Nummer 1320
N° 192 189
2 februari 2001
INFO
Politiehervorming
Nieuws
DE
GELDELIJKE ANCIËNNITEIT:
Een moeilijk begrip maar belangrijk ! In de Info-Nieuws Nr 184 van 15 januari 2001 en 190 van 29 januari 2001 hebben we reeds uitgelegd dat in het nieuwe statuut vijf soorten anciënniteiten bestaan : de dienst-, kader- (niveau-), graad- en loonschaalanciënniteit naast de geldelijke anciënniteit. In hetzelfde Info-Nieuws werd u duidelijk dat die geldelijke anciënniteit een grote rol speelt bij de inschalingsmechanismen. In dit Info-Nieuws gaan we wat dieper in op die geldelijke anciënniteit, zelfs tot in de kleinste details.
Federale Politie Directie interne relaties Verantwoordelijk uitgever: Eric Cobut Realisatie: Philippe Stratsaert Jocelyn Balcaen
Tot wat dient de geldelijke ancënniteit ? De geldelijke anciënniteit, ook wel eens “baremische aanwijzer” genoemd, maakt het mogelijk een personeelslid te situeren in een loonschaal en alzo zijn jaarlijkse bruto-bezoldiging te kunnen bepalen.
Drukkerij van de politie
Wettelijk depot N°/D/2001/6901/000
1
met een bruto-jaarwedde van 906 900 BEF bruto. Dit omdat de loonschaal in kwestie is opgebouwd in “annales”.
Loonschaal B3
Tussentijdse verhoging
B3 Min : 658 000 Max : 990 000 131 x 17 000 111 x 9 300 11 x 8 700
00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
658 675 692 709 726 743 760 777 794 811 828 845 862 879 888 897 906 916 925 934 944 953 962 972 981 990
000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 000 300 600 900 200 500 800 100 400 700 000 300 000
Voorbeeld : Iemand op wie de loonschaal B3 toepassing vindt en die een geldelijke anciënniteit van 15 jaar heeft, verdient aldus jaarlijks 897 600 BEF bruto. Een jaar later gaat hij dan over naar een geldelijke anciënniteit van 16 jaar, dus
2
“Annales” zijn jaarlijkse verhogingen op grond van de geldelijke anciënniteit : dus elk jaar komt er iets bij. “Biënales” zijn tweejaarlijkse verhogingen : dus pas om de twee jaren (2, 4, 6, 8, …) is er een weddeverhoging. “Annales en biënales” kunnen in één en dezelfde loonschaal samen en/of door elkaar worden gebruikt. De geldelijke anciënniteit, zoals het woord het eigenlijk zelf zegt, wordt dus opgebouwd doorheen de jaren die men werkt. Men moet daarbij weten dat, naar gelang van het statuut, die geldelijke anciënniteit slechts kan worden opgebouwd vanaf een bepaalde leeftijd (bv. 20, 21, 24, 25 jaar … enz). Dit is wat men de “leeftijdsklassen” noemt. Voorbeeld : Als dus in een bepaald statuut de geldelijke anciënniteit slechts begint te lopen vanaf de leeftijd van 20 jaar, dan is de geldelijke anciënniteit van een werknemer die bv. reeds vanaf zijn achttiende onder dat statuut werkt en 25 jaar zou zijn, gelijk aan 5 (25 - 20 = 5) en niet 7. Ook is het zo dat in bepaalde statuten de geldelijke anciënniteit kan verminderd worden indien men via de “sociale promotie” naar een hoger niveau/kader (niveau 1) kan opklimmen. De in het lager niveau doorgebrachte jaren en dus opgebouwde geldelijke anciënniteit wordt dan herleid tot 2/3, vandaar de “2/3de regel”. Voorbeeld : Stel dat onze voormelde werknemer op zijn dertigste van het niveau 2 naar het niveau 1 overgaat, dan begint hij in dat niveau 1 met een geldelijke anciënniteit van (30 - 20) x 2/3 = 6 jaar en 8 maanden (en niet 10 jaren). Na vier maanden in het niveau 1 klimt hij op naar een geldelijke anciënniteit van 7 en zal hij, wanneer de loonschaal die hij geniet opgebouwd is via “annales”, een weddeverhoging krijgen.
▼ Op het vlak
Foto: J. Balcaen
van de geldelijke anciënniteit voorziet het nieuwe statuut geen leeftijdscategor ieën. Dit betekent dat de diensten die effectief werden gepresteerd vanaf 18 jaar in aanmerking worden genomen.
Ten slotte weze nog aangestipt dat bepaalde periodes met effectieve diensten worden gelijkgesteld en dus ook meetellen voor de geldelijke anciënniteit. Wie bijvoorbeeld 4/5de werkt, verliest geen 1/5de aan geldelijke anciënniteit.
