Ik ben zat, wie ben jij? Een onderzoek naar de sociale relaties binnen studentenhuizen en het drinkgedrag van individuele studenten.
Augustus 2010 Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Master Sociologie: Criminaliteit en Veiligheid K.L. Pattiselanno BSc 1641069 Begeleider: Dr. J.K. Dijkstra Referent: Dr. R. Veenstra Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
1
VOORWOORD In het kader van mijn afstuderen is een onderzoek uitgevoerd naar alcoholgebruik onder studenten in de stad Groningen en de factoren die van invloed kunnen zijn op dat alcoholgebruik. Het uitvoeren van dit onderzoek was voor mij tevens een laatste ‘test’, om te kijken of de onderzoekswereld iets voor mij is en om te beslissen wat ik na mijn studie zou willen doen. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik mijn kennis graag wil verbreden met ervaringen en werkzaamheden uit een andere praktijk, maar dit sluit niet uit dat ik uiteindelijk toch voor het onderzoek kies. Tijdens deze laatste paar maanden van mijn studententijd wil ik graag nog een aantal mensen bedanken. Ik wil mijn begeleider Jan Kornelis Dijkstra heel erg bedanken voor zijn ondersteuning en enthousiasme tijdens dit laatste proces. Het was af en toe lastig om mijn vraagstellingen op de juiste manier te kunnen beantwoorden, maar Jan Kornelis heeft er nooit aan getwijfeld dat het uiteindelijk allemaal in orde zou komen. Verder wil ik ook René Veenstra bedanken voor een Masterjaar waar ik echt van genoten heb. Ik hoop dat de route Criminaliteit en Veiligheid een succesvolle route wordt voor toekomstige masterstudenten, maar eerlijk gezegd twijfel ik daar niet aan. Jan Kornelis Dijkstra, René Veenstra en ook Tinka Veldhuis hebben een uitstekende invulling gegeven aan deze route binnen het Masterprogramma. Ten slotte wil ik mijn familie bedanken, waarvan mijn moeder en mijn vriend in het bijzonder, voor het vertrouwen dat zij in mij hadden (en hebben) en voor alle steun die zij mij hebben gegeven.
Bij het lezen van deze scriptie moet men een genuanceerd beeld van studentenverenigingen in gedachten houden. Hoewel verenigingsleden veel alcohol drinken, bieden studentenverenigingen veel meer dan alleen een plek om te drinken. Ik hoop in ieder geval dat deze scriptie een goede bijdrage vormt aan het onderzoek naar alcoholgebruik onder studenten en dat ieder die deze scriptie in handen heeft veel plezier ervaart in het lezen ervan.
Kim Pattiselanno Augustus 2010
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
2
SAMENVATTING Onderzoek heeft aangetoond dat studenten veel alcohol drinken. Er is echter nog maar weinig onderzoek verricht naar het alcoholgebruik onder studenten in Nederland en de redenen waarom dit alcoholgebruik zo hoog is. Omdat leden van studentenverenigingen veel drinken, richt dit onderzoek zich op hun drinkgedrag en de factoren die relevant kunnen zijn voor het hoge alcoholgebruik. Er is specifiek gekeken naar de relaties met beste vrienden en populaire huisgenoten. Helaas zijn er geen significante effecten gevonden. Een mogelijke verklaring kan het duidelijke verschil in drinkgedrag tussen mannelijke en vrouwelijke studenten zijn. Hoewel er geen significante resultaten gevonden zijn, lijkt zich wel een trend voor te doen waarbij verenigingsleden beïnvloed worden door de attitude ten aanzien van alcohol en gedrag van medeleden. Met name populaire anderen lijken een effect te geven op het drinkgedrag van studenten. Concluderend kan gezegd worden dat er een trend lijkt te zijn, waarbij het alcoholgebruik van verenigingsleden met name hoog is als gevolg van een positieve attitude ten aanzien van alcohol en het drinken van veel alcohol door populaire anderen. Om te bepalen of er inderdaad significante effecten bestaan, zal eenzelfde onderzoek nogmaals uitgevoerd moeten worden onder een (grotere) populatie verenigingsleden, waarbij mannelijke verenigingsleden goed vertegenwoordigd moeten zijn.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
3
INHOUD Samenvatting .....................................................................................................................................3 1. Inleiding .........................................................................................................................................6 1.1 Relevantie van het huidige onderzoek ..................................................................................................... 6 1.1.1 Cijfers over overmatig alcoholgebruik onder jongvolwassenen .......................................................... 7 1.1.2 Alcoholgebruik bij leden van studentenverenigingen......................................................................... 8 1.2 Probleemstelling ..................................................................................................................................... 8 1.3 Leeswijzer ............................................................................................................................................... 9
2. Theoretisch kader.........................................................................................................................10 2.1 De rol van medeleden ........................................................................................................................... 10 2.2 Het sociale aspect van een studentenvereniging ..................................................................................... 11 2.2.1 Wanneer treedt imitatie op ............................................................................................................ 12 2.3 Doel van dit onderzoek .......................................................................................................................... 15 2.3.1 Hypothesen .................................................................................................................................... 17
3. Methode ......................................................................................................................................18 3.1 Participanten en procedure ................................................................................................................... 18 3.2 Meting / Vragenlijst ............................................................................................................................... 19 3.2.1 De afhankelijke variabele ................................................................................................................ 19 3.2.2 Onafhankelijke variabelen...............................................................................................................20 3.2.3 Moderator – Hechtheid .................................................................................................................. 22 3.3 Statistische analyses .............................................................................................................................. 22
