Inhoud van de toelichting
1.
Inleiding
3
2.
Beschrijving van het plangebied
4
3.
Juridische regeling
6
4.
Geluidshinder
8
5.
Uitvoerbaarheid 5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 5.2 Economische uitvoerbaarheid
9
6.
Overleg ex artikel 10 B.R.0
11
O: ©!
oo; O! 301
De Meiery 1995
1.
Inleiding
Het onderhavige bestemmingsplan regelt het gebruik van gronden die zijn gelegen in het centrum van Overveen. Het betreffende gebied wordt in grote lijnen begrensd door de Dompvloedslaan, de Westelijke Randweg, de Oranje Nassaulaan noordzijde, de spoorbaan Haariem-Zandvoort en de Bloemendaalseweg. Het tennispark Wimbledon valt buiten het bestemmingsplangebied. Voor het plangebied vigeert thans een aantal oude bestemmingsplannen: De Nagtegaal II, goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 15 oktober 1985 nr. 44; Kweekduin, met onthouding goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 24 november 1981, nr. 374; eerste herziening van het bestemmingsplan Kweekduin, goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 18 maart nr. 19; Saneringsplan Kruispunt Bloemendaalseweg Julianalaan en omgeving, goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 1 augustus 1951, nummer 251; partieel uitbreidingsplan in onderdelen Dompvloedslaan Zuidzijde goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 31 oktober 1956, nr. 294; Vrijburglaan gedeeltelijk goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 18 juli 1972, nr. 12, goedgekeurd door de Kroon bij K.B. van 20 februari 1975; partieel uitbreidingsplan in onderdelen Bloemendaal-Overveen, goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 27 april 1965, nr. 369; de eerste herziening van het bestemmingsplan Bloemendaal-Overveen goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 18 maart 1986; Buytentwist e.o. goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 17 mei 1988; Lindenheuvei goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 1 oktober 1974 nr. 2, goedgekeurd door de Kroon bij K.B. van 26 mei 1978, nr. 24; partieel uitbreidingsplan Vrijburglaan II goedgekeurd door G.S. bij Besluit van 12 januari 1955; "De bebouwingsvoorschriften" vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 19 oktober 1933 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 27 december 1933. Aanpassing aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening en samenvoeging van bovenstaande (delen van) bestemmingsplannen in één overzichtelijk en hanteerbaar bestemmingsplan zijn dan ook dringend gewenst.
De Meiery 1995
-3-
2.
Beschrijving van het plangebied
Het onderhavige bestemmingsplan regelt de bestemmingen van de gronden die gelegen zijn in het gebied, dat globaal wordt begrensd door de Dompvloedslaan, de Westelijke Randweg, de Oranje Nassaulaan noordzijde, de spoorweg Haariem-Zandvoort, de Ernst Casimirlaan en de Bloemendaalseweg. Zie figuur 1. Het plangebied behoort tot de kern van het dorp Overveen. Kenmerkend voor het gebied zijn de bebouwingstypen van de veelal aaneengebouwde woningen. Naast enkele vrijstaande, grotere panden komen in hoofdzaak aaneengebouwde woningen voor in blokken van het type twee tot vier onder één kap. In de Oranje Nassaulaan komt lintbebouwing voor. Alleen aan de Céaralaan, de Willem de Zwijgerlaan en aan de Dompvloedslaan zijn in totaal acht, uit de vijftiger- en zestiger jaren daterende flatgebouwen gesitueerd. Ter plaatse van de voormalige villa De Nagtegaal (voorheen raadhuis der gemeente) is in 1990 het gelijknamige, zestien luxe appartementen tellende wooncomplex gerealiseerd. De overal aanwezige laanbomen vormen in combinatie met de groene voortuinen het structurele groenbeeld. Op het Johan Mauritsplein zorgen enig groen en een vijver voor een enigszins open karakter. Dit geldt eveneens voor het plantsoen aan de Prins Hendriklaan en in nog sterkere mate voor het Nagtegaalplantsoen aan de Céaralaan. Aan de Prins Hendriklaan is tevens een speelterrein gesitueerd, voorzien van enige speelattributen. In het bestemmingsplangebied bevinden zich twee basisscholen; de openbare Julianaschool en de protchr. Koningin Wilhelminaschool, alsmede - in één pand gehuisvest - de Buurt Vereniging Overveen en peuterspeelzaal De Vrijbuiters. Tussen beide scholen is een sportveld gelegen dat door de genoemde scholen gebruikt wordt. Naast genoemde structurele elementen komt in het plangebied een kleine gemeentelijke kwekerij voor de opslag van jonge aanplant voor. Bij een bebouwingsdichtheid van vierentwintig woningen per hectare wordt het ruimtelijke beeld in deze wijk vooral bepaald door de licht dominerende (woon)bebouwing. De gronden waarop het tennispark Wimbledon is gelegen zijn buiten dit bestemmingsplangebied gehouden. Hiervoor vigeert een apart globaal bestemmingsplan dat het mogelijk maakt ter plaatse woningbouw te realiseren. Aangezien de beleidsvisie omtrent dit gebied nog steeds voldoet aan de huidige inzichten is er geen enkele aanleiding dit plangebied opnieuw in procedure te brengen.
