01
Jaargang 47 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
JANUARI 2016
in dit nummer Vrijheid van onderwijs en de terugtredende overheid / Interview met Ria Van Huffel / Naar een klachtenregeling / Vandaag en morgen opvoeden: een passie die zich hernieuwt
forum nr. 01 • januari 2016
Hoofdartikel Vrijheid van initiatief en de terugtredende overheid
In de kern Barmhartige wensen voor 2016 Een gesprek met Ria Van Huffel Regiodirecteur Antwerpen Interview met Jan Creemers Afscheidnemend regiodirecteur Limburg Naar een klachtenregeling in het vrij katholiek onderwijs ‘Goed onderwijs. Voer voor schoolleiders’ Dit verhaal moet verder gaan. ‘De Passie’ in Ieper Forum blikt terug - Anno 1976 OIEC - Wereldcongres, Rome “Vandaag en morgen opvoeden, een passie die zich hernieuwt.” Vorming en educatieve gemeenschap: een getuigenis van coherentie en verbondenheid Is verschenen School+Visie
3 4 5 7 9 12 14 16 18 20 23
© Rob Stevens
l e k i t r a d f Hoo Vrijheid van initiatief en de terugtredende overheid
Overal in Vlaanderen komen mensen samen en organiseren zich om samen dingen te doen. Het resultaat hiervan is een sterk uitgebouwd economisch, maatschappelijk en cultureel weefsel, dat onze samenleving draagt en kleur geeft. In de profit, social profit en non-profit zijn talloze voorbeelden hiervan te geven: bedrijven en kmo’s, ziekenhuizen en zorginstellingen, toneelgezelschappen, jeugdbewegingen en sportverenigingen. Zeker wat de social en non-profit betreft, kan de Vlaamse samenleving rekenen op heel wat vrijwilligers die zich vanuit hun overtuiging en engagement inzetten voor de organisatie of vereniging. En ook de werknemers, als die er zijn in dergelijke organisaties, worden niet zelden op die overtuiging en dit engagement aangesproken. Niet uit winstbejag of uit op louter geldgewin, maar geïnspireerd en gemotiveerd om bij te dragen aan het goede leven van mens en samenleving. Deze zeer verscheiden manier van zelforganisatie van onze samenleving is de echte rijkdom van Vlaanderen. Eerder dan alles aan de overheid over te laten of alles van de overheid te verlangen nemen Vlamingen van oudsher initiatieven om een veelheid aan (goede) doelen, bekommernissen en idealen te realiseren. En zo is dat ook in het domein van vorming en onderwijs. De vrijheid van initiatief, hierin gesterkt door de vrijheid van onderwijs en godsdienst, resulteerde in een gevarieerd vrij, katholiek onderwijsnet. In oorsprong gesticht door parochies, congregaties en bisdommen, zijn het vandaag vooral individuele mensen, die verenigd in een (school)bestuur onderwijs inrichten. Ze sluiten aan bij een traditie om deze vandaag onder nieuwe omstandigheden vlees en bloed te geven. Het Vlaamse onderwijslandschap, en zeker het sterke katholieke aandeel hierin, mag dan het resultaat zijn van de zogenaamde verzuiling; vandaag, in onze post-verzuilde samenleving functioneren de oude legitimatiepatronen niet meer. Het is niet omdat mensen zich vanzelfsprekend identificeren met de katholieke ‘zuil’, dat ze hun kinderen naar katholieke scholen sturen. Wel omdat ze dit onderwijsaanbod weten te smaken, en geschikt vinden voor de opvoeding van hun kinderen. Hetzelfde geldt voor diegenen die katholiek onderwijs inrichten. Dit doen ze in de eerste plaats vanuit de vrijheid van initiatief. Zo nemen ze hun verantwoordelijkheid op voor onze samenleving, voor de toekomst van die samenleving, vanuit de overtuiging dat die rijke katholieke pedagogische traditie ook vandaag een voedingsbodem kan zijn voor kwaliteitsvol onderwijs – uiteraard in dialoog met de hedendaagse context (en de katholieke dialoogschool biedt hiertoe ruim inspiratie). Onze besturen en hun personeel bij deze opdracht ondersteunen en vertegenwoordigen, is de taak van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. En ook dit gebeurt onder de voorwaarden van vandaag: de tijd van de klassieke koepelvereniging is immers voorbij. Katholiek Onderwijs Vlaanderen profileert zich meer dan ooit als een ledenvereniging die zelf ook leeft vanuit de vrijheid van initiatief: besturen van (hoge)scholen, centra en internaten verenigen zich om in hun eigen ondersteuning te voorzien, en hun belangen te behartigen. Onze Vlaamse overheid wil een terugtredende overheid zijn. Zegt ze. Ze wil ruimte maken voor wie vanuit de vrijheid van initiatief bijdraagt aan onze samenleving. En dat is maar goed ook. Niettemin is waakzaamheid geboden, want er zijn minstens tendensen van het tegendeel te bespeuren. Wordt de zelforganisatie in de profitsector veelal ongemoeid gelaten, in de georganiseerde social profit en non-profitsector is dat minder het geval. Al te vaak klinkt immers dat de subsidiërende overheid ook verregaand mag bepalen hoe deze sectoren horen te werken. In onderwijs en vorming leren discussies over onderwijskwaliteit, eindtermen, leerplannen, pedagogische en leerlingbegeleiding, onderwijskoepels… alvast dat ook een ‘terugtredende’ overheid er meer dan eens op gewezen dient te worden dat de vrijheid van initiatief (en onderwijs) daadwerkelijk ook vrijheid impliceert. Een overheid die geld veil heeft voor de vrijheid van initiatief en onderwijs, doet er goed aan deze vrijheid zelf ook te koesteren, en voldoende ruimte te laten, in regelgeving en financiering, voor de zelforganisatie en –regulering van het vrij onderwijs. Voor 2016 is dat alvast onze nieuwjaarswens! Lieven Boeve Directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen
IN DE KERN
barmhartige wensen voor 2016 Een paar weken geleden is weer een nieuw jaar begonnen. Het bood en biedt ons de gelegenheid om elkaar alle goeds en alle liefs toe te wensen. Elk nieuw jaar is telkens een uitnodiging om elkaar gelukkig te maken en om mee te bouwen aan een betere wereld. In dit nieuwe jaar zullen vele jongeren, personeelsleden, directies en schoolbesturen elkaar weer ontmoeten in de school, het internaat of elders. Graag wil ik ieder van hen een jaar van barmhartigheid toewensen. Sinds 8 december beleven we het ‘Jaar van de barmhartigheid’, dat door de paus werd afgekondigd naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie. Hij vraagt dat we ons dit jaar zouden toespitsen op de betekenis en de beleving van barmhartigheid. Die barmhartigheid omschreef hij zelf zeer treffend in zijn slottoespraak op de laatste synode van het gezin: “De Kerk moet steeds een humane en barmhartige houding ten aanzien van mensen nastreven. De echte verdedigers van de kerkelijk leer zijn niet diegenen die de letter van de wet volgen, maar diegenen die de geest daarvan nastreven. Het zijn niet diegenen die een idee, maar wel diegenen die mensen op de eerste plaats zetten, niet diegenen die regels en formules, maar wel diegenen die de liefde van God en zijn vergevingsgezindheid vooraan plaatsen. Vaak verschuilt de starheid van de harten zich achter de leer van de Kerk. Het is niet de belangrijkste opdracht van de Kerk om te veroordelen, maar om de barmhartigheid van God te verkondigen en de mensen op weg te zetten naar het heil.“ Steeds opnieuw barmhartig zijn op school en in het internaat wordt in de komende weken en maanden de grote uitdaging voor alle onderwijsparticipanten. Geen eenvoudige, maar ook geen onmogelijke opdracht. Onze scholen en internaten zijn de uitgelezen plaatsen om barmhartigheid ter sprake te brengen, voor te leven en samen te beleven. We hebben nood aan onderwijsmensen, die in woord en daad dit doen: veel meer dan mooie visieteksten bepalen zij als ‘levende getuigen’ de toekomst van ons katholiek onderwijs. En dit moet zeker niet beperkt blijven tot één jaar. Onze scholen en internaten zijn de ideale plaatsen waar iedereen - jong en oud - kan groeien in geduld, vergeven en liefhebben. Kortom in barmhartigheid. We leren er dat echte barmhartigheid geen beslag legt op de andere. Barmhartigheid vraagt altijd de bereidheid om anderen tegemoet te treden. We openen de deur van het hart en laten ons raken
door het verhaal en de situatie van de anderen. Vanuit dit geraakt zijn, treden we anderen tegemoet en ervaren we dat we bemind worden zoals we zijn. Zo komt God ook binnen in het leven van iedere mens en van elke school of internaat. Hij toont zich immers in het gelaat van de medemens. Is die medemens ook niet de vluchteling en de asielzoeker die de laatste maanden aan de schooldeur heeft aangeklopt? In de loop van de voorbije maanden zijn er in onze scholen en internaten heel wat prachtige initiatieven op gang gekomen inzake opvang van vluchtelingen. Prijzenswaardig hoe veel mensen zich daartoe hebben geëngageerd. De manier waarop deze opvang wordt geboden is een levend bewijs van de goede wil en de barmhartigheid die bij velen aanwezig is. Het migratievraagstuk kan ons tegelijkertijd ook aansporen tot bezinning over de waarden die wij aan de volgende generatie willen doorgeven. Migratie is een unieke kans om de mensenrechten te respecteren en de basisprincipes van een samenleving te versterken. Tegelijkertijd zijn er heel wat mensen die tijdens de voorbije maanden verhardden vanuit allerlei angsten als gevolg van de terroristische aanslagen. Menselijk gezien begrijpelijk, maar bijzonder jammer. Maar deze houding mag niet die van de onderwijswereld zijn. Elke vluchteling is een mens met een naam, een gezicht en een onvervreemdbare waardigheid. Hij verdient het dat harten en deuren met veel warmte worden geopend. Als christenen mogen we dit doen vanuit God die ons bewoont. We mogen kijken met Gods ogen en handelen met Gods hart. Mag ik nog even de paus citeren? “Onderwijs is veel meer dan kennis doorgeven. Het is een tussenkomst die vluchtelingen helpt overleven, de hoop levend helpt houden en die geloof schenkt in de toekomst. Een schoolbank is het mooiste geschenk dat wij kinderen kunnen geven.” Ik wens dat elke schoolparticipant in het nieuwe jaar de deuren van zijn hart, opnieuw of nog méér dan voorheen, wijd zal openen: voor iedereen die hij zal ontmoeten én voor die grote boodschap van barmhartigheid van God voor ieder van ons. Die barmhartigheid wens ik ieder meer dan ooit toe in het nieuwe jaar. Van harte een zalig en gelukkig 2016. Jan Vander Velpen Pastor Katholiek Onderwijs Vlaanderen
contactblad voor schoolbesturen, pedagogisch begeleiders directies en personeelsleden van het katholiek onderwijs
MAANDBLAD Verschijnt niet in juli en augustus VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Lieven Boeve, directeur-generaal Katholiek Onderwijs Vlaanderen Guimardstraat 1 - 1040 Brussel EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek EINDREDACTIE: Rita Herdies REDACTIELEDEN: Lieven Boeve, Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere, Rita Herdies, Andreas Janssens, Janwillem Ravyst, Chris Smits, Dimitri Vandekerkove, Marijke Van Bogaert
4
januari 2016
REDACTIEADRES: Katholiek Onderwijs Vlaanderen - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45 E-mail:
[email protected] Website: www.katholiekonderwijs.vlaanderen ABONNEMENT Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW) 38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr. BE02-7330-5001-4240 van LICAP - Halewijn n.v., 2050 Antwerpen PRE-PRESS EN DRUK: Licap, tel. 02 507 05 83 COVER: © Shutterstock
een gesprek met ria van huffel
interview
regiodirecteur Antwerpen
R
ia Van Huffel, tot zes jaar geleden lerares wiskunde en vakbegeleider voor onder meer het Vlaams Lasaliaans Perspectief (VLP), is nog steeds schoolbegeleider en voelt zich sterk aangetrokken tot het mandaat van regiodirecteur vooral omdat zij haar extra master “onderwijsmanagement” en het kwaliteitsluik daarin nu ten volle voor de scholen kan inzetten. Zij volgt Jan Baeten op (Directeur van het vroegere DPB in Antwerpen) en is sinds twee jaar – één van de weinige vrouwelijke - regiodirecteurs in het directieteam Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Wij maakten voor het eerst kennis met haar in Koekelberg toen in juni directeur-generaal Lieven Boeve, zijn nieuwe ploeg voorstelde.
