WERKbedrijf-sectorbarometer November 2010
Afdeling Arbeidsmarktinformatie Doelstelling van de sectorbarometer is inzicht te geven in de sectorale landelijke ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Door naast gerealiseerde ontwikkelingen, ook early indicators en prognoses toe te voegen, krijgt dit document het karakter van een barometer: het geeft een beeld van verwachte ontwikkelingen in de nabije toekomst.
Inleiding en samenvatting .......................................................................... 1 1 Duiding recente ontwikkelingen op landelijk niveau .................................... 3 2 Sectorale werkgelegenheidsindicatoren .................................................... 5
Inleiding en samenvatting De Nederlandse economie kruipt in 2010 langzaam uit het dal. De economie heeft haar groeipad weer gevonden. Het herstel is evenwel broos en beperkt: de teruggang van de economie in 2009 wordt voorlopig niet goed gemaakt. Voor werkzoekenden is het belangrijk te weten welke sectoren het meeste baanperspectief bieden. Economie groeit weer, maar werkgelegenheid daalt Met vertraging werd de economische terugslag duidelijk in de werkgelegenheid. Zo kwam de economische krimp in 2009 maar zeer ten dele tot uiting in een krimpende werkgelegenheid. Werkgevers hielden hun personeel namelijk tijdens de recessie vaak vast (labour hoarding). Daardoor daalde arbeidsproductiviteit (hoeveelheid economisch product per voltijds werknemer). In 2010 is de situatie andersom en neemt de arbeidsproductiviteit weer toe: economische groei gaat gelijk op met een krimpende hoeveelheid banen (op jaarbasis). Voor de economische groei is - gezien de internationaal georiënteerde Nederlandse economie - vooral het forse herstel van de wereldhandel van belang. De Nederlandse uitvoer groeit daardoor sterk. Consumenten blijven vooralsnog terughoudend in hun uitgaven en bedrijven hebben nog geen behoefte aan uitbreidingsinvesteringen. Daarvoor is de bezettingsgraad van bedrijven nog te laag. Omdat werkgevers tijdens de economische crisis – ondanks omzetdaling – hun personeel vaak vasthielden, beschikken zij nu over een forse interne arbeidsreserve. Daardoor kunnen werkgevers in 2010, zelfs bij een toename van productie, met minder personeel toe.
Sectorale ontwikkelingen verschillen Als we kijken naar specifieke sectoren, dan groeit de werkgelegenheid vooral in de collectieve sectoren. Sectoren als zorg, welzijn en onderwijs hebben – door demografische ontwikkelingen en overheidsbeleid – de komende jaren te maken met een groei van de werkgelegenheid. Voor het openbaar bestuur zijn de werkgelegenheidsvooruitzichten door de voorgenomen bezuinigingen minder florissant. Nu de wereldhandel weer is aangetrokken, profiteert de industrie als een van de eerste sectoren. Echter de bezettingsgraad1 in de industrie is extreem laag. Daarom heeft de industrie geen behoefte aan nieuw personeel en zal het vertrekkend personeel vaak niet worden vervangen. Bovendien is de werkgelegenheid in deze sector structureel dalend. Alles bij elkaar genomen wordt de groeiende productie in de industrie gecombineerd met een krimpende werkgelegenheid. De werkgelegenheidsvooruitzichten van de bouwsector zijn nog ongunstiger dan die van de industrie. Het aantal bouwvergunningen daalt immers fors en er worden minder bouwactiviteiten verwacht. De bouw richt zich vooral op de binnenlandse vraag en ondervindt daardoor niet de gunstige werking van de toegenomen wereldhandel. De uitzendsector - een sector die gewoonlijk vooruitloopt op de werkgelegenheidsontwikkeling in de gehele economie – laat volgens cijfers van CBS en de Algemene Bond van Uitzendondernemingen een omslag zien van krimp naar groei van het aantal uitzenduren. Recente vertrouwensenquêtes duiden nog steeds op herstel De laatste maanden zijn er enkele vertrouwensenquêtes verschenen waaruit blijkt dat het herstel iets afzwakt. Het producentenvertrouwen is beter dan een jaar geleden, maar het herstel hapert. Al een halfjaar zijn er ongeveer net zoveel optimisten als pessimisten onder industriële werkgevers. De Employment-outlook van Manpower – die is gebaseerd op een enquête onder werkgevers – gaat voor het vierde kwartaal van 2010 uit van een marginale groei van de werkgelegenheid: lager dan eerder werd voorzien. Daarnaast blijven consumenten onzeker. Het vertrouwen van consumenten is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van voorgaand jaar. Toch blijft het merendeel van de consumenten pessimistisch. De laatste prognose van het Centraal Planbureau gaat uit van een positieve economische groei in 2011. Dit soort gegevens suggereert dat er na de grote krimp van de werkgelegenheid in 2009 en het eerste kwartaal, de komende kwartalen er enige ruimte voor herstel van de werkgelegenheid is: minder krimp of wellicht een beperkte groei.
