Inhoud 1 Inleiding............................................................................................... 3 1.1 Pictogrammen.......................................................................... 3 1.2 Opmerkingen over het gebruik van deze handleiding..................... 4 2 Veiligheid............................................................................................. 4 2.1 Algemene veiligheidspunten....................................................... 5 2.2 Einde van de levensduur............................................................ 6 2.3 Naleving van de FCC-regels........................................................ 7 3 Beschrijving van de machine................................................................ 8 3.1 Beschrijving van de bediening.................................................... 8 3.2 Identificatie van de onderdelen................................................... 9 4 Bedieningspaneel............................................................................... 11 4.1 Het scherm ‘Jobs’....................................................................11 4.2 Het scherm ‘Uitvoeren’.............................................................12 4.2.1 Afbeelding van het scherm ‘Uitvoeren’.............................12 4.2.2 Het adres aanpassen.....................................................13 4.2.3 De tellers instellen........................................................14 4.2.4 De instellingen van de enveloptoevoer aanpassen..............15 4.2.5 De instellingen van het documentstation aanpassen...........17 4.3 Het scherm ‘Menu’...................................................................18 5 Een bestaande job uitvoeren.............................................................. 19 6 Van gebruiker wisselen...................................................................... 21 6.1 Werkwijze om van gebruiker te wisselen.....................................21 6.2 Toegangsrechten van de gebruiker.............................................22 7 Een job aanmaken.............................................................................. 24 7.1 Jobinstellingen aanmaken.........................................................24 7.1.1 Het poststuk definiëren..................................................25 7.1.2 De vouw definiëren.......................................................34 7.1.3 De uitvoerinstellingen definiëren.....................................37 7.1.4 De job opslaan.............................................................39 7.2 Een envelop aanmaken.............................................................40 7.3 Een document aanmaken..........................................................42 7.4 Een bijlage aanmaken..............................................................44 8 De papiermagazijnen laden................................................................ 45 8.1 Het envelopmagazijn laden.......................................................45 8.2 Het magazijn van de Versatile Feeder laden.................................46 8.3 De magazijnen van de Flex Folder laden.....................................49
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
1
8.4 Papierbedieningshendel............................................................53 8.5 Dagpost (Versatile Feeder)........................................................54 8.5.1 Beperkingen bij het nieten.............................................54 8.5.2 Dagpost gebruiken........................................................54 8.5.3 De opening van de scheidingsmodule instellen (raadpleeg ook paragraaf 8.2: De scheidingsmodule afstellen).....55 8.6 Dagpost (Flex Folder)...............................................................56 8.6.1 Beperkingen bij het nieten.............................................56 8.6.2 Dagpost gebruiken........................................................56 9 Onderhoud door de operator.............................................................. 58 9.1 De sensoren schoonmaken........................................................58 9.2 Papieropstoppingen verhelpen...................................................64 9.3 De toevoerwielen vervangen.....................................................66 9.4 De CIS-leeskop afstellen...........................................................67 10 Technische specificatie..................................................................... 68 10.1 Kop van de vulmachine...........................................................68 10.2 Verticaal Flex-feederstation.....................................................73 10.3 Versatile Feeder.....................................................................75 10.4 Mechanische en elektrische specificatie.....................................76 11 Verklarende woordenlijst................................................................. 77
Instructiehandleiding voor de 200-serie
2
Uitgave 2, juli 2011
1 Inleiding Met deze vulmachine hebt u de beschikking over een geavanceerde vouw- en vulmachine met een middelgrote capaciteit. Dankzij de modulaire opbouw is het mogelijk tot 8 feeders te monteren met maximaal 11 lades. De geavanceerde softwarebesturing optimaliseert de volgorde en het transport van de documenten en verzamelt ze in de kop van de vulmachine alvorens ze in de envelop te steken. Vouwen en aanpassen wordt automatisch uitgevoerd volgens de vereisten die door de operator zijn geprogrammeerd. Om een langdurig gebruik van deze machine en zijn onderdelen, en met name een veilig gebruik van de machine te waarborgen, dient u de gebruikersinstructies en veiligheidswaarschuwingen te lezen en in acht te nemen. Let altijd goed op alle waarschuwingen en opmerkingen die op de machine zelf zijn aangebracht. Alle personen aan wie de bediening van deze machine wordt toevertrouwd, moeten bekend zijn met de instructiehandleiding. Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat de informatie die erin staat altijd beschikbaar is.
1.1 Pictogrammen
Waarschuwing voor gevaar wegens elektriciteit of elektrische schokken
Algemene waarschuwingen
I nformatie/opmerking met belangrijke informatie over de bediening van de machine
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
3
1.2 Opmerkingen over het gebruik van deze handleiding Dit document bevat alle algemene informatie en beschrijvende tekst die u nodig hebt om de machine te kunnen bedienen. Wanneer de operator geacht wordt iets te doen, wordt dit duidelijk vermeld en indien relevant vergezeld van een illustratie of afbeelding. Lees altijd de hele stap, zodat u alle benodigde informatie hebt. Loop niet vooruit op wat u denkt dat er verderop in de handleiding staat. Dit voorkomt het maken van fouten! Chronologie en referentie Deze handleiding is chronologisch georganiseerd, dus de tekst staat in de juiste volgorde voor de gebruiksklare machine. Er wordt ervan uitgegaan dat de machine correct is geïnstalleerd in de juiste omgeving door een erkende servicemonteur en dat de operator en zijn of haar supervisor in het bezit is van een diploma van een operatorcursus. Als u niet bekend bent met de machine, kunt u het beste de handleiding van begin tot einde helemaal doorlezen. U wordt stapsgewijs begeleid en op deze manier kunt u de machine snel en gemakkelijk in gebruik nemen. Als u reeds bekend bent met de machine, kunt u deze handleiding het beste als naslagwerk raadplegen wanneer dat nodig is.
2 Veiligheid
Voor uw eigen veiligheid en een veilig gebruik van de machine dient u de onderstaande veiligheidspunten zorgvuldig te lezen voordat u de machine gebruikt. Let altijd goed op alle waarschuwingen en opmerkingen die op de machine zelf zijn aangebracht. Bewaar deze handleiding zorgvuldig, zodat de informatie die erin staat altijd beschikbaar is. Dit is een degelijke machine die betrouwbaar werkt. Desondanks kunnen zich gevaarlijke situaties voordoen als de machine wordt bediend door onopgeleid personeel. Hetzelfde geldt voor een bediening van de machine die ongepast is en tegen de beoogde gebruiksdoeleinden in gaat. Als u zich niet houdt aan deze handleiding, bestaat het gevaar van: • elektrische schokken; • letsel als gevolg van bekneld raken tussen de ronddraaiende rollen; • schade aan de machine.
BELANGRIJK: om in een noodgeval de machine te stoppen, opent u een kap. Als een Versatile Feeder is gemonteerd, drukt u op de noodstopknop.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
4
Uitgave 2, juli 2011
2.1 Algemene veiligheidspunten Voorzichtig! Lees deze tekst zorgvuldig. Bewaar deze instructies voor toekomstig gebruik. Alle opmerkingen en waarschuwingen op de machine moeten worden gevolgd.
De machine installeren
Belangrijk! De machine mag alleen worden geïnstalleerd door een erkende servicemonteur. De machine mag alleen worden geïnstalleerd op een veilige, vlakke ondergrond en er moet voldoende vrije ruimte rond de machine zijn om hem te kunnen bedienen. De machine moet worden beschermd tegen vocht. Wanneer u de machine verplaatst, zorgt u dat de remmen van de zwenkwieltjes los staan en duwt u tegen de kast en niet tegen de machine. Zorg voor ten minste 1 meter vrije ruimte tussen de kant van de machine waar de operator staat en een muur of afscheiding. Voor toegang tot de hoofdschakelaar moet de tegenoverliggende kant van de machine ten minste 150 mm verwijderd staan van de muur of afscheiding. Plaats meubels of andere voorwerpen niet rond de machine als deze uw looppad kunnen blokkeren.
Gevaar wegens elektriciteit
De machine mag alleen worden aangesloten op een netspanning van 230 V/50 Hz of 115 V/60 Hz, afhankelijk van het model.
Veiligheid tijdens bedrijf
Steek nooit uw hand in de machine terwijl deze draait! Dit is alleen mogelijk wanneer de noodstop defect is.
De netstekker mag alleen worden aangesloten op een stopcontact met randaardebeveiliging! De aardebeveiliging wordt teniet gedaan wanneer een verlengsnoer wordt gebruikt dat niet geaard is. Iedere vorm van ongeaarde aansluiting, binnen of buiten de machine, is verboden. De machine is op beide fasen gezekerd! Nadat een zekering is doorgebrand, kunnen elektrische onderdelen in de machine nog spanningvoerend zijn. Let bij het maken van de aansluiting op het elektriciteitsnet op de waarden vermeld op het typeplaatje. Controleer de spanningsinstelling op de voedingsingangmodule van de machine. Leg de elektriciteitskabels zodanig dat niemand erover kan struikelen. Zet geen voorwerpen bovenop de elektriciteitskabels. Als de machine gedurende een lange tijd niet wordt gebruikt, moet hij worden losgekoppeld van het elektriciteitsnet. Op deze manier wordt schade door overspanning voorkomen. Bescherm de machine tegen vocht. Als vocht in de machine terecht komt, bestaat het gevaar van elektrische schokken. Maak de machine nooit open, met uitzondering van de bovenste kap. Omwille van de elektrische veiligheid mag de machine alleen worden geopend door erkende servicemonteurs.
Er bestaat dan gevaar van letsel als gevolg van het naar binnen trekken en bekneld raken van uw hand tussen de ronddraaiende rollen. Houd bovendien lang haar en loshangende kleding uit de buurt van de machine wanneer deze in bedrijf is. Als de noodstop defect raakt, moet u onmiddellijk contact opnemen met uw servicemonteur! Om schade aan de machine te voorkomen, mogen uitsluitend door de fabriek goedgekeurde accessoires worden gemonteerd.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
5
De machine schoon maken
Voordat de buitenkant van de machine wordt schoongemaakt, moet hij worden losgekoppeld van het elektriciteitsnet. Gebruik voor het schoonmaken van de machine geen vloeibare reinigingsmiddelen of spuitbussen, maar uitsluitend een doek bevochtigd met water.
De sensoren schoon maken
Gebruik voor het schoonmaken van de sensoren uitsluitend een nietontvlambare luchtspuitbus, bijvoorbeeld onderdeelnummer 9103707C. Andere producten kunnen ontvlambare drijfgassen gebruiken, die een brand of explosie kunnen veroorzaken.
Controle door uw service monteur
In de volgende gevallen moet u de netstekker loskoppelen en de machine ongebruikt laten staan voor controle door de servicemonteur:
Vervangingsonderdelen
Wanneer reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd, mogen uitsluitend originele vervangingsonderdelen of vervangingsonderdelen die overeenkomen met de originele onderdelen worden gebruikt.
Reparaties
Demonteer de machine niet verder dan wordt beschreven in deze handleiding. Met uitzondering van de bovenste kap is het onbevoegden niet toegestaan de machine te openen. Reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een erkende servicemonteur.
• De elektriciteitskabel of de stekker is versleten of beschadigd. • Water of een andere vloeistof is in de machine terecht gekomen. • De machine werkt niet naar behoren, ondanks dat de gegeven instructies zijn gevolgd. • De machine is omgevallen of de behuizing is beschadigd. • Er zijn merkbare verschillen tijdens de normale bediening van de machine.
Het is verboden wijzigingen aan te brengen. Om veiligheidsredenen is het niet toegestaan zelf wijzigingen aan te brengen.
Neem contact op met uw leverancier voor al uw vragen over onderhoud en reparatie. Op deze manier blijft een veilig gebruik van uw machine gewaarborgd.
2.2 Einde van de levensduur De doelstellingen van het milieubeleid van de Europese Unie zijn in het bijzonder het behouden, beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het milieu, het beschermen van de volksgezondheid en het verstandig en weldoordacht aanwenden van natuurlijke hulpbronnen. Dit beleid is gebaseerd op het voorzorgsprincipe en de principes dat maatregelen ter voorkoming moeten worden getroffen en dat milieuschade met prioriteit moet worden aangepakt bij de bron. Een gescheiden afvalinzameling is noodzakelijk om te garanderen dat afval dat wordt gegenereerd door het afdanken van elektrische of elektronische apparaten wordt hergebruikt en gerecycled, en voor het realiseren van het gekozen beschermingsniveau van het milieu en de volksgezondheid in de Europese Unie.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
6
Uitgave 2, juli 2011
Met name bepaalde materialen en onderdelen van afgedankte elektrische en elektronische apparaten moeten met zorg behandeld worden, aangezien het onoordeelkundig hanteren of afdanken ervan op of in de grond, het water of de lucht een ernstige bedreiging kan vormen voor het milieu en de volksgezondheid. Om inzameling en verwerking gescheiden van het normale huishoudelijke afval mogelijk te maken, zijn elektrische en elektronische apparaten voorzien van het volgende logo:
Niet tezamen met normaal huishoudelijk afval weggooien. Maak gebruik van het inlever- of inzamelsysteem voor elektrische en elektronische apparaten.