Ria Van Huffel: Om het met de woorden van Lieven Boeve te zeggen, “we heten nu zoals de mensen ons noemen”.
U was leraar en graadcoördinator, vakbegeleider, schoolbegeleider en begeleider van scholengemeenschappen. Wat deed u het liefst? Ria Van Huffel: ‘Als vakbegeleider, heb ik wel impact op wat er gebeurt, maar indien ik morgen opnieuw zou moeten lesgeven, zou ik daar helemaal niets op tegen hebben. Eens leerkracht, altijd leerkracht. Je bènt dat gewoon, soms betrap ik me op echte lerarentrekjes. Dat de regiodirecteurs nu deel uitmaken van het directieteam Katholiek Onderwijs Vlaanderen vindt Ria Van Huffel een groot pluspunt. ‘Je kunt participeren en krijgt beter zicht op het geheel.’
© Willy Bombeek
We moeten de contracten met het veld versterken, uitbreiden en inzetten op de communicatie over onze dienstverlening.
“De regiodirecteur maakt deel uit van een nieuwe structuur, waar vroeger de pedagogische begeleiding secundair onderwijs en basisonderwijs gescheiden waren, is de pedagogische begeleiding nu niveau-overschrijdend. De flankerende ondersteuning (werken aan zorgbreed en kansrijk onderwijs), maar ook de kwaliteitsontwikkeling loopt door het geheel van de begeleiding. Dat zorgt ervoor dat we meer samen doen en moeten doen“, aldus Ria Van Huffel. “Voor de 56 begeleiders (niet allemaal voltijds) is het Diocesaan Secretariaat Katholiek Onderwijs (DSKO) onze thuishaven, we delen die met het vicariaat.”
Over de naam Katholiek Onderwijs Vlaanderen?
‘Onze dienstverlening zichtbaar maken is cruciaal. Dit zou een taak binnen de nieuwe structuur kunnen zijn.’
Ria Van Huffel, regiodirecteur Antwerpen
januari 2016
5
Wat zijn volgens u de belangrijkste werkpunten in de regio Antwerpen?
de dat die studierichtingen regionaal ingebed De school moet weten dat men bij de begeleidingsdienst terecht kan, die dienst kan op zijn. De scholen moeten hun sterkten uitspezijn beurt het juiste netwerk gebruiken.’ len. Dat zou ook de leerlingen ten goede komen, Ria Van Huffel: ‘Ons begeleidingsaanbod is want om hen is het te doen. Leerlingen blijven De nieuwe regiodirecteur legt de nadruk op nog steeds niet vanzelfsprekend voor de schograag op hun school zitten als ze kiezen voor de logica voor scholen om bij de begeleilen. Ons aanbod is er onvoldoende bekend een andere studierichting. De concurrentie dingsdienst aan te kloppen, op ‘het belang en geraakt niet tot bij de leraar. Ik denk hier tussen de scholen onderling zit hem in de een geheel te vormen als Katholiek Onderwijs vooral aan de beginnende leraar. Naar mijn aangeboden studierichtingen niet in de schoolVlaanderen.’ Zij merkt op dat men binnen de gevoel hangt dit samen met het beleidsvoecultuur. De modernisering van het secundair begeleidingsdienst in de regio Antwerpen zo rend vermogen van een school of een direconderwijs kan hier ook een positieve rol spelen. horizontaal mogelijk moet werken, inzetten teur al dan niet gebruik maakt van de diensten Hoe concreter het wordt voor de scholen, hoe op autonomie, verantwoordelijkheid en teamdie er zijn.’ delen binnen bepaalde grenzen worden • Het faciliteren van programmatiemogelijkSTELLINGvorming. 3 meer zij beleid kunnen maken.’ ‘Begeleiders zijn vaak alleen op stap. herverdeeld. heden; Hier heeft de koepel dus Ook hier gaan we voor het geheel, verbonden IN DE NIEUW TE ONTWERPEN RUIMTE Hoe ziet leraar Incentivering van deze centrumbesturen kan vanudede participatieorganen: • Rationalisatie een belangrijke rol? met elkaar en met de verschillende scholen, POSTINITIEEL ONDERWIJS HEEFT HET op verschillende manieren en met geringe één LOC vanperdecentrumbestuur toekomst? met tevens ‘Vertrouwen komt te voet, maar gaat te paard’. Ria Van Huffel: dienstverlening zicht- bevoegdheid van het Comité voor PrevenVOLWASSENENONDERWIJS ZIJN EIGEN budgettaire impact‘Onze gebeuren: Relaties zijn kwetsbaar, alles wat de begeleiRia Van Huffel: ‘Hij /zij is leraar met liefde baar maken is cruciaal. Zij is nog onderbelicht. tiebescherming op het Werk (CPBW). PLAATS, IN SAMENWERKING MET DE AN• Omkadering ongekleurd aan het centrumding doet, heeft effect op het geheel van voor het vak en voor de leerling. Ook als Ditbestuur zou een taak binnen de nieuwe structuur DERE ACTOREN dat zelf beslist hoeveel directieDe grotere schaal van centrumbesturen moet Katholiek Onderwijs Vlaanderen.’ samenleving hebben we er belang bij dat als kunnen zijn en dus ook een opdracht van de
ambten het inzet; Katholiek Onderwijs Vlaanderen streeft de het mogelijk maken om mensen aan te stellen voor het onderwijs kiezen, vorming dit een na van‘Vanuit regio om de contacten met het veld warm tedie doorstudenten ons’postinitieel zeer breedonperspectief , ook als één ruimte de raad van bestuur afgevaardigd • Onafhankelijk van het aantal centra onder houden. We moeten die versterken en uit-worden eerste keuze is, want als gevolg van derwijs’, het le- die alleregiodirecteur, onderwijs en vorming omvat moeten we blijven gaan voor om (de operationele aspecten van) dit bestuur; volgend voltijds leerplichtonderwijs. breiden en inzetten op de communicatie overhet besturen rarentekort kunnen scholen soms niet altijd op hetde leerlingen en hen helpen goed te zijn als van centra op zich te nemen. Omzetting van punten naar leraareenheden •onze Postinitieel onderwijs dooraan de samenleving dienstverlening.’ mens,wordt zodataangeboden ze ten volle voor de beste kiezen. “ Deze vrijgestelden zijn leraars beroepshalve bezig hogescholen, universiteiten, centra basiseduen omgekeerd; kunnen participeren. We moeten hier dus met het besturen van katholieke centra. catie en centra volwassenenonderwijs. In deze werkpunten? Kan team teaching een belangrijke Een progressieve puntenenveloppe in func•Vlaanderenbreed, durven stappen te zetten. ruimte heeft iedere actor zijn eigen, legi- Ik denk hier aan van Huffel de schaalgrootte; ondersteuning zijn? RiatieVan ervaart scherpe concurrentie de Katholieke Dialoogschool. tieme plaats waarbij maximaal ingezet wordt de verschillende scholen daar waar het op samenwerking expertisedeling Autonomer personeelsbeleid: -personeels•tussen Ria Van Huffel: ‘Het is belangrijk erop te Het en is belangrijk samen(bv. op het veld te komen, HBO5, SLO, tweedekansonderwijs …). Regelomleden STEM-studierichtingen gaat (Sciencesaffecteren aan het centrumbestuur, wijzen dat je als leerkracht mag groeien, dat vandaar ook mijn keuze om begeleider wisgeving (personeel, financiering, …) wordt -geen verplichting tot vacantverklaring van ‘De Technology-Engineering-Mathematics). er ontwikkelingskansen zijn. Als begeleider kunde te blijven en in de scholen te komen, zoveel mogelijk op elkaar afgestemd zodat betrekkingen, -faciliteren en ondersteuscholen beconcurreren elkaar en waar twee is het belangrijk de school als geheelalle te spelers on- geleidelijk tussen naar de leerlingen. Dit geeft het blijvende mekaar kunnen nende maatregelen vooreen verschillende honden vechten voor been, … fasen De andere dersteunen en daarnaast ook netwerken aan gevoel dat je niet gewoon theorieën verkoopt. toegroeien. van de loopbaan (opleiding, beginnende
netten spelen daar dus gretig op in. Bestuurleraar, loopbaandifferentiatie, …); lijke Optimalisering en Schaalvergroting zou hier een oplossing kunnen zijn , op voorwaar-
Naar de collega’s: samen een traject doorlote bieden. Ook bij de nieuwe taken van leerKurt Berteloot pen met de leerkracht.’ krachten, bijvoorbeeld bij team teaching, Teamverantwoordelijke postinitieel onderwijs heeft de begeleiding een rol. Interview: Willy Bombeek
De Licap Schoolagenda
Een must! agendasecundair.licap.be
agendasecundair.licap.be Bestel vóór 15 februari 2016 en geniet 4% korting op het totaalbedrag van uw bestelling 6
18
januari 2016
november 2015
Redactie: Rita Herdies
eu
interview met jan creemers Afscheidnemend regiodirecteur Limburg
J
an Creemers, afscheidnemend directeur pedagogische begeleiding regio Limburg, begon op het Nationaal Secretariaat van het Katholiek Onderwijs ten tijde van Mgr. Alfred Daelemans (1962-1990). Jan Creemers, burgemeester van Maaseik, studeerde godsdienstwetenschappen, was drie jaar leerkracht en werd al snel de jongste directeur in Vlaanderen in het Buitengewoon Secundair Onderwijs in Maaseik. ‘ In die tijd zette toenmalig staatssecretaris Wivina Demeester de eerste stappen naar de verbreding van het buitengewoon onderwijs’, zo vertelt hij. ‘Het buitengewoon onderwijs heeft altijd mijn voorkeur weggedragen. Het is boeiend te zien hoe de vicieuze cirkel waar kinderen met een beperking vaak in terechtkomen, kan doorbroken worden.’
katholieke dialoogschool en het BOS-verhaal. En waarom zou een begeleider basisonderwijs niet voor 80% in het secundair onderwijs kunnen fungeren, en omgekeerd? Gelukkig hebben we dit al voor een stukje kunnen doorbreken met de competentiebegeleiders en met de taalbegeleiders. Het kan dus. Het is belangrijk voor de toekomst dat je focust op ieders competenties die je naargelang de vraag uit het veld, kan inzetten.‘
Vroeger noemde men deze scholen ‘speciale scholen’. Jan Creemers vond het zijn taak de leerlingen en hun ouders het respect te geven dat zij verdienden.