1
Bezettingsgraad: het percentage van de productiecapaciteit dat wordt benut.
2
1 Duiding recente ontwikkelingen op landelijk niveau Nederlandse economie herstelt aarzelend De conjunctuurklok van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt in één figuur de conjunctuur in beeld. Het CBS meet de waarde van vijftien conjunctuurindicatoren. Afhankelijk van de waarde komt de indicator terecht in één van de vier kwadranten in de conjunctuurklok (Figuur 1.1). Als de meerderheid van de conjunctuurindicatoren in het gunstige groene kwadrant (rechts boven) liggen, is sprake van hoogconjunctuur. Als de conjunctuurindicatoren vooral in het ongunstige rode kwadrant (links onder) liggen, dan duidt dat op laagconjunctuur. De overige kwadranten geven tussenliggende conjunctuurfasen aan. Zo geeft het gele kwadrant (rechts onder) herstel aan en het oranje kwadrant (links boven) duidt op neergang. Figuur 1.1 De conjunctuur in beeld (oktober 2010; CBS)
In de figuur zien we dat het cijfer voor de uitvoer (weergeven als ) toeneemt en zich zelfs boven de trendmatige ontwikkeling beweegt: het beginnend economisch herstel wordt in Nederland (als open economie) gedragen door de gunstige ontwikkeling van de export. Vooral daardoor groeit in het tweede kwartaal van 2010 de economie en bevindt deze conjunctuurindicator (aangegeven door ) zich in het gele kwadrant rechts onder: herstelfase van de economie. De werkgelegenheid (aangegeven door: ) ontwikkelt zich nog steeds ongunstig: namelijk een krimp ten opzichte van vorig jaar. We zien dat in oktober de meeste conjunctuurindicatoren in of tegen de fase van herstel liggen (gele vlak links onder). In een jaar tijd is de conjunctuur verschoven van laagconjunctuur naar herstel.
3
Vertrouwensindicatoren duiden op iets betere tijden Het producentenvertrouwen is beter dan een jaar geleden en lijkt relatief stabiel: al een halfjaar zijn er ongeveer net zoveel optimisten als pessimisten onder industriële werkgevers. Dit na een lange periode van een sterk negatief sentiment. Uit de Conjunctuurenquête Nederland blijkt dat er meer werkgevers zijn die een daling van het personeelsbestand verwachten dan dat er werkgevers zijn die een groei zien. De Employment-outlook van Manpower – die is gebaseerd op een enquête onder werkgevers – gaat voor het vierde kwartaal van 2010 wel uit van een marginale groei van de netto werkgelegenheid, maar die is lager dan eerder werd voorzien. Consumenten blijven onzeker: het vertrouwen van consumenten is aanzienlijk verbeterd ten opzichte van voorgaand jaar. Toch is op dit moment het merendeel van de consumenten pessimistisch. Dit soort vertrouwensindicatoren duiden op dit moment op een aarzelend herstel. Figuur 1.2 Vertrouwen van consumenten en pessimisten (2006 - oktober 2010) Producentenvertrouwen
Consumentenvertrouwen
25
40
20
30
15
10
5 0
-20 -25
2010 oktober
2010 juli
2010 april
2010 januari
2009 oktober
2009 juli
2009 april
2009 januari
2008 oktober
2008 juli
2008 april
2008 januari
2007 oktober
2007 juli
2007 april
2007 januari
2006 oktober
-15
2006 juli
-10
0 2006 april
-5
2006 januari
Producentenvertrouwen
20 10
-10 -20 -30 -40