Apparaten geproduceerd na 13 augustus 2005
Niet alleen is het bij wet verboden om apparaten af te danken via andere afvalstromen, maar wij vragen u ook om een actieve bijdrage te leveren aan het succes van dergelijke inzameling en aan het algemeen nut en een hogere kwaliteit van leven voor de huidige en toekomstige generaties. Neem voor meer informatie over het correct afdanken van deze machine contact op met uw lokale dealer.
2.3 Naleving van de FCC-regels NB: deze machine is getest en in overeenstemming bevonden met de grenswaarden voor een digitaal apparaat van klasse B, conform Deel 15 van de FCC-regels. Deze grenswaarden dienen om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storing in een huishoudelijke omgeving. Door deze machine wordt radiofrequentie-energie gegenereerd, gebruikt en mogelijk uitgestraald. De machine moet in overeenstemming met deze instructies worden gebruikt, anders kan het schadelijke storing veroorzaken in radiocommunicatie. Er is echter geen garantie dat geen storing wordt veroorzaakt in een bepaalde installatie. In het geval deze machine schadelijke storing veroorzaakt in radio- of televisieontvangst, wat kan worden vastgesteld door de machine uit en weer in te schakelen, wordt de gebruiker geadviseerd de storing te voorkomen door één of meer van de volgende maatregelen te treffen: • Vergroten van de afstand tussen de machine en de ontvanger • Aansluiten van de machine op een stopcontact dat deel uitmaakt van een andere groep dan die waarop de ontvanger is aangesloten • Raadplegen van de technische ondersteuning Belangrijk: wijzigingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de partij die verantwoordelijk is voor naleving kunnen de bevoegdheid van de gebruiker om de machine te bedienen teniet doen.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
7
3 Beschrijving van de machine 3.1 Beschrijving van de bediening De functie van de machine is het vouwen van documenten in een C-, Z-, V- of dubbele parallelvouw, hetzij één voor één, per vast aantal of per gemengde groep. Bijlagen, zoals insteekvellen, retourenveloppen enz., kunnen worden toegevoegd. De gevouwen documenten en bijlagen worden verzameld in het verzamelgebied in de kop van de vulmachine voordat ze in de envelop worden gestoken. De documenten kunnen in de envelop worden gestoken zonder dat deze wordt dichtgeplakt om hem te kunnen controleren of bijlagen handmatig in te steken. De machine beschikt over een batchmodus, zodat een vooraf ingesteld aantal cycli kan worden voltooid, waarna de machine automatisch stopt. De machine is compatibel met OMR-/ barcodes voor gebruik met een feeder of vouwtoren die tekens kan lezen, zodat een groep documenten kan worden verzameld op de transportband alvorens ze te vouwen. Een aantal barcodesymboolsystemen kan worden gelezen. De machine bestaat uit een aantal modules, afhankelijk van de bestelde versie. Deze modules worden hieronder kort beschreven: • Kop van de vulmachine: verzamelt alle documenten in een verzamelstation, voert de envelop toe, steekt het postpakket erin en plakt de klep van de envelop dicht. • Versatile Feeder: voert shortformbijlagen (kaarten, retourenveloppen, boekjes enz.) toe via de transportband om te worden ingestoken. Alleen leverbaar met een enkele feeder. Een OMR-/barcodeversie is ook leverbaar (alleen voor het lezen van de bovenkant).
• Flex Folder: wordt gemonteerd aan het uiteinde van de machine. Vouwt documenten, afzonderlijk of als groep, en gebruikt zo nodig een verzamelgedeelte. Uitgerust met één of twee feeders, elk bestaande uit 2 lades voor 500 vellen of 1 lade voor 1000 vellen. Maakt gebruik van een vouwmechanisme met 3 platen. Een OMR-/barcodeversie is ook leverbaar (alleen voor het lezen van de onderkant). De machine is uitgerust met computer gestuurde bedieningssoftware, waarmee jobs kunnen worden geprogrammeerd en uitgevoerd. Het aantal jobs dat kan worden geprogrammeerd wordt alleen beperkt door de capaciteit van de computer. De invoer geschiedt via een touch screen of toetsenbord/muis. Een Flex Folder of Versatile Feeder kan optioneel voor dagpost worden gebruikt. Hiermee kunnen groepen documenten, los of vastgeniet, handmatig worden toegevoerd, waarna ze worden gevouwen en in een envelop worden gestoken (alleen Flex Folder). Als andere magazijnen ook zijn geladen, kunnen extra documenten worden toegevoegd. Het is niet nodig de vouwplaten of envelopsluiter handmatig in te stellen, omdat deze automatisch worden afgesteld overeenkomstig de instellingen van het geselecteerde programma (uitgezonderd vouwplaat 2, die handmatig wordt ingesteld). Het is mogelijk een optionele uitvoerband te bestellen in plaats van de standaard opvanglade. Deze kan worden gemonteerd in twee richtingen.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
8
Uitgave 2, juli 2011
3.2 Identificatie van de onderdelen De hoofdonderdelen van de machine worden hieronder getoond.
1
2
4
3
5
6
8
1
7
Envelopfeeder Kan tot 800 enveloppen (DL-formaat) bevatten. Uitgerust met een transportband, die aangestuurd door een sensor de envelopstapel vooruit beweegt.
2
Touch screen Draait op de IMOS-besturingssoftware en reageert op aanrakingen. Verder zijn een toetsenbord en een muis voorzien.
3
Verzamel- en insteekgebied Enkelvoudig of groepsgewijs gevouwen documenten worden hier tezamen met bijlagen verzameld tot een postpakket. Het postpakket wordt vervolgens in de envelop gestoken. NB: de hoofdonderdelen 1, 2, 3 en 8 vormen samen de kop van de vulmachine.
4
Versatile Feeder Dit zijn met een transportband uitgeruste eenheden, die ook als eindstation kunnen worden gebruikt. Er kunnen maximaal 8 modules worden gemonteerd (7 als een verticaal Flex-feederstation is gemonteerd [zie hieronder]). De Versatile Feeder voert bijlagen toe, zoals insteekvellen, folders, retourenveloppen enz. Het magazijn kan maximaal 1000 A4-vellen van 80 g/m² bevatten. Een variant die tekens kan lezen voor OMR/barcode/2D is eveneens leverbaar.
5
Verticaal Flex-feederstation Dit is een vouwstation dat uitsluitend leverbaar is als eindstation. Het kan rechtstreeks aan de kop van de vulmachine worden gemonteerd, of aan het uiteinde van een rij Versatile Feeders. Het kan zijn uitgerust met diverse opties aan feeders en een verzamelgedeelte (raadpleeg de volgende pagina).
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
9
6
Feeders Maken deel uit van het verticale Flex-feederstation. Een verticaal Flexfeederstation is leverbaar met 1 of 2 feeders. Elke feeder kan bestaan uit 2 lades voor 500 vellen of 1 lade voor 1000 vellen, waarbij beide varianten optioneel tekens kunnen lezen.
7
Verzamelgedeelte Maakt deel uit van het verticale Flex-feederstation en maakt het mogelijk groepen documenten te verzamelen voordat ze als groep worden gevouwen. Dit is een optioneel onderdeel, dat tevens is voorzien van een omleidingslade (standaard aanwezig op machines die tekens kunnen lezen).
8
Sluiter/uitwerpgebied Hierin wordt de klep van de envelop gesloten en dichtgeplakt, voordat de gevulde envelop wordt uitgeworpen in de opvanglade of op een transportband.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
10
Uitgave 2, juli 2011
4 Bedieningspaneel
4.1 Het scherm ‘Jobs’ Dit is het scherm dat wordt afgebeeld nadat de machine is opgestart. Raadpleeg hoofdstuk 5
Raadpleeg hoofdstuk 6
Lijst met bestaande jobs – raadpleeg hoofdstuk 5
De afbeelding toont de configuratie van de machine Raadpleeg hoofdstuk 7
Raadpleeg hoofdstuk 5 als u een bestaande job rechtstreeks vanaf dit scherm wilt uitvoeren.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
11
4.2 Het scherm ‘Uitvoeren’ 4.2.1 Afbeelding van het scherm ‘Uitvoeren’ Dit is het scherm dat wordt afgebeeld nadat een bestaande job is geselecteerd op het scherm ‘Jobs’. Raadpleeg hoofdstuk 6
Raadpleeg hoofdstuk 4.1
Raadpleeg hoofdstuk 3
Aanduidingen van enveloppen en papier
Raadpleeg paragraaf 4.2.2
Snelheids instelling en –aanduiding
Aanduidingen van tellers en tijd
IMOS afsluiten*
Context afhankelijke hulp
Pauze
Enkele cyclus
Auto-einde
Uitvoeren
* Deze toets sluit de IMOS-besturingssoftware af, maar schakelt niet de machine uit. Druk op de toets om van huidige gebruiker te wisselen of de job te wijzigen en u krijgt een lijst te zien met alle aangemaakte gebruikers of jobs, waarin u de gewenste gebruiker of job kunt selecteren. Merk op dat u gevraagd wordt het bijbehorende wachtwoord in te voeren wanneer u wisselt naar een andere gebruiker. Als u de instellingen voor de envelop- en documenttoevoer van de vulmachine wilt bekijken en wijzigen, drukt u op het betreffende deel van de afbeelding van de machine (raadpleeg de volgende pagina’s voor meer informatie).
Instructiehandleiding voor de 200-serie
12
Uitgave 2, juli 2011
4.2.2 Het adres aanpassen Nadat u op de toets ‘Uitvoeren’ hebt gedrukt, wordt het eerste poststuk verwerkt. Daarna stopt de machine, zodat u zo nodig de verticale uitlijning van het adres kunt aanpassen. Verwijder de gevulde envelop en pas de uitlijning zo nodig aan, zoals hieronder afgebeeld.
BIJ VOUWEN
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
13
4.2.3 De tellers instellen Druk op de toets Bewerken naast de tellers om het onderstaande scherm Teller wijzigen af te beelden. Van toepassing op de huidige job totdat dit wordt gewijzigd, zelfs als de machine wordt uitgeschakeld en deze job later wordt hervat. Druk op Resetten om dit terug te stellen op nul. Druk op Totaal wijzigen om het totale aantal voor de job in te stellen. Ook wanneer dit totaal bereikt is, gaat de machine gewoon door. Hiermee kunt u de batchmodus inschakelen.
Druk op een willekeurig moment op Resetten om dit terug te stellen op nul. Druk op OK nadat alle instellingen gemaakt zijn.
Stel de batchmodus in op de onderstaande mogelijkheden zodra de batchgrootte wordt bereikt: Pauze: de machine pauzeert totdat opnieuw op de toets Uitvoeren wordt gedrukt om de volgende batch uit te voeren. Auto-herstart: de machine stopt en start vervolgens automatisch met de volgende batch nadat de pauzetijd, ingesteld onder de uitvoerinstellingen voor de job, is verstreken. Alleen transportband: de machine beweegt de transportband vooruit over een afstand ingesteld onder de uitvoerinstellingen voor de job en gaat daarna verder met de volgende batch. Druk op Totaal wijzigen om de batchgrootte te wijzigen.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
14
Uitgave 2, juli 2011
4.2.4 De instellingen van de enveloptoevoer aanpassen Fijnafstelling van de machine Alle fijnafstellingen zijn uitsluitend van toepassing op de huidige job en hebben geen effect op enige andere job. Merk op dat de beschikbare instellingen afhankelijk zijn van de toegangsrechten van de gebruiker (raadpleeg paragraaf 6.2). Selecteer op het scherm ‘Uitvoeren’ in de afbeelding van de machine het pictogram van de vulmachine om het scherm voor de fijnafstelling af te beelden. Selecteer Hardware fijn afstellen om meer informatie af te beelden. Mogelijke wijzigingen: a: De breedte van de geleiders van het verzamelstation. b: De algehele breedte van de toevoervingers.