Hoe verhouden de regio’s zich tegenover Brussel?
Voor het bisdom Hasselt werd hij in 1984 als éérste gedetacheerd voor het buitengewoon onderwijs. Van 1991 tot 1999 was Jan Creemers, als pedagogisch adviseur, hoofdbegeleider Buitengewoon Onderwijs. En in 1999 werd hij directeur van de begeleidingsdienst. Jan Creemers: ‘De begeleidingsdienst van regio Limburg, ongeveer vijfenveertig medewerkers, bevindt zich vandaag in de Tulpinstraat in Hasselt, in het vroegere seminarie. Eén van de grote uitdagingen voor de toekomst is het bij elkaar brengen van de verschillende onderwijsniveaus. De tijd is gekomen om de schotten te doorbreken, denk maar aan thema’s zoals de
Jan Creemers: ‘Voor mij hebben die altijd dicht bij elkaar gelegen. Het bisdom Hasselt, het jongste bisdom, heeft heel veel moeten opbouwen en zijn weg moeten zoeken. Het is anders dan een gevestigd bisdom. Daarom is netwerking zo ontzettend belangrijk vandaag. Heel wat beslissingen worden voorbereid of genomen, niet op formele, maar eerder op informele bijeenkomsten! Jan Creemers is vanuit zijn functie van burgemeester goed geplaatst om te weten hoe belangrijk het is
© Willy Bombeek
‘De positionering van het onderwijs in het maatschappelijk veld nu en in de toekomst is mijn grote bekommernis. Een samenleving moet beseffen hoe belangrijk het is jongeren de kans te geven om te studeren. Het gaat niet om de overdracht van louter kennis, maar om waarden, normen en opvoeding en onze belangrijke rol hierin als katholiek onderwijs.’
januari 2016
7
je netwerk te verzorgen. Hij verwijst hier naar Caritas Limburg en VCLB-Limburg waar hij jarenlang voorzitter van was, en de provincie… ‘In de regio Limburg is er traditiegetrouw een goede samenwerking tussen onderwijs en provincie. Zij stelt in Limburg gelden ter beschikking voor projecten, bv: het LEGO-project (techniekonderwijs) waarvoor ze ambten in het onderwijs mogelijk maakt. Netwerking vergt een enorme tijdsinvestering van iedereen, maar rendeert.’
Is hier een rol voor de vrijwilliger weggelegd? Jan Creemers: ‘Gelukkig zijn er nog vrijwilligers, maar gaan we in de toekomst nog jonge mensen vinden die hun rol willen overnemen? Het verenigingsleven heeft het zeer moeilijk om vandaag nog gedreven vrijwilligers te vinden. Men moet jonge mensen dan ook durven aanspreken, hen verantwoordelijkheid geven en er tegelijkertijd ook op wijzen dat fouten maken mag en dat je eruit kan leren.’
‘Waarom zou een begeleider basisonderwijs niet voor 80% in het secundair onderwijs kunnen fungeren, en omgekeerd? Gelukkig hebben we dit al voor een stukje kunnen doorbreken met de competentiebegeleiders en met de taalbegeleiders. Het kan dus. Het is belangrijk voor de toekomst dat je focust op ieders competenties die je naargelang de vraag uit het veld, kan inzetten‘. Wat zijn voor u de grote uitdagingen van de toekomst?
Hoe kunnen we het ambt van leraar aantrekkelijker maken?
Jan Creemers: ‘De positionering van het onderwijs in het maatschappelijk veld nu en in de toekomst is mijn grote bekommernis. Een samenleving moet beseffen hoe belangrijk het is jongeren de kans te geven om te studeren. Het gaat niet om de overdracht van louter kennis, maar om waarden, normen en opvoeding en onze belangrijke rol hierin als katholiek onderwijs. Heel vaak hebben we een goede herinnering aan een leraar omdat hij ons inspireerde, omwille van zijn voorbeeldfunctie.’
Jan Creemers: ‘Ik denk niet dat loon de grootste motivator is, maar zeker in het kader van Bestuurlijke Optimalisering en Schaalvergroting moet je ook de leraar verantwoordelijkheid geven, een leraar is meer dan vakleraar. En hier ligt de taak van de besturen om hen continu te motiveren samen met andere leraars iets op te bouwen.’
‘Ik heb me altijd geërgerd aan het ‘minutenonderwijs’. Ik ben voorstander van een globale opdracht, zodat je die opdracht ruimer kan invullen, waardoor je andere dingen kunt betekenen voor je leerlingen. We hebben heel goede leraars en schoolbesturen in onze scholen. Maar een aantal dingen dreigen verloren te gaan door te grote nadruk op management.’
‘Vorming is ontzettend belangrijk. We moeten ouders doordringen van het belang van kwalitatief waardengericht onderwijs en vorming voor hun kinderen. Kinderen van de eerste generaties allochtonen bijvoorbeeld, werden vaak vrij ongenuanceerd naar het buitengewoon onderwijs gekanaliseerd. Dit is gelukkig veranderd.’
deren begaan zijn, gaat men soms voorbij aan de dagdagelijkse expertise en ervaring van mensen die heel dicht bij de leerling staan, ouders, broers en zussen, leraars… Sommige kinderen waren in de vroegere situatie gelukkig en hadden bijgevolg ook goede schoolresultaten.’
Welke wijze raad zou u aan uw opvolgster, Kathleen Toonen, willen meegeven? Jan Creemers: ‘Ik zou zeker de raad willen geven op tijd en stond te relativeren. De wereld vergaat niet door een blunder. Spring ook niet meteen op alle nieuwtjes die zich aanbieden, maar hou het perspectief voor ogen, dat waarin je gelooft en waarvan je weet dat je de medewerkers mee krijgt, het belangrijkste is. Hanteer daarbij gedeeld leiderschap en geef anderen verantwoordelijkheid. Ik heb me daar steeds goed bij gevoeld en de mensen bij ons ook, denk ik.’
Zult u onderwijs kunnen loslaten op 1 januari 2016? Jan Creemers: ‘Onderwijs loslaten, dat zal niet evident zijn, ik ben ermee vergroeid. En helemaal laat ik het niet los, want ik maak nog deel uit van de Adviesraad Buitengewoon Onderwijs. Ik kan me nu wel meer focussen op een aantal functies zoals het voorzitterschap van De Meander, een voorziening voor mensen met een beperking. Ook mijn inzet in het politieke leven van Maaseik kan ik nu wat uitbreiden. Ik ben 15 jaar burgemeester van 25 500 inwoners; met de verkiezingen in het vooruitzicht kan ik mijn opvolger wat coachen. Ook zal ik eindelijk wat meer kunnen genieten van ‘het thuis zijn.’
Hoe denkt u over het M-decreet? Jan Creemers: ‘De grote principes voor inclusief onderwijs zijn lovenswaardig, maar ondanks alle specialisten die met deze kin-
Algemeen congres Katholiek Onderwijs Vlaanderen Leuven - 2 JUNI 2016
8
januari 2016
Interview: Willy Bombeek Redactie: Rita Herdies
naar een klachtenregeling in het vrij katholiek onderwijs
O
uders kunnen weleens misnoegd zijn over beslissingen of, naar hun aanvoelen, het verzuim van de school, het centrum of het internaat van hun kinderen. Voorbeelden zijn ouders die zich zorgen maken omdat hun kind door een ordemaatregel niet mag deelnemen aan een eendaagse extra-murosactiviteit, zich benadeeld voelen ten opzichte van de andere ouder over de informatie die de school doorgeeft, een verplaatsing die de leerlingen zelfstandig moeten maken als gevaarlijk inschatten ... Dergelijke klachten, ergernissen en bezorgdheden bij ouders zijn voor scholen, centra of internaten geen uitzondering (meer). Burgers zijn mondiger geworden. Ook andere aspecten van de maatschappij kennen deze tendens. Klachtenregelingen zijn in een moderne maatschappij dan ook meer en meer het antwoord om met de verschillende klachten om te gaan. In het onderwijs in Nederland is de verplichting tot het organiseren van een klachtenregeling geïntroduceerd door de zogenaamde kwaliteitswet. Men vertrok er van het idee dat het voorkomen van klachten inherent is aan het kwaliteitsbeleid van een school. Nederlandse scholen moeten zich dus aansluiten bij een klachtencommissie of zelf een com-
Katholiek Onderwijs Vlaanderen, heeft vanuit het concept van zelfregulering, werk gemaakt van een klachten procedure binnen het katholieke onderwijsnet. Op basis van verschillende praktijkvoorbeelden hebben we hiervoor de kwaliteitskenmerken van een goede klachtenbehandeling afgebakend.
missie instellen. Voor het Vlaams onderwijs bestaat deze verplichting niet. Of beter: nog niet. Er gaan binnen de Vlaamse gemeenschap immers meer en meer stemmen op voor een onafhankelijke klachtenbehandeling in het onderwijs. Daarnaast voelen vrije scholen steeds meer druk van het bestuursrecht. De discussie neemt toe of de procedure bij de Vlaamse Ombudsdienst van toepassing is op het vrije onderwijsnet. Er bestaat zeker een nood om, o.m. door een afdoende klachtenbehandeling, de kwaliteit van ons onderwijs te behoeden. Toch is er ook de bezorgdheid dat een overheidssturing te ver zou ingrijpen in de vrijheid van onderwijs. Om hierin een evenwicht te vinden, heeft
Katholiek Onderwijs Vlaanderen, vanuit het concept van zelfregulering, werk gemaakt van een klachtenprocedure binnen het katholieke onderwijsnet. Op basis van verschillende praktijkvoorbeelden hebben we hiervoor de kwaliteitskenmerken van een goede klachtenbehandeling afgebakend. Het voorstel van klachtenprocedure is het resultaat van een afweging van verschillende pistes waarbij enkele principiële keuzes zijn gemaakt vanuit de eigenheid van het katholieke onderwijsnet. Aan de vooravond van een algemene klachtenregeling voor het katholiek onderwijs in Vlaanderen wil deze tekst toelichting bieden bij de algemene principes en kenmerken van deze regeling. De lezer mag evenwel geen gedetailleerde beschrijving verwachten van de klachtenregeling op zich. De modaliteiten van het instellen van een klacht (schriftelijk, mondeling) of de gegevens (identificatie, beschrijving van de feiten) die een klacht moet bevatten, zullen hier niet aan bod komen.
