Informatieboekje over het maken van een werkstuk
ICT in de Brugklas 1
INHOUDSOPGAVE
•
Inleiding
3
•
Hoofdstuk I: OPDRACHT
4
•
Hoofdstuk II: WERKWIJZE
5
•
Hoofdtuk III: regels voor het maken van een
6
•
Hoofdstuk IV: Word: veel gebruikte functies
9
(profiel)werkstuk of een PO
2
INLEIDING In je schoolcarrière zal je regelmatig een praktische opdracht moeten maken voor de mens en maatschappijvakken. De lastigste praktische opdracht is misschien wel het maken van een werkstuk. Bij het maken van een werkstuk komt veel kijken. Je moet een goede onderzoeksvraag formuleren, informatie verzamelen, een tekst schrijven, etc. Om ervoor te zorgen dat je in de toekomst weet hoe je het maken van een werkstuk het best kunt aanpakken en welke eisen er aan je gesteld worden, oefenen we dit de komende weken bij clustervaardigheden mens en maatschappij. Als je een werkstuk moet maken, zal de docent over het algemeen eisen dat je deze opdracht op de computer maakt. Het doel is dan natuurlijk dat een werkstuk er netjes verzorgd uitziet. We gaan daarom de komende weken ook oefenen met het meest gebruikte tekstverwerkingsprogramma Microsoft Word.
3
Hoofdstuk 1: OPDRACHT In de lessen ICT ga je de komende weken een werkstuk schrijven. Wanneer het klaar moet zijn, hoor je in de les. Het werkstuk zal beoordeeld worden op meerdere punten: 1. Onderzoek en schrijfvaardigheid 2. Voldoe je aan de eisen voor het schrijven van een werkstuk 3. Kun je goed werken met Microsoft Word
Je onderwerp Je kiest een onderwerp dat te maken heeft met hoofdstuk 1 uit het aardrijkskundeboek over culturen. Het leukste is waarschijnlijk om één cultuur uit te kiezen die bestaat op aarde en hier een werkstuk over te gaan maken. Natuurlijk mag je er ook voor kiezen een land te kiezen waar meerdere culturen samenleven waarin je gaat uitzoeken hoe die verschillende culturen goed of minder goed met elkaar samenleven en hoe dit komt. Kies dus eerst je onderwerp!
4
Hoofdstuk 2: WERKWIJZE Je krijgt iedere week een nieuwe opdracht die bestaat uit twee delen. Je moet in de les een deel van het werkstuk maken en daarbij gebruik maken van een aantal functies van Microsoft Word. Aan het einde van iedere les heb je dus een stukje werkstuk af, maar moet je ook zeker niet vergeten dat je ook Word vaardigheden moest leren! WEEK 21
WERKSTUK
WORD
hoofdvraag/deelvragen
lettertype/ lettergrootte/ pagina instelling/ / taal/ opslaan (als)
22 23
deelvraag 1: informatie
openen/ knippen/ kopiëren/
zoeken/ hst 1 schrijven
plakken
deelvraag 2: informatie
pagina einde/ opsomming/ tab
zoeken/ hst 2 schrijven 24
deelvraag 3: informatie
woorden tellen/ tabel maken
zoeken/ hst 3 schrijven voorjaarsvakantie 25
Inleiding + Conclusie
uitlijnen
schrijven 26 27
Bronnenlijst + inhoudsopgave
dik/schuin/onderstreept/
+ titelpagina
paginanummers/ afbeeldingen
uitloop / inleveren
spellingscontrole/ afdrukvoorbeeld/ afdrukken
Let op: Als je in de les goed werkt, kun je aan het einde van iedere les de opdracht voor die week af hebben. Als je de opdracht nog niet af hebt, wordt het huiswerk voor de volgende les.
5
Hoofdstuk 3: Regels voor het maken van een (profiel)werkstuk of een PO Deze opdracht is niet alleen belangrijk voor je ontwikkeling in de brugklas, maar moet je ook voorbereiden op de rest van je schoolcarrière. We hanteren daarom nu al dezelfde regels als voor een PO (praktische opdracht) zodat je alvast kunt wennen. Algemeen •
formaat A4
•
lettertype Arial of Verdana
•
lettergrootte 11
•
regelafstand 1.5
•
marge (links) 4 cm
•
bladzijden nummeren
•
het geheel in een mapje met doorzichtige voorkant
•
niet elk blaadje apart in een insteektas
•
tekst alleen op de rechterbladzijde
•
illustraties op de linkerbladzijde
•
let op je Nederlands (spelling, grammatica, geen boekentaal)
•
Vermijdt zinnen als:
-Ik ga het hebben over… -Mijn werkstuk gaat over… -Mijn hoofdvraag is…
Titelpagina •
Bovenaan de titel: verzin een leuke titel die de inhoud van je werkstuk dekt en de lezer nieuwsgierig maakt naar de inhoud.
•
Bij een cryptische titel geef je het werkstuk ook een subtitel. Deze staat in kleinere letters onder de hoofdtitel.
•
Rechts onderaan staan de namen van de makers, de klas en de datum. Gebruik een kleine letter, bijvoorbeeld de lettergrootte van de subtitel.
