03
Jaargang 47 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
MAART 2016
in dit nummer ‘BOS is het middel, niet het doel’ / Wie bepaalt wat op school geleerd wordt? / Op stap met begeleiders competentie ontwikkeling / Eerste praatcafé voor schoolbesturen
forum nr. 03 • maart 2016
Hoofdartikel BOS is het middel, niet het doel
In de kern Pasen: een feest van licht en leven Wie bepaalt wat op school geleerd wordt? Maatschappelijk debat eindtermen
3 4 5
Eindtermen muzikale opvoeding
8
Forum blikt terug - Anno 1992
10
Op stap met de begeleiders competentieontwikkeling - M-decreet Op bezoek in de (bijna) ideale scholen “Better learning in diversity” Geen toogpraat in Oostduinkerke! Eerste praatcafé voor schoolbesturen Interview met de regiodirecteurs van Katholiek Onderwijs Vlaanderen Interview met Kathleen Toonen Regiodirecteur Limburg Interview met Stefaan Misschaert Regiodirecteur West-Vlaanderen Interview met Peter Op ‘t Eynde Regiodirecteur Mechelen-Brussel
11 13 17 19 19 21 24
© Rob Stevens
l e k i t r a d f Hoo BOS is het middel, niet het doel
Het katholiek onderwijs in Vlaanderen leeft maar dank zij de inzet van velen. In de eerste plaats ouders die hun kinderen aan onze scholen en internaten toevertrouwen, cursisten en studenten die voor onze centra en hoger onderwijsinstellingen kiezen. Samen met leraren, ondersteunend personeel en directies dragen ze allen bij tot levendige onderwijsgemeenschappen. In dergelijke opsomming durven we al eens de besturen en bestuurders van vrije onderwijsinstellingen te vergeten. In het dagelijkse leven van een school, internaat, centrum,… zijn ze immers minder zichtbaar aanwezig. Toch zijn het deze bestuurders die – heel vaak als vrijwilliger – een bijzondere verantwoordelijkheid dragen in de organisatie en het strategisch beleid van de school. Als er iets mis loopt, worden zij er op aangesproken; grote problemen zijn hun zorg. Op zeer diverse vlakken worden besturen geacht thuis te zijn: personeel, financiën, infrastructuur, veiligheid, pedagogiek en didactiek, administratie, communicatie. De huidige regelgeving ter zake is er niet eenvoudiger op geworden. Er wordt veel kennis, inzicht en beleidsvaardigheid van een bestuur verwacht. Heel wat besturen slagen er in om op kwalitatieve wijze hun scholen te organiseren en aan te sturen. Ook in de kleinste besturen blijkt er heel wat gedreven engagement en beleidsvoerend vermogen aanwezig te zijn. Ze doen dat trouwens niet alleen. Via samenwerkingsverbanden en scholengemeenschappen werden en worden ze trouwens uitgedaagd om die bestuurspraktijk verder te optimaliseren. Toch botsen we vandaag niet zelden aan tegen de grenzen van het beleidsvoerend vermogen van onze besturen, en zeker onze kleinere besturen. Dat heeft te maken met de complexiteit van het besturen, financiële draagkracht, broodnodige hervormingen van het onderwijs die vaak bovenschoolse bestuurskracht vragen,… En dit precies om ervoor te zorgen dat de school zich met haar kerntaak, het vormen van jonge mensen, kan bezig houden. Vandaar dat in toenemende mate de roep om bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting klonk en nog klinkt. Begin 2015 schetste Katholiek Onderwijs Vlaanderen een visie hieromtrent. Een bestuurlijke schaalvergroting kan vooral voor kleinere besturen een weg zijn om hun missie gestalte te geven en het aanbod van katholiek onderwijs in de regio te waarborgen. De visietekst ‘Bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting’ gaat in op verschillende principes. In de loop van dit schooljaar zijn deze principes vertaald in concrete acties: • Schoolbestuurders ontwikkelen op dit moment een charter van goed bestuur met principes van goed bestuur. • Via een gerichte website communiceren we duidelijk over de bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting. • We verzamelen ter inspiratie van de schoolbesturen een aantal goede praktijkvoorbeelden. • Lokale en regionale fusieprocessen worden via diocesane ankerfiguren en een eigen begeleidingsequipe gefaciliteerd. • De nascholingssessies voor schoolbestuurders krijgen een focus op deelaspecten van de bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting. • Een aantal thema’s worden meer in detail bestudeerd: de toekomst van het patrimonium, mogelijke structuren, statutaire kwesties, suggesties inzake taakinvulling van directeurs met bestuurlijke taken, … • We gaan na welk decretaal kader en welke incentives we bij de overheid kunnen verdedigen. • Een monitor ‘Bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting’ wordt ontwikkeld om de vinger aan de pols te houden. Bij alle acties is het essentieel om het doel, met name het actief vrijwaren van de toekomst van ons vrij katholiek onderwijs, in de focus te plaatsen. De weg daar naartoe, de bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting, moet daarom tegelijkertijd oog hebben voor de inbedding van onze scholen in de plaatselijke gemeenschappen en de herkenbaarheid van de individuele scholen. Daarmee zitten we trouwens op het spoor van wat de Vlaamse Regering in haar regeerakkoord heeft afgesproken. Een weg waar men nu stilaan toch de fundamenten voor mag leggen. BOS is het middel, kwaliteitsvol onderwijs voor onze kinderen, jongeren en volwassenen het doel. Graag informeren we u hierover verder op ons congres van 2 juni te Leuven. Allen alvast welkom! Lieven Boeve Directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen
IN DE KERN
pasen: een feest van licht en leven Binnenkort ‘vieren’ we weer Goede Vrijdag en Pasen. Goede Vrijdag en Pasen liggen heel dicht bij elkaar. Maar we hebben liever het paasfeest, omdat het spreekt van leven, van lente en van blijheid. Goede Vrijdag begrijpen we beter. Er is in onze wereld, dichtbij en veraf, immers zoveel droefheid en ellende, zoveel angst en verlatenheid, zoveel pijn en lijden, zoveel duisternis. Er is duisternis als er geen eten is en kinderen wenen van de honger. Er is duisternis als mensen op de vlucht zijn, niet weten waarheen en zich niet welkom voelen. Er is duisternis als mensen geen werk vinden en toch graag iets willen betekenen. Er is duisternis als man en vrouw mekaar niet meer verstaan en uit elkaar gaan. Er is duisternis als rijkdom en welstand mensen verblinden zodat ze de nood van anderen niet zien. Er is duisternis als kinderen en jonge mensen gepest of uitgesloten worden, niet van tel zijn. Er is duisternis overal waar we het beeld van die ‘Man aan het kruis’ kunnen herkennen in de zo vele foto’s van gemartelde, hongerige, lijdende mensen. Het kan ons aangrijpen dat Hij voor ons geleden heeft en gestorven is. Het grijpt ons aan dat Hij vandaag nog zoveel moet lijden en sterven in al die lijdende mensen. En toch… dat Hij voor ons verrezen is gaat nog dieper en ingrijpender. Met Pasen heeft God zijn Zoon uit de dood doen opstaan. In de grootste duisternis van de dood is licht opgestaan. In Jezus heeft God getoond dat het leven sterker is dan de dood. Op Pasen vieren wij het feest van het leven, het echte, blijvende, eeuwige leven. In de verrijzenis van Jezus is de dood overwonnen. De dood wordt de toegang tot hét leven. Sedert de dood en de verrijzenis van Jezus moet ook ons leven niet meer wijken voor de dood. Ons geloof zegt ons dat ons leven in zich de kiem draagt tot eeuwig leven.
De graankorrel sterft om leven voort te brengen. De winter moet wijken voor de lente. Zo mag ook ons leven over de dood heen uitmonden in eeuwig leven. De vraag is dan: Welke weg moeten wij gaan om de Verrezene in geloof te herkennen en met Hem mee te verrijzen? Er is maar één weg: het is de weg van de liefde. Het is de weg van God naar ons. Hij is een en al tedere liefde. Daarom zond Hij zijn Zoon om ons zijn liefde te leren kennen. Het is ook onze weg naar God. Wij mogen ons hart in geloof, hoop en liefde openstellen voor Hem. Hij is geen inbreker. Als ons hart open en ontvankelijk is voor Hem, dan komt Hij tot ons. Dan zien we in de diepte, dan zien we de kern van de dingen. Liefde is ook de weg naar elkaar. Een beetje warme liefde brengen in deze wereld, in onze scholen en internaten, het is een uitnodiging, een opdracht van Pasen. Het is beginnende verrijzenis. Pasen is het feest van de verrijzenis, van het licht, van het leven. De verrezen Heer wordt zichtbaar in een nieuwe wijze van leven. Overal waar mensen het opnemen voor hun medebroeders en zusters, daar schijnt opnieuw licht en ontstaat leven. Overal waar mensen niet buigen voor macht of corruptie maar kiezen voor het recht, daar groeit hoop. Overal waar de zwakkere kan rekenen op de sterkere, daar is uitzicht. Overal waar kinderen en jonge mensen geen speelbal zijn van volwassenen, daar is toekomst. Mag de verrezen Heer ons allen op weg zetten naar het echte licht, het echte leven: het licht en het leven van Pasen. Ik wens u van ganser harte een Zalig Pasen! Jan Vander Velpen Pastor Katholiek Onderwijs Vlaanderen
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, Andreas Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert
4
maart 2016
REDACTIEADRES: Katholiek Onderwijs Vlaanderen - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] Website: www.katholiekonderwijs.vlaanderen ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. BE02-7330-5001-4240 van LICAP - Halewijn n.v., 2050 Antwerpen PRE-PRESS EN DRUK: Licap, tel. 02 507 05 83 COVER: © UM Kathleen Boedt
wie bepaalt wat op school geleerd wordt?
Maatschappelijk debat eindtermen
O
nder de titel ‘Van LeRensbelang’ lanceerde Minister van Onderwijs Hilde Crevits begin februari een groot maatschappelijk debat over de eindtermen: een debat over de inhoud van ons onderwijs in de toekomst. Een belangrijke kwestie. Waarover gaat het ten gronde? Hoe kijkt Katholiek Onderwijs Vlaanderen daartegenaan? Hoe kijken leerkrachten en scholen daartegenaan?
Uitgewerkt en begeleid participatieproces
• Net na de paasvakantie is er in elke Vlaamse provincie De Nacht van het Onderwijs waar de input uit de 50 dagen verdiept wordt met een breed en divers publiek. • In de derde week van mei volgt het orgelpunt, een groots Onderwijsfestival in het Vlaams Parlement: één grote paukenslag waar alle betrokken stakeholders voor een laatste maal met elkaar in gesprek kunnen gaan.
Het Departement Onderwijs besteedt dit project uit aan Levuur, gespecialiseerd in het ondersteunen van organisaties bij het vormgeven en begeleiden van participatieprocessen. Om het debat te structureren, stelt men 4 centrale vragen:
• In de maand juni volgt nog een reeks workshops in de schoot van het Vlaams Parlement. Die workshops vormen de aanloop voor het verdere parlementaire en politieke werk.
Wat moet elke jongere op school 1 leren om deel te nemen aan de maatschappij van morgen? 2 leren om zich persoonlijk te ontwikkelen? 3 leren om later aan het werk te kunnen? 4 meekrijgen om levenslang verder te kunnen leren?
Pro-actieve Vlaamse onderwijsraad
De Vlaamse overheid vindt het essentieel dat zoveel mogelijk mensen en organisaties de kans krijgen om een bijdrage te leveren. Daarom koos ze voor een proces dat in het begin heel breed ideeën verzamelt en bediscussieert, om die voorstellen daarna te verdiepen en te verfijnen. De resultaten van dat breed gevoerde debat keren terug naar het Vlaams Parlement, waar de discussie wordt afgerond. Er zijn vijf fasen: • Begin februari 2016 was er de lancering en het begin van de ’50 dagen van het Onderwijs’: overal in Vlaanderen vinden evenementen plaats en groepen van belanghebbenden worden uitgenodigd om zelf debatten en gesprekken te organiseren. • De 2de helft van maart is er een eerste rust- en reflectiepunt en worden alle resultaten samengebracht in een tussentijds rapport.