c: De toegestane tijdsduur om de klep van de envelop dicht te plakken voordat de envelop wordt uitgeworpen. d: Afstellen van het punt waarop de bevochtigingsstraal omlaag komt om de klep van de envelop te bevochtigen. Met de toets + wordt het bevochtigen in stappen van 1 mm verhoogd (het startpunt wordt verplaatst in de richting van het toevoergebied). e: Afstellen van de afstand waarover de envelop in de sluitrollen wordt bewogen. Met de toets + wordt verder naar voren bewogen, weg van de uitvoerrichting. f: Afstellen van de stoppositie van de envelop voor het vullen. Met de toets + wordt verder naar voren bewogen, in de uitvoerrichting. g: Afstellen van de afstand waarover het postpakket in de envelop wordt gestoken. Met de toets + wordt verder naar voren bewogen, voorbij de vouwlijn van de klep. h: Afstellen van de afstand waarover de envelop vooruit wordt bewogen nadat de klep is bevochtigd, voordat de envelop achteruit wordt bewogen in de sluitrollen. Met de toets + wordt verder naar voren bewogen in de uitvoerrollen, in de uitvoerrichting. NB: voor enveloppen met een hoog venster moet dit worden ingesteld tussen +20 en +50 mm. i: Afstellen van de snelheid van de kop van de vulmachine. Stel een lagere snelheid in als de postpakketten niet helemaal worden ingestoken, bijvoorbeeld in het geval van lange postpakketten. (wordt vervolgd) Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
15
j: Regelen van de ventilator die helpt bij het openen van de enveloppen. Stel in op hoog om de envelop verder te openen, bijvoorbeeld voor dikkere postpakketten, en stel in op laag voor losse vellen of dunnere postpakketten. k: Veranderen van de volgorde van de vingers als de enveloppen niet goed worden geopend. Probeer andere instellingen als dit het geval is. l: Afstellen van het aantal enveloppen dat moet worden toegevoerd voordat de detectiemarkeringen de transportband weer inschakelen nadat deze is gestopt. Verhoog het aantal als de enveloppen ‘ophopen’. m: Afstellen van de mate van pauzeren van de insteekpallen na het insteken van een postpakket. Stel dit hoger in als de pallen te vroeg beginnen te bewegen en het ingestoken postpakket raken voordat het naar de sluiter beweegt. n: Regelen van de overlapping van dichtgeplakte enveloppen op de uitvoerband. Stel dit hoger in om de snelheid van de transportband te verhogen en de overlapping te verlagen. Nadat alle instellingen gemaakt zijn, drukt u op de toets ‘OK’ om de instellingen door te voeren. Fijnafstelling van de magazijnen Op dit scherm kunt u de magazijnen afstellen. Selecteer op het scherm ‘Uitvoeren’ in de afbeelding van de machine het pictogram van de envelop en selecteer vervolgens Document fijn afstellen om meer informatie af te beelden. Mogelijke wijzigingen: a: Selecteren of de envelop wordt dichtgeplakt of niet. Selecteer ‘Uit’ als bijvoorbeeld later een inlegvel of ander item handmatig moet worden ingestoken. b: Instellen van de vereiste mate van rechttrekken van de envelop. Merk op dat door een hogere instelling de snelheid van de machine lager wordt.
Belangrijk: alle fijnafstellingen zijn uitsluitend van toepassing op de huidige job en hebben geen effect op enige andere job.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
16
Uitgave 2, juli 2011
4.2.5 De instellingen van het documentstation aanpassen Fijnafstelling van de machine De beschikbare fijnafstellingen zijn afhankelijk van de aanwezigheid van een Versatile Feeder of Flex Folder. Merk op dat de beschikbare instellingen afhankelijk zijn van de toegangsrechten van de gebruiker (raadpleeg paragraaf 6.2).
Selecteer op het scherm ‘Uitvoeren’ in de afbeelding van de machine het pictogram van het document of de vulmachine om het scherm voor de fijnafstelling af te beelden. Fijnafstelling van de magazijnen Op dit scherm kunt u de magazijnen afstellen. Mogelijke instellingen: a: Altijd toevoeren of niet. Als u Uit selecteert, wordt de machine uitgeschakeld totdat hij weer wordt ingeschakeld. b: Detectie van dubbele toevoer in- en uitschakelen. Schakel dit uit als boekjes of zeer dikke insteekvellen worden toegevoerd. NB: dit verwijst alleen naar optische detectie. Mechanische detectie kan zo nodig ook worden gebruikt. c: Alleen voor machines die tekens kunnen lezen. CIS-beeld ophalen: indien geselecteerd worden beelden van het label afgebeeld zoals deze worden gezien door de CIS-leeskop. De beelden zijn van de laatste 2 documenten in de groep en kunnen nuttig zijn bij de foutcontrole. U kunt bijvoorbeeld bevestigen dat het hele label werd gelezen of de 2 beelden vergelijken.
Belangrijk: alle fijnafstellingen zijn uitsluitend van toepassing op de huidige job en hebben geen effect op enige andere job.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
17
4.3 Het scherm ‘Menu’ Op het scherm ‘Menu’ kunt u diverse functies selecteren. Deze functies worden verderop in deze handleiding gedetailleerd beschreven.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
18
Uitgave 2, juli 2011
5 Een bestaande job uitvoeren
Dit hoofdstuk beschrijft het uitvoeren van een bestaande, vooraf geprogrammeerde job. Raadpleeg hoofdstuk 7 voor het aanmaken van een nieuwe job. Als de IMOS-besturingssoftware nog niet draait, moet deze worden opgestart met het pictogram op het beeldscherm. Om de computer te kunnen inschakelen opent u het kastje onder de kop van de vulmachine. Voordat een job kan worden uitgevoerd, moet briefpapier worden geladen in de magazijnen (raadpleeg hoofdstuk 8 voor meer informatie).
1
Als het scherm ‘Jobs’ nog niet wordt afgebeeld, drukt u bovenaan het scherm op de toets Jobs en selecteert u de gewenste job in de lijst (gebruik zo nodig de bladerpijlen).
2
Een samenvatting van de geselecteerde job wordt afgebeeld.
3
Als u tevreden bent met uw selectie, drukt u op de toets Accepteren. Zo niet, dan selecteert u een andere job.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
19
4
Laad papier en enveloppen in de aangegeven magazijnen.
5
Druk op de toets ‘Uitvoeren’ om de job uit te voeren. Raadpleeg ook paragraaf 4.2 voor een volledige beschrijving van de bedieningselementen.
Het papier wordt normaal gesproken in het verticale feederstation geladen met de bedrukte zijde naar boven gericht en de onderrand naar voren in geval van niet‑lezen, en met de bedrukte zijde naar beneden gericht en de bovenrand naar voren in geval van lezen. Dit kan echter verschillen. Raadpleeg ook aanhangsel A.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
20
Uitgave 2, juli 2011
6 Van gebruiker wisselen
6.1 Werkwijze om van gebruiker te wisselen Elke gebruiker heeft zijn eigen wachtwoord en toegangsrechten, toegewezen door de supervisor. Om van gebruiker te wisselen moet u het wachtwoord weten.
1
Druk op het scherm op de toets voor het wisselen van de gebruiker.
2
Selecteer de gebruiker in de lijst. Gebruik zo nodig de bladerpijlen.
3
Druk op de toets Inloggen.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
21
4
Voor het wachtwoord in met behulp van het fysieke toetsenbord of het toetsenpaneel op het scherm. Er is nu van gebruiker gewisseld.
4
Druk op de toets ‘Inloggen’.
6.2 Toegangsrechten van de gebruiker Er zijn 4 niveaus van toegangsrechten die aan een gebruiker kunnen worden toegewezen. Deze worden hieronder beschreven: Rechten
Operator
Ervaren operator
Monteur
Supervisor
Jobs wijzigen
Ja
Ja
Ja
Ja
De machine laten draaien
Ja
Ja
Ja
Ja
Jobs programmeren met de wizard
Nee
Ja
Ja
Ja
Items toevoegen aan bibliotheken vanuit de wizard
Nee
Ja
Ja
Ja
Items toevoegen aan bibliotheken van buiten de wizard
Nee
Nee
Ja
Ja
Mechanische fijnafstelling
Nee
Nee
Ja
Ja
Fijnafstelling van documenten
Nee
Ja
Ja
Ja
Het menu ‘Service’ openen
Nee
Nee
Ja
Ja
Het menu ‘Beheerder’ openen
Nee
Nee
Ja
Ja
De computer uitschakelen bij afsluiten
Nee
Nee
Ja
Ja
Instructiehandleiding voor de 200-serie
22
Uitgave 2, juli 2011
Bovendien kan door de supervisor een ‘systeembeveiligingsniveau’ worden ingesteld. Dit is het niveau waarop de gebruiker geen wachtwoord hoeft in te voeren om een bediening uit te voeren. Voor alle toegangsrechten boven dit niveau moet de gebruiker inloggen met een wachtwoord. Niveau
Effectieve rol van de operator
Beschrijving
Bij opstarten
Laag (standaard instelling)
Minst veilig
Ervaren operator
De operator kan jobs uitvoeren, bewerken en aanmaken, maar heeft geen toegang tot het hoofdmenu.
Het scherm ‘Jobs’ wordt afgebeeld.
Midden
Veiliger
Standaard operator
De operator kan alleen jobs uitvoeren.
Het scherm ‘Jobs’ wordt afgebeeld.
Hoog
Meest veilig
Geen
De operator heeft geen toegang tot het systeem. Alle gebruikers moeten inloggen.
Het scherm ‘Gebruikers’ wordt afgebeeld.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
23
7 Een job aanmaken Het aanmaken van een job bestaat uit een aantal stappen:
• Het poststuk (envelop, document en bijlagen) definiëren • De vouwinstellingen definiëren • De vereiste uitvoeropties instellen • De job opslaan onder een jobnaam Bij het definiëren van het document in een poststuk kunnen zo nodig OMR- of barcodedefinities worden ingeschakeld. Merk op dat een OMR- of barcodedefinitie eerst moet worden aangemaakt voordat deze kan worden gebruikt (raadpleeg paragraaf 7.3). 7.1 Jobinstellingen aanmaken
1
Druk op het scherm ‘Jobs’ op de toets Job maken.
Nu moet u het poststuk (envelop, document en bijlagen) definiëren. Dit wordt beschreven op de volgende pagina.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
24
Uitgave 2, juli 2011
7.1.1 Het poststuk definiëren De envelop selecteren
2
Druk op de toets ‘Selecteren’ om een envelop te selecteren uit de beschikbare bibliotheek.
3
Selecteer de gewenste envelop uit de bibliotheek en druk op de toets OK.
Als er geen enveloppen in de bibliotheek zijn opgeslagen, of als u een nieuwe wilt aanmaken, raadpleegt u paragraaf 7.3.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
25
4
U kunt nu kiezen: ga verder met het selecteren van een document, of definieer het gebruik van de envelop, d.w.z. dichtplakken en rechttrekken. Aangenomen wordt dat u het gebruik van de envelop wilt definiëren. Zodra u klaar bent, keert u terug naar het hier afgebeelde scherm. Druk op de toets Instellingen.
5
Selecteer de gewenste sluitmodus (doorgaans is dit ‘Altijd’). Druk op de toets Bewerken geavanceerd als u de instelling voor rechttrekken wilt wijzigen.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
26
Uitgave 2, juli 2011
6
Op dit scherm kunt u de mate van rechttrekken instellen of indien gewenst het rechttrekken uitschakelen. Dit kan worden gedaan om de snelheid van de machine te verhogen, bijvoorbeeld als het onwaarschijnlijk is dat een envelop scheeftrekt, zoals een envelop met het C5‑formaat of andere langere envelop. De standaardinstelling voor rechttrekken is ‘Laag’.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
27
Het document selecteren
7
Druk op de toets Selecteren om een document te selecteren uit de beschikbare bibliotheek.
8
Selecteer het gewenste document uit de bibliotheek en druk op de toets ‘OK’.
Als er geen documenten in de bibliotheek zijn opgeslagen, of als u een nieuw document wilt aanmaken, raadpleegt u paragraaf 7.4.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
28
Uitgave 2, juli 2011
9
U kunt nu kiezen: ga verder met het selecteren van bijlagen, of definieer het gebruik van het document, d.w.z. aantal documenten, feeders koppelen, handtoevoer enz. Aangenomen wordt dat u het gebruik van het document wilt definiëren. Zodra u klaar bent, keert u terug naar het hier afgebeelde scherm. Druk op de toets Instellingen.
10
Stel het aantal documenten in, ongeacht of feeders worden gekoppeld of niet, en ongeacht of dagpost (handtoevoer) wordt gebruikt of niet. Druk op de toets OK zodra u klaar bent. Druk voor meer instellingen op de toets Bewerken geavanceerd.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
29
11
Als u een andere richting wilt selecteren dan de automatisch geselecteerde standaardrichting, drukt u op ‘Auto’ om de selectietoets te activeren. Stel zo nodig de mate van rechttrekken in, of schakel dit indien gewenst uit, bijvoorbeeld wanneer een documenttype betrouwbaar en zonder scheeftrekken wordt toegevoerd.
