17
Informatie verwerken 2.1 Driestappeninterview – 18 2.2 Samenvatten – 19 2.3 Schema maken – 20 2.4 Schrijven van een tekst – 22 2.5 Verbatim en transcript – 24 2.6 Schrijven van een nieuwsbericht – 26 2.7 Folder/flyer/poster maken – 29
N. van Halem, I. Müller, Handboek studievaardigheden voor het hbo, DOI 10.1007/978-90-368-0368-7_2, © Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media 2013
2
18
Hoofdstuk 2 • Informatie verwerken
2.1 Driestappeninterview
2
Wat is het?
Door vragen te stellen in kleine groepen verdiep je je samen in een onderdeel van de leerstof (thema, tekst, idee of theorie). Je leert de leerstof te begrijpen en ideeën daarover te ontwikkelen. Het principe van het driestappeninterview is denken-delenuitwisselen (zie Tool Driestappeninterview op de website). zz Voorbereiden
Hoe doe ik het?
55 Het onderwerp van het interview is bij iedereen bekend en is voorbereid (via een huiswerkopdracht). 55 Maak subgroepen van vier studenten; elke student krijgt een letter (A, B, C, D). 55 Zo nodig schrijft elk groepslid in een paar minuten voor zichzelf een aantal punten op. zz Uitvoeren
55 Stap 1: A bevraagt B en C bevraagt D over de stof. 55 Stap 2: B bevraagt A en D bevraagt C over de stof. 55 Stap 3: Samenvatten: A, B, C en D geven om beurten een samenvatting (A van B, B van A, C van D, D van C) van wat besproken is.
zz Afronden
55 In de plenaire groep kun je gezamenlijk (in overleg met de docent) een aantal opvallende zaken of leerpunten benoemen. zz Tip
Deze activiteit staat of valt met de gespreksvaardigheden luisteren, doorvragen en samenvatten. Vooral bij het aanleren van deze activiteit is het belangrijk dat je hieraan specifiek aandacht geeft. Stap 3 kan ook zo: 55 A, B, C en D vertellen in de subgroep om beurten wat ze geleerd hebben; 55 A, B, C en D vatten om beurten samen én noemen leerpunten (allebei dus); 55 je doet stap 3 in de plenaire groep (gezamenlijk). zz Voorwaarden kMaterialen k
Pen en papier om zo nodig aantekeningen te maken bij het interview. kGroepsgrootte k
Groepjes van vier personen. kVoorbereidingstijd k
Afhankelijk van het onderwerp dat voorbereid wordt. kUitvoeringstijd k
Maximaal een half uur.
2.2 • Samenvatten
19
2
2.2 Samenvatten
Hier gaat het om schriftelijk samenvatten. Samenvatten is in het kort de belangrijkste punten van een tekst weergeven. Een samenvatting maak je om een theorie actief te verwerken: je onthoudt dingen beter wanneer je gedwongen wordt ze zelf op te schrijven of ze aan een ander te vertellen. Een samenvatting helpt je ook als je veel theorie moet leren voor een toets. Een ‘abstract’ (Eng.) is een korte samenvatting van wetenschappelijke literatuur, en kan worden gebruikt bij de voorbereiding van een presentatie, bijvoorbeeld op een congres.
Wat is het?