In 2015 anticipeerde de Vlor op dit debat met een oriënterend advies. De Vlor gaf – uiteraard – nog geen antwoord op de vier vragen van minister Crevits. De Vlor benaderde de zaak vanuit de regeerverklaring/ beleidsnota (2014-2019) en kaderde de problematiek binnen àlle instrumenten die de overheid hanteert om de onderwijskwaliteit te bewaken. Samengevat pleit de Vlor voor: • een gereduceerd pakket eindtermen die we voortaan kerndoelen noemen en die duidelijk, concreet en ambitieus zijn en aangeven wat leerlingen moeten kennen en kunnen.
maart 2016
5
• De kerndoelen houden rekening met doelenkaders die internationaal steun genieten en met verwachtingen vanuit de samenleving. Ze laten scholen toe om met hun leerlingenpopulatie een leertraject af te leggen maar ook te werken aan de ontwikkeling van ieder kind op haar of zijn maat. Regelmatige peilingtoetsen blijven plaatsvinden. • blijvende inbedding van kerndoelen in leerplannen die lerarenteams veiligheid geven en aangeven met welke inhouden en op welke manieren ze in hun lessen de gestelde doelen kunnen realiseren. Tot vandaag geeft de overheid (inspectie) haar goedkeuring aan leerplannen die meestal door koepelorganisaties ingediend worden. (De Vlor stelt wel voor het betreffende besluit te evalueren.) Om nog meer helderheid te bieden aan leerlingen en hun ouders stelt de Vlor voor dat koepelorganisaties en overheid vanaf de 2e graad secundair per studierichting netoverstijgend uitschrijven hoe alle doelen samenhangen, van algemene én specifieke vakken. De Vlor stelt voor dat te doen in studierichtings- of curriculumprofielen. • dat ieder schoolteam werk maakt van een eigen kwaliteitsbeleid en dat de school daarnaar handelt. Het toezicht van de onderwijsinspectie op de schoolkwaliteit zou voortaan inzetten op de controle op het schooleigen kwaliteitsbeleid. Zo geeft de overheid lerarenteams vertrouwen en ontstaat er evenwicht tussen de vrijheidsmarge van de school en de controle door de overheid.
6
maart 2016
De stem van het onderwijsveld! De gestelde vragen kunnen we niet op een doordachte manier beantwoorden zonder niet ook het bredere plaatje te bekijken. Dat brengt ons meteen bij de grote vragen: waarom geven we onder-wijs? Welk mensbeeld hebben we voor ogen? Hoe breed is de vorming die we willen aanbieden? Hoe realiseren we diepgang, hoe leren we jonge mensen verbanden te leggen? Hoe verheffen en verbinden we hen? Hoe leren we hen mensen in nood te helpen? Hoe vermijden we onverschilligheid? Dat zijn vragen die tot de kern behoren van elk pedagogisch handelen en de basis zijn voor het beroepsmatig handelen van elke leerkracht. Leraren en scholen nemen een bijzondere positie in binnen dit maatschappelijke debat. Meer dan wie ook binnen onze samenleving zijn zij vanuit de grote vragen bezig met het leren van onze jongeren. Het is van belang hun deskundigheid en professionaliteit ten volle te erkennen en te valoriseren. Zij zullen vanuit hun dagelijkse ervaring van wat jongeren nodig hebben om te leren en te leven, waardevolle inzichten aanreiken in het debat. Het vertrekpunt is daarbij steeds die jongere, die leerling, en zijn ‘nog onbestemde’ toekomst. Het is de plicht van scholen om niet uitsluitend de samenleving tot maatstaf der dingen te maken. Het belang van jonge mensen voor ogen houden, impliceert onvermijdelijk een kritische en nuttige houding t.a.v. de samenleving. Dat is precies ook de reden
waarom de grondwettelijke vrijheid van onderwijs binnen ons Vlaams onderwijslandschap zo’n centrale plaats inneemt. Leraren en scholen hebben die vrijheid nodig willen zij hun rol in deze en in de toekomstige samenleving volwaardig opnemen en handelen overeenkomstig het opvoedingsproject van hun school. De juiste keuze en formulering van kerndoelen kan en moet dat mogelijk maken. Leraren en scholen zijn ook diegenen die ons ervoor kunnen behoeden dat het debat los komt van de realiteit. Het laat zich aanzien dat vele partijen lijstjes zullen maken met (kern)doelen die op zichzelf beschouwd nuttig en het nastreven waard zijn. Enkel scholen en leraren kunnen volwaardig inschatten wat er mogelijk en nodig is om elk van deze doelen bij hun leerlingen te realiseren. In een context van beperkte tijd en middelen zullen we moeten prioriteren en inzetten op het grondig behandelen van de échte kerndoelen. Een te groot aantal kerndoelen schaadt de diepgang van het geboden onderwijs. Het is van cruciaal belang voor de kwaliteit en het effect van het debat dat leraren en scholen hun stem laten horen. Vandaar dat Katholiek Onderwijs Vlaanderen directies, leerkrachten en alle personeelsleden van de school oproept, hun stem te laten horen. Schoolteams zijn de echte experten. Lerarenteams weten uit eerste ervaring wat leerlingen moeten leren, waar ze mee worstelen, waar inhoudelijk moet bijgestuurd worden. Samen met ons zijn de schoolteams de behoeders van de vrijheid om het onderwijswerk zonder grote druk te kunnen verrichten.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen en het maatschappelijk debat Katholiek Onderwijs Vlaanderen besloot zich op te stellen als een geïnteresseerde waarnemer in dit debat. Als vertegenwoordiger van zovele onderwijsverstrekkers behoren wij immers niet op eenzelfde wijze tot de actoren van de samenleving die zich nu in dit debat mengen. We moedigen niet alleen onze leraren en scholen aan om zich actief in het debat te engageren, tegelijk zullen wij als geïnteresseerde waarnemer het debat van dichtbij opvolgen. Uiteraard zullen we de inbreng van onze leraren en scholen beluisteren en er rekening mee houden. We zullen zelf ook actief over het eindtermendebat en de uitkomst ervan met onze directiecommissies en adviesraden in gesprek gaan. Daarnaast zullen we vanuit onze waarnemersrol op gezette tijdstippen onze observaties wereldkundig maken in onze nieuwsbrief en in Forum, en waar nodig bijkomende duiding verschaffen en vragen stellen. Intussen spreken we met de andere koepels en de overheid (via de onderwijsinspectie) verder over het kader dat de inspectie zal hanteren bij haar kwaliteitstoezicht in de scholen tijdens de volgende ronde van de doorlichting (het gaat om het ROK, het referentiekader onderwijskwaliteit). Het laat zich aanzien dat we afstappen van afvinklijstjes van gerealiseerde doelen. Toezicht op de schooleigen kwaliteitscultuur moet dat ondervangen. Een goede evolutie. Onze pedagogische begeleiding zal dat ondersteunen. Leraren zijn zoveel meer dan uitvoerders van door anderen bedachte doelen. Zij zijn regisseurs van boeiende onderwijsactiviteiten die hun tijd kunnen nemen om met de nodige diepgang sterk leren tot stand te brengen. Daarom kunnen eindtermen niet tegenstelbaar zijn voor individuele leerlingen. Zoals bedacht in de jaren ’90 is het de school die bij haar leerlingenpubliek leerplannen (met daarin op herkenbare wijze de eindtermen) realiseert. Leerplannen moeten toelaten het leren van iedere, individuele leerling te optimaliseren. Dat kan pas met een pakket eindtermen dat maat houdt.
Katholiek Onderwijs Vlaanderen maakt leerplannen, instrumenten om lerarenteams te begeleiden doorheen het leertraject. Ook leerplanmakers wordt verweten dat ze de kar overladen, leraren daardoor onder tijdsdruk – leerplandruk – zetten en de school zelf te weinig vrije ruimte laten om eigen doelen toe te voegen en te realiseren. Dat argument snijdt soms hout. Soms wordt het vals gebruikt. Ons leerplanconcept verschuift: voor het basisonderwijs zijn we op 1 september 2017 klaar met een nieuw concept dat ten aanzien van lerarenteams zeer emanciperend werkt. De modernisering van het secundair onderwijs zal een vergelijkbare leerplanevolutie meebrengen. Wij zullen hier onze verantwoordelijkheid nemen en maat houden.
Afrondend “Wat we precies in het onderwijs van de toekomst aan inhouden via de eindtermen willen aanbieden, hangt samen met wat we als samenleving van de school vragen of verwachten’’, aldus de tekst van het Departement Onderwijs
bij het begin van maatschappelijk debat. Voor een deel is dat juist: de samenleving kan legitieme vragen stellen aan de school. De samenleving de gestelde vragen voorleggen, met al die partners in gesprek gaan en er de juiste lessen uit trekken, is een complexe zaak. Er kunnen interessante signalen uit komen. De samenleving alleen (of wie zich daarbinnen laat horen) geeft echter geenszins het alleenzaligmakende juiste antwoord over wat in onderwijs hoort te worden onderwezen en geleerd. Natuurlijk niet. Dan zouden we wel héél kort door de bocht gaan. Vergeten we toch maar niet dat onderwijs ook tradities doorgeeft, inzichten en kennis uit het verleden, via talen en wetenschappen, enzovoort. Dat kan best op een eigentijds-kritische wijze. Ze zullen wat in het heden gebeurt helpen te verklaren en mogelijk de weg wijzen om in de toekomst oplossingen te vinden voor problemen die we tot vandaag niet uit de wereld kunnen helpen. Toch opletten dus dat we door de bomen het bos nog zien. Geert Schelstraete Adviseur stafdienst Directeur-generaal
“In contemporary societies there are many expectations about what schools should do. These include equipping children and young people for the world of work, turning them into democratic citizens, or bringing about a cohesive and inclusive society. (…) We could say that the school is treated as a function of society and thus as an institution that should be functional and useful for society. The danger with this way of thinking about the school is that other questions — such as ‚What is it that the school itself should take care of?’ or ‚What is it that the school should stand for?’ — easily disappear from sight.’’ Biesta, G. (2015) The duty to resist: Redefining the basics for today´s schools. ROSE, Research on Steiner Education, 6/Special issue 2015, 1-11. Beschikbaar op www.rosejourn.com
maart 2016
7
eindtermen muzikale opvoeding “Ouderwetse muzikale opvoeding”
H
et Nieuwsblad van 17 februari publiceerde enkele standpunten over muzikale eindtermen. “Te weinig popgeschiedenis, teveel blokfluit “ schrijft Luc Van Acker popmuzikant en muziekdocent aan de Pop- en Rockschool PXL in Hasselt. Hij legt de schuld bij “de ouderwetse lessen muzikale opvoeding op school”. Forum geeft de lezer graag een reactie uit het werkveld mee in een brief van Luc Dewolf, vakgroepvoorzitter Muzikale Opvoeding aan de Arteveldhogeschool Gent.
Het was even fronsen toen ik deze morgen de kop “Te weinig popgeschiedenis, te veel blokfluit” digitaal zag binnenrollen op mijn laptop. Met een doorheen-een-lange-carrière-ontwikkelde alertheid voor dergelijke artikels heb ik met verbazing ook de kleine lettertjes gelezen. Heeft Luc Van Acker, popmuzikant, de voorbije 20 jaar op een andere planeet geleefd? Gebruikt hij nog steeds zijn eigen middelbare schoolcarrière uit de jaren ’70 als referentiekader? Of voel ik hier tussen de lijnen een zweem van arrogantie van een popmuziekdocent die niet storm loopt voor leerplannen en lerarenopleidingen? Hoe dan ook, ik wil hier als muziekdocent in de bres springen voor de honderden muzie-
Meer en meer goed uitgeruste vaklokalen, voorzien van pc en digitale borden, met een modern hedendaags instrumentarium, waar The Beatles naast Vivaldi, Ella Fitzgerald, John Williams, Wim Mertens, Avicii en Luc De Vos hun plaats gekregen hebben.
kleraren die dagdagelijks met veel enthousiasme hun leerlingen laten delen in de passie van een muzikant, in een les met een hedendaagse aanpak, in een actieve cultuurbeleving. Wie met ons vak begaan is, weet dat woorden als “ouderwets, blokfluit spelen, oubollig, saaie kinderachtige liedjes” al lang niet meer van toepassing zijn op de lessen muzikale opvoeding in het secundair onderwijs. Ikzelf kreeg de kans om in het jaar 2000 een nieuwe opleiding tot muziekleerkracht uit de grond te stampen in de lerarenopleiding van de Arteveldehogeschool te Gent. Blokfluit spelen staat niet op het programma. Studenten leren wel basgitaar spelen, piano, keyboard, drum, djembé, xylofoon… Ze goochelen met body percussion en boomwhackers, ze leren intensief liederen begeleiden op gitaar en piano. Ze zingen naast klassieke aria’s
ook folk- en popsongs. Ons koorrepertoire wordt fel gesmaakt! In de opleiding komen diverse muziekgenres en stijlen aan bod. Er is een apart vak pop-, wereld- en volksmuziek. Onze concertzaal is keer op keer uitverkocht, net omdat het publiek onze verscheidenheid in stijlen en genres blijft smaken. Pareltjes uit de folk en de wereldmuziek, uit de jazz en de pop, uit de klassieke muziek en de filmmuziek gaan er hand in hand.