De dikte van dubbele toevoer kan momenteel alleen optisch worden gecontroleerd met een Flex Folder, of kan worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld wanneer documenten aanzienlijk verschillen van het kalibratiedocument, zoals abnormaal donkere documenten met vetgedrukte tekst. Als u op de toets ‘Auto’ drukt, kan de software kiezen uit optisch en mechanisch controleren wanneer het document wordt doorgevoerd vanuit een Versatile Feeder die is uitgerust met een mechanisch systeem. De toevoercontrolemodus heeft als standaardinstelling ‘Altijd toevoeren’, maar kan worden uitgeschakeld om het magazijn uit te schakelen. Hij kan tevens worden ingesteld op ‘Selectieve toevoer’ voor machines die tekens kunnen lezen. Dit werkt in combinatie met ‘Item-ID’ (zie hieronder). Met ‘Item-ID’ kunt u een ID-nummer definiëren voor het document dat overeenkomt met het betreffende selectieteken op het OMR- of barcodelabel. Hierdoor wordt het document pas toegevoerd nadat het teken is gelezen. ‘Reeksverwerkingsmodus’ bepaalt hoe reekstekens (indien gebruikt) worden verwerkt wanneer een set documenten wordt onderbroken (bijvoorbeeld om een job te wijzigen midden in een set documenten). Deze instelling moet ‘Vol’ zijn voor de eerste doorvoer, en daarna worden gewijzigd in ‘Poststuk’ voor de tweede doorvoer nadat de job is gewijzigd. De machine zal dan geen ononderbroken reeksen verwachten.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
30
Uitgave 2, juli 2011
Een bijlage selecteren
12
Als u gebruikmaakt van bijlagen (insteekvellen, retourenveloppen, boekjes enz.), drukt u op de toets Selecteren.
13
Selecteer de gewenste bijlage uit de bibliotheek en druk op de toets OK.
Als er geen bijlagen in de bibliotheek zijn opgeslagen, of als u een nieuwe wilt aanmaken, raadpleegt u paragraaf 7.5.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
31
14
U kunt nu kiezen: ga zo nodig verder met het selecteren van meer bijlagen, verwijder de bijlage die u hebt geselecteerd of definieer het gebruik van de bijlage, d.w.z. aantal vellen, feeders koppelen, handvouwen enz. Aangenomen wordt dat u het gebruik van de bijlage wilt definiëren. Zodra u klaar bent, keert u terug naar het hier afgebeelde scherm. Druk op de toets Instellingen. De instellingen en geavanceerde instellingen voor bijlagen zijn hetzelfde als die voor documenten (raadpleeg de stappen 10 en 11).
Het papier wordt normaal gesproken in het verticale feederstation geladen met de bedrukte zijde naar boven gericht en de onderrand naar voren in geval van niet-lezen, en met de bedrukte zijde naar beneden gericht en de bovenrand naar voren in geval van lezen. Dit kan echter verschillen. Raadpleeg ook de overzichtstabel voor de papierrichting in paragraaf 8.3.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
32
Uitgave 2, juli 2011
15
Als nog meer bijlagen nodig zijn, drukt u op de toets Selecteren en herhaalt u de stappen 12 tot en met 15. Herhaal dit zo vaak als nodig is, maximaal tot het aantal beschikbare stations. U kunt nu kiezen: ga verder met de vouwinstellingen of wijs de documenten/bijlagen toe aan bepaalde magazijnen.
Aangenomen wordt dat u de documenten/bijlagen wilt toewijzen aan bepaalde magazijnen. Hierdoor wordt het magazijn dat de software automatisch toewijst genegeerd. Als u de documenten/bijlagen niet wilt toewijzen aan bepaalde magazijnen, drukt u op de toets Volgende afgebeeld op het bovenstaande scherm. Druk anders op de toets Documentplaatsing afgebeeld op het bovenstaande scherm. Hierna wordt het venster ‘Documentplaatsing’ afgebeeld:
16
Selecteer het document dat u wilt verplaatsen en selecteer daarna het magazijn waaraan u het wilt toewijzen. Als u een handmatige plaatsing ongedaan wilt maken, drukt u op de toets ‘Documenten automatisch plaatsen’ om terug te keren. Druk anders op de toets ‘Opslaan’.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
33
Het poststuk is nu gedefinieerd en op het scherm is dit afgevinkt. U moet nu de vouwinstellingen definiëren. 7.1.2 De vouw definiëren
17
De machine selecteert automatisch het optimale type vouw. Als u dit wilt wijzigen, schakelt u ‘Auto’ uit en stelt u de gewenste vouw in. Voorzichtig! De machine werkt mogelijk niet goed als u een ongeschikte vouw instelt. Als u de vouwlengten wilt aanpassen of gewoon controleren, drukt u op de toets Vouw afstellen.
18
Maak de gewenste aanpassingen en druk op de toets OK.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
34
Uitgave 2, juli 2011
19
Als u de verzamelmodus of het maximumaantal vellen dat tezamen mag worden gevouwen wilt instellen, drukt u op de toets Bewerken geavanceerd.
20
Kies of de bovenranden van documenten moeten worden verzameld terwijl ze door het vouwmechanisme worden gevoerd en daarna tezamen moeten worden gevouwen zonder het verzamelgedeelte in te gaan, of afzonderlijk naar het verzamelgedeelte moeten worden gevoerd alvorens te worden gevouwen. In de standaardinstelling worden de vellen enkelvoudig toegevoerd, zodat elk vel afzonderlijk wordt gevouwen en ingestoken. Stel het maximumaantal in dat tezamen mag worden gevouwen. Groepen die groter zijn dan dit aantal zullen worden gesplitst in a) het maximumaantal, gevolgd door b) het restant. Het maximumaantal dat naar het verzamelgedeelte kan worden gevoerd (Maximum in verzamelgedeelte) is in de standaardinstelling 9, maar kan maximaal 25 zijn. NB: dit is afhankelijk van het type papier en of het gevouwen moet worden of niet: 8 vel maximaal voor te vouwen en 25 vel voor niet te vouwen documenten.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
35
De modus ‘Meerdere enveloppen’ maakt het mogelijk om twee afzonderlijke jobs achter elkaar uit te voeren met dezelfde set documenten. Indien dit is ingesteld op ‘Extra groot splitsen’, wordt de set documenten gesplitst, gevouwen en ingestoken zoals hierboven beschreven voor ‘Maximale vouw’. Indien dit is ingesteld op ‘Extra groot omleiden’, worden alle groepen met een hoger aantal documenten dan is ingesteld onder ‘Drempel omleiden/splitsen’ omgeleid naar de omleidingslade. Indien dit is ingesteld op ‘Extra klein omleiden’ geldt hetzelfde voor groepen met een lager aantal documenten dan de drempel. Vervolgens stopt de machine, wordt de job gewijzigd en worden de documenten in de omleidingslade teruggeplaatst in de set documenten, waarna de nieuwe job wordt uitgevoerd. Met ‘Bewerking omleiden’ kunt u selecteren of de machine automatisch stopt na een omleiding of verder gaat, zodat de operator kan ingrijpen. Zodra u klaar bent, zijn de vouwinstellingen voltooid en is dit op het scherm afgevinkt. U moet nu de uitvoerinstellingen definiëren.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
36
Uitgave 2, juli 2011
7.1.3 De uitvoerinstellingen definiëren
21
Selecteer of batches worden gebruikt en de hoeveelheid per batch. Stel de batchmodus als volgt in: Pauze: de machine pauzeert totdat opnieuw op de toets Uitvoeren wordt gedrukt om de volgende batch uit te voeren. Auto-herstart: de machine stopt en start vervolgens automatisch met de volgende batch nadat de pauzetijd, ingesteld onder de uitvoerinstellingen voor de job, is verstreken. Alleen transportband: de machine beweegt de transportband vooruit over een afstand zoals hieronder beschreven en gaat daarna verder met de volgende batch. Druk voor meer instellingen op de toets Bewerken geavanceerd.
22
Selecteer de jogstap en de pauzetijd tussen de batches. Dit betekent dat de transportband de ingestelde afstand vooruit beweegt (de stappen hebben geen eenheid) en gedurende de ingestelde tijdsduur pauzeert voordat een batch wordt toegevoerd. De stand en de job van de frankeermachine worden beschreven op de volgende pagina.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
37
Instellingen voor de stand
• Niet gebruikt: de transportband van de frankeermachine wordt
aangedreven als een standaard transportband, d.w.z. gepulst bij elke envelop.
• Dumb: de transportband van de frankeermachine wordt continu aangedreven zolang de vulmachine draait.
• Doorvoer: functie van niveau 2/3: de enveloppen worden niet gefrankeerd.
• Frankeermachine: functie van niveau 2/3: de enveloppen
worden gefrankeerd volgens de programma-instellingen van de frankeermachine.
Instellingen voor de job:
• Huidige job: de huidig geselecteerde job wordt onveranderd uitgevoerd.
Voor de meeste doeleinden wordt de stand ingesteld op ‘Frankeermachine’ en wordt de job ingesteld op ‘Huidige job’.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
38
Uitgave 2, juli 2011
De uitvoerinstellingen zijn nu gedefinieerd en op het scherm is dit afgevinkt. U moet de job nu opslaan. 7.1.4 De job opslaan
23
Druk op het pictogram van het toetsenbord om het toetsenpaneel op het scherm af te beelden.
24
Voer een naam in voor de job met behulp van het fysieke toetsenbord of het toetsenpaneel op het scherm. Herhaal de stappen 23 en 24 om een korte beschrijving van de job in te voeren. Dit is de beschrijving die wordt vermeld in de joblijst wanneer de machine wordt gestart.
U hebt nu met succes een nieuwe job aangemaakt die wordt vermeld in de joblijst.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
39
7.2 Een envelop aanmaken Een envelop moet eerst worden aangemaakt voordat hij in de envelopbibliotheek wordt vermeld.
1
Begin met het aanmaken van een job (raadpleeg paragraaf 7.1).
2
Op het punt waarop u een envelop moet selecteren, drukt u op de toets Nieuw aanmaken.
3
Voer een naam in voor de envelop. Druk op het pictogram van het toetsenbord en voer een naam in met behulp van het fysieke toetsenbord of het toetsenpaneel op het scherm. Selecteer het formaat van de envelop. Vervolgens worden de standaardbreedte en -hoogte voor dat formaat afgebeeld. Als u het formaat wilt aanpassen, verandert het formaat in ‘Aangepast’. Als u het gewicht en de klepdiepte van de envelop wilt instellen, drukt u op de toets Bewerken geavanceerd.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
40
Uitgave 2, juli 2011
4
Pas zo nodig het gewicht aan. Merk op dat dit gewicht het werkelijke gewicht van de envelop is en niet het papiergewicht. Druk op de toets ‘Opslaan’ zodra u klaar bent. De envelop is nu beschikbaar in de envelopbibliotheek onder de naam die u hem hebt gegeven.
De envelop is nu volledig gedefinieerd en beschikbaar voor gebruik.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
41
7.3 Een document aanmaken Een document moet eerst worden aangemaakt voordat hij in de documentbibliotheek wordt vermeld.
1
Begin met het aanmaken van een job (raadpleeg paragraaf 7.1).
2
Op het punt waarop u een document moet selecteren, drukt u op de toets Nieuw aanmaken.
3
Voer een naam in voor het document. Druk op het pictogram van het toetsenbord en voer een naam in met behulp van het fysieke toetsenbord of het toetsenpaneel op het scherm. Selecteer het type en het formaat van het document. Vervolgens worden de standaardbreedte en -hoogte voor dat formaat afgebeeld. Als u het formaat wilt aanpassen, verandert het formaat in ‘Aangepast’. Als u meer instellingen wilt maken of een definitie voor lezen wilt selecteren, drukt u op de toets Bewerken geavanceerd.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
42
Uitgave 2, juli 2011
4
Selecteer de adrespositie. De standaardinstelling is ‘Boven’, maar u kunt indien gewenst ‘Midden’, ‘Onder’ of ‘Geen’ instellen. Stel in of het document moet worden gevouwen (een boekje bijvoorbeeld hoeft niet te worden gevouwen) en stel de dikte en het gewicht in. Merk op dat dit gewicht het werkelijke gewicht van het document is en niet het papiergewicht. De dikte is meer van toepassing op boekjes. Als geen waarde is ingesteld, gaat de software uit van een papiergewicht van 80 g/m². Als het document gebruik maakt van een OMR- of barcodelabel, selecteert u een definitie voor lezen. NB: dit is een optie die onder licentie beschikbaar is en reeds aanwezig moet zijn in de machine. Als het document geen gebruik maakt van een OMR- of barcodelabel, drukt u op de toets ‘Opslaan’. Anders gaat u verder als volgt.
5
Druk op de toets Interessegebied om de positie van het label in te stellen.
6
Stel de positie van het label in en druk op de toets Opslaan zodra u klaar bent.
Het document is nu volledig gedefinieerd en beschikbaar voor gebruik. Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
43
7.4 Een bijlage aanmaken Een bijlage moet eerst worden aangemaakt voordat hij in de bijlagebibliotheek wordt vermeld.
1
Begin met het aanmaken van een job (raadpleeg paragraaf 7.1).
2
Op het punt waarop u een bijlage moet selecteren, drukt u op de toets Nieuw aanmaken.