4. Resultaten ....................................................................................................................................23 4.1 Data exploratie...................................................................................................................................... 23 4.2 Correlaties............................................................................................................................................. 27 4.3 Regressies ............................................................................................................................................. 29 4.3.1 Attitudes van beste vrienden en populaire huisgenoten ..................................................................30 4.3.2 Drinkgedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten ............................................................. 32 4.3.3 Moderatoren .................................................................................................................................. 34
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
4
5. Discussie en conclusies .................................................................................................................36 Referenties .......................................................................................................................................40 Bijlage 1: Vragenlijst.........................................................................................................................44
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
5
1. INLEIDING Deze zomer (2010) was er weer een wereldkampioenschap van voetbal. Voor veel mensen een gelegenheid om samen gezellig de wedstrijd te kijken onder het genot van een hapje en drankje. Een biertje hoort er bij voetbalwedstrijden vaak bij. Er zullen deze zomer ook vast studenten zijn die voor de buis een wedstrijd kijken met een biertje in de hand. Hoewel er niets mis is met het drinken van alcohol, kan het teveel aan alcohol voor problemen zorgen. Ondanks dat het drinken van veel alcohol schadelijk is, blijkt het alcoholgebruik van studenten vrij hoog te zijn (Maalsté, 2000). Studenten drinken meer alcohol dan hun leeftijdsgenoten in het algemeen, tot wel twee keer zoveel. Een onderzoek naar de redenen waarom studenten zoveel alcohol drinken is waardevol, omdat overmatig alcoholgebruik persoonlijke risico’s met zich meebrengt, zoals lichamelijke schade en alcoholverslaving, maar ook in verband kan staan met ander probleemgedrag, zoals agressie en geweld. In dit onderzoek wordt dan ook getracht het drinkgedrag van studenten in kaart te brengen en te onderzoeken wat de redenen kunnen zijn waarom studenten zo veel alcohol drinken. Door te onderzoeken welke factoren relevant zijn voor het overmatig alcoholgebruik van studenten, kan het drinkgedrag en eventueel daarbij horende andere problemen aangepakt worden. 1.1 RELEVANTIE VAN HET HUIDIGE ONDERZOEK Het drinken van veel alcohol brengt aanzienlijke risico’s met zich mee. Bij het drinken van veel alcohol lopen mensen risico op bijvoorbeeld hersenbeschadiging (met name in het geheugen) en leverbeschadiging, maar iemand riskeert ook een verhoogde kans op verschillende vormen van kanker, acute schade aan organen die direct in contact komen met de alcohol, alcoholvergiftiging en alcoholverslaving (Spear, 2002; Tapert & Brown, 1999; Trimbos, 2009). De schadelijke gevolgen zijn vooral afhankelijk van het drinkpatroon; hoeveel alcohol iemand per keer drinkt en hoe vaak (Anderson & Baumberg, 2006; Rehm, Graham, Monteiro, Gmel & Sempos, 2003; WHO, 2004). Over het algemeen kan gesteld worden dat hoe hoger de totale consumptie van alcohol is, hoe groter de kans op schade, en hoe meer alcohol er per keer gedronken wordt, hoe meer schade er optreedt aan bepaalde delen van het lichaam. Studenten die veel alcohol in korte tijd consumeren, lopen vooral kans op acute schade aan organen, hersenbeschadiging en alcoholvergiftiging. Als er echter ook geregeld door de week alcohol gedronken wordt, neemt de kans op een chronische aandoening ook toe. Studenten die gedurende de gehele week regelmatig alcohol drinken, iets wat vooral bij leden van studentenverenigingen verwacht wordt (o.a. door jaarclub- en dispuutavonden), lopen ook grote kans op chronische schade, zoals alcoholverslaving. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
6
Als grens voor schadelijk alcoholgebruik wordt voor mannen een norm van eenentwintig glazen alcohol per week genoemd en voor vrouwen veertien glazen (Trimbos, 2009). Wanneer iemand meer alcohol gaat drinken dan de aanbevolen hoeveelheden, wordt het risico op schade al snel groter. Aanbevolen wordt om als man niet meer dan twee glazen alcohol per dag te drinken en als vrouw niet meer dan één glas. Het CBS (2007) geeft verder aan dat mensen zware drinkers zijn, als zij minimaal één dag in de week tenminste zes glazen alcoholhoudende drank drinken. Het drinken van veel alcohol in korte tijd, het zogenaamde ‘binge-drinking’, komt ook voor onder jonge mensen en kan leiden tot een alcoholvergiftiging (Trimbos, 2009). Tenslotte is iemand volgens de DSM-IV (2007) een alcoholist te noemen als hij of zij tenminste aan drie van de zeven DSM-criteria voldoet. Onder deze criteria vallen bijvoorbeeld tolerantie (men heeft meer alcohol nodig om een effect hiervan te voelen), het middel vaak gebruiken in grotere hoeveelheden of langere tijd dan het plan was en een groot deel van de tijd gaat op aan het gebruik van het middel of aan het herstel van de effecten ervan. Wanneer er dus over de grenzen van verantwoord alcoholgebruik heengegaan wordt, neemt iemand een risico dat zeer schadelijke gevolgen kan hebben. 