8
maart 2016
Beroepshalve ga ik in veel scholen op bezoek, waar studenten hun eerste stappen zetten in het werkveld. Een dikke pluim voor de muziekleraren die studenten begeleiden, die mee zijn gegaan in een vernieuwde visie voor het muziekonderwijs. Geen oubollige toestanden meer in verouderde lokalen. Meer en meer goed uitgeruste vaklokalen, voorzien van pc en digitale borden, met een modern hedendaags instrumentarium, waar The Beatles naast Vivaldi, Ella Fitzgerald, John Williams, Wim Mertens, Avicii en Luc De Vos hun plaats gekregen hebben. Waar gaat het eigenlijk om? Heeft het ook maar enige zin om random lijstjes aan te leggen met artiesten en componisten die moeten worden ingestudeerd? Is dat dan van deze tijd? The Beatles? Maar dan ook Pink Floyd, The Rolling Stones, Dire Straits, Abba, Led Zeppelin, Michael Jackson, Rihanna, en nog 1000 andere…? En dan misschien nog een lijstje met jazz-iconen: Duke Ellington, Miles Davis, Count Basie, onze Toots Thielemans … ? Wat te denken van Hans Zimmer, James Horner, John Williams, Howard shore, Ennio Morricone, Yann Tiersen … die voor kippevelmomenten zorgen in de bioscoop? En zo kunnen we nog lang doorgaan. In de actuele handboeken voor het secundair onderwijs zien we muzikale pareltjes verschijnen uit de meest diverse genres. Dat op zich lijkt me een fantastische vaststelling. Mee kunnen musiceren met een popsong, een gospel, een videoclip, een commercial, een klassiek thema… het is echt wel realiteit en het zorgt voor een gezonde uitdaging bij leerlingen. Muziekleraren zijn niet ouderwets, zijn geen vergeten groep die in de rand ook nog wat les mogen geven, ze hinken geen lichtjaren achterop. Muziekleraren zijn én muzikant én leraar. Ze hebben passie voor hun vak, ze zijn gedreven, het zijn geen doetjes.
Ze gaan de confrontatie aan om mét hun leerlingen te musiceren, te luisteren en te kijken naar muziek, om muziek te ontwerpen en om te improviseren. Ze zijn tegenwoordig veelzijdig opgeleid, ze zijn flexibel en ze zorgen geregeld voor een muzikale topervaring. En tot slot is de muziekleraar ook ambassadeur van de klassieke muziek. Ook dat mag nog. Of willen we de doorsnee Vlaming echt cultureel ongeletterd houden? Misschien mogen Michelangelo, Rubens, Picasso, Monet, Andy Warhol, Permeke, Guido Ge“We willen de lessen niet beperken tot het zelle, Paul van Ostaijen … ook verzamelen van weetjes. Er bestaat ook geen op een lijstje. Maar Bach, Mozart, Beethoven, Tsjaikovski, afvinklijstje van muzikale namen die je absoluut moet Grieg, Stravinsky … niet?
kennen na het middelbaar.
Beste Luc Van Acker, ik wens We verwachten gewoon dat jongeren op de hoogte je veel succes met je carrière als popmuzikant. Verontwaarzijn van de moderne cultuur, net zoals een leerling digde muziekleraren geven jou weet hoe de werelddelen zich verhouden nu de raad: schoenmaker, blijf bij je leest. Het is toch zo gezonder elk land te weten liggen.” makkelijk om met woorden mensen af te schieten, mensen Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen te kwetsen. Muziekleraren verin Het Nieuwsblad 17 februari 2016. dienen dit niet! Bij een aantal van mijn collega’s ben je wellicht voorlopig niet erg welkom. Bij mij mag je altijd eens langskomen om te kijken hoe het er wel aan toegaat en hoe gedreven mijn 75 studenten zijn om dit vak te leren.
Luc Dewolf Vakgroepvoorzitter muzikale opvoeding Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs Arteveldehogeschool Gent
[email protected]
Algemeen congres Katholiek Onderwijs Vlaanderen Leuven - 2 JUNI 2016 (Zie verder in dit nummer p. 23)
maart 2016
9
forum blikt terug Anno 1992
I
n dit eerste schooljaar van Katholiek Onderwijs Vlaanderen blikt de redactie van Forum terug en duikt ze in de archieven. In het artikel ‘De leerplannen binnen de structuur SO/’89.’ van D. Van Hoyweghen, leerplanverantwoordelijke van het Nationaal Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs (NVKSO), krijgen we meer uitleg over hoe de eindtermen tot stand zouden komen.
“ (…) en Uitwerking van de eindterm
en, zullen de Na goedkeuring van de eindterm eren iteit met bas el form enk con ig rlop hun ons voo leerplannen alleen op omstige eindtermen kunnen wij r erzocht. hee de ond die den wor • Met betrekking tot de toek ting ten lich toe moe de en deze eindterm van 17 juli 1991 en op reet dec het van 2 par. ijs3 erw op artikel en de Vlaamse Ond erp van decreet , voor de Algemene Raad binn • In de toelichting bij het ontw STANDAERT, directeur van de DVO termen ‘sleueind van 17 juli 1991 werden raad gaf. nning van ir erke nda de bij secu d r, oem lage het kleuter-, telbegrippen’ gen elstellingen die op het einde van en. ling Eindtermen zijn minimumdo stel ikt. den bere onderwijsin van het korte type moeten wor onderwijs en hoger onderwijs rdaad miniper , orm ijsv erw ond per Wij gaan ervan uit dat zij inde de eindtermen vastgelegd den wor ijs erw die een baond ir zijn nda en ning zull secu Voor het mumdoelstellingen ecifieerd worden reke kunnen deze eindtermen gesp end ren ; wij vull nde aan gara us; en cycl zull per eau en d graa siskwaliteitsniv e. opti de van e eelt ged zullen le niet ente r houdend met het fundam nemen zeker aan dat zij de deu liteiten gaat kwa om het e pedat terd egd oes gez gek dt de werp van decreet wor sluiten die uitgeeft op In de toelichting bij het ont die wenselijk worde en, oen hed vold rdig zij vaa l dat tuee en even eid en ijsattitudes dagogische vrijh inzake kennis, inzicht, onderw id van uitreiken van geldende nhe het eige die de r en voo en n ling late leer en de zull van ruimte den geacht voor de meerderheid de lokale de verschillende netten en van n. tige wet en wijz iebe stud en volg scholen. en de DVO wenst te ERT de werkwijze op die hij binn den op de hori• Verder somt de heer STANDA wor t DVO niet voorbij gele zal Er . pak aan Wij hopen eveneens dat de enschappelijke e ical vert De en die hij definieert als een wet g. binnen de htin studieric zal gaan aan de expertise die vakken van eenzelfde graad of chil vers de zontale samenhang tussen de zeker werd van SO nen NVK plan het leerplancommissie van ndair onderwijs en tussen de leer ingen nter potentieel orië samenhang tussen basis- en secu dit en van gen ruik rgan geb ove Het ele opgebouwd. arandeerd zijn, om soep geg d raar uite t moe ing en last grad ilijk geïne iebe lend den aan de stud binnen de werkgroepen kan moe en. Er zal aandacht besteed wor ek, g van het erzo ijkin ond afw van leerlingen mogelijk te mak lijk enschappe terpreteerd worden als een in het totale studiepakket. Wet er. De kad ions itut lijk ppe Inst van de verschillende vakken of cha m ens rtiu (Conso voorgenomen wet eindtermen en binnen Cidree g Leer. htin den Stic wor e t nds ruik zoals dat voor de Nederlandse erla geb Ned zal de d, van von ervaring in Education in Europe) plaats s aan dat for Development and Research mse planontwikkeling toont trouwen Vlaa de via en krijg ten moe g erin tim oor voor en legi oog eme en ulti «op een en men best start met zal Uiteraard zullen de eindterm eve en aan de Vlaamse Raad d was cuti goe Exe wat r mse voo Vlaa ect de resp aan met ies en de basis» essionals wordt Onderwijsraad, die zijn adv prof ere and en s ctie )” dire (… en. ars, toetsing aan lera binnen het werk van de nett doorspelen. Voorafgaandelijke wd. bou inge via werkgroepen r so/’89. Forum, 17/18, 15-18. leerplannen binnen de structuu Van Hoyweghen, D. (1992). De
10
maart 2016
op stap met de begeleiders competentieontwikkeling
M-decreet
O
p 1 september 2015 is het M-decreet ingevoerd. Een van de ondersteunende maat regelen was het vrijstellen van een extra korps competentiebegeleiders waarop scholen een beroep kunnen doen. Ze geven uitleg over wat het M-decreet wel en niet inhoudt, knopen aan bij wat scholen al goed doen en zoeken samen mee naar waar het nog beter kan. Op die manier dragen ze bij tot een meer inclusieve school. Voor het katho liek onderwijs gaat het over een veertigtal begeleiders. In dit artikel getuigen zij hoe ze te werk gaan. Uit hun verhalen spreekt veel engagement, maar ook een systematische en transparante aanpak, waarbij ze verbindend samenwerken en vertrekken vanuit de onderwijsbehoeften van de leerling. Leraren doen ertoe en doen vaak meer dan van een leraar verwacht kan worden. Niet toevallig zijn dit enkele cruciale uitgangspunten van het handelingsgericht werken. Tijd is een andere rode draad die doorheen de verhalen loopt. Samen zoeken naar de beste begeleiding is maatwerk, en dat vraagt tijd. In die zin zijn de onderstaande getuigenissen niet representatief voor de gemiddelde interventie. Het is immers niet haalbaar om voor elke individuele vraag een uitgebreid traject met alle betrokkenen op te starten, ook al zijn we ervan overtuigd dat dit vaak de enige juiste werkwijze is.
Met specifieke onderwijsbehoeften van de basis- naar de secundaire school Iben zit in het 6de leerjaar van het basisonderwijs. Hij is een sociale jongen die graag grapjes maakt. Hij zit in een rolstoel en gebruikt een head mouse en easy mouse om te noteren. Iben kan rekenen op de hulp van zijn medeleerlingen, een vrijwilliger en het Wit-Gele Kruis. De school vroeg ons om samen te kijken naar de mogelijkheden in het secundair onderwijs. Op basis van een schema dat we de school bezorgden, schetsten zij het profiel van Iben, met aandacht voor zijn sterktes, zijn noden, adviezen, de redelijke aanpassingen die werkten … Samen met Iben, zijn ouders en de basisschool bespraken we zijn mogelijkheden en interesses en kozen op basis daarvan twee secundaire scholen in de buurt. Bij het bezoek aan beide scholen was het een opsteker dat er een grote bereidheid was om mee te denken over mogelijkheden, maar ook problemen waarop Iben in het secundair onderwijs zou stoten. De open houding van de scholen vond ik echt cruciaal, en werd ook mee in de hand gewerkt door de ouders die zich heel redelijk opstelden. Iben heeft een keuze gemaakt. Een goede beeldvorming bij de toekomstige leraren is belangrijk. Daarom zal de school nog een filmpje maken dat schetst hoe het eraan toe gaat in de huidige school. Daarna gaan we de leraren van het eerste leerjaar A samenbrengen om te kijken wat de ondersteuningsnoden zijn, ook vakinhoudelijk. Begeleiders competentieontwikkeling regio Antwerpen
Samen zoeken naar een redelijk aangepaste stage Payan is een GON-leerling uit 6 Verkoop. Vorig schooljaar slaagde hij nipt dankzij de ondersteuning van ouders, leraren, de GON-begeleider en een heleboel maatregelen. Tijdens de stage in een retailzaak blijkt duidelijk dat hij bepaalde competenties als gevolg van zijn problematiek niet kan behalen (snijden, verpakkingen maken …). In een nieuwe winkel krijgt hij een aangepast traject. De klassenraad geeft aan dat een studiegetuigschrift van het 2de leerjaar van de derde graad moeilijk wordt omdat er nu al zoveel gedispenseerd wordt. De ouders gaan hiermee niet akkoord, waarop de school ons contacteerde. Samen met de leraren, de CLB-medewerker, de GON-begeleider en de stagebegeleider focussen we in de eerste plaats op de behoeften van de leerling en brengen we alles in kaart. Omdat de grootste vragen blijven liggen bij de stage schakelen we onze vakbegeleider economiehandel in. Hij geeft de boodschap dat stages retail geen verplicht onderdeel van de stage zijn. Het is goed om te kijken naar de wijze waarop dit in het leerplan is opgenomen. De leraren hebben nog steeds twijfels of Payan wel werk op de reguliere arbeidsmarkt zal vinden, zelfs met een financiële tegemoetkoming voor de werkgever. Toch blijft de leerling in het gemeenschappelijk curriculum. De school zal met het oog op de overgang naar de arbeidsmarkt contact opnemen met een trajectbegeleider van de vzw GTB (de gespecialiseerde trajectbegeleiding en -bepaling van personen met een arbeidshandicap. Begeleiders competentieontwikkeling regio West-Vlaanderen
maart 2016
11
Zo lang mogelijk inzetten op een gemeenschappelijk curriculum Anouk zit in het 5de leerjaar basisonderwijs en scoort slecht op bijna alle vakken. Het is moeilijk om in te schatten wat het probleem juist is. Ze is al door diverse instanties getest, maar dat heeft niet geleid tot een attest of diagnose. De school gaf de ouders de boodschap dat het heel erg moeilijk zou worden om een getuigschrift van basisonderwijs te behalen en verwees naar een aangepast traject met het oog op 1B, maar de ouders stapten daar niet in mee. Daarop klopten ze bij ons aan. We vroegen aan de school om voor ons eerste gesprek een vragenlijst in te vullen. Zo kregen we een eerste beeld. Daarna stonden we samen met de school en de ouders stil bij de vragen wat we willen bereiken, wat we hiervoor nodig hebben en hoe we dat gaan doen. De school zat vast bij deze laatste vraag. Het bleek een goede zet te zijn om dat wat uit elkaar te trekken. Voorlopig besliste de school om toch te blijven inzetten op het behalen van het getuigschrift. We zetten concrete afspraken op papier: de school zal sterk inzetten op begrijpend lezen, er zal gewerkt worden met een time timer, stappenplannen … Anouk moet ook durven tijdig de hulp van de juf in te roepen. Het viel op dat een aantal afspraken tot fase 0 behoren en voor de hele klas kunnen gelden. De meeste afspraken kwamen vanuit de school zelf. Onze meerwaarde zat vooral in het begeleiden van het proces en het aanreiken van concrete tools. Na de paasvakantie trekken we ook de leraar van het 6de leerjaar mee in bad. Op dit moment kunnen we het effect nog onvoldoende inschatten. Ik onthoud zeker de intense en verbindende samenwerking met de school, ouders, CLB en leerling. Ook de logopedist werd erbij betrokken. En intern zowel een begeleider bao als so. Nadeel is dat dit een tijdrovend proces is – het is onmogelijk om dit voor elke leerling met specifieke onderwijsbehoeften te doen – maar voor deze leerling is het volgens mij de enige manier om tot resultaten te komen. In een school bereik je op termijn ook soms meer via een concrete casus dan bv. een bijdrage tijdens een pedagogische studiedag. Begeleiders competentieontwikkeling regio Limburg
Zou het lukken elke dag van de
VASTEN
iets te doen dat jezelf of anderen nieuwe levenskracht geeft?