3
De procedure voor het definiëren van een bijlage is hetzelfde als die voor een document zoals beschreven in paragraaf 7.3. Afhankelijk van het type document dat u selecteert, bepaalt u of het wordt opgenomen in de document- of bijlagebibliotheek. Raadpleeg paragraaf 7.3 voor de overige instellingen.
De bijlage is nu volledig gedefinieerd en beschikbaar voor gebruik.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
44
Uitgave 2, juli 2011
8 De papiermagazijnen laden
8.1 Het envelopmagazijn laden Stel de zijgeleiders in met behulp van de zwarte draaiknop, zodat de enveloppen aan elke zijkant een speling hebben van 1 tot 1,5 mm.
Stel de hoek van de achterplaat af (zie hieronder) en laad de enveloppen in het magazijn, met de kleppen naar voren gericht, zodat de onderrand van de enveloppen de contouren van het oppervlak volgen en de aanvoerrol binnengaan. Schuif de achterplaat naar voren (zie hieronder) zodat de enveloppen zo ver mogelijk naar voren staan, maar niet dicht opeengedrukt zijn.
Schuif de achterplaat naar voren door de as van de rollen op te tillen, zodat deze los komen van de transportband. Stel de hoek van de achterplaat af door de draaiknoppen aan beide zijkanten los te draaien. C4: helemaal omhoog DL/DL+: helemaal omlaag NB: Als de enveloppen onregelmatig worden toegevoerd, stelt u de hoek van de achterplaat af op een middenstand.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
45
De scheidingsmodule voor enveloppen afstellen De scheidingsmodule voorkomt dat meer dan één envelop tegelijk wordt toegevoerd. Om de scheidingsmodule af te stellen opent u de zijkap van de kop van de vulmachine. De stelknop zit onder de transportband voor de enveloppen. Als u rechtsom draait wordt de opening kleiner, als u linksom draait groter. Om de opening van de scheidingsmodule in te stellen maakt u het magazijn leeg, schuift u een envelop in de opening en draait u aan de knop totdat de scheidingsmodule de envelop net pakt wanneer u hem terugtrekt. Sluit de zijkap zodra u klaar bent.
8.2 Het magazijn van de Versatile Feeder laden 1. Draai de zwarte knop aan de zijkant van de zijgeleiders (met pijl aangegeven) los en verschuif de zijgeleiders, zodat de bijlagen aan elke zijkant een speling hebben van 1 tot 1,5 mm. Draai de knop vast. 2. Draai de zwarte knop onder de achterplaat (met pijl aangegeven) los en schuif de achterplaat naar voren zodat hij de bijlagen ondersteunt, zoals afgebeeld. Zorg dat de bijlagen de toevoerrollen binnengaan terwijl ze omlaag gericht zijn. Draai de knop vast.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
46
Uitgave 2, juli 2011
De scheidingsmodule afstellen De scheidingsmodule voorkomt dat meer dan één bijlage tegelijk wordt toegevoerd. Om de scheidingsmodule af te stellen draait u aan de knop op de achterkant van de feeder. Als u rechtsom draait wordt de opening kleiner, als u linksom draait groter. Om de opening van de scheidingsmodule in te stellen maakt u het magazijn leeg, schuift u een bijlage in de opening en draait u aan de knop totdat de scheidingsmodule de bijlage net pakt wanneer u hem terugtrekt. Om u te helpen een eerste instelling te maken is op de stelknop een schaalverdeling aangebracht. Raadpleeg ook paragraaf 8.5.3.
Voor problematische bijlagen kunnen de toevoerrollen worden omgewisseld voor optionele alternatieven (raadpleeg paragraaf 9.3).
Raadpleeg de volgende pagina voor de laadcapaciteiten voor verschillende typen briefpapier. NB: dit zijn slechts richtlijnen. De werkelijke hoeveelheid kan verschillen. Het label op de zijgeleider biedt eveneens een aanwijzing.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
47
1000 vellen papier van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) of 400 retour enveloppen van DL‑formaat
130 boekjes van A5-formaat, elk 2,5 mm dik
40 boekjes van A4‑formaat, elk 6 mm dik
500 boekjes van A5‑formaat, elk 0,5 mm dik
Instructiehandleiding voor de 200-serie
48
Uitgave 2, juli 2011
8.3 De magazijnen van de Flex Folder laden De Flex Folder kan worden uitgerust met magazijnen voor 500 vellen of 1000 vellen, of een enkel magazijn voor 500 vellen. Het afgebeelde voorbeeld heeft 2 magazijnen voor 500 vellen en 1 magazijn voor 1000 vellen. 1. Draai op magazijnen voor 500 vellen de zwarte knop aan de zijkant van de zijgeleiders (met pijl aangegeven) los en verschuif de zijgeleiders, zodat aan elke zijkant een speling ontstaat van 1 tot 1,5 mm. Draai op magazijnen voor 1000 vellen de zwarte knop boven het magazijn (met pijl aangegeven) los en verschuif de zijgeleiders met de lippen, zodat aan elke zijkant een speling ontstaat van 1 tot 1,5 mm. 2. Draai de knoppen vast.
De papierrichting in de magazijnen is afhankelijk van de jobinstellingen. Raadpleeg de overzichtstabel voor de papierrichting op pagina 52. Verzamelgedeelte Als de Flex Folder is uitgerust met een optioneel verzamelgedeelte, moeten de zijgeleiders worden aangepast aan de papierbreedte door ze in te stellen op de vaste formaatmarkeringen. Til het bovendeel van het verzamelgedeelte op, zodat het op zijn plaats wordt vergrendeld, en plaats een vel papier tussen de zijgeleiders. Draai de zwarte knop aan de zijkant van de zijgeleiders (met pijl aangegeven) los en verschuif de zijgeleiders, zodat aan elke zijkant een speling ontstaat van 1 tot 1,5 mm. Bedien de grendel (met pijl aangegeven) om het bovendeel van het verzamelgedeelte omlaag te zetten. Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
49
De scheidingsmodule afstellen De scheidingsmodule voorkomt dat meer dan één document tegelijk wordt toegevoerd. 1. Open de zijkap en draai de knop in de gewenste richting om de opening te vergroten of verkleinen. De markeringen naast de knop geven aan in welke richting u moet draaien.
1000 vellen
Om de opening van de scheidingsmodule in te stellen maakt u het magazijn leeg, schuift u een document in de opening en draait u aan de knop totdat de scheidingsmodule het document net pakt wanneer u hem terugtrekt.
500 vellen
Vouwplaat 2 Als vouwplaat 2 wordt gebruikt bij het vouwen, moet hij worden ingesteld zoals hieronder is afgebeeld (raadpleeg de overzichtstabel voor de papierrichting voor een leidraad bij het gebruik van de vouwplaten). 1. Open de zijkap van de Flex Folder. Draai de knop van de vouwplaat (met pijl aangegeven) los en stel deze in overeenkomstig de lengte-instelling op de schaalverdeling. 2. Draai de knop vast.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
50
Uitgave 2, juli 2011
3. Til de twee transportbanden op, zodat ze op hun plaats worden vergrendeld, en til de rollengroep op die eronder zit. 4. Schuif de grendel (met pijl aangegeven) van u af. Hierdoor wordt vouwplaat 2 geopend voor gebruik (in de meeste toepassingen wordt vouwplaat 2 niet gebruikt). 5. Zet de rollengroep en beide transportbanden weer omlaag en controleer dat ze op hun plaats worden vergrendeld.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
51
Papierrichting De papierrichting in diverse toepassingen wordt hieronder vermeld. Europese formaten: Vouwconfiguraties voor D16403-toren Britse en Europese formaten
Richting van ingaand document
Vouwpaneellengte 2
Bedrukte zijde naar beneden, bovenrand naar voren
Bedrukte zijde naar beneden, onderrand naar voren
Bedrukte zijde naar boven, onderrand naar voren
DOCUMENTUITVOER
Vouwplaat 1
Vouwplaat 2
Jobcode
Jobbeschrijving
Vouwtype
CF1
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres bovenaan
C-vouw
68 mm (envelop 121 mm lang) 90 mm (envelop 110 mm lang)
CF2
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres in het midden
C-vouw
183 mm (envelop 121 mm lang) 194 mm (envelop 110 mm lang)
CF3
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
C-vouw
68 mm (envelop 121 mm lang) 90 mm (envelop 110 mm lang)
DOCUMENTINVOER
Vouwplaat 3
1
3
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang) BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN, ONDERRAND NAAR VOREN ONDERRAND
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
BOVENRAND
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN, BOVENRAND NAAR VOREN
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres bovenaan
Z-vouw
ZF2
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres onderaan
Z-vouw
ZF3
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres bovenaan
Z-vouw
114 mm (envelop 121 mm lang) 103 mm (envelop 110 mm lang)
VF1
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres bovenaan
V-vouw
149 mm
VF2
A4-formaat (297 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
V-vouw
149 mm
DFF1
Europees 16”-formaat (406 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres bovenaan
Dubbele parallelvouw
177 mm (envelop 121 mm lang) 199 mm (envelop 110 mm lang)
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
DFF2
Europees 16”-formaat (406 mm x 210 mm) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
Dubbele parallelvouw
177 mm (envelop 121 mm lang) 199 mm (envelop 110 mm lang)
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
BOVENRAND
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
229 mm (envelop 121 mm lang) 207 mm (envelop 110 mm lang)
ZF1
ONDERRAND
115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN, BOVENRAND NAAR VOREN BOVENRAND
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN
68 mm (envelop 121 mm lang) 90 mm (envelop 110 mm lang) 115 mm (envelop 121 mm lang) 104 mm (envelop 110 mm lang)
ONDERRAND
Amerikaanse formaten: Vouwconfiguraties voor D16403-toren Amerikaanse formaten
Richting van ingaand document Bedrukte zijde naar beneden, bovenrand naar voren
Bedrukte zijde naar beneden, onderrand naar voren
Bedrukte zijde naar boven, onderrand naar voren
Vouwpaneellengte 2 DOCUMENTUITVOER
Vouwplaat 1
Vouwplaat 2
Jobcode
Jobbeschrijving
Vouwtype
ACF1
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres bovenaan
C-vouw
82 mm (envelop #10)
ACF2
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres in het midden
C-vouw
181 mm (envelop #10)
ACF3
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
C-vouw
82 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
AZF1
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres bovenaan
Z-vouw
197 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
AZF2
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres bovenaan
Z-vouw
AZF3
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres onderaan
Z-vouw
AVF1
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres bovenaan
V-vouw
AVF2
US Letter-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
V-vouw
140 mm
ADFF1
US Legal-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres bovenaan
Dubbele parallelvouw
197 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
ADFF2
US Legal-formaat (11” x 8½”) Document bedrukt met adres onderaan Adres ondersteboven in venster
Dubbele parallelvouw
197 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
1
3
99 mm (envelop #10) 99 mm (envelop #10) BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN, ONDERRAND NAAR VOREN ONDERRAND BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN BOVENRAND BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN, BOVENRAND NAAR VOREN
98 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
99 mm (envelop #10)
99mm (n. 10 BOVENRAND Envelope) BEDRUKTE ZIJDE NAAR BOVEN
82 mm (envelop #10)
ONDERRAND BEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN, BOVENRAND NAAR VOREN
140 mm
BEDRUKTE ZIJDE NAAR BENEDEN
BOVENRAND
ONDERRAND
Instructiehandleiding voor de 200-serie
52
DOCUMENTINVOER
Vouwplaat 3
Uitgave 2, juli 2011
8.4 Papierbedieningshendel De papierbedieningshendel bevindt zich in het verzamelgebied. Hiermee zet u de bovengeleiderstrips in de papierbaan omhoog en omlaag. Tijdens normaal bedrijf moeten de bovengeleiderstrips omlaag staan om het papiertransport te helpen. In sommige gevallen (zoals bij een los lichtgewicht vel of bij een dik postpakket met een lichtgewicht primair document er bovenop) kan het papiertransport echter worden bevorderd door de bovengeleiderstrips omhoog te zetten. 1. Til de perspex kap aan de bovenkant op voor toegang tot het verzamelgebied. 2. Beweeg de hendel naar achteren (d.w.z. weg van de enveloptoevoer) voor normaal bedrijf. 3. Beweeg de hendel naar voren (d.w.z. naar de enveloptoevoer toe) voor losse vellen, lichtgewicht primaire documenten enz. 4. Zet de perspex kap aan de bovenkant weer omlaag.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
53
8.5 Dagpost (Versatile Feeder) Met dagpost kan een groep documenten in een Versatile Feeder of Flex Folder handmatig worden toegevoerd, gevouwen en ingestoken. Deze paragraaf beschrijft de Versatile Feeder. Raadpleeg paragraaf 8.6 voor een beschrijving van de Flex Folder. Een groep documenten van maximaal 6 mm dikte kan worden toegevoerd, maar let op de vouwcapaciteit van 8 documenten van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs). De documenten kunnen naar wens vastgeniet zijn of niet (zie hieronder voor de beperkingen bij het nieten). 8.5.1 Beperkingen bij het nieten Geen nietjes in het aangegeven gebied
15 mm
30 mm
PAPIERRICHTING
8.5.2 Dagpost gebruiken Om dagpost te gebruiken definieert u een nieuw poststuk (zoals beschreven in paragraaf 7.1.1) of bewerkt u de documentinstellingen voor een bestaande job. Druk naast het document op de toets Instellingen en stel ‘Dagpost’ in op Ja.