Een klachtenregeling, geen juridische betwisting Klachten kunnen op verschillende manieren worden behandeld. Bij voorkeur worden klachten of conflicten op informele wijze afgehandeld, op het niveau waarop de klacht of het conflict ontstaan is. Ongenoegen kan immers het best in onderling overleg worden opgelost. Soms zal een situatie echter zo escaleren dat een klacht formeel moet worden onderzocht. Voor dergelijke gevallen is een procedure nodig.
januari 2016
9
Fundamenteel is dat een klachtenprocedure verschilt in aard en opzet van een gerechtelijke procedure. Bij klachtrecht worden gedragingen en beslissingen waarover onvrede bestaat, louter beoordeeld. Aan die beoordeling zijn geen gerechtelijke gevolgen (bv. burgerlijke en strafrechtelijke sancties) verbonden. De omstreden gedragingen kunnen dus niet ongedaan worden gemaakt. Voor een klager moet het vooraf dan ook goed duidelijk zijn wat hij via een klachtenregeling kan bereiken, wat het ‘juridische’ effect is van de uitkomst van een klachtenregeling. Wil hij gedragingen ongedaan zien, moet hij zich op het juridische terrein begeven. In dit duidelijke verschil met de juridische weg ligt de kracht van een klachtenregeling. Omdat een gerechtelijk traject net minder laagdrempelig is en formeler van aard dan een klachtenregeling, is de kans op polarisatie daar immers veel groter.
Wie kan klagen? Wie is aangeklaagde? De klachtenregeling zal alleen openstaan voor de leerlingen en hun ouders van de verschillende scholen, centra en internaten. Klachten van personeelsleden kunnen niet via deze weg behandeld worden. Wel kan de klacht van een leerling en zijn ouders betrekking hebben op individuele gedragingen en handelingen van die personeelsleden. Niettemin zal de eindverantwoordelijkheid in dit verband steeds bij het school-, centrum- of internaatsbestuur liggen. Enkel het respectieve bestuur zal dus als aangeklaagde kunnen worden aangeduid.
Over welke klachten en ongenoegens gaat het? Om juridische redenen en om de transparantie van de procedure te waarborgen worden sommige klachten uitdrukkelijk van de klachtenregeling uitgesloten. Zo is het wettelijk bepaald dat klachten m.b.t. geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag door leerlingen die als werknemers worden beschouwd via een bijzondere regeling worden behandeld (omdat zij een studierichting volgen waarvan het opleidingsprogramma voorziet in een vorm van arbeid die al dan niet in de school wordt verricht). Deze leer-
De klachtenregeling zal openstaan voor de leerlingen en hun ouders van de verschillende scholen, centra en internaten.
lingen moeten zich in eerste instantie wenden tot de vertrouwenspersoon of de preventieadviseur psychosociale belasting. Daarnaast zullen ook klachten waarvoor reeds een interne beroepsprocedure bestaat (zoals voor definitieve uitsluitingen en deliberatiebeslissingen) of een externe proceduremogelijkheid (bv. bij de Commissie zorgvuldig bestuur en de Commissie inzake leerlingenrechten), worden geweerd. Welke klachten kunnen dan wel worden behandeld? Vanuit het kwaliteitsbeleid van een onderwijsinstelling moet het zeker gaan om misnoegen over acties of net het nalaten van actie door het bestuur die niet onder de hierboven aangegeven uitsluitingsgronden vallen. De variabreedte is daarbij zeer groot. Mogelijke voorbeelden zijn klachten over een pestbeleid (m.u.v. de klachten door leerlingen als gelijkgestelde werknemers), een sanctiebeleid (m.u.v. de definitieve uitsluiting), de neutraliteit in echtscheidingen, de organisatie van een bepaalde activiteit, specifieke bepalingen in een schoolreglement, een gezondheidsbeleid, stages …
Een commissie als klachtenbehandelaar Een klachtenbehandelende instantie kan in verschillende vormen bestaan. Soms wordt dit waargenomen door een commissie, in andere regelingen door een ombudsman/vrouw of in bepaalde gevallen zelfs door een ombudsdienst. Welke vorm de klachtenbehandelaar ook aanneemt, essentieel is steeds dat die instantie objectief, neutraal en vooral onafhankelijk is. Het is daarom niet evident om deze instantie binnen het eigen school-, centrum- of internaatsbestuur aan te duiden. In principe kan de klachtenbehandelaar immers geen deel uitmaken van de aangeklaagde dienst, noch kan hij werkzaam zijn bij deze dienst. Gekozen is voor een klachtenbehandelende commissie op het niveau van Katholiek Onderwijs Vlaanderen. Weliswaar behartigt de koepel binnen zijn opdracht als coördinerend orgaan voor besturen de belangen van haar leden en biedt ze eveneens ondersteuning aan op pedagogisch, administratief-juridisch en organisatorisch-beleidsmatig vlak. Een
10
januari 2016
evenwichtige samenstelling zou daarom enige twijfel over de garantie van de beginselen van objectiviteit, neutraliteit en onafhankelijkheid van een klachtencommissie op het niveau van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, moeten kunnen wegnemen. De keuze voor de leden van de klachtencommissie, alsook de regeling rond aanwezigheidsquora en stemverhoudingen, gebeurt dan ook met de nodige zorg voor voormelde beginselen.
Plaats van bemiddeling in deze regeling
Bevoegdheid van de commissie
Ze laten hun geschil niet door een derde beslechten. In deze alternatieve vorm van geschillenbeslechting is de schuldvraag dus irrelevant. Bij bemiddeling wordt immers gestreefd naar een win-winsituatie.
Er gaat steeds een informele fase vooraf aan de eigenlijke klachtenprocedure. Deze fase is uitermate belangrijk. Zoals eerder benadrukt, kunnen ongenoegens immers best in onderling overleg worden opgelost. Deze laagdrempelige manier van werken kan ervoor zorgen dat al voor een leeuwendeel van de potentiele klachten informeel een oplossing kan worden gevonden en is daarom een ontvankelijkheidsvoorwaarde voor de verdere formele procedure. Indien een klacht formeel bij de klachtencommissie wordt ingediend, zal deze met andere woorden inhoudelijk niet kunnen worden behandeld op dat niveau als niet eerst de informele fase werd uitgeput. De klacht zal in voorkomend geval terug naar dat lokale niveau worden gebracht. Blijven de ongenoegens na het lokale overleg toch bestaan, kunnen de leerling en zijn ouders zich tot de klachtencommissie wenden. Onbevooroordeeld, objectief en op vertrouwelijke wijze zal deze commissie de ontvankelijke klacht inhoudelijk verder onderzoeken. Hierbij worden alle partijen, dus ook het aangeklaagde bestuur, betrokken. Op basis van het formele onderzoek zal de klachtencommissie uiteindelijk een oordeel vellen. Zoals eerder benadrukt, kenmerkt het een klachtenregeling dat het resultaat de partijen juridisch niet bindt. Er is ook geen hoger beroep mogelijk. Gegrondheid van een klacht houdt enkel een oordeel in over de omstreden gedragingen door of namens een schoolbestuur. De klachtencommissie kan niet beslissen of handelen in de plaats van het betreffende bestuur. Aanbeveling aan het betreffende bestuur zijn wel mogelijk. Deze bevoegdheid moet evenwel worden beschouwd als een kwaliteitskenmerk. Hierbij zal immers steeds de bevordering van de kwaliteit van het onderwijs het uitgangspunt zijn. Hoe kan de klachtenbehandeling een bijdrage leveren tot het verbeteren van de schoolorganisatie?
Bemiddeling, ook wel mediatie genoemd, steunt steeds op drie belangrijke werkingsprincipes, m.n. de vrijwilligheid van de partijen, de vertrouwelijkheid van de gesprekken en de neutraliteit (of beter: meerzijdige partijdigheid) van de bemiddelaar. Bij bemiddeling komen de partijen, ondersteund door een bemiddelaar, zelf tot een oplossing.
Bij klachtrecht worden gedragingen en beslissingen waarover onvrede bestaat, louter beoordeeld. Aan die beoordeling zijn geen gerechtelijke gevolgen (bv. burgerlijke en strafrechtelijke sancties) verbonden.
De oplossing moet door beide partijen worden gedragen opdat een bemiddeling zou slagen. De uitkomst van een klachtenbehandeling is vaak anders omdat een derde oordeelt over het geschil en daarbij noodgedwongen één van beide partijen in het ongelijk wordt gesteld. Omdat bij bemiddeling verschillen in belangen kunnen worden overbrugd en partijen er steeds op vooruitgaan, kan op verschillende tijdstippen met deze alternatieve methode gestart worden. De betrokkenen kunnen uiteraard steeds voorafgaand aan de formele procedure gezamenlijk kiezen voor bemiddeling. Ook tijdens de formele procedure kan de klachtenregeling echter te allen tijde worden opgeschort om bemiddeling een kans te geven.
Transparantie via goede communicatie Een goede klachtenregeling is transparant. De aard en het opzet van de procedure moeten voor potentiële klagers duidelijk zijn. Een goede communicatie is dus van wezenlijk belang. Dat kan gebeuren via het school-, centrum- of internaatsreglement en de geëigende infokanalen. Dat maakt de regeling ook bindend tussen het bestuur en de leerling en zijn ouders.
2 JUNI 2016 Algemeen congres
Lieselot Vantuyckom stafmedewerker dienst Lerenden
LEUVEN januari 2016
11
goed onderwijs voer voor schoolleiders
I
n het tijdschrift ‘direct’ (Nederland) verscheen een artikel over ‘goed onderwijs’ en hoe de samenwerking tussen Katholiek Onderwijs Vlaanderen en Verus (Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, NL), daarbij kan helpen. Voor de lezer die hierover wil meedenken geeft Forum het artikel graag mee.
leren van excellentie een uitdaging aan het onderwijs besloten: als scholen de vigerende visie op onderwijs te smal vinden, kunnen ze dan onder woorden brengen wat ze wél verstaan onder ‘het goede leren’ – alweer in een dubbele betekenis: wat is ‘goed’ en wat is ‘goed leren’?
Het is niet de overheid die bepaalt wat goed onderwijs is. Als scholen dat uitgangspunt hoog willen houden dan is het zaak dat ze zelf leren onder woorden brengen wat ze onder goed onderwijs verstaan. De Vlaamse en Nederlandse onderwijskoepels: Katholiek Onderwijs Vlaanderen en Verus (Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs, NL) werken samen aan een ‘kwaliteitshorizon’ die hen daarbij kan helpen.