Een systematische en transparante aanpak Wij hebben enkele instrumenten ontwikkeld die we vaak hanteren als we gevraagd worden door een school. Voordeel is dat dit heel herkenbaar is voor de scholen en daardoor goed ontvangen wordt. Onze M-cirkel wordt geflankeerd door de 7 uitgangspunten van handelingsgericht werken en bevat de volgende stappen: probleem – doel – onderwijsbehoefte leerling – redelijke aanpassing – ondersteuningsbehoeften leerkracht – effect – probleem … Het is goed om te starten met een probleemschets, maar het is belangrijk om al snel de verdere stappen te zetten. Vooral bij de onderwijsbehoeften staan we uitgebreid stil. We onderscheiden vijf wegen om hiertoe te komen: analyse of je de ontwikkelings- of leerplandoelen bereikt, met elkaar overleggen, observeren en experimenteren, praten met ouders en/of leerling en literatuur. Na het doorlopen van de cirkel kijken we ook altijd welke maatregelen mogelijk op klasniveau kunnen worden toegepast. Begeleiders competentieontwikkeling regio Oost-Vlaanderen
De contactgegevens van de begeleiders competentieontwikkeling kun je terugvinden op http://www.katholiekonderwijs.vlaanderen/ en door te klikken naar de regio waarin je school gelegen is. Joost Laeremans, Stafmedewerker, Dienst Lerenden
12
maart 2016
Vriendschap die een eenzaamheid verdringt. Solidariteit die grenzen doorbreekt. Respect die een ander weer menswaarde geeft. Mildheid die samenleven mogelijk maakt. Zou jij het kunnen In deze vasten
40 dagen lang dingen te doen die als je ze aaneenschakelt een ketting van nieuw leven maken?
Tekst Antoon Vandeputte Beeld: Image Select DIV3445copyright UM www.muurkranten.be
op bezoek in de (bijna) ideale scholen?
“Better learning in diversity” Verslag studiebezoek Torriano school en Netley school in Londen
O
p 13 en 14 oktober 2015 mochten we met een groep pedagogisch begeleiders op studiebezoek in twee Londense basisscholen. En we leerden heel veel. In dit artikel laten we jullie kort proeven van enkele van de ingrediënten van het schoolbeleid en van de onderwijspraktijk die we mochten ontdekken. Beide scholen hebben een superdiverse leerlingenpopulatie. Heel weinig leerlingen zijn blank Brits en spreken thuis Engels. Er worden meer dan 30 verschillende moedertalen gesproken. Veel leerlingen groeien op in (kans)armoede en ongeveer een vijfde van de leerlingen heeft specifieke onderwijsbehoeften. Thema van het studiebezoek was: ‘Better learning in diversity’. De eerste dag dompelden we ons onder in de werking van Torriano school1, de tweede dag brachten we door in Netley school.2 Beide scholen ademen enthousiasme, fierheid, creativiteit, professionaliteit, geloof in leerlingen, ouders en leraren en samenwerking met tal van organisaties. Tijdens de infomomenten, de klasbezoeken, de gesprekken met kinderen, leraren en ouders kregen we zicht op de concrete werking van beide scholen. 1 http://www.torrianojun.camden.sch.uk/ 2 http://netley.camden.sch.uk/
De leerlingen krijgen geen les in hun moedertaal, er zijn immers te veel moedertalen om dit goed te kunnen organiseren. De moedertalen krijgen wel een plaats in de klas. Kinderen mogen hun taal praten in de klas en op de speelplaats. En de mama’s komen voorlezen, elke week een nieuw boek in een andere taal.
Ingrediënt 1: Kinderen zijn de toekomst en al onze acties staan in het teken van hun groei ‘Wie wil ik worden en hoe kan de school me helpen om die persoon te worden? ‘ is de hamvraag waarrond het hele onderwijsgebeuren in beide scholen gebaseerd is. Beide scholen profileren zich als ambitieuze leergemeenschappen waar kinderen hoge verwachtingen voor hun leren en leven koesteren en waar het kapitaal van de kinderen gevaloriseerd en gevierd wordt. Het curriculum is daartoe innovatief, gericht op mondiaal burgerschap en er is heel veel aandacht voor de muzische ontwikkeling (podiumkunsten en beeldende kunsten). In beide scholen vormen de kinderrechten het hart en de kern van het schoolproject en bepalen ze de waarden. Door de focus op hun rechten krijgen kinderen een gevoel van veiligheid, zelfvertrouwen en verantwoordelijkheid voor het eigen leren en leven en voor het leven in de gemeenschap. Ze groeien op tot respectvolle, actieve, geïnformeerde burgers die op zoek gaan naar een positieve toekomst voor iedereen. De twee scholen nemen de verantwoordelijkheid om de kinderen in hun groei te ondersteunen. En dat vereist een sterk schoolteam met professionele leraren die het verschil willen maken. De schoolleiding voert daartoe een heel streng personeelsbeleid. Uitgebluste leraren, of leraren die zich niet kunnen vinden in het project verlaten het schoolteam. Nieuwe leraren worden gecoacht en krijgen de kans om hun talenten te ontwikkelen. Dit alles in het belang van het leren en de groei van de leerlingen. De school is er in het belang van de kinderen, niet in het belang van de leraren.
maart 2016
13
Ingrediënt 2: Feedback , peer- en zelfevaluatie Kinderen leren al heel jong reflecteren op hun eigen werk. Ze gaan na waar ze goed in zijn, wat hun favoriete lessen zijn, waar ze van genieten, waar ze iemand anders mee kunnen helpen en wiens hulp ze waarvoor zelf kunnen gebruiken. Ze stellen zichzelf doelen en geven op verschillende momenten aan waar ze zich bevinden. Ze leren ook reflecteren op hun medeleerlingen en motiveren waarom ze een bepaalde beoordeling geven. Een leraar met een passie voor wiskunde ontwierp daarvoor de Add’em’s schaal . Medeleerlingen beoordelen de uitleg die een leerling geeft bij een opdracht. Waar situeer je je klasgenoot op de schaal? En waarom? Heel mooi was de manier waarop leraren schrijftaken beoordelen. Alle leerlingen krijgen een zelfde hoeveelheid feedback, hoe goed of slecht hun schrijfvaardigheid ook is. In alle schrijfstukken worden 2 zinnen met blauw onderstreept en 1 zin met paars. De blauwe onderstreping geeft aan dat de zin heel goed geschreven is, de paarse dat de zin herwerking nodig heeft. De leraar geeft daar ook bij aan hoe de kinderen te werk kunnen gaan. Kinderen krijgen nooit een blad vol rode strepen.
Ingrediënt 3: Een eigenzinnig project gekoppeld aan een overheidscurriculum Britse scholen moeten standaarden behalen die door de overheid opgelegd zijn. Sinds dit schooljaar zijn ze per leerjaar vastgelegd. De schoolteams hebben er gemengde gevoelens over. Ze geven aan dat de druk heel groot is. Anderzijds stelt de directeur van de Torriano school dat de kinderen die nu in het zesde leerjaar zitten het veel beter zouden doen indien er ook met hen zou gewerkt zijn met de standaarden per leerjaar. De standaarden weerhouden de teams er niet van om heel eigenzinnig te werk te gaan. Ze focussen sterk op wiskunde en taal, maar ze doen dit door heel wereldgeoriënteerd en muzisch te werken. De hele jaarwerking wordt opgehangen aan een aantal grote thema’s waar de hele school rond werkt. De scholen werken samen met buitenschoolse organisaties en met kunstenaars. De producten van groepswerken ogen heel erg creatief en sieren de muren van de klassen en de gangen. Kinderen kunnen er hele verhalen rond vertellen.
Ingrediënt 4: Culturele identiteit mag er zijn Juffen met een islamitische achtergrond dragen hun hoofddoek in de klas. Ook jonge meisjes volgen de les met hun sjaaltje op. Mama’s met chador zetelen in de ouderraad. Niemand neemt hier aanstoot aan. Anderzijds gaan alle islamitische meisjes mee zwemmen en ze doen dit in een gewoon badpak. Ouders hebben er geen probleem mee dat hun dochters mee zwemmen in een zwembad waar ook mannen en jongens zwemmen. Ze weten dat zwemmen verplicht is. De leerlingen krijgen geen les in hun moedertaal, er zijn immers te veel moedertalen om dit goed te kunnen organiseren. De moedertalen krijgen wel een plaats in de klas. Kinderen mogen hun taal praten in de klas en op de speelplaats. En de mama’s komen voorlezen, elke week een nieuw boek in een andere taal.
Ingrediënt 5: Klasmanagement om U tegen te zeggen De klasgroepen zijn relatief groot. Ze tellen gemiddeld een 25-tal kinderen. Elke klas heeft een klasleraar en een assistent. Kinderen met specifieke onderwijsbehoeften hebben soms een eigen begeleider. Die werkt mee in het groepje waar de leerling in zit. Alle klassen die we zagen zijn op een gelijkaardige wijze ingericht. Vooraan is er een smartbord met ervoor een grote mat. De groepsinstructie gebeurt vooraan in de klas. Alle kinderen zitten in kleermakerszit op de mat. Na het groepsmoment werken ze in groepjes. De leraren hanteren tal van coöperatieve werkvormen, zowel in het klassikaal instructiemoment als in het groepswerk, en je merkt aan alles dat de kinderen het gewend zijn zo te werken. Voor elke leerling is er een iPad, ze voeren er samen en individueel de opdrachten mee uit. Leraren ’swipen’ het werk van de leerlingen op het smartbord.
14
maart 2016
Ze focussen sterk op wiskunde en taal, maar ze doen dit door heel wereldgeoriënteerd en muzisch te werken. De hele jaarwerking wordt opgehangen aan een aantal grote thema’s waar de hele school rond werkt. De scholen werken samen met buitenschoolse organisaties en met kunstenaars.
De leraren zijn meester in het trekken van de aandacht van de leerlingen na een groepsopdracht. Ze doen dit met liedjes (juf: ‘one, two, three, eyes on me!’ kinderen: ‘one, two, eyes on you), met handgeklap (juf klapt drie keer, leerlingen klappen drie keer) en bewegingen (juf doet haar hand op haar hoofd, dan op haar schouder enz. , de leerlingen die het opmerken doen mee en zo volgt de hele groep). Klasmanagement leren de ‘nieuwe’ leraren van de ervaren collega’s. Die coachen hen.
Ingrediënt 6: Een jaarplan voor alle partners op een A4’tje Elk jaar maakt het directieteam samen met alle partners een planning. Dat gebeurt op basis van een analyse van de leerlingresultaten. Daar worden de prioriteiten van de werking aan gekoppeld. Op één A4-tje vindt elke betrokkene o.a. het volgende terug: de prioriteiten voor het leren en onderwijzen, de nascholingsthema’s, de manier waarop gemonitord zal worden, de beleidsprioriteit, de beleidsactiviteiten, het jaarthema, de curriculumthema’s en de evenementen die ermee samenhangen, grote gezamenlijke thema’s, de kunstprojecten en uitstappen, de ouderwerking, de samenwerkingsacties met externe partners, vormingsmomenten voor leraren en activiteiten voor de bestuurders. Iedere betrokkene krijgt een exemplaar van het plan.
