inhoud
aanvullende pensioenen Nul euro Belgische belasting betalen als men het pensioen in het buitenland krijgt
section title Heading 1Error! Bookmark not defined.
Pensioenkapitalen worden tegen 16,5 %, en soms tegen 10 % belast. Dat is het geval wanneer ze uitgekeerd worden aan iemand die normaal in België belast wordt. Betalingen kunnen ook gebeuren aan iemand die in het buitenland verblijft. Hoe de belastbaarheid dan in elkaar zit, staat te lezen in een nieuwe fiscale circulaire van 12 juli 2007 (Ci. RH. 241/585.607).
Voorgeschiedenis
Begin jaren negentig vertrokken heel wat pensioenkapitalen richting buitenland, voornamelijk naar Frankrijk. Nota bene kapitalen die opgebouwd waren met pensioenbijdragen die in ons land een fiscale aftrek genoten hadden. Op basis van het verdrag ter vermijding van dubbele belasting tussen België en Frankrijk, mag niet België maar wel Frankrijk de belasting heffen als de begunstigde er zijn fiscale verblijfplaats heeft. Frankrijk kent een heel andere manier van belasten van aanvullende pensioenen, waardoor er de facto bij de uitkering dikwijls geen belasting betaald moest worden. Om die ‘Frankrijkroute’ tegen te gaan, voerde de Belgische wetgever vanaf januari 1993 via een nieuw artikel 364bis in ons Wetboek Inkomstenbelastingen (WIB) een zogenaamde exit-taks in. Wanneer kapitalen worden betaald of toegekend aan een belastingplichtige die voorafgaand aan de uitkering van het pensioenkapitaal zijn woonplaats of ‘zetel van fortuin’ naar het buitenland heeft overgebracht, dan wordt dat kapitaal verondersteld te zijn betaald of toegekend op de dag voorafgaand aan de overdracht. Zo kon België toch belasting heffen op het aanvullend pensioen. Het artikel 364ter WIB92 regelt de aanslag voor overdrachten van pensioenreserves naar het buitenland.
LNB
.NN/Lnbnn/KL-NN01
Dubbelbelastingverdragen toepassen
Maar daar lieten sommige belastingplichtigen het niet zomaar bij, en ze trokken naar de rechtbank. In een arrest van 5 december 2003 bevestigde het Hof van Cassatie – onze hoogste rechtbank – wat een Brussels hof van beroep voordien al gezegd had: internationale verdragen gaan voor op de nationale wet. Dus moet een verdrag ter vermijding van dubbele belasting toegepast worden, zelfs als het ingaat tegen de Belgische wet, en kan België artikel 364bis in casu niet inroepen om toch Belgische belasting te heffen als het verdrag dat niet toelaat (zie ook Life & Benefits nr. 62 , 2002). Ook de Europese Commissie had het Belgische artikel 364bis opgemerkt, en vond dat het in strijd was met de Europese regels en vrijheden. Ze verzocht België om de wetgeving aan te passen. De tegenargumenten die België naar voor bracht, konden de Commissie niet overtuigen, en de zaak werd voorgelegd aan het Europese Hof van Justitie. België voelde de bui al hangen, en paste zijn wetgeving aan, nog vóór het arrest van 5 juli 2007 van het Europese Hof, dat ons land in het ongelijk stelde (zaak C-522/04).
2 LIFE & BENEFITS NR 10 DECEMBER 2007
KLUWER
Wijziging van art. 364bis en ter WIB92
Vanaf het aanslagjaar 2007 (= inkomsten 2008) is een gewijzigde versie van de bewuste wetsartikels van toepassing. De Belgische fiscus heft de exit-taks alleen bij een verhuis naar een buiten de Europese Economische Ruimte gelegen Staat. De gewijzigde artikels 364bis en ter WIB92 viseren dus enkel nog situaties waarbij de begunstigde met zijn aanvullend pensioenkapitaal vertrekt naar een andere land dan de EU-lidstaten, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein.
Nieuwe circulaire
De praktische impact van het wetsartikel dat emigratie van pensioenkapitalen wil tegengaan, is dus stilaan drastisch ingeperkt. Toch blijft de Belgische fiscus bezorgd dat sommige belastingplichtigen zullen blijven proberen te ontsnappen aan de Belgische belasting op hun pensioenkapitaal. Meer bepaald door te verhuizen naar een andere EER-lidstaat of naar een ander land waarmee België een fiscaal verdrag sloot waardoor dat andere land mag belasten, een land dat dan wel toevallig een ‘interessant’ belastingregime voor aanvullende pensioenkapitalen kent. Om ervoor te zorgen dat de nieuwe fiscale regels goed en eenvormig toegepast worden, en om te vermijden dat er fictief naar een ander land geëmigreerd wordt enkel en alleen om van een gunstige aanslag op het pensioenkapitaal te kunnen genieten, kwam het Hoofdbestuur van de belastingen met een nieuwe circulaire voor de dag (Circulaire nr. Ci.RH.241/585.607 (AOIF 19/2007) van 12.07.2007, te consulteren op www.fisconet.fgov.be ). Die circulaire focust op een kernbegrip bij de toepassing van de verdragen, dus ook de exit-taks, namelijk het fiscale begrip ‘rijksinwonerschap’. Zolang iemand Belgisch rijksinwoner is, wordt zijn Belgisch aanvullend pensioen immers in België belast, en kan hij geen aanspraak maken op de dubbelbelastingverdragen die mogelijk maken dat zijn pensioenkapitaal aan de Belgische belasting ontsnapt.
Expats
Toepassing van dubbelbelastingverdrag en
Fiscaal gezien wordt er een onderscheid gemaakt tussen de belasting van de rijksinwoners – die is van toepassing voor het overgrote deel van de Belgische belastingplichtigen – en de belasting van de niet-rijksinwoners. Werknemers die vanuit het buitenland tijdelijk in België komen werken, worden niet altijd op dezelfde manier belast als de meeste Belgen. Sommige buitenlandse kaderleden betalen belasting als ‘niet-rijksinwoner’. Aangezien het artikels 364bis WIB92 alleen voor rijksinwoners gelden, kan het niet toegepast worden op die buitenlandse kaderleden die nooit als rijksinwoner belast werden. Als we enkel rekening zouden houden met dubbelbelastingverdragen, moeten er tegelijk twee zaken aanwezig zijn opdat een pensioenkapitaal in het buitenland, en niet in België belast wordt. De begunstigde moet belastingplichtige van het andere land zijn – met andere woorden: hij mag bij de uitkering geen Belgische fiscale rijksinwoner zijn – en het moet gaan om een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag sloot dat het recht om belasting te heffen exclusief toekent aan die andere staat. Na de wijziging van artikel 364bis en ter kan België bij een betaling naar een EER-land de exit-taks niet langer toepassen. Soms verandert dat de situatie. De belastingvrije overdracht binnen de EER maakt dat België in situaties waar het als bronstaat op basis van een verdrag mocht heffen, dit niet langer kan doen. België sloot met alle EER-lidstaten verdragen. Zij geven meestal het recht om belasting te heffen op een pensioenkapitaal aan het land waar de belastingplichtige woont. Uitzonderingen daarop zijn bijvoorbeeld de verdragen met Luxemburg en Cyprus, waar het recht om te belasten aan de bronstaat gegeven wordt, dit is de staat van waar uit het pensioenkapitaal betaald wordt. In nieuwe verdragen die België sluit, blijft België meestal bevoegd voor pensioenen, inclusief het aanvullend pensioen. Denken we bijvoorbeeld maar aan verdragen met Zuid-Afrika, Azerbeidzjan, Hong Kong, Taiwan, enz. Het verdrag met Egypte bevat dan weer een antimisbruikclausule die toelaat dat de Belgische
LIFE & BENEFITS NR 10 DECEMBER 2007 3
KLUWER
fiscus artikel 364bis WIB92 kan gebruiken om belasting te heffen niettegenstaande in principe de woonplaatsstaat mag belasten. Een buitenbeentje is het verdrag met de Verenigde Arabische Emiraten. Aangezien daar geen personenbelasting bestaat, past België het verdrag niet toe voor pensioenen. Bevolkingsregister
In het dubbelbelastingverdrag met Frankrijk staat dat de Franse fiscus een pensioenkapitaal mag belasten als men er bij de vereffening woont. Maar wat is de woonplaats wanneer iemand bijvoorbeeld zegt te verblijven in een appartement aan de Franse Côte d’Azur, maar tegelijkertijd nog eigenaar is van een villa in België, waar hij ook nog af nog naartoe komt? Of wanneer iemand gedurende het grootste deel van het jaar in Parijs woont en werkt, terwijl zijn vrouw en studerende kinderen nog in België wonen? Zolang men na het vertrek naar het buitenland nog ingeschreven blijft in het bevolkings- of in het vreemdelingenregister van de Belgische gemeente waar men voor het vertrek verbleef, neemt de fiscus aan dat de betrokkene rijksinwoner blijft. De circulaire zegt dat de belastingambtenaar in dat geval zelfs geen verder onderzoek moet doen. Het is aan de belastingplichtige om het tegenbewijs te leveren en aan te tonen op basis van de feitelijke omstandigheden, dat hij zijn werkelijke woonplaats of zetel van fortuin niet in België heeft. Het feit dat een persoon uit het bevolkings- of vreemdelingenregister geschrapt is, of ambtshalve ervan afgevoerd werd, vormt voor de fiscus op zich nog geen bewijs dat hij geen Belgisch rijksinwoner meer is. In dat geval moet nagegaan worden wat de effectieve woonplaats of zetel van fortuin is.
Echte of valse woonplaats?
In de rechtspraak wordt de ‘belastingwoonplaats’ kleurrijk omschreven als de plaats waar een persoon vast verblijft, de haardstede van zijn gezin heeft, en de vitale betrekkingen (sociale, culturele en politieke relaties en bezigheden, …) met zijn medemensen onderhoudt. Bij tegenstrijdigheden, zo stelt de circulaire, moet meer belang worden gehecht aan het centrum van de huishoudelijke en vitale betrekkingen dan aan de plaats van het verblijf en van de beroepswerkzaamheden. Voor echtgenoten is de belastingwoonplaats in principe de plaats waar het gezin is gevestigd. De twee echtgenoten moeten dus aan dezelfde belasting worden onderworpen: ze zijn ofwel beiden rijksinwoners, ofwel beiden niet-rijksinwoners naargelang hun belastingwoonplaats al dan niet in België is gevestigd. Een tijdelijke opdracht in het buitenland terwijl het gezin – echtgenoot en kinderen – in België blijft, is geen voldoende argument om bijvoorbeeld snel een afkoop van een levensverzekering te regelen. Beide echtgenoten zullen als Belgisch rijksinwoner beschouwd blijven. Wanneer men geen gezin heeft of wanneer men het gezin naar het buitenland meeneemt, is de duur van het verblijf in het buitenland doorslaggevend. De fiscus neemt aan dat een verblijf van 24 maanden op een vaste plaats in het buitenland het minimum is om te kunnen spreken van een echte woonplaats in het buitenland. Blijft het gezin in België achter, dan blijft men in de regel rijksinwoner tijdens het verblijf in het buitenland. Behalve dan bij een werkelijke feitelijke scheiding van de echtgenoten door een duurzame breuk in het huwelijksleven, of als vaststaat dat de bedoeling aanwezig is om de woonplaats van het gezin in het buitenland te vestigen, zelfs indien de echtgenoot en/of kinderen tijdelijk in België achterblijven omwille van bijvoorbeeld gezondheid of school. Wanneer men met korte contracten beurtelings in verschillende landen werkt, is er volgend de fiscus geen bestendigheid van buitenlandse woonplaats en blijft men Belgisch rijksinwoner. Ook als de totale duur van die contracten meer dan 24 maanden bedraagt. Wanneer men dan toch erkend wordt als rijksinwoner van een ander land, dan blijft dat zo ook wanneer men, zelfs
4 LIFE & BENEFITS NR 10 DECEMBER 2007
KLUWER
herhaaldelijk, voor een kort verblijf naar België terugkeert voor vakantie, herscholing of wegens familiale gebeurtenissen als een overlijden in de familie. Zetel van fortuin
Niet alleen het begrip ‘woonplaats’, maar ook de ‘zetel van fortuin’ bepaalt het rijksinwonerschap. Maar het is niet zo dat wanneer de bezoldigingen geheel of gedeeltelijk in België uitbetaald worden, of als er in België beleggingen gedaan worden, men zonder meer kan besluiten dat men in België zijn zetel van hun fortuin heeft gevestigd of behouden. Die zetel is immers niet gevestigd op de plaats waar de goederen zich bevinden, maar wel die van waar ze beheerd worden.
Drie jaar opvolging
De circulaire vraagt aan de controleurs om bijzonder waakzaam te zijn, en bijvoorbeeld nog drie jaar na de verhuis uit België het dossier te blijven opvolgen op nieuwe elementen, door het in een bijzonder klassement op te nemen.
Niet alleen groepsverzekering
Artikel 364bis WIB92 geldt niet alleen voor aanvullende pensioenkapitalen uit groepsverzekeringen. In de commentaar nr.364bis/4 bij dit artikel somt de fiscus de verschillende soorten uitkeringen op: de kapitalen en afkoopwaarden van individuele levensverzekeringen met fiscaal voordeel, waarop de taks op het langetermijnsparen (de zogenaamde anticipatieve heffing) nog niet werd toegepast, de inkomsten uit pensioensparen, en ook de overdrachten tussen verschillende types van pensioensparen (verzekering, rekening), de kapitalen en afkoopwaarden van het vrij aanvullend pensioen der zelfstandigen, de kapitalen en afkoopwaarden van groepsverzekeringen of van reglementen van pensioenfondsen, de rechtstreeks door een onderneming betaalde pensioenkapitalen, al dan niet gefinancierd door een bedrijfsleiderverzekering en de gekapitaliseerde afkoopwaarde van een gedeelte van het wettelijk rust- of overlevingspensioen. Wij menen dat mutatis mutandis ook de individuele voortzetting van een collectieve verzekering (de zogenaamde pensioeneis) moet betrokken zijn.
Verzekeraar of pensioenfonds
De pensioeninstelling is de eerste partij die geconfronteerd wordt met de vraag of een uitkering al dan niet in België belast moet worden. Zij moet immers al dan niet een voorheffing inhouden. Wat te doen bij twijfel? Het is niet omdat de fiscus in een circulaire schrijft dat men minstens 24 maanden in het buitenland moet verblijven om daar een woonplaats te hebben, dat men niet op basis van feitelijke omstandigheden het tegendeel kan beweren. Om te boordelen wat nu al dan niet de woonplaats mag zijn, moet men nagaan wat het duurzaam tehuis is dat bestemd is voor persoonlijk gebruik. Er moet naar feitelijke elementen gekeken worden zoals de familiale en sociale banden van de belastingplichtige, zijn bezigheden, zijn activiteit op politiek, cultureel en ander vlak, de zetel van zijn zaken, de plaats van waaruit hij zijn goederen beheert, enz. Het lijkt erop dat de fiscus met zijn nieuwe circulaire wil aangeven dat de belastingplichtige met een ijzersterk dossier voor de dag zal moeten komen, wil hij de Belgische belasting op het pensioenkapitaal wil vermijden. Het valt dan ook te verwachten dat de verzekeraar of het pensioenfonds het zekere voor het onzekere zal nemen, en enkel zonder voorheffing zal betalen wanneer de begunstigde een bewijs van de woonplaatsstaat kan voorleggen waaruit blijkt dat hij er belastingplichtige is. De begunstigde kan de eventueel teveel ingehouden voorheffing nog terug vragen, maar dan ligt de bewijslast bij hem.
Nog moeilijker
De circulaire regelt de klassieke situatie waarbij een pensioenkapitaal waarop in België een fiscaal voordeel gekregen wordt, ook vanuit een Belgische pensioeninstelling aan de begunstigde betaald wordt. Maar men kan nu ook fiscaal voordeel krijgen voor een aanvullend pensioen dat beheerd wordt bij een pensioeninstelling die in een ander EER-land is gevestigd. Morgen krijgen we dus een fiscale driehoeksverhouding in plaats van een bilaterale problematiek: de
LIFE & BENEFITS NR 10 DECEMBER 2007 5
KLUWER
fiscale woonplaats van de betaler van de pensioenbijdrage, de pensioeninstelling en de begunstigde kan telkens in een ander land liggen. Een mooie kluif om in dat geval de juiste aftrek, voorheffing en belasting toe te passen.
■
Tip: Wie naar het buitenland gaat, en niet in België op zijn pensioenkapitaal belast wil worden, moet minstens 24 maanden lang zijn effectieve woonplaats hebben in een land dat op basis van een dubbelbelastingverdrag dat kapitaal mag belasten. Paul Roels en Pieter Gillemon