1.1.1 CIJFERS OVER OVERMATIG ALCOHOLGEBR UIK ONDER JONGVOLWASSENEN De hoeveelheden alcohol die jongeren en jong volwassenen consumeren overschrijden soms de grens van gezond alcoholgebruik (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2010). Volgens de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) drinkt bijna 70 procent van de jongeren tussen de 12 en 24 jaar oud wel eens alcohol (CBS, 2010). Verder valt ongeveer dertien procent van deze jongeren in de categorie ‘zware drinker’. Dit houdt in dat deze jongeren minimaal een dag in de week tenminste zes glazen alcoholhoudende drank drinken (CBS, 2007). In de groep jongeren in de leeftijdsklasse van 12 tot en met 24 jaar komt zwaar drinken het meeste voor (CBS Statline, 2010). Binnen de groep jongeren en jong volwassen horen ook studenten. Over deze groep is echter niet zo veel bekend als over jongeren in het algemeen. Maalsté (2000) heeft onderzoek gedaan onder studenten naar hun alcoholgebruik. In zijn onderzoek geeft hij aan dat studenten gemiddeld zestien glazen alcohol per week drinken, terwijl jongeren van vergelijkbare leeftijd gemiddeld tien glazen per week drinken (mannen 13 en vrouwen 7). Mannelijke studenten drinken duidelijk meer alcohol (20 glazen per week) dan vrouwelijke studenten (8 glazen per week). Bovendien drinken leden van een studentenvereniging gemiddeld nog meer dan studenten in het algemeen. Leden van studentenverenigingen drinken gemiddeld drieëntwintig glazen per week. Ook hier drinken mannen meer dan vrouwen (respectievelijk 27 en 12 glazen per week). Opvallend is dat vrouwelijke studenten die niet lid zijn van een vereniging niet veel meer drinken dan jongeren van vergelijkbare leeftijd, maar dat vrouwelijke leden van een
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
7
studentenvereniging wel meer drinken. Het alcoholgebruik van studenten ligt hoger dan de aantallen die als grens voor schadelijk gebruik gehanteerd worden, namelijk eenentwintig glazen alcohol per week voor mannen en veertien glazen voor vrouwen (Trimbos, 2009). Het gemiddelde alcoholgebruik van studenten overschrijdt dus de grens van verantwoord gebruik. Bovendien drinken met name studenten die lid zijn van een studentenvereniging een stuk meer dan andere studenten en leeftijdsgenoten die niet studeren. 1.1.2 ALCOHOLGEBRUIK BIJ LEDEN VAN STUDENTENVERENIGINGEN Leden van studentenverenigingen komen geregeld samen in ‘de kroeg’ (=sociëteit) (Maalsté, 2000). Dit is onderdeel van het lid zijn van de vereniging en bevat onder andere wekelijkse club- en dispuutavonden. Op deze avonden wordt vaak veel alcohol gedronken. Doordat verenigingsleden geregeld door de week alcohol drinken, lopen zij naast de kans op hersenschade, alcoholvergiftiging en acute schade aan andere organen, ook kans op chronische schade, zoals alcoholverslaving. Het alcoholgebruik van studenten kan naast persoonlijke problemen, ook overlast voor anderen veroorzaken. Bij de politie in Groningen bestaat bijvoorbeeld de indruk dat studenten steeds meer voor problemen zorgen (Van der Klauw, Postmes & Nieuwenhuis, 2009). Hierbij gaat het onder andere om overmatig alcoholgebruik en (mogelijk) daarbij horend een toename in geweld en criminele handelingen, zoals vernielingen en baldadigheid. Omdat leden van studentenverenigingen meer alcohol drinken dan studenten in het algemeen, kan het relevant zijn om juist bij deze groep te onderzoeken welke factoren van invloed zijn op het alcoholgebruik. Door te onderzoeken welke factoren relevant zijn voor het overmatig alcoholgebruik van verenigingsleden, kan dit gedrag en eventueel daarbij horende andere problemen aangepakt worden. 1.2 PROBLEEMSTELLING Er is nog maar weinig informatie beschikbaar over het alcoholgebruik van studenten, maar bestaande informatie geeft aan dat studenten veel alcohol drinken. In eerder onderzoek bleek dat vooral leden van studentenverenigingen veel drinken (Maalsté, 2000). Omdat het drinken van veel alcohol aanzienlijke (schadelijke) risico’s met zich mee kan brengen en omdat het alcoholgebruik gepaard kan gaan met andere probleemgedragingen, wordt er de vraag gesteld of leden van studentenverenigingen inderdaad veel alcohol drinken, en als dit inderdaad zo is, welke redenen er kunnen zijn dat deze studenten zoveel alcohol drinken.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
8
Concreet mondt dit uit in de volgende hoofdvraag en subvraag: 1. “Bestaat er een invloed van verenigingsleden op elkaar als het gaat om drinkgedrag?” 1.1 “Welke specifieke medeleden bepalen hoeveel alcohol een student drinkt?” 1.3 LEESWIJZER In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de theoretische achtergrond. Dit hoofdstuk zal informatie geven over relevante factoren die het drinkgedrag van leden van studentenverenigingen nader kunnen verklaren. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 ingegaan worden op de inhoud en uitvoering van het onderzoek. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de resultaten weer en bij hoofdstuk 5 zullen de resultaten geïnterpreteerd worden en zullen de conclusies van het onderzoek besproken worden. Tevens zal in het laatste hoofdstuk de discussie van dit verslag weergegeven worden.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
9
2. THEORETISCH KADER Als het drinken van veel alcohol zo gevaarlijk is, waarom drinken studenten dan zoveel? Volgens Maalsté (2000) drinken studenten onder meer veel alcohol, omdat zij gemakkelijk aan alcohol kunnen komen. Studenten zijn meerderjarig en dit betekent dat zij in een supermarkt gewoon alcohol kunnen kopen. Verder wordt in alle uitgaansgelegenheden wel alcohol geschonken. Vooral bij studentenverenigingen is het gemakkelijk om aan alcohol te komen. Het alcoholbeleid van studentenverenigingen blijkt een van de factoren te zijn voor het hoge alcoholgebruik onder studenten (Maalsté, 2000). Het drinken van alcohol bij studentenverenigingen is goedkoop en verenigingen bestellen vaak grote hoeveelheden, omdat zij kortingen krijgen of omdat alcohol op een bepaald moment extra goedkoop is. Verder hoeven verenigingsleden hun drankjes niet altijd contant af te rekenen. Hierdoor wordt het drinken van veel alcohol en de hoge kosten daarvan niet direct aan elkaar gekoppeld. Wanneer er op een avond veel gedronken wordt, komen de hoge kosten pas later aan het licht. Studenten ervaren de hoge financiële kosten wel vaak als negatieve gevolgen van het drinken van alcohol (Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van der Graaf, 2004). Echter, wanneer er tussen het drinken van alcohol en de rekening een lange(re) tijd zit, heeft het negatieve effect van de hoge kosten niet zo’n grote impact meer (e.g., Bitterman, 2006; Fancher, 1996). Ten slotte is bij studentenverenigingen vaak sprake van rituele en competitieve spelletjes, waarbij het vooral gaat om het drinken van veel alcohol (Maalsté, 2000). Bij verenigingen is er bijvoorbeeld sprake van ‘leegdrinkavonden’, ‘meteravonden’ en ‘pullenfeesten’. De mogelijkheid om veel alcohol te drinken is dus op verschillende manieren aanwezig. 2.1 DE ROL VAN MEDELEDEN Naast gelegenheidsfactoren en het alcoholbeleid van studentenverenigingen, kunnen er ook andere, meer sociale factoren van invloed zijn op het alcoholgebruik van studenten. Het is mogelijk dat de rol die medeleden spelen in het leven van een student, het drinkgedrag van die student beïnvloeden. Net als andere jongeren bevinden studenten zich in een overgangsfase van adolescentie naar (jong)volwassenheid, waarbij deze groep steeds vaker beïnvloed wordt door hun leeftijdsgenoten (e.g., Reifman, Barnes, Dintcheff, Farrel & Uhteg, 1998; Schulenberg, O’Malley, Bechman, Wadsworth & Johnston, 1996). De overgang van adolescent naar jongvolwassene zorgt ervoor dat studenten zich losmaken van hun ouders en relaties met medestudenten belangrijker worden. Doordat leden van een studentenvereniging tijdens hun studententijd vaak bij elkaar in een studentenhuis (gaan) wonen en veel tijd met medeleden doorbrengen (naast het samenwonen onder andere door huisavonden, jaarclubavonden en dispuutavonden), komen zij veel met elkaar in contact en worden Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
