Ine Andreoli
Konjo nö! ETHIOPIË, EEN BELEVENIS
Boekenplan
Dit boek is zorgvuldig samengesteld. Lezers kunnen echter op generlei wijze rechten ontlenen aan toeristische en/of andersoortige informatie in dit boek
Konjo nö! (Het is mooi!)
ISBN: 978 90 8666 105 3 NUR 508 Derde druk © 2009, Ine Andreoli © 2009, Uitgeverij Boekenplan, Maastricht http://www.boekenplan.nl Ontwerp omslag en eindredactie: Boekenplan Boekverzorging: Studio LilyArt – Maastricht Foto’s: Lou Andreoli http://ethiopieweblog.web-log.nl http://auteurineandreoli.web-log.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (Artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.
INHOUD
Voorwoord 11 Inleiding 13 Aankomst Addis Ababa 17 Bahir Dar 21 - Het Tanameer 23 - Het schiereiland Zeghe en de Ura Kidane Mehret kerk 26 - De waterval van de Blauwe Nijl 29 Van Bahir Dar naar Gondar 31 Gondar 37 - De Koningsstad 37 - Debre Birhan Selassie kerk 41 Op weg naar het Simiengebergte 45 - De Falasha’s 45 - Gelada-bavianen 50 Simien National Park 53 Debark 58 Van Debark naar Aksum 59 - Colobus-apen 59 - Velvet-apen 61
Aksum 63 - De legende van de koningin van Sheba 64 - Het archeologisch museum 68 - Steen van Ezana 68 - Graftombe van koning Bazen 69 - Het paleis van Makeda 69 - Het waterbekken van Mayshum 70 - Het stèleveld 70 Van Aksum naar Adrigat 75 - De tempel van Yeha 75 - Debre Damo 77 Adrigat 79 Van Adrigat naar Maychew 81 - De rotskerken van Tigré 81 - Abreha Atsbeha kerk 82 Maychew 85 Van Maychew naar Lalibela 87 Lalibela 91 - Het achtste wereldwonder: de rotskerken van Lalibela 91 De hoofdstad Addis Ababa 99 - De Churchill Avenue met zijn gebouwen 101 - Africa Hall 102 - De Mercato 103 - De musea van Addis Ababa 104
Naar het zuiden 107 - Het Langanomeer 110 - De Oromo sprekende bevolking 112 - De Rastafari’s in Shashamene 113 - Op bezoek bij de rasta’s 114 - Overnachten in Shashamene 117 Van Shashamene naar Yabelo 125 - De Sidama 125 Yabelo 127 - De Borana 128 - El Sod 129 Konso 131 - Een bezoek aan een Konso-dorp 131 - De koning van de Konso 134 Van Konso naar Turmi 137 - Wierook 137 Turmi 141 - De markt in Turmi 142 - De Hamar 143 - De Bashada 144 - De Banna 144 - Bull Jumping 145 Vertrek richting Jinka 147 - De Karo, Surma en de Bumi 147 Bezoek aan de Mursi; Mago National Park 151 - Mago National Park 152 - De Mursi 154 - Jinka resort 157
Van Jinka naar Arba Minch 161 - bezoek schooltje in Key Afar 161 - De markt van Key Afar 162 - De Ari 163 Arba Minch 165 - Het Dorze-dorp bij Chencha 166 - Ensete vetricosa 167 - Een tochtje over het Chamomeer 169 Met zijn vieren naar Awash 171 - Nazareth 172 - Awash 173 Bezoek aan het Awash National Park 177 - Awash National park 177 - De Afar 181 Geschiedenis Metahara Sugar Estate 185 Bezoek Metahara Sugar Factory 189 Weer terug naar Addis Ababa 199 Kennismaken met Amelework, ons Plan-kind 201 - Onderwijs in Ethiopië 205 - Gezondheidszorg in Ethiopië 207 Afscheid van Ethiopië 209 Thema’s 211 Koffie 211 - Het ontstaan 211 - De naam 213 - De koffieceremonie 213
Teff, injerra en wot 215 - Injerra 215 - Wot 216 - Het eten van injerra en wot 218 - Teff, toekomst in Nederland? 218 Qat 219 - Gebruik 219 - Handel 219 Kerkelijke gebruiksvoorwerpen 220 - Kerktrommels 220 - Sistra 220 - Priesterstaven 220 - Klokken 221 - Priesterkronen 221 - Ethiopische kruisen 221 - Processiekruisen 221 - Wierookvaten en kelken 222 - Manuscripten 222 - Iconen 222 - Tabot 222 Wetenswaardigheden over Ethiopië 223 - Geschiedenis in het kort 223 - Staatsinrichting 225 - Economie 226 - Toerisme 227 - Klimaat 228 - Taal 228 Kalender en Tijdsaanduiding 230 - Maandnamen 230 - Dagen van de week 231
Nationale en Religieuze feestdagen 232 - Christelijke feestdagen 232 - Nationale feestdagen 233 - Islamitische feestdagen 234 Praktische informatie en tips 235 Reisschema, hotels en activiteiten 243 Woordenlijst 245 Literatuurlijst 248 Eerder verschenen 251
VOORWOORD
Om precies te zijn van november 1967 tot december 1970 hebben mijn man Lou en ik in Ethiopië gewoond en gewerkt. Lou werkte als werktuigkundige voor de Handels Vereniging Amsterdam (HVA). De HVA was in die tijd de grootste en meest gerespecteerde cultuurmaatschappij. Vanaf 1950 tot 1978 is de HVA actief geweest in Ethiopië. Toen wij in Ethiopië aankwamen bezat de HVA twee suikerondernemingen, te weten: Wonji en Shoa. Metahara, de derde, was in ontwikkeling en op deze onderneming hebben wij, Lou daadwerkelijk, meegeholpen aan de opbouw. Onze belevenissen van toen zijn opgetekend in het eerder verschenen boek ‘Het land van de verbrande gezichten.’ Eenmaal terug in Nederland waren we al gauw weer ingeburgerd maar Ethiopië had een onuitwisbare indruk op ons gemaakt en bleef voortdurend op de achtergrond aanwezig. We maakten reizen over de wereld maar in ons achterhoofd bleef een verlangen naar Ethiopië. Ik wilde al eerder terug maar Lou had zo zijn twijfels in de aard van: we vinden nooit meer terug wat is geweest. Daarbij kwam dat door hongersnood en oorlogen het land moeilijk te bereizen was. Uiteindelijk waren we beiden zover en zijn we plannen gaan maken. Omdat het land en zeker het zuiden, nog niet eenvoudig individueel was te bereizen, zochten we voor het eerst (we reizen altijd op eigen gelegenheid) een reisorganisatie die reizen naar Ethiopië aanbood. Ons plan was om zowel het noorden als het zuiden te verkennen en natuurlijk terug te gaan naar de plek waar we hebben gewoond. We zochten een reisorganisatie uit die met kleine groepen reist en zowel het noorden als het zuiden aandoet. De laatste dagen van de reis willen we ons afzonderen van de groep om samen met Ben en Kitty, een oud-collega en zijn vrouw, de suikeronderneming Metahara en zijn omgeving te bezoeken.