Sla de documentinstellingen op en druk daarna op Volgende totdat u bij de knop Opslaan komt om de job op te slaan. (wordt vervolgd) Instructiehandleiding voor de 200-serie
54
Uitgave 2, juli 2011
8.5.3 De opening van de scheidingsmodule instellen (raadpleeg ook paragraaf 8.2: De scheidingsmodule afstellen) Pas nu de opening van de scheidingsmodule aan de dagpost aan. Als vuistregel moet de opening ongeveer 1 mm groter worden ingesteld dan de dikte van het postpakket of boekje. Als het document een vel van 80 g/m² is, stelt u de opening in op 1 mm. Als de dikte onbekend is, gaat u verder als volgt:
• Vergroot de opening van de
scheidingsmodule, zodat het document er net doorheen past. Steek een hoek van het document midden tussen de wielen van de scheidingsmodule, zoals afgebeeld. Hiermee wordt voorkomen dat het papier scheurt in de groeven van de wielen (met name handig in geval van dun papier).
• Sluit de opening van de
scheidingsmodule totdat u wrijving voelt op het document. Draai daarna de knop van de scheidingsmodule 1 volledige omwenteling in de omgekeerde richting (hierdoor ontstaat een speling van 1 mm).
Nadat u de dagpost hebt ingesteld en de opening hebt afgesteld zoals beschreven, drukt u op de toets Uitvoeren en laadt u de dagpost in het magazijn. De machine wacht gedurende 30 seconden nadat op de toets is gedrukt. Als u er langer over doet om de dagpost bij te vullen, drukt u nogmaals op de toets. Om de functie uit te schakelen, stelt u bij de documentinstellingen ‘Dagpost’ in op Nee. Belangrijk: de bovenstaande procedure is alleen van toepassing op documenten die zijn geladen in de Versatile Feeder. Als documenten zijn geladen in de Flex Folder, raadpleegt u paragraaf 8.6.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
55
8.6 Dagpost (Flex Folder) Met dagpost kan een groep documenten in een Flex Folder of Versatile Feeder handmatig worden toegevoerd, gevouwen en ingestoken. Deze paragraaf beschrijft de Flex Folder. Raadpleeg paragraaf 8.5 voor een beschrijving van de Versatile Feeder. Een groep documenten van maximaal 6 mm dikte kan worden toegevoerd, maar let op de vouwcapaciteit van 8 documenten van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs). De documenten kunnen naar wens vastgeniet zijn of niet (zie hieronder voor de beperkingen bij het nieten). 8.6.1 Beperkingen bij het nieten Geen nietjes in het aangegeven gebied
15 mm
30 mm
PAPIERRICHTING
8.6.2 Dagpost gebruiken Om dagpost te gebruiken definieert u een nieuw poststuk (zoals beschreven in paragraaf 7.1.1) of bewerkt u de documentinstellingen voor een bestaande job. Druk naast het document op de toets Instellingen en stel ‘Dagpost’ in op Ja.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
56
Uitgave 2, juli 2011
Til de bovengeleider op totdat hij op zijn plaats wordt vergrendeld.
Haak de omleidingslade in de sleuven in het bovenoppervlak.
Pas de zijgeleiders aan het papier aan.
Nadat u dagpost hebt ingesteld en de opening hebt afgesteld zoals beschreven, drukt u op de toets Uitvoeren en en laadt u de dagpost in het verzamelgedeelte. De machine wacht gedurende 30 seconden nadat op de toets is gedrukt. Als u er langer over doet om de dagpost bij te vullen, drukt u nogmaals op de toets. Om de functie uit te schakelen, stelt u bij de documentinstellingen ‘Dagpost’ in op Nee. Belangrijk: de bovenstaande procedure is alleen van toepassing op documenten die zijn geladen in de Flex Folder. Als documenten zijn geladen in de Versatile Feeder, raadpleegt u paragraaf 8.5.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
57
9 Onderhoud door de operator
9.1 De sensoren schoonmaken De optische sensoren bestaan uit twee helften: een zender en een ontvanger. Deze kunnen geblokkeerd raken als gevolg van papierstof en dienen regelmatig te worden schoongemaakt met een niet-ontvlambare luchtspuitbus (onderdeelnummer 9103707C). Beide helften moeten worden schoongemaakt. Deze paragraaf laat zien waar de sensoren zich bevinden. Naast de meeste sensoren is een pijl gestanst om aan te geven waar u de luchtstraal van de luchtspuitbus op moet richten. Bij sommige sensoren is de bevestigingsbus zichtbaar naast de lens. Zorg dat u in de lens spuit en niet in de bus. Kop van de vulmachine De sensoren zijn bevestigd in een bus naast de lens. Als deze zichtbaar is, zorgt u dat u in de lens spuit (met pijl aangegeven) en niet in de bus. Richt de luchtspuitbus in de openingen naast de gestanste pijlen en spuit overvloedig. Open de perspex kap aan de bovenkant en til de klem van het verzamelstation op (het dichtste bij het envelopmagazijn), zodat hij op zijn plaats wordt vergrendeld. Op de afgebeelde foto kijkt u recht in het verzamelgebied, in de richting van het envelopmagazijn.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
58
Uitgave 2, juli 2011
Op de afgebeelde foto kijkt u recht in het verzamelgebied, weg van het envelopmagazijn. Maak alle sensoren schoon (met pijlen aangegeven).
Zet de klem van het verzamelstation omlaag en open de bovenste transportband (het verst van het envelopmagazijn), zodat hij op zijn plaats wordt vergrendeld. Op de afgebeelde foto kijkt u recht in het verzamelgebied, weg van het envelopmagazijn. Steek de spuitmond van de luchtspuitbus diep in het gat en spuit overvloedig. Merk op dat de bovenste helft van de sensor niet gemakkelijk te zien is en is bevestigd op een stang. Zet de transportband omlaag.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
59
Verwijder de zijkap en til de bovengeleider binnenin de sluiterruimte op, zodat hij op zijn plaats wordt vergrendeld. Maak alle sensoren schoon (met pijlen aangegeven).
Op de afgebeelde foto kijkt u omlaag naar de voorkant van het envelopmagazijn. Maak de eendelige reflectiesensor schoon.
Open de zijkap en verwijder de voorste uitvoerkap onder het envelopmagazijn. Maak de eendelige reflectiesensor schoon.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
60
Uitgave 2, juli 2011
Versatile Feeder Als de feeder het eerste station is, opent u de bovenste kappen aan de voorkant van de feeder Als de feeder een later station is, opent u de zijkap en benadert u de sensor vanaf de zijkant. Op de afgebeelde foto kijkt u in de richting van de voorkant. Maak de sensor schoon (met pijl aangegeven). De bovenste helft bevindt zich op een steun boven de onderste helft.
Op de afgebeelde foto kijkt u omlaag naar de feeder. Steek de spuitmond van de luchtspuitbus precies zoals aangegeven in de opening en duw hem ongeveer 20 mm naar voren. Spuit overvloedig om de 2 sensoren (met pijlen aangegeven) schoon te maken.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
61
Open de zijkap en duw de onderste hendel naar voren om de transportband omlaag te zetten. Maak de sensor in het midden van de transportband schoon, zoals afgebeeld. De bovenste helft bevindt zich er recht boven.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
62
Uitgave 2, juli 2011
Flex Folder Open de bovenste kap van het vouwstation en maak de sensoren schoon (met pijlen aangegeven). Om de twee sensoren die naast elkaar geplaatst zijn schoon te maken, richt u de spuitmond van de luchtspuitbus in de opening aan de voorkant van de sensoren en spuit u overvloedig.
Open de zijkap en til de twee transportbanden op, zodat ze op hun plaats worden vergrendeld.
TRANSPORTBANDEN
VERTICALE TRANSPORTBAND
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Kantel de verticale transportband naar voren en maak de sensorhelften schoon (met pijlen aangegeven). NB: ze zijn niet eenvoudig te zien en een extra lichtbron, zoals een zaklamp, kan nuttig zijn. Zorg bij het terugzetten van de transportbanden dat ze goed op hun plaats worden vergrendeld.
Uitgave 2, juli 2011
63
9.2 Papieropstoppingen verhelpen Als zich een papieropstopping voordoet, wordt het betreffende gebied normaal gesproken aangegeven in de foutmelding op het scherm. Gebruik een van de hieronder beschreven methoden om het vastgelopen papier te verwijderen. Kop van de vulmachine Open de zijkap aan de kant van de machine waar de operator staat. Versatile Feeder Open de zijkap van de Versatile Feeder. Duw de hendels (met pijlen aangegeven) naar voren om de ruimten te openen voor toegang tot het vastgelopen papier. Als het papier niet helemaal zichtbaar is, draait u aan de blauwe knoppen om het papier in het zicht te schuiven.
Flex Folder Open de zijkap van de Flex Folder. Basisstation Gebruik de twee ontgrendelhendels om de 2 transportbanden (met pijlen aangegeven) op te tillen, zodat ze op hun plaats worden vergrendeld. Til de rollengroep eronder (met pijl aangegeven) op voor toegang tot het vastgelopen papier. Als het papier niet helemaal zichtbaar is, draait u aan de blauwe knoppen om het papier in het zicht te schuiven.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
64
Uitgave 2, juli 2011
Verticaal feederstation Gebruik de ontgrendelhendel om de verticale transportgroep (met pijl aangegeven) open te kantelen, zodat hij op zijn plaats wordt vergrendeld. Til de rollengroep eronder (met pijl aangegeven) op voor toegang tot het vastgelopen papier. NB: de rollengroep wordt niet op zijn plaats vergrendeld. Als het papier niet helemaal zichtbaar is, draait u aan de blauwe knoppen om het papier in het zicht te schuiven.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
65
9.3 De toevoerwielen vervangen Bepaalde documenten (bijvoorbeeld glanzende materialen) worden mogelijk niet goed toegevoerd door de standaard toevoerrollen. Voor deze gevallen zijn sets toevoerwielen als optie verkrijgbaar. Deze kunnen als volgt worden gemonteerd. Verwijder de 3 knoppen (met pijlen aangegeven) en open de zijgeleiders zo breed mogelijk. Til het toevoerbed uit het chassis voor toegang tot de toevoerassen eronder.
Schuif de veerbelaste askragen naar binnen en til de toevoerassen uit hun lagernaven. De toevoerwielen kunnen van de rollen af worden geschoven en worden vervangen door alternatieve wielen. Zorg bij het terugplaatsen van de assen dat de aandrijfpennen goed op hun plaats vallen in de naven.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
66
Uitgave 2, juli 2011
9.4 De CIS-leeskop afstellen Als een Flex Folder is uitgerust met een CIS-leeskop, moet deze worden afgesteld zodat hij is uitgelijnd met het label, zoals hieronder beschreven. Verwijder uit een feeder met lades voor 500 vellen beide lades om toegang te krijgen tot de CIS-leeskop, zoals afgebeeld. Draai de knop los en verschuif de leeskop zo nodig met behulp van de lippen. Draai de knop vast. NB: de CIS-leeskop moet helemaal naar links of rechts worden geschoven, afhankelijk van de kant van het papier waar het label is geplaatst.
Verwijder uit een feeder met een lade voor 1000 vellen al het papier uit de machine en doorloop een enkele cyclus om de lade omhoog te laten komen. Draai onder de lade de knop los waarmee de kap is vastgezet, zoals afgebeeld, en til de kap omhoog voor toegang tot de CIS-leeskop. Stel de leeskop af zoals hierboven beschreven en plaats de kap terug.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
67
10 Technische specificatie
10.1 Kop van de vulmachine Dikte van het postpakket
De maximumdikte van het postpakket is gedefinieerd als de binnenafmetingen van een stijve opening waar een gevulde envelop onder zijn eigen gewicht doorheen kan vallen. Enveloppen van DL- en #10-formaat: tot 6 mm (¼″) Enveloppen van C4-/C5-formaat en groter: tot 6 mm (¼″)
Speling van het postpakket
De minimumspeling die vereist is tussen het in te steken postpakket en de envelop is afhankelijk van de dikte van het postpakket. De speling is de totale speling en wordt gedefinieerd als het verschil tussen de grootste buitenafmetingen van het postpakket en de binnenafmetingen van de envelop (raadpleeg de onderstaande afbeelding). De vereiste speling is als volgt: Pakketdikte <3 mm: diepte 6 mm (¼″), breedte 16 mm (5/8″) Pakketdikte >3 mm en <6 mm: diepte 12 mm (½″), breedte 19 mm (¾″) Breedtespeling
Dieptespeling
Postpakket
Envelop
Instructiehandleiding voor de 200-serie
68
Uitgave 2, juli 2011
Cyclussnelheid
Maximaal 4800 enveloppen per uur (gebaseerd op 1 gevouwen vel van A4-formaat in een envelop van C5-/C6- of #10-formaat). Maximaal 3900 enveloppen per uur (gebaseerd op 1 gevouwen vel van A4-formaat en 1 bijlage in een envelop van C5-/C6- of #10-formaat). Snelheden voor andere gebruikstoepassingen zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Maandvolume
Maximaal 200.000 gevulde enveloppen per maand.