Ingrediënt 7: Investeren in lezen, schrijven, wiskunde en wetenschappelijk redeneren Kinderen leren heel gericht wiskundig redeneren. De leraar daagt hen uit om te antwoorden op vragen zoals : Waarom koos je voor deze aanpak? Koos iemand voor een andere aanpak? Bewijs dat je antwoord correct is. Geef aan waarom je akkoord/niet akkoord bent. Kinderen krijgen ‘geheugenkaartjes’ om hun antwoorden mee op te bouwen. Bijvoorbeeld: ‘ Ik weet al dat … dus….’, ‘Ik merkte een verband op tussen ….en…’, ‘ Ik ben zeker dat …omdat…’, ‘Ik koos voor deze aanpak omdat…’, ‘Ik weet dit omdat…’, ‘Ik
Ouders dromen mee, bouwen maquettes, vertellen en werken mee aan het product van hun kind. Huiswerk is een gezins project. De moeders vertellen dat ze ook invloed hebben op het curriculum en op hoe in de klas met hun kind gewerkt wordt. Hun verhaal, over wat werkt voor hun kind, wordt gehoord en er wordt rekening mee gehouden.
maart 2016
15
kon zien dat ...’. In de wiskundeles leren de kinderen het bijhorende jargon. In een les over de splitsing van het getal zeven leren ze op een heel natuurlijke maar tegelijk ook heel expliciete wijze de termen ‘geordend’, ’gemixt’, ‘meer dan’, ‘minder dan’. Die termen worden ook neergeschreven op het bord. In andere klassen liggen op de banken kaartjes met de nodige wiskundige termen opdat kinderen ze in hun antwoorden leren gebruiken. In alle klaslokalen vind je geheugensteuntjes. Bijvoorbeeld over wat er in een goede zin hoort of over ‘groter dan en kleiner dan’ en over tegengestelde bewerkingen. Ook voor lezen is er steun. Een hele reeks vragen leidt kinderen doorheen teksten.
Ingrediënt 8: Participatie van kinderen en ouders is geen dode letter Dat merken we al van in het begin. Het zijn kinderen van verschillende leeftijden die ons doorheen de scholen leiden en vertellen over de werking in de klas, over de prachtige collages aan de wanden, over de schoolregels en over nog veel meer. Het is heel duidelijk dat het hun school is en dat ze er fier op zijn. Dat merken we ook als we de formele kinderraad van Netley school ontmoeten. Als volleerde politici hebben de kinderen hun dossiers mee en vertellen ze over de stemprocedures, over de campagnes die ze voeren en over hun
realisaties. Zo hebben ze het voor elkaar gekregen om aan het onthaal van de school een mand te installeren waar ouders voedsel voor gezinnen die het moeilijk hebben, kunnen achterlaten. Ook de moeders die in de ouderraad zetelen vertellen over hun realisaties. Zo slaagden zij erin om het huiswerkbeleid te veranderen. Kinderen krijgen niet langer oefeningen mee waar de ouders hen niet bij kunnen helpen. Ze moeten wel samen met hun ouders en familie een heus huiswerkproject realiseren. Bijvoorbeeld de stad waarvan ze dromen ontwerpen. Ouders dromen mee, bouwen maquettes, vertellen en werken mee aan het product van hun kind. Huiswerk is een gezinsproject. De moeders vertellen dat ze ook invloed hebben op het curriculum en op hoe in de klas met hun kind gewerkt wordt. Hun verhaal, over wat werkt voor hun kind, wordt gehoord en er wordt rekening mee gehouden.
Nog ingrediënten … We leerden nog heel wat meer. Hoe kinderen met specifieke onderwijsbehoeften geleidelijk aan vanuit de school voor buitengewoon onderwijs in de gewone klas geïntegreerd worden, hoe tal van organisaties betrokken zijn bij de school, over beleid voeren in Camden en in de scholen … Wie nieuwsgierig is geworden door dit verslag, kunnen we aanraden om zelf eens naar Camden te trekken. Wij zullen alvast nog enige tijd kunnen teren op wat we mochten meemaken. Gerda Bruneel pedagogisch begeleider Dienst Lerenden. Foto’s door alle deelnemers.
16
maart 2016
geen toogpraat in oostduinkerke! Eerste praatcafé voor schoolbesturen
O
p 4 februari stappen schoolbestuurders, directeurs en coördinerend directeurs van West-Vlaamse basis- en secundaire scholen binnen in het parochiezaaltje naast de vrije basisschool in Oostduinkerke. Ze komen er samen om het twee uur lang te hebben over ‘diversiteit insluiten’ en over ‘mensen kansen geven en vluchtelingen opvangen’. Dit zijn de thema’s van het eerste praatcafé. Gastheer is Dominiek Olivier (Dienst Bestuur & organisatie) en Chris Wyns en Gerda Bruneel (Dienst Lerenden) zijn de gespreksleiders.
Samen nadenken over diversiteit met stellingen en placemats Het is wat wennen, doen alsof je op café bent en toch ook input verwachten. En dan nog aan een cafétafel met mensen die je niet kent. Drie stellingen brengen het gesprek op gang. De eerste is: ‘Superdiversiteit is een feit. Zeker nu met de vluchtelingenstroom. We moeten een diversiteitsbeleid voeren.’ De tweede stelling : ‘We moeten het melden aan de politie als moslimleerlingen een radicale houding aannemen’. En de derde is: ‘Om goed Nederlands te leren moeten we de thuistaal verbannen uit de school. Op school hoort enkel Nederlands’. Tussendoor gaat het ook nog over ‘Vlaamse leerlingen die tendentieuze berichten en meningen over de ‘nieuwtjes’ de wereld insturen via facebook’.
diversiteit omarmen is mensen kansen geven
Praatcafé voor schoolbesturen Oostduinkerke 2 februari 2016 Chris Wyns - Gerda Bruneel
maart 2016
17
Door de placematmethode komt iedereen aan bod. Vooraleer in groepjes in discussie te gaan over de stelling schrijft elk lid op een deel van de’ cafétafel’ wat hij over de stelling vindt. Dan volgt een groepsgesprek en daarna deelt elke groep zijn bevindingen in plenum. Na elke stelling brengen Chris of Gerda wat uitbreiding. Bijvoorbeeld over de ingrediënten van een diversiteitsbeleid, over omgaan met meertaligheid en over omgaan met jongeren die radicale standpunten innemen. Ze verwijzen ook naar teksten die voor schoolbesturen en directeurs inspirerend kunnen werken.
Ideeën delen De instroom van grote groepen vluchtelingen is nieuw in veel West-Vlaamse scholen. Vele teams werken voor het eerst met kinderen en jongeren uit een andere geloofstraditie en met een taal die niet verwant is aan de Europese talen. Zowel de schoolteams als de leerlingen moeten wennen aan de nieuwe situatie. De schoolbestuurders geven aan dat ze nood hebben om met ‘soortgelijken’ te overleggen over de uitdagingen waar ze voor staan. Dit levert ideeën op. Directeurs stellen dan weer dat ze graag met directeurs met meer ervaring willen overleggen. Hoe pakken zij het onthaal van nieuwkomers aan? En dan liefst zo concreet mogelijk. En de begeleiding zag dat het goed loopt zo’n praatcafé en wil zorgen voor meer. De deelnemers vinden elkaar in de groepsgesprekken.
18
maart 2016
De conclusies zijn gelijklopend. Zo is iedereen het er over eens dat je het best een diversiteitsbeleid voert en dat thuistaal een plaats op school moet hebben. Omgaan met jongeren die radicale standpunten innemen is voor allen een uitdaging. Een leefomgeving scheppen waarin jongeren zich veilig voelen en vrij over hun mening kunnen praten, blijkt een goede basis om met hen in gesprek te gaan. Dat gebeurt best van jongsaf aan. En aan de beslissing om de politie te contacteren omdat dat een jongere een gevaar vormt voor zichzelf en voor de maatschappij loopt best een heel proces vooraf. Idereen deed nieuwe inzichten op.
Inspiratie meekrijgen voor de verdere werking De methodiek ‘praatcafé’ en werken met stellingen inspireert de deelnemers om ook in hun bestuur of in hun school of scholengemeenschap het gesprek over omgaan met diversiteit te starten. De deelnemers zijn tevreden. We sneden veel thema’s aan, thema’s waar je gerust veel meer tijd over kunt praten. De goesting om ermee aan de slag te gaan is duidelijk aanwezig. Gerda Bruneel, pedagogisch begeleider Dienst Lerenden
interview met de regiodirecteurs van katholiek onderwijs vlaanderen
I
n de volgende bladzijden vindt u het vervolg van onze interviewreeks met de regiodi recteurs van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Wij stellen u Peter Op ’t Eynde, regio Mechelen-Brussel, Kathleen Toonen, regio Limburg en Stefaan Misschaert, regio WestVlaanderen voor. Wat is hun visie op bijvoorbeeld de rol van de begeleiding, katholieke dialoogschool en hoe verloopt de samenwerking met de scholen het beste binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen? U leest er één en ander over in wat volgt.
interview met kathleen toonen Regiodirecteur Limburg ‘Als verbindingsfiguur bijdragen aan het vernieuwingsproces’
K
athleen Toonen is germaniste Nederlands-Duits en studeerde af in de jaren ’80. Het was toen niet vanzelfsprekend om in het onderwijs te kunnen beginnen. Gedu rende de eerste jaren van haar carrière als leraar heeft ze zowat alle onderwijs vormen en –niveaus leren kennen, zowel dag- als avondonderwijs, aso, bso als tso. “Je leert daardoor ontzettend veel over de verschillen tussen scholen, en het is ook een kans om te kijken welke school, welke onderwijsvorm je het beste ligt.” De nieuwe regiodirecteur vertelt vanuit haar ervaring. Na haar vele omzwervingen in het Limburgse onderwijslandschap kwam ze in het H.-Hartcollege in Heusden-Zolder terecht. Toen deze school aan een ingrijpend fusieproces begon met een breed georiënteerde aso-, bso-, tso-school kon ze beroep doen op haar brede achtergrond om hier een rol in te spelen. Al snel werd ze opgepikt als coördinator en na een jaar werd ze lid van het directieteam als directeur aso in het nieuwe Sint-Franciscuscollege. De eerste jaren van haar directeurschap stonden in het teken van veranderingsmanagement. “Hoe bouw je dat op? Hoe motiveer je mensen om mee te stappen in vernieuwingsprocessen ? Hoe vertaal je een nieuwe visie naar de praktijk van de leraar? Hoe stimuleer je mensen om het oude te durven loslaten, zelfs als het nieuwe nog geen definitieve vorm heeft?” De belangrijkste les die ze hieruit geleerd heeft, was ongetwijfeld die van de noodzaak van gedeeld leiderschap.
Kathleen Toonen: “Het is slechts in overleg en samenspraak met alle betrokkenen dat je tot echt gedragen vernieuwing kan komen. De nieuwe school – gelegen in een voormalige mijngemeente- was bovendien multicultureel. De katholieke dialoogschool kreeg er vorm alvorens de term was uitgevonden. Vanuit het gedachtegoed van Sint-Franciscus ging de school actief op zoek naar mogelijkheden om in dialoog te gaan met de moslimleerlingen en hun culturele achtergrond. De goede contacten met de plaatselijke moslimgemeenschap, o.a. via een jaarlijks moskeebezoek, zorgden ervoor dat problemen en cultuurverschillen bespreekbaar bleven en geen breekpunt werden in de relatie met leerlingen en ouders.” Kathleen Toonen heeft er bewust voor gekozen om slechts een mandaat van 10 jaar directeurschap op te nemen. “Je loopt het gevaar in een soort van zelfgenoegzaamheid terecht te komen, indien je te lang in die
functie blijft. Je moet durven loslaten en nieuwe uitdagingen voor jezelf zoeken. “ Daarom koos ze voor de pedagogische begeleidingsdienst en ging er aan de slag als schoolbegeleider in de regio Limburg. “Ik ben een coacher”, zegt ze van zichzelf “en de nieuwe functie gaf me de mogelijkheid nieuwe vormen van coachen te exploreren. Begeleiden is een vak apart. Ik heb mijn coachingcompetenties moeten kneden om te kunnen inspelen op de verschillende contexten van de individuele scholen.”
De keuze voor de functie als regiodirecteur Kathleen Toonen: “Na vijf gelukkige jaren als schoolbegeleider deed zich de kans voor om een nieuwe functie als regiodirecteur op te nemen na het pensioen van Jan Creemers. Ook hier was het de mogelijkheid bij te dragen in een veranderings- en vernieuwingsproces dat de doorslag gaf. De uitdagingen zijn legio. Katholiek Onderwijs Vlaanderen is een ambitieuze organisatie met een waardevolle missie en visie. Het meedenken naar een concretisering hiervan is zinvol en uitdagend. De regiodirecteur is een verbindingsfiguur. Hij of zij vertaalt de missie naar de werkvloer en coacht de begeleiders om in de geest van de organisatie hun taak op te nemen.”
maart 2016
19
Regio Limburg Kathleen Toonen: “Regio Limburg is een kleine maar dynamische regio met eigen kenmerken en problematieken. Binnen de regio zijn er nog heel wat mogelijkheden om de aanwezige competenties ten volle in te zetten voor de scholen van de regio. “Schooljaar 2015-2016 is een overgangsjaar. We proberen de structuren te creëren die het ons mogelijk zullen maken om in de toekomst nog meer vanuit onze sterktes ten dienste te staan van onze scholen. Door te vertrekken vanuit de gemeenschappelijkheid van onze opdracht als regionale begeleider over de niveaus heen creëren we mogelijkheden om te leren van elkaar in professionele leergemeenschappen.
afstemmen door te groeien in vertrouwen en verbondenheid met elkaar. Ook hier worden in de toekomst de nodige structuren voorzien.”