In de hoofdlijnen van zijn voorlopige advies aan het kabinet presenteert het Platform Onderwijs2032, zo constateert onderwijspedagoog Gert Biesta, vooral een agenda voor persoonlijke ontwikkeling. Daarbij wordt de vraag waartoe die persoonlijke ontwikkeling dient, niet of alleen impliciet beantwoord. Wie onder woorden wil brengen wat goed onderwijs is, zal dat perspectief onder woorden moeten brengen.
‘Leren we het goede?’ was de veelbelovende kop van een artikel dat op 19 september in NRC Handelsblad verscheen. De kop wekte de verwachting dat het niet alleen zou gaan over de vraag of onze kinderen het goede leren
om in de toekomst aan de bak te komen en een goed burger te worden, maar ook over de vraag of ze leren wat goed leven is. Maar helaas – de inleiding maakte al duidelijk dat ‘het goede’ vooral betrekking had op “de concurrentiepositie van de Nederlandse economie”. Een van de geïnterviewden was Paul Schnabel, die alvast een aanbeveling van zijn Platform Onderwijs2032 verklapte: meer en beter Engels op de basisschool.
Vormingsproject Het is exemplarisch voor de dominante manier van kijken naar onderwijs – het dient vooral om een flexibele en renderende arbeidskracht en een nette burger te worden. En toch ligt in trajecten als Onderwijs2032 en het stimu-
“Daarbij gaat het niet om de vraag hoe we alle talenten van het kind tot bloei laten komen, maar om de lastigere vraag welke talenten goed leven en goed samenleven mogelijk maken.”
12
januari 2016
Daarmee is onderwijs – in de woorden van Biesta (Trouw, 6 oktober 2015) – eerder een vormingsproject dan een ontwikkelingsproject. “Daarbij gaat het niet om de vraag hoe we alle talenten van het kind tot bloei laten komen, maar om de lastigere vraag welke talenten goed leven en goed samenleven mogelijk maken. Zodra we inzien dat criminaliteit ook een talent is, wordt duidelijk dat het in het onderwijs juist gaat om het kritisch
bevragen van talenten. Niet het begeleiden van ontwikkeling, maar het vormen van wat zich ontwikkelt, zodat volwassen in-de-wereldzijn mogelijk wordt.”
Leren is een wonder
Het speelkwartier is over
• Onderwijs is meerdimensionaal. Het richt zich - in termen van de bekende drieslag van Biesta – op kwalificatie, socialisatie en subjectwording en ziet deze onderwijsdoelen in samenhang met elkaar. Een school kan dus niet volstaan met bijvoorbeeld de missie dat ze leerlingen behalve cognitieve vaardigheden ook waarden en normen bijbrengt, maar zal duidelijk moeten maken hoe beide aspecten van het onderwijs in samenhang bijdragen aan het vormingsproject van de school.
Meer dan ooit staat het christelijk en katholiek onderwijs voor de “grootse taak” om een visie op goed onderwijs te ontwikkelen, stelt Govert Buijs, bijzonder hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing aan de Vrije Universiteit, in de essaybundel Van deze tijd. Maatschappelijke veranderingen en christelijk onderwijs. “Het speelkwartier is over”, maant hij. Het is volgens hem aan scholen om in een soort coöperatie-vorm met hun maatschappelijk omgeving onder woorden te brengen wat ze onder goed onderwijs verstaan. Die oproep is Verus uit het hart gegrepen. Samen met Katholiek Onderwijs Vlaanderen werkt Verus aan een ‘kwaliteitshorizon’ met bijbehorend ‘kwaliteitskompas’ en ‘inspiratiegids’ die zowel richtinggevend zijn als ruimte laten voor scholen om met behulp ervan samen met interne en externe betrokkenen zelf in te vullen wat voor hen goed onderwijs is (coöperatiegedachte) en die invulling te toetsen aan die van andere scholen. In panelgesprekken met filosofen, pedagogen, theologen, schoolleiders, bestuurders, kwaliteitszorgfunctionarissen en leraren zijn de contouren van deze ‘kwaliteitshorizon’ zichtbaar geworden.
In deze verkenning zijn om te beginnen enkele grondnoties naar boven gekomen, zoals: • Leren is een wonder. Goed onderwijs heeft oog voor en laat ruimte voor het principieel nietmaakbare karakter van leren en ontwikkelen.
• Onderwijs is vorming voor het leven, gericht op: –– het goede in spirituele zin –– het goede in morele zin –– omgaan met levensvragen –– goede beslissingen nemen • Onderwijs is relationeel: leren kan alleen van, aan en met anderen. • Onderwijs geschiedt in een waardegemeenschap, waarin steeds het gesprek wordt gevoerd over de bedoeling of de ziel van onderwijs en hoe die in de alledaagse praktijk gestalte krijgt en over de levensbeschouwelijke bronnen waaruit daartoe wordt geput. • Onderwijs is een dienst aan de samenleving. Goed onderwijs heeft een beeld van de goede samenleving waarop het jonge mensen voorbereidt, in het besef dat die niet maakbaar is.
EXTRA INFO Wilt u meedenken en mee ontwikkelen? Neem dan contact op met Guido de Bruin, adviseur identiteit bij Verus,
[email protected]. of Kris Vanspeybroeck, stafmedewerker identiteit en kwaliteit,
[email protected]
Voer voor schoolleiders Dit zijn slechts contouren, die in samenspraak met onderwijsmensen uit alle geledingen verder worden uitgewerkt en concreet worden gemaakt, onder meer gebruik makend van de ervaring van excellente scholen met het vormgeven van een brede visie op goed onderwijs. Daarbij hoort ook een visie op goed besturen en leidinggeven en op goed leraarschap. In die visie op goed leidinggeven zal in ieder geval aandacht zijn voor de verantwoordelijkheid en roeping van de schoolleider om het voortgaande gesprek in de school over wat goed onderwijs is, te entameren, stimuleren en begeleiden. Goed onderwijs: het is voer voor schoolleiders. Guido de Bruin, adviseur identiteit bij Verus Uit: ‘direct’, ts, november 2015, jg 8, pp32-33. Meer informatie: www.cnvs.nl | direct |
januari 2016
13
dit verhaal moet verder gaan ‘De Passie’ in Ieper
O
p zaterdag 19 maart 2016 om 20 uur wordt ‘De Passie’ opgevoerd op de Grote Markt van Ieper. Het grootse evenement wordt gratis aangeboden aan het grote publiek.
‘De Passie’ is een eigentijdse en toegankelijke versie van het lijdensverhaal van Christus. De initiatiefnemers van vzw De Passie vinden het belangrijk dat dit verhaal blijft klinken in onze samenleving. In een tijd waarin zoveel oorlogen woeden en waarin terrorisme heerst, willen zij Jezus’ boodschap van liefde en vrede uitdragen – precies vanuit de stad die bij uitstek getekend werd door het vernietigende geweld van oorlog: Ieper, de vredesstad. “Ik wil mee dit verhaal vertellen”, zegt regisseur Bart Cafmeyer. “Omdat zoveel miljoenen mensen het lijden moeten ondergaan: vluchtelingen, kinderen, oorlogsslachtoffers… Dag in dag uit…” Hij hoopt dat mensen na ‘De Passie’ weer frisse moed hebben “om van deze gekdraaiende aardbol een betere plek te maken”. Het bekende verhaal over de laatste dagen van het leven van Christus, de kruisdood en de gebeurtenissen na de verrijzenis is ook een verhaal over vriendschap en verraad, over hoop en pijn, over opoffering en idealisme, over liefde en dood. Scenarist Benjamin Sercu en regisseur Bart Cafmeyer verwerkten deze en andere facetten in hun interessante en unieke concept voor een multimediaal gebeuren uit. Ze werken met woord en zang, beeld en muziek, spektakel en dans. Voor de uitvoering trokken zij professionele en lokale talenten aan. Bekende namen zijn Geena Lisa, Peter Bulckaen, Bob De Moor, Mathias Sercu, Lotte Vannieuwenborg, Frank Verdru, Koen Vijverman en Simon De Cuypere. De lokale talenten zijn de leden van toneelkring MEVNA uit Voormezele, de Ieperse Kunstkring Richten, de Koninklijke Toneelkring Brielen, de Koninklijke Harmonie Ypriana (onder leiding van Nico Logghe) en het Lifedanscenter uit Izegem. In de vastentijd zal het oplichtende kruis, dat vorig jaar in Merchtem gebruikt werd tijdens de eerste Vlaamse versie van ‘De Passie’ (na de opvoeringen in Groot-Brittannië en Nederland), te voet overgebracht worden van Merchtem naar Ieper.
14
januari 2016
Wij verwachten jou! PROGRAMMA 19 MAART 2016: OM 17.30 UUR gaat mgr. Jozef De Kesel, aartsbisschop Mechelen-Brussel, voor in de eucharistieviering in de kathedraal Sint-Maarten en Sint-Niklaas te Ieper. De viering op de vooravond van Palmzondag is een palmviering voor jong en oud. OM 20 UUR wordt de ‘Last Post’ geblazen. Dit zal reeds op het grote scherm op de Grote Markt te zien zijn, voor de toeschouwers van ‘De Passie’. ONMIDDELLIJK NA DE ‘LAST POST’ begint ‘De Passie’. Het einde is voorzien omstreeks 21.30 uur.
PRIJS? Gratis toegang tot het event Vanuit verschillende opstapplaatsen in Vlaanderen zullen bussen ingezet worden om de gasten comfortabel naar Ieper te brengen. Er zijn drie zones en dus drie tarieven: voor zone 1 (Veurne, Diksmuide, Nieuwpoort, Oostende, Torhout, Knokke, Blankenberge, Brugge, Roeselare, Eeklo, Aalter, Roeselare, Waregem en Kortrijk) bedraagt de vaste prijs 12 euro,
MEER INFORMATIE OP WWW.DEPASSIE.BE Voor meer informatie kunt u terecht bij Doenja Van Belleghem
voor zone 2 (Sint-Job-in ‘t Goor, Antwerpen, Mechelen, Aarschot, Leuven, Brussel, Aalst, Zottegem, Oudenaarde, Sint-Niklaas, Lokeren, Zelzate, Wachtebeke, Gent) 18 euro en voor zone 3 (Turnhout, Lommel, Mol, Geel, Maaseik, Genk, Hasselt, Diest, Sint-Truiden, Tienen) 24 euro – telkens per passagier en heen en terug. Specifiek aanbod: wie 40 personen kan verzamelen, wordt ter plaatse opgehaald door een aparte bus! Vanaf 1 december 2015 tot 11 maart 2016 kunnen geïnteresseerden online hun plaats op de bus reserveren via de website www.depassie.be.
januari 2016
15
forum blikt terug Anno 1976
I
n dit eerste schooljaar van Katholiek Onderwijs Vlaanderen blikt de redactie van Forum terug en duikt ze in de archieven. Het januarinummer van 1976 was een themanummer over een onderzoek naar de internaten. Op 9 februari 1976 werd in een persconferentie de alarmklok geluid over de daling van het aantal internen en het sluiten van vele internaatsafdelingen. We vroegen aan het team Internaten van onze Dienst Curriculum & vorming een vergelijking te maken met de situatie op vandaag.