De Meiery 1995
Fig. 1
Ligging van het plangebied
Bestemmingsplan
De MEIERY 1995
schaal 1:10000 \^V
3.
Juridische regeling
Algemeen Het bestemmingsplan betreft een bestaand woongebied. Het plan beoogt de bestaande situatie onder één juridische regeling te brengen en is derhalve conserverend van karakter. Ten einde de status quo te handhaven, zijn er geen nieuwbouwmogelijkheden opgenomen in het bestemmingsplan. In een dergelijk conserverend bestemmingsplan is de bestemming woondoeleinden sterk overheersend. Daarnaast is er echter ook een aantal, voornamelijk aan woonbebouwing gelieerde bestemmingen opgenomen. In de woonwijk is één agrarisch bedrijf gevestigd, de Gemeentekwekerij. Dit bedrijf heeft een agrarische bestemming gekregen, waar echter geen gebouwen mogen worden opgericht. Het plangebied is geen grondwaterbeschermingsgebied in de zin van de provinciale verordening Grondwaterbeschermingsgebieden. Indeling voorschriften Het eerste hoofdstuk bevat de algemene bepalingen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de verschillende in het bestemmingsplan gehanteerde begrippen. In artikel 2 is aangegeven hoe de hoogte van bouwwerken wordt gemeten. Als maatgevende hoogte voor een gebouw wordt in een bestemmingsplan in het algemeen de goot-, of - bij een platte afdekking - de boeiboordhoogte gehanteerd. Bij woningen met een plat dak kan naderhand de wens ontstaan om de woning te vergroten door het realiseren van een dakopbouw. Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk, doordat er een bepaling is opgenomen op basis waarvan de maximale goot- of boeiboordhoogte mag worden overschreden, echter uitsluitend ten behoeve van een dakopbouw. Voorwaarde hierbij is dat de dakopbouw niet hoger is dan 3 meter en deze binnen een projectie van 60 graden met de goot of het boeiboord wordt gerealiseerd. Door deze eisen verschilt de dakopbouw niet wezenlijk van een kap. Een uitzondering hierop vormen de woningen met platte daken aan de Oranje Nassaulaan. De bouwhoogte van deze woningen is gesteld op 9 meter. Om ongelijkheid tussen reeds gerealiseerde dakopbouwen en nog te realiseren dakopbouwen te voorkomen, wordt geregeld dat ten aanzien van de woningen met platte daken aan de Oranje Nassaulaan ten westen van de Prins Hendriklaan, de goothoogte gelijk dient te zijn aan de bouwhoogte. Artikel 3 geeft een aantal elementen aan, waarmee de bouwgrenzen mogen worden overschreden. Dit zijn ondergeschikte delen zoals tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers en andere onderdelen van gebouwen. Om enige flexibiliteit in het plan aan te brengen, is in artikel 4 een algemene vrijstellingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen voor kleine bouwwerken en geringe afwijkingen van het bestemmingsplan. Wanneer gebruik wordt gemaakt van deze vrijstellingsbevoegdheid mag hierdoor geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. In hoofdstuk twee wordt per bestemming aangegeven wat de mogelijkheden ten aanzien van het gebruik en de bebouwing zijn. Het hoofdstuk wordt besloten met artikel 18 waarin het gebruik dat afwijkt van of in strijd is met een bepaalde bestemming wordt bestempeld als een strafbaar feit. Slechts de zogenaamde toverformule maakt vrijstelling hiervan in bepaalde gevallen mogelijk. Hieromtrent is constante jurisprudentie gevormd. Hoofdstuk drie bevat de overgangs- en slotbepalingen, die ondermeer het overgangsrecht regelen. De belangrijkste bestemmingen Woondoeleinden Binnen de bestemming Woondoeleinden zijn vrijstaande, twee aaneen gebouwde woningen, meer dan twee aaneen gebouwde woningen en gestapelde woningen toegelaten. De inhoud van de woning mag niet minder dan 150 m3 en niet meer dan 1500 m3 bedragen. Binnen de bestemming Woondoeleinden is het toegestaan om maximaal 25 m2 aan vrijstaande en/of aangebouwde autoboxen en/of bergingen te bouwen. Als bijzonder gebruiksvoorschrift is opgenomen dat op de De Meiery 1995