10
zij voor elkaar erg belangrijk. Medeleden van de studentenvereniging worden steeds belangrijker en dit zorgt er voor dat de invloed van die medeleden op een student toenemen. Een belangrijke reden waarom leden van studentenverenigingen zo veel alcohol drinken, kan de toenemende belangrijke rol van medeleden zijn. 2.2 HET SOCIALE ASPECT VAN EEN STUDENTENVERENIGING Vanuit de overgang van adolescentie naar jongvolwassenheid en het toenemende belang van andere verenigingsleden, kan gesteld worden dat leden een steeds grotere invloed op elkaar hebben. Het drinkgedrag van medestudenten is een van de sterkste voorspellers voor het drinkgedrag van studenten zelf (Orford, Waller & Peto, 1974; Borsari & Carey, 2001). Over het algemeen drinken studenten veel alcohol als hun medestudenten ook veel alcohol drinken. In een onderzoek van Wood, Read, Palfai en Stevenson (2001) bleek dat studenten meer beïnvloed werden door het gedrag van anderen dan door het direct aanbieden van alcohol. Met name imitatie blijkt relevant te zijn voor het drinkgedrag van individuele studenten (e.g., Spijkerman, Larsen, Gibbons & Engels, 2010). Het blijkt verder dat drinken van alcohol positief gerelateerd is aan de frequentie en hoeveelheid van sociale contacten/interactie die studenten hebben (Fondacaro & Heller, 1983). Hoewel het niet duidelijk is hoe de richting van het verband tussen het drinken van alcohol en het hebben van sociale contacten van studenten loopt, is wel bekend dat studenten die veel alcohol drinken zich vaak ook bevinden in een sociaal netwerk waarin veel alcohol gedronken wordt (Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Het lijkt er op dat mensen in een sociaal netwerk van veeldrinkers niet alleen meer drinken, maar dat de meningen en het gedrag van de mensen in het netwerk direct de mening en het gedrag van een individu beïnvloedt. Een reden waarom leden van een studentenvereniging drinkgedrag imiteren, is omdat het sociale aspect van drinken belangrijk is. Het alcoholgebruik van studenten wordt gemedieerd door positieve verwachtingen (Wood, Read, Palfai & Stevenson, 2001). Uit meerdere onderzoeken blijkt dat mensen alcohol drinken om, kortweg, twee verschillende redenen (Carey & Correia, 1997; Cooper, Frone, Russell & Mundar, 1995; Evans & Dunn, 1995). Iemand kan alcohol drinken om zich beter te voelen of om negatieve emoties te verminderen. Studenten drinken met name alcohol om zich beter te voelen, om meer plezier te ervaren, meer zelfvertrouwen te krijgen en omdat drinken belangrijk is voor het sociale leven van een student (Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Sociale aspecten blijken bovendien belangrijke voordelen te zijn van het drinken van alcohol (Fondacaro & Heller, 1983; Orford, Dalton, Hartney, Ferrins-Brown, Kerr & Maslin, 2002; Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Ook bij leden van een studentenvereniging
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
11
blijkt het sociale aspect van het drinken een van de belangrijkste redenen is om zelf alcohol te drinken (Maalsté, 2000). Verenigingsleden kunnen zich echter ook aanpassen aan het gedrag van hun medeleden, omdat zij uit het gedrag van anderen sociale normen afleiden (e.g., Cialdini, Kallgren & Reno, 1991). Het is belangrijk voor mensen om sociale goedkeuring te krijgen en sociale afkeuring te vermijden. Door te kijken naar het gedrag van anderen om hen heen, weten mensen hoe zij zich moeten gedragen in een bepaald sociaal netwerk. Mensen kunnen zich anders gaan gedragen, omdat ze niet willen afwijken van (het gedrag van) anderen om hen heen. Studenten in studentenverenigingen kunnen drinkgedrag gaan vertonen dat overeenkomt met het drinkgedrag van andere leden, omdat studenten het gedrag observeren en medestudenten nadoen om erbij te horen. Leden van een studentenvereniging kunnen zich aanpassen aan het gedrag van andere leden, omdat dit in de sociale context belangrijk is. Verenigingsleden leidt sociale normen af van het drinkgedrag van anderen en volgen deze normen nadrukkelijk, omdat zij bij de groep willen horen. Het drinkgedrag van leden van een studentenvereniging kan bovendien sterk met elkaar overeenkomen, omdat leden een belangrijke rol innemen in elkaars leven. Verenigingsleden brengen veel tijd met elkaar door en zij gaan elkaar imiteren, omdat het positieve gevolgen heeft voor het sociale leven van een verenigingslid en dit is voor hen erg belangrijk. Als er dus veel gedronken wordt binnen de vereniging, zullen andere leden ook veel alcohol drinken, omdat dit positieve gevolgen heeft voor het sociale leven. 2.2.1 WANNEER TREEDT IMITATIE OP Volgens de sociale-impacttheorie clusteren persoonlijke attitudes, gedrag en percepties van anderen samen op groepsniveau (Bourgeois & Bowen, 2001; Latané, 1996; Latané & Bourgeois, 1996). Het clusteren van deze attitudes en het gedrag wordt beïnvloed door de sterkte van de relaties met andere leden van de groep, nabijheid en het aantal bronnen van sociale invloed (Latané, 1981). Elk lid van de groep heeft dagelijks contact met andere leden van de groep en persoonlijke attitudeverandering leidt tot het ontstaan van patronen en ideeën op het grotere groepsniveau. Uit simulatieonderzoek bleek dat buren meer geneigd zijn om gelijke attitudes te delen als gevolg van communicatie en discussie (Latané & Bourgeois, 1996; Latané & L’Herrou, 1996; Nowak, Szamrej & Latané, 1990). Het drinkgedrag van leden van een studentenvereniging wordt medebepaald door het sociale netwerk waarin zij zich bevinden. Eerder werd al aangegeven dat verenigingsleden tijdens hun studententijd vaak bij elkaar in een studentenhuis (gaan) wonen. Uit onderzoek blijkt dat studenten meer beïnvloed worden door andere studenten die dicht bij hen wonen (zoals in een
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
12