16
januari 2016
Andere tijden, andere internaten De cijfers van toen spreken tot de verbeelding: er waren halverwege de jaren ‘70 bijna 600 internaten die samen zo’n 64.000 internen hadden. Dus het gemiddelde internaat had iets meer dan 100 internen.
Op internaat zijn was veeleer de regel van de uitzondering. Het was een totaal andere tijd: op maatschappelijk en kerkelijk vlak golden andere waarden, normen en ambities. En ook het onderwijs was heel anders georganiseerd. Er waren minder scholen en als gevolg van de groeiende welvaart in de golden sixties steeg de mobiliteit en was er minder behoefte aan internaten. Het wereldbeeld evolueerde onder invloed van mei ‘68. De katholieke gemeenschap onder de kerktoren brak open en de groeiende secularisatie brachten niet alleen langzaam maar zeker meer leken voor de klas, ook de opvoeding van de jeugd in de internaten kwam vanaf de jaren ‘70 steeds meer in handen van lekenopvoeders en was steeds minder een zaak van geestelijken: de clerus moest het onderwijs stilaan loslaten. Een maatschappelijke evolutie die de internaten ook geen deugd deed was de beweging die in de jaren ‘60 ingezet werd en waarbij het niet langer vanzelfsprekend was om de opvoeding van je kinderen aan anderen (in casu religieuzen) over te laten. Daar zorgde je zelf voor als jonge ouders. De verantwoordelijken voor internaten hebben in die dagen terecht de alarmklok geluid. Een gebrek aan financiële middelen stak de kop op:
de tijd was voorbij van religieuzen die (letterlijk en figuurlijk) pro deo de verantwoordelijkheid droegen over internaten. De leken verdrongen de geestelijken in scholen en internaten. Maar die leken-medewerkers in internaten moesten wel betaald worden en dan hebben we het nog niet over de noodzakelijke investeringen in de gebouwen. Kortom: het was “crisis” in de internaten en de internaten gingen dicht aan de lopende band. In het nieuwe millennium, in 2002, kenden internaten numeriek hun dieptepunt. Waren er nog 64.000 internen in die 600 internaten in 1976, dan waren er dat een kwarteeuw later nog amper 7.500 in 95 internaten.
2002-2012 Internaten opnieuw in de lift Wij hebben dan tien “goede” jaren gekend tussen 2002 en 2012 waarin wij op de Dienst Internaten een beetje versteld stonden van het feit dat de belangstelling voor internaten terug aantrok. “Internaten opnieuw in de lift”, “Het is hip op internaat te gaan” en soortgelijke titels in de media deden een revival van internaten vermoeden. We waren op het toppunt met 1.000 internen meer: wij hadden er 8.500. In die jaren (2008-2010) formuleerden wij de troeven van internaten en vonden wij in niemand minder dan prof. Peter Adriaenssens een pleitbezorger van de internaten. Maar sinds 2010 worden wij geconfronteerd met een nieuwe daling in een aantal internaten. Op dit moment zitten we beneden de 8.000
internen. Dat heeft plausibele redenen. Om er enkele te noemen: de algemene achteruitgang van het eerste jaar, het verminderde succes van bepaalde studierichtingen zoals de hotelscholen, en de kostenfactor: een internaat is objectief gezien niet duur (je mag gemiddeld op een goeie 250 euro per maand rekenen), maar voor een alleenstaande moeder of voor een kansarm gezin is dat wel duidelijk een factor die de doorslag geeft en een aantal kinderen, voor wie een internaat een goede zaak zou zijn, vinden daardoor niet (meer) de weg naar het internaat.
Hoe ziet het Team Internaten de toekomst? Wij zetten volop in op de ontwikkeling van een kwaliteitstraject in onze internaten en wij benadrukken die boodschap van het streven naar kwaliteit op alle vlakken: niet alleen het eten moet goed zijn (!), ook de volgehouden begeleiding van de kinderen en jongeren op het vlak van hun studies en op socio-emotioneel vlak: hun totale ontplooiingskansen kortom. Op onze jaarlijkse Beleidsdag met onze beide beleidsorganen (Adviesraad Internaten en Beheerdercommissie) van 22 januari 2016 staat de vraag centraal “Hoe dromen wij internaten anno 2025?” Het wordt een boeiende denkoefening en een gezamenlijke poging om het internaat van de toekomst gestalte te geven. Jan Willems en Anja Dingenen Team Internaten Dienst Curriculum & vorming
januari 2016
17
OIEC* – wereldcongres, rome “Vandaag en morgen opvoeden, een passie die zich hernieuwt”
I
n november 2015 vierde Rome de vijftigste verjaardag van het Decreet over Katholiek Onderwijs, ‘Gravissimum Educationis ‘(1965) een ideale gelegenheid om tijdens een wereldcongres de passie van de Kerk voor onderwijs te vernieuwen. In wat volgt brengt Guy Selderslagh verslag uit van wat leeft binnen het katholiek onderwijs in de wereld. Daarbij aansluitend vindt u de toespraak van Pascal Balmand, secretaris-generaal van het Katholiek Onderwijs in Frankrijk, over “Vorming en educatieve gemeenschap: een getuigenis van coherentie en verbondenheid”. Terwijl we op het Sint-Pietersplein in de eindeloze rij staan te wachten ontdekken we de buitengewone verscheidenheid, diversiteit en rijkdom van het katholiek onderwijs in de wereld. We komen delegaties tegen uit de vijf werelddelen. We begroeten een rectrice van een Filipijnse universiteit, een Argentijnse nationale verantwoordelijke, een Australische bisschop, een universiteitsprofessor van New York, een groep Italiaanse studenten en docenten. Allemaal deelnemers aan het wereldcongres van het katholiek onderwijs, wachtend om de zaal Paulus VI binnen te gaan voor de lancering van “Vandaag en morgen opvoeden, een passie die zich hernieuwt”. Dit wereldcongres vond plaats in Rome, eind november. Een unieke gelegenheid voor meer dan tweeduizend leerkrachten, directeurs en diverse actoren in het katholiek onderwijs (scholen en universiteiten) uit de vijf continenten om elkaar te ontmoeten en hun dagelijkse uitdagingen in de realiteit van een veranderende wereld te bespreken. Het was ook de gelegenheid om de “Gravissimum Educationis”-uitspraak van Paus Paulus VI over het katholiek onderwijs, vijftig jaar geleden op het einde van het Vaticaan II Con-
18
januari 2016
cilie, te vieren en te herlezen. Het was tenslotte ook een unieke gelegenheid om zich te distantiëren van onze dagelijkse visie en om onze dagelijkse realiteit te bekijken vanuit het perspectief van een werkelijkheid die elders anders beleefd wordt. Éénzelfde bron maar een andere context en een andere realiteit. Dit congres was ook een unieke kans voor gezamenlijke uitwisseling en wederzijdse verrijking. Het congres bevestigde opnieuw de nauwe band tussen de identiteit en de opdracht van katholieke onderwijsinstellingen. Bijgevolg worden de scholen ook verzocht op te treden als verdedigers van de waarde van de menselijke persoon, met de bedoeling de verheerlijking van de economische winst alléén, als maat van alle dingen, tegen te gaan. Er zijn in de scholen veel actoren die op elkaar inwerken. Kenmerkend voor de aanwezigheid en de actie van deze verschillende categorieën van actoren binnen een school, is het vormen van een gemeenschap die tegelijkertijd als beroepsgemeenschap en als opvoedingsgemeenschap dient georganiseerd te worden.
De opbouw van deze gemeenschappen en de bevestiging van hun identiteit evenals de specifieke opdracht van de katholieke school worden door de vorming van opleiders bewerkstelligd. Enerzijds moet de gemeenschap van een katholieke onderwijsinstelling bestaan uit leerkrachten met de vereiste vakbekwaamheden: autonomie, plannings-en beoordelingsvermogen, creativiteit, een open houding tegenover innovatie, oprechte interesse voor onderzoek en experiment. Anderzijds moeten de leerkrachten zich ten volle bewust zijn van hun opvoedingsrol, hun ware identiteit en tonen dat zij zich voor de samenleving met overtuiging willen inzetten. Om deze reden is er dringend behoefte aan een bezinning omtrent de basisopleiding en de nascholing van beheerders, onderwijzers en opvoeders. Het congres heeft ook de grote educatieve uitdagingen aan het licht gebracht waarmee de scholen vandaag wereldwijd geconfronteerd zijn, in een multiculturele maatschappij die een ingrijpende mutatie ondergaat. Deze uitdagingen moeten worden aangepakt met grote ambitie: een integraal opvoedingsproces van jongeren bevorderen.
* OIEC: Catholic International Education Office
De slotsessie “Samen voor Opvoeding” werd door Paus Franciscus bijgewoond. Op de vragen die hem werden gesteld gaf hij sterke antwoorden die een aanmoediging en stimulans zijn voor bezinning en actie voor allen die bijdragen aan onze opvoedingsgemeenschappen: “Het opvoedingspact tussen familie en school, tussen staat en school, tussen familie en staat is verbroken. Vandaag zijn niet alleen de educatieve banden verbroken, ook de opvoeding is te selectief en elitair geworden. Alleen personen van een zeker niveau lijken recht te hebben op een opvoeding. Het is een schandalige wereldwijde realiteit. Deze menselijke selectiviteit verwijdert mensen van elkaar in plaats van ze samen te brengen als armen en rijken, culturen onder elkaar, enzovoort”. “Men moet ten aanzien van de jongeren alle horizonten openhouden. Alle afsluitingen zijn nutteloos”.
Welke zijn de uitdagingen voor de opvoeders in deze tijd van derde wereldoorlog ? “Getuigen, aan de kant staan van de armen. Men krijgt een beter inzicht als men aan de zijlijn staat. In het centrum voelt men zich steeds verdedigd, beschermd.
“Het Katholiek Onderwijs is een werk van humanisering. Het gaat hier niet om bekeringsijver.” “De grootste bekoring in oorlogstijd bestaat erin muren op te richten om zich te verdedigen. Het grootste falen van een opvoeder is opvoeden tussen de wanden van één selectieve cultuur, van één sociale sector, van de veiligheid”. “Daar waar het formeel onderwijs alles heeft verarmd moeten nieuwe, informele wegen gevonden worden. De eerbiedige informaliteit doet deugd aan de opvoeding. Men moet nieuwe modellen opnemen. Hoofd, handen en hart opvoeden en deze drie talen in harmonie met elkaar brengen met het oog op een inclusieve opvoeding die aan iedereen een plaats geeft.”
