. Christelijke ballingen, waarschijnlijk dezelfden als in 1Petrus. 8. De twee grootste gevaren binnen de kerk zijn afvalligheid en valse leraren. 9. 2Petr. 3:1-2: Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland. Hoofdstuk 19: 1. Johannes 2. De waarden voor echte gemeenschap met Christus uitleggen. 3. Christenen die in satanische misleiding verstrikt raken, waardoor hun gemeenschap met God en andere gelovigen verbroken wordt 4. Echte gemeenschap met God en andere gelovigen is gebaseerd op de standaard van Gods Woord en wordt in stand gehouden door het principe van belijden van zonden. 5. 1Joh. 1:8-9: Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. 6. Aanmaning voor gelovigen trouw te zijn aan de zuivere leer en waarschuwing tegen dwaalleraren. 7. De uitverkoren vrouw en haar kinderen 8. Kijk uit voor dwaalleraren die de geestelijke kwaliteiten, die wij ontwikkeld hebben, teniet doen en ons tot deelnemers aan het kwaad maken. 9. 2Joh. 9: Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. 10. Waardering voor het Christelijke getuigenis van Gajus en Demetrius en afkeuring van het onchristelijke gedrag van Diotrefes. 11. Gajus. Het is voor hem persoonlijk en voor zijn kerk. We weten niet wie hij is, want de Bijbel zegt daar verder niets over. De waarheden in deze brief gelden voor elke gelovige. 12. Onze levens zijn voor anderen om ons heen of een goed voorbeeld of een slecht voorbeeld. 13. 3Joh. 11: Geliefde, volg het kwade niet na, maar het goede. Wie goed doet, is uit God, (maar) wie kwaad doet, heeft God niet gezien. Hoofdstuk 20: 1. Judas (de broer van Jezus) 2. Waarschuwing tegen dwaalleraren. 3. Alle gelovigen, hoewel het specifieke publiek de leden van de kerken in Palestina en/of Asia in die tijd was. 4. Wees alert op dwaalleraren die binnensluipen en de gelovigen verdelen en afleiden van de waarheid van Gods Woord. 5. Judas 1:3: Geliefden, daar ik mij in alle opzichten beijver u te schrijven over ons gemeenschappelijk heil, zie ik mij genoodzaakt het te doen met de vermaning, tot het uiterste te strijden voor het geloof, dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. 204 van 205
Inleiding Nieuwe Testament Hoofdstuk 21: 1. Johannes 2. Gods plan met de wereld openbaren. 3. Zeven gemeenten in Asia en de gelovigen in het algemeen 4. Uiteindelijk overwint het goede het kwade. God zal altijd Zijn plan volvoeren en Zijn doel bereiken. 5. Openb. 1:19: Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal.
205 van 205