studentenhuis) dan door medestudenten die verder weg wonen (Bourgeois, 2001; Festinger, Schachter & Back, 1950). Doordat leden van studentenverenigingen in studentenhuizen fysiek dicht bij elkaar zijn en omdat zij veel tijd met elkaar doorbrengen, is het aannemelijk dat in een studentenhuis ideeën en gedrag sterk overeen zullen komen. Persoonlijke attitudes en gedrag zullen binnen een studentenhuis samenclusteren, omdat studenten hier veel tijd met elkaar doorbrengen (Bourgeois & Bowen, 2001; Latané, 1996; Latané & Bourgeois, 1996; Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Vooral leden van studentenverenigingen die samen met elkaar in huis wonen, hebben sterke banden. Deze studenten doen vaak veel dingen samen, zoals geregeld samen eten, het houden van zogenaamde huisavonden en komen elkaar geregeld tegen op de sociëteit van hun vereniging (Maalsté, 2000). Vooral wanneer verenigingsleden hechte relaties met elkaar hebben, veel tijd met elkaar doorbrengen en er veel mensen in één huis wonen, kan het clusteren van ideeën en gedrag sterk zijn (Latané, 1981; Wasserman & Galaskiewicz, 1994). Het delen van gelijk gedrag en gelijke attitudes, wat betreft alcoholgebruik, zal een gevolg zijn van het samenleven in een studentenhuis. Het drinkgedrag van verenigingsleden zal verder afhankelijk zijn van de attitude die er bestaat ten opzichte van alcohol. Hoe verenigingsleden/huisgenoten denken over het drinken van (veel) alcohol bepaalt hoe iemand zich zal gedragen ten aanzien van alcohol. Omdat persoonlijke attitudes samenclusteren in een studentenhuis, zal de algemene groepsnorm in het huis overeenkomen met het gemiddelde van persoonlijke attitudes (Bourgeois & Bowen, 2001; Latané, 1996; Latané & Bourgeois, 1996). Het patroon in attitudes, ten opzichte van alcohol, zal zich ook uiten in het drinkgedrag van verenigingsleden. 2.2.1.1 HET EFFECT VAN BEPAALDE INDIVIDUEN IN EEN STUDENTENHUIS Naast de mogelijkheid van het imiteren van het gedrag van medeleden in het algemeen, is het ook mogelijk dat bepaalde actoren in het netwerk van een studentenhuis bepalen welk gedrag er geïmiteerd wordt. Studenten worden vaak aangemoedigd om (veel) alcohol te drinken door mensen die ze zelf erg belangrijk vinden (Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Het is mogelijk dat verenigingsleden veel alcohol drinken, omdat andere studenten, die zij erg belangrijk vinden, ook veel alcohol drinken. Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan personen die een belangrijke plaats innemen in de sociale context van een studentenhuis. Beste vrienden Individuen die erg belangrijk zijn in het leven van een student, maar ook in het leven van anderen, zijn beste vrienden. Hechte vriendschappen zijn erg belangrijk voor mensen, omdat deze een aantal behoeftes vervullen. Goede vrienden bieden een mate van intimiteit die mensen zoeken Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
13
(e.g., Connolly, Craig, Goldberg & Pepler, 1999; Hand & Furman, 2009; Hope, 2010). Bovendien bieden ze vertrouwen en steun waar nodig. Mensen zoeken nabijheid en veiligheid bij anderen waar ze een hechte band mee hebben. Verder blijkt dat attitudes van mensen die een hechte relatie met elkaar hebben veelal overeenkomen (e.g., Latané, 1996; Wasserman & Galaskiewicz, 1994). Onderzoek laat ook zien dat het drinkgedrag van studenten vaak overeenkomt met het drinkgedrag van hun beste vrienden (Orford, Waller & Peto, 1974; Reifman, Barnes, Dintcheff, Farrel & Uhteg, 1998). Omdat beste vrienden erg belangrijk voor studenten zijn en omdat hun attitudes vaak met elkaar overeenkomen, is het goed mogelijk dat leden van een studentenvereniging in een verenigingshuis met name veel alcohol drinken als hun beste vrienden positief staan ten opzichte van alcoholgebruik (en zelf veel drinken). Er wordt verwacht dat verschillen in de attitude van beste vrienden, ten opzichte van alcoholgebruik, leiden tot verschillen in drinkgedrag tussen studenten. Wanneer beste vrienden een positieve attitude hebben ten opzichte van alcohol, drinken studenten meer dan wanneer beste vrienden een minder positieve attitude hebben ten opzichte van alcohol (Hypothese 1). Verder wordt verwacht dat verschillen in het drinkgedrag van beste vrienden leiden tot verschillen in drinkgedrag tussen studenten. Wanneer beste vrienden meer alcohol drinken, drinken studenten ook meer alcohol, in tegenstelling tot wanneer beste vrienden minder alcohol drinken (Hypothese 2). Populaire huisgenoten Naast beste vrienden kunnen ook andere huisgenoten een effect hebben op het drinkgedrag van individuele studenten. Binnen het sociale netwerk van leden van een studentenvereniging kunnen populaire medestudenten erg belangrijk gevonden worden, omdat populaire studenten een belangrijk voordeel kunnen geven. Door om te gaan met populaire anderen, kan iemand namelijk de eigen status verhogen of mogelijk zelf ook populair worden. Dit wordt ook wel ‘basking in reflected glory’ genoemd (Cialdini & Richardson, 1980; Dijkstra, Cillessen, Lindenberg & Veenstra, 2010). Vrij vertaald betekend dit ‘zich koesteren in de roem die door anderen wordt uitgestraald’. Basking in reflected glory wordt goed verklaard door de sociale identiteitstheorie. De sociale identiteitstheorie stelt dat mensen streven naar een positief zelfbeeld (e.g., Tajfel & Turner, 1986). Dit kan behaald worden door de persoonlijke identiteit (bijvoorbeeld ‘ik ben een vrouw, aardig, sportief, etc.’) positiever te maken, maar ook door dit te doen met de sociale identiteit. De sociale identiteit verwijst naar groepen waar iemand zich tot vindt behoren (bijvoorbeeld ‘ik ben een student, voetbalsupporter, etc.’). Door zich te identificeren met succesvolle anderen, kunnen mensen het eigen zelfbeeld verhogen. In het geval van populaire anderen kan iemand het zelfbeeld verhogen door zich te identificeren met deze populaire, succesvolle, personen. Populaire personen zijn succesvol, omdat zij vaak veel positieve punten bezitten. Populariteit bevat bijvoorbeeld Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
14
aspecten als invloed, dominantie, macht en aantrekkingskracht (De Bruyn & Cillessen, 2006; LaFontana & Cillessen, 2002; Lease, Musgrove & Axelrod, 2002; Parkhurst & Hopmeyer, 1998). Het bezit hiervan kan als succesvol ervaren worden. Door zelf deze eigenschappen te bezitten of tenminste geassocieerd te worden met deze eigenschappen (door zelf populair te zijn of door om te gaan met populaire anderen), zorgt dit voor een verhoogd/positief zelfbeeld. Door om te gaan met populaire anderen, omdat iemand sterke positieve gevolgen voor zichzelf verwacht, kan het gedrag en de attitude van deze populaire medestudenten ten aanzien van alcoholgebruik
het
gedrag
van
individuele
studenten
beïnvloeden.