Arbeidsmarktindicatoren geven een wisselend beeld Het beeld op de arbeidsmarkt is niet eenduidig. Enerzijds krimpt – ten opzichte van een jaar geleden – de werkgelegenheid en is het aantal openstaande vacatures nog steeds laag. Anderzijds zien we dat het aantal faillissementen, uitzenduren en werkloosheid zich al weer gunstiger ontwikkelen: alle drie bevinden zich weer in de herstelfase (rechts onderin figuur 1.1). Ook aantal werkzoekenden teruggelopen Eind 2009 waren er 508 duizend werkzoekenden ingeschreven bij UWV WERKbedrijf. Begin 2010 groeit het aantal werkzoekenden verder, maar daalt vanaf maart. Eind september staat de teller op 488 duizend werkzoekenden. Voor de komende maanden wordt – uitgaande van een normaal seizoenspatroon – uitgegaan van een kleine groei van het aantal werkzoekenden (508 duizend), waarna in 2011 een daling verwacht wordt (naar 497 duizend). De nu verwachte ontwikkelingen van het aantal werkzoekenden is gunstiger dan waar eerder op werd gerekend. Daarbij past wel de kanttekening dat de onzekerheden over verwachte economische- en arbeidsmarktontwikkelingen groter is dan voorheen.
4
2 Sectorale werkgelegenheidsindicatoren Voor toekomstige werkgelegenheidsontwikkelingen zijn de verwachtingen van werkgevers belangrijk. Er worden doorlopend twee belangrijke vertrouwensonderzoeken uitgevoerd door het CBS. Het eerste onderzoek meet maandelijks het vertrouwen van ondernemers in de industrie. Dit vertrouwen wordt gezien als een voorlopende indicator voor de gehele Nederlandse economie. Dit onderzoek laat, zoals uit het voorgaande blijkt, een verbetering zien. Het aantal pessimisten is gedurende het jaar verminderd. Het tweede onderzoek meet het vertrouwen van een groter deel van het bedrijfsleven en wordt door het CBS in samenwerking met VNO-NCW, MKB Nederland, de Kamers van Koophandel en het Economisch Instituut Bouwnijverheid elk kwartaal gemeten door middel van het COnjunctuurEnquête Nederland (COEN). De enquête is gebaseerd op kwalitatieve verwachtingen van ondernemingen en geeft daarmee een stemmingsbeeld over de huidige en toekomstige gang van zaken. Uit het laatste conjunctuuronderzoek blijkt dat ondernemers nog steeds somber zijn over de Nederlandse economie2. Intermezzo: Hoe wordt de verwachte personeelsomvang gemeten? De COEN-enquête is gebaseerd op kwalitatieve verwachtingen van ondernemingen en geeft een idee van de verwachte activiteiten en personeelsomvang van ondernemingen. Men vraagt bijvoorbeeld naar de werkgelegenheidsverwachtingen van ondernemingen. Voor het derde kwartaal verwacht 72% dat de personeelsomvang niet verandert. 12,3% van de ondernemingen verwacht een groei van het personeel en 15,7% minder personeel. Per saldo verwacht 3,4% van de ondernemingen toe te kunnen met minder personeel. Figuur 2.1 Verwachte personeelssterkte in derde kwartaal 2010 (procenten) 15
10
5
0
-5 Personeelssterkte toenemen
Personeelssterkte zal afnemen
Saldo personeelssterkte komende kwartaal
-10
-15
-20
2
CBS, de Kamer van Koophandel, EIB, MKB-Nederland VNO-NCW, ‘COEN, COnjunctuurEnquête Nederland, derde kwartaal 2010’, september 2010. Per regio is een apart onderzoek beschikbaar.