zz Voorbereiden
Lees de tekst oriënterend en stel vast wat de hoofdgedachte uit de tekst is. Is het een lange tekst, dan ‘knip’ je de tekst in stukjes. 55 Lees daarna de tekst studerend, dat wil zeggen: 55 noteer per alinea de belangrijkste zaken in steekwoorden. Of: 55 markeer met een lichtgevende stift de belangrijkste zaken. Markeer niet te veel: alleen de kernzin en kernwoorden; 55 zoek de betekenis van de woorden die je niet kent. 55 Zoek naar de hoofdzaken in een tekst. Hoofdzaken zijn termen, begrippen en situaties. Bijzaken zijn definities, voorbeelden en beschrijvingen. Hoofdzaken zijn vaak te vinden op de volgende plaatsen: 55 de titel; 55 de ondertitel; 55 de lead (de vet- of cursief gedrukte eerste alinea); 55 de tussenkopjes; 55 de laatste alinea; 55 opvallend gedrukte woorden (cursief, vet of GROOT); 55 de illustraties (tekeningen, foto’s of grafieken). 55 Kijk welke alinea’s bij elkaar horen en bepaal zo de deelonderwerpen. zz Uitvoeren
Maak een samenvatting van elke alinea. Verschillende manieren om een tekst samen te vatten zijn: 55 noteren van de hoofdzaken in volledige zinnen; 55 formuleren van je conclusies (geef de oorzaken en gevolgen aan); 55 noteren van de kern (maximaal 30 woorden); 55 noteren van je mening over de tekst, omkleed met argumenten; 55 beschrijven van de hoofdzaken, conclusies en je mening aan een ander. Een abstract start met een titel en de vermelding van de auteurs. De kern van het abstract bestaat uit: 55 een inleiding, liefst met een heldere hypothese, een materialen- en methode selectie, uitleg over hoe het onderzoek is uitgevoerd; 55 de resultaten, met de weergave van de belangrijkste bevindingen of casusbeschrijving(en); 55 een conclusie, met commentaar op de bevindingen; 55 aanbevelingen.
Hoe doe ik het?
20
Hoofdstuk 2 • Informatie verwerken
zz Afronden
55 Lees je samenvatting over om te checken of alles duidelijk is. Vul zo nodig aan. Vermeld de bron met titel, schrijver en jaar van uitgave.
2
zz Tips
55 Denk kritisch na over de inhoudelijke verbanden tussen de alinea’s waarvan je de kern al hebt ontdekt. Denk bijvoorbeeld aan oorzaak-gevolgrelaties, vergelijking/contrast, probleem/oplossing en andere structuren. Geef met behulp van signaalwoorden duidelijk de verbanden in je samenvatting aan. 55 Lees de samenvatting nog eens na en maak er een vloeiende tekst van. Een samenvatting die ook door anderen gelezen wordt, moet uiteraard grammaticaal correct zijn en geen taal-, stijl- of spelfouten bevatten. 55 Gebruik als de tekst alleen voor jou bestemd is afkortingen en symbolen die voor jou begrijpelijk zijn (<, >, →, ↔, ≈, ♀, ♂, +, – en dergelijke) om snel te kunnen werken. 55 Verdeel onderling de theorie in stukjes (ieder neemt bijvoorbeeld een paragraaf of een hoofdstuk) om te lezen en om deze vervolgens in een samenvatting te vertellen aan medestudenten. 55 Geef aantekeningen weer in een schema of mindmap (zie 7 par. 2.3). 55 Een handig hulpmiddel om een tekst samen te vatten is het driekolommenschema (zie Format Driekolommenmethode op de website). In elk vak in het schema schrijf je één zin die het betreffende deel van de tekst samenvat. 55 Geef aan of je in de samenvatting eigen informatie (mening, verbanden) toevoegt of dat de samenvatting puur op de tekst gebaseerd is. 55 Vanuit een ‘abstract’ kan een poster gemaakt worden met visuele elementen om zo de informatie op een aantrekkelijker manier te presenteren (zie 7 par. 2.7). zz Voorwaarden kMaterialen k
Pen en papier of laptop. kGroepsgrootte k
Individueel. kVoorbereidingstijd k
Geen. kUitvoeringstijd k
Afhankelijk van de opgegeven theorie. 2.3 Schema maken Wat is het?