Leden
van
een
studentenvereniging kunnen dus veel alcohol drinken, omdat populaire medeleden positief tegen het drinken van alcohol aankijken en zelf ook veel drinken. Uit de bovenstaande theorie wordt dan ook verwacht dat verschillen in de attitude van populaire huisgenoten, ten opzichte van alcoholgebruik, leiden tot verschillen in drinkgedrag tussen studentenhuizen. Wanneer populaire huisgenoten een positieve attitude hebben ten opzichte van alcohol, drinken studenten in het studentenhuis meer dan wanneer populaire huisgenoten een minder positieve attitude hebben ten opzichte van alcohol (Hypothese 3). Verder wordt verwacht dat verschillen in het drinkgedrag van populaire huisgenoten leiden tot verschillen in drinkgedrag tussen studentenhuizen. Wanneer populaire huisgenoten meer alcohol drinken, drinken studenten in het studentenhuis ook meer, in tegenstelling tot wanneer populaire huisgenoten minder alcohol drinken (Hypothese 4).
Eerder werd al aangegeven dat ideeën en gedrag vooral sterk met elkaar overeen zullen komen als studenten hechte relaties met elkaar hebben (Latané, 1981; Wasserman & Galaskiewicz, 1994). Hoe sterker de banden/relaties tussen bepaalde studenten zijn, hoe sterker attitudes en gedrag met elkaar overeen zullen komen. Er wordt daarom tenslotte een modererende werking van de mate van hechtheid, die studenten met elkaar hebben, verwacht op de relaties die beschreven zijn in hypothesen één tot en met vier. Hypothese 5 luidt dan als volgt: De relatie van de attitudes en het gedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten met het eigen drinkgedrag wordt sterker naarmate verenigingsleden hechtere banden met beste vrienden en populaire huisgenoten hebben. 2.3 DOEL VAN DIT ONDERZOEK In dit onderzoek zal het alcoholgebruik van studenten die lid zijn van een studentenvereniging in kaart gebracht worden. Tevens zullen deze studenten in verenigingshuizen wonen, waar zij samenleven met andere leden van de vereniging. De banden binnen een sociaal netwerk van leden van een studentenvereniging kunnen bepalend zijn voor het imiteren van drinkgedrag. In een studentenhuis zullen die banden met name sterk zijn en zal het effect van anderen groot zijn, omdat zij hier direct contact hebben met andere leden van de groep. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
15
Het doel van het huidige onderzoek is om de relatie te bekijken tussen het drinkgedrag van studenten binnen verenigingshuizen en te kijken hoe deze relatie beïnvloed wordt door verschillende typen medestudenten, namelijk beste vrienden en populaire huisgenoten. Allereerst wordt gekeken hoe de relatie loopt tussen de attitudes van beste vrienden en populaire huisgenoten (populairen) met het drinkgedrag van studenten. Vervolgens wordt bepaald of studenten het gedrag van bepaalde huisgenoten direct imiteren. Uit het bovenstaande wordt verwacht dat het drinkgedrag van studenten positief beïnvloed wordt door de attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden en populairen. Ook wordt er een positief verband verwacht tussen het drinkgedrag van deze medestudenten en het eigen drinkgedrag. Tenslotte wordt verwacht dat alle relaties gemodereerd worden door de mate van hechtheid die studenten hebben met de desbetreffende huisgenoten. In figuur 1 wordt een schematisch overzicht gegeven van alle relaties tussen de factoren.