Het nieuwe statuut De twee basisregels uit het nieuwe statuut zijn de volgende : “Enkel de werkelijke diensten die het personeelslid, als titularis van een een ambt met volledige prestaties, vanaf de leeftijd van 18 jaar heeft vervuld bij de politiediensten, komen, behoudens andersluidende bepaling in dit besluit, in aanmerking voor de toekenning van tussentijdse verhogingen. Het personeelslid wordt geacht werkelijke diensten te presteren zolang het zich in een administratieve stand bevindt die recht geeft op zijn activiteitswedde of, bij gebreke daarvan, het behoud van zijn recht op tussentijdse verhogingen. Zijn volledig, de prestaties waarvan het volume een normale beroepsactiviteit volledig omvat of die hiermee zijn gelijkgesteld (Art. XI.II.4 : “§ 1).
Info Nieuws - N° 1320 - 2 februari 2001
“De werkelijke diensten die volledige prestaties omvatten, in de zin van en onder de voorwaarden van de artikelen 14, § 2, en 15, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende de bezoldigingsregeling van het personeel van de ministeries, die het personeelslid vanaf de leeftijd van 18 jaar heeft vervuld in de diensten, inrichtingen en instellingen bedoeld in de artikelen 14 en 15bis van hetzelfde besluit, hetzij als beroepsmilitair, hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt, komen eveneens in aanmerking voor de tussentijdse verhogingen. De diensten, inrichtingen en instellingen, bedoeld in artikel 15bis, van hetzelfde besluit, worden evenwel slechts in aanmerking genomen na goedkeuring van hun toelaatbaarheid door de minister van Ambtenarenzaken.” (Art. XI.II.6, §1).
Wat de diensten die verricht werden/worden bij de politiediensten, kent het nieuwe statuut dus voor de personeelsleden van de politiediensten, inzake geldelijke anciënniteit, geen leeftijdsklassen meer, noch de 2/3de-regel! Concreet betekent dit dat voor de geldelijke anciënniteit voor 100% in aanmerking komen, de effectieve diensten gepresteerd bij de politiediensten vanaf de leeftijd van 18 jaar. Ook de diensten gepresteerd in de openbare sector vóór men tot de politie toetreedt, worden in
3
aanmerking genomen : het betreft de zogenaamde “voorafgaande diensten”. Ook zij kunnen worden aangerekend vanaf de leeftijd van 18 jaar. Voor die diensten geldt evenwel de 2/3deregel nog wel. De aandacht moet echter worden gevestigd op het feit dat de omvang van de in aanmerking komende diensten maand per maand wordt vastgesteld; deze welke geen volledige kalendermaand omvatten, komen niet in aanmerking. Voorbeeld : X is geboren in 1970, van 01-01-1989 tot 31-12-1994 werkte hij als niveau 2 op een ministerie, van 01-01-1995 tot 31-12-1998 was hij politieagent, van 01-01-1999 tot 31-12-2003 werkt hij in de privé-sector, en in 2004 treedt hij toe tot de federale politie als kandidaat-officier. Zijn geldelijke anciënniteit bij het begin van zijn basisopleiding als officier is dus, conform het nieuwe statuut : (1989 - 1995) = 6 jr x 2/3 = 4 jr (want voorafgaande diensten in een lager niveau) + (1995 - 1999) = 4 jr (want vroegere politiejaren tellen aan 100%) + (1999 - 2003) = 0 jr (want privéjaren komen niet in aanmerking). Totaal = 8 jr
En valt de “legerdienst” ook onder de notie van “voorafgaande diensten” en komt die dan ook in aanmerking voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit? Het antwoord op die vraag is genuanceerd : een legerdienst uitgevoerd vóór andere voorafgaande diensten komt NIET in aanmerking. Werd een voorafgaande dienst in de openbare sector onderbroken om de militieverplichtingen na te komen, dan telt die legerdienst wel mee voor de berekening van de geldelijke anciënniteit voor zover men tijdens die legerdienst zijn recht op de tussentijdse verhogingen heeft behouden. Vermelden we ten slotte dat het nieuwe statuut niet voorziet in de mogelijkheid van “economische bonificaties”. Dit bestond eruit aan werknemers bij het begin van hun loopbaan onmiddellijk een aantal jaren geldelijke anciënniteit bij te geven.
4
Oud statuut Wie opteert voor het behoud van zijn oud statuut behoudt zijn geldelijke anciënniteit en bouwt die verder op overeenkomstig de regels vervat in zijn oud geldelijk statuut. Voorziet dat statuut in “leeftijdsklassen”, de “2/3de-regel” of “economische bonificaties” dan blijven die van toepassing voor dat personeelslid.
De inschaling De inschalingsmechanismen werden uitvoerig uit de doeken gedaan in de Info-Nieuws nr.184 van 15 januari 2001 en 190 van 29 januari 2001. Laten we bijkomend eens onderzoeken wat er gebeurt met de geldelijk anciënniteit van de personeelsleden die in het nieuwe statuut worden ingeschaald.
Hulp- en basiskader Om de nieuwe loonschaal en de loonschaalanciënniteit te bepalen van die personeelsleden, baseert men zich op de geldelijke anciënniteit, of nog beter, de “gecorrigeerde geldelijke anciënniteit”. Inderdaad, voor al die personeelsleden gaat men hun geldelijke anciënniteit herberekenen aan de hand van de regels van het nieuwe statuut, dus de regels die hierboven worden toegelicht. Die bewerking kan dus mogelijks leiden tot een verhoging van de geldelijke anciënniteit ingevolge het wegvallen van, enerzijds, de leeftijdsklassen en, anderzijds, van de 2/3de regel voor de politiejaren doorgebracht in een lager niveau dan tot op het ogenblik van de inschaling. Die bewerking kan evenwel mogelijks ook leiden tot een vermindering van de geldelijke anciënniteit, nu volgens het nieuwe statuut de aanrekening van privé-jaren en het toekennen van bonificaties uitgesloten zijn. Op grond van de aldus (in plus of min) gecorrigeerde geldelijke anciënniteit zal men dus de lonschaal en de loonschaalanciënniteit bepalen voor de personeelsleden die in het hulp- en basiskader worden ondergebracht. Maar, in de alzo vastgelegde loonschaal zal men dan voor die personeelsleden de meest gunstige geldelijke anciënniteit toepassen, het weze die berekend volgens het nieuwe statuut, het weze die die het genoot in zijn vroeger statuut.
Een voorbeeld: X is geboren in 1975, hij is bij een politiedienst sedert 1994 dus (vanaf zijn 19 jaar), en kreeg er een geldelijke anciënniteitsbonificatie van 2 jaar vanaf de leeftijd waarop de geldelijke anciënniteit kon worden opgebouwd, zeg 20 jaar. Hij gaat over naar het basiskader in 2001. Volgens zijn oud statuut is zijn geldelijke anciënniteit = 6 + 2 = 8, zijnde zes jaren vanaf zijn twintigste plus de bonificatie van twee jaren. Zijn gecorrigeerde geldelijke anciënniteit = 7, zijnde zeven jaren vanaf zijn negentiende. De bonificatie valt volgens het nieuwe statuut buiten de optelsom (net zoals, we herhalen het, eventuele in het oud statuut aangerekende dienstjaren in de privé-sector). Betrokkene verkrijgt dus de loonschaal B2, met een loonschaalanciënniteit van 1. In die loonschaal B2 gaat evenwel zijn vroeger geldelijke anciënniteit (= 8) worden gehanteerd, nu die gunstiger is dan de gecorrigeerde (= 7).
Middenkader Voor het bepalen van de loonschaal en de loonschaalanciënniteit voor de personeelsleden die in het middenkader worden ingeschaald gaat men meestal uit van de kaderanciënniteit en niet van de geldelijke anciënniteit. Eénmaal de loonschaal gekend, geldt dezelfde vrijwaring : de meest gunstige geldelijke anciënniteit zal hen worden toegekend, het weze die berekend volgens het nieuwe statuut, het weze die van het oud statuut (zie hierboven).
Officierskader -
Voor de hogere officieren is de redenering identiek aan die van het middenkader : de geldelijke anciënniteit is niet dienstig voor hun inschaling in O5 en volgende. Eénmaal hun loonschaal gekend, genieten zij dezelfde vrijwaring : de beste van de twee geldelijke anciënniteiten zal worden toegepast.
-
Voor de niet-hogere officieren is het verhaal ietwat ingewikkelder. Zij worden, zoals uitvoerig toegelicht in het Info-Nieuws nr. 190 van 29 januari 2001, ingeschaald volgens de 3-stappenmethode :
▼ Als een
Foto: J. Balcaen
voorafgaande dienst in de openbare sector werd onderbroken om de militaire dienstplicht te vervullen, zal deze militaire dienst worden verrekend in de geldelijke anciënniteit, voor zoverre de persoon in kwestie tijdens zijn dienst zijn recht op tussentijdse verhogingen heeft behouden.
Info Nieuws - N° 1320 - 2 februari 2001
5
1. in de eerste stap wordt via de “Max-Max” methode (dit is de vergelijking van de huidige maximumwedde met de nieuwe maximumwedde) de loonschaal bepaalt;
ze te berekenen zoals de gecorrigeerde geldelijke anciënniteit waarvan meermaals sprake in dit artikel.