Dat betekent niet alleen aan liefdadigheid doen. Dat wil zeggen iemand bij de hand nemen ». Deze antwoorden zijn zoveel boodschappen voor iedereen die wenst dat “vandaag en morgen opvoeden” een passie wordt die zich hernieuwt ! Guy Selderslagh Secretaris-generaal CEEC
januari 2016
19
vorming en educatieve gemeenschap: een getuigenis van coherentie en verbondenheid
S
ommige woorden en uitdrukkingen dreigen door veelvuldig gebruik aan betekenis, kracht en smaak te verliezen: wat bedoelen we eigenlijk als we het hebben over de educatieve gemeenschap? Beschouwen we ze niet, zij het onbewust, louter als een harmonieuze verzameling van mensen en groepen en gaan zo voorbij aan haar bestaan als zodanig?
opvoedingsproject, is kenmerkend voor de katholieke school; en anderzijds, “de opvoedings- en onderwijsmissie van de katholieke school doet een beroep op een gezamenlijke, maar gedifferentieerde participatie van ieder lid van deze educatieve gemeenschap”.
Dit is de vraag die ik me stelde toen me werd gevraagd mee na te denken over het verband tussen ons opvoedingsproject en onze educatieve gemeenschappen. Op het eerste gezicht lijkt het vanzelfsprekend hiertoe de verschillende componenten van deze gemeenschappen te identificeren en te tonen hoe elke component en elk van de mensen bijdragen aan de totstandkoming van het christelijk opvoedingsproject van de katholieke school. Ik denk dat een dergelijke aanpak niet alleen onvermijdelijk langdradig en eentonig zou zijn, maar ook aan de kern zou voorbijgaan. Die kern zal ik als een vraag formuleren: waarin en hoe wordt de schoolgemeenschap uitgenodigd zich te ontplooien tot een opvoedkundige gemeenschap? Waarin en hoe wordt zij in en door zichzelf beschouwd als een plaats van getuigenis en dus van ontplooiing van het project?
Omdat de educatieve gemeenschap een kerkelijke gemeenschap is die openstaat voor iedereen, is iedere school tegelijkertijd missionair en missiegebied.
Er is geen opvoedingsproject zonder een gemeenschap om het te dragen en gestalte te geven
maar vloeit ze daarentegen voort uit de wil en het werk van elkeen. Omdat ze openstaat voor iedereen en haar grondslag vindt in het engagement van eenieder, vereist zij van haar leden een duidelijke visieontwikkeling met betrekking tot de fundamenten en beleidslijnen van het opvoedingsproject waaraan ze deelnemen. Vanuit die gedachte doet niet iedereen alles, maar neemt ieder, volgens zijn rol, specifieke verantwoordelijkheden op die betekenisvol worden binnen eenzelfde educatieve missie, op een solidaire manier, vertrekkende van dezelfde bronnen en gelijkgericht. De institutionele verantwoordelijken hebben hier als missie aan eenieder, bovenop de functie, ook het teken van deze participatie aan te geven. Bij wijze van voorbeeld, verwijs ik in dit verband naar wat hierover duidelijk staat vermeld in het “Statut de l’Enseignement catholique en France”, gepubliceerd door de Franse bisschoppen in 2013: enerzijds, “de verwezenlijking van een waarachtige educatieve gemeenschap, samengebracht rond een gedeeld
Nogmaals verwijzend naar de Franse statuten, vermits de mij toegewezen opdracht hierop is gebaseerd: “Ten dienste van de mens en zijn opvoeding, geeft de Kerk blijk van een hoopgevende blik op iedere mens. In overeenstemming met de missie die Christus haar heeft toevertrouwd, richt ze zich tot alle mensen en tot iedere mens; zo staat ook de katholieke school, via haar pastorale keuze, open voor iedereen, zonder enige vorm van discriminatie.” Onze educatieve gemeenschappen zijn samengesteld uit een zeer divers publiek. In het raam van een sterk geseculariseerde Franse samenleving waar de levensbeschou-
Een gemeenschap: geen ongedifferentieerd geheel van gelijken en identieke mensen, eerder een verzameling van diverse en onderscheiden personen verzameld onder eenzelfde horizon. Niet de uniformiteit, maar de missie bekrachtigt de gemeenschap. Daardoor ontstaat die gemeenschap ook niet spontaan,
20
januari 2016
© CEC 2015
Laten we teruggaan naar wat de Congregatie voor Katholiek Onderwijs in 1997 stelde: “de katholieke school neemt de vorm aan van een school voor de persoon en van personen.” En omdat het project van de katholieke school op de integrale vorming van de persoon mikt, en dus de relationele opvoeding integreert, bevat het noodzakelijkerwijze een gemeenschapsvisie en kan het alleen dan worden beleefd wanneer het in een gemeenschap gestalte krijgt.
welijke pluraliteit nog toeneemt, kunnen we op zijn minst zeggen dat de christenen er niet alleen zijn: integendeel, naargelang de omgeving, zijn ze zelfs in de minderheid – en dit geldt voor zowel de volwassenen die in de scholen aan de slag zijn als voor de kinderen, de jongeren en hun ouders.
© CEC 2015
Maar, “Een katholieke school ontvangt haar missie van de Kerk, die aan de oorsprong van haar ontstaan ligt”: omdat een katholieke school gevraagd wordt een door de bisschop erkend christelijk project te doen leven, samen met de door de bisschop daartoe aangeduide bevoegde personen, omdat de schooldirecteur- althans in Frankrijk - uitdrukkelijk een kerkelijke missie kreeg, is iedere onderwijsinstelling verbonden met de Kerk en krijgt zij betekenis in het licht van die verbondenheid. Ten volle kerkelijk en open voor iedereen, bevindt de katholieke school zich dus op het kruispunt van Kerk en samenleving. Haar rol bestaat er dan ook in, aan de samenleving en aan de gezinnen een specifieke educatieve dienst te verlenen, gebaseerd op een christelijk mens- en wereldbeeld, maar ook, en meer bepaald hierin: het verkondigen van de Blijde Boodschap aan iedereen en aan ieder van ons. Dit veronderstelt gastvrijheid en fijngevoeligheid, maar vereist tevens een duidelijke wil om de haar toevertrouwde missie naar waarheid te vervullen, zich daarbij goed bewust van de schijnbare paradox (‘schijnbaar’ want hij geldt eigenlijk voor ieder kerkelijk samenleven) tezelfdertijd missionair ‘naar de buitenwereld toe’ en missieplaats ‘binnenin’ te zijn.
© CEC 2015
Met betrekking tot haar educatief project, is de educatieve gemeenschap geroepen een opvoedkundige gemeenschap op te bouwen begaan met de groei van ieder van haar leden via het eigen opvoedingswerk waar zij voor zichzelf werk van maakt. Centraal in het project van een katholieke school staat de bekommernis onderwijs, opvoeding en de verkondiging van de Blijde Boodschap steeds met elkaar in verband te brengen. Natuurlijk, doet men hier een beroep op de vrijheid en de verantwoordelijkheid van iedere volwassene in de scholen. Maar, wij weten dat een gemeenschap meer is dan de som van de mensen waaruit ze is samengesteld en die haar doen leven, in die zin dat ze de actie van haar leden vanuit zichzelf voedt en verduidelijkt. “Het is dus nuttig er even aan te herinneren, verwijzend naar het Tweede Vaticaans Concilie”, dat de katholieke school als gemeenschap meer is dan een sociologische categorie, maar dat ze ook een theologische grond heeft. De educatieve gemeenschap (…) wordt dus opgeroepen integrale vorming doorheen de interpersoonlijke relatie als doel voorop te stellen.”
© CEC 2015
Ik kom dus terug op mijn beginvraag: hoe wordt een educatieve gemeenschap een opvoedkundige gemeenschap? Om werkelijk het christelijk opvoedingsproject gestalte te geven, is het mijns inziens hoofdzaak dat de educatieve gemeenschap voortdurend aan de eigen opvoeding werkt. In het semantisch veld, soms tamelijk verregaand vakjargon van de pedagogische wetenschappen, is het begrip “lerende
januari 2016
21
gemeenschap” een algemene term geworden: men zou een gelijkwaardige uitdrukking moeten vinden om dit collegiaal zichzelf-vormend proces - waarbij de educatieve gemeenschap ieder van haar leden opvoedt, door zichzelf op te voeden - te verwoorden. Eenvoudiger gezegd, het is of zou moeten evident zijn dat onze gemeenschappen worden opgeroepen tot een zo sterk mogelijke coherentie tussen de educatieve ambities die zij verkondigt en het getuigenis er van in het dagelijkse leven. Dit is het “evangelisch klimaat” waartoe Gravissimum Educationis oproept … Ten gronde, het is eerst en vooral
in dit klimaat en door dit klimaat, in deze coherentie en door deze coherentie dat de educatieve gemeenschap ieder kan doen groeien: de leerlingen, maar ook de volwassenen die ze vorm geven. U kent de woorden van Paus Franciscus wanneer hij ons herinnert aan onze verantwoordelijkheid tot getuigenis en dus tot coherentie: “Opvoeden is geen beroep, maar een attitude, een manier van zijn; om op te voeden moet men uit zichzelf treden te midden van de jongeren, hen begeleiden in hun groeiproces door aan hun zij te staan. Geef hen hoop en optimisme op weg in de wereld. (…) Maar vooral, leef hen voor wat u hen leert en zegt” …
Ik wil geen misbruik maken van uw geduld en vermeld daarom beknopt vier aandachtspunten: 1. Hoever staan we in het daadwerkelijk rekening houden met alles wat voortvloeit uit een katholieke school open voor iedereen? Wat met onze capaciteit ieder te verwelkomen om wie hij/zij is, en al onze verschillen als even zoveel kansen te beleven? Ons project mag geen bunkerinstelling worden, gefocust op zijn elitair onderonsje en op zichzelf teruggeplooid. Het mag zich evenmin incarneren als een vaagweg “verdraagzame” instelling, die naar onverschilligheid neigt, zelfs ten aanzien van het diepgewortelde christelijke dat het veronderstelt gestalte te geven. Tegenover deze dichtgeklapte, besloten vorm van samenleven en tegenover het tolereren van ledigheid moeten we de noodzaak van een vertrouwensvolle diversiteit en de ware dialoog stellen, omdat openheid alleen zin heeft wanneer die wordt verrijkt door een klaar bewustzijn van wie we zijn, waar we voor staan … 2. Wat met het sociaal klimaat en, in ruimere zin, de visie van de overheid op onderwijskwaliteit in onze scholen? Hoe komt de sociale visie van de Kerk in ons onderwijs tot uiting? Op gebied van erkenning en maatschappelijke gelijkstelling, arbeidswetgeving en sociale dialoog, zijn we hier nog coherent met ons project? Zijn we met betrekking tot onze pedagogische overheidsinstanties nog coherent met ons project? Op gebied van ons streven naar inspraak van de leerling zowel als van de ouders, handelen we hier nog in de lijn van ons project? Met deze vragen wil ik geenszins de indruk geven pessimistisch of ontgoocheld te zijn als gevolg van algemeen vastgestelde onvolkomenheden, maar wel dat we steeds meer en steeds beter moeten doen, zodat ieder zich “thuis” voelt, bij ons … 3. Wat maakt dat onze educatieve gemeenschappen ook plaatsen van samenhorigheid en verbondenheid zijn? Samenhorigheid tussen jongeren onderling, tussen volwassenen onderling en tussen leerlingen en volwassenen? Hoe ervaart en beleeft ieder deze verbondenheid concreet in onze onderwijsinstellingen? Ik schrik bijvoorbeeld wanneer ik zie hoe één en ander ver uit elkaar staat, prachtige educatieve programma’s van scholen rond solidariteit en dan de wijze waarop de pedagogische praktijken binnen diezelfde educatieve gemeenschappen wedijveren in een sfeer van ieder voor zich, die soms ver staat van de idee van verbondenheid… Het is nochtans in de eerste plaats in het dagelijkse klasgebeuren dat werken rond verbondenheid kan en moet gebeuren. Broeder André-Pierre Gauthier schrijft het zo: “De katholieke school is een school zoals ook de openbare school, maar ze verschilt daar waar leraars hun fouten en angsten erkennen, waardoor ze dichter bij de leerlingen staan. (…) Enkel discrete tekens wijzen er op de komst van die verbondenheid. Zij is nochtans het bewijs dat ieder leven, hoe broos ook, een kiem van hoop brengt.” 4. Wat maakt dat in elk van onze educatieve gemeenschappen Kerk-zijn concreet wordt ervaren, tastbaar wordt? Hoe worden - zonder dwang noch bekeringsijver - en verschillend van plaats tot plaats – daarvoor de middelen verschaft? Hoe kan de “spiritualiteit van de verbondenheid (communie) die de adem van de educatieve gemeenschap moet worden” zich ontvouwen? Ik kom uit een land waarvan sommigen zeggen dat onze scholen “te” katholiek zijn, terwijl anderen vinden dat ze het “niet genoeg” zijn. Beide baseren zich voor hun oordeel alleen maar op de expliciet kerkelijke uitspraken; maar een christen is nooit “teveel” of “te weinig” christelijk, en dat geldt ook voor onze scholen. De katholieke dimensie van onze scholen moet maken dat alle facetten en aspecten van het dagelijkse ervan doordrongen en erdoor verhelderd worden. Onze scholen zullen nooit christelijk genoeg zijn, en ik denk niet dat dit van hen wordt verwacht. Wat hen daarentegen wel wordt gevraagd, is stap voor stap, bescheiden en vreugdevol, dit op het geloof van de Kerk gebaseerde en iedereen aangeboden klimaat van communie en Hoop, op te bouwen.