11
Op de dag van vertrek gaan we naar Addis Ababa waar Lou en ik een bezoek hebben gepland aan Amelework, ons PlanEthiopië kind en haar familie. In de namiddag voegen we ons weer bij de groep om de laatste avond en de vliegreis met hen door te brengen. Dit boek bevat ons reisverhaal met daarnaast veel informatie over de verschillende facetten van Ethiopië zoals beschrijvingen van dorpjes, streken, kerken en volkeren, legenden, geschiedenis, Ethiopische gebruiken en gewoonten. Ook ontbreken een woordenlijst, literatuurlijst en tips niet. Ik beschrijf enkele thema’s waaronder de ontdekking van koffie en de Ethiopische ceremonie daaromheen. Het genotmiddel Qat en het inheemse eten Injerra en Wot. Ethiopische kruisen, kalender en tijd en nog veel meer. Af en toe gebruik ik het woord toen wat verwijst naar ons eerste verblijf in Ethiopië. De groep waarmee we reizen bestaat, met ons erbij, uit elf mensen (vier vrouwen en zeven mannen). We vormen een elftal met begeleiding door DD, onze reisleider. Het zijn allemaal mensen die meer van de wereld hebben gezien dan hun achtertuin. Ik heb dit boek geschreven met dezelfde intentie als mijn eerder verschenen boeken, enerzijds voor mensen die thuis op de bank de sfeer van Ethiopië en onze belevenissen mee willen beleven en anderzijds voor mensen die het land zelf gaan bezoeken en alvast een stukje ‘bagage’ wensen over dit eeuwenoude land.
12
INLEIDING
Ethiopië heeft een oppervlakte van 1.127.127 vierkante kilometer (27 keer zo groot als Nederland). Het land ligt precies tussen de evenaar en de Steenbokskeerkring. Buurlanden zijn: Eritrea, Sudan, Djibouti, Somalië en Kenia. Ethiopië is in vier zones te verdelen: het noordelijke centraal massief (Abessinië), de hoogvlakte van Choa, het zuidwesten en de laaglanden in het westen en noordwesten. Ethiopië vertoont een afwisselend reliëf. Het land kent vruchtbare hoogvlakten, diepe canyons, tropisch regenwoud, savannen, woestijnen en moeilijk toegankelijke bergketens. Door Ethiopië stromen grote rivieren zoals de Blauwe Nijl, Awash, Baro, Omo, Tekeze en Wabi Shebelli. De bevolking van Ethiopië wordt geschat op 83 miljoen inwoners bestaande uit een bonte mengeling aan volkeren, ieder met zijn eigen cultuur, taal en religie. De Ethiopische overheid heeft 64 bevolkingsgroepen erkend. De bevolkingsgroep Oromo heeft de meerderheid direct gevolgd door Amharen. Voor de periode 2004-2020 schat de Wereldbank de jaarlijkse natuurlijke bevolkingsgroei op 2,9 procent. Slechts 15 procent van de bevolking leeft in de steden. De gemiddelde levensverwachting is 51 jaar voor vrouwen en 49 jaar voor mannen. De bevolkingsopbouw: 43,1 procent is jonger dan 15 jaar, 54,1 procent is tussen de 15 en 64 jaar, en 2,8 procent is ouder dan 65 jaar. 40 tot 50 procent van de bevolking is islamitisch, 35 tot 40 procent is Ethiopisch orthodox, 12 procent is animist en 3 tot 8 procent belijdt een andere godsdienst.
13
In Ethiopië wordt ongeveer tachtig talen en dialecten gesproken, waarvan er 64 officieel door de overheid zijn erkend. De officiële taal is Amharic. Engels is de handelstaal. Addis Ababa is de hoofdstad van het land en tevens zetel van de federale regering. Ook is het landelijke centrum voor handel en industrie er gevestigd. Andere belangrijke steden zijn: Awassa, Dire Dawa, Gondar, Dessie, Nazareth, Jimma, Harrar, Bahar Dar, Makalle, Debre Markos en Nekemte. Ethiopië heeft een gevarieerde natuur en een rijk dierenleven. Het heeft een rijk vogelleven –achthonderd soorten– en er leven in de nationale parken verschillende soorten zoogdieren. Het land is een van de oudste cultuurlanden ter wereld. Getuigen zijn de eeuwenoude rotskerken in en rond Lalibela, de Stèles (zuilen) van Aksum, de Royal Enclosure met zijn imposante kastelen in Gondar, de kloosters rond en op het Tanameer, de oude islamitische stad Harar enzovoort. Het land is wat toerisme betreft nog in een ontwikkelingsfase, wat inhoudt dat het land niet altijd eenvoudig is te bereizen, ‘aanpassen’ is vaak noodzakelijk. Het is ook een kennismaking met een van de armste landen ter wereld. Je treft naast indrukwekkende, interessante en mooie dingen ook schrijnende situaties aan. Ethiopië is ook het land dat je, als je het eenmaal hebt bezocht en dus geroken, geproefd en gevoeld hebt, nooit meer vergeet. Er blijft altijd een vaag verlangen.
14
AANKOMST ADDIS ABABA
Het vliegtuig heeft de daling ingezet en onder ons fonkelen de duizenden lichtjes van Addis Ababa. We zitten met onze neuzen tegen het raampje aangeplakt om vooral niets te missen. Om de juiste aanvliegroute te krijgen vliegt het toestel met een wijde boog om Addis heen. Deze beweging zorgt ervoor dat we alles rustig kunnen bekijken. We kunnen de nieuwe rondweg die in de tijd van Mengistu Haile Mariam is aangelegd duidelijk onderscheiden. Wat is de stad groot! We vragen ons af of de stad toen ook al zo imposant was. De daling gaat heel geleidelijk en de piloot zet het toestel precies op tijd, halfelf ’s avonds, rustig aan de grond. Wel even anders dan in Frankfurt waar we een tussenlanding maakten en met een flinke klap op de landingsbaan terechtkwamen. Vol verwachting zetten we na 33 jaar weer voet op Ethiopische bodem. Hoe dat voelt? In eerste instantie vreemd, de luchthaven is nieuw, modern en groots opgezet en er is totaal geen herkenning. Het zou voor ons een willekeurig vliegveld kunnen zijn. Maar eenmaal buiten het gebouw overspoelt ons het vertrouwde gevoel van weleer. Als we door een Ethiopiër worden aangesproken in de voor ons bekende taal, komen Amhaarse woorden die diep verborgen waren, spontaan weer boven borrelen. We lopen in de aankomsthal als er ineens een typische Ethiopische geur op mij af komt; de geur van Ethiopische buna (koffie). Deze is zo specifiek dat ik, denk ik, onder alle omstandigheden deze zal kunnen herkennen. Zo woonden we al weer enkele jaren in Nederland toen we in Deventer een reünie van de HVA bezochten. Op de parkeerplaats van het hotel stapte ik uit de auto en zei tegen Lou: “Ik ruik Ethiopische koffie”. “Hoe kom je daar bij?” was zijn reactie. Later in het hotel werd het bevestigd; we kregen bij binnenkomst een kopje Ethiopische koffie aangeboden.
17
In de enigszins frisse avondlucht komen nog meer Ethiopische geuren op ons af. Ze roepen vage herinneringen op. Een geur staat meer in het teken van de emotie dan het denken; het uitdrukken in woorden. We weten meestal wel waar we het moeten plaatsen, maar precies benoemen is soms moeilijk. Er staat een busje klaar om ons naar het hotel te brengen. Ook nu zitten we met onze neuzen tegen de ramen gedrukt om iets bekends op te merken. We rijden richting stad over een brede weg die aan weerszijden is volgebouwd met winkels, appartementen en kantoorgebouwen waarvan sommige nog in de steigers staan. De chauffeur verlaat de grote weg en we belanden in de kleine binnenstraatjes met lemen en golfplaten hutjes. De smalle wegen zonder trottoirs zijn nauwelijks verlicht. Mensen diep weggedoken onder hun sjamma (omslagdoek) bewegen zich langs de huisjes. Slapende mensen, in lompen gehuld, liggen aan de kant van de weg. Af en toe zien we een flakkerend vuurtje met schimmige figuren er omheen. Dit is Ethiopië! Op de drukkere wegen, zelfs nog op dit late uur, bepalen toeterende taxi’s het straatbeeld. Aan een van deze straten ligt het Holiday hotel. Op het eerste gezicht straalt het gebouw totaal niets uit. Eenmaal binnen wordt het beter. In de lobby van het hotel waar zich de receptie en de bar bevindt staan zware logge houten stoelen met dikke kussens. Zij nodigen uit tot zitten en het nuttigen van een drankje. Als wij eenmaal zitten maakt DD van de gelegenheid gebruik om zijn welkomstpraatje te houden. Later zou blijken dat hij iedere avond een kort praatje houdt, dit om de afgelopen dag nog eens met ons door te nemen en afspraken voor de volgende dag te maken. Het wordt morgen vroeg opstaan en heel even speelt de gedachte door mijn hoofd of slapen nog wel zin heeft. Maar we sjouwen moeizaam de acht trappen op en komen doodmoe op de vierde verdieping aan. Gelukkig is de bagage al door de bedienden naar boven gebracht. Ondanks het late uur gaan we toch nog even het balkon op. We kijken neer op een grotendeels slapende stad. Eindelijk zijn we dan weer in Ethiopië. Het voelt goed om terug te zijn.
18
Als ik denk aan de komende weken en de kans om het land nog beter te leren kennen word ik blij en is mijn vermoeidheid spontaan verdwenen. Het land heeft al een speciaal plekje in ons hart en dat kan alleen maar groter worden. Ik probeer alle gevoelens die zijn losgekomen een plaatsje te geven want er zal nog heel veel op ons af komen. Een aspect van Ethiopië leren we al snel kennen. Ik wil de gordijnen sluiten en ik trek en trek nog eens maar dit helpt niet; de gordijnen hebben niet de breedte van het raam. Het zijn maar enkele lappen die hier en daar op willekeurige plaatsen vastzitten. Als ik het toilet wil doorspoelen blijkt dit met een ijzerdraadje te moeten, het hangt in het open waterreservoir. Nadat ik het draadje uit het water heb gevist en het doorspoelen is gelukt, blijft het water doorlopen. Na even zoeken vinden we het waterkraantje en draaien het dicht. Nu vlug slapen. Gelukkig zijn de bedden, vooral de matrassen, bijzonder goed. ’s Morgens staan we, nadat we ons aangekleed hebben, weer op het balkon en nu zien we een drukker en indringender stadsbeeld. Er komt een stortvloed van geuren, kleuren en geluiden op ons af. Het straatbeeld wordt beheerst door blauwe taxi’s en blauwwitte busjes die luid toeterend rondrijden. Mensen verplaatsen zich; de een is in lompen gehuld, de ander, voor Ethiopische begrippen, stijlvol en een enkeling is zelfs modern gekleed. Vrouwen met grote bossen hout op hun rug, de ogen strak op de grond gericht en hun lijven gespannen om hun evenwicht te bewaren, zwoegen voort. Blaffende honden lijken een wedstrijd te houden wie het meeste lawaai kan maken. Tussen de gebouwtjes van golfplaat stijgen kringelend rookpluimen omhoog. We ruiken de houtskoolvuurtjes. Terwijl we de beelden in ons opnemen, loopt er plotsklaps een kudde geiten de straat op, dwars tussen alle rijdende auto’s door om onder begeleiding van een klein jongetje van een jaar of zes, naar de overkant te gaan. Hij drijft ze met zijn zweepje keurig overal tussendoor. Onvoorstelbaar, maar prachtig om te zien.
19
We dalen de acht trappen af om te ontbijten. Er is voor onze groep een grote tafel gedekt en we worden door vriendelijke bedienden voorzien van toast, jam, roerei en thee. Aangezien we nog geen birr’s (Ethiopische munteenheid) hebben, zullen we een bank moeten opzoeken. DD maakt ons wegwijs en vertelt dat aan de overkant van de straat twee banken zijn. Wij kiezen de verkeerde want eenmaal binnen wordt ons verteld dat er vandaag geen geld wordt gewisseld. Een duidelijke reden wordt er niet gegeven. Bank nummer twee doet een enorm beroep op ons geduld want alle eurobiljetten moeten één voor één door één machine. Deze weigert bijna alle biljetten maar de goede man die de machine bedient stopt onverstoorbaar hetzelfde biljet er iedere keer opnieuw in, soms wel drie keer voordat het er op de goede manier doorgaat. Enkele van ons willen dollars wisselen maar die worden door de machine helemaal niet geaccepteerd. We staan hier met de volledige groep geld te wisselen. De klok tikt gestaag door en voordat we allemaal onze portemonnee met birr’s gevuld hebben, is een groot deel van de ochtend voorbij. Weer terug in het hotel, geven we DD een bepaald bedrag. We hebben afgesproken dat hij tijdens het eerste deel van de reis hiervan de fooien, gidsen, voedsel en water zal betalen. De uitgaven worden genoteerd in een soort elektronisch kasboek. Onze bagage is ondertussen al op de begane grond gebracht en wordt in de bus geladen. Het is tijd om te vertrekken en we laten Addis Ababa (Nieuwe Bloem) voorlopig achter ons.
20
BAHIR DAR
De plaats Bahir Dar kan vanuit Addis Ababa op twee manieren bereikt worden: per auto, twee dagen reizen over een moeilijk begaanbare weg, of per vliegtuig met de tijdsduur van één uur. Wij nemen de nationale vlucht, vertrektijd: elf uur in de ochtend. Als wij op de luchthaven arriveren, blijkt dat het vliegtuig een flinke vertraging heeft. Na ruim één uur wachten biedt Ethiopian Airlines ons ter compensatie een lunch aan. Een medewerker loodst ons door de hal naar buiten waar een luchthavenbus klaarstaat die ons naar het restaurant zal brengen. Na een paar minuten stopt de bus voor een complex oude gebouwen. We lopen een stukje en gaan op aanwijzing van de medewerker bij een van de gebouwen door een achterdeurtje naarbinnen. We vervolgen onze weg door een wirwar van oude, hoge gangen. De meeste ruimten die wij voorbijgaan liggen er verlaten en verwaarloosd bij. Als we een trap opgaan zie ik bij toeval door een raam een bekende ruimte. Het is de oude incheckhal van toen. Ook deze ziet er verwaarloosd en vervallen uit. Toch doet het goed om iets bekends te zien. Het restaurant ziet er, ondanks de verkleurde muren en gescheurde, scheef hangende gordijnen, redelijk uit. Zodra we zitten wordt er een heerlijke linzensoep opgediend, gevolgd door koeientong, boontjes en couscous. De koeientong blijft op de meeste borden liggen. Als het vliegtuig is gearriveerd gaat alles vlot in zijn werk en al gauw vliegen we boven een lappendeken van geploegde en bebouwde velden met hier en daar hutten waarvan sommige glinsteren in de zon. De golfplaten die soms als dakbedekking wordt gebruikt zorgen voor dit effect. Na een klein uurtje vliegen zien we het uitgestrekte Tanameer liggen. Het vliegtuig, een Fokker 50, heeft de daling al ingezet en we landen in Bahir Dar. De bus waar we het noordelijk deel mee gaan verkennen staat al klaar.
21
We maken kennis met de chauffeur. Hij blijkt de zoon te zijn van een oud Metahara werknemer. Johannes, zijn vader, werkte toen in de tractorworkshop. Spijtig genoeg is hij enkele jaren geleden overleden. Maar het doet de zoon goed om iets te horen over de goede oude tijd van zijn vader. Het Ghion hotel waar wij overnachten, ligt op een idyllisch plekje aan het Tanameer. De tuin heeft grote schaduwrijke bomen, prachtige bloemen en is een paradijs voor ontelbare vogels. Het hotel is echter verwaarloosd en de kamers, die rond de tuin gelegen zijn, laten te wensen over. Als we een douche nemen stroomt het –koude– water als een stevig stromend riviertje vanuit de doucheruimte de slaapkamer in. De bril op de toiletpot is gebroken en ligt in twee delen op de pot en ook hier moet met behulp van een vies touwtje het toilet worden doorgespoeld. Als we doorspoelen komt het ‘vocht’ weer onder de pot vandaan en stroomt rijkelijk de douche in waar het zich samenvoegt met het al bestaande riviertje. Onze kamerdeur kan afgesloten worden maar het slot zit op een zodanige manier in de deur bevestigd dat hij met één ruk te openen is. Maar het is redelijk schoon, het riviertje buiten beschouwing gelaten, en de bedden zijn prima. Er is zelfs een muskietennet rond het bed. Dus wie zijn wij, om te klagen! ’s Avonds staat er voor onze groep een buffet klaar. Het is een rijkelijke dis met vele soorten vlees, diverse groenten en natuurlijk injerra, een licht zuur smakende pannenkoek gemaakt van teff. Het hoofdbestanddeel van iedere Ethiopische maaltijd. We eten in de tuin. De lange, houten tafel waar we met zijn allen aanzitten is verlicht met kaarsen. Tussen de bomen door glinstert het meer in het maanlicht en boven ons fonkelen duizenden sterren. In de bomen zoeken vogels, met veel geritsel, een goed plaatsje voor de nacht. In deze sfeervolle omgeving genieten we van het smaakvolle eten. Als het buffet wordt opgeruimd maken twee jongens een vuurtje van lange takken die ze rechtop in een piramidevorm zetten. Gezellig rondom het vuurtje zittend, drinken we een wijntje en praten nog even voordat we het bed opzoeken.
22
Na een luid loeiende sirene die drie keer achter elkaar afgaat en de roep van de Imam vanaf de moskee die aanspoort tot bidden, zijn we klaarwakker. Ik stap uit mijn bed en loop naar het raam. Door een kier van de gordijnen zie ik twee sabanja’s (bewakers) diep in hun witte sjamma weggedoken, hun ronde doen. Het lijkt wel of iedereen nog slaapt maar volgens mij is dit onmogelijk na deze luidruchtige wekker. Enige tijd later ontbijten we op het terras waar we een prachtig uitzicht hebben op het meer en de tuin. Het ontbijt bestaat uit: toast, boter, jam en een inkula (ei). Het ei wordt naar keuze ofwel gekookt, roergebakken, gebakken of als omelet bereidt. Verder is er buna (koffie), shai (thee) en soms vruchtensap. Dit ontbijt kun je standaard noemen, er zijn er nog vele gevolgd. Terwijl ik mijn toast smeer komt er een geel wevertje op de rand van onze tafel zitten. Ik laat bewust wat kruimels naast mijn bord vallen en binnen één tel zijn ze weg. Het lijkt tevens of dit het sein is voor alle anderen, want in mum van tijd is onze tafel geel van de wevers. Prachtig om te zien. Ze hebben het niet alleen op de kruimels voorzien maar pikken ook enthousiast in de boterpot. Binnen een minuut is die volledig leeg. Het is duidelijk dat ze dit niet voor de eerste keer doen. Terwijl de vogeltjes verder ontbijten kijk ik nog eens om mij heen. Er hangt een lichte dauw over het meer en op een klein eilandje vlakbij de oever zitten enkele pelikanen. Tussen de bomen door zie ik een aanlegsteigertje waar twee stalen boten liggen afgemeerd. De katoenen afdakjes zijn voorzien van CocaCola reclame. In de bomen zitten neushoornvogels en gieren. Om ons heen vliegen allerlei soorten prachtige vogels en heel dichtbij op een oranje canna zit een bisschopsvogeltje. Het Tanameer We zitten met zijn allen in een ouderwetse stalen motorboot en varen richting het schiereiland Zhege om de Ura Kidane Mehret kerk te bezoeken. Buiten enkele witte pelikanen die klapwiekend met hun logge vleugels over het meer vliegen, is er niet veel te zien op het rimpelloze bruine water van het Tanameer. Totdat we in de verte een klein voortbewegend stipje ontdekken.
23
Als we dichterbij komen zien we een lokale visser in zijn tankwa, een van papyrus gemaakt bootje. Het bootje is ontzettend primitief en bestaat uit een samengebonden bundel papyrusriet van een paar meter lang en een halve meter breed. De bouw van een tankwa kost zeker één dag werken door twee mensen. De boten kunnen maar twee weken gebruikt worden en bij regen of slecht weer zelfs nog korter. Zo te zien is deze visser aan een nieuwe toe want hij zit met zijn benen half in het water. Het riet heeft zich flink volgezogen en het bootje begint mede door de grote stapel hout die er in ligt al aardig te zakken. De man, een Woita, stopt even, er mogen foto’s genomen worden. Er wordt wel iets voor terug verwacht. Enkele birr’s verhuizen dan ook van de ene naar de andere boot. Het Woita-volk staat bekend om zijn botenbouw maar door hun afgezonderde primitieve leven en de gewoonte om rauw nijlpaardenvlees te eten, worden ze door de andere Ethiopiërs vermeden en met wantrouwen bekeken. Ze worden de zigeuners van het Tanameer genoemd. Het is zelfs zo dat moeders in deze streek hun ondeugende kinderen vaak tot de orde roepen met de dreigende zin: Als je niet luistert breng ik je naar de Woita! Deze man is vrolijk en erg vriendelijk en zwaait enthousiast als hij zijn weg naar een lokale markt vervolgt. Het Tanameer is het grootste meer van Ethiopië. Het heeft een oppervlakte van 3500 vierkante kilometer en een gemiddelde diepte van 14 meter. In het verre verleden hebben vulkanische uitbarstingen ervoor gezorgd dat het meer is ontstaan. De gestolde lava fungeerde als een natuurlijke dam voor de vele riviertjes en beekjes zodat er een groot waterreservoir ontstond. Nog steeds zorgen deze zijrivieren waarvan het totaal wordt geschat op zestig, voor de watertoevoer. De kleine Abbai ofwel de kleine Blauwe Nijl, is een van de bekendste en ontspringt op 2900 meter hoogte in de bergen van de Agaumeder om 65 kilometer verder in het meer uit te monden. De Blauwe Nijl voert als enige rivier het water af en voegt zich in Khartoum (Sudan) samen met de Witte Nijl uit Burundi. Samen vormen ze dan de Nijl die zijn weg vervolgd door Egypte om vervolgens in de Middellandse zee uit te monden.
24
In het meer liggen talloze eilandjes en schiereilandjes met eeuwenoude kerken en kloosters. Door de geïsoleerde ligging zijn zij nauwelijks door de ontwikkelingen van de tijd aangetast. Veel kloosters bezitten nog de originele manuscripten, priestermantels, kronen en kruisen en zijn gedecoreerd met prachtige muurschilderingen en iconen. Aan het eind van de dertiende eeuw was het politieke centrum van Ethiopië rondom het Tanameer gevestigd. De toen regerende Salomoniden-dynastie (directe afstammelingen van Menelik de Eerste die geboren is uit een liefdesverhouding tussen koning Salomo en de koningin van Sheba) heeft het centrum van het rijk naar deze omgeving verplaatst. De keus was op het meer gevallen omdat er maar weinig mensen waren die precies de ligging ervan wisten. In de tijd van koning Amda Syon de Eerste, die leefde van 1314 tot 1344, werd het christendom tot staatsgodsdienst uitgeroepen. Amda was een machtige koning die streng heerste over het christelijke rijk, dat zich uitstrekte van de hooglanden tot aan de oevers van de Rode Zee. Er zijn in die tijd veel kloosters en kerken gesticht rond en op de eilanden van het meer. Toentertijd werd een kerk of een klooster niet gesticht omdat daar behoefte aan was, maar de aanleiding was meestal een gelofte, die afgelegd werd voor een belangrijke gebeurtenis zoals een militaire of diplomatieke strijd. Men beloofde bij overwinning een kerk of klooster te bouwen. Dromen speelden ook een grote rol; er zijn kerken ontstaan naar aanleiding van dromen waarin een heilige liet weten waar en waarom er een kerk gebouwd diende te worden. Koningen, keizers en andere belangrijke personen lieten een groot deel van hun erfenis zoals kronen, kleding, kruisen en iconen na aan de kerk. Daardoor ontstond er rijkdom in veel kerken. In de zestiende eeuw zijn veel van deze kerken verwoest door imam Ahmad Ibrahim Grad ook wel de Linkshandige genoemd. Deze krijgsheer organiseerde een fanatieke jihad (heilige oorlog) die meer dan zestien jaar duurde met als doel de vernietiging van het christelijke keizerrijk Ethiopië.
25
Bij het Tanameer werd de veldslag in het nadeel van de Linkshandige beslist. Na zijn nederlaag zijn de meeste kerken en kloosters herbouwd. Het schiereiland Zeghe en de Ura Kidane Mehret kerk Na ongeveer een uur leggen wij aan op het schiereiland Zeghe. We worden ontvangen door een horde kinderen. Het zijn voornamelijk jongens die direct op ons afstormen en, zoals later zou blijken, ons hardnekkig blijven volgen. Onze groep is ineens meer dan verdubbeld. Iedereen heeft een persoonlijke begeleider en daar omheen huppelen nog meer knullen rond. We hebben afgesproken om door te lopen tijdens de tocht naar de kerk en geen dingen te kopen of anderszins. Het is belangrijk om gelijktijdig te arriveren omdat we in de kerk worden rondgeleid door een gids. Licht klimmend over een soort bospad met hier en daar enkele wilde koffiestruiken lopen we gezamenlijk met de jongens, die ondertussen honderduit kletsen, richting kerk. Berhanu is de jongen die zich over mij ‘ontfermd’ heeft. Hij verteld dat hij een ‘student’ is. Nu vertelt iedere jongen in Ethiopië dat hij student is, zodra ze een faranji (vreemdeling, buitenlander) zien, is het eerste wat ze zeggen: ‘I am student’. Meestal direct gevolgd door: ‘Give my a pen’ of ‘Give my a birr’. Maar Berhanu is serieus en vertelt rustig verder. Zijn vader is priester en samen met zijn moeder, broer en twee zussen wonen ze op het eiland. In zijn vrije tijd schildert hij iconen. Hij verkoopt ze aan de bezoekers van de kerk. Van de opbrengst koopt hij schoolspullen. Na zijn verhaal volgt natuurlijk de vraag of ik iets van hem wil kopen. Als ik vertel dat ik nu doorloop maar straks na het kerkbezoek misschien wel iets van hem zal kopen, beginnen zijn ogen te stralen. Hij wijst op zijn borst en zegt nog een keer zijn naam en dat ik die niet mag vergeten. Hij zal op mij wachten zodat er een koop gesloten kan worden. Ondertussen loopt hij enthousiast mee. Bij de toegangspoort van de kerk moeten alle kinderen achterblijven. Berhanu zwaait naar mij en bevestigd nogmaals dat hij zal wachten.
26
We betreden de tuin van de Ura Kidane Mehret kerk. Er staan maar enkele bomen en struiken. Dit zal het effect zijn van de regel dat er traditioneel binnen een ommuurd kerkgebied maar enkele soorten bomen waaronder de Olijfboom, de Leedboom, de Zegbaboom en sommige bamboesoorten geplant mogen worden. De ronde kerk met zijn gedeeltelijke rieten dak ziet er erg eenvoudig uit. Op de treden die naar de kerk leiden trekken wij volgens gebruik onze schoenen uit; ze blijven als een soort stilleven achter. Iedere Ethiopische kerk heeft drie ruimten, namelijk het voorportaal, het Heilige en het Allerheiligste. Dit alles is afgeleid van de tempel van Salomo Zoals elke ronde kerk heeft ook deze drie concentrische cirkels. De buitenste cirkel fungeert als voorportaal en is toegankelijk voor alle gelovigen. Deze ruimte wordt meestal doormiddel van gordijnen in drieën gedeeld waarvan één gedeelte voor de vrouwen is, één voor mannen en één voor dabtara’s, speciaal opgeleide mannen die muziek, zang en dans verzorgen tijdens de vieringen. De kerk heeft normaal gesproken drie deuren die toegang tot het voorportaal geven waarvan één, de zuidelijke, speciaal voor vrouwen bestemd is. Mannen mogen in tegenstelling tot de vrouwen iedere ingang gebruiken. De middelste cirkel, het Heilige, is toegankelijk vanuit de vier windrichtingen. Op feestdagen ontvangen gelovigen hier hun communie, op andere dagen mogen alleen gewijde priesters de ruimte betreden. De binnenste cirkel, het Allerheiligste, mag alleen betreden worden door priesters en diaken. Het belangrijkste van dit deel is dat hier de tabot (een kopie van ‘De tafelen der wet’ die rusten in de Ark des Verbonds) bewaard wordt. Het allerheiligste heeft drie deuren, één in het noorden, één in het zuiden en de hoofdingang in het westen. Het daglicht komt binnen door een hoog geplaatst raam in het oosten. Voor ons is het gehele voorportaal toegankelijk. De gordijnen, die normaal gesproken de toegang tot een ander deel afsluiten, hangen als slordige stukken stof tegen de muur. Onze gids vertelt uitgebreid over de prachtige schilderingen en iconen op de muren die het Heilige van het voorportaal afsluiten. De meeste taferelen geven een christelijke thema weer.
27
Vooral vroeger, toen een groot deel van de mensen niet lezen en schrijven konden, was dit voor hen de Bijbel. Als voorloper van het stripverhaal werd door middel van de plaatjes de dingen duidelijk gemaakt. Op alle schilderingen springen de grote wijd geopende ogen van de frontaal geplaatste mensen eruit. Grote open ogen gelden als wapen tegen het boze oog! Alleen slechte mensen, zoals de duivel of vijanden, zijn in zijaanzicht geschilderd. Nagenoeg alle schilderingen zijn gemaakt op linnen en daarna met een mengsel van stierenbloed en mest op de muren geplakt. Een groot deel van de iconen uit de zestiende en zeventiende eeuw verkeert nog in goede staat maar sommige zijn hier en daar duidelijk zichtbaar van een nieuw verfje voorzien. Weer anderen zijn opnieuw geschilderd. Gelukkig zijn de originelen bewaard gebleven en hangen, meestal uit het zicht, in een donker hoekje. De gids maakt ons hierop attent. Een van de geschilderende verhalen valt extra op. Het verhaal van Balaya Sab, een kannibalistische grootgrondbezitter die mensen liet vermoorden om ze daarna op te eten. Op de afbeelding zien we hem gretig en met veel smaak verschillende menselijke lichaamsdelen verorberen. Maar van dezelfde bloeddorstige man is ook een afbeelding te zien waar hij een dorstige lepralijder een slok water geeft. Deze daad is zijn redding want op de laatste afbeelding zien we hem prinsheerlijk in de hemel zitten. Op voorspraak van Maria, die deze medemenselijke daad zo waardeerde, belandde hij niet in de hel maar in de hemel. De gids vertelt veel en ontzettend uitgebreid, daardoor hebben we moeite om aandachtig te blijven luisteren. Maar één ding is zeker: de Ura Kidanemhiret Monastery Church is het bezoek meer dan waard! We trekken onze schoenen weer aan en lopen met zijn allen richting museum en passeren het eethuis van de priesters, dat niets anders is dan een bouwvallige houten schuur. Het interieur bestaat slechts uit één houten bank. Er is op het moment niemand aanwezig maar toch heb ik het gevoel dat er iets of iemand is. Als ik nog eens goed kijk zie ik toch enkele levende wezens: er hangen vleermuizen aan het plafond. Het museum is niet meer dan een hut met twee raamvormige openingen die afgesloten worden met houten panelen.
28
Hierin worden de kronen, mantels, kruisen en Bijbels tentoongesteld. De kostbare eeuwenoude spullen worden bewaakt door mannen met Kalashnikovs, automatische geweren van Russische makelij, op hun schouders. Het ziet er indrukwekkend en griezelig uit. Er zal er maar één per ongeluk of in een dolle bui de trekker overhalen! De priesters en monniken willen graag op de foto. Een van hen is slim want nadat er een foto genomen is haalt hij een zaklampje uit zijn zak en vraagt om een batterij. Ben duikt in zijn tas en de priester kan weer een lichtstraal produceren. Als wij de terugtocht aanvaarden kom ik er natuurlijk niet onderuit om van Berhanu een icoon te kopen. Het wordt een afbeelding van Maria geverfd op een stukje geitenvel. Als bewijs van echtheid zitten aan de achterkant nog enkele geitenharen. De terugtocht naar de boot is nog hectischer dan de heenweg. De jongens hebben in de gaten, dat er nu wel gekocht wordt en er wordt overal flink onderhandeld. Zelfs bij de boot gaan de onderhandelingen fanatiek door maar het moet worden gezegd: we worden daarna dan ook met veel enthousiasme uitgezwaaid. De waterval van de Blauwe Nijl Nadat we de lunch in het hotel genuttigd hebben gaan we naar Tis Isat (rook van vuur), de waterval van de Blauwe Nijl. Na een klein uurtje rijden komen we in het dorpje Tis Abai waar we kaartjes kopen en een gids regelen. We moeten een klein stukje terug rijden naar het begin van het pad dat naar de waterval zal leiden. De bus blijft op de weg staan en wij gaan te voet verder. Ook hier worden we begroet en bestormd door kinderen en voordat ik het weet heb ik weer een ‘begeleider’ en een klein meisje aan de hand. Ze hebben bijna allemaal wat te koop. Het zijn voornamelijk bewerkte kalebassen. Sommige zien er erg leuk uit. Het pad gaat omlaag naar de gemetselde oude stenen brug die omstreeks 1690 is gebouwd in opdracht van de Portugezen in de tijd van keizer Susneyos. De brug heeft prachtige bogen en ziet er indrukwekkend uit. Hierna wordt het flink klimmen. We lopen voorbij een aantal hutten waar prachtige kleden geweven worden. DD ontdekt dat er in een hut injerra wordt
29
gebakken en iedereen wil, na toestemming uiteraard, even binnen kijken. Lou ook. Alleen vergeet hij te bukken en stoot zijn hoofd met als resultaat een bloedend voorhoofd. No problem, want met behulp van mijn ‘begeleider’ wordt er met veel vertoon een pleister opgediept uit mijn tas en keurig op de beschadigde plek geplakt. De kleine kinderen worden vlak voor het bereiken van de waterval terug geroepen door de grotere jongens. Ze leggen ons uit dat de moeders naar hen op zoek zijn. Of dit waar is? Het kan zijn maar volgens mij willen ze het rijk alleen hebben. De kleintjes kijken beteuterd en blijven staan maar op de terugweg zal er al gauw weer een klein zwart handje in mijn hand zitten. En daar is de Tis Isat, de prachtige waterval van de Blauwe Nijl. Vanaf onze plaats kunnen we hem in zijn volledige, vierhonderd meter breedte aanschouwen. Hij raast met een donderend geraas met ongeveer 45 kilometer per uur naar beneden. Rondom de waterval is de begroeiing intens groen. We staan op de plek die Tisoha (waterdamp), wordt genoemd. De fijne waternevel omhult ons volledig. Ieder verwerkt het prachtige natuurverschijnsel op zijn eigen manier. De een gaat zitten, de ander blijft doodstil staan en sommige lopen een stukje naar beneden om de waterval van de zijkant te bekijken. Dit indrukwekkende verschijnsel van de natuur benadrukt nog eens dat een mens toch maar een nietig wezen is. Wij hebben geluk dat we hem in zijn volle glorie kunnen zien want achter de waterval is een waterkrachtcentrale gebouwd die regelmatig zorgt dat er maar een deel van het water doorkomt. De tijd dringt, we willen voor het donker terug zijn dus lopen we in colonne met onze aanhang naar de bus waar zich dezelfde taferelen afspelen als op het schiereiland Zeghe. De kinderen proberen wat te verkopen en er wordt druk onderhandeld. De jongen die naast mij loopt is natuurlijk ook een ‘student’ en hij wil geld voor van alles en nog wat. Deze keer reageer ik niet en hij wordt een beetje boos. Desondanks houdt hij het begeleiden vol en wil mij bij iedere steen die een beetje hoger ligt helpen. Als we uiteindelijk bij de bus zijn, geef ik hem toch maar één birr. Hier is hij niet tevreden mee en hij blijft mopperen dat dit toch wel erg weinig is. Ik heb spijt dat ik hem wat gegeven heb!
30