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
1
Drinkgedrag van beste vrienden
2
Eigen drinkgedrag Attitude t.o.v. alcohol van populairen Drinkgedrag van populairen
3
4
Hechtheid
5
Figuur 1: Procesmodel van de relatie tussen attitudes en drinkgedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten & het eigen drinkgedrag en een modererend effect van hechtheid op al deze relaties.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
16
2.3.1 Hypothesen Uit de verwachting dat het drinkgedrag van studenten sterk overeenkomt met de attitude ten opzichte van alcohol en het drinkgedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten, volgt dat: 1. Hoe positiever de attitude, ten opzichte van alcohol, van beste vrienden is, hoe meer alcohol studenten zelf zullen drinken. 2. Hoe meer beste vrienden drinken, hoe meer alcohol studenten zelf zullen drinken. 3. Hoe positiever de attitude, ten opzichte van alcohol, van populaire huisgenoten is, hoe meer alcohol studenten zelf zullen drinken. 4. Hoe meer populaire huisgenoten drinken, hoe meer alcohol studenten zelf zullen drinken. 5. De relatie van de attitudes en het gedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten met het eigen drinkgedrag wordt sterker naarmate verenigingsleden hechtere banden met beste vrienden en populaire huisgenoten hebben.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
17
3. METHODE 3.1 PARTICIPANTEN EN PROCEDURE Het onderzoek is uitgevoerd onder 89 Groningse studenten van de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De studenten zijn gemiddeld 22 jaar oud en het geslacht van de studenten in de steekproef is overwegend vrouw (66%). De meeste studenten zijn ouderejaars. Ongeveer achttien procent van de respondenten geeft aan eerstejaars student te zijn. Gemiddeld studeren ze meer dan 3 jaar en zitten ze vaak in hun tweede of derde studiejaar. De respondenten in dit onderzoek wonen allen in een studentenhuis van tenminste tien personen en zijn allen lid van een studentenvereniging. Het onderzoek werd afgenomen met behulp van een vragenlijst, waarvan een gedeelte is afgenomen via de computer. Met het online programma eXamine is het mogelijk om een vragenlijst online te publiceren. Respondenten kunnen dan op elke willekeurige computer de vragenlijst maken. Studenten zijn niet gebonden aan een specifieke locatie. Naast het gedeelte van de online vragenlijst, bestond er ook een gedeelte van de vragenlijst op papier. Het was namelijk niet mogelijk om met behulp van eXamine alle gewenste vragen in de online vragenlijst te zetten. Tijdens het invullen van het digitale gedeelte van de vragenlijst, werden de respondenten naar het schriftelijk gedeelte verwezen en konden na het invullen van het schriftelijke gedeelte weer verder gaan met de vragenlijst op de computer. Op deze manier werd toch het grootste gedeelte van de vragenlijst digitaal afgenomen, maar stond de schriftelijke vragenlijst wel in contact met de digitale vragenlijst. De
vragenlijsten
zouden
in
eerste
instantie
op
de
faculteit
Gedrags-
en
Maatschappijwetenschappen (GMW) te Groningen worden afgenomen. Het was namelijk gewenst om alle huisgenoten op dezelfde tijd en plaats de vragenlijst te laten maken. Dit werd gedaan om ervoor te zorgen dat studenten niet beïnvloed werden door een andere locatie of tijd, of door elkaar en omdat het op deze manier mogelijk was om de vragenlijst bij veel respondenten tegelijkertijd af te nemen. Het bleek echter erg lastig te zijn om het gewenste aantal respondenten/studentenhuizen te werven. Mogelijk kwam dit doordat de studenten met een grote groep moeilijk een afspraak konden maken of omdat zij niet gemotiveerd genoeg waren om naar een aparte locatie af te reizen. Er werd daarom een mogelijkheid geboden om de vragenlijsten ook thuis te maken. Een onderzoeker kwam dan langs om het gedeelte op internet bij persoonlijke computers te activeren en het schriftelijke gedeelte mee te nemen. De onderzoeker bleef aanwezig totdat alle vragenlijsten compleet ingevuld waren. Deze extra mogelijkheid om met het onderzoek mee te doen, maakte het voor studenten gemakkelijker om met zijn allen op dezelfde tijd de vragenlijst te maken. Dit leidde uiteindelijk ook
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
18
tot een betere respons. Overigens werden over het algemeen de vragenlijsten rond het zelfde tijdstip en op dezelfde dag gemaakt (namelijk op een dinsdag na 17.00uur). Dit heeft ermee te maken dat studentenverenigingen op de dinsdag zogenaamde huisavonden hebben, waarbij alle bewoners van het huis aanwezig zijn. Als beloning voor deelname aan het onderzoek maakten de studenten samen met hun huisgenoten kans op een Nintendo Wii spelcomputer. De kans om een spelcomputer te winnen was gesteld op vijftig procent, om ervoor te zorgen dat de respons hoog genoeg zou zijn. Er is meerdere malen geprobeerd om respondenten te werven voor het onderzoek, maar ondanks het aanbieden van een waardevolle prijs bleef de respons toch erg laag. Er zijn daarom nog een aantal verschillende methoden uitgeprobeerd om de respons te verhogen, zoals het aanbieden van een alternatieve prijs en de mogelijkheid om de vragenlijst thuis te maken. Hoewel het aanbieden van een Wii in combinatie met de laatste methode wel voor een betere respons zorgde, was het toch lastig om een voldoende aantal respondenten te verkrijgen. Dit heeft er mogelijk mee te maken dat de categorie studenten (verenigingsleden) veelal eigen budget heeft om een dergelijke spelcomputer aan te schaffen. Bovendien vond de laatste wervingsperiode plaats aan het einde van het studiejaar, op een moment dat studenten al bezig waren met het afronden van het studiejaar. Sommige studenten gaven ook aan “op dit moment gewoon geen tijd te hebben”. 3.2 METING / VRAGENLIJST De vragenlijst bevat vragen over verschillende vormen van gedrag van studenten, waaronder het alcoholgebruik, maar ook delinquent gedrag, overlast en drugsgebruik. Voor het huidige onderzoek zijn alleen de vragen met betrekking tot drinkgedrag belangrijk. Er zal nu ingegaan worden op de verschillende factoren die belangrijk zijn voor het onderzoek. Meer informatie over de exacte inhoud van de vragenlijst is terug te vinden in bijlage 1. 3.2.1 DE AFHANKELIJKE VARIABELE Het drinkgedrag van een lid van een studentenvereniging is gemeten op meerdere dimensies, welke kunnen worden onderverdeeld in het meer algemene drinkgedrag en het drinkgedrag tijdens het uitgaan. Voor het algemene drinkgedrag wordt gebruik gemaakt van een zelfrapportage over het alcoholgebruik van een student gedurende een week (e.g., Carter Sobell, et al., 2003; Schroeder & Prentice, 1998). Per dag wordt de alcoholconsumptie vermeld en het totaal van de week is een maat voor het standaard gemiddelde alcoholgebruik van een student. Het alcoholgebruik tijdens het uitgaan is bepaald met behulp van vier items, waarbij een schaal is gevormd voor het alcoholgebruik op een uitgaansavond (α=.74, N=89). Deze items waren:
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
19
“Ik drink meer dan 5 glazen alcohol per week”, “Ik speel drankspelletjes”, “Ik word aangeschoten” en “Ik word dronken” (0 = nooit, 4 = meestal) (e.g., Schroeder & Prentice, 1998). Hoe hoger de score op de schaal, hoe meer alcohol studenten drinken op een uitgaansavond. 3.2.2 ONAFHANKELIJKE VARIABELEN Attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden De attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden bestaat uit twee onderdelen, namelijk persoonlijke attitudes en ‘beste vrienden’. Allereerst is het noodzakelijk om de persoonlijke attitudes ten opzichte van alcohol(gebruik) van de respondenten te weten. Persoonlijke attitudes zijn geoperationaliseerd aan de hand van vier items die aangeven hoe studenten aankijken tegen het drinken van alcohol (-3 = zeer negatief, 0 = neutraal, 3 = zeer positief) (Larimer, 1992; Neighbors, et al., 2008). Hoe positiever studenten de items “Drankspelletjes spelen”, “Aangeschoten zijn van de alcohol”, “Dronken worden” en “Meer dan 5 glazen alcohol drinken in korte tijd” aanneemt, hoe meer iemand overmatig alcoholgebruik accepteert (α=.79, N=89). Beste vrienden zijn geoperationaliseerd aan de hand van nominaties op één item. Op het item “Welke huisgenoten reken je tot je beste vrienden” konden respondenten huisgenoten nomineren op wie dit item van toepassing was. Alle nominaties van beste vrienden en hun bijbehorende scores in persoonlijke attitude in de dataset worden geaggregeerd per respondent. Dit houdt in dat een respondent een totaalscore krijgt van het aantal beste vrienden dat hij of zij heeft en een totaalscore krijgt van alle bijbehorende scores op de persoonlijke attitude van die beste vrienden. Door nu per respondent de totaalscore van de persoonlijke attitude van beste vrienden te delen door het aantal beste vrienden, wordt een gemiddelde attitude ten opzichte van alcohol berekend van beste vrienden. Drinkgedrag van beste vrienden Het drinkgedrag van beste vrienden is op eenzelfde manier bepaald als de attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden. Ook hier bestaat het gedrag uit verschillende onderdelen, namelijk het drinkgedrag en ‘beste vrienden’. Voor het drinkgedrag zijn dezelfde maten gebruikt als in paragraaf 3.2.1, namelijk het algemene drinkgedrag en het drinkgedrag tijdens het uitgaan. Voor de berekening van het concept ‘beste vrienden’ wordt verwezen naar de bovenstaande paragraaf. Om een maat te krijgen voor het drinkgedrag van beste vrienden wordt gekeken welke score in drinkgedrag huisgenoten hebben die genomineerd zijn als beste vriend. Alle nominaties van beste vrienden en hun bijbehorende scores in drinkgedrag in de dataset worden geaggregeerd per respondent. Dit houdt in dat een respondent een totaalscore krijgt van het aantal beste vrienden dat
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
20
hij of zij heeft en een totaalscore krijgt van alle bijbehorende scores op het drinkgedrag van beste vrienden. Door nu per respondent de totaalscore van het drinkgedrag van beste vrienden te delen door het aantal beste vrienden, wordt het gemiddelde drinkgedrag berekend van beste vrienden. Attitude ten opzichte van alcohol van populaire huisgenoten De operationalisatie van de factor attitude ten opzichte van alcohol van populaire huisgenoten bestaat uit twee onderdelen namelijk persoonlijke attitudes ten opzichte van alcohol en populariteit. Voor de operationalisatie van persoonlijke attitudes ten opzichte van alcohol(gebruik) wordt verwezen naar het begin van deze paragraaf. De operationalisatie van populariteit is gebaseerd op een aantal uitspraken die betrekking hebben op belangrijke aspecten van het concept ‘populariteit’. Aan de hand van nominaties op de acht items “Maakt makkelijk nieuwe vrienden”, “Heeft veel vrienden”, “Bij hem/haar willen anderen graag horen”, “Iedereen luistert naar hem/haar”, “Is het meest populair”, “Heeft invloed over anderen”, “Anderen mogen hem/haar het meest” en “Is een gangmaker” is een mate van populariteit bepaald (α =.76, N =89) (e.g., Masten, Morison & Pellegrini, 1985). Hoe meer nominaties een huisgenoot ontvangt, hoe populairder hij of zij wordt gevonden. De scores voor populariteit worden voor elke student binnen een studentenhuis hetzelfde, namelijk de hoogste score die er binnen het huis bestaat. Bij deze hoogste populariteitsscore wordt de score van de bijbehorende persoonlijke attitude opgezocht. Deze score wordt vervolgens ook toegekend aan alle andere huisgenoten. Op deze manier is de attitude van populaire huisgenoten hetzelfde voor elke student binnen hetzelfde studentenhuis. De scores verschillen echter tussen studentenhuizen. Drinkgedrag van populaire huisgenoten De operationalisatie van het drinkgedrag van populaire huisgenoten bestaat wederom uit verschillende onderdelen, namelijk drinkgedrag en populariteit. Voor het drinkgedrag zijn dezelfde maten gebruikt als in paragraaf 3.2.1 (algemeen drinkgedrag en drinkgedrag tijdens het uitgaan). Voor de berekening van het concept populariteit wordt verwezen naar de voorafgaande paragraaf. Ook hier zijn de scores voor populariteit voor elke student binnen een studentenhuis hetzelfde, namelijk de hoogste score die er binnen het huis bestaat. Bij deze hoogste populariteitsscore wordt de score van het bijbehorende drinkgedrag opgezocht (voor zowel het gemiddelde alcoholgebruik als voor het drinkgedrag op een uitgaansavond). Deze score wordt vervolgens ook toegekend aan alle andere huisgenoten. Op deze manier is het drinkgedrag van populaire huisgenoten hetzelfde voor elke student binnen hetzelfde studentenhuis. De scores verschillen echter tussen studentenhuizen. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
21
3.2.3 MODERATOR – HECHTHEID Aan de hand van nominaties is te bepalen in welke mate studenten met huisgenoten omgaan. Op de vier items “Naar welke huisgenoten ga je toe om je op te laten vrolijken?”, “Welke huisgenoten helpen jou als je het even niet meer ziet zitten?”, “Naar welke huisgenoten ga je toe om advies te vragen?” en “Welke huisgenoten zijn voor jou een luisterend oor?” geven respondenten aan op welke huisgenoten de items van toepassing zijn (α =.77, N =89) (e.g., Masten, Morison & Pellegrini, 1985). Hoe meer nominaties iemand geeft, hoe hechter de relatie wordt gevonden tussen de respondent en de huisgenoten. In dit onderzoek wordt er specifiek gekeken naar hechte relaties met beste vrienