Inhoudsopgave
2
23 4
1. Dankbetuigin 2. Inleiding 3. Opening van het colloquium - Toespraak van de heer Charles Picqué, Minister-President bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel - Toespraak van Mevrouw Brigitte Grouwels, Staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en de Haven van Brussel - Toespraak van de heer Michel Pasteel, Directeur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen
10
15 -15
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld: Gerechtelijke en politionele aanpak • Mevrouw Sophie Demars, referentiemagistraat op het vlak van intrafamiliaal geweld • Mevrouw Barbara De Nayer, referentieagente voor de zone Brussel-West
18
Kinderen als getuigen van ouderlijk partnergeweld
22
Partnergeweld voorkomen
26
Lokale en gemeentelijke aanpak
• Mevrouw Ingrid Ponjaert-Kristoffersen, Faculty of Psychology and Educational Sciences, VUB • Mevrouw Ada Garcia, Directrice van Cap Sciences humaines, UCL • Mevrouw Annette van Delft, oud-burgemeester en ambassadeur voor het SGBO van het ondersteuningsprogramma op het vlak van intrafamiliaal geweld van de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten • Mevrouw Anne Vanesse, schepen voor Gelijke Kansen in Sint-Gillis • Mevrouw Sophie Luyckfasseel, Centre d’Intervention des Violences intrafamiliales (Interventiecentrum voor Intrafamiliaal Geweld of CIVIF) 31 31
6. Thematiek van de workshops Koppels van hetzelfde geslacht • Monsieur Michel Duponcelle, Tels Quels, asbl
33
Kinderen als getuigen
35
Daderhulp
• Liliane Leroy, Femmes prévoyantes socialistes • Vincent Libert, van de vzw Praxis • Vanessa Verhaegen, vzw Time-Out 38
Tienergeweld • Emmanuelle Melan, vzw Centre d’Education à la Famille et à l’Amour • Olivier Bonnet-Eynard en Véronica Saldi, vzw Solidarité femmes et refuge pour femmes battues
40 42
7. Conclusies 8. Bijlage - Programma - Lijst van de deelnemers
1
2
1. Dankbetuiging
Wij danken alle deelnemers, mensen uit de beroepswereld en leden van het gewestelijk overlegplatform inzake partnergeweld voor hun medewerking aan het welslagen van dit colloquium. Onze dank gaat ook uit naar de Regionale Coördinatie Partnergeweld voor de organisatie en naar de Directie Human Resources en Gelijke Kansen voor hun medewerking en logistieke steun die van dit colloquium een succes hebben gemaakt. Wij hopen dat wij ook in de toekomst op dezelfde vruchtbare manier kunnen samenwerken.
Brigitte Grouwels, Staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken, Gelijke kansen en de Haven van Brussel Charles Picqué, Minister-President bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel
2. Inleiding
‘Geweld in intieme relaties is een geheel van gedragingen, handelingen en houdingen van één van de partners of ex-partners die erop gericht zijn de andere te controleren en te domineren. Het omvat verbale, fysieke, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen en die de integriteit van de ander en zelfs zijn socio-professionele integratie aantasten. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, onder wie de kinderen. Het is een vorm van intrafamiliaal geweld.’ Definitie die op 8 februari 2006 aangenomen werd door het College van Procureurs-generaal en door de interministeriële conferentie van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten, in het kader van het Nationaal Actieplan tegen Partnergeweld 2004 – 2007.
Partnergeweld is een ernstig maatschappelijk probleem. Iedere burger kan hier vroeg of laat mee geconfronteerd worden, ongeacht zijn of haar maatschappelijke of culturele achtergrond. Teneinde optimaal de strijd te kunnen aanbinden met dit bijzonder verontrustende en complexe verschijnsel, werd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een ‘gewestelijke coördinatie op het gebied van partnergeweld’ opgericht. Deze coördinatie dient een beschrijving van de toestand op te stellen en praktijkwerkers en beroepsmensen uit de sectoren die begaan zijn met deze problematiek, bijeen te brengen in een gewestelijk overlegplatform. Een paar dagen vóór de internationale dag van de strijd tegen het geweld op vrouwen besliste het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan deze problematiek een colloquium te wijden, in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Bij die gelegenheid zullen wij een balans opmaken van de inspanningen die het Gewest geleverd heeft in het kader van het NAP, alsook van het optreden van de gewestelijke coördinatie. Verder komen deskundigen toelichting verschaffen over het begrip partnergeweld, hoe zich dat manifesteert, welke trends zich laten afleiden uit de analyses en hoe Brussel aan preventie doet. Tevens zullen wij het standpunt uiteenzetten van elk van de drie groepen die vertegenwoordigd zijn in het gewestelijk overlegplatform (politie-justitie, psychosociale bijstand en gezondheid, opleiding en bewustmaking) alsook een paar goede praktijken die toegepast worden door de gemeenten. Dit colloquium vormt ook een uitgelezen kans om in contact te treden met de verschillende hulpverleners van de eerste en van de tweede lijn die opereren in een complex en soms weinig gekend netwerk, dat actief begaan is met partner- en intrafamiliaal geweld. Tot slot zal tijdens de workshops bijzondere aandacht besteed worden aan geweld binnen koppels van hetzelfde geslacht, kinderen als getuigen van partnergeweld, daderhulp en geweld in tienerkoppels.
3
4
3. Toespraken
Toespraak van Mevrouw Brigitte Grouwels, staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken, Gelijke Kansenbeleid en de Haven van Brussel. Dames, Heren, Het is voor mij een waar genoegen u te mogen verwelkomen op dit colloquium Partnergeweld dat ik samen met de minister-president organiseer op deze vooravond van de ‘Internationale dag van de strijd tegen het geweld op vrouwen’. Graag wens ik de heer Pasteel en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen van harte te bedanken voor de goede samenwerking rond partnergeweld, alsook om ons hier vandaag deze uitstekende locatie ter beschikking te stellen. Zoals u wellicht weet werd het Nationaal ActiePlan (NAP) in 2005 uitgebreid tot de Gewesten en Gemeenschappen. Vlaanderen en Wallonië kregen een provinciale coördinatie voor elke provincie, terwijl Brussel mocht rekenen op een gewestelijke coördinatie. Onze regionale coördinatrice, mevrouw Maryam Kechiche, zal zichzelf en haar werkzaamheden zo dadelijk voorstellen. Ik wens me daarom te beperken tot een oprecht woord van dank aan mevrouw Kechiche en de leden van het Gewestelijke Overlegplatform Partnergeweld voor hun dagelijkse inspanningen. U verneemt zo dadelijk ook meer over het overlegplatform en zal dan kunnen horen tot welke samenwerkingsverbanden we binnen dit overlegorgaan zijn gekomen. Een goede samenwerking en regelmatig overleg tussen de Brusselse politie en justitie, diensten voor psychologische en sociale bijstand en mensen die zich wijden aan vorming en sensibilisering, hebben ervoor gezorgd dat het Brussels Gewest een kwaliteitsvolle benadering van deze problematiek biedt. Het colloquium waar u vandaag aan zult deelnemen, is het resultaat van die samenwerkingsverbanden. De ochtend zal gewijd zijn aan de voorstelling van enkele theoretische benaderingen en van enkele goede praktijken. We beginnen de dag met de verkenning van het terrein in Brussel en de manier waarop die hachelijke problematiek er wordt aangepakt. De diverse vormen van hulpverlening binnen het regionale overlegplatform zullen hun werkmethodes, benaderingen en gezamenlijke acties voorstellen. Heel wat kinderen zijn getuigen van echtelijk partnergeweld. De meesten onder hen houden zich sterk en vertonen geen gedragsproblemen, al betekent dit niet dat we hen mogen vergeten. Professor Ponjaert-Kristoffersen zal dat aspect van de problematiek uiteenzetten en deze middag wordt er een workshop aan gewijd. In mijn hoedanigheid van staatssecretaris voor Gelijke Kansen leg ik sinds 2005 de nadruk op het belang van de bewustmaking en sensibilisering van het publiek. Dankzij het uitgebreide netwerk dat gecoördineerd werd door het overlegplatform konden informatiesessies worden georganiseerd voor de gemeenten en de welzijnsinstellingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Door middel van informatie- en sensibiliseringscampagnes wil ik aantonen dat partnergeweld onaanvaardbaar is en dat het moet verdwijnen. De wilskracht van de regionale en lokale actoren symboliseert mijn inzet om te werken aan de uitroeiing van deze problematiek. Misschien is dat een piste om in de toekomst meer aan preventie te doen. In dat verband verzoek ik Mevrouw Ada Garcia om ons uit te leggen hoe de verschillen tussen jongens en meisjes vanaf de prille jeugd worden doorgegeven en dit van de ene generatie aan de andere.
3. Toespraken
U weet dat ik zeer veel belang hecht aan de overdracht van waarden aan onze jongeren vanaf hun prille jeugd. Momenteel werk ik aan een educatief project dat jongeren moet leren hoe ze elkaar met respect moeten bejegenen. Er werd trouwens een wedstrijd georganiseerd om logo’s rond het thema respect te ontwerpen voor de scholen. De laureaten van die wedstrijd werden op 14 november bekroond tijdens de prijsuitreiking in het Brussels Parlement. Na deze bijzonder interessante ochtendsessie zult u deze middag kunnen deelnemen aan een rijkgevuld programma met onder meer workshops onder leiding van experten. Die workshops spitsen zich toe op vier specifieke situaties waarmee te weinig rekening wordt gehouden, maar die wel onze aandacht verdienen: - daderhulp, - geweld bij koppels van hetzelfde geslacht, - geweld bij tienerkoppels - kinderen als getuigen van partnergeweld.
Ik wens u een zeer leerrijke dag.
Brigitte Grouwels
5
6
3. Toespraken
Mevrouw Caroline Désir Adjunct-Picqué Kabinetschef Dames, Heren, Ik wens in de eerste plaats Minister-President Charles Picqué te verontschuldigen die deze ochtend andere verplichtingen had. Partnergeweld is een problematiek die hem nauw aan het hart ligt. Om die reden richt ik, in zijn naam, enkele woorden tot u. Door al te vaak geweld of een nieuwe vorm van mannelijkheid op te hemelen, banaliseert onze samenleving het teruggrijpen naar fysieke krachtsverhoudingen. Uiteraard bestaan er de nodige wetten en structuren om elke vorm van geweld te voorkomen en te beteugelen. Nochtans bestaat er een minder zichtbare en moeilijk op te sporen vorm van geweld, die echter even dramatisch is. We hebben het hier over partnergeweld. Partnergeweld spaart geen enkele sociale klasse en geen enkele cultuur. Het is een complex, netelig probleem dat vaak ongemerkt de kop opsteekt binnen een koppel. Dit geweld tussen personen heeft rampzalige gevolgen op menselijk, sociaal en economisch gebied, en bedreigt zelfs het evenwicht van onze maatschappelijke structuren. Het leidt tot vreselijke collaterale schade, want bij fysiek en verbaal geweld is het hele gezin betrokken. In 2001 introduceerde Laurette Onkelinx, toen minister van Gelijke Kansenbeleid, het eerste Nationaal Actieplan (NAP) tegen Geweld op Vrouwen. De doelstellingen van dat plan waren duidelijk: de acties van alle betrokken overheidsinstellingen coördineren in de strijd tegen elke vorm van geweld met de nadruk op de strijd tegen inter-relationeel geweld. Later lanceerde een federaal, communautair en regionaal interministerieel college onder impuls van minister van Gelijke Kansen en Integratie Christian Dupont het Nationaal Actieplan Partnergeweld 2004-2007, waaraan het Gewest gehoor gaf door de voorgeschreven thema’s te ontwikkelen. Het was de verdienste van het federaal, communautair en regionaal interministerieel college om partnergeweld exact te omschrijven. Daardoor kregen we de beschikking over een duidelijk kader, waarbinnen we onze acties konden ontwikkelen. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen is de echte spil voor de ontwikkeling en de concretisering van het Nationaal Actieplan, want het verzekert zowel de coördinatie als de regelmatige evaluatie. Ik wil de medewerkers oprecht bedanken voor het geleverde werk. Vandaar de symbolische keuze om het eerste regionale colloquium over partnergeweld te organiseren in het Instituut.
3. Toespraken
Naar het voorbeeld van de andere gewesten heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest trouwens concrete maatregelen genomen om op te treden tegen partnergeweld. Om die reden heeft de minister-president in eerste instantie een overeenkomst gesloten met de staatssecretaris voor Gelijke Kansen voor de oprichting van een regionaal coördinatie inzake partnergeweld. Dit centrum moet de regionale initiatieven tot een goed einde brengen. Voor een geïntegreerde benadering was het noodzakelijk om een netwerk van Brusselse beheerders te ontwikkelen. In tweede instantie hebben wij bijgevolg een regionaal overlegplatform opgericht. Daarin zetelen professionele medewerkers uit de Brusselse politie en het parket, naast vertegenwoordigers van de sociale, psychosociale, medische en paramedische sector. Vervolgens bleek dat goede informatie essentieel was. Tot dan ontbrak een praktisch hulpmiddel dat de zichtbaarheid van de sector moest vereenvoudigen en de vragende partijen sneller de weg moest wijzen. Sinds 23 november 2006 werd daaraan verholpen. Het Gewest beschikt nu over de eerste lijst van regionale actoren op het vlak van partnergeweld. Het zakboekje werd zelfs al herdrukt, waaruit blijkt hoe nuttig het wel is. Daarnaast heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich ook gebogen over de opleidingen die een beter inzicht moeten verschaffen in de cyclussen en mechanismen van geweld. In samenwerking met professionele medewerkers werden tweetalige opleidingen ontwikkeld die in juni werden gegeven aan de politieschool. In 2008 zullen die opleidingen opnieuw aan bod komen in andere sectoren. Uiteraard werden de gemeenten niet vergeten: elk jaar opnieuw vormen de thema’s gelijkheid en partnergeweld het voorwerp van een oproep om ‘goede praktijken’ aan te moedigen. Dat gebeurt door middel van subsidies aan de gemeenten die relevante initiatieven op dit domein willen voeren. Dit jaar kregen we trouwens meer aanvragen, iets wat ongetwijfeld het gevolg is van het toenemende aantal schepenen voor gelijke kansen. Naast de voortzetting van de hiervoor beschreven acties wil de minister-president in de lente van 2008 de initiatieven toespitsen op een preventiecampagne tegen geweld bij jongeren. Om tegemoet te kunnen komen aan dringende vragen zal daarbij bijzondere aandacht worden besteed aan de voorlopige opvangstructuren. De Brusselse ministers waren van oordeel dat het uiterst belangrijk was om vandaag dit colloquium te organiseren. Wij rekenen op uw expertise en uw getuigenissen. Op die manier hopen wij het werk te kunnen voortzetten en de krachten te bundelen om te strijden tegen geweld, meer in het bijzonder tegen een vorm die onuitwisbare sporen nalaat: partnergeweld. Ik dank u. Caroline Désir
7
8
3. Toespraken
De heer Michel Pasteel Directeur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen
Dames en Heren, Ik wil in de eerste plaats de Heer Minister-President Charles Picqué en Mevrouw de staatssecretaris Grouwels bedanken omdat ze het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen gevraagd hebben het woord te nemen bij de opening van het Brussels colloquium over partnergeweld. Als directeur van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen is het voor mij een groot genoegen om in onze lokalen het eerste Brussels colloquium over de strijd tegen partnergeweld te mogen verwelkomen. Sinds 2004 is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een van de betrokken actoren van het Nationaal Actieplan in de strijd tegen partnergeweld. Naar aanleiding van de interministeriële conferentie van 13 juli 2005 werd besloten om het federaal actieplan 20042007 om te zetten in een gemeenschappelijk Nationaal Actieplan (NAP) voor de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten. Tevens werden bepaald welke acties voorrang moesten krijgen in de strijd tegen partnergeweld. Die beslissing werd goedgekeurd tijdens de interministeriële conferentie van 8 februari 2006 en er werd eveneens een gemeenschappelijke definitie aangenomen waardoor gezamenlijk kan worden geijverd voor de uitschakelijking van geweld. De acties in de strijd tegen partnergeweld maken immers in vele aspecten deel uit van de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten en hun bijdrage is van essentieel belang. Het Instituut, dat belast is met de coördinatie van het NAP en de uitwisseling van informatie, maar ook met de concrete ontwikkeling van de acties in het NAP, heeft net de evaluatie voorbereid van deze drie jaar van samenwerking met de deelstaten met het oog op de uitbanning van partnergeweld. De 89 acties van het NAP werden verdeeld volgens zes hoofdlijnen: sensibilisering, opleiding, preventie, bescherming en opvang, repressie, registratie en evaluatie. De doelstelling van het plan is de goede uitvoering van de acties met het oog op de versterking en de uitbreiding van de strijd tegen partnergeweld in samenwerking met alle politieke actoren die betrokken zijn bij deze problematiek. Sinds geruime tijd ondersteunt de federale overheid in het kader van de lokale politiek (die in 2006 geëvalueerd werd door Engender) de coördinatie inzake de strijd tegen partnergeweld in de provincies. In 2005 hebben het Instituut en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich dan ook verenigd in de strijd tegen geweld door de oprichting van de coördinatie geweld binnen het
3. Toespraken
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Die coördinatie onder bescherming van Minister-president Charles Picqué en Staatssecretaris Brigitte Grouwels heeft een belangrijke rol te vervullen op het Brussels niveau. Ze moet een stand van zaken opmaken en een regionaal platform bijeenbrengen van alle actoren en professionele medewerkers die op het terrein betrokken zijn bij de strijd tegen partnergeweld. Een paar dagen voor 25 november, de internationale dag van de strijd tegen het geweld op vrouwen, lijkt het essentieel om te herinneren aan de coördinerende rol van het Instituut in deze materie voor de internationale verslagen die België voorlegt aan de Verenigde Naties en de Raad van Europa en aan zijn deelname in het beheerscomité van het Daphne-programma (voor de bestrijding van het geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen). Doeltreffende actie gaat gestoeld op de essentiële coördinatie van alle instrumenten: gemeenschappen, professionele medewerkers en actoren op het terrein die hier vandaag verenigd zijn. Allemaal samen zullen wij ons moeten inzetten om geweld te doen verdwijnen en om de mentaliteit te veranderen Michel Pasteel
9
10
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) De voorstelling van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld werd geacutaliseerd met het doel om de lezers te informeren over de meest recente activiteiten van de coördinatie.
I. Context In 2005 heeft de federale staat de Gemeenschappen en de Gewesten tijdens een interministeriële conferentie betrokken bij de uitwerking van het Nationale Actieplan ter Bestrijding van Partnergeweld (NAP 2006-2007). Deze overeenkomst voorziet in de ontwikkeling van zes strategische doelstellingen: sensibilisering, opleiding, preventie, opvang en bescherming van het slachtoffer, repressie en evaluatie. Tijdens die ontmoeting hebben de federale, gemeenschaps- en gewestoverheden een gemeenschappelijke definitie opgesteld en aangenomen . Definitie die op 8 februari 2006 aangenomen werd door het College van Procureurs-Generaal en door de interministeriële conferentie van de federale overhead, de gemeenschappen en de gewesten, in het kader van het Nationaal Actieplan tegen Partnergeweld 2004-2007. Om deze nationale verbintenis tot een goed einde te brengen is in 2005 een overeenkomst ondertekend tussen het Gewest, vertegenwoordigd door Minister-President Charles Picqué en staatssecretaris Brigitte Grouwels, en het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, waarbij de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld werd opgericht. De coördinatie ontwikkelt haar opdrachten binnen het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, meer bepaald binnen de Directie Human Resources en Gelijke Kansen. De coördinatie speelt enerzijds de rol van gewestelijke tussenpersoon tussen de gewestministers, het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en de bevoegde sectoren inzake partnergeweld. Anderzijds is zij ermee belast de actoren ter plaatse en de experten ertoe aan te zetten samen te werken door hen een globale en multidisciplinaire kijk te verschaffen. Overigens is het ook haar taak om opleidingen te organiseren voor de actoren op het terrein zodat ze hun kennis van het beleid en de praktijken inzake partnergeweld kunnen vergroten en updaten. De uitvoering van de omschreven opdrachten wordt nauwlettend opgevolgd door een begeleidingscommissie die bestaat uit vertegenwoordigsters van de Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en van de staatssecretaris voor Gelijke Kansen, een vertegenwoordigster van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen en vertegenwoordigers van de Directie Human Resources en Gelijke Kansen.
II. Gewestelijke acties in 2007 1. Gewestelijk overlegplatform inzake partnergeweld
1.1 Het platform Het platform verenigt experten en actoren op het terrein van de politie, het gerecht en uit de (psycho)sociale, medische en paramedische sector die actief zijn op het vlak van de partnergeweldproblematiek in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) De beroepsmensen ontmoeten elkaar op deze raadgevende bijeenkomst om een integrale aanpak van deze problematiek te ontwikkelen en om met verschillende sectoren en disciplines te gaan samenwerken. Doelstellingen: - Uitwisseling bevorderen tussen beroepsmensen uit verschillende sectoren die met de problematiek te maken krijgen; - Samen gaan werken om het buurtwerk te versterken; - Een globale kijk doen verwerven op het beleid en de praktijken; - De behoeften van de verschillende sectoren inzake deze problematiek in kaart brengen; - De opvang van slachtoffers en daders verbeteren.
1.2. Werkgroepen De leden van het platform vormen werkgroepen om de uitwisseling tussen de sectoren te bevorderen en om daar werkwijzen, acties en werkthema’s uit te halen.
Werkgroep politie –justitie Samenstelling: referentiepersonen van de Brusselse politiezones, de referentiemagistraat inzake intrafamiliaal geweld van het gerechtelijke arrondissement Brussel, een onderzoeksrechter en vertegenwoordigers van het Justitiehuis. Doelstellingen: - De toepassing vergemakkelijken van de gemeenschappelijke omzendbrief van de minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende het strafrechtelijke beleid inzake partnergeweld (COL 4); - De uitwisseling tussen het gerecht en de politie bevorderen, - De goede praktijken van bepaalde zones voor het voetlicht plaatsen om ze toe te passen in andere zones; - De praktische aanpak verbeteren (bv. het opstellen van processen-verbaal voor politiemensen) Werkgroep psychosociale bijstand en gezondheidszorg Samenstelling: diverse Brusselse sociale, psychosociale, medische en paramedische sectoren (medisch centrum, vrouwenvereniging, lokale bemiddeling, Centra Geestelijke Gezondheidszorg, Centra Algemeen Welzijnswerk, verenigingen voor dader- en slachtofferhulp, …). Doelstellingen: - Samenwerking bevorderen; - De behoeften van de psycho-medisch-sociale sector inzake deze problematiek identificeren; - Specifieke thema’s ontwikkelen inzake aspecten van de psycho-medisch-sociale opvang.
11
12
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) Na een uitstekende uiteenzetting van het Collectif contre les Violences Familiales et l’Exclusion uit Luik en het Centre de prévention des violences conjugales et familiales heeft de groep overigens bijzondere aandacht besteed aan de situatie van het kind dat getuige is van het geweld en de gevolgen daarvan voor zijn toekomst. Aan dit thema, waar de gewestelijke overheid aandacht voor heeft, wordt een workshop gewijd tijdens dit colloquium. Werkgroep opleiding en sensibilisering Samenstelling: verschillende sensibiliserings- en opleidingsexperten met betrekking tot de problematiek. Doelstellingen: - De opleidingsinstrumenten leren kennen Standpunten en de analyses van experten over deze instrumenten doen delen De experten betrekken bij de coördinatie om aangepaste modules te maken Deze groep experten analyseert en wijzigt de instrumenten die een concreet antwoord kunnen bieden op de vragen van de actoren ter plaatse in het kader van doorlopende vorming. Daartoe hebben de coördinatrice en deze experten een reeks modules over het geweldmechanisme ontwikkeld, begeleid en gesuperviseerd, die worden aangeboden aan eerstelijnshulpverleners en aan de psychosociale sector.
Werkgroep colloquium Samenstelling: vertegenwoordiger van de politie, advocaat, lokale bemiddeling, CAW’s, verenigingen voor slachtoffer- en daderhulp en vrouwenverenigingen. Deze tijdelijke groep is opgericht om het colloquium van 23/11/2007 voor te bereiden. Ze bestaat uit leden van het platform. Op hun advies en hun voorstellen heeft het Gewest een beroep gedaan om de thema’s en de experten van het colloquium te kiezen. Doelstellingen: - Voorstellen van sprekers en experten, - Voorstellen van thema’s.
Plenaire vergadering Samenstelling: de leden van alle werkgroepen. Tijdens deze vergadering gaat het erom een multidisciplinaire aanpak te hebbben inzake de samenvatting van het werk dat elke groep heeft geleverd door er nieuwe thema’s in op te nemen. Deze methode om alles te delen met elkaar is gunstig gebleken voor de politie, het gerecht en de psycho-medisch-sociale sector, die tot een betere samenwerking op het terrein zijn kunnen komen inzake de behandeling en de aanpak van de problematiek. Doelstellingen - Ontmoetingen en uitwisseling bevorderen tussen de vertegenwoordigers van de verschillende sectoren over het werk in de werkgroepen; - Overstappen van een lineaire op een globale visie voor de aanpak van het probleem;
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) - Informeren over de evolutie van de wettelijke en gerechtelijke aspecten; - De opvang van de slachtoffers door een kennis en contacten ter plaatse verbeteren; - Nieuwe werkthema’s ontwikkelen: kinderen, tieners en homoseksuele koppels; - Inlichtingen verschaffen over hulpmiddelen: studies, onderzoek, proefprojecten.
2. Opleidingen inzake partnergeweld Sinds twee jaar heeft de coördinatrice, samen met de experts van het platform, een tweetalige opleiding ter bewustmaking van partnergeweld en intrafamiliaal geweld ontwikkeld, verstrekt en gesuperviseerd. De modules werden verstrekt aan de leerlingen van de Gewestelijke en Intercommunale Politieschool (GIP) en aan de eerstelijns hulpverleners uit de psychosociale sector. De sessies maken het mogelijk de mechanismen van deze problematiek te begrijpen en te herkennen. Men leert er ook de wetgeving en de omzendbrieven over partnergeweld kennen. Doelstellingen - Concrete informatie verstrekken over psychologische benadering en de bijstandsaanpak, en de rol en de functie van de eerstelijns hulpverlener binnen deze problematiek benadrukken. - Begrip verwerven inzake partnergeweld. - Komen tot een betere oriëntatie en opvang van de slachtoffers en daders. Tijdens de opleidingen ontvingen de deelnemers een evaluatieformulier. De deelnemers benadrukken daarin dat ze een betere theoretische en praktische kennis van de problematiek hebben verworven. Ze stelden het delen van ervaringen en de goede interactie op prijs. Ze voelden zich beter in staat slachtoffers op te vangen, omdat ze contacten konden leggen en toekomstige samenwerkingsbanden konden smeden. Ze waren tevreden met de keuze voor lesgevers die afkomstig waren uit de verschillende Brusselse sectoren. Ze hadden tijdens deze opleidingen graag vertegenwoordigers uit de gerechtelijke sector ontmoet. Ten gevolge van een grote vraag naar deelname aan deze modules, werd beslist om dezelfde sensibilisatiesessies te organiseren in 2008.
3. Oproep aan de Brusselse gemeenten voor projecten inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen en partnergeweld Het BHG stelt ieder jaar subsidies ter beschikking van de gemeenten die vernieuwende projecten inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen en partnergeweld willen bevorderen. Minstens eenmaal per jaar vindt een informatievergadering plaats om de belangstelling en de medewerking van de ter zake bevoegde schepenen te stimuleren. De projecten moeten een relevante bijdrage leveren aan acties ter bevordering van de bewustmaking voor de problematiek van het partnergeweld. Doelstellingen
13
14
4. Presentatie van de gewestelijke coördinatie inzake partnergeweld van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) - De plaatselijke sensibiliserings- en preventieinitiatieven ter bestrijding van partnergeweld ondersteunen; - De plaatselijk ontwikkelde goede praktijken zichtbaarder maken; - Een (inter-)communaal netwerk van contactpersonen voor interventies opbouwen. De coördinatrice geeft een consultatief advies met betrekking tot de projecten inzake partnergeweld. De initiatieven inzake partnergeweld die opgestart werden in het kader van de projectoproep 2007: - Realisatie van twee tweetalige brochures over partnergeweld, de ene voor het brede publiek, de andere voor jongeren (Sint-Agatha-Berchem); - Bewustmaking voor partnergeweld: opleidingen, colloquium en verspreiding van een huisaan-huisfolder (Koekelberg); - Bewustmakingscampagne “Ziekte en handicap bij vrouwen, bronnen van familiaal geweld?”: affiches, informatie, debatten; - Workshops “Relationele communicatie”: sensibilisering voor de betrekkingen tussen man en vrouw, preventie van elke vorm van geweld (Ukkel); - “Verweer tegen geweld jegens vrouwen – verwezenlijking van een brochure met een voorstelling van het netwerk” (Sint-Gillis); - Opleiding van “Contactvrouwen” die naar slachtoffers luisteren (Etterbeek).
4. Publicatie van het Zakboekje van de gewestelijke en lokale actoren inzake partnergeweld Meer dan in eender welk ander domein, is goede informatie essentieel om partnergeweld doeltreffend te bestrijden. Tot 2006 was er geen praktisch instrument dat inlichtingen bevatte over alle gewestelijke en lokale actoren die bij deze problematiek zijn betrokken. De Minister-President en de Staatssecretaris zijn overeengekomen om die inlichtingen te publiceren in de vorm van een zakboekje. Dit tweetalige en gratis memento is een soort gids met alle eerstelijns hulpdiensten die slachtoffers en daders opvangen, informeren en doorverwijzen naar een van de talrijke structuren voor opsporing, preventie of behandeling op het Brusselse grondgebied. Dit document werd enthousiast onthaald. In 2007 werd het opnieuw gedrukt om aan de vele vragen tegemoet te kunnen komen. Het is ook online raadpleegbaar op de portaalsite van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: www.brussel.irisnet.be.
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Gerechtelijke en politionele aanpak - Intrafamiliaal geweld, Justitie en Politie Sophie Demars Referentiemagistraat op het vlak van intrafamiliaal geweld en Substituut van de Procureur des Konings bij het Brusselse parket Sinds de publicatie van de gemeenschappelijke rondzendbrief nr. COL 4/2006 van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal in verband met het strafrechtelijke beleid inzake partnergeweld, zijn de dossiers rond intrafamiliaal geweld een prioriteit van het Brussels parket geworden. Het doel is om de politionele en gerechtelijke tussenkomsten te harmoniseren en te systematiseren, en om tegelijk bijzondere aandacht te besteden aan de slachtoffers. Het resultaat daarvan is dat die dossiers op een specifieke manier beheerd worden door het Brusselse parket en dat er bevoorrechte banden ontstaan met de andere partijen uit de sector In de context van intrafamiliaal geweld moet het strafrechtelijk beleid mogelijk maken dat er voor elk individueel geval een aangepaste oplossing wordt gevonden, met de nadruk op respect, veiligheid en erkenning van het slachtoffer, maar ook op de bescherming van de kinderen. Verder is het uiterst belangrijk dat de strafrechtelijk afkeurenswaardige aard van gewelddadig gedrag duidelijk naar voren wordt gebracht: in hun reacties moeten justitie en politie duidelijk maken hoe ernstig ze die vorm van geweld vinden en hoe groot hun engagement is om het te bestrijden.
Welk geweld? Wat verstaat men precies onder intrafamiliaal geweld? In de rondzendbrief van 13 januari 2006 verduidelijkt de Brusselse Procureur des Konings dat we hier te maken hebben met ‘elke vorm van fysiek, seksueel, psychisch en economisch geweld tussen echtgenoten, ex-echtgenoten en samenwonenden, alsook de mishandeling of slechte behandeling die kinderen ondervinden van personen bij wie ze wonen en opgevoed worden, zoals vader, moeder of hun partners. Dat begrip verwijst tevens naar slagen en verwondingen tussen verwanten in opklimmende en afdalende lijn, broers en zusters en andere verwanten die onder hetzelfde dak wonen.’
15
16
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Bevoorrechte gesprekspartners in de politiezones Elke politiezone bezit voortaan een referentieagent die belast is met intrafamiliaal geweld. Zij moet meer bepaald toezien op de verspreiding en de goede toepassing van de richtlijnen van het Ministerie van Justitie en van het College van procureurs-generaal. De rondzendbrieven nr. COL 3/2006 en 4/2006 leggen duidelijke en concrete regels vast die moeten worden nageleefd bij intrafamiliaal geweld. Een van die regels heeft betrekking op het uitvoerige verhoor van het slachtoffer (dat gefilmd of opgenomen kan worden), foto’s van de verwondingen en de beschadigingen aan het meubilair, en de systematisering van de kennisgeving aan het Parket zodra er een potentieel gevaar bestaat voor de fysieke of psychologische integriteit van het slachtoffer. Om het werk te verbeteren, worden er regelmatig bijeenkomsten georganiseerd tussen de referentieagenten, de referentiemagistraten voor het arrondissement, de contactmagistraten die binnen elke zonale sectie van het Parket aangeduid worden en andere partijen op het terrein. Bovendien heeft de ‘Arrondissementsraad voor een slachtoffervriendelijk beleid’ voor elke politiezone een lijst opgesteld met daarop de gegevens van alle betrokken partijen. Men vindt daarop meer bepaald de referentieagenten, het bureau voor slachtofferhulp, de slachtofferopvangdienst, de lokale bemiddelaars, de lijst van ziekenhuizen voor crisisgevallen en de gegevens van de opvangcentra.
Toestand op het terrein In werkelijkheid stellen zich enkele praktische problemen. Dat is onder meer het geval wanneer we het hebben over respect voor de intimiteit van het slachtoffer als de sporen van slagen gefotografeerd moeten worden. Om die reden voorziet men om een politiearts te belasten met die taak. Tevens worden de foto’s van intieme lichaamsdelen onder verzegelde enveloppe geplaatst en bij het PV gevoegd voor ze worden doorgegeven door de politiediensten. De medische kosten kunnen bepaalde slachtoffers tegenhouden om hun verwondingen te laten vaststellen. Het Parket vraagt bijgevolg aan de politiediensten om een vordering te laten opstellen waarin een arts belast wordt met het onderzoek. Het begrip ongeschiktheid dat wordt opgenomen in bepaalde doktersattesten moet veeleer begrepen worden als ongeschiktheid om de dagelijkse bezigheden uit te voeren dan in de strikte zin van arbeidsongeschiktheid
Welke reactie? Elk geval van intrafamiliaal verdient een snelle, individuele reactie. Seponering na een wettelijke oproep of probatie, lokale of strafrechtelijke bemiddeling, rechtstreekse dagvaarding, opstarten van het onderzoek met aanhoudingsbevel of invrijheidsstelling onder voorwaarden, … Dankzij de waaier aan maatregelen kunnen de reacties worden aangepast volgens het geval, maar er moet rekening worden gehouden met de specifieke aard van de materie, want de aanwezigheid van een machtsverhouding of de psychische kwetsbaarheid van een van de partijen kan tot problemen leiden, bijvoorbeeld voor de bemiddeling. De keuze van een doeltreffende maatregel veronderstelt bijgevolg een goede evaluatie van de situatie. Er moet vooraf worden onderzocht of blijven samenwonen gevaar oplevert voor de integriteit van het slachtoffer en de kinderen, meer in het algemeen of er geen risico is op herhaling van de gewelddaden.
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld De slachtoffers opvangen en informeren Wanneer men het slachtoffer centraal plaatst, veronderstelt dit dat de referentiemagistraat en de slachtofferopvangdienst nauw samenwerken, en dat ze kunnen beschikken over specifieke informatie over de slachtoffers wanneer een beslissing wordt genomen. Elke beslissing om de dader vast te houden of in vrijheid te stellen, moet zeker worden meegedeeld aan het slachtoffer. De verbintenissen die de dader heeft aangegaan voor de substituut of de voorwaarden die werden opgelegd door de onderzoeksrechter en waarbij het slachtoffer rechtstreeks betrokken is, moeten worden meegedeeld door de slachtofferopvangdienst of door de politiedienst die de klacht heeft opgenomen.
Politieoptreden Barbara De Naeyer Referentieagente op het vlak van intrafamiliaal geweld voor de politiezone 5340 (Sint-Jans-Molenbeek, Ganshoren, Jette, Sint-Agatha-Berchem, Koekelberg) Bij partnergeweld komt de eerstelijnspolitie tussenbeide. Voor een maximale doeltreffendheid moeten de politiemensen beschikken over bruikbare hulpmiddelen om die specifieke kwestie op een correcte manier te beheren. Ze moeten niet alleen het hoofd bieden aan een emotioneel geladen crisis, maar bovendien moeten ze voldoende elementen verzamelen om het werk van het gerechtelijk apparaat en andere betrokken partners te vergemakkelijken.
Nadenken over maximale doeltreffendheid Zodra bepaald was dat de strijd tegen partnergeweld voorrang zou krijgen, werd gestart met een brainstorming in de politiezone om de toepassing te kaderen binnen de werklast van de eerstelijnsteams. Omdat de bijzondere aandacht voor het slachtoffer een van de hoofdlijnen van de rondzendbrief was, werden samenwerkingsverbanden tot stand gebracht met andere actoren zoals de diensten slachtofferhulp, het gerechtelijk apparaat, de bemiddelingsdiensten en de psychosociale bemiddelaars. Daardoor ontstond een regionaal overlegplatform inzake partnergeweld, waarin de politie, de magistraten en andere betrokkenen zitting kregen. Einddoel is een betere informatieverspreiding tussen de diverse partijen.
Opleiden en sensibiliseren In samenwerking met slachtofferhulp werd een intern opleidingsprogramma uitgewerkt. Dat is meer bepaald gericht op sensibilisering van de politieagenten met betrekking tot de bijzondere aspecten van de problematiek, onder meer om banalisering in geval van herhaling te vermijden. De politieagenten krijgen bruikbare opleidingen om zo professioneel mogelijk te kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld door altijd aandachtig te luisteren naar het slachtoffer, maar ook naar de dader. Deze opleiding biedt ook concrete hulpmiddelen om het politiewerk bruikbaar te maken voor het gerechtelijk apparaat. Het gaat hier om specifieke standaardformulieren voor het Parket. Als die correct ingevuld worden, garanderen ze dat het werk altijd van prima kwaliteit zal zijn, wat een veiligheid is voor de eerstelijnspolitieagenten. Het eerste doel van de politietussenkomst is inderdaad het verzamelen van elementen “à charge” (tegen) en “à décharge” (voor), op basis waarvan het gerechtelijk apparaat het dossier kan opvolgen. In de praktijk worden de formulieren zodanig opgesteld dat de feiten zo uitvoerig en zo volledig mogelijk worden gerapporteerd. Op die manier krijgen de magistraten een zicht op de context en kunnen ze hun beslissing afstemmen op de bijzondere aspecten van de zaak.
17
18
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld De informatie die wordt ingezameld dankzij die hulpmiddelen, bijvoorbeeld de identificatie van de kinderen van het koppel of de gegevens van het slachtoffer, verlicht ook het werk van de andere betrokkenen. Op dezelfde manier werd een standaard medisch attest uitgewerkt waarop alle nuttige elementen voor het gerechtelijk proces kunnen worden vastgesteld, bijvoorbeeld de ernst van de verwondingen en de aanbevolen opvolging. Er werd trouwens ook een standaardvordering voor de arts opgesteld, om te voorkomen dat het medisch onderzoek ten laste van het slachtoffer zou komen. De opgeleide agenten kregen tevens een film te zien waarin de magistraten die belast zijn met die dossiers uitleg geven over hun manier van werken en over de opvolging die ze geven aan het politiewerk. Concrete resultaten Dankzij die benadering van de problematiek werden aanzienlijke vorderingen gemaakt, met meer bepaald een betere omkadering van de gezinnen die slachtoffer worden van dit verschijnsel. Al die initiatieven uiten zich ook in een betere informatie-uitwisseling, onder meer naar de slachtofferhulp. Er is bijgevolg sprake van een meer doeltreffende opvolging. In de toekomst moet een platform op het niveau van de zone waarin alle betrokken partners opgenomen worden (politie, slachtofferhulp, bemiddeling, …), zorgen voor nog meer transparantie. Het moet tevens mogelijk maken om de opdrachten aan te passen aan de realiteit op het terrein en om preventieve acties te voeren.
Kinderen als getuigen van ouderlijk partnergeweld Ingrid Ponjaert-Kristoffersen Faculty of Psychology and Educational Sciences, VUB Partnergeweld kan zeer diverse vormen aannemen, denken we maar aan verbaal, emotioneel, lichamelijk en seksueel geweld. Daarnaast bestaat er een onderscheid tussen direct en indirect geweld. Onder direct geweld verstaat men bijvoorbeeld slaan, schoppen, verkrachten, uitschelden, beledigen en vernederen, terwijl indirect geweld onder meer verband houdt met het vernielen van waardevolle voorwerpen of het mishandelen/doden van een lievelingsdier. Op die manier wil men de partner controleren, manipuleren en domineren zodat zijn integriteit wordt aangetast. Het geweld kan eenmalig zijn, maar meestal hebben we te maken met een repetitief proces met verregaande gevolgen. Het begrip partnergeweld kan men overigens zeer ruim opvatten. Zo is de grens tussen een ouderlijk conflict en ouderlijk partnergeweld vaag. Uit cijfers blijkt dat een niet te onderschatten aantal jongeren leeft in een gezin waar de volwassen partners geregeld agressief gedrag t.o.v. elkaar stellen. Men kan zich bijgevolg afvragen of de confrontatie met ouderlijk partnergeweld gevolgen heeft voor de kinderen.
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Lopen deze kinderen een verhoogd risico op de ontwikkeling van psychologische problemen? K. Sternberg (2006) e.a. voerden een zeer uitgebreide analyse uit op basis van de ruwe gegevens van diverse studies (= 24), met in totaal 1870 onderzochte kinderen. Dit leidde tot de volgende resultaten. Kinderen die opgroeien met gezinsgeweld lopen meer risico om psychologische, sociale en schoolse problemen te ontwikkelen. Kinderen die getuige zijn van gezinsgeweld verschillen in dit opzicht niet van lichamelijk mishandelde kinderen. Wanneer ze niet alleen getuige maar ook slachtoffer zijn van gezinsgeweld lopen ze het meeste risico, want het aantal ontwikkelingsproblemen stijgt naarmate het aantal stressoren toeneemt. Dit ‘double whammy effect’ is vooral duidelijk bij internaliseringsstoornissen zoals angsten, depressie en psychosomatische klachten. Bij kinderen die niet met gezinsgeweld worden geconfronteerd, nemen externaliseringsproblemen zoals oppositioneel, delinquent en agressief gedrag met de leeftijd af, terwijl het voorkomen van die problemen stabiel blijft bij kinderen die in gewelddadige gezinnen leven. Bij kinderen die getuige zijn, nemen ze zelfs beduidend toe. Tot besluit kan men stellen dat er geen verschillen zijn tussen getuigen en slachtoffers van gezinsgeweld aangaande het voorkomen van externaliseringsstoornissen. Internaliseringsstoornissen komen echter meer voor bij getuigen dan bij slachtoffers.
Zijn jonge kinderen kwetsbaarder dan oudere kinderen? Het onderzoek van K. Sternberg e.a. onderscheidt en vergelijkt drie leeftijdsgroepen (4-6 jaar, 79 jaar en 10-14 jaar). Jonge kinderen hebben minder mogelijkheden om hun gevoelens te reguleren. Verder bezitten ze minder cognitieve mogelijkheden om de situatie te overzien en zijn ze nog afhankelijk van hun ouders om betekenis te geven aan de gebeurtenissen. Bovendien is de identificatie van kinderen met hun ouders het sterkst waardoor ze meer kans lopen om het gedrag van de mishandelaar of het slachtoffer over te nemen. Om al die redenen verwachtten de onderzoekers dat jonge kinderen een grotere kwetsbaarheid zouden vertonen. Deze hypothese werd echter niet bevestigd door de bevindingen. Zo bleek dat oudere kinderen die in aanraking komen met intrafamiliaal geweld, evenveel en soms meer kans lopen op internaliseringsproblemen. Op het vlak van externaliseringsproblemen vertonen vier- tot zesjarige kinderen niet meer of minder risico als ze met één enkele vorm van intrafamiliaal geweld geconfronteerd worden, terwijl dat niet het geval is voor zeven- tot veertienjarigen (als slachtoffer én als getuige). Bovendien blijkt dat tientot veertienjarigen die getuige zijn van ouderlijk partnergeweld het hoogste risico lopen om externaliseringsstoornissen te ontwikkelen. Binnen de groep kinderen die met intrafamiliaal geweld geconfronteerd worden, lopen vier- tot zesjarige en zeven- tot negenjarige slachtoffers–getuigen het hoogste risico op externaliseringsstoornissen. Voornoemde resultaten bevestigen de hypothese dat geweld op latere leeftijd zeer ernstige gevolgen heeft omdat oudere kinderen veel bewuster reflecteren over de betekenis van de mishandelingen en daardoor ook meer zelfverwijt of boosheid kunnen ervaren. Kinderen die net voor de adolescentie met gezinsgeweld worden geconfronteerd zouden meer kans op delinquent gedrag vertonen.
19
20
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Ondanks deze onderzoeksgegevens beweren vele auteurs nog altijd dat jonge kinderen kwetsbaarder zijn. Alleen longitudinale studies kunnen deze onverwachte leeftijdsverschillen inzake de kwetsbaarheid t.o.v. familiaal geweld verder uitklaren.
Zijn er verschillen tussen jongens en meisjes? Uit uiteenlopend onderzoek blijkt dat meisjes en jongens anders omgaan met gezinsconflicten. Zo zouden meisjes zichzelf meer verantwoordelijkheid toekennen. Hierdoor proberen ze de problemen en noden van hun ouders op te vangen en zouden ze meer geneigd zijn om zichzelf de schuld te geven voor het gezinsgeweld, wat het risico op internaliseringsproblemen zou verhogen. Jongens zouden echter veeleer gebruikmaken van verdedigingsmechanismen en zichzelf minder de schuld geven. Bovendien zouden ze boos en agressief worden als de conflicten in frequentie toenemen. Ze zouden daarom eerder externaliseringsstoornissen ontwikkelen. Hoewel deze redenering zeer aanvaardbaar klinkt, hebben zeker niet alle onderzoekers deze verschillen tussen jongens en meisjes vastgesteld. Omdat de bevindingen niet eenduidig zijn, lijkt verder onderzoek aangewezen.
Lopen kinderen die getuige zijn van intrafamiliaal geweld later meer risico om zelf bij partnergeweld betrokken te worden? Bij mishandelde kinderen is er sprake van een herhalingsdynamiek waardoor ze zelf meer kans hebben om later dader of slachtoffer te worden. Bestaat dit risico ook bij kinderen die getuige zijn van partnergeweld? Ze vertonen immers meer internaliserings- en externaliseringsproblemen dan kinderen die niet met familiaal geweld te maken hebben. Er bestaan verschillende theoretische kaders/modellen van waaruit men een herhalingsdynamiek kan veronderstellen en verklaren. Hierna volgen twee voorbeelden. Voorbeeld 1: de leertheoretische benadering. Het ‘sociaal leren’-model stelt dat ouders krachtige modellen zijn. Door imitatie en observatie nemen kinderen het gedrag van hun ouders over, zoals agressief gedrag t.o.v. de partner. Ook bepaalde vaardigheden zoals het reguleren van emoties en gedrag, probleemoplossingsstrategieën en conflicthanteringen, worden aangeleerd. Dat kan betekenen dat deze kinderen sneller in controlerende, manipulerende en dominerende relaties zullen terechtkomen. Voorbeeld 2: de systeemtheoretische benadering. Gezinnen waarin partnergeweld voorkomt, kan men disfunctioneel noemen. Het zijn vaak gesloten gezinnen waar weinig (positieve of modererende) invloed van de buitenwereld mogelijk is. Tussen de gezinsleden bestaan er problematische relaties die niet alleen tot uiting komen in het partnergeweld, maar ook in conflicten tussen de kinderen. Omdat er veel energie gestoken wordt in het bewaren van de rust, krijgen kinderen weinig veiligheid of kans om te exploreren. Daardoor kunnen ze zich minder ontplooien en hebben ze meer moeite om hun mogelijkheden en beperkingen te leren kennen. Voor hen zijn sociale relaties niet veilig, ze zijn steeds op hun hoede en interpreteren het gedrag van anderen vaak als agressief. Hierdoor lopen ze meer gevaar om in dominerende en controlerende partnerrelaties terecht te komen. Hoewel die verklaringen in sommige gevallen toepasselijk zijn, stemmen ze niet altijd overeen met de realiteit van het dagelijks leven.
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Conclusie en aanbevelingen Uit bovenstaande gegevens blijkt dat kinderen die getuige zijn van ouderlijk partnergeweld evenveel, zoniet meer risico lopen dan mishandelde kinderen op het ontwikkelen van psychologische problemen. Vooral de toename in externaliserings- en internaliseringsstoornissen bij tien- tot veertienjarigen stemt tot nadenken. Toch mag men niet in overdreven pessimisme vervallen. De cijfers tonen immers aan dat het getuige zijn van partnergeweld maar een van de vele factoren is die het ontstaan van psychologische problemen beïnvloeden en dat deze kinderen zeer veel veerkracht bezitten. De meerderheid lijkt trouwens geen uitgesproken psychologische problemen te vertonen. Ook werden in veel van de studies de moeders aangesproken om het gedrag van hun kinderen te beoordelen. Voor de groep kinderen als getuige waren deze informanten mishandelde vrouwen. Bovendien is het zo dat depressieve moeders of moeders in probleemsituaties het gedrag van hun kinderen als meer problematisch omschrijven. Al deze kritische reflecties hebben zeker niet tot doel het effect van partnergeweld te banaliseren of te minimaliseren, integendeel. Rekening houdend met de bestaande resultaten kunnen enkele handelingsgerichte besluiten of suggesties geformuleerd worden. - Misschien is het nuttig om de groep kinder-getuigen die geen significante gedragsproblemen vertonen, te onderzoeken. Dat kan gebeuren door middel van vergelijkend onderzoek (met kinderen die wel problemen vertonen) én van longitudinaal onderzoek. Naast zogenaamde protectieve factoren kan men dan ook de langetermijneffecten van ouderlijk partnergeweld beter in kaart brengen. - Partnergeweld is hoofdzakelijk het gevolg van onaangepaste strategieën om problemen op te lossen, van foutieve attributies, van een gebrek aan vaardigheden om conflicten te hanteren, kortom van een tekort aan sociale vaardigheden. Om die redenen is het wellicht wenselijk dat men op school nog meer aandacht besteedt aan dit aspect van de persoonlijkheidsontwikkeling. - Tot slot lijkt het aangewezen om tijdens de opvang en begeleiding van mishandelde partners ook opvang en behandeling van de kinderen te organiseren.
21
22
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Partnergeweld voorkomen Ada Garcia Sociologe, Directrice van Cap Sciences Humaines, UCL Om goed te begrijpen wat men verstaat onder de preventie van partnergeweld, moet men vooraf de begrippen ‘preventie’ en ‘geweld’ omschrijven.
Welke preventie? Voorkomen is al het mogelijke doen om iets niet te laten plaatsvinden, anticiperen, … Op een meer specifieke manier kan men preventie omschrijven als ‘ … het geheel van acties die in hun totaliteit de kans op het bestaan van een verschijnsel verminderen door de oorzaken en de factoren die er verband mee houden, aan te pakken.’ .
Welk geweld? Geweld is ‘een brutale fysieke of morele daad ten opzichte van iemand, een agressie’. Men kan daaruit afleiden dat geweld in tegenspraak is met de normen en waarden van onze samenleving. Voor een goede definitie van partnergeweld moet men echter alle vormen onderzoeken (psychologisch, seksueel, economisch, verbaal en fysiek geweld) en het plaatsen in zijn maatschappelijke context. Partnergeweld kan de uitdrukking zijn van een machtsproces dat voortvloeit uit de ongelijkheid van mannen en vrouwen. Het blijft meer bepaald voortleven door middel van seksistische socialisatie, anders gezegd de verschillende status en geïntegreerde rollen van de generaties jongens en meisjes die morgen volwassen zullen zijn. De ondergeschiktheid van vrouwen en meisjes, die zich lang liet gelden door religieuze, culturele en sociale invloeden, heeft tevens het concept van de ‘privacy’ van intrafamiliale relaties versterkt, waardoor externe tussenkomst beperkt wordt. De affectieve, psychologische en economische afhankelijkheid van heel wat vrouwen van hun echtgenoot vergroot eveneens de kwetsbaarheid voor geweld. Volgens de Raad van Europa ‘(…) verwijst de term ‘geweld jegens vrouwen’ naar elke daad van geweld die gebaseerd is op de sekse en die aanleiding geeft of kan geven tot (…) schade of lijden van fysieke, seksuele of psychologische aard, met inbegrip van het dreigement (…), dwang, willekeurige vrijheidsberoving, ongeacht of dat in het openbare of het privéleven is. (…)’ De interministeriële conferentie van de Belgische regering (2006) oordeelt dan weer dat ‘geweld in intieme relaties een geheel is van gedragingen, handelingen en houdingen van een van de partners of ex-partners die erop gericht zijn om de andere te controleren en te domineren. Het omvat verbale, fysieke, seksuele en economische agressie, bedreigingen of geweldplegingen die zich herhalen of kunnen herhalen en die de integriteit van de ander en zelfs zijn socioprofessionele integratie aantasten. Dit geweld treft niet alleen het slachtoffer, maar ook de andere familieleden, onder wie de kinderen. In het merendeel van de gevallen zijn de daders van die gewelddaden mannen en de slachtoffers vrouwen …’.
Geweld voorkomen Volgens de feministische analyse van geweld dragen sommige factoren bij tot gewelddadige gedragingen: ongelijke verhoudingen met de partner, een stereotiepe socialisatie van de mannen- en vrouwenrollen, een gebrek aan eigen middelen en autonomie, victimisatie tijdens
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld de kindertijd, geringe opleiding, soort relatie (huwelijk of iets anders , ...) Voor een goed preventiebeleid moet men rekening houden met al die elementen. Eén probleem, drie preventieve benaderingen • Primaire preventie richt zich tot het grote publiek. In de context van partnergeweld uit ze zich onder de vorm van sensibiliserings- en informatiecampagnes. • Secundaire preventie is meer doelgericht. Ze richt zich tot een meer risicovolle bevolkingsgroep die voortekenen van geweld vertoont. Dat kunnen groepen zijn die blootgesteld worden aan factoren die hen kwetsbaar maken (kinderen die leven in een context van echtelijk geweld, personen van wie de fysieke, sociale, etnische of religieuze kenmerken hen onderscheiden van de meerderheid, …) of die in situaties leven waar het risico op geweld hoger is (relatiebreuk, zwangerschap, ...). Door dit type van preventie te voeren bij kinderen die blootgesteld worden aan echtelijk geweld voorkomt men de herhaling van gewelddadig gedrag. • Tertiaire preventie richt zich tot personen die verwikkeld zijn in een gewelddadige situatie. Het doel is de escalatie van geweld en zijn gevolgen te voorkomen. Ze helpt de slachtoffers om de aanvaarding van geweld weg te werken en er zich aan te onttrekken. Voor de daders reduceert ze recidive door een aangepaste sociaalgerechtelijke en strafrechtelijke tussenkomst.
Een doeltreffend preventiebeleid In België heeft het Platform van verenigingen die lid zijn van het Belgische Franstalige netwerk voor de uitschakeling van partnergeweld (het REV) aanbevelingen uitgewerkt voor de implementatie van een doeltreffend beleid tegen geweld. In dat beleid bekleedt preventie een vooraanstaande plaats. Het REV is van oordeel dat preventie het eerste actiemiddel moet zijn, ook al zijn de interventies thans veeleer van curatieve aard. Om een duurzame oplossing voor het probleem te vinden, moet men de oorzaken onder controle krijgen en een maatschappelijke visie op korte, middellange en lange termijn aannemen. Dat gebeurt door de bevordering van betrekkingen die gelijkheid tussen de seksen beogen, evenals van relationele modellen die gebaseerd zijn op het respect voor de persoonlijke rechten, verschillen en individuele verantwoordelijkheden. Ondanks de reeds geleverde inspanningen, zijn de Belgische initiatieven die op diverse niveaus gevoerd worden door privéorganisaties of openbare instellingen ontoereikend. In een duurzame visie moet de primaire preventie het overwicht krijgen. Het REV is eveneens van oordeel dat preventie een langetermijnstrategie is. De actieprogramma’s worden in de praktijk gebracht en tegelijk geëvalueerd. De resultaten van een dergelijk beleid zijn pas jaren later zichtbaar. (World Health Organization: ‘Preventing violence: A guide to implementing the recommendations of the World report on violence and health’, pp 33. Genève, 2004) Nog altijd volgens het REV richt de preventie van geweld zich zowel tot de slachtoffers als tot de potentiële daders. Ze moet steeds rekening houden met de plaatselijke realiteit, de gemeenschap, de cultuur en de sociale context. Ze moet eveneens worden opgenomen op het politieke en maatschappelijke niveau: onderwijs, volksgezondheid en gelijke kansen. De preventieprogramma’s moeten bovendien worden aangepast aan de diverse doelgroepen (jonge kinderen, kinderen, tieners, jonge volwassenen, volwassenen, senioren), en ook in functie van de risicosituaties en de specifieke behoeften van de meest kwetsbare groepen.
23
24
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Een van de doelstellingen van de preventie is het ombuigen van de waarden die worden aangekleefd door de daders en die aanleiding geven tot geweld. Daarnaast moet ook gewerkt worden op de individuele factoren die bepaalde categorieën kwetsbaar maken om slachtoffer of dader te worden.
Opsporing De afwezigheid van opsporing in een vroeg stadium is een van de belangrijkste problemen van de strijd tegen partnergeweld. Die opsporing is moeilijk, want de slachtoffers verbergen hun probleem uit schaamte, schuldgevoel of angst. Om het geweld op te sporen, moet men de aanwijzingen herkennen en een sfeer van vertrouwen scheppen waardoor slachtoffers en daders van het geweld beginnen te praten over hun toestand met het oogmerk iets te veranderen. Door de stilte te breken, geeft de opsporing slachtoffers de kans om hun moeilijkheden te verwoorden, waardoor ze zich kunnen onttrekken aan het geweld. Het vermindert ook het risico op recidive en heeft een doeltreffende werking op het escalatieproces van geweld en de ernst van de gevolgen daarvan. De hulp die bovendien verleend wordt aan de daders biedt hen de mogelijkheid om de ernst van hun daden en hun verantwoordelijkheid te herkennen, en dus om een middel te vinden om er een einde aan te maken. Tot slot maakt de getuigenis van kinderen het mogelijk om geweldsituaties te ontdekken.
Remedies Alle professionele partijen moeten hun aandacht toespitsen op de veiligheid van de slachtoffers. Die uitdaging gaat gepaard met een gelijkschakeling van de praktijken van de gerechtelijke en sociale netwerken, en de gezondheidssector. Daarenboven is er nood aan de ontwikkeling van specifieke handelingen voor daders en slachtoffers, maar ook van de betrokkenheid van de diverse professionele organisaties die hun acties moeten coördineren. Om het hoofd te bieden aan die complexe materie, moeten er specifieke ruimten gecreëerd worden, opdat de slachtoffers ondersteund zouden worden in de-victimisering en wederopbouw. Verder moeten de daders zich engageren tot de ontwikkeling van verantwoordelijkheidsgevoel en verandering. Die diensten moeten handelen met respect voor hun ethische en deontologische regels, al moeten ze tegelijk de complementariteit van de interventies centraal plaatsen. Het is belangrijk dat die diensten beschikbaar worden in heel België. Voor een maximale doeltreffendheid moeten de interventies snel gebeuren en moeten slachtoffers, daders en kinderen systematisch begeleid worden naar gespecialiseerde diensten.
Bestraffen De misdadige aard van deze vorm van geweld en de afkeuring door de samenleving moeten opnieuw benadrukt worden. Een aangepast gerechtelijk beleid is een deel van de oplossing, en daarbij moet pragmatische actie voorop staan. Dankzij de wettelijke samenhang moeten de slachtoffers uit hun gevoel van onmacht geraken en moeten de daders hun almacht kwijt geraken. Nochtans mag de gerechtelijke reactie niet uitsluitend repressief zijn. Ze moet straf en psychosociale begeleiding combineren. In België bieden de maatregelen die genomen worden vóór de uitspraak van een vonnis, zoals de strafbemiddeling, en na de uitspraak van een vonnis, zoals de probatie, een aangepast kader voor die dubbele benadering.
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Synthese van de aanbevelingen van het REV (Belgisch Franstalig netwerk voor de uitschakeling van partnergeweld) • De preventie van partnergeweld eist kennis van de oorzaken van dat geweld en van de factoren die het voorkomen ervan bevorderen. Ze vereist tevens dat alle milieus een gemeenschappelijk begrip van het verschijnsel aannemen, zodat coherente middelen en doeltreffende preventiemaatregelen ontwikkeld kunnen worden. • Om partnergeweld te voorkomen, moeten prioriteiten worden vastgelegd, naast duidelijke middelen die aangepast zijn aan de nagestreefde doelstellingen. • Preventie veronderstelt dat de partijen duidelijk aangeduid en gemobiliseerd worden, en dat de noodzakelijke middelen worden ingezet voor prioritaire acties. • Om de preventie te doen slagen, moet er consensus bestaan over de noodzaak om op georganiseerde, aanvullende en coherente wijze tussenbeide te komen. • Om de problematiek zichtbaar te maken, moeten het publiek en de betrokken professionele medewerkers gesensibiliseerd worden, wat gebeurt door een duidelijke identificatie van partnergeweld en door concrete acties. • Verplichte, voortdurende opleidingen bieden de leden van de gerechtelijke, medische, sociale en politiediensten die betrokken zijn bij de opvang, de bescherming en de verdediging van de slachtoffers middelen om het proces van dit type geweld te begrijpen en er adequaat op te reageren. • De beschikbare middelen en diensten moeten een oplossing bieden voor de noden van de vrouwelijke slachtoffers, de kinderen en de gewelddadige echtgenoten. • De aangeboden diensten moeten elkaar aanvullen en van lange duur zijn. • De interventies moeten doeltreffend zijn en hun opvolging moet systematisch gebeuren. • Justitie mag niet langer de ogen sluiten voor deze vorm van geweld die voornamelijk vrouwen treft. • Het gaat er niet om om vooral repressief te handelen: de slachtoffers willen in de eerste plaats dat het geweld ophoudt. Men moet de voorkeur geven aan psychosociale begeleiding van de daders. • De opleiding van het gerechtelijk personeel (parketmagistraten, onderzoeksrechters, zetelende rechters, justitieassistenten) moet gestaag doorgaan. • De complexe situaties die behandeld worden door justitie vereisen de gezamenlijke tussenkomst van de ordediensten, het gerechtelijk apparaat en de psycho- en medischsociale diensten. • Een evaluatie van de richtlijn van de procureurs-generaal moet om de twaalf maanden gebeuren.
25
26
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Conclusie en aanbevelingen Sinds 2005 neemt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest actief deel aan het ‘Nationaal Actieplan voor de strijd tegen partnergeweld’. Dit plan beschrijft 89 acties die tegelijk op het federale, regionale en communautaire vlak gevoerd moeten worden. In die context besloot het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, tot de oprichting van een regionaal overlegplatform voor de strijd tegen partnergeweld waarin de diverse betrokken partijen en professionele medewerkers zitting hebben. Een geslaagd preventiebeleid moet duidelijke en berekende doelstellingen vastleggen, naast voorrangsacties. Het moet beschikken over menselijke, materiële en financiële middelen die afgestemd zijn op de doelstellingen. De verantwoordelijken en de interveniënten die belast zijn met de preventieprogramma’s moeten duidelijk aangesteld worden. Tot slot moeten alle actoren die betrokken zijn bij het preventieproces opleidingen krijgen.
Lokale en gemeentelijke aanpak van huiselijk geweld - De situatie in Nederland Annette van Delft Oud-burgemeester en ambassadeur voor het SGBO, bureau voor onderzoek, advies en implementatie, in de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten (VNG)
Aanloop Eind van de jaren 1990, begin 2000 werd huiselijk geweld in Nederland nog altijd beschouwd als een privéaangelegenheid en was er alleen sprake van een incidentele aanpak. Pas in 2002 kwam het onderwerp duidelijk op de politieke agenda met de publicatie van de kabinetsnota ‘Privégeweld – publieke zaak’. Naar aanleiding daarvan is een stimuleringsregeling gemaakt voor de oprichting van Advies- en Steunpunten Huiselijk Geweld (ASHG’s) in diverse regio’s. Inmiddels hebben zo’n 35 centrumgemeenten een dergelijk ASHG. In opdracht van de VNG en met subsidie van het Nederlandse ministerie van Justitie zette SGBO in samenwerking met TransAct (het landelijk expertisecentrum op het vlak van seksueel en huiselijk geweld) een meerjarig ondersteuningsprogramma op met een doorlooptijd van vier jaar (2003-2006), waaraan uiteindelijk een extra jaar werd toegevoegd (2007).
Werkwijze In de kabinetsnota kwam naar voren dat huiselijk geweld de meest voorkomende vorm van geweld is. Zo blijkt dat 27% van de Nederlandse bevolking in een bepaalde periode van haar leven dagelijks of wekelijks het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Van die 27% wordt slechts 12% gemeld bij de politie. Omdat de overheid de taak heeft de veiligheid van iedere burger te verzekeren, kwam het thema op de politieke agenda. Het was belangrijk om de
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld bevolking ervan bewust te maken dat huiselijk geweld onaanvaardbaar is en de beroepsgroepen erop te wijzen dat een reële aanpak van de problematiek noodzakelijk is. Om de structurele aanpak van huiselijk geweld te bevorderen, kunnen de gemeenten gratis gebruikmaken van het ondersteuningsprogramma dat hen helpt om hun regierol waar te maken. Concreet betekent dit dat de gemeenten: • beleidsplannen moeten uitwerken, • samenwerkingsverbanden moeten stimuleren, • moeten toezien op de beschikbare middelen, • moeten evalueren wat de resultaten van de afspraken zijn, • daadkrachtig moeten optreden. De gemeenten zijn tegelijk verantwoordelijk voor en afhankelijk van de instellingen waarmee ze samenwerken. Om dat programma te realiseren, staan diverse activiteiten en instrumenten ter beschikking van de gemeenten zoals kringbijeenkomsten, consulententrajecten, ambassadeurs, conferenties, vademecums, een website en een helpdesk. Afhankelijk van de behoeften worden die middelen soms afzonderlijk en soms gezamenlijk gebruikt. Voorts werden ook twee bestuurlijke instrumenten aangenomen, onder de vorm van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), die in werking trad op 1 januari 2007, en de Wet Tijdelijk Huisverbod, die wellicht medio 2008 zal worden toegepast. In de periode 2008-2011 heeft het Kabinet het voornemen om de rol van de ASHG’s te versterken, de slachtofferopvang uit te breiden, de regionale samenwerking te verbeteren, de Wet Tijdelijk Huisverbod te implementeren en, in het kader daarvan, de hulpverlening voor slachtoffer, pleger en kinderen te verbeteren en een beleidsprogramma uit te werken voor eergerelateerd geweld.
Conclusie en aanbevelingen Uit de ervaring van de voorbije jaren werd geconcludeerd dat een ondersteuningsprogramma voor de aanpak van huiselijk geweld minimaal 4 à 5 jaar moet duren en dat het afgestemd moet zijn op de reële behoeften van de gemeenten (de aan- of afwezigheid van een bestuurlijk draagvlak en een beleid). Verder werd opgemerkt dat een ASHG tegelijk een kans en een bedreiging is. Tot slot blijkt dat een bestuurlijk, politiek en ambtelijk draagvlak noodzakelijk is. Zonder dit draagvlak komt de invulling van de regierol niet goed tot haar recht.
- Het gemeentelijk netwerk in Sint-Gillis Anne Vanesse Schepen voor Gelijke Kansen in Sint-Gillis In Sint-Gillis ondersteunt het ‘gemeentelijk netwerk inzake intrafamiliaal en echtelijk geweld ten opzichte van vrouwen’ diverse initiatieven die strijden tegen het verschijnsel.
27
28
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld Dagelijks beheer van een gecontroleerd appartement In partnerschap met het ‘Preventiecentrum voor echtelijk en intrafamiliaal geweld’ in de Wittestraat, stelt het gemeentelijk netwerk een appartement ter beschikking van vrouwen die het slachtoffer zijn van echtelijk geweld, dit met het oog op hun bescherming. Sinds 2002 heeft dat appartement 39 vrouwen opgevangen. Aanvankelijk was het verblijf in het appartement beperkt tot 72 uur, maar nu kan het verlengd worden tot een maand om de slachtoffers de kans te geven om de nodige sociale, juridische, medische en psychologische stappen te ondernemen. De toegang tot het appartement gebeurt na een gesprek met een consulent van het Preventiecentrum voor echtelijk geweld. De stappen die voorafgaan aan de installatie en het dagelijks leven worden begeleid door een bemiddelaarster van het ‘Maison de la Famille’. Zij begeleidt de bewoonsters tijdens de diverse stappen en wijst ze de weg naar de diensten of instellingen waar ze een voorlopige of definitieve oplossing kunnen vinden (een nieuwe woning, financiële hulp van het OCMW, …).
Bemiddeling, een alternatief om het geweld te reduceren De familiale bemiddelingsdienst biedt vrouwelijke slachtoffers tevens de mogelijkheid om hun moeilijkheden en belevenissen te bespreken in een klimaat van vertrouwen en wederzijds respect. De bemiddeling behandelt verschillende aspecten van een conflict of relationeel probleem om de communicatie te herstellen tussen de hoofdactoren. Ze leidt tevens naar gepaste oplossingen. Tijdens dit proces hoeft de echtgenoot niet noodzakelijk zijn gewelddaden of verantwoordelijkheid toe te geven. Daarnaast kan de bemiddeling ook het nemen van legale maatregelen bevorderen. Tijdens de gesprekken moet de bemiddelaar/bemiddelaarster meer bepaald de gewelddaden aan de kaak stellen, maar ook het geweld vaststellen, de dynamiek ervan evalueren en de nodige informatie verstrekken. Hij/zij moet eveneens beschermingsscenario’s uitwerken en rekening houden met het onevenwicht in de machtsverhoudingen tussen de partners opdat het slachtoffer sterker zou worden. Hij/zij moet soms persoonlijke gesprekken voeren en een beroep doen op andere partijen (maatschappelijke assistente, juriste, …). Tot slot moet hij/zij ervoor zorgen dat alle deelnemers de maatregelen accepteren die de veiligheid van het slachtoffer garanderen, bijvoorbeeld het feit dat ze elkaar niet mogen ontmoeten tijdens de bemiddeling. Bemiddeling is een interessant alternatief om het geweld na een relatiebreuk te reduceren en om alle partijen de kans te geven een bevredigend omgangsniveau te bereiken. Ze bezorgt de deelnemers niet alleen hun rechtmatige plaats, maar bevordert tegelijk de ontwikkeling van de communicatie en het aanleren van nieuwe sociale vaardigheden, evenals het vastleggen van duidelijke grenzen. Al die verworvenheden vormen troeven om een einde te stellen aan het geweld en om de slachtoffers de kans te bieden hun leven opnieuw in te richten.
Workshops verdediging tegen geweld Diverse verenigingen hebben workshops verdediging tegen vrouwengeweld georganiseerd. Hun doelstelling is duidelijk maken wat primaire preventie is, en het wegnemen van bepaalden mythen rond zelfverdediging. Tijdens die workshops worden eenvoudige strategieën aangeleerd om geweldsituaties te vermijden, naast fysieke verdedigingstechnieken en het plaatsen van verbale grenzen. Die workshops werden georganiseerd in verschillende wijken om de totaliteit van de vrouwelijke bevolking te bereiken. Het doel is om vrouwen aan te leren hun grenzen te
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld respecteren en te leren respecteren, om tegelijk op te komen voor hun zelfbehoud en om te voorkomen dat een conflict escaleert. Dankzij die activiteiten moeten ze hun verinnerlijkte hindernissen overwinnen en strijden tegen het geweld dat ze ondergaan. Vanaf dat moment kunnen ze zichzelf ontplooien en zich bewust worden van hun kracht en mogelijkheden.
Andere initiatieven Samen met het schepenambt heeft het gemeentelijk netwerk twee colloquia gehouden waarop partners uit Afrika, Oost-Europa en Iran aanwezig waren. Jaarlijks worden tentoonstellingen georganiseerd met schilderijen, foto’s en ander werk van vrouwen uit Sint-Gillis, zoals de expo ‘Ik wil niet langer zwijgen’ van de Belgisch-Spaanse vrouwengroep.
Conclusie en aanbevelingen De ervaring in Sint-Gillis bewijst het belang van een regionaal en lokaal netwerk. Dergelijke initiatieven kunnen ook overgenomen worden in andere gemeenten. Op het gemeentelijk niveau is het de bedoeling om te zorgen voor meer dynamiek door de banden nog nauwer aan te halen, meer bepaald op het vlak van opleiding, informatie (bijvoorbeeld in verband met de evolutie in de wetgeving), de uitwisseling van goede praktijken en overleg. Overigens zou de gemeente ook een gratis groen nummer willen lanceren.
- Het CIVIF, een gemeentelijk initiatief in de strijd tegen echtelijk en intrafamiliaal geweld Sophie Luyckfasseel Centre d’Intervention pour les Violences Intrafamiliales (CIVIF) In 2002 stichtte de gemeente Watermaal-Bosvoorde met subsidies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een preventiedienst. Deze dienst bestond aanvankelijk uit een preventieambtenaar, een sociaal bemiddelaar en twee straatwerkers, maar is geleidelijk aan uitgebreid. Thans telt hij een dienst voor gezinsbemiddeling, een dienst voor schoolbemiddeling en een wijkhuis. De dienst voor gezinsbemiddeling behandelt problematische situaties rond jet hoederecht over de kinderen na de relatiebreuk van de ouders en conflicten tussen ouders en tieners. In diverse dossiers rond tieners die gewelddadig gedrag vertonen ten opzichte van hun moeder stelt men vast dat er sprake is van een onopgelost probleem van echtelijk geweld bij de gescheiden ouders.
Een gemeenschappelijke problematiek Omdat diverse actoren uit de psychosociale sector in aanraking komen met de problematiek van partnergeweld werd de nood aan een specifieke dienst in Watermaal-Bosvoorde steeds groter. Het eerste initiatief tot een denkplatform over partnergeweld werd genomen door mevrouw Nadia De Vroede, toenmalig Eerste Substituut van de Procureur des Konings bij het Brusselse Jeugdparket. Daardoor konden de leden van de preventiedienst specifieke opleidingen volgen, maar tevens in contact treden met de onvermijdelijke actoren en instellingen, zoals het Preventiecentrum voor echtelijk en intrafamiliaal geweld. De vraag naar de oprichting van een
29
30
5. Regionale benaderingen op het vlak van partnergeweld specifieke dienst werd geopperd door Karine Marijnissen, bemiddelaarster bij de Stad Brussel en een van de initiatiefneemsters van het eerste denkplatform. Het Interventiecentrum voor Intrafamiliaal Geweld (CIVIF) ontstond in januari 2007. Het ontstond na de vaststelling dat echtelijke en familiale banden ondanks hun kracht aanleiding kunnen geven tot lijden en gewelddadige conflicten. Men moet rekening houden met die banden en naast de gerechtelijke behandeling van het geweld werken met het ‘koppel’ en het ‘gezin’. Bij het CIVIF zijn een criminologe, een coördinatrice en gezinstherapeute, een psychologe en gezinstherapeute, een jurist, een gezinsbemiddelaar en een psychologe en gezinstherapeute voor tieners tewerkgesteld. Budgettair gezien neemt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een flink deel van de personeelslasten en de werking voor zijn rekening via het preventiecontract, terwijl de gemeente de loonkosten bijpast en de lokalen en de technische infrastructuur ter beschikking stelt.
Het project Het CIVIF geeft voorrang aan het systemisch model door te werken met het ‘koppel’ of het ‘gezin’ als klant, maar vooral als hulpmiddel. Het gezin is inderdaad het onderdeel om het geweld te begrijpen en op te lossen, omdat daar het geweld voor het eerst opduikt. Het centrum is toegankelijk voor alle gezinnen (kerngezinnen en ruimere gezinnen) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ongeacht hun leeftijd. Alle vormen van geweld worden er behandeld, behalve fysieke mishandeling van minderjarigen.
Gesprekken met koppels en gezinnen Het centrum onthaalt alle personen die geconfronteerd worden met familiaal geweld, ook kinderen en tieners. De gesprekken met de partners of het gezin worden voorafgegaan door een evaluatie die moet nagaan hoe relevant dit soort interventie is. In eerste instantie kunnen individuele gesprekken worden voorgesteld om te beantwoorden aan de verwachtingen en de ervaringen van de gezinsleden. Op dit moment wordt gewerkt aan een project voor gespreksgroepen voor kinderen die blootgesteld worden aan familiaal geweld.
Netwerk, een succesfactor Het CIVIF stimuleert tevens het netwerk door sensibiliserings- en informatiecampagnes bestemd voor de psychosociale actoren die betrokken zijn bij de problematiek. Het bestaan van een performant ondersteunend en solidair netwerk is essentieel voor het welslagen van het werk door de interveniënten. Dankzij dat netwerk kan iedereen in vertrouwen zijn emoties, fouten, goede praktijken, risico’s en verantwoordelijkheden delen. Deze werkruimte moet niet noodzakelijk berusten op consensus. Men moet tevens de mogelijkheid krijgen om tegenstellingen uit te spreken, om zichzelf in twijfel te trekken, om te interpelleren en om wederzijdse strategische verhoudingen te creëren.
6. Thematiek van de workshops
‘Koppels van hetzelfde geslacht’ Michel Duponcelle Expert, Tels Quels vzw De vzw ‘Tels Quels’, die vertegenwoordigd is in Brussel en Wallonië, omvat een bibliotheek en een sociale dienst, hij publiceert het tijdschrift TQ en organiseert gespreksgroepen, evenals het Gay & Lesbian Festival van Brussel, Tel Quel.
Een praktische zaak om het debat te lanceren Een vrouw trekt naar het commissariaat om er te praten over de pesterijen en het fysieke geweld waarmee haar partner haar bestookt. Ze wil klacht indienen, maar ze praat niet makkelijk over haar seksuele geaardheid, zeker niet met een onbekende. Na moeizaam te hebben uitgelegd dat haar partner een vrouw is, voelt ze dat haar gesprekspartner de toestand minimaliseert: ‘een vrouw moet een andere vrouw toch kunnen terugslaan !’, ‘een vrouw kan geen beul zijn!’. Men vraagt haar of een arts vaststelling gedaan heeft van het geweld, dat is niet het geval: haar dokter is niet op de hoogte van haar seksuele geaardheid. Omdat ze beseft dat de procedure veronderstelt dat ze haar homoseksualiteit bekendmaakt aan veel mensen, verlaat ze het commissariaat zonder klacht in te dienen.
Meer complexe situaties De debatten tijdens deze workshop hebben duidelijk gemaakt dat gewelddaden tussen partners complexer worden als die partners hetzelfde geslacht hebben. Ondanks het ontbreken van nauwkeurige statistieken tonen diverse onderzoeken aan dat 85% van de Europese homoseksuelen onder de 25 jaar ten prooi vielen aan geweld. Is het maatschappelijke geweld dat die koppels ervaren misschien een verklaring voor de toenemende vorm van intiem, psychologisch of fysiek geweld? Omdat coming out hen voor grote problemen stelt, willen homoseksuelen dat hun vriendenkring een goed beeld van hun relatie krijgen. In geval van geweld wordt hun homoseksualiteit vaak aan de orde gesteld. De entourage steunt het koppel met moeilijkheden of op de rand van een breuk minder goed, ook wanneer het te maken krijgt met geweld. Wat men er ook van denkt, de bedenkingen over die vorm van geweld blijven embryonaal. Ondanks het progressieve karakter van de Belgische wetgeving op het vlak van homoseksualiteit, blijft het moeilijk omgaan met gewelddadige situaties, want het idee dat een man het slachtoffer is van zijn mannelijke partner of dat een vrouw gekweld wordt door een andere vrouw botst met de denkschema’s.
Twee voorbeelden van geweld Outing is een courante vorm van psychologisch geweld: de partner die zich het zekerst voelt over zijn homoseksualiteit bedreigt de ander om zijn seksuele geaardheid te onthullen aan de omgeving. Hoewel er geen sprake is van fysiek geweld, is de outing pathogeen. Een andere vorm van geweld betreft oudere homoseksuele koppels die te maken krijgen met de dood van hun partner of die in een bejaardenhome dreigen te worden geplaatst. In dat geval wordt het geweld niet ervaren binnen het koppel zelf, maar komt het van de omgeving.
31
32
6. Thematiek van de workshops
Vechten tegen vooroordelen Voor ze klacht indienen, moeten homoseksuelen afrekenen met hun eigen vooroordelen: een politiecommissariaat wordt vaak beschouwd als een homofobe plek. Zelfs wanneer hun gesprekspartner opgeleid is om vooroordelen te bestrijden of om actief te luisteren, zelfs als hij open staat en gevoelig is voor verschillen of misschien zelf homoseksueel, dan nog blijven de clichés standhouden. Die onbewuste reactie geeft soms aanleiding tot dubbelzinnig gedrag: de persoon verzwijgt bewust zaken of heeft het over zijn gewelddadige partner zonder toe te geven dat hij homoseksueel is. Praten over de seksuele voorkeur met een onbekende zonder dat te hebben bekendgemaakt aan de professionele of familiale omgeving is niet gemakkelijk. Soms gebeurt dat de hulpverlener de toestand minimaliseert: een homoseksuele man is ‘aardig’, een vrouw kan een andere vrouw geen kwaad doen.
Het koppel, een beschermd eiland Het koppel wordt vaak beschouwd als een beschermd eiland, want een bewuste coming out is niet de regel. Het einde van een langdurige relatie betekent opnieuw eenzaamheid, nog meer dan in een heteroseksuele relatie. Men moet niet alleen leren omgaan met het geweld, men moet ook de buitenwereld trotseren.
Conclusie en aanbevelingen De opleiding van maatschappelijke of politionele hulpverleners moet het mogelijk maken om vooroordelen aan kant te zetten en actief te luisteren. Homoseksuele slachtoffers en plegers van geweld moeten worden opgenomen in de hulpgroepen. Zo behandelen sommige verenigingen voor daderhulp homoseksuelen apart, omdat ze denken dat ze zich niet kunnen integreren binnen de heteroseksuele praatgroepen of omdat ze bang zijn om gestigmatiseerd te worden.
6. Thematiek van de workshops
‘Kinderen als getuigen’ Liliane Leroy Deskundige, Femmes Prévoyantes socialistes De ‘Femmes prévoyantes socialistes’ (FPS) of socialistische vooruitziende vrouwen, die aanwezig zijn in Wallonië en Brussel, is een permanent vormingscentrum dat ijvert voor de rechten van de vrouw. De FPS organiseren maatschappelijke en professionele integratieacties en welzijnsvorming. Zij beschikken over een netwerk van scholen voor sociale promotie en centra voor gezinsplanning.
Kinderen, de andere slachtoffers van partnergeweld In België komen 26 000 à 70 000 kinderen in aanraking met partnergeweld. Om de problematiek goed te begrijpen, moet men een onderscheid maken tussen de begrippen conflict en geweld. Terwijl een conflict ruimte laat voor onderhandeling en kinderen geen gevoel van gevaar geeft, gaat geweld gepaard met een toestand van overheersing en een gevoel van angst. Wanneer dat gebeurt tussen twee partners, spreekt men van symmetrisch geweld. Wanneer slechts een van beiden agressie pleegt en de ander onderwerpt, hebben we het over asymmetrisch geweld. Die gewelddadige toestanden hebben uiteraard een invloed op de kinderen van het koppel. Hoe kan een dominante dader kinderen opvoeden? Hoe kan een slachtoffer dat constant leeft met angst een goede moeder zijn? Kinderen die geconfronteerd worden met geweld kunnen niet genieten van de veilige cocon die het gezin is. Het gevolg is dat ze niet alleen het vertrouwen in zichzelf, maar ook dat in hun ouders verliezen, en dat ze leerproblemen en sociale problemen krijgen. Die kinderen hebben behoefte aan een luisterend oor: het is bijgevolg belangrijk dat de maatschappelijke, psychologische en medische hulpverleners waakzaam zijn en dat ze problemen van familiaal geweld opsporen. Het gebeurt immers dikwijls dat moeders de gewelddaden niet melden, omdat ze bang zijn dat de kinderen hen anders afgenomen worden.
Eén probleem, diverse benaderingen Om kinderen te beschermen, zijn er verschillende benaderingen mogelijk. • In Groot-Brittannië hanteert men bijvoorbeeld de minimalistische benadering die alleen ernstige problemen opspoort; men is van oordeel dat de overige problemen louter van relationele aard zijn. Deze benadering gaat voorbij aan dagelijks geweld. • De militante benadering oordeelt dat de echtgenoot vaak de agressor is en dat zijn partner haar leven opnieuw in eigen handen moet nemen. • De psychologische benadering heeft vooral oog voor de maatschappelijke bescherming van het kind. Ze onderzoekt de relaties tussen de verschillende familieleden en betrekt de gewelddadige vader bij haar werk. Al die verschillende benaderingen kunnen gecombineerd worden, met als doel beter te luisteren naar het kind en er voor te zorgen.
33
34
6. Thematiek van de workshops
Een praktisch geval om het debat te illustreren Een kind dat gezien heeft hoe zijn moeder geslagen werd, lijdt aan gehoorshallucinaties die zich uiten onder de vorm van overdreven waakzaamheid, vooral ‘s avonds. Wanneer de nieuwe vriend van zijn moeder op bezoek komt, hoort hij kreten die hij in verband brengt met de slagen die zijn vader toediende aan zijn moeder. In zijn hoofd gaat schreeuwen samen met pijn. Dit geval illustreert het fenomeen van de parentificatie: het kind voelt zich belast met de veiligheid van zijn moeder. En wanneer de gewelddadige vader zich verontschuldigt, wil het kind het eveneens helpen. Deze situatie maakt ook duidelijk hoe verward kinderen kunnen zijn. Om daar mee af te rekenen, moeten de hulpverleners uitleggen wat er gebeurt. Kinderen hebben nood aan duidelijkheid en de waarheid. In de praktijk blijft die waarheid soms verborgen voor de kinderen, uit angst om ze er te zeer bij te betrekken.
Modellen en communicatie Kinderen die in aanraking komen met partnergeweld voelen dezelfde emoties als de moeders. Ze hebben ook problemen met loyaliteit jegens hun ouders. Een goede relatie met een buitenstaander, bijvoorbeeld een leraar of opvoeder, kan zorgen voor een positief model dat verschilt van de agressieve vader. Het is belangrijk dat de moeder met haar kinderen communiceert over het geweld, meer bepaald om hen duidelijk te maken dat het gedrag van de vader ontoelaatbaar is.
Wegen voor het gerechtelijk apparaat Het gerechtelijk apparaat moet rekening houden met de aparte aard van relationele conflicten. Zich alleen toespitsen op de dader, zoals dat nu het geval is, is niet erg adequaat. De situatie voor een definitief vonnis kan trouwens problematisch zijn, meer bepaald wanneer er bezoekrecht is dat schadelijk blijkt voor de kinderen. Overigens volgen de PV’s voor gewelddaden en die voor problemen met kinderen een ander traject. Door die gedifferentieerde behandeling is het vaak moeilijk om de band tussen beide dossiers te bewaken.
Conclusie en aanbevelingen Bij de opvolging van een gewelddadige relatie tussen de partners is het essentieel dat rekening wordt gehouden met het kind door middel van een aangepaste aanpak. De hulpverleners die vertegenwoordigd zijn in het regionaal overlegplatform inzake partnergeweld zouden een proactief opsporingsmiddel ter beschikking kunnen stellen van de scholen, dit in samenwerking met de CLB’s.
6. Thematiek van de workshops
‘Daderhulp’ Vincent Libert, Directeur van Praxis Vanessa Verhaegen, Deskundige, vzw Time-out Praxis, dat gesticht werd in 1992, is aanwezig in de Franstalige gerechtelijke arrondissementen en in Brussel. De vereniging leidt praatgroepen voor daders van misdrijven in het kader van alternatieve gerechtelijke maatregelen. Sinds 2000 houdt Praxis zich tevens bezig met de problematiek van intrafamiliaal en partnergeweld. De vereniging werkt eveneens met vrijwilligers, los van elke gerechtelijke dwang. 98% van de deelnemers zijn mannen, maar Praxis werkt ook met vrouwen onder de vorm van individuele gesprekken. Het beoogde doel is de responsabilisering van de daders, met als voorwaarde het stopzetten van het fysieke geweld en de erkenning van hun impact op de partner en de kinderen. Tijdens de besprekingen leren de daders uiting te geven aan hun emoties en trekken ze de waarden die ingeroepen worden om hun geweld te rechtvaardigen, in twijfel. Time-Out, dat 14 jaar geleden gesticht werd, begeleidt in de Nederlandstalige gerechtelijke arrondissementen de daders van partnergeweld die genieten van probatieuitstel. Time-Out organiseert groepssessies om de deelnemers duidelijk te maken hoe het geweld gebeurt en op welke manier men het kan voorkomen. Time-Out informeert eveneens de slachtoffers (echtgenote, kinderen) over het geleverde werk en begeleidt hen, indien nodig. Die contacten gebeuren voor en tijdens de begeleiding. Indien nodig wordt de partner individueel gehoord door een hulpverlener van Time-Out, al is dat nooit dezelfde persoon als degene die de geweldenaar begeleidt.
Twee gelijkaardige methodes De benaderingswijze van Praxis en die van Time-Out zijn vergelijkbaar, hoewel Praxis niet werkt met de echtgenote of de kinderen. Ook hun respectievelijke doelstellingen zijn ietwat verschillend: Time-Out wil een einde maken aan het geweld en de veiligheid binnen het gezin herstellen, terwijl Praxis zich vooreerst richt op de responsabilisering van de daders, ook al wordt het probleem van de veiligheid niet verwaarloosd. Beide benaderingen zijn pretherapeutisch: er wordt een veranderingsproces ingezet dat gevolgd kan worden door een therapie. Tijdens de sessies concentreert het werk zich op vaardigheden, meer bepaald op communicatie. Door die te verwerven, vermijdt men een escalatie die leidt tot geweld. De deelnemers moeten zich bijgevolg bewust worden van hun moeilijkheden en van de relatieproblemen. Het geweldprobleem begrijpen en ervoor zorgen dat het niet meer voorkomt, is het te bereiken doel. Hoewel er in België geen exacte statistieken bestaan over de doeltreffendheid van de methode, toont een Amerikaans onderzoek aan dat 80% van de mannen die de begeleiding volgen geen fysiek geweld meer gebruikt hebben. Het moeilijke veranderingsproces duurt evenwel lang en vele mensen blijven het niet volgen. Een dergelijke aanpak gebeurt parallel met de hulp aan het gezin. Hij is beperkt qua tijd en qua omvang.
35
36
6. Thematiek van de workshops
Vrijwillige of gedwongen deelnemers: welk verschil? In zekere mate handelen de vrijwillige deelnemers ook onder dwang, bijvoorbeeld wanneer hun vrouw hen verlaten heeft. De voorafgaande gesprekken tonen aan dat zowel de vrijwillige deelnemers als de gerechtelijk geplaatsten dezelfde vooroordelen hebben, meer bepaald door de verantwoordelijkheid voor het geweld toe te schrijven aan hun partner. Het gemengde karakter van de groepen (al dan niet vrijwilligers, nieuwkomers in de groep of al lang aanwezig) heeft een positief effect, want de getuigenis van andere daders legt meer gewicht in de schaal. Het veranderingsproces en het ter discussie stellen worden er geloofwaardiger door.
Daders en slachtoffers: welke band? Als men de slachtoffers het woord geeft, probeert men een verklaring te vinden voor de context die voorafging aan het geweld. Voorts bepaalt men ook het effect van het geweld op het slachtoffer en probeert men het er bewust van te maken. Dit lange proces is vergelijkbaar met de responsabilisering van de daders: • door hen het woord te geven, krijgen ze de kans om erkend te worden; • het probleem wordt vaak voor het eerst benoemd; • het gebeurt soms dat een gelijkaardige situatie is voorgekomen in het verleden. • de getuigenis van de andere deelnemers kan een belangrijke rol spelen. Samen met het werk in de discussiegroepen is het een complementaire benadering om tegelijk het woord te geven aan slachtoffers en daders, al moet die aanpak gebeuren in een andere structuur.
Welke band met verslavingen? 60% van de personen die naar Praxis komen, waren onder de invloed van psychotrope stoffen (voornamelijk alcohol) wanneer ze de gewelddaden pleegden, maar ze zijn niet noodzakelijk verslaafd. Wanneer ze onder invloed zijn, mogen ze niet deelnemen aan de groepssessie. In dat geval adviseert Praxis om het probleem eerst te laten behandelen. De personen worden bijgevolg doorgestuurd naar een andere structuur.
En de bemiddeling? Bemiddeling is de zoektocht naar oplossingen voor beide partijen. Dit proces veronderstelt dat de bemiddelaar neutraal blijft, wat niet eenvoudig is als er sprake is van partnergeweld. In die aparte context is bemiddeling dus niet noodzakelijk de aangewezen oplossing. Nochtans betekent bemiddeling niet altijd confrontatie. De bemiddelaars ontmoeten de personen meestal apart. Wanneer de ontmoetingen samen gebeuren, is het noodzakelijk om keuzes te respecteren. De bemiddeling moet onderbroken worden wanneer er tijdens de ontmoetingen sprake is van overheersing van de ene door de andere.
Versnipperde interventies In België is er geen tekort aan initiatieven en hulverleners rond partnergeweld. Maar slachtoffers die worden doorgestuurd naar een andere dienst zullen die nieuwe benadering niet
6. Thematiek van de workshops
altijd voltooien. Er is bijgevolg nood aan een globale aanpak waarbij alle actoren betrokken zijn, zowel de dader, de partner als de kinderen. Omdat het begeleidingsproces complex en veranderlijk is, moet er een partnerschap worden gevormd tussen de hulpverleners. Het is namelijk een illusie te denken dat het probleem helemaal opgelost kan worden door een van hen. Een benadering waarin een intersectorieel netwerk tussen alle actoren vooropstaat, moet dus gestimuleerd worden.
Conclusie en aanbevelingen Versnippering moet voorkomen worden als men wil strijden tegen partnergeweld. Het is raadzaam om te werken met het hele gezin. Het doel is dat man en vrouw hun eigen leven in handen nemen en dat ze een relatie vermijden waarin de ene domineert en de andere gedomineerd wordt, en waarin geweld een rol gaat spelen. Naar het voorbeeld van Nederland pleit Time-Out voor een meer complete begeleiding, waarbij alle actoren samenwerken (justitie/sociale diensten/politie) binnen dezelfde structuur. Een dergelijke benadering vergemakkelijkt de acties van de klanten, die op deze manier over een complete waaier aan interventies beschikken. In een dergelijk samenwerkingsschema moet iedereen zijn plaats kennen. De hulpverlening aan daders moet kunnen rekenen op meer en betere financiële steun. Er moet gewerkt worden aan preventie door te pleiten voor gelijkwaardige relaties tussen mannen en vrouwen.
37
38
6. Thematiek van de workshops
‘Tienergeweld’ Emmanuelle Melan, vzw Centre d’Education à la Famille et à l’Amour Olivier Bonnet-Eynard en Véronica Saldi, vzw Solidarité femmes et refuge pour femmes battues Het Centre d’Education à la Famille et à l’Amour (CEFA) onderzoekt problemen die te maken hebben met het gevoelsleven, seksuele en andere relaties, het gezin en het koppel. Globaal genomen ondersteunt het pogingen voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Om die doelstellingen te bereiken, stimuleert het CEFA permanente vorming en onderzoek, zorgt het voor opleidingen, publiceert het informatiemedia en ontwikkelt het preventie-initiatieven. Niet lang geleden voerde het CEFA op verzoek van de Directie ‘Gelijke Kansen’ van de Franse Gemeenschap een onderzoek naar de problematiek van geweld binnen liefdesrelaties tussen tieners. De vzw ‘Solidarité femmes et refuge pour femmes battues’, die gevestigd is in La Louvière, biedt onderdak aan mishandelde vrouwen en hun kinderen. Daarnaast zorgt ze tevens voor begeleiding na de acute opvang. De vzw baseert haar werking op de vaststelling dat echtelijk geweld een sociale dimensie heeft die verband houdt met de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Naast die taak doet de vereniging aan informatie- en preventiewerk bij adolescenten, zowel in de scholen als bij de beroepsmensen (politiebeambten, leraars, artsen, …). Dit werk vestigt de aandacht op de bestaande vooroordelen en maakt het mogelijk om communicatievaardigheden te ontwikkelen. Dat gebeurt meer bepaald door middel van interactieve activiteiten en toneelvoorstellingen in de schoolinstellingen.
Cijfers die vragen om opheldering Het onderzoek dat het CEFA voerde in opdracht van de Directie ‘Gelijke Kansen’ van de Franse Gemeenschap toont aan dat negen jongeren op tien slachtoffer zouden zijn geweest van geweld binnen een liefdesrelatie en dat 15% van de jongeren tegen hun zin seks hebben.
Een praktisch geval om adolescenten te sensibiliseren Tijdens het groepswerk in de scholen worden de adolescenten geconfronteerd met een concrete situatie onder de vorm van een toneelvoorstelling, waardoor het debat op gang komt: ‘Mélanie en Benoît, 15 jaar, vormen sinds twee maanden een koppel. Op een avond besluiten ze naar de film te gaan. Mélanie draagt een nieuwe rok waarin ze zich bijzonder verleidelijk voelt. Zodra Benoît Mélanie ziet, begint hij te mokken. ‘Ga je uit in die rok?’ Mélanie is verbaasd: ‘Ik dacht dat je het leuk vond dat ik me zo kleed?’ Benoît antwoordt dat zo was voor ze een paar waren, maar nu niet meer. Benoît vreest dat ze met haar sexy kleding aandacht krijgt van andere mannen. Maar Mélanie houdt voet bij stuk en zegt dat zij het recht heeft om de kleren te dragen die zij leuk vindt. Dit veroorzaakt een woedeaanval van Benoît. Als ze niet anders aantrekt, gaat hij alleen naar de film.’
6. Thematiek van de workshops
Dankzij dit voorbeeld begrijpen de adolescenten welke elementen een rol spelen in een relatie: clichés, het verlangen om de ander te controleren, … De daaropvolgende discussie toont een zekere banalisering van geweld binnen liefdesrelaties: ze vinden het een normale situatie. Ze toont eveneens aan hoe moeilijk tieners het hebben om hun gevoelens uit te drukken, uit jaloersheid, of uit angst om de ander te verliezen, … In dit verband lijken jongens het iets moeilijker te hebben om zich uit te drukken, al zijn er geen opvallende verschillen tussen jongens en meisjes. Vervolgens krijgen de jongeren de kans om de scène na te spelen. Ze moeten daarbij diverse eindscenario’s bedenken. Dankzij deze opdracht moeten ze zaken als manipulatietechnieken en de geweldcyclus kunnen identificeren. De subtiele aard van psychologisch geweld wordt echter moeilijk begrepen. Tijdens de discussie wordt ook een analyse gemaakt van de clichés die verband houden met de positie van de man en die van de vrouw, en van de machtsverhoudingen die hierbij een rol spelen. Tijdens de oefening kan men ook problematische situaties op school ter sprake brengen en zich vragen stellen over de kijk van anderen. Er was eveneens sprake van een kloof tussen wat jongeren uitdrukken binnen de intimiteit van het koppel en wat ze zeggen in het bijzijn van anderen. Hier is er dus duidelijk een invloed van bepaalde normen en fallocratische modellen. In ieder geval toont het experiment aan dat een discussie tussen jongeren onderling meer impact heeft dat een gedragscode die wordt opgelegd door volwassenen. Dit soort groepswerk creëert de mogelijkheid om uiting te geven aan zijn ervaringen en gevoelens. Men stelt trouwens vast dat jongeren zich vanaf de eerste rondvraag betrokken voelen.
Conclusie en aanbevelingen Het zou nuttig zijn om deze vorm van interactief groepswerk voor jongeren die in aanraking komen met geweld permanent in te voeren. Dergelijk bewustwordingsproces maakt het immers mogelijk om aan doeltreffende preventie te doen. De scholen zouden hiervoor beter uitgerust moeten worden. Er zou meer aandacht moeten worden geschonken aan het verschijnsel rehabilitatievermogen.
39
40
7. Conclusies
Sinds 2005 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een actief aandeel in het ‘Nationaal Actieplan voor de strijd tegen partnergeweld’. Dit plan beschrijft 89 acties die tegelijk gevoerd moeten worden op het federale, gewestelijke en communautaire niveau. In die context werd, op initiatief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in samenwerking met het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, een regionaal overlegplatform voor de strijd tegen partnergeweld opgericht. Daarin zetelen hulpverleners en professionele medewerkers die betrokken zijn bij deze problematiek.
Justitie en Politie In België is de strijd tegen partnergeweld en intrafamiliaal geweld een prioriteit van justitie. De politionele en gerechtelijke tussenkomst moet voor alles rekening houden met de belangen van het slachtoffer en zorgen voor de bescherming van de kinderen. Om die interventies op elkaar af te stemmen, leggen rondzendbrieven een aantal te volgen regels vast. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest beschikt elke politiezone voortaan over een referentiepersoon die belast is met alle dossiers op het gebied van partnergeweld. Diverse initiatieven maken het politiewerk, de gerechtelijke opvolging en de psychosociale tussenkomst nog doeltreffender, met name opleidingen, standaardformulieren voor dit type interventie, overlegcomités en opvolging van de dossiers. Regelmatig overleg tussen de gerechtelijke actoren en de andere betrokken hulpverleners zorgt voor een nog grotere doeltreffendheid en een nog grondiger kennis van de problematiek. Elke situatie moet inderdaad op de juiste manier geëvalueerd worden voordat er maatregelen worden genomen. Verder moeten deze maatregelen in eerste instantie rekening houden met de veiligheid van het slachtoffer en de kinderen. De brede waaier aan maatregelen waarover de rechter beschikt, maakt immers een aangepaste oplossing mogelijk.
Preventieve aanpak De strijd tegen partnergeweld blijft echter niet beperkt tot louter een gerechtelijke interventie. Ook preventie kan betekenisvolle resultaten bieden. Om die efficiënt te maken, moeten de factoren die aan de basis liggen van het fenomeen vooraf geïdentificeerd worden. De keuze van duidelijke doelstellingen en prioritaire acties draagt eveneens bij tot succes, evenals de beschikbaarheid van adequate middelen en de opleiding van actoren die betrokken worden bij het preventieproces.
Gemeentelijke aanpak Op het niveau van de Brusselse gemeenten werden concrete initiatieven uitgewerkt om te strijden tegen het verschijnsel: oprichting van een centrum dat het probleem behandelt met het hele gezin, appartementen onder toezicht voor mishandelde vrouwen, informatie- en preventieacties, workshops zelfverdediging. De oprichting van netwerken die de diverse interveniënten groeperen, stimuleert in elk geval de globale aanpak van het probleem en de uitwisseling van ervaringen. In Nederland is de strijd tegen partnergeweld eveneens een prioriteit van de overheid. In diverse regio’s bestaan ondersteunings- en begeleidingsgroepen die gestuurd worden door de gemeenten. Doel is om de samenwerking tussen de diverse interveniënten te bevorderen. Op initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werd trouwens een ondersteuningsprogramma opgestart dat de gemeenten specifieke hulpmiddelen aanreikt in de strijd tegen huiselijk geweld. De ervaring toont aan dat die programma’s moeten worden
7. Conclusies
uitgewerkt op lange termijn en dat ze aangepaste oplossingen moeten bieden. Alleen dan kunnen ze doeltreffend zijn.
De impact op de kinderen Kinderen die in aanraking komen met partnergeweld zijn vaak collaterale slachtoffers. Of die kinderen nu getuige zijn, dan wel slachtoffer, ze lopen het risico om vaker psychologische, maatschappelijke en leerproblemen te ontwikkelen. Het is bijgevolg wenselijk om de kinderen te betrekken bij de aanpak van het probleem en om een efficiënt opsporingsplan in te voeren, meer bepaald in de scholen en de CLB’s.
Partnergeweld, een probleem van ons allemaal Partnergeweld is ook een wezenlijk probleem voor homoseksuele koppels. De aanpak is niet eenvoudig, omdat sommige vooroordelen ertoe leiden dat de interveniënten het belang van de situatie minimaliseren. Voor de slachtoffers is het bovendien soms moeilijk om met een vreemde te praten over hun seksuele geaardheid, waardoor ze meer terughoudend zijn om de probleemsituatie aan de kaak te stellen. Dat benadrukt het belang van een specifieke opleiding voor de interveniënten. Tieners worden eveneens geconfronteerd met deze vorm van geweld die meer bepaald tot uiting komt in gedrag waarin overheersing en manipulatie de boventoon voeren. Tieners hebben de neiging om die gedragingen te banaliseren en ervaren moeilijkheden om hun gevoelens en ervaringen uit te drukken. Dankzij werkgroepen in de scholen onder de vorm van toneelvoorstellingen kunnen daarover debatten worden georganiseerd en de toekomstige volwassenen bewust worden gemaakt van de problematiek.
En de daders? Naast repressieve actie is het belangrijk dat er voor de daders een specifieke aanpak wordt uitgewerkt. Sommige verenigingen organiseren praatgroepen waaraan de daders deelnemen, ofwel met het oog op een gerechtelijke beslissing, of op vrijwillige wijze. Dankzij die praatgroepen kunnen ze het probleem aan de orde stellen, hun verantwoordelijkheid aanvaarden en het taboe van geweld interioriseren.
41
42
8. BIJLAGE
Une traduction simultanée en français et en néerlandais est assurée pendant toute la journée. Er zal de hele dag in het Nederlands en het Frans simultaan getolkt worden.
8h30-9h00 Accueil - Verwelkoming
9h00-9h30 Ouverture du colloque par le Ministre-Président, Monsieur Charles Picqué, et la Secrétaire d’Etat, Madame Brigitte Grouwels. Opening van het colloquium door Minister-President Charles Picqué en Staatssecretaris Brigitte Grouwels.
9h30-12h30 Approche régionale en matière de violence entre partenaires : Coordination, plate-forme de concertation et initiatives mises en place. Gewestelijke aanpak inzake partnergeweld: Coördinatie, overlegplatform, initiatieven. • Approche judiciaire et policière - Gerecht en politie Sophie Demars, Magistrate de référence en matière de violence intrafamiliale Barbara De Naeyer, Policier de référence sur la zone Bruxelles-Ouest Sophie Demars, Referentiemagistraat inzake intrafamiliaal geweld Barbara De Nayer, Referentie-agente in de zone Brussel-West Débat - Debat • Les enfants témoins de violence entre partenaires - Kinderen als getuigen van partnergeweld Ingrid Ponjaert-Kristoffersen, Faculty of Psychology and Educational Sciences, VUB Débat - Debat
10h45-11h00 : Pause - Pauze • Prévention de la violence dans le couple - Preventie van partnergeweld Ada Garcia, Directrice de Cap Sciences humaines, UCL Ada Garcia, Directrice van Cap Sciences humaines, UCL Débat - Debat • Approche communale et locale - Lokale en gemeentelijke aanpak Annette van Delft, ex-bourgmestre et ambassadeur de la SGBO pour le programme de soutien en matière de violence intrafamiliale de la “Vereniging van de Nederlandse Gemeenten” (Association des Communes néerlandaises) Débat Anne Vannesse, Echevine de l’Egalité des Chances à Saint-Gilles Sophie Luycfasseel, Centre d’Intervention des Violences intrafamiliales (CIVIF)
8. BIJLAGE
Débat Annette van Delft, oud burgemeester en ambassadeur voor het SGBO in de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten - ondersteuningsprogramma “Aanpak Huiselijk Geweld” Anne Vannesse, Schepen voor Gelijke Kansen in de Gemeente Sint-Gillis Sophie Luyckfasseel, Centre d’Intervention des Violences intrafamiliales (CIVIF) Débat - Debat
12h30-13h30 : Buffet-lunch – Buffetlunch
13h30-15h30 Des ateliers sur des cas pratiques autour des thématiques précises. Deux thématiques sont proposées par atelier. Thematische workshops onder leiding van experts. Er zijn twee thema’s per atelier. • Couples du même sexe - Koppels van hetzelfde geslacht : Michel Duponcelle, Tels Quels, asbl • Enfants témoins - Kinderen als getuigen : Liliane Leroy, Femmes prévoyantes socialistes Marleen Dejonckheere, De Stobbe, Centrum voor Integrale Gezinszorg • Aide aux auteurs - Daderhulp: Vincent Libert, Directeur de Praxis, asbl Vanessa Verhaegen, Time-Out, vzw • Adolescents - Tieners : Emmanuelle Melan, Centre d’Education à la Famille et à l’Amour, asbl Olivier Bonnet-Eynard et Véronica Saldi, Solidarité femmes et refuge pour femmes battues, asbl.