5
Sectoren ontwikkelen zich verschillend Sectoren worden verschillend beïnvloed door de economie. Zo reageren exportsectoren snel en extreem op economische veranderingen en blijven collectieve sectoren (openbaar bestuur, onderwijs, zorg en welzijn) aanvankelijk buiten schot. Werkgelegenheid per economische sector In de voorgaande sectorbarometer van juli 2010 is de werkgelegenheidsprognose van UWV WERKbedrijf besproken. In deze nieuwe sectorbarometer hebben we de beschikking over nieuwe detailprognoses van het onderzoeksbureau EIM van september. Het EIM maakt in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, periodiek prognoses van de Nederlandse economie en arbeidsmarkt. We bespreken hier de ontwikkelingen volgens de actuele prognose van EIM, vullen deze gegevens aan met recente gegevens uit andere bronnen en geven opmerkelijke verschillen weer met de prognose van UWV WERKbedrijf uit het voorjaar (tabel 2.1). Algemeen geldt dat op landelijk niveau er betrekkelijk weinig verschil is tussen de actuele prognose van EIM en de prognose van UWV WERKbedrijf van een halfjaar geleden. In twee jaar tijd krimpt volgens de EIM-prognose de werkgelegenheid met 1%. Tabel 2.1 Werkgelegenheidsontwikkeling Landbouw en visserij Industrie Nutsbedrijven Bouw Detailhandel Groothandel Vervoer en telecom Horeca en catering Financiële diensten Zakelijke dienstverlening Overheid Zorg en welzijn Totaal Bron: EIM (najaar 2010)
2010
2011
-1,0% -4,2% -0,1% -5,1% -1,7% 0,5% -3,3% -1,9% -4,0% -1,5% 0,7% 2,9% -1,1%
0,9% -1,8% 0,0% -0,5% -0,2% 0,7% -0,4% 0,0% -4,0% 0,1% -0,8% 3,1% 0,1%
Werkgelegenheid landbouwsector steekt gunstig af De verwachte werkgelegenheidsontwikkelingen van de landbouw zijn gunstiger dan landelijk. De krimp in 2010 is geringer en het herstel in 2011 is krachtiger dan landelijk. Een van de redenen is dat er in landbouw sprake is van schaalvergroting: kleine bedrijven verdwijnen en er zijn meer mensen in loondienst. Bovendien blijkt de exportwaarde in het eerste halfjaar van 2010 al weer behoorlijk aan te trekken3.
3
CBS, ‘Landbouwexport bijna 8 procent hoger’, 2010.
6
Grote krimp van werkgelegenheid in industrie en bouwnijverheid - Industrie De exportgeoriënteerde industrie is sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de wereldhandel. Daarom kromp werkgelegenheid in de industrie in 2009 ook snel en fors. Nu de wereldhandel weer aantrekt, profiteert de industrie ook als een van de eerste sectoren. De productie is al negen maanden op rij groter dan in de overeenkomstige maand van het voorgaande jaar. De sector kruipt uit het dal; toch ligt het niveau van de productie in augustus 2010 nog lager dan voor de crisis. Figuur 2.2 Productiegroei en producentenvertrouwen industrie
De bezettingsgraad4 in de industrie is nog steeds extreem laag. De afgelopen twintig jaar benutte de industrie – afgezien van het recessiejaar 2009 – steeds tussen de 80 en 87% van haar productiecapaciteit. Daarmee is de huidige bezettingsgraad van 80,6% laag te noemen (figuur 2.3). Bovendien is werkgelegenheid tijdens de recessie minder gedaald dan de productie. Het gevolg is dat de sector ruim in haar personeelsjasje zit. Daardoor wordt vertrekkend personeel vaak niet vervangen. Bovendien is de werkgelegenheid in deze sector structureel dalend. Alles bij elkaar genomen wordt de groeiende productie in de industrie gecombineerd met een krimpende werkgelegenheid. De werkgelegenheid krimpt met 4% in 2010, terwijl de afname zich voortzet in 2011. Figuur 2.3 Bezettingsgraad (%) in de industrie (1989-oktober 2010); CBS Bezettingsgraad 88 86 84 82 80 78 76 74 72 70 2010 april
2008 oktober
2007 april
2005 oktober
2004 april
2002 oktober
2001 april
1999 oktober
1998 april
1995 april
1996 oktober
1992 april
1993 oktober
1989 april
4
1990 oktober
68
Bezettingsgraad: het percentage van de productiecapaciteit dat wordt benut.
7
- Bouw De bouwnijverheid maakt een moeilijke periode door. Dit is recent nog eens onderstreept door de grootste bouwer van Nederland (BAM). BAM is somber over het perspectief van de woningbouw5. De werkgelegenheidsontwikkelingen in de bouw zijn in 2010 – ondanks het aarzelend economisch herstel – ongunstiger dan in 2009. Immers in 2009 waren nog veel projecten in de pijplijn, maar langzamerhand wordt de teruggang in orders (figuur 2.4) en vergunningen6 steeds duidelijker in de omvang van de bouwactiviteiten. Dit heeft zijn weerslag in de ongunstige werkgelegenheidsprognoses. Daarbij is EIM wat minder pessimistisch over de werkgelegenheidsontwikkeling dan UWV WERKbedrijf. Overigens is de recente werkgelegenheidsprognose van het Economisch Instituut Bouwnijverheid (EIB) meer in lijn met de prognose van UWV WERKbedrijf. Het EIB gaat uit van een daling van de werkgelegenheid van werknemers met ruim 10,5% in 2010-2011. De voorzichten voor de bouwsector zijn ongunstiger dan voor de industrie. Immers de bouw richt zich vooral op de binnenlandse vraag en ondervindt daardoor niet de gunstige werking van de toegenomen wereldhandel. De verbetering van economie is namelijk nog niet goed zichtbaar in de binnenlandse vraag (door consumenten). Figuur 2.4 Orderportefeuille Bouw/utiliteitsbouw (oktober 2007-september 2009)7 maanden 9,5
8,5
7,5
6,5
5,5 oktober
december
februari
april
oktober 2007 - september 2008 oktober 2009 - september 2010
juni
augustus
oktober 2008 - september 2009
We zien dus dat de werkgelegenheidssituatie van de industrie en de bouw ongunstig is in 2010-2011. Voor de middellange termijn is de situatie beter. Zo typeert het ROA de arbeidsmarktperspectieven van schoolverlaters met de opleidingsrichting VMBO-techniek als goed en die van MBO/HBO-techniek als redelijk. Bij dit gunstig arbeidsmarktperspectief spelen de volgende factoren een rol. Ten eerste het behoorlijk hoge aantal baanopeningen (vooral doordat ouderen uit deze vergrijsde bedrijfstak uittreden) en ten tweede de relatief beperkte instroom van jongeren met deze opleidingsrichtingen8. Werkgelegenheid nutsbedrijven daalt De werkgelegenheid van nutsbedrijven krimpt in 2010-2011. In omvang is dit kleinste sector zoals hier gepresenteerd. 5
‘BAM geeft winstwaarschuwing, somber over woningmarkt’, www.fd.nl, 4 november 2010. CBS, ‘Woningbouw blijft achter’, 16 september 2010. 7 De werkgelegenheid binnen de deelsector grond- wegen en waterbouw ontwikkelt zich gunstiger dan in de deelsector bouw en utiliteitsbouw. 8 Zie voor een overzicht van de knelpunten van alle ruim honderd ROA beroepen: UWV, ‘Arbeidsmarktprognose 2010-2011’, juni 2010 (overgenomen van ROA). 6
8
Werkgelegenheid detailhandel neemt af De werkgelegenheid van de detailhandel neemt af, zowel in 2010 als in 2011. De detailhandel is te verdelen in food en non-food. De food-deelsector is minder conjunctuurgevoelig: behoefte aan voedsel blijft min of meer constant, terwijl de non-feed-deelsector de hardste klappen krijgt. Immers doordat consumenten nog steeds pessimistisch zijn, stellen zij hun aankopen voor duurzame goederen als wasmachines en computers uit. Het volume van verkochte artikelen (omzet gecorrigeerd voor prijsverhogingen), was in de periode januari-augustus 2010 in de food-deelsector 0,6% hoger dan in dezelfde periode van voorgaand jaar. Bij de non-food deelsector was sprake van een daling met 2,3%. Vooral de winkels in woninginrichting en de doehetzelfbranche hebben het moeilijk. Per saldo daalt het totale volume in de detailhandel nog steeds (januari-augustus)9. Werkgelegenheidsontwikkeling groothandel gunstiger dan van detailhandel In de prognose is de werkgelegenheidsontwikkeling van de groothandel gunstiger dan die van de detailhandel. Mogelijk hangt dit samen met de opboei van de wereldhandel: immers de groothandel is meer gericht op het buitenland dan de detailhandel. Werkgelegenheid vervoer en telecom krimpt sterk De werkgelegenheid in de vervoerssector krimpt sterk volgens de inzichten van het EIM. Bij de prognose van UWV WERKbedrijf is de krimp in 2010 minder sterk, terwijl voor 2011 zelfs een groei van de personeelssterkte wordt verwacht. Enige steun voor een minder ongunstige ontwikkeling voor de deelsector vervoer geeft het conjunctuurbericht van Transport en Logistiek Nederland (TLN)10. Daarnaast verwacht het instituut NEA voor dit jaar nog een forse krimp van de werkgelegenheid, maar voor 2011 rekent het NEA net als UWV WERKbedrijf op een groei van de werkgelegenheid11. Uiteenlopende werkgelegenheidsverwachtingen voor horeca en catering Het EIM is pessimistischer over de werkgelegenheid in de horeca en catering dan UWV WERKbedrijf. Recente CBS-cijfers liggen overigens goed in lijn met de prognose van UWV. Ook het horeca kwartaalonderzoek over het 2e kwartaal van dit jaar bevestigt een minder ongunstige ontwikkeling. Zo verwacht de Nederlandse horeca volgens dit onderzoek per saldo geen achteruitgang van de werkgelegenheid in het derde kwartaal van dit jaar12. Uit de meest recente COEN-enquête volgt zelfs een nog optimistischer beeld voor deze sector. Daaruit blijkt dat het aantal werkgevers dat in het derde kwartaal een uitbreiding voorziet van de personeelssterkte zo’n 10% hoger is dan het aantal dat een daling van de omvang van het personeel verwacht.
9
CBS, ‘Lichte omzetgroei detailhandel’, 14 oktober 2010. TLN, ‘Conjunctuurbericht 3e kwartaal 2010’, 21 oktober 2010 (www.tln.nl) 11 NEA, ‘Dalende werkgelegenheid in de transportsector’ 2010. 12 Synovate, ‘Horecabarometer, Periode: tweede kwartaal 2010’, juli 2010, www.kenniscentrumhoreca.nl 10
9
Figuur 2.5 Verwachtingen personeelssterkte per sectoren, derde kwartaal 201013
Sombere werkgelegenheidsprognose voor financiële diensten Deze sector omvat naast de banken, waar saneringen plaatsvinden door fusieactiviteiten, ook het verzekeringswezen. Deze deelsectoren hebben het tijdens de recessie moeilijk, maar deze bedrijfstakken profiteerden in het verleden als een van de eersten van een economisch herstel14. Toch lijkt de EIM-prognose, afgaande op de meest recente CBS-cijfers over de werkgelegenheid, een beter beeld te geven dan de prognose van UWV WERKbedrijf van een halfjaar geleden. Werkgelegenheid zakelijke dienstverlening ontwikkelt zich gemiddeld De zakelijke dienstverlening is een omvangrijke sector en bevat deelsectoren als ICT, schoonmaak, uitzendwezen en rest zakelijke diensten. Daarbij is het uitzendwezen het grootst. Het uitzendwezen werd – als vroegcyclische sector – snel en fors getroffen door de recessie. Immers tijdens een recessie snijden bedrijven als eerste in de flexibele schil. Het aantal uitzenduren in 2009 lag dan ook 12% lager dan het jaar daarvoor. Bij de ‘losse’ uitzendkrachten (fase A) is de krimp zelfs 16%. Inmiddels zien we een omslag. Zo is het totaal aantal uitzenduren in het tweede kwartaal van 2010 maar nauwelijks lager dan een jaar geleden. Bij ‘losse’ uitzendkrachten registreert het CBS voor het eerst in twee jaar zelfs een groei van het aantal uitzenduren (ten opzichte van een jaar eerder)15. De actuele cijfers van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) geven een nog wat rooskleuriger beeld. Op een na (medische sector) groeien alle ABUsectoren in oktober 2010 weer. Vooral de technische en industriële deelsectoren laten forse groeipercentages zien (ten opzichte van vorig jaar). Nu in de maand oktober ook de administratieve sector niet meer daalt, is dat goed nieuws voor de Nederlandse economie die toch vooral op diensten gericht is.
13
CBS, ‘Bedrijfsleven verwacht verdere afname werkgelegenheid’, 10 september 2010. www.intermediair.nl, ‘Trends en ontwikkelingen in de financiële sector’, 8 september 2009. 15 CBS, ‘Monitor uitzendbranche tweede kwartaal 2010’, 7 september 2010. 14
10
Figuur 2.6 Uitzendmarktgroei volgens de ABU (ten opzichte van een jaar geleden) 40% industrie uren technisch uren totaal uren (ABU) medisch uren administratief uren
30% 20% 10% 0% -10% -20% -30%
2010 week 49-52
2010 week 41-44
2010 week 33-36
2010 week 25-28
2010 week 9-12
2010 week 17-20
2010 week 1-4
2009 week 45-48
2009 week 34-40
2009 week 29-32
2009 week 21-24
2009 week 13-16
2009 week 5-8
2008 week 49-52
2008 week 41-44
2008 week 33-36
2008 week 25-28
2008 week 17-20
2008 week 1-4
2008 week 9-12
-40%
Een andere deelsector is de ICT. Dit is eveneens een sterk conjunctuurgevoelige deelsector. Bedrijven stelden namelijk door de economische crisis hun investeringen in software uit. Ook aan inhuur van ICT-professionals was minder behoefte. Nu de conjunctuur aantrekt, kan deze sector ook snel herstellen. Zo signaleert Berenschot in recent onderzoek dat in 2011 het aantal moeilijk vervulbare vacatures weer stijgt. De ICT sector heeft volgens dit onderzoek het meest last van moeilijk vervulbare vacatures in 201116. Werkgelegenheidsontwikkeling overheid in 2010 gunstiger dan gemiddeld De overheid bestaat in deze prognose uit twee deelsectoren: openbaar bestuur en onderwijs. Beide deelsectoren hebben een eigen ontwikkelingsrichting in de werkgelegenheid: die van openbaar bestuur daalt en die van onderwijs groeit nog. Volgens de prognose ontwikkelt de werkgelegenheid bij de overheid in 2010 zich gunstiger dan het landelijk gemiddelde. In 2011 is het beeld omgekeerd: dan krimpt de werkgelegenheid bij de overheid, terwijl landelijk gezien de werkgelegenheid enigszins groeit. Daarbij geldt bovendien de kanttekening dat de prognose beleidsarm is; de plannen van het Kabinet-Rutte konden in de prognose niet verwerkt worden. Verwacht moet worden dat de werkgelegenheid bij de overheid in 2011 dus nog wat ongunstiger uit zal komen. Werkgelegenheid zorg en welzijn blijft groeien De vraag naar zorgdiensten blijft – crisis of niet – gewoon doorgroeien. Het is in de arbeidsintensieve zorg- en welzijnsectoren moeilijk om productiviteitsverbeteringen te boeken. Dit betekent dat extra productie in deze deelsectoren zich al snel vertaalt in extra banen: de werkgelegenheid in de deelsectoren zorg- en welzijn groeit met 2 á 3% per jaar. Daarbij past wel de kanttekening dat in de prognose de nieuwe kabinetsplannen niet verwerkt konden worden. Zo is het Kabinet-Rutte voornemens om zorginstellingen meer financiële armslag te geven, waardoor 12 duizend extra medewerkers beschikbaar komen17.