2. in stap 2 wordt hun huidige wedde herberekend op grond van de oude of de gecorrigeerde geldelijke anciënniteit (de meest gunstige van de twee);
CALOG
3. in stap 3 wordt het bedrag van de herberekening van stap 2 dan ingepast in de loonschaal bekomen op grond van stap 1, waardoor de betrokkene een nieuwe geldelijke anciënniteit bekomt, die verschillend kan zijn van én zijn vroegere geldelijke anciënniteit én de gecorrigeerde geldelijke anciënniteit die dienstig was voor stap 2. Zo vallen een aantal personeelsleden zelfs uiteindelijk terug op een nieuwe geldelijke anciënniteit die nul bedraagt. Toch zullen zij minstens evenveel verdienen als voorheen. De alsdusdanig ingeschaalde officieren die later hoofdcommissaris zouden worden, verkrijgen op het ogenblik van die bevordering een nieuwe geldelijke anciënniteit : dit is absoluut nodig, nu de inschalingsconcepten van de hogere en overige officieren grondig verschillen. Die nieuwe geldelijke anciënniteit wordt dan bekomen door
Voor de statutaire CALOG-ers of zij die worden gestatutariseerd gelden dezelfde beginselen : wanneer de inschaling, die uitvoerig werd toegelicht in het Info-Nieuws nr. 184, berust op de gecorrigeerde geldelijke anciënniteit, dan wordt die gecorrigeerde geldelijke anciënniteit berekend volgens de regels die gelden voor de leden van het operationeel kader. Eénmaal de loonschaal gekend waarin een personeelslid van het CALOG terecht komt, geniet dat personeelslid in die loonschaal dezelfde vrijwaring als de leden van het operationeel kader : is zijn oude geldelijke anciënniteit gunstiger dan zijn gecorrigeerde geldelijke anciënniteit, dan zal die eerste worden toegepast. Deeltijds contractueel personeel: Hun geldelijke anciënniteiten worden pro rata de effectieve prestaties getotaliseerd voor de diensten gepresteerd vanaf : - 01-05-1999 voor personeel belast met schoon-
toekomst naar een hoger kader willen overgaan heeft het nieuwe statuut de 2/3 regel afgeschaft. De geldelijke anciënniteit van een lager kader zal volledig meetellen in het hoger kader.
6
Foto: J. Balcaen
▼ Voor zij die in de
▼ Voor de
Photo: J. Balcaen
berekening van de geldelijke anciënniteit worden de diensten waarmee rekening wordt gehouden maand per maand gerekend. De diensten die geen volledige kalendermaand beslaan, worden niet meegerekend
maak of bediening in restaurants; - 01-01-2000 voor de andere personeelsleden.
VARIA Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit gaat men steeds uit van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin men tot de politiedienst toetrad of waarin men 18 jaar werd of de eerste dag van de maand als die overeenstemt met de dag van toetreding of verjaardag. -
Herhaling: onvolledige maanden tellen niet mee voor de berekening.
Enkele specifieke geldelijke anciënniteitsbonificaties: Het actueel personeelslid van het operationeel kader dat lid was van het operationeel korps van de rijkswacht, bekleed met de graad van hoger officier en dat houder is van : 1° ofwel een stafbrevet; 2° ofwel van de titel van hogere stafbrevethouder; 3° ofwel een brevet dat als gelijkwaardig aan 1° en 2° wordt erkend; 4° ofwel een brevet van militair administrateur, verkrijgt bovendien een geldelijke anciënniteitsbonificatie gelijk aan twee jaar (Art. XII.XI.17. §3.).
De vergelijkende weddefiche die menig één reeds ontving, gaat uit van de gecorrigeerde geldelijke anciënniteit berekend op grond van de gegevens vervat in het persoonlijk dossier. Ontbreken er eventueel desbetreffend bepaalde documenten in uw persoonlijk dossier dan kunnen die uiteraard worden aangereikt. Belangrijk is dat die attesten nauwkeurig het volgende vermelden :
Het actueel personeelslid van het operationeel kader voor wie het bezit van een diploma of studiegetuigschrift dat in aanmerking werd genomen voor de aanwerving in de betrekkingen van niveau 1 bij de Rijksbesturen, één van de voorwaarden vormde voor de toelating, verkrijgt een geldelijke anciënniteitsbonificatie gelijk aan (Art. XII.XI.17. § 4.) :
-
1° 27 maanden, indien de normale duur van de licenties twee jaar bedroeg; 2° 39 maanden indien de normale duur van de licenties minstens drie jaar bedroeg.” ■
datum begin en datum einde van de betrekking voltijdse, dan wel deeltijdse prestaties benoemd, stagiair, tewerkgestelde werkloze, … eventuele onderbrekingen
Info Nieuws - N° 1320 - 2 februari 2001
7
Met vragen i.v.m.dit alles kan men steeds terecht bij : CALL CENTER - DPI Fritz Toussaintstraat 47 1050 BRUSSEL (0800)99 271
[email protected]
8