22
januari 2016
En inderdaad, deze vragen en nog andere stellen zich aan onze educatieve gemeenschappen als kerkgemeenschappen, los van de “kwantiteit” of van het aantal christenen dat er verhoudingsgewijs deel van uitmaakt. Herinner u de woorden van Jezus: “Waar twee of drie in mijn naam samen zijn, daar ben ik in hun midden”. Niet de “twee of drie”, maar het “in mijn naam” is belangrijk. Als de christenen dus ontegensprekelijk hun specifieke pastorale verantwoordelijkheid opnemen in onze scholen, dan is daarbinnen geen reden tot onderscheid tussen educatieve gemeenschap en christelijke gemeenschap, want onze instellingen werken samen aan wat Kerk-zijn is, en dan is wel degelijk de gehele gemeenschap een plaats waar de Kerk leeft, met respect voor de vrijheid van elk van haar leden en waar ieder wordt uitgenodigd het christelijk project van de onderwijsinstelling voor te leven. Ieder van ons is overtuigd van hoe zinvol de katholieke school is. Wij staan met zijn allen ten dienste van wat ze namens de Kerk aan ouders, kinderen, jongeren en aan de samenleving wil aanbieden. Dat alles willen wij leven door van elk van onze educatieve gemeenschappen een “symbool van christelijke naastenliefde” te maken. Zoals Paulus VI in “Ecclesiam suam” de Kerk opriep “gesprek” met de wereld te worden, zo is de school aangewezen zich diep te wortelen in de identiteit van de dialoog. En van dit paradigma van de dialoog zowel naamkaartje als reispas te maken. Interpersoonlijke dialoog, dialoog tussen sociale groepen, tussen religies en culturen, dialoog tussen wetenschappen, dialoog tussen geloof en rede: door steeds meer en steeds beter het gesprek en de dialoog te willen aangaan, worden onze educatieve gemeenschappen dienstverleners van het christelijk opvoedingsproject dat de Kerk hen toevertrouwt. Pascal Balmand, secretaris-generaal van het Katholiek Onderwijs in Frankrijk: “Projet de formation et communauté éducative: un témoignage de cohérence et de communion” OIEC, november 2015, Rome (Eigen vertaling)
https://pincette.vsko.be/meta/properties/ dc-identifier/Sta-20160112-25
Wilt u grasduinen in het archief van School+visie of het nieuwe nummer downloaden? Surf dan naar www.katholiekonderwijs.vlaanderen > meer informatie over > Basisonderwijs.
INHOUDSOP
WOORDJE VAN …
GAVE
EEN VLUCHT RICHTING TOEKOMST?
04
Peersman C.
SSST … HIER WERKT EEN BREIN (DE EL 2)
05
Compernolle T.
SCHOLEN SLIM ORGANISEREN Demaertelaere Y., Van Acker T.
DOSSIER
KLARE TAAL … EEN GOEDE ZA
jaargang 8 december 2015 - februari 2016 DRIEMAANDELIJKS Tijdschrift van Katholiek Onderwijs Vlaanderen secundair onderwijs
EREEN
Lippens M.
‘VAN O-KAN NAAR IK KAN!’
n°
2
Astashka I.
Afgiftekantoor BRUSSEL 4 P806262 Guimardstraat 1 1040 Brussel
GETUIGENIS
Mackelbergh T.
43
20
‘MEER TALEN, MEER KANSEN ?’ INTERVIEW
32
GETUIGENIS
Sempels T.
BB Binnenwerk
36
MODERNE TALEN ENDE EVALUATIE: VRAIE HISTO RIE ENDE AL WAER
Vanhollebeke A.
19 BREDE TAALSCREENIN G… VOOR EEN VL IEGENDE START GETUIGENIS
Verlinden A.
OP VERHAAL KOMEN GETUIGENIS
Malfliet G.
29
39
45 DECEMBER ‘15 FEBRUARI ‘16
Meer informatie? Surf dan naar www.katholiekonderwijs.vlaanderen/tijdschriften jg8 n°2.indd
16
GETUIGENIS
Saelen I.
19/11/15 07:37
24
INSTRUCTIE TAAL AAN EX-OKAN-LEE RLINGEN
GETUIGENIS
IK BEN HEEL VEEL PEIN
13
‘TAAL(BELEID)’
AK VOOR IED
KATHOLIEK ONDERWIJS VLAANDEREN
08
YOUTHSTART GELOOFT IN ALLE JONGER EN
3
03
TWEELUIK
19/11/15 07:35
januari 2016
23
Waar zijn we mee bezig?
GEZONDHEID
Gezondheid staat meestal heel hoog in het wensenlijstje, wanneer we elkaar een gelukkig nieuwjaar toewensen. Gezondheid en geluk zijn geen synoniemen, maar we voelen intuïtief aan dat ze wel aardig wat met elkaar te maken hebben. Wat bedoelen we precies wanneer we bij het begin van een nieuw jaar Proost! zeggen?
Een onderwijsnieuwjaarswens Wat ik je wens: vorming van de hele mens gezond verstand een vrolijk hart handen uit de mouwen voeten op de grond alles met mate verbonden met hemel en aarde © Koen Lemmens
wederkerige liefde zonder voorwaarde de hemel op aarde Een gezond en gelukkig nieuwjaar! Gezondheid: elkaar bloed geven In de broosheid van het bestaan kan een mens ertoe komen, zelfs bij ziekte, tegenslag of lichamelijk ongemak, een krachtige spirituele bron aan te boren en een ‘gezond’ evenwicht te vinden.
Geef mij, Heer, een goede spijsvertering en ook iets om te verteren. Geef mij een gezond lichaam en het noodzakelijke goede humeur om dat zo te houden. Geef mij een eenvoudige geest die al wat goed is koestert en niet snel bang wordt
Ieder mens is kwetsbaar. Wie zal durven zeggen: mij zal het niet overkomen? Dat inzicht maakt een mens begripvol voor wie het moeilijker heeft, nodigt uit om niet aan de kant te gaan staan, maar om schouder aan schouder, zij aan zij, een arm aan te bieden
aan wie door de knieën dreigt te gaan of het noorden kwijtgeraakt. Zulke mens ontmoeten op een moeilijke levensweg maakt een wereld van verschil.
bij het zien van het kwaad, maar manieren vindt om alles weer op zijn plaats te zetten. Geef mij een ziel die geen verveling, gemopper, gezucht en geklaag kent en ook geen buitensporige spanning ingevolge die spelbreker met de naam ‘ik’. Geef mij, Heer, zin voor humor.
Gun mij de genade om tegen een grap te kunnen, om in het leven wat blijdschap te ontdekken en die met anderen te kunnen delen.
Diep van binnen weet eenieder dat gezondheid bovenal een geschenk is. Een gelovige ervaart het als een zegen. Dat beseffen kan een bron van grote dankbaarheid zijn.
Thomas More (1478-1535) (Eigen vertaling)
Gezondheid van lichaam en geest, een vreugdevol hart, voedzame kost en een goed humeur: dat is het recept van Ben Sira (Wijsheid van Jezus Sirach 30, 14-25). Wie met die elementen het dagelijkse leven kruidt, krijgt een Bijbelse stipnotering om in de hitparade van tevreden mensen terecht te komen. Kan jouw school oefenterrein voor dat veelbelovende programma zijn? Suggestie: Deze cover met teksten uit Leeftocht kan gebruikt worden voor een bezinnend moment.
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Het volledige nummer vind je in digitale vorm op pastoraal.katholiekonderwijs.vlaanderen met daarin linken naar nog meer inspiratie. Impressies graag zenden naar
[email protected]. In bijlage bij voorliggende Forumeditie zit het Leeftochtnummer voor februari ‘Diversiteit’, voor maart ‘Duurzaamheid’ (vastennummer) en de vastenaffiche in drie exemplaren (2 x A3 en 1x A2). Zie website voor bijbestellen vastenaffiches of telefoneer naar 02 507 07 07. Een artikel over het vastenaanbod verschijnt in februari in Forum.
Jg. 31, Waar zijn we mee bezig? nr. 5, januari 2016