Capaciteit van het envelopmagazijn
C5-formaat of kleiner: maximaal 800 stuks van 90 g/m² (bondpapier van 24 lbs) C4-formaat (plat type): maximaal 500 stuks van 100 g/m² (bondpapier van 28 lbs)
Envelopgewicht
Minimumgewicht van C5-formaat of kleiner: 70 g/m² (bondpapier van 18 lbs) Minimumgewicht van enveloppen groter dan C5-formaat: 90 g/m² (bondpapier van 24 lbs) Maximumgewicht: 110 g/m² (bondpapier van 28 lbs)
Algemene vereisten voor enveloppen
• De envelop moet van goede kwaliteit zijn en geschikt zijn om door een machine gevuld te worden. De afmetingen en de kwaliteit moeten consistent zijn tussen meerdere productiebatches.
• De zijplaknaden moeten stevig gelijmd zijn tot bovenaan de naad.
• De vouwlijn van de klep moet voorgevouwen zijn, zodat de envelop plat geopend kan worden.
• Er mogen geen lijmresten zichtbaar zijn op de binnenkant en buitenkant van de envelop.
(wordt vervolgd)
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
69
Envelopgegevens
Envelop met zijplaknaden Diepte van de envelop Max. 254 mm (10") Min. 98,5 mm (3 7/8")
Hoek van de klepschouder Min. 50° en max. 90°
Min. 10 mm (13 32")
Minimale grootte van de open keel Hoek van de keel Min. 5° en max. 20°
Min. 70 mm (2¾")
Min. 10 mm (13 32") Lengte van de klep Max. 65 mm (2½") Min. 32 mm (1¼")
Diepte van de keel Max. 25 mm (1") Min. 10 mm (13 32")
Horizontale deel van de keel Max. = breedte van de envelop - 75 mm (3")
Breedte van de envelop: max. 330 mm (13") en min. 225,5 mm (8 7/8")
Zakelijke envelop Diepte van de envelop Max. 254 mm (10") Min. 98,5 mm (3 7/8 ")
Hoek van de klepschouder Min. 50° en max. 90°
Min. 10 mm 13 ( 32")
Minimale grootte van de open keel
Hoek van de keel Min. 5° en max. 20°
Min. 70 mm (2¾")
Min. 10 mm Lengte van de klep (13 32") Max. 65 mm (2½") Min. 32 mm (1¼")
Diepte van de keel Max. 25 mm (1") Min. 10 mm (13 32")
Horizontale deel van de keel Max. = breedte van de envelop - 75 mm (3")
Breedte van de envelop: max. 330 mm (13") en min. 225,5 mm (8 7/8")
Instructiehandleiding voor de 200-serie
70
Uitgave 2, juli 2011
Minimaal 14 mm tot de rand van de adresdrager Minimaal 20 mm
De inwendige zijplaknaad moet een speling of overlapping van minimaal 5 mm ( 3 16 ") hebben met de rand van elk ingestoken document.
De vouwlijn van de klep moet voldoende zijn voorgevouwen om vervorming van de envelop tussen het venster en de vouwlijn van de klep te voorkomen bij het sluiten en dichtplakken van de klep. De bovenrand van het venster moet plat liggen zonder plooien. Gelijmd gebied
Het venster moet goed verlijmd zijn tot minder dan 1,5 mm ( 116 ") van de boven- en zijranden.
De breedte van het venster moet minder zijn dan 40% van de breedte van de envelop. De achterkant van de envelop mag maximaal tot aan de schouder van de zijplaknaad reiken.
Voorbeeld: fout (buiten specificatie)
Voorbeeld: goed
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
71
De maximaal toegestane vervorming van een kromgebogen envelop is 10 mm (3 8 "), gemeten met de envelop plat op een tafel.
Vloeistof voor het dichtplakken van de envelop
Ingebouwd bevochtigerreservoir dat automatisch wordt gevuld door een pomp vanuit een bevochtigertank met een inhoud van 10 liter in de kast. Een waterpeilschakelaar (vlotter) is als optie leverbaar.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
72
Uitgave 2, juli 2011
10.2 Verticaal Flex-feederstation
Papierformaat
Minimumbreedte: 148 mm (5¾″) Maximumbreedte: 305 mm (12″) Minimumlengte: 93 mm (3 ⅝″) Maximumlengte: 406 mm (16″)
Papiergewicht
Minimumgewicht: 70 g/m² (bondpapier van 18 lbs) Maximumgewicht: 120 g/m² (bondpapier van 32 lbs)
Vouwcapaciteit
C-, Z- of V-vouw: 8 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs)* Dubbele parallelvouw: 4 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs)* * Meerdere gevouwen sets mogelijk, afhankelijk van de totale dikte van het postpakket.
Capaciteit van het magazijn
Het verticale feederstation kan worden besteld met 1 of 2 feeders, elk uitgerust met 1 of 2 magazijnen in de volgende configuraties: 2 x 500 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) 1 x 1000 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs)
2 FEEDERS 4 x 500 VELLEN
1 FEEDER 2 x 500 VELLEN
2 FEEDERS 2 x 500 VELLEN 1 x 1000 VELLEN
1 FEEDER 1 x 1000 VELLEN
De hierboven afgebeelde voorbeelden dienen alleen ter illustratie. Ook andere configuraties zijn leverbaar. (wordt vervolgd)
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
73
Dagpost
Maximaal 8 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) met een C-, Z- of V-vouw, maximaal 4 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) met een dubbele parallelvouw, maximaal 25 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) zonder vouw. Deze kunnen naar wens vastgeniet zijn of niet, waarbij de maximale dikte van de nietjes 3 mm is. De toegestane nietposities worden hieronder getoond. Geen nietjes in het aangegeven gebied
15 mm
30 mm
PAPIERRICHTING
Instructiehandleiding voor de 200-serie
74
Uitgave 2, juli 2011
10.3 Versatile Feeder Afmetingen van de bijlagen
Minimumbreedte: 148 mm (5¾″) Maximumbreedte: 305 mm (12″) Minimumlengte: 93 mm (3 ⅝″) Maximumlengte: 216mm (12″)
Gewicht van de bijlagen
Minimumgewicht: 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) Maximale dikte: 6 mm (¼″)
Capaciteit van het magazijn
1000 vellen van A4-formaat van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) 500 vellen van A4-formaat met Z-vouw van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) 250 boekjes van 2,4 mm dik 500 enveloppen van DL-formaat NB: de hierboven vermelde aantallen zijn maximumaantallen. Afhankelijk van overige omstandigheden kunnen de werkelijke aantallen lager zijn.
Vereisten
De bijlagen moeten flexibel genoeg zijn voor de beperkingen van de papierbaan. Voor sommige bijlagen kunnen speciale toevoerwielen noodzakelijk zijn.
Dagpost
Maximaal 25 vellen van 80 g/m² (bondpapier van 20 lbs) zonder vouw. Deze kunnen naar wens vastgeniet zijn of niet, waarbij de maximale dikte van de nietjes 3 mm is. De toegestane nietposities worden hieronder getoond. Geen nietjes in het aangegeven gebied
Instructiehandleiding voor de 200-serie
15 mm
30 mm
PAPIERRICHTING
Uitgave 2, juli 2011
75
10.4 Mechanische en elektrische specificatie Geluidsniveau: 75 dB(A) (3 Versatile Feeders, 1 verticaal Flex-feederstation, gemeten op 1,6 m hoogte, op 1 m afstand van de dichtstbijzijnde kap). Warmteafgifte (BTU/uur): Nominale stroomsterkte x nominale spanning x 3,412 (bijvoorbeeld 2464 BTU/uur voor een typische configuratie met 3 Versatile Feeders en een verticaal Flex-feederstation). Warmteafgifte (watt): Nominale stroomsterkte x nominale spanning (bijvoorbeeld 722 W voor een typische configuratie met 3 Versatile Feeders en een verticaal Flex-feederstation). Elektrische specificatie: Frequentie Ingangsstroom
Type zekering (kop van de vulmachine)
230 V wisselstroom 50 Hz Kop: 0,85 A Versatile Feeder: 0,58 A CIS-feeder: 0,58 A Verticaal Flexfeederstation: 0,55 A T6,3A
115 V wisselstroom 60 Hz Kop: 1,6 A Versatile Feeder: 1A CIS-feeder: 1 A Verticaal Flexfeederstation: 1,4 A T10A
Gewichten: Kop van de vulmachine Versatile Feeder Verticaal Flex-feederstation* Transportband Kasten
Uitgepakt 97 kg 60 kg 120 kg 20 kg Elk 35 kg
In verpakking 122 kg Nader te bepalen Nader te bepalen Nader te bepalen Nader te bepalen
* Variant met 2 feeders (elk met 2 lades voor 500 vellen) en een verzamelgedeelte voorzien van een omleidingslade. Afmetingen: Kop van de vulmachine Versatile Feeder Flex Folder* * Variant met 4 lades voor
1150 mm (l) 550 mm (b) 600 mm (h) 700 mm (l) 550 mm (b) 800 mm (h) 1000 mm (l) 550 mm (b) 900 mm (h) 500 vellen en een verzamelgedeelte.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
76
Uitgave 2, juli 2011
11 Verklarende woordenlijst
Term Adresdrager
Adrespositie
Beschrijving De adresdrager is het document dat het adres bevat van de persoon waarvoor het poststuk is bedoeld. De adresdrager kan uit een of meer vellen bestaan, waarvan minstens het eerste vel het adres moet bevatten. Het adres moet zichtbaar blijven terwijl bijlagen worden toegevoegd en de set documenten wordt gevouwen. Het vouwtype en de envelop moeten zodanig gekozen worden dat het adres achter het venster in de envelop zichtbaar is. Voor persoonlijke mailings is er altijd een adresdrager aanwezig, zo lang als het afdrukken op enveloppen niet wordt ondersteund. Gewoonlijk is er één adresdrager. Positie van het adres op de adresdrager, gemeten vanaf de linkerbovenhoek. De adrespositie bestaat b uit een horizontale x-coördinaat, een verticale y-coördinaat, een horizontale breedte b en een verticale hoogte h.
Automatisch
De functie van een vulsysteem waarmee de jobinstellingen automatisch worden ingesteld door de afmetingen van de documenten en de envelop te meten. Uit alle geladen feeders wordt één vel toegevoerd. Aan de hand van de maximumlengte van het document (wat tevens de lengte van de set documenten is) en de lengte van de envelop wordt het vouwtype bepaald. Automatische Een job die is aangemaakt met behulp van de functie job Automatisch. Barcode Barcode Reading is bedoeld voor het lezen en interpreteren Reading (BCR) van gedrukte barcodes. Deze codes geven informatie aan het vulsysteem over het samenstellen en verwerken van een set. Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar beneden is naar beneden gericht wanneer het vel in een documentfeeder wordt geplaatst. Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar beneden naar beneden, is gericht en de bovenrand van het vel zich het dichtst bij de bovenrand scheider van een documentfeeder bevindt, d.w.z. bij de voorkant naar voren van de lade. Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar beneden naar beneden, is gericht en de onderrand van het vel zich het dichtst bij de onderrand naar scheider van een documentfeeder bevindt, d.w.z. bij de voorkant voren van de lade. Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar boven is naar boven gericht wanneer het vel in een documentfeeder wordt geplaatst. Bedrukte zijde Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar boven is naar boven, gericht en de bovenrand van het vel zich het dichtst bij de bovenrand scheider van een documentfeeder bevindt, d.w.z. bij de voorkant naar voren van de lade.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
77
Term Bedrukte zijde naar boven, onderrand naar voren Beurtelings C-vouw Dagpost
Diagnose op afstand Document
Dubbele parallelvouw
Dubbeledocumentencontrole
Enkele vouw
Beschrijving Situatie waarin de bedrukte zijde van een vel naar boven is gericht en de onderrand van het vel zich het dichtst bij de scheider van een documentfeeder bevindt, d.w.z. bij de voorkant van de lade. Zie ‘Feeders koppelen’. Zie ‘Wikkelvouw’. Mogelijkheid van een vulsysteem om poststukken handmatig en één voor één in het systeem te plaatsen om in een envelop te worden gestoken. Optioneel kunnen, afhankelijk van de instellingen, extra bijlagen worden toegevoegd en kunnen de poststukken worden gevouwen. Deze functie is bedoeld voor kleine poststukken die elk een andere samenstelling kunnen hebben. De functie waarmee een probleem met een vulsysteem vanaf een externe locatie kan worden geanalyseerd. Een document is een van de onderdelen van een poststuk. Een document kan uit een of meer vellen bestaan. Documenten kunnen zijn verdeeld in adresdragers en bijlagen. Voor persoonlijke mailings is er altijd één adresdrager aanwijzig, plus een optioneel aantal bijlagen. Vouwtype waarbij een set documenten eerst halverwege wordt gevouwen en de resulterende gevouwen set opnieuw halverwege wordt gevouwen. Raadpleeg de onderstaande afbeelding voor een illustratie van deze vouw. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld.
Dubbele-documentencontrole werkt met een sensor die de dikte van een vel meet om te controleren of het vulsysteem niet per ongeluk meer vellen neemt dan bedoeld. De DDsensoren bevinden zich in de feeders (controle op dubbele vellen). Momenteel voeren DD-sensoren in Neopost-vulsystemen relatieve metingen uit, wat betekent dat zij één cyclus nodig hebben om de dikte van een vel te ‘leren’. De lengte van het document wordt ook gemeten, zodat gedeeltelijk overlappende vellen worden gedetecteerd. Vouwtype waarbij een set documenten één keer wordt gevouwen. De positie van de vouw kan worden ingesteld. Raadpleeg de onderstaande afbeelding voor een illustratie van deze vouw.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
78
Uitgave 2, juli 2011
Term Envelop
Beschrijving De envelop is de verpakking van een poststuk. Vensterenveloppen zijn enveloppen met een doorzichtig gedeelte waardoor het adres op de adresdrager kan worden gelezen. Behalve vensterenveloppen die gewoon aan de bovenkant sluiten, bestaan er ook enveloppen die aan de onderkant sluiten. Feeder Een feeder is een module voor het toevoeren van documenten naar het vulsysteem. De feeder scheidt documenten vel voor vel van de stapel documenten in de feederlade. Feeder met De feeder heeft een capaciteit van maximaal 1000 vellen (op een hoge capaciteit verticaal feederstation). Feederlade Gedeelte van de feeder dat de stapel documenten of enveloppen bevat. Feeders De mogelijkheid om twee feeders te vullen met hetzelfde koppelen documenttype, waarbij het vulsysteem automatisch naar een (beurtelings) tweede feeder overschakelt wanneer de eerste feeder leeg is en omgekeerd. In de tussentijd kan de eerste feeder worden bijgevuld, zodat het vulsysteem kan blijven draaien zonder dat hoeft te worden gestopt om de feeders bij te vullen. Flexcode OMR Een OMR-code waarbij de betekenis van de OMR-tekens kan worden geprogrammeerd op een specifieke manier voor een bepaalde klant. Hiermee worden gewoonlijk de OMR-codes van andere leveranciers ondersteund. FlexFeed® De flexFeed® is het toevoergedeelte van het systeem. Insert’n Interface voor de Neopost-frankeermachine. Frank™ (postsysteem) Insteken, • Insteken is de handeling waarmee een set documenten in een insteekvel envelop wordt gestoken. • Een insteekvel is een kort, ongevouwen document, meestal in de vorm van een bijlage. Job Een job is een daadwerkelijk geproduceerde verzameling poststukken op basis van een bepaalde jobdefinitie op een bepaald tijdstip voor een specifiek doel. Hij bestaat uit: • de jobdefinitie die voor de productie wordt gebruikt; • informatie over de batchgrootte. Jobteller De teller die het aantal poststukken registreert dat wordt geproduceerd als onderdeel van een bepaalde job. Koppelen Zie ‘Beurtelings’. Lade Bevat een stapel papier voor een printer of vulmachine. (magazijn) Dit papier wordt toegevoerd aan de machine voor verdere verwerking. Leesfout Omstandigheid waaronder het systeem de OMR-leestekens of barcode van een vel niet op betrouwbare wijze kon lezen of interpreteren. Leestekens Tekens die aan documenten zijn toegevoegd met afwerkinstructies die kunnen worden geïdentificeerd door een leeskop en worden geïnterpreteerd volgens de gebruikte OMRcodedefinitie. MaxiFeeder™ Feeder met een lade met hoge capaciteit. Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
79
Term Multi-invoer
Beschrijving De functie van een vulsysteem waarmee meer dan één vel uit een feeder wordt toegevoerd. OMR Optical Mark Recognition (zie dit trefwoord verderop). OMRStandaard OMR-codedefinitie voor 1 transportband. Dit is de codedefinitie hoeveelheid gebruikte leestekens en de functionaliteit die aan elk leesteken is gekoppeld (hoe elk teken moet worden geïnterpreteerd). Een definitie is een gelicentieerde optie. Operator De persoon die een vulsysteem bedient. Optical Mark Optical Mark Recognition is bedoeld voor het lezen en Recognition interpreteren van gedrukte codes. Deze codes bestaan uit een (OMR) of meer zwarte tekens die van een document kunnen worden gelezen. Deze tekens geven informatie aan het vulsysteem over het samenstellen en verwerken van een set. Opvanglade Onderdeel gemonteerd aan de uitgang van de vulmachine waarop gevulde enveloppen worden uitgeworpen. Dit is een eenvoudig alternatief voor een uitvoerband. Proefvullen Proefvullen is bedoeld om de instellingen van het vulsysteem te valideren: • De stoppositie van de envelop inspecteren en instellen. • De vouwinstellingen voor één set controleren. • Controleren of het adres juist is gepositioneerd achter het envelopvenster. Rechttrekken Een systeem dat een scheefgetrokken document of bijlage rechttrekt door het in een set aandrijfrollen te voeren die tijdelijk is stilgezet. Hierdoor wordt het rechtgetrokken. Na een bepaalde tijd starten de rollen weer. Het rechttrekken verlaagt de snelheid van de machine en kan worden uitgeschakeld of afgesteld op de mate van rechttrekken voor documenten die minder gevoelig zijn voor scheeftrekken. Retourenvelop Een envelop in uitgaande poststukken bedoeld voor respons van de geadresseerde. Servicemonteur Monteur die als taak het oplossen van problemen met systemen in het veld heeft. Naast het verhelpen van problemen zijn servicemonteurs ook verantwoordelijk voor preventief onderhoud. Set De set documenten is de fysieke verzameling van de adresdrager documenten en de bijlage(n) die in productie is in het vulsysteem. De set documenten wordt voltooid tijdens productie en wordt in de envelop gestoken. Het aantal bijlagen kan variëren van 0 tot de limiet die wordt bepaald door het aantal beschikbare feeders, mits de maximale totale dikte van het postpakket niet wordt overschreden. Zodra de set documenten in een envelop is gedaan, wordt dit een poststuk genoemd. Stopteller Teller waarmee het aantal enveloppen dat moet worden gevuld wordt ingesteld. Na het vullen van dit aantal enveloppen stopt het systeem. Supervisor Persoon die verantwoordelijk is voor de technische staat van de machine. Gewoonlijk heeft een supervisor toegang tot programmeerfuncties die ontoegankelijk zijn voor gewone operators. Instructiehandleiding voor de 200-serie
80
Uitgave 2, juli 2011
Term Beschrijving Toevoereenheid Een eenheid met magazijn(en) die is gemonteerd aan een (feeder) verticaal feederstation. Een verticaal feederstation is uitgerust met 1 of 2 feeders, elk bestaande uit 2 lades voor 500 vellen of 1 lade voor 1000 vellen. Uitvoerband Onderdeel gemonteerd aan de uitgang van de vulmachine waarop gevulde enveloppen worden uitgeworpen. Dit is een alternatief met hoge capaciteit voor de opvanglade en is verkrijgbaar in 2 lengten. Verticale Optionele stapelaar die is gemonteerd aan de uitgang van de stapelaar met vulmachine en de gevulde enveloppen opstapelt. hoge capaciteit Verticale De sectie voor verticaal transport tussen magazijnen en de transportband vouwplaten/het verzamelgedeelte eronder. Vulmachine Een vulmachine is de module waarin de set documenten in de envelop wordt gestoken, de envelop wordt gesloten en zo nodig wordt dichtgeplakt. Vulsysteem Het geheel van alle modules die samenwerken om de vulfunctie uit te voeren (de set documenten verzamelen, vouwen en insteken) en die gezamenlijk één bedieningspaneel hebben. Wikkelvouw Vouwtype waarbij een set documenten twee keer wordt (C-vouw) gevouwen en waarbij de gevouwen flappen op elkaar liggen. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld. Z-vouw Vouwtype waarbij een set documenten twee keer zo wordt (zigzagvouw) gevouwen dat elke gevouwen flap zich aan een andere zijde van het gevouwen document bevindt, wat resulteert in een Z-vorm. Raadpleeg de onderstaande afbeelding voor een illustratie van deze vouw. De positie van beide vouwen kan worden ingesteld.
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
81
12
Conformiteitsverklaring
EC Declaration of Conformity (According to Annex III B of the Low Voltage Directive) Manufactured by: Neopost Technologies Limited Oakwood Hill Industrial Estate Oakwood Hill, Loughton Essex, IG10 3TZ
Herewith declares that the: Product: Product description:
DS-200 Mail Feeder/folder/inserter/head
First Year of the CE Marking::
2010
Which this declaration refers to, is in accordance with the conditions of the Low Voltage Directive 2006/95/EC And the following Directive: EMC 2004/108/EC And is in conformity with the following harmonised standard(s) or other such specifications:
EN 60950-1: 2nd Edition: 2007
EN 61000-4-4: 2004
EN 55024: 1998, A1, A2
EN 61000-4-5: 2006
EN 55022: 2006, A1: Class B
EN 61000-4-6: 2007
EN 61000-4-2: 1995, A1, A2
EN 61000-4-11: 2004
EN 61000-4-3: 2006, A1
Part Number: K6-0136-A
Authorised on Behalf of Neopost Technologies Limited, UK Name: Simon George Position: Site Director Date: Oct-10
Instructiehandleiding voor de 200-serie
82
Uitgave 2, juli 2011
s)
e
Déclaration de Conformité CE Ceci est une copie d'un document original qui est la propriété de Neopost Technologies Ltd. Le produit auquel se rapporte cette déclaration, est conforme aux conditions de la Directive Basse Tension 2006/95/CE et la directive suivante: CEM 2004/108/CE et est conforme à la norme harmonisée suivante (s) ou d'autres spécifications: EN 60950-1: 2nd Edition: 2007
EN 61000-4-4: 2004
EN 55024: 1998, A1, A2
EN 61000-4-5: 2006
EN 55022: 2006, A1: Class B
EN 61000-4-6: 2007
EN 61000-4-2: 1995, A1, A2
EN 61000-4-11: 2004
EN 61000-4-3: 2006, A1
EG-Konformitätserklärung Das Produkt auf das sich diese Erklärung bezieht, in Übereinstimmung mit den Bedingungen der Niederspannungsrichtlinie 2006/95/EG und die folgende Richtlinie: EMV 2004/108/EG und steht im Einklang mit der folgenden harmonisierten Norm (en) oder sonstigen Angaben: EN 60950-1: 2nd Edition: 2007
EN 61000-4-4: 2004
EN 55024: 1998, A1, A2
EN 61000-4-5: 2006
EN 55022: 2006, A1: Class B
EN 61000-4-6: 2007
EN 61000-4-2: 1995, A1, A2
EN 61000-4-11: 2004
EN 61000-4-3: 2006, A1
Dichiarazione CE di Conformità Il prodotto al quale questa dichiarazione si riferisce, è conforme alle condizioni della Direttiva Bassa Tensione 2006/95/CE e la seguente direttiva: EMC 2004/108/CE ed è conforme alle seguenti norme armonizzate (s) o ad altre specifiche quali: EN 60950-1: 2nd Edition: 2007
EN 61000-4-4: 2004
EN 55024: 1998, A1, A2
EN 61000-4-5: 2006
EN 55022: 2006, A1: Class B
EN 61000-4-6: 2007
EN 61000-4-2: 1995, A1, A2
EN 61000-4-11: 2004
EN 61000-4-3: 2006, A1
Declaración CE de Conformidad El producto al que se refiere la presente declaración, cumple con las condiciones de la Directiva de Baja Tensión 2006/95/CE y la Directiva los siguientes: EMC 2004/108/CE y está en conformidad con las siguientes normas armonizadas (s) u otras especificaciones: EN 60950-1: 2nd Edition: 2007
EN 61000-4-4: 2004
EN 55024: 1998, A1, A2
EN 61000-4-5: 2006
EN 55022: 2006, A1: Class B
EN 61000-4-6: 2007
EN 61000-4-2: 1995, A1, A2
EN 61000-4-11: 2004
EN 61000-4-3: 2006, A1
Instructiehandleiding voor de 200-serie
Uitgave 2, juli 2011
83