16 17
ADP, Berenschot, Performa, ‘HR Trends 2010-2011’, oktober 2010. ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid regeerakkoord VVD CDA’, 7 oktober 2010, blz. 35.
11
Verschillen in prognoseuitkomsten duiden onzekerheid aan De prognose van EIM nu en die van UWV WERKbedrijf uit het voorjaar laten voor een behoorlijk aantal sectoren vergelijkbare ontwikkelingen zien. Zo laten de bouw en de industrie in beide prognoses nog een forse werkgelegenheidskrimp zien. Zorg en welzijn zijn sectoren waar in beide prognoses een groei van de werkgelegenheid wordt berekend. Maar verschillen zijn er ook. Zo is het EIM pessimistischer bij de horeca en de financiële sectoren. Toch moeten we voorzichtig omgaan met verschillen tussen de prognose-uitkomsten: 1. Prognoses kunnen elkaar tegenspreken omdat elke organisatie een eigen model heeft, een eigen interpretatie van gegevens kent, andere databronnen gebruikt en verschillende veronderstellingen hanteert. 2. Iedere bron een net wat andere sectorindeling kent. 3. Het tijdstip van de prognose verschilt, waardoor een prognose meer gegevens kan verwerken. Ondanks deze handicap zijn verschillende prognoses belangrijk. Immers zij geven een richting aan hoe de ontwikkelingen verlopen. Bij verschillen geven zij een indicatie hoe onzeker de uitkomsten zijn18. Tenslotte merken we op dat de grote Nederlandse banken ook sectorstudies maken. Deze onderzoeken laten zich niet goed vergelijken met de werkgelegenheidsprognoses van EIM en UWV WERKbedrijf, maar zijn soms meer een referentiepunt voor ondernemers voor een goede beschrijving van algemene trends in de bedrijfstak19.
Sectorbarometer en andere generieke informatieproducten Deze sectorbarometer geeft inzicht in de sectorale prognoses op landelijk niveau. Bovendien zijn recente gegevens vanuit andere bronnen toegevoegd. Er zijn er andere analyseproducten van UWV WERKbedrijf beschikbaar waarbij andere aspecten centraal staan; een paar voorbeelden: 1. De Basisset regionale arbeidsmarktinformatie: geeft elke maand actuele cijfermatige gegevens van werkzoekenden en vacatures in de dertig arbeidsmarktregio’s. 2. Regionale arbeidsmarktschetsen: informatie over de regionale arbeidsmarkt. 3. De Basiscijfers Jeugd: een gezamenlijke uitgave van UWV WERKbedrijf en Colo van de jeugdwerkloosheid, stageplaatsen- en leerbanenmarkt per arbeidsmarktregio. 4. De Monitor Kans op werk in regio’s en beroepen. 5. Brancheschetsen: beschrijven de specifieke branchestructuur meer in detail. Verschilt met de Sectorbarometer omdat de laatste vooral gericht is op prognoses en zich focust op werkgelegenheid. Deze informatie – en meer – is te vinden op de website van het WERKbedrijf: www.werk.nl.
18
Zo geeft de Manpower Employment Survey Nederland voor de sector bouw een sterk afwijkend inzicht. Volgens dit onderzoek zijn er 4% meer werkgevers in de bouw die personeelsuitbreiding voorzien in het vierder kwartaal van 2010 dan dat er werkgevers zijn die een krimp van de personeelsomvang verwachten. Deze uitkomst wijkt sterk af van de prognoses van EIB, EIM en UWV WERKbedrijf alsmede de werkgelegenheidsenquête COEN. 19 De Rabobank onderscheidt bijvoorbeeld 80 branches. Er wordt per sector/branche een overzicht gegeven van de bedrijven binnen de sector, welke trends er zijn en welke kansen en bedreigingen er zijn: http://www.rabobank.nl/bedrijven/advies/cijfers_trends/branches/. Recent is de ABN AMRO SectorScope naar buiten gekomen (september 2010). Deze geeft een indruk in welke conjunctuurfase de sectoren zich bevinden. ING brengt een BBP groei per sector uit (Kwartaalbericht sectoren).
12