-6-
gronden met de bestemming Woondoeleinden en Erf, gedeelten van de daarbij behorende bebouwing als praktijk- en/of kantoorruimte mogen worden gebruikt ten behoeve van een vrij beroep of het verlenen van diensten op administratief-, juridisch, medisch-, therapeutisch- of kunstzinnig gebied. Voorwaarde hierbij is dat het vloeroppervlak van de praktijk- en/of kantoorruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bebouwing, met een maximum van 60m2. Daarnaast dient de woonfunctie als primaire functie gehandhaaft te blijven en dient de mogelijkheid te bestaan dat er ten behoeve van de praktijk- en/of kantoorruimte in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Maatschappelijke doeleinden De Julianaschool aan de Vrijburglaan en de Koningin Wilhelminaschool aan de Dompvloedslaan hebben de bestemming Maatschappelijke doeleinden, subbestemming scholen (Ms). De lokatie aan de Vrijburglaan 17 heeft, ten behoeve van de aldaar gevestigde Buurtvereniging Overveen de bestemming Maatschappelijke doeleinden, subbestemming educatief en cultureel centrum (Mc). Daarnaast heeft de lokatie Vrijburglaan 27, ten behoeve van de peuterschool Stichting de Vrijbuiters de bestemming Maatschappelijke doeleinden, subbestemming peuterspeelzaal (Mp) gekregen. Tuin Op de gronden met bestemming Tuin is slechts direct met de bestemming verband houdende bebouwing mogelijk, zoals pergola's en erfafscheidingen. Bij woningen die een achtererf hebben zonder achteringang mag op gronden met de bestemming Tuin een fietsenberging worden geplaatst.
M Per perceel mag 40% van de gronden met de bestemming Erf worden bebouwd met aanbouwen, bijgebouwen en plantenkassen met een maximum van 50 m2. Het grondoppervlak van volières, hondehokken en duiventillen mag per woning maximaal 6 m2 bedragen. De beperking van de oppervlakte van de specifieke bebouwing vloeit voort uit de mogelijke overlast die dergelijke bouwwerken soms met zich meebrengt. In verband daarmee is het houden van groot vee zoals runderen en paarden niet toegestaan. Aanbouwen aan de achtergevel van woningen, die aaneengebouwd zijn, zijn ten behoeve van de *?>*M*!Éeg van licht en luchtAb\[ iussenwjaningjgjibeperkt tot een diepte varilnaximaal 2,50 meter. De bouwhoogte van dergelijke woningaanbouwen mag ten hoogste drie meter bedragen. Het bijzondere gebruiksvoorschrift met betrekking tot het gebruik van de erfbebouwing voor de vestiging van een kantoor en/of praktijkruimte, zoals uiteen is gezet onder de bestemming Woondoeleinden, is overeenkomstig van toepassing op gronden met de bestemming Erf. Doeleinden voor natuur en landschap De op de plankaart opgenomen gronden met de bestemming Doeleinden voor natuur en landschap zijn bestemd voor en gericht op het behoud en herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Ter bescherming van deze natuurlijke en landschappelijke waarden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Leidingen In het plangebied is een watertransportleiding en een hogedruk gasleiding aanwezig. Aan weerszijde van deze leidingen is een strook van drie meter opgenomen, waarvoor ter bescherming van de leidingen een aanlegvergunningenstelsel geldt.
De Meiery 1995
4.
Geluidshinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder om daarmee met name de mens te beschermen tegen schadelijke gevolgen van geluidsoverlast. Op basis hiervan kent de wet geluidszones toe aan o.a. wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen deze zones treedt mogelijk geluidhinder op en dient aandacht geschonken te worden aan het akoestisch klimaat ter plaatse van zogenaamde geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen. Binnen het gebied van het bestemmingsplan De Meierij behoeft alleen aandacht geschonken te worden aan de mogelijke geluidhinder van wegen en de spoorweg Haariem-Zandvoort. Op grond van het Besluit geluidhinder spoorwegen hebben alle spoorwegen een geluidszone waarvan de breedte is aangegeven op een bij dit besluit behorende kaart. Volgens deze kaart heeft de spoorweg Haariem-Zandvoort een geluidszone van 200 meter aan weerszijden van de spoorbaan (gemeten vanuit de buitenste spoorstaven) Wegen hebben op grond van de Wet geluidhinder een geluidszone waarvan de breedte afhankelijk is van het aantal rijstroken en van de situering van de weg in stedelijk gebied, danwei in buitenstedelijk gebied. Wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km. per uur hebben geen zone. Bovendien kan een zone worden opgeheven als de gemeenteraad een geluidsniveaukaart heeft vastgesteld waarbij is bepaald dat op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook de geluidsbelasting 50 dB(A) of minder bedraagt. Voor het gebied van het bestemmingsplan De Meierij is (nog) geen geluidsniveaukaart vastgesteld. Verder zijn er geen gebieden aangewezen als woonerf, en geldt er voor geen van de wegen een maximum snelheid van 30 km. per uur. Dit houdt in dat alle wegen binnen het plangebied een geluidszone hebben. Op grond van hoofdstuk VI van de Wet Geluidhinder is voor bestemmingsplannen die na 1 januari 1982 worden vastgesteld en betrekking hebben op gronden behorende tot een geluidszone van een weg, een akoestisch onderzoek vereist. Omdat het bestemmingsplan noch voorziet in de reconstructie van een weg, noch voorziet in de mogelijkheid tot realisatie van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige objecten, kan een akoestisch onderzoek echter achterwege blijven.
De Meiery 1995
-8-
5.
Uitvoerbaarheid
Economische uitvoerbaarheid. Aangezien het in casu gaat om een conserverend bestemmingsplan waarin geen nieuwbouwmogelijkheden zijn opgenomen, is de financiële haalbaarheid van een en ander niet in het geding.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid. Nadat het plan de in het kader van het overleg ex artikel 10 BRO betrokken personen en/of instanties is toegezonden, is een informatiebijeenkomst gehouden. Het verslag hiervan luidt als volgt: Aanwezig: de heer H.H.T.M. Coebergh, wethouder (voorzitter); mevrouw ir. V.H. Doelwijt, sectorhoofd Ruimte en Bouwen; mevrouw mr. A. Braams, sector Ruimte en Bouwen (verslaglegging); ongeveer 8 belangstellenden. De heer Coebergh opent de informatiebijeenkomst en licht toe dat deze bijeenkomst bedoeld is om belanghebbenden te informeren omtrent het bestemmingsplan De Meiery 1995. Hij geeft aan dat hetgeen op deze bijeenkomst door belanghebbenden naar voren wordt gebracht, meegenomen zal worden in de afwegingen welke gemaakt zullen worden alvorens het bestemmingsplan officieel in procedure wordt gebracht. Mevrouw Braams licht het verdere verloop van de bestemmingsplanprocedure toe. Mevrouw Doelwijt gaat nader in op de ontwikkelingen die ten grondslag hebben gelegen aan het bestemmingsplan De Meiery 1995. Het bestemmingsplan is aangepast aan het huidige beleid van de gemeente. In het bestemmingsplan is het per perceel toegestaan 40 % van gronden met de bestemming Erf te bebouwen met aanbouwen, bijgebouwen en/of plantenkassen, met een maximum van 50 mz. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan de woning en de daarbij behorende gebouwen te gebruiken voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van een vrij beroep of het verlenen van diensten op administratief-, juridisch-, medisch-, therapeutisch- of kunstzinnig gebied. Tevens is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk dat dakopbouwen kunnen worden gerealiseerd. Voor het overige vinden er geen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied plaats en kan men spreken van een bestemmingsplan met een conserverend karakter. De heer Janssens is niet van mening dat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, daar in dit bestemmingsplan de mogelijkheid wordt geschapen dat bewoners op de gronden van hun perceel met de bestemming "Erf" maximaal 50 m2 mogen aan- en bijbouwen. Hij-zelf woont in een tussenwoning, zijn beide buren hebben een groter erf, indien de buren gaan uitbreiden komt zijn woning tussen twee kubussen te liggen en wordt zijn woning onverkoopbaar. Hij is van mening dat men onvoldoende rekening houdt met het feit dat ruimte geven aan de één ten koste gaat van de ander. De heer Coebergh stelt dat de raad met het toestaan van voornoemde erfbebouwing, tegemoet wil komen aan gerechtvaardigde verlangens van de bewoners in het plangebied, om hen zo de mogelijkheid te geven hun woning uit te breiden. Mevrouw Doelwijt licht toe dat het aantal vierkante meters te bebouwen oppervlak afhankelijk is van de grootte van het erf. Er zal niet altijd sprake zijn van maximaal 50 m2 bebouwd oppervlak, aangezien er kleinere erven zijn waar de regel van 40 % bebouwd oppervlak van toepassing zal zijn. Mevrouw Van Hall spreekt namens de buurtvereniging Overveen, zij merkt op dat in het onderhavige De Meiery 1995
-9-
bestemmingsplan ter plaatse van de buurtvereniging de bestemming Maatschappelijke doeleinden, educatief centrum is neergelegd. Zij vreest dat het centrum in haar mogelijkheden beperkt zal worden, daar het centrum ook culturele, recreatieve, creatieve en sportactiviteiten organiseert. Bovendien komt het niet overeen met de bepalingen zoals die zijn neergelegd in de akte van oprichting. De heer Coebergh zegt toe hier aandacht aan te besteden. Mevrouw Van Hall vraagt tevens wat er met de gronden bij het Laantje van Eldering gaat gebeuren. De heer Coebergh antwoordt dat ter plaatse geen bouwvlak is opgenomen. De angst van mevrouw Van Hall dat daar een woning komt is ongegrond. Mevrouw Doelwijt voegt daar aan toe dat de bollenschuur is wegbestemd en dat op de onderhavige gronden geen andere bebouwing mogelijk is dan aanbouwen en bijgebouwen, die bij de reeds bestaande woning horen. Nadat de heer Coebergh de aanwezigen nogmaals in de gelegenheid heeft gesteld het woord te nemen, sluit hij de informatiebijeenkomst.
De Meiery 1995
-10-
6.
Overleg ex artikel 10 B.R.O.
In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het voorontwerp van het bestemmingsplan aan de volgende personen en/of instanties toegezonden: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Provinciale dienst Ruimte en Groen; Provinciale dienst Milieu en Water; Inspectie Volksgezondheid; Inspectie voor de Ruimtelijke Ordening in Noord-Holland en Utrecht; Gasunie N.V.; de Nederlandse Spoorwegen N.V.; het Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland NV; het Hoogheemraadschap Rijnland; de gemeente Haarlem; de Subcommissie voor de gemeentelijke plannen.
De Inspectie Volksgezondheid, het Hoogheemraadschap Rijnland hebben niet gereageerd op het aan hun toegezonden voorontwerp-bestemmingsplan. De Inspectie voor de Ruimtelijke Ordening in Noord-Holland en Utrecht, de Gasunie N.V., de Nederlandse Spoorwegen N.V., het Waterleidingbedrijf Zuid-Kennemerland NV en de gemeente Haarlem hebben schriftelijke medegedeeld geen opmerkingen te hebben over het aan hun toegezonden voorontwerp-bestemmingsplan. De Provinciale dienst Ruimte en Groen heeft, behoudens een gering aantal ondergeschikte opmerkingen, welke telefonisch zijn doorgegeven en welke verwerkt zijn in het plan, één opmerking. Deze betreft het nieuw opgenomen bouwvlak ter plaatse van het Laantje van Eldering. Commentaar: de toelichting van het plan is aangepast. Het bouwvlak is niet meer opgenomen. De Provinciale dienst Milieu en Water heeft een opmerking ten aanzien van het opgenomen bouwvlak aan het Laantje van Eldering. Commentaar: de opmerking is verwerkt. Het bouwvlak is niet meer opgenomen. De Subcommissie voor de gemeentelijke plannen heeft een opmerking ten aanzien van het opgenomen bouwvlak aan het Laantje van Eldering. Commentaar: de opmerking is verwerkt. Het bouwvlak is niet meer opgenomen.
De Meiery 1995
-11-