Een schema is een model van belangrijke begrippen. Het is een handig instrument bij het bedenken van nieuwe ideeën en kan je helpen bij het nadenken en leren. Als je met associaties werkt, kun je zaken vaak beter onthouden. Je kunt beter overzicht houden dan bij een geschreven tekst, want een schema of tekening sluit
2.3 • Schema maken
21
2
beter aan bij de werking van de hersenen. Diverse computerprogramma’s hebben voorbeelden van schema’s die ingevuld kunnen worden (bijvoorbeeld PowerPoint). De vorm kan verschillen: 55 een woordspin (in de vorm van een spin in een web); 55 een cirkel met daaromheen andere cirkels, verbonden door pijlen die de relaties aangeven (mindmap) om bijvoorbeeld een hoorcollege of literatuur visueel weer te geven; 55 een structuurschema met vragen waarop je een antwoord wilt hebben als voorbereiding op een tekst die je gaat schrijven (conceptmap). zz Voorbereiden
55 Leg het materiaal klaar dat je wilt gebruiken. 55 Kies welk schema je wilt gebruiken: woordspin, mindmap of conceptmap. zz Uitvoeren
55 Maak het schema. 55 Maak gebruik van vormen (∆, □, ○) en symbolen (→, ↔ enzovoort) die voor jou begrijpelijk zijn. zz Afronden
55 Controleer je schema op tegenstrijdigheden of witte plekken in de informatie. Werk zo nodig je schema bij. zz Tips
55 Een belangstellingscirkel is een voorbeeld van een visueel schema, gericht op het onderzoeken van je belangstelling bij een specifiek onderwerp. Je associeert vanuit een centraal woord. 55 Mindmaps kun je ook met de computer maken (websites over mindmapping zijn te vinden met een zoekmachine, zie ook Link Mindmaps op de website). 55 Als je met flappen werkt, kun je gebruikmaken van plakbriefjes (‘post-its’). Deze hebben als voordeel dat je ze gemakkelijk kunt verhangen, zonder dat het een gestreep en geknoei wordt. 55 Zorg voor een groot papier of flap, zodat je niet in de knoei komt met ruimte. zz Voorwaarden kMaterialen k
Leeg vel papier/flap, (gekleurde) pennen/stiften, plakbriefjes. kGroepsgrootte k
1-25 deelnemers. kVoorbereidingstijd k
Geen. kUitvoeringstijd k
Een uur.
Hoe doe ik het?
22
Hoofdstuk 2 • Informatie verwerken
2.4 Schrijven van een tekst
2
Wat is het?
Schrijven van een tekst betekent het verwerken van informatie, ideeën of gedachten op papier. Via het schrijfproces orden je de informatie omdat je verschillende stappen moet doorlopen: verzamelen en verwerken van informatie, vormen van gedachten hierover en het overdragen van ideeën aan anderen. Je kunt schrijven op veel manieren toepassen. Voorbeelden van producten: een logboek, een reflectieverslag, een levensverhaal, een gedicht, een verhaal, een reclametekst en een stripverhaal. Een verslag is de schriftelijke weergave van een activiteit. Voorbeelden van activiteiten die je kunt beschrijven: een bijeenkomst, een gesprek of bespreking, een werkbezoek of excursie, een stage, een project of een onderzoek. Door het schrijven van een verslag orden je de informatie en presenteer je deze op een overzichtelijke manier. Je kunt hierbij ook illustraties gebruiken. zz Voorbereiden
Hoe doe ik het?