Hoe worden scholen beter van Katholiek Onderwijs Vlaanderen ? Waar hebben scholen behoefte aan ? Kathleen Toonen: “De regionale begeleiding is goed geplaatst om de reële behoeften van scholen op het spoor te komen. Zij staat dicht bij de scholen, hun beleidsteams en hun raad van bestuur. Daarnaast is het de taak van Katholiek Onderwijs Vlaanderen om vooruit te denken en te anticiperen op de behoeften van de toekomst. Door enerzijds de autonomie van het schoolbestuur te erkennen en
“Het idee van de katholieke dialoogschool moet handen en voeten krijgen in de dagelijkse praktijk van onze leraren, in de manier waarop ze voor de klas staan, hoe ze hun leerstof brengen en hoe ze met hun leerlingen én hun collega’s omgaan.”
We zetten in op gestroomlijnde interne en externe communicatie door gebruik te maken van de mogelijkheden die Office 365 en Sharepoint ons bieden. We zoeken actief naar gemeenschappelijke thema’s zoals onze prioriteiten en decretale opdrachten om samen een stevige kennisbasis te construeren van waaruit we – los van het niveau waarin we werken- naar de scholen kunnen trekken. We investeren in teambuilding: als we elkaar beter kennen, kunnen we ook beter samenwerken. Samen bereiden we ons voor op de uitdagingen waarvoor we staan: de bestuurlijke schaalvergroting, de implementatie van ‘Zin in leren! Zin in leven!’ (ZILL), de hervorming van het secundair onderwijs, de nieuwe aanpak van de doorlichting vanuit de kwaliteitszorg van scholen. “
anderzijds zowel ondersteunend als emanciperend op te treden kan Katholiek Onderwijs Vlaanderen op centraal en op regionaal vlak scholen begeleiden in hun kerntaken vanuit hun specifieke opdracht als katholieke school. Om deze opdracht te kunnen vervullen moet een minimale dienstverlening in elke regio gegarandeerd kunnen worden. Voor een kleine regio als regio Limburg is dit niet vanzelfsprekend. Daarom is het zo belangrijk dat we alle aanwezige competenties zo efficiënt mogelijk inzetten.”
Hoe kunnen de regio’s bijdragen aan de katholieke dialoogschool ? Kathleen Toonen: “Het spreken over de katholieke dialoogschool vraagt ook van de regionale begeleiders een bereidheid en een openheid die niet altijd voor de hand ligt. Steeds minder mensen beheersen de woordenschat om over geloof te spreken, zowel in de begeleidingsdienst als in de scholen. Hier ligt een grote opdracht voor ons allemaal. Op de eerste plaats is er hier rond verdere vorming en reflectie nodig binnen de begeleidingsdienst. Daarnaast moeten zij zich bekwamen in het vertalen van de boodschap van de katholieke dialoogschool in een taal die begrepen wordt door alle leraren, ongeacht het niveau waarin ze lesgeven. Het idee van de katholieke dialoogschool moet handen en voeten krijgen in de dagelijkse praktijk van onze leraren, in de manier waarop ze voor de klas staan, hoe ze hun leerstof brengen en hoe ze met hun leerlingen én hun collega’s omgaan.”
Teach as you preach Voor Kathleen Toonen is de taak die ze nu heeft aanvaard een logische voortzetting van haar verleden. Haar overtuigingen zijn tijdens al die jaren dezelfde gebleven : meewerken aan een wereld waarin alle kinderen zoveel mogelijk kansen krijgen ongeacht hun afkomst, kleur, cultuur of religie. Naïef ? “Misschien wel, maar liever naïef dan cynisch. Ik blijf geloven in die wereld en in de rol die Katholiek Onderwijs Vlaanderen hierin kan spelen.” Ambitieus ? “Ongetwijfeld, maar niet voor mezelf. Wel voor onze organisatie en onze begeleidingsdienst. We hebben alle troeven in huis om een verschil te maken voor kinderen en daar doe ik het voor.
De wisselwerking tussen het centraal beleid en de regiowerking Kathleen Toonen: “Een goede wisselwerking tussen het centrale beleid en de regionale invulling is daarbij onontbeerlijk. Beide partijen zijn nog zoekende op dit ogenblik, maar het staat buiten kijf dat deze wisselwerking noodzakelijk is om onze doelen te realiseren. De regiodirecteur speelt hierbij een cruciale rol om de twee niveaus met elkaar te verbinden. Vlaanderenbreed denken betekent bovendien dat ook de regio’s steeds meer op elkaar
20
maart 2016
“Door te vertrekken vanuit de gemeenschappelijkheid van onze opdracht als regionale begeleider over de niveaus heen creëren we mogelijkheden om te leren van elkaar in professionele leergemeenschappen.”
interview met stefaan misschaert Regiodirecteur West-Vlaanderen ‘Nog meer in vertrouwen vanuit het werkveld meedenken geeft ons zeggingskracht en authenticiteit’
S
tefaan Misschaert vindt het heel belangrijk om in vertrouwen als deel van de koepel te kunnen werken, dat blijkt ook als je het regionale centrum van West-Vlaanderen binnenstapt. De banner van Katholiek Onderwijs is prominent aanwezig, overal vind je het logo, van de naamkaartjes op de kantoordeuren tot op de voetmat voor de deur. We worden er vriendelijk verwelkomd door zuster Agnes. De regiodirecteur voor West-Vlaanderen studeerde Klassieke Talen aan de KU Leuven en gaf vervolgens les in het Instituut Spes Nostra in Kortrijk-Heule, werd er nadien directeur (2000) van de aso–afdeling. Als leraar gaf hij ook geschiedenis van de oudheid, en legde, zo vertelt hij, graag de link met het vak Latijn, liever dan full time Latijn te geven.
de scholengroep van Spes Nostra Heule-Kuurne, nu inspecteur-generaal van de onderwijsinspectie, nam toen de taak op.
Vanuit zijn pedagogisch, beleidsmatige kijk en HR-ervaring had hij als het ware een helikopterperspectief en was het een kleine stap naar de job van “Het is goed voor de organisatie dat Directeur PedagogiHij was leraar, maar sche Begeleiding de regiodirecteurs bij het beleid ook beleidsondersteu(DPB) Brugge in ner, zat in de Pedagobetrokken worden; zij voelen goed 2006. Die beslissing gische Raad en maakte nam hij pas na groner via de link met tso aan wat er daadwerkelijk aan en bso van zorgbeleid dig en open overleg besognes en noden leeft en die een erezaak. Voor een met zijn schoolbegoede werking van de moeten gelenigd worden, zo niet stuur, de Zusters van school en scholengemaak je je als organisatie overbodig.” Liefde in Heule. Op meenschap deed hij – school was men toen sinds 2006 directeur namelijk net met invan de Diocesane Pedagogische Begeleitegrale zelfevaluatie dingsdienst (DPB) - vooral pionierswerk inen dus kwaliteitsontwikkeling binnen onderzake lerarenbegeleiding: inspraak bij de wijs gestart. Stefaan Misschaert wou dit proopdrachtenverdeling, versterkte vakgroepwerces niet abrupt onderbreken. king, functioneringsgesprekken tot en met de contacten met de vakbonden. Personeelsbeleid met veel aandacht voor een sterke mentorenwerking voor de starters nam hij van bij het begin ter harte. Hij wou het haalbaar houden voor de beginnende leerkracht en hun uitstroom beperken door te vermijden dat zij teveel scholen moesten doen om voltijds aan de slag te kunnen gaan. Die ervaring met personeelsbeleid nam hij mee naar PBDKO.
De regiodirecteurs maken nu deel uit van het directieteam Katholiek Onderwijs Vlaanderen Stefaan Misschaert: “Ik vind het heel belangrijk dat het Directieteam zijn regiodirecteurs rechtstreeks uit het veld rekruteert, dat zorgt voor zeggingskracht en authenticiteit. De kracht van een organisatie ligt immers bij de medewerkers. Het is belangrijk zich in de denk- en werkwereld van de medewerker te plaatsen, zeker bij de loopbaanbegeleiding. Een goede organisatie werkt vanuit vertrouwen dat men aan de medewerkers geeft. Als je dat wegneemt, fnuik je de creativiteit en het engagement van je werknemers. Gelijk hebben is nog geen gelijk halen. Je gelijk haal je samen met de groep, door op dezelfde lijn te zitten.” Hoe? Stefaan Misschaert verwijst naar de Pedagogische Raad op zijn vorige school. “Vooraleer de Pedagogische Raad samenkwam werd een hoorzitting georganiseerd waarop alle leerkrachten die hun zegje wilden doen rond bepaalde agendapunten, welkom waren. Medewerkers zijn soms zeer gedreven, maar niet altijd teamspelers. Via gesprekken op de hoorzitting werd een draagvlak gecreëerd voor pedagogisch didactische onderwerpen. De Pedagogische Raad hield hiermee rekening bij de beslissing en fase van uitvoering. Zo creëer je een draagvlak en is de medewerking veel groter, bijvoorbeeld destijds zoals voor de invulling van de “vrije ruimte” op school.” Een gelijkaardig scenario voor de werking van de begeleidingsdienst waar de operationalisering in handen ligt van
Toen bij hem vanuit diverse hoeken werd gepolst om Coördinerend Directeur (CODI) in Kortrijk te worden, ging hij daar niet op in: teveel administratie, te weinig pedagogisch. Lieven Viaene, zijn toenmalige collega binnen
maart 2016
21
het vierkoppige team van de regiodirecteur met zijn niveaucoördinatoren, maar gevoed door de input van een ruimere achterban.
de vastgelegde prioriteiten en sinds enkele jaren vormen zorg (in al haar aspecten), identiteit en kwaliteit, onze rode draden. De niveaugebonden teamdagen zijn een vertaling van die algemene prioriteiten. Het werken Hoe groot is het West-Vlaamse begeleirond zorg/goed onderwijs heeft men binnen dersteam? het buitengewoon en secundair onderwijs naar Stefaan Misschaert: “De pedagogische beklasdifferentiatie vertaald en dat komt nu in geleiding telt ongeveer zestig begeleiders; meerdere initiatieven naar onze verschilde begeleiding is een onderdeel van het vilende doelgroepen op het werkveld. Basisoncariaat, een verzamelnaam voor godsdienstderwijs werkt bijvoorbeeld teamgebonden rond inspectie, vzw ServiKO (overheidsopdrachten, Hattie (‘wat zijn indicatoren voor goed onraamcontracten, …), de bestuursdiensten derwijs?’), gekoppeld aan de Opdrachten voor (vormingsaanbod van besturen, Bestuurlijke het Katholiek Basisonderwijs in Vlaanderen Optimalisering en Schaalvergroting (BOS(OKB) en aan de nieuwe leerplannen. Zo wordt de eigenheid van het onderwijsniveau bewaard en kunnen we denken vanuit “Er zijn meerdere vormingsdagen waarin wij ons als volledige de doelgroep; onze scholen.”
ploeg professionaliseren in de vastgelegde prioriteiten en sinds enkele jaren vormen zorg (in al haar aspecten), identiteit en kwaliteit, onze rode draden.” operatie), DPCC-werking), en de begeleiding. Structureel is de begeleiding apart en hebben we ons overleg met de niveaucoördinatoren en projectcoördinatoren (taal- en competentieontwikkeling, kwaliteitsontwikkeling). Met die ploeg vormen we het beleid van de begeleiding voor de regio West-Vlaanderen (cf. infra), ingekanteld in PBDKO, daar waken we over. Een goede begeleiding, waar de werking op de noden van de doelgroepen wordt afgestemd, staat immers ten dienste van de leerling en van alle onderwijsmensen.” Stefaan Misschaert verwijst naar 2009 als belangrijk jaar, omwille van het decreet onderwijskwaliteit en omwille van de verhuis van de toenmalige DPB Brugge. “Daardoor werden de onderwijsniveaus bao, buo, so en vo dichter bij elkaar gebracht. We werkten voortaan ook met een beleidsgroep voor de begeleiders, het zogenaamde overleg van IKZ (interne kwaliteitszorg). Er werd/wordt maandelijks samengekomen rond de prioriteiten van de dienst en van heel onze werking vanuit de noden van het werkveld (evaluatie en planningsgesprekken). Dit gaf de begeleiding een boost en faciliteerde de verankering ervan in de organisatie. Informatie uit functioneringsgesprekken werd aan de noden in het werkveld gekoppeld, wat op zijn beurt plaats maakt voor een coherent beleid. Daardoor werden ook weer andere, nieuwe activiteiten mogelijk. Vanaf dat moment kon ik mijn leiderschap dan ook waarmaken zoals ik het graag wou.” “Er zijn meerdere vormingsdagen waarin wij ons als volledige ploeg professionaliseren in
22
maart 2016
“We zijn nu vijf jaar verder en ik kan wel zeggen dat de afstemming met het werkveld goed zit, met veel momenten van ‘delend leren’, gekoppeld aan wetenschappelijk onderzoek en internationale projecten. Het ‘delend leren’ heeft in onze organisatie veel betekend. Wij ‘hospiteren’ ook veel bij elkaar, met bepaalde kijkwijzers, niveauoverschrijdend (een cvo-begeleider die naar kleuteronderwijs trekt, een begeleider basisonderwijs vanuit een leervraag naar secundair, …) Dit gebeurt gestructureerd.”