•
Ertussenin is ruimte voor een illustratie/tekening o.i.d.
6
Inhoudsopgave •
het woordje “bladzijde” niet vermelden
•
inleiding en conclusie geen hoofdstuknummer geven
•
verdeling van het hoofdgedeelte in hoofdstukken en/of paragrafen met voluit geschreven titel
•
het woord hoofdgedeelte niet gebruiken
voorbeeld: zie de inhoudsopgave van dit boekje Inleiding De inleiding is een verhaaltje dat logisch uitkomt op de hoofdvraag. Vaak is het een voorgeschiedenis. Het is nodig om de hoofdvraag begrijpelijk te maken voor de lezer: de hoofdvraag moet niet zomaar uit de lucht komen vallen! Het moet na het lezen van de inleiding duidelijk zijn voor de lezer waarom jouw hoofdvraag zo interessant is. •
eindig de inleiding met de hoofdvraag
•
neem geen deelvragen op in je inleiding
•
niet uitleggen wat je achtereenvolgens gaat doen
Hoofdgedeelte •
gebruik niet het woord “hoofdgedeelte”
•
het is verdeeld in hoofdstukken met titel
•
hoofdstuktitel niet in vraagvorm (deelvraag dus niet als hoofdstuktitel)
Conclusie •
een goede conclusie geeft antwoord op de hoofdvraag
•
de bewijzen voor dat antwoord geef je door kort de argumenten/feiten uit het hoofdgedeelte samen te vatten
•
in een conclusie mag NOOIT nieuwe informatie staan
7
Literatuurlijst •
alfabetisch op achternaam van de schrijver
•
bij meerdere schrijvers alleen de eerste noemen met daaronder e.a. of red.
•
voornamen afgekort achter de achternaam: geen titels (drs. o.i.d.) vermelden
•
boektitel achter de naam van de schrijver: de boektitel staat cursief geschreven
•
achter de titel staat tussen haakjes de plaats en het jaar van uitgave en eventueel de druk
•
encyclopedieën, woordenboeken, atlassen e.d. hoeven niet vermeld te worden (algemeen toegankelijke informatie)
•
bij gebruik van primaire bronnen: aparte lijst, komt voor de literatuurlijst
•
bij gebruik van andere bronnen (film, internet e.d.): na de literatuurlijst een lijst met als titel “Overige bronnen”
•
bij het gebruik van internet de gehele link opnemen. Bij twijfel over het voortbestaan van de link: gedeelte van de site uitprinten en toevoegen als bijlage.
Voorbeeld •
Bruijn, J.R., Varend verleden: de Nederlandse oorlogsvloot in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 1998)
•
Groenveld, S, e.a., Vrede van Munster 1648-1998 : tractaat van 'een aengename, goede, en oprechte Vrede' (Den Haag 1998)
Artikel uit een tijdschrift:
•
Blom, H.W., ‘Oorlog, handel en staatsbelang in het politieke denken rond 1648’, De zeventiende eeuw 13.1 (1997) 89-97
8
Hoofdstuk 4: Microsoft Word: veel gebruikte functies Bestand -nieuw Opent een nieuw Word document -openen Opent een bestaand Word document. Op school staan deze documenten op je eigen deel van het netwerk. Kies “deze computer”: je ziet jouw leerlingnummer … /homedrives, daar staan je documenten. -sluiten In de praktijk gebruik je het rode kruis rechtsboven om af te sluiten. Vergeet echter nooit je werk op te slaan. -opslaan Je werk wordt opgeslagen. Doe dit regelmatig! Sla je het document voor de eerste keer op, kies dan “opslaan als”. -opslaan als Je werk wordt opgeslagen op een door jou gekozen plek. Op school sla je je documenten op op je eigen deel van het netwerk. Kies “deze computer”: je ziet jouw leerlingnummer … /homedrives, daar staan je documenten. -pagina-instelling Bepaal zelf je marges (hoeveel ruimte wit aan de zijkanten, dit is bij A4 standaard 2½ cm aan alle zijden), staand of liggend (landscape) document, papierformaat en de indeling van de tekst. -afdrukvoorbeeld Bekijk voor je je document print altijd of het document er goed uitziet. Je kunt inzoomen. -afdrukken Je mag op school gratis printen, mits je het even aan de docent vraagt. Kies de printer in de ruimte waar je aan het werk bent. printers/faxapparaten ok blijven NB Printers installeren: Start drukken totdat je “nu zoeken” op het scherm ziet juiste printer dubbelklikken voltooien Bewerken -ongedaan maken Als je per ongeluk iets fout hebt gedaan, kun je dit herstellen.
9
-opnieuw uitvoeren Heb je “ongedaan maken” gebruikt, maar iets te veel weg hebt gehaald, kun je ook dit weer herstellen. -knippen Staat een (deel van) een tekst, tabel of plaatje op de verkeerde plaats? “Knip” dan de tekst. Word onthoudt het zodat je het ergens anders weer kunt plakken. Dit kan in hetzelfde document, maar ook in een ander Word- of Microsoft office document. -kopiëren Wil je een stuk tekst/tabel/plaatje hergebruiken, kies dan voor de optie “kopiëren”. Word Word onthoudt het zodat je het ergens anders weer kunt plakken. Dit kan in hetzelfde document, maar ook in een ander Word- of Microsoft office document. Deze optie scheelt veel extra werk! -plakken Heb je de optie “knippen” of “kopiëren” gebruikt, gebruik dan “plakken” om het stukje tekst/tabel/plaatje weer te gebruiken. Beeld -werkbalken Voor veel bewerkingen in Word bestaan zogenaamde sneltoetsen. Bij de optie werkbalken kun je kiezen welke je zichtbaar maakt. Zorg dat je “standaard” en “opmaak” werkbalk altijd zichtbaar zijn, deze gebruik je (als het goed is) regelmatig. -liniaal Je kunt de liniaal aan bovenkant en zijkant van de pagina zichtbaar of onzichtbaar maken. Voordeel van een zichtbare liniaal, is dat de marges (zie pagina-instelling)van het document duidelijk zijn. Werk je in het grijze gebied, dan wordt dat niet geprint. Invoegen -eindemarkering Zorgt ervoor dat je op een nieuwe pagina of nieuwe kolom verder gaat. Gebruik hiervoor NOOIT de entertoets!! -paginanummers Bij een werkstuk van meerdere bladzijden zul je je pagina’s willen nummeren. Je kunt kiezen waar je het nummer wilt hebben staan. Wil je de nummering niet op de eerste pagina’s (voorblad, inhoudsopgave) laten beginnen maar later, gebruik dan de optie “opmaak”. -symbool Een toetsenbord is veel te klein voor alle tekens die je kunt gebruiken. Onder de optie symbool vind je van alles (bijv. €, §, à, ©, etc.).
10
-verwijzing Als je een werkstuk schrijft, zul je soms een verwijzing (voetnoot) willen invoegen. Je gebruikt de voetnoot voor een extra uitleg of voor verwijzing naar een boek of internetsite waar je je informatie vandaan hebt. -afbeelding Een afbeelding invoegen zul je meestal doen met kopiëren en plakken. Wil je echter een afbeelding uit bestand, een bestaande (standaard) illustratie of Wordart gebruiken, doe dat dan via “afbeelding”. -diagram Soms wil je een stuk tekst verduidelijken met een diagram (bijvoorbeeld sociale piramide in het oude Egypte). Hier vind je een aantal standaarddiagrammen, erg handig. Opmaak -lettertype Gebruik voor werkstukken “arial”, lettergrootte 11 of “times new roman”, lettergrootte 12. -alinea Handig voor uitlijnen (komt de tekst links, rechts, in het midden etc.), en regelafstand (standaard 1, soms 1½) -opsommingstekens en nummering Kies hier je tekens of nummers als je een rijtje netjes wilt maken. -kolommen Standaard werk je in één kolom, maar soms (in een krantje, boekje) in meerdere kolommen. Dat kun je hier instellen. -achtergrond Standaard is de achtergrond wit. Wil je een kleurtje, plaatje, watermerk of iets dergelijks, stel dat dan hier in. Extra -spelling- en grammaticacontrole Eén van de belangrijkste en handigste functies van Word. Gebruik deze functie altijd voordat je iets gaat printen of versturen! Rode golfjes zijn voor spelfouten, groene golfjes voor grammaticafouten NB De spelling- en grammaticacontrole is handig maar niet foutloos. Gebruik dus ALTIJD je eigen gezonde verstand!! -taal Om de “spelling- en grammaticacontrole” te kunnen gebruiken, moet je de taal juist instellen. Kies voor Nederlands (standaard).
11
-woorden tellen Soms zullen docenten voor een werkstuk of opstel geen aantal pagina’s opgeven, maar het aantal woorden. Zelf tellen duurt veel te lang, dus heeft Word een speciale functie hiervoor. Tabel -tabel tekenen Soms is het overzichtelijk om gegevens in een tabel te zetten. Kies hier het aantal kolommen (verticaal) en het aantal rijen (horizontaal) van de tabel en Word doet de rest. Werkbalk (standaard extra) -weergeven/verbergen Deze functie is erg handig en moet je altijd gebruiken. Het geeft alles weer wat je doet, wat betekent dat ook spaties, enters en tabs zichtbaar worden. Je dwingt jezelf veel netter te werken (geen onnodige spaties bijvoorbeeld) wat weer leidt tot hogere cijfers voor layout van je werkstukken. Werkbalk (opmaak extra) -links uitlijnen Hoort bij “alinea”. -centreren Hoort bij “alinea”. -rechts uitlijnen Hoort bij “alinea”. -uitvullen Hoort bij “alinea”. -markeerstift Om de achtergrond van de tekst een kleurtje te geven. Wordt weinig gebruikt. -tekstkleur Om de tekst een ander kleurtje te geven. Gebruik in principe zwart: kleur is onrustig in werkstukken, bovendien moet je wel een kleurenprinter ter beschikking hebben (niet op school).
12
BRONNEN
13