55 Denk na over je onderwerp en maak een keuze. Deze keuze motiveer je in je inleiding. 55 Bepaal je doelen: waarover ga je precies schrijven? 55 Zet in grote lijnen uit hoe je je tekst denkt in te delen. Een voorbeeld van een indeling van een verslag: 55 inhoudsopgave; 55 voorwoord; 55 samenvatting; 55 inleiding; 55 een aantal hoofdstukken met paragrafen; 55 conclusie en discussies. 55 Verzamel informatie die je nodig hebt voor het schrijven. Dat kan van alles zijn: boeken, stage-ervaringen, een excursie, een gesprek of diverse gesprekken, een bespreking of bijeenkomst. 55 Maak aantekeningen van wat je leest of meemaakt die je kunt gebruiken bij het schrijven. Werk kladaantekeningen zo snel mogelijk uit zodat er geen informatie verloren gaat. 55 Bestudeer de vormvoorschriften die aan het product gesteld worden: kantlijn, regelafstand, lettertype, lettergrootte en formaat. 55 Maak afspraken over het inleveren, publiceren of presenteren van je tekst. zz Uitvoeren
55 Schrijf een kladversie. Werk je aantekeningen uit in goedlopende zinnen die niet te lang zijn. 55 Deel je tekst in alinea’s in. Zorg dat je in je verslag feiten weergeeft. 55 Geef aan in je verslag of werkstuk wat je eigen mening of eigen ervaring is en wat niet. Je kunt ook je mening bewaren voor het slot. 55 Herlees de kladversie. Vraag je af of de tekst een logische opbouw/volgorde heeft, of het taalgebruik begrijpelijk is en of de informatie overzichtelijk is weergegeven. 55 Let op gebruik van goed Nederlands, grammatica, interpunctie (waar staan de punten en de komma’s?) en zinsbouw.
2.4 • Schrijven van een tekst
55 Pas je schrijfstijl aan bij de opdracht. Een literatuurstudie vraagt om een zakelijke schrijfstijl (zonder ik, je en wij) en een levensverhaal juist om een persoonlijke stijl (ik, wij). 55 Bewerk teksten in eigen woorden. Voorkom dus plagiaat! Plagiaat (= fraude) is op te sporen met digitale zoekmachines. 55 Laat je tekst zo mogelijk aan een buitenstaander lezen. Is het verhaal te begrijpen? Doe je voordeel met opmerkingen en suggesties. 55 Herschrijf de kladversie zo vaak als nodig is en totdat je tevreden bent. 55 Voeg, als dat de tekst ondersteunt, illustraties toe en zorg daarbij voor goede onderschriften. 55 Vermeld de bronnen die je gebruikt hebt (zie 7 par. 10.4). 55 Zorg voor een rustige, duidelijke lay-out. 55 Nummer de pagina’s en breng de nummering over in de inhoudsopgave. 55 Maak een titelpagina met je naam, de datum en je opleiding/groep. zz Afronden
55 Leg alle onderdelen in de goede volgorde. Kopieer het gevraagde aantal exemplaren. 55 Bundel of hecht het verslag goed, zodat het geheel er verzorgd uitziet. 55 Verspreid, presenteer of publiceer de tekst zoals je hebt afgesproken in de voorbereiding. zz Tips
55 Schrijven is een doorlopend proces. Je kijkt steeds vooruit, maar ook terug. De stukjes tekst die je schrijft, kun je door zoeken en schuiven later in een goede volgorde zetten. 55 Voor het maken van een verslag of werkstuk is het handig om te werken met een schrijfplan. In dit schrijfplan orden je de hoofdstukken of de paragrafen aan de hand van een hoofdvraag en deelvragen. Je schrijft een inleiding en aan het eind een conclusie en een samenvatting. 55 Om je ideeën te ordenen, kun je post-its of plakbriefjes gebruiken. Plak je ideeën op de muur of op een vel papier en schuif met de plakbriefjes totdat ze op een logische volgorde hangen. 55 Bedenk dat (bijna) elke schrijver tijd nodig heeft om een goed resultaat neer te zetten. Dat wil zeggen dat er vaak heel wat kladversies doorheen gaan voordat een schrijver tevreden is. 55 Als je geen inspiratie of ideeën hebt, pak dan wat anders aan: ga bijvoorbeeld verder met het verzamelen van informatie of bedenk een goede vormgeving. 55 Noteer meteen de bronnen die je gebruikt. Dat scheelt later tijd om ze opnieuw te zoeken. 55 In een bijlage kun je materiaal bundelen dat je graag wilt bewaren en wilt laten zien bij dit product. 55 Kies zo snel mogelijk een goede (standaard)lay-out in een tekstverwerkings programma. Dit maakt een tekst aantrekkelijker om te lezen. 55 Vertrouw niet alleen op de spellingcontrole van het computerprogramma. Deze controleert geen punten en komma’s of stijlfouten. 55 Een tekst kun je met illustraties ondersteunen. Zomaar ‘opleuken’ leidt af van waar het om gaat.