15h30-16h15 Conclusions des ateliers et recommandations en présence de : Monsieur Michel Pasteel, Directeur de l’Institut pour l’Egalité des Femmes et des Hommes. Slotwoord workshops en aanbevelingen in aanwezigheid van Michel Pasteel, Directeur van het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.
43
44
Lijst van de deelnemer/neemsters
TITEL
NAAM
VOORNAAM
ORGANISATIE
FUNCTIE
Mevrouw
André-Dumont
Florence
Gemeente Sint-Agatha-Berchem
Sociaal bemiddelaarster
Mevrouw
Amrani
Myriam
Gemeente Vorst
Verantwoordelijke Cel Gelijke Kansen
Mijnheer
Antoine
Olivier
Praxis
Interveniënt
Mevrouw
Bastiaens
Sophie
Dienst Preventie
Preventieambtenaar
Mevrouw
Bloc
Fabienne
Gezinsplanning Oudergem
Groepsleidster - Begeleidster
Mevrouw
Bollu
Martine
Brandweer Brussel
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Bonnet
Godelieve
Gemeente Elsene
Ambtenaar Gelijke Kansen
Mijnheer
Bonnet-Eynard
Olivier
Solidarité femmes et refuge pour femmes battues
Opvoeder
Mevrouw
Bonniver
Ingrid
Dienst Slachtofferopvang
Justitieassistente
Mijnheer
Boumahdi
M’Hammed
Dienst Preventie
Sociaal bemiddelaar
Mevrouw
Brau
Jacqueline
Engender
Mevrouw
Brunin
Marie-Paule
Consulente Gepensioneerde onderwijzeres
Mevrouw
Calella
Sabrina
Politie
INPP-Dienst Jeugd
Mevrouw
Calewaert
Brunhilde
Dienst Jeugdhulp - Nijvel
Hoofdafgevaardigde Preventie
Mevrouw
Callebaut
Marie
Mevrouw
Charlier
Martine
SOS Viol
Juriste
Mevrouw
Cochet
Maud
I.T.E.R. daderhulp
Bachelor orthopedagogie
Mevrouw
Coomans
Daphne
CAW Mozaiek
Psychosociaal hulpverlener
Mevrouw
Corvisier
Marie-Christine
Preventiecentrum voor echtelijk en familiaal geweld
Medeverantwoordelijke
Mevrouw
Couet
Valérie
Lokale politiezone 5342
Bureau Slachtofferhulp
Mevrouw
Croux
Chantal
Politiezone 5340
Dienst Jeugd en Gezin
Mevrouw
Dalmasso
Daniela
Media Femmes Internationales
Maatschappelijk assistente Coördinatrice
Bemiddelaarster
Mevrouw
Davister
Patricia
Praxis
Mevrouw
De Cannière
Amandine
Gemeentelijke Dienst Slachtofferhulp
Juriste
Mevrouw
Dedobbeleer
Gisèle
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Coördinatrice van de cel Opleiding
Mevrouw
Dehasque
Véronique
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Attaché
Mevrouw
Dejonckheere
Marleen
De Stobbe
Directrice
Mevrouw
De Keersmaecker
Liesbet
Kabinet Brigitte Grouwels
Medewerker Gelijke Kansen
Mevrouw
Demars
Sophie
Brussels Parket
Referentiemagistrate
Mevrouw
De Naeyer
Barbara
Politiezone 5340
Hoofd van de Dienst Jeugd en Gezin
Mevrouw
De Pauw
Monique
Lokale politie
Lokaal bemiddelaarster
Mevrouw
De Sadeleer
Linda
Brandweer Brussel
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Desir
Caroline
Kabinet van minister-president Charles Picqué
Adjunct-kabinetschef
Mijnheer
Devrey
Koen
Vlaamse Gemeenschap
Beleidsmedewerker
45
Lijst van de deelnemer/neemsters
TITEL
NAAM
VOORNAAM
ORGANISATIE
Mevrouw
Dif
Farida
Slachtofferhulp
FUNCTIE Psychologe
Mevrouw
Druan
Fabienne
FOD Justitie – Parket-generaal
Criminologe - coördinatrice
Mevrouw
Dutry
Anne
Justitiehuis
Justitieassistante Slachtofferopvang
Mijnheer
Duponcelle
Michel
Tels Quels
Directeur
Mevrouw
Ferain
Pauline
Cap Sciences humaines
Communicatieverantwoordelijke van REV
Mevrouw
Fery
Isabelle
Programma Vrouwenrechten
Medewerkster
Mevrouw
Figge
Myriam
Home du Pré
Coörd. Socio- ec. team
Mevrouw
François
Ophélie
Actiris
Werkneemster
Mevrouw
Garcia
Ada
Cap Sciences humaines
Directrice
Mevrouw
Gilson
Nathalie
Brussels Parlement
Afgevaardigde- Schepen
Mevrouw
Gilsoul
Laurence
Forum National des Victimes
Attachée
Mevrouw
Girard
Béatrice
Preventiecentrum voor echtelijk en familiaal geweld
Medeverantwoordelijke
Mevrouw
Goethals
Sandrine
Dienst Buurtjustitie (Gemeente Sint-Gillis)
Juriste
Mijnheer
Goffart
Benoît
Belgisch Instituut voor Victimologie vzw
Beheerder
Mevrouw
Goffinet
Françoise
IEFH
Attaché
Mevrouw
Golenvaux
Marie-Noëlle
Lokale bemiddeling
Bemiddelaarster
Mevrouw
Govaerts
Geneviève
Groupe Santé Josaphat
Studente Gezondheidscom.
Mevrouw
Grippa
Isabelle
Brussels Parlement
Medewerkster Nadia El Yousfi
Mevrouw
Grouwels
Brigitte
Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Staatssecretaris
Mijnheer
Guiot
Pascal
Planning familial le plan F
Maatschappelijk assistent
Mijnheer
Hamoir
Hughes
Dienst Slachtofferhulp
Psycholoog
Mevrouw
Hantson
Francine
Instituut voor de Gelijkheid an Vrouwen en Mannen
Secretaresse van de directeur
Mevrouw
Hardy
Isabelle
Dienst Slachtofferhulp
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Hargot
Nathalie
Médiante
Bemiddelaarster
Mijnheer
Harti
Aziz
Praxis
Interveniënt
Mevrouw
Heyvaert
Liesbeth
Politie Anderlecht - JEP
INP
Mevrouw
Hiroux
Anne
Gemeentebestuur Watermaal-Bosvoorde
Afgevaardigde Gelijke Kansen
Mevrouw
Jacqmain
Catherine
Médiante
Bemiddelaarster
Mevrouw
Jacques
Delphine
Gezondheidshuis van Watermaal-Bosvoorde
Gemeenschapsdienst gezondheid
Mijnheer
Janse
Frans
Infor-veuvage
Lid
Mevrouw
Jaspis
Patricia
FOD Justitie
Onderzoeksrechter
Mevrouw
Kechiche
Maryam
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Coördinatrice PG
46
Lijst van de deelnemer/neemsters
TITEL
NAAM
VOORNAAM
ORGANISATIE
Kenis
Mathieu
Centre d’intervention des violences intrafamiliales
Mijnheer
Kersten
Christophe
Poltie Brussel-Hoofdstad/Elsene
Hoofdinspecteur
Mevrouw
Koninckx
Mileen
Kabinet Min. Dupont
Kabinetsmedewerker
Mevrouw
Kouglina
Marine
Maison rue verte
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Kruzcek
Patrycia
Politiezone 5340
Jeugd en Gezin
Mevrouw
Kurtoglu
Betul
Preventiehuis
Bemiddelaar
Mevrouw
Lahmine
Ladik
Arbaij
Maatschappelijk assistente
Mijnheer
Lamote
Vincent
Justitiehuis
Justitieassistent
Mevrouw
Lefever
Katrien
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Cel Gelijke Kansen
Attachée
Mijnheer
Lemmens
Bart
Vlaamse Gemeenschap
Beleidscoördinator
Mijnheer
Lenaerts
Gilles
Gemeente Koekelberg
Medewerker Gelijke Kansen
Mevrouw
Leroy
Liliane
Femmes prévoyantes socialistes
Houder van leeropdracht
Mevrouw
Leutenez
Sophie
Slachtofferhulp - Gemeente Jette
Verantwoordelijke
Mijnheer
Libert
Vincent
Praxis
Directeur
Mevrouw
Luis Sequeira
Anne-Marie
Maison rue verte
Psychologe
Mevrouw
Luyckfasseel
Sophie
CIVIF
Interveniënte
Mevrouw
Marijnissen
Karine
CIVIF
Psychologe
Mijnheer
Martin
Pierre
Dienst Slachtofferopvang
Justitieassistente
Mevrouw
Melan
Emmanuelle
Centre d’Education à la Famille et à l’Amour, vzw
Coördinatrice
Mevrouw
Michel
Delphine
IEFH
Assistente
Mevrouw
Moestermans
Herlindis
Nederlandstalige Vrouwenraad
Stafmedewerkster
Mevrouw
Mor Jan
Natacha
Slachtofferhulp
Psychologe
Mevrouw
Moya Martines
Maria Jesus
Mevrouw
Nekkebroeck
Sandrine
Politiezone 5340
Jeugd en Gezin
Mevrouw
Paquay
Wivine
Federale Politie Brussel
Maatschappelijk assistente
Mijnheer
Pasteel
Michel
IEFH
Directeur
Mijnheer
Petitjean
Patrick
Groupe santé Josaphat
Directeur
Mevrouw
Picard
Jenny
Lokale politie - PZ Montgomery
Politiecommissaris
Mevrouw
Pietrusiak
Isabelle
Slachtofferhulp
Psychologe
Mevrouw
Pilate
Julia
Infor Veuvage
Bestuurster
Mevrouw
Plaquet
Marie
Bemiddeling lokale politie PZ 5343
Lokaal bemiddelaarster
Mevrouw
Plaes
Eva
Dienst slachtofferhulp
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Ponjaert-Kristoffersen
Ingrid
VUB
Gewoon hoogleraar
Mevrouw
Potier
Céline
Mijnheer
Predari
Fabian
Bravvo vzw
Lokaal bemiddelaar
Mevrouw
Rampelbergh
Martine
Centre de Guidance
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
FUNCTIE
Magistrate
Psychologe
47
Lijst van de deelnemer/neemsters
TITEL
NAAM
VOORNAAM
ORGANISATIE
FUNCTIE
Mevrouw
Riabicheff
Irène
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Coördinatrice cel Gelijke Kansen
Mevrouw
Robert
Véronique
MFI
Lid raad van beheer
Mevrouw
Roggemans
Anne
Sociale actie
Coördinatrice sociale dienst
Mevrouw
Ruelle
Catherine
Dienst Buurtjustitie (Gemeente Sint-Gillis)
Juriste
Mevrouw
Saih
Anissa
Stagiaire maatschappelijk assistente
Mevrouw
Saldi
Veronica
Solidarité femmes et refuge pour femmes battues
Opvoedster
Mijnheer
Sassi
Aly
CIVIF
Psychologe
Mevrouw
Sassi
Karima
Dienst slachtofferhulp
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Sedyn
Gaëlle
Politie - PZ Montgomery
Stagiaire
Mevrouw
Selvais
Danielle
Brussels Parlement
Parlementair attachée
Mevrouw
Sougne
Nadine
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Directrice Human Resources en Gelijke Kansen
Mevrouw
Stadnik
Daphne
Praxis
Interveniënte
Mevrouw
Steref
Jennifer
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Cel Gelijke Kansen
Mevrouw
Sunzu
Necellata
Media Femmes Internationales
Groepleidster Public relations
Mevrouw
Thewis
Evi
CAW Delta
Netwerkvormer IF4 Hulpverlener INPP-dienst Jeugd
Assistente
Mevrouw
Toussaint
Renée
Politie
Mevrouw
Van Buynder
Chantal
Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Mevrouw
Van Campenhout
Wim
CAW Delta
Netwerkvormer IF4 Hulpverlener
Mevrouw
Van Delft
Annette
SGBO
Oud-burgemeester en vertegenwoordigster van het SGBO
Mevrouw
Van Den Berghe
Laurence
Centre d’Intervention des violences intrafamiliales
Psychologe
Attachée
Mevrouw
Van Der Beken
Sandrine
Slachtofferhulp – Gemeente Jette
Maatschappelijk assistente
Mevrouw
Vandermeeren
Sofie
Justitiehuis Brussel
Justitieassistente
Mevrouw
Vanesse
Anne
Gemeente Sint-Gillis
Schepen
Mevrouw
Vanesse
Catherine
Gezinsplanning
Verantwoordelijke opleidingen
Mijnheer
Van Gasse
Théo
Lokale Politie Schaarbeek-Evere
Directeur
Mevrouw
Vanhaelen
Hélène
Plan F
Psychologe
Mevrouw
Van Hal
Véroniquz
Justitiehuis Brussel
Directeur
Mevrouw
Van Hoof
Els
Vrouw en Maatschappij (CD&V)
Voorzitster
Mevrouw
Van Impe
Martine
Dienst Slachtofferopvang - Justitiehuis
Justitieassistente
48
Lijst van de deelnemer/neemsters
TITEL
NAAM
VOORNAAM
ORGANISATIE
FUNCTIE
Mevrouw
Van Loo
Judith
Politie
INPP – Dienst Jeugd
Mijnheer
Van Maele
Donatienne
Politiezone Brussel-West
Stagiaire Jeugd en Gezin
Mevrouw
Verherstraeten
Hanne
CIG Vogelzang
Stagiaire maatschappelijk assistent
Mevrouw
Verlaeken
Anne
Lokale bemiddeling
Bemiddelaarster
Mevrouw
Vermeersch
Véronique
Lokale politie - PZ Montgomery
Hoofdinspecteur
Mevrouw
Walravens
Véronique
Dienst Slachtofferhulp
Politie Brussel-West
Mevrouw
Watticant
Marianne
Politie Brussel-Hoofdstad / Elsene
Inspecteur
Mevrouw
Wauters
Myriam
Kabinet Brigitte Grouwels
Medewerkster Gelijke Kansen Interveniënt
Mijnheer
Wertz
Thierry
Praxis
Mevrouw
Willame-Boonen
Magdeleine
CFFB
Voorzitster
Mevrouw
Wullens
Lydia
Sociale bemiddeling
Sociaal bemiddelaar
Mevrouw
Zaza
Yamina
Centre de prévention des violences conjugales et familiales
Opvoedster
Mevrouw
Zinbi
Touria
Kabinet van de heer Charles Picqué
Attachée