Hoe is de relatie met PBDKO? Stefaan Misschaert: “Die is uitstekend!! Ik ken natuurlijk zowat alle collega’s van PBDKO want binnenkort ben ik er de ‘ancien’. We moeten steeds voor gelijkgerichtheid gaan.” Hij verwijst naar het rapport Monard en naar de begeleiding tot op de school- en klasvloer: “dat – en niet het louter schrijven van leerplannen – moet de core-business van ons begeleidingswerk zijn!” “Wij besteden ongeveer in elke regio 140 uren die de scholen extra aanreiken voor vakbegeleiding; de scholengemeenschappen zien wel degelijk het nut in van goede vakbegeleiders. De schoolbegeleiders ondersteunen dan weer trajecten op het niveau van scholengemeenschappen en scholen binnen de zeven decretale opdrachten; met de BOS-operatie zal men misschien vanuit versterkte besturen ook meer interne begeleiders aanstellen. Die toekomst vormt zeker een uitdaging!” Wij willen volgend jaar met de beleidsploeg naar onze raden van directeurs trekken om nog even onze opdrachten te verhelderen
alsook de hieraan gekoppelde prioriteiten van het begeleidingsplan onder de aandacht te brengen met het concrete aanbod. Vorig jaar presenteerden we immers de resultaten van onze doorlichting van het rapport Monard, het is dus logisch dat we nu ook communiceren wat we hiermee aanvangen. Zo werkt toch ook elke school wanneer ze een doorlichtingsrapport heeft ontvangen?”
Hoe is de relatie met het beleid in Brussel? Stefaan Misschaert: “Dat de regiodirecteurs deel uitmaken van het directieteam van Katholiek Onderwijs Vlaanderen is een goede zaak voor de optimalisering van de dienstverlening. Zij brengen nuttige informatie aan, maar we moeten ons nog meer door het werkveld laten leiden, bijvoorbeeld via de standpunten van de overlegfora binnen Katholiek Onderwijs Vlaanderen; de directiecommissies, de adviesraden. STEM - Science – Technology – Engineering – Mathematics, een project van technologische en wetenschappelijke vakken, is hier een voorbeeld van. Hier moet men meer vanuit het werkveld denken, anders is er de vaststelling dat andere betrokken partijen de nood aan delende netwerken lenigen. STEM leeft op de werkvloer en de bedachtzame houding van onze koepel, uiteraard vanuit de bekommernis om te kunnen sporen met de geplande hervorming van het secundair onderwijs, deed de scholen in deze naar andere partners zoeken, i.c. de lerarenopleiding. Katholiek Onderwijs Vlaanderen moet maximale en optimale diensten verlenen, aangereikt vanuit de noden van de scholen en niet vanuit een organisatiedenken. De regiodirecteur is de stem van het werkveld, hij weet bijvoorbeeld dat de scholen wel degelijk met STEM bezig zijn. Het is goed voor de organisatie dat de regiodirecteurs bij het beleid betrokken worden; zij voelen goed aan wat er daadwerkelijk aan besognes en noden leeft en die moeten gelenigd worden, zo niet maak je je als organisatie overbodig. Het is ook belangrijk dat we de begeleiding bij BOS betrekken. Ik denk dat zij hier een cruciale makelaarsopdracht heeft. Begeleiders werken immers contextueel, zij vertrekken vanuit het verhaal van hun schoolbestuur. Momenteel organiseert ons vicariaat de veertien regionale BOS-avonden waarop ons anker voor besturen, Ward Goudenhooft en onze procesbegeleider voor de bestuurlijke optimalisering en schaalvergroting, Alain Seynhaeve, het actieplan voorstellen en de plaatselijke huidige bestuurlijke constellaties in kaart brengen. Hierna gaan onze begeleiders aan de hand van een kijkwijzer met de beleidsverantwoordelijken in gesprek om te peilen naar
de opportuniteiten, de wensen, de vragen… Op 22 juni 2016 brengt de regio West-Vlaanderen een synthese van het BOS-verhaal.”
Katholieke dialoogschool? Stefaan Misschaert: “Zorg voor de medemens gaat samen met katholieke dialoogschool. Ook met de ploeg hebben we hier veel rond gewerkt. Zo is het traditie om met de voltallige groep voor de abdijdagen naar WestVleteren te trekken.”
“Zorg voor de medemens gaat samen met katholieke dialoog school. Ook met de ploeg hebben we hier veel rond gewerkt. Zo is het traditie om met de voltallige groep voor de abdijdagen naar WestVleteren te trekken.” “Samen met Carl Snoeckx (Dienst Identiteit & kwaliteit) hebben we nu de opstap naar katholieke dialoogschool gemaakt. Wij dragen dit project uit, bij voorbeeld via “aan zet/ aanzet”, een uitgave van het vicariaat Onderwijs, bisdom Brugge (2014). Dit kadert in de aanvangsbegeleiding van jonge leraren en nieuwe directies. Zij hebben minder of geen voeling meer met het instituut Kerk, maar hechten vaak nog wel belang aan de persoonlijke beleving van hun geloof. Wij organiseren een namiddagbijeenkomst rond dit boekje. Scholen verwachten van jonge leraren dat ze hierop aanwezig zijn.” Het boekje “aan zet/aanzet” werd anderhalf jaar geleden gemaakt. Via een beeldrijke uitgave willen we het evangelie bij de jongeren brengen. “Als wij niet meer vertrouwen in de toekomst en in het onbekende, wie dan wel? Als wij niet meer bereid zijn om …. “ p. 3.” “Ook onze tweedaagse voor directies basisonderwijs gaat nu helemaal over de Katholieke Dialoogschool, dat is gedurfd.” “We proberen de tekst van de katholieke dialoogschool waar te maken, er zijn dan ook meer vragen dan antwoorden. Er komt nu ook een derde interne vormingsdag: ‘wat kun je pedagogisch-didactisch vertalen naar je school?’” “Communicatie zal hier zeer belangrijk zijn, ook hier moeten we van onderuit werken, het zal langer duren, maar het draagvlak zal dan ook groter zijn, een gouden principe wanneer je het als directeur lange tijd wenst vol te houden ….”
maart 2016
23
interview met peter op ’t eynde Regiodirecteur Mechelen-Brussel Over onderwijsbegeleiding, BOS, over Brussel en over kennismanagement
“I
n het onderwijs vraagt men zich hoe langer hoe explicieter af hoe we het best om gaan met diversiteit. Als begeleidingsdienst moeten we daarom onze expertise sterker naar voren brengen en onze knowhow beter bundelen. De begeleiding moet immers tot op de klasvloer doorstromen. Dit vraagt veel expertise. Hoe kunnen we die zo goed mogelijk inzetten? Kennismanagement is hier een van de sleutels”, aldus Peter Op ’t Eynde, regiodirecteur Mechelen-Brussel.
Ook in de nieuwsbrief van Katholiek Onderwijs Vlaanderen werden de regiodirecteurs voorgesteld. Over Peter Op ’t Eynde lazen we “dat hij na 10 jaar onderzoekswerk als onderwijskundige aan de KU Leuven bewust de stap naar de onderwijspraktijk zette. Als directielid van het Regina Caelilyceum heeft hij gebouwd aan een schoolorganisatie waarin leerkrachten de ruimte en steun vonden om vanuit hun deskundigheid en gedrevenheid al onze jongeren hun talenten te laten ontdekken en ontwikkelen. Ook in zijn huidige functie als coördinerend directeur van de scholengemeenschap Dilbeek-Ternat blijft dat zijn voornaamste leidmotief. In al zijn activiteiten staan ‘over het muurtje kijken’ en
het Mysterie van onderwijs. Het katholiek onderwijs heeft in zijn engagement steeds een bijzondere plaats ingenomen. Niet alleen heeft dit onderwijs hem gevormd tot wie hij is en heeft hij er een belangrijk deel van zijn professionele carrière uitgebouwd, hij is ook lid van het schoolbestuur van een katholieke basisschool. Zowel binnen de regio (als lid van CODIS-MB) als centraal (als lid van DCSO) werkte hij gericht mee aan de verdere uitbouw van de kwaliteit van het katholiek onderwijs. Als regiodirecteur pedagogische begeleiding Mechelen-Brussel wil hij die opdracht vanuit zijn nieuwe functie de komende jaren samen met alle pedagogische begeleiders en scholen met veel enthousiasme verder opnemen.”
“De relatief kleine scholengemeenschap Dilbeek-Ternat”, zo vertelt “Binnen de begeleidingsdienst is het belangrijk dat we ons niet Peter Op ’t Eynde, alleen van de eigen maar ook van elkaars expertise bewust zijn “bood het voordeel dat er gezamenlijk rond een aantal pedagogische over vak-, niveau-, en congregationele grenzen heen en die thema’s en het profesook daadwerkelijk bundelen. Scholen hebben daar recht op.” sionaliseren van leraren kon gewerkt worden. Een van de prioriteiten voor de werking van het ‘leren van en met anderen’ centraal. Hij heeft komende schooljaar was o.a. het zoeken naar het steeds belangrijk gevonden op de hoogeen nauwere samenwerking met Brusselse te te blijven van en actief bruggen te slaan scholen of andere scholen in de Rand om van tussen de verschillende onderwijsniveaus en hen de do’s en de don’ts te leren over het de ontwikkelingen binnen het ruimere onderomgaan met de groeiende diversiteit.” wijs- en maatschappelijk beleid op te volgen. Zo was hij voorzitter van de beleidsgroep Hield het onderzoek in Leuven hiermee aanvangsbegeleiding en een visitatiecomverband? missie van de lerarenopleiding SO. Hij is rePeter Op ’t Eynde : “Het onderzoek in Leuven dactielid van het tijdschrift Impuls voor spitste zich vooral toe op “de rol van emotie onderwijsbegeleiding, betrokken bij de Werken motivatie bij het leren. Heel concreet ging groep Informatie Vernieuwing Onderwijs en het om de vraag: welke rol spelen niet-cog-
24
maart 2016
nitieve factoren bij het oplossen van wiskundige problemen?” Hiervoor ging ik intensief in de scholen op de klasvloer werken met leerlingen om hun oplossingsproces en de factoren die daarop van invloed waren zo gedetailleerd mogelijk te begrijpen.”
U was dus een beetje “zij-instromer”? Peter Op ’t Eynde : “Ik werd inderdaad adjunct-directeur zonder eerst leraar te zijn geweest. Als onderwijskundige heb je een brede kijk op onderwijsbeleid en school maken. Als je dan ook de kans krijgt om als directeur te beginnen en dat naar de praktijk te vertalen is dat een unieke opportuniteit.”
En vervolgens de stap naar de begeleiding? Peter Op ’t Eynde : “Vanuit de scholengemeenschap stuurden wij de professionalisering binnen de scholen mee aan, ondersteunden we de directeurs en vertegenwoordigden de scholengemeenschap op beleidsniveau.” Daarnaast was ik steeds geboeid door onderwijsbeleid. De stap naar de begeleiding beschouwde ik als een vorm van schaalvergroting binnen die taken.”
De regio’s stappen nu mee in het beleid? Peter Op ’t Eynde : “Als dit niet zo was, was ik niet in het verhaal meegegaan. De link met de scholen is belangrijk. Vanuit de regio’s kan men wijzen op een aantal elementen waarmee men in Brussel (nog) niet altijd evenveel voeling heeft. Het is belangrijk de regio’s Vlaanderenbreed op elkaar en in het beleid te betrekken en de vinger aan de pols te houden. Beslissingen nemen is één ding, maar men moet er ook voor zorgen dat ze daadwerkelijk invloed tot op de klasvloer hebben en dat vraagt dat ze van in het begin voldoende aansluiten bij de noden die daar leven. De nauwe band met de regio’s kan daarvoor zorgen.”
Regio Mechelen-Brussel Peter Op ’t Eynde : “De regio Mechelen-Brussel onderscheidt zich van de andere regio’s o.a. door de Brusselse onderwijsproblematiek. Die gigantische uitdaging trekt me enorm aan.”
Hoe groot is het team in MechelenBrussel? Peter Op ’t Eynde : “Er zijn ongeveer zestig begeleiders die elk een ruim aantal scholen ondersteunen.” We proberen binnen de begeleiding steeds meer te zoeken naar bruggen tussen de verschillende onderwijsniveaus. Zeker ook in het kader van het BOS verhaal is dat niet onbelangrijk.”
hierover sterker naar voren brengen en onze knowhow beter bundelen. De begeleiding moet immers tot op de klasvloer doorstromen. Dit vraagt veel expertise. Hoe kunnen we die zo goed mogelijk inzetten? Kennismanagement is hier een van de sleutelwoorden. Via het gebruik van kennisplatformen (b.v. SharePoints) kunnen we mogelijk die knowhow samenbrengen en krijgen we andere perspectieven en mogelijkheden.”
“BOS is een complex verhaal zowel op bestuurs- als op directie- en schoolniveau. We zullen samen dat engagement moeten aangaan en ervoor moeten zorgen de mensen in het veld voldoende mee te nemen. Op die manier creëer je een draagvlak en vermijd je het denken in twee snelheden. Het gevaar bestaat immers dat één en ander nu louter bestuurlijk wordt bekeken. Het is belangrijk om van in
“Scholen willen geholpen worden. Dus, laten we van de begeleiding een sterk merk maken - de begeleiding met haar capaciteiten en expertise in de markt zetten. Voor Peter Op ’t Eynde iets dat ook op 2 juni tijdens het congres van Katholiek Onderwijs Vlaanderen ter sprake zou kunnen komen, zeker als het gaat over 25 jaar Pedagogische Begeleiding. Binnen de begeleidingsdienst is het belangrijk dat we ons niet alleen van de eigen maar ook “De begeleiding moet tot op de klasvloer doorstromen. Dit van elkaars expertise bewust zijn over vak-, vraagt veel expertise. Kennismanagement is hier één van de niveau-, en congregationele grenzen heen en sleutelwoorden. Via het gebruik van kennisplatformen, b.v. die ook daadwerkelijk SharePoints kunnen we mogelijk die knowhow samenbrengen.” bundelen. Scholen hebben daar recht op. een vroeg stadium ook de directeurs en zeker de coördinerend directeurs en dirco’s mee te betrekken zodat men voldoende voeling houdt met de schoolse realiteit en de impact daarop. Kleinere scholen vrezen bovendien door de schaalvergrote besturen opgeslokt te worden. Hier op een gepaste wijze mee omgaan vraagt van de grotere schoolbesturen heel wat inlevingsvermogen en solidariteit zodat ook de kleinere scholen en hun besturen zich erkend weten in hun identiteit. In wederzijds respect hierover in gesprek gaan, in dialoog gaan, lijkt mij tot het wezen te behoren van een katholieke dialoogschool.
Wat is de rol van de begeleiding in de katholieke dialoogschool? Peter Op ’t Eynde : “De katholieke dialoogschool is het begin- en eindpunt voor de begeleiders. In alles wat ze doen, moeten de begeleiders dit waarmaken. De katholieke dialoogschool is het verhaal en het project van onze organisatie. We leggen het accent op openheid vanuit onze christelijke identiteit. Kwaliteit van ons onderwijs betekent ook rekening houden met de schoolse diver-
siteit. Ook scholen en besturen (zie BOS) gaan in dialoog met elkaar: wat past voor jou als school, waar ligt jouw eigenheid? De katholieke dialoogschool inspireert en richt het functioneren van zowel besturen, scholen als de begeleiding.”
Andere bekommernissen? Peter Op ’t Eynde : “Katholiek Onderwijs Vlaanderen is volop aan zijn organisatie aan het sleutelen zowel inhoudelijk als structuureel. Dat is niet eenvoudig, want het is als het sleutelen aan een schip terwijl het nog volop koers vaart. Immers, tegelijkertijd moeten we als Katholiek Onderwijs Vlaanderen een visie ontwikkelen op en de mening van onze leden verdedigen in tal van inhoudelijke dossiers: het loopbaanpact , de eindtermen, duaal leren, het M-decreet, omgaan met diiversiteit, … De begeleiding krijgt hierover tal van vragen. We moeten ervoor zorgen hier klaar voor te zijn en voldoende proactief te functioneren. Hoewel onze drie werven noodzakelijk zijn om Katholiek Onderwijs Vlaanderen te wapenen voor de toekomst, zijn het niet noodzakelijk de thema’s waar onze scholen, laat staan onze leraren, op dit moment wakker van liggen. Zij zijn wel bezig met diversiteit op school, met de grenzen aan het lerarenberoep… Hier moeten we als Katholiek Onderwijs Vlaanderen een voortrekkersrol blijven opnemen en ook een duidelijke inhoudelijke boodschap brengen: waar wil het katholiek onderwijs naartoe met de school en de leraar van de toekomst, de modernisering van het secundair onderwijs, de leerlingenbegeleiding, het GON-ION-verhaal, … Misschien een idee voor het congres van 2 juni 2016 wanneer we ook 25 jaar PDDKO vieren.
De rol van de pedagogische begeleiding in heel het BOS-verhaal is vooralsnog onduidelijk. Het is weliswaar wat vreemd te moeten vaststellen dat sommige schoolbesturen een beroep doen op externe begeleiders (consultants) vanuit de privé om deze gesprekken te begeleiden, terwijl Katholiek Onderwijs Vlaanderen toch zelf over bekwame procesbegeleiders beschikt zowel binnen de BOSbegeleiding als de pedagogische begeleiding.”
Andere uitdagingen behalve het BOS-verhaal? Peter Op ’t Eynde : “In het onderwijs vraagt men zich hoe langer hoe explicieter af ‘hoe omgaan met diversiteit?’ Als begeleidingsdienst moeten we daarom onze expertise
“De regio Mechelen-Brussel onderscheidt zich van de andere regio’s o.a. door de Brusselse onderwijsproblematiek. Die gigantische uitdaging trekt me enorm aan.”
maart 2016
25
Dé nieuwe schoolagenda een must 20 16 17
Profiteer van HOGERE KORTINGEN via onze driejarige contracten. Informeer naar onze voorwaarden.
agendasecundair.licap.be Alle agenda’s kunnen worden gepersonaliseerd OP MAAT VAN UW SCHOOL. CONTACT:
[email protected] - TEL. 02 507 05 05
Paasmensen kiezen ervoor zorgzaam en verbonden met de aarde en de samenleving op te staan om een duurzame toekomst te maken.
Verduurd en verroest versleten en verdord van tafel geveegd aan de kant gezet en gedumpt, uit stof en as kan een mens verrijzen. Als water en aarde licht en warmte als smeer en voeding olie en zalf kan de zorg van een mens nieuw leven brengen.
Tekst Kathleen Boedt Beeld: Ralf Schmidt DIV3442 copyright UM www.muurkranten.be
Paasmensen gaan ervoor een halt te zeggen aan het verstikkend graf van verspilling verzuring respectloosheid en onrecht.
INHOUDSOP
GAVE
WOORDJE VAN …
TECHNISCH CREATIEVE JONGEREN GR OEIEN NAAR ONTWERPER IN INDUSTRIË LE KUNST
04
Bonneux A.
TRANSFORM EER LEERLINGEN TOT LOOPBA ANONDERNEMER S Coopman B.
DOSSIER
HET RECHT VAN KINDERE N OP DE SCHOOL VAN HUN KEUZE
KATHOLIEK ONDERWIJS VLAANDEREN
jaargang 8 maart 2016 - mei 2016 DRIEMAANDELIJKS Tijdschrift van Katholiek Onderwijs Vlaanderen secundair onderwijs
n°
Wyns C.
3
25
KUNSTHUMAN IORA STARTEN ON DER EEN GOED GESTER NTE Afgiftekantoor BRUSSEL 4 P806262 Guimardstraat 1 1040 Brussel
GETUIGENIS
Leysen V.
35
HELP! EEN EXOKAN’ER IN DE KLAS
05
Devos A.
SSST … HIER WERKT EEN BREIN (DEEL 3)
08
DRIELUIK
Compernolle T.
CULTUUR AL S EEN SPIEGEL : EEN KRITISC HE REFLECTIE OP CULTUUR IN HET ONDERW IJS
16
Vermeersch L.
19
‘INSCHRIJVIN
GEN’
24
STARTEN ZONDER ZORGEN GETUIGENIS
Gielen S.
KAMPEREN VERMEDEN
29
GETUIGENIS
‘MISLUKKINGE N TOT EEN MINI MUM PROBEREN TE BEPERKEN’ GETUIGENIS
Hungenaert F.
38
Pijls D.
31
VERANDEREN VAN STUDIERICHTIN G… WAT IS HAAL BAAR? GETUIGENIS
Magits E.
41
Meer informatie? Surf dan naar www.katholiekonderwijs.vlaanderen/tijdschriften MAART ‘16 MEI ‘16
03
TWEELUIK
12
VASTEN
Elke schakel telt De schakels voor de vastentijd zijn, ieder jaar opnieuw: soberheid, verinnerlijking, solidariteit en verzoening. Zij haken in elkaar en werken samen. Zij vormen zo een stevige ketting in de voorbereidingstijd op Pasen, ook op school. Voor de vasten van 2016 krijgt de beeldspraak van het schakelen weerklank in de slogan waarmee Katholiek Onderwijs Vlaanderen de 40 dagen van de vastentijd verbindt: elke schakel telt! Die slagzin gaat gepaard met een veelzijdig aanbod dat schoolteam en leerlingen op weg zet om van de veertigdagentijd een zinvolle periode te maken en toe te leven naar de Goede Week en Pasen. Affiche In een ketting die rond tandwielen draait (zie cover van dit Forumnummer), krijgt ‘vasten – elke schakel telt’ een visualisering.
© Koen Lemmens
Leeftocht Leeftocht stelt het hele schooljaar lang maandelijks de vraag: waar zijn we mee bezig? In maart gaat het over duurzaamheid. Leeftocht brengt het maandthema duurzaamheid in relatie met de vasten en plaatst de schakels van de vasten in een duurzaamheidsperspectief. Vasten is een oefening in duurzaamheid, stelt het nummer onomwonden. De evangelietekst over het verdwaalde schaap (Mt 18, 12-14) maakt het zeer duidelijk dat elke schakel telt! Een ketting waarin één schakel ontbreekt, valt immers uit elkaar.
Diamontage Een meditatieve diamontage (PowerPoint) kan eye-opener zijn voor het team en is ook geschikt als intro van een bijeenkomst, bezinning of les, als kader voor een viermoment of als doorlopende teaser in de stille ruimte of een centrale plaats in de school.
Speciaal voor basisonderwijs De brochure ‘Bouwstenen Macho Mucho’ van de Vastenwerkgroep Basisonderwijs Hasselt bevat liturgische impulsen voor wie bezinnend en vierend de vasten wil beleven met kinderen.
Doorheen het hele aanbod wordt ook de weg gebaand naar de vastencampagne ‘Met een leven speel je niet’ van Broederlijk Delen. De Colombiaanse boeren staan in die campagne centraal. Een ruime keuze aan materialen leer je kennen via www. broederlijkdelen.be (bestellen en downloaden: winkel.broederlijkdelen. be). Voor kennismaking met het materiaal van SpoorZes bij de campagne ‘Met een leven speel je niet’ surf je naar www.spoorzesindeklas.be.
Praktische info: het vastennummer van Leeftocht ontving elke abonnee van Forum gratis in bijlage bij het Forumnummer 1 van januari 2016, samen met de vastenaffiche (in A3 en A2). Vastenaffiches kunnen in beide formaten worden bijbesteld: A2 tegen € 0,50, A3 tegen € 0,30, verzendingskosten € 2,50. Bestellen bij Katholiek Onderwijs Vlaanderen door overschrijving op rekeningnummer BE66 4350 3049 3143 van vzw VSKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel met de mededeling: “KP 5000 – affiche vasten 2016” + aantal affiches + gevraagd formaat + ev. naam en adres van de bestemmeling. Info:
[email protected], tel. 02 507 07 09. Alle info is ook te vinden op de website pastoraal.katholiekonderwijs.vlaanderen in de rubriek Thema’s > Vasten en Pasen. De digitale versie van het Leeftochtnummer, de XXL en de bezinnende diamontage kan men daar downloaden. Lees ook het artikel over het vastenaanbod in Forum nr. 2 van februari 2016. In bijlage bij het februarinummer zat ook het Leeftochtnummer voor april ‘Leven en dood’.
© UM/Antoon Vandeputte
Goede Week Voor de Goede Week is er de themabundel ‘De Goede Week op school’ en het geactualiseerd aanbod op de website van regio West-Vlaanderen.
© UM/Antoon Vandeputte
Bezinningskaarten Uitgeverij Muurkranten (UM) geeft i.s.m. Katholiek Onderwijs Vlaanderen vier bezinningskaarten uit met poëtische mijmeringen van Kathleen Boedt en Antoon Vandeputte. De vastentkaart met tekst van Kathleen Boedt roept dezelfde gedachten op als het beeld van de affiche.
© UM/Kathleen Boedt
© UM/Kathleen Boedt
XXL De XXL is een stevig digitaal dossier dat de vastenwerking helpt concreet maken, te vinden op de website pastoraal.katholiekonderwijs.vlaanderen, met o.a. suggesties voor visualisering van de vastenwerking, een verzameling van 40 citaten (voor elke dag een kleine bezinningsimpuls), tips en een bezinningsblad bij elk van de schakels verinnerlijking, soberheid, solidariteit en verzoening.
Jg. 31, Waar zijn we mee bezig? nr. 7, maart 2016