23
2
24
Hoofdstuk 2 • Informatie verwerken
zz Voorwaarden kMaterialen k
Papier, pen, tekstverwerker.
2
kGroepsgrootte k
Individueel. kVoorbereidingstijd k
Variabel, afhankelijk van bronnen die je moet raadplegen voordat je kunt gaan schrijven. kUitvoeringstijd k
Variabel, afhankelijk van de lengte en de moeilijkheidsgraad van de tekst, van 2-24 uur. 2.5 Verbatim en transcript Wat is het?
In een woordelijk verslag staat alles zoals dit door de spreker(s) is gezegd. Deze verslagvorm wordt ook wel aangeduid als ‘verbaal’ (zoals in ‘proces-verbaal’, door de politie bij een aangifte gebruikt) of ‘verbatim’ verslag. De spreektaal is omgezet naar een prettig leesbaar verslag, inhoudelijk juist en volledig, correct Nederlands en zo veel mogelijk in de stijl van de spreker. Deze vorm van verslaglegging is bijvoorbeeld geschikt voor vergaderingen, interviews of lezingen. Een letterlijk (spreektaal)verslag wordt ook wel een ‘transcript’ genoemd. In deze uitwerking kunnen zinnen staan die taalkundig onjuist zijn. Deze verslagvorm wordt gebruikt als het van belang is dat zaken letterlijk worden weergegeven. Voorbeelden zijn telefoongesprekken of juridische kwesties zoals getuigenverhoren. zz Voorbereiden
Hoe doe ik het?
55 Neem een blocnote, pen en papier of opnameapparatuur (digitale opnameapparatuur of je mobiele telefoon) mee naar de gebeurtenis waarvan je een woordelijk of letterlijk verslag gaat maken. 55 Bestudeer de vormvoorschriften die aan het verslag gesteld worden: kantlijn, regelafstand, lettertype, lettergrootte en formaat. zz Uitvoeren
55 Bepaal, afhankelijk van het doel van je verslag, wat je gaat doen: een woordelijk of letterlijk verslag maken. 55 Bepaal, afhankelijk van het doel van je verslag of je een deel of het gehele verslag moet uitwerken. 55 Begin je verslag met de datum, het tijdstip, de locatie en de namen en functies of rollen van de betrokkenen. 55 Werk de tekst regel voor regel uit. 55 Schrijf een kladversie. 55 Herlees en herschrijf de kladversie zo vaak als nodig is en totdat je tevreden bent.
2.5 • Verbatim en transcript
55 Let bij een woordelijk verslag op gebruik van goed Nederlands, grammatica, interpunctie (waar staan de punten en de komma’s?) en bij een letterlijk verslag op tikfouten. zz Afronden
55 55 55 55
Vermeld de bronnen die je gebruikt hebt. Maak een titelpagina met je naam, de datum en je opleiding/klas. Nummer de bladzijden. Verspreid, presenteer of publiceer het verslag zoals je hebt afgesproken in de voorbereiding.
zz Tips
55 Vraag altijd van tevoren toestemming voor het gebruik van opnameapparatuur. 55 Check de opnameapparatuur en zorg voor reservebatterijen of een opgeladen telefoon. 55 Maak een verbatim van een gesprek in een begeleidingssituatie en analyseer dit. Kijk naar wat er op inhoudsniveau gezegd wordt en wat op betrekkingsniveau. Waar zitten de gesloten en de open vragen? Wordt er goed geluisterd? Waar blijkt dit uit? 55 Maak een verbatim of transcript in drie kolommen: kolom 1 voor de fase van het gesprek, kolom 2 voor de uitwerking van het gesprek, kolom 3 voor de analyse. 55 Gebruik software (zie Link Vertraagd afspelen op de website) of functies van de smartphone of laptop (VLC Media Player en Windows Media Player) om een opname vertraagd af te spelen, waardoor het gemakkelijker is met de tekst mee te typen bij het uitwerken. 55 Analyseer in tweetallen elkaars verbatim. 55 Maak een transcript van een film- of audiofragment. zz Voorwaarden kMaterialen k
Pen, papier, tekstverwerker, opnameapparatuur. kGroepsgrootte k
Individueel of in tweetallen. kVoorbereidingstijd k
Afhankelijk van de lengte en de moeilijkheidsgraad van de situatie waarvan je een verslag gaat maken: 10-60 minuten. Een interview voorbereiden vraagt meer tijd dan een telefonisch verkoopgesprek. kUitvoeringstijd k
Afhankelijk van de lengte van het gesprek of de gebeurtenis waarvan je een verslag maakt. Reken op 60 minuten uitwerken per tien minuten gesprek.
25
2
26
Hoofdstuk 2 • Informatie verwerken
2.6 Schrijven van een nieuwsbericht
2
Wat is het?
Door het schrijven van een nieuwsbericht reageer je op bijvoorbeeld een gebeurtenis, evenement, artikel, uitzending of uitvoering. Een nieuwsbericht kent vele vormen: een ingezonden brief, een nieuws- of persbericht over een activiteit, een goede doelen actie die je samen organiseert, een recensie van een voorstelling of film, of een column. Een column is een korte tekst met een uitdagende, originele mening. Behalve in kranten of tijdschriften kunnen berichten ook geplaatst worden in digitale nieuwsbrieven of op websites. zz Voorbereiden
Hoe doe ik het?
55 55 55 55 55
Denk na over je onderwerp en maak een keuze. Bepaal je doelen: wat wil je precies? Bepaal het medium: papier of digitaal (website). Verzamel de informatie die je nodig hebt voor het schrijven. Maak afspraken over het inleveren, publiceren of presenteren van je tekst.
kAandachtspunten k bij een column
55 Een column kan over alles gaan: een groot belangrijk onderwerp, maar ook een detail dat je door een column even in een spotlight zet. Eén thema per column is genoeg. 55 Wees actueel. 55 De toon van een column is luchtig en speels en nodigt uit tot doorlezen. 55 Kies voor een pakkende openingszin. 55 Schrijf korte zinnen. 55 Gebruik geen MSN-taal of spreektaal. 55 Geef je column een kop, romp en staart. Het venijn moet in de staart zitten. 55 De lengte van een column is meestal 500-600 woorden. 55 Vergeet niet om bepaalde zaken uit te leggen. Ook mensen die de gebeurtenis waarop je reageert niet kennen, moeten snappen waar het over gaat. 55 Overdrijf, dan zet je je mening scherper aan. In een column mag dat. 55 Blijf respectvol als het over mensen gaat, zo blijf je geloofwaardig. kAandachtspunten k bij een ingezonden brief of ingezonden stuk
55 De onderwerpen zijn breed, alles is mogelijk. 55 Geef aan waarop je commentaar geeft, waarom en waartoe (het doel) je dat doet. 55 Schrijf meteen. Als je wilt reageren, doe het dan snel. 55 Positieve suggesties werken beter dan negatieve. Herhaal de argumenten van je tegenstanders niet, maar schrijf positief over je zaak. 55 Houd het kort; maak een brief niet langer dan 200 woorden. 55 De redactie wil kunnen controleren of een tekst echt van jou afkomstig is. Voeg dus altijd naam, adres, postcode, woonplaats en telefoonnummer bij, ook al wil je dat het stuk/de brief anoniem wordt geplaatst. 55 Weet aan wie je adresseert. Het maakt verschil of de ontvanger het stuk/de brief voor kennisneming aanneemt of verplicht is het openbaar te behandelen.
http://www.springer.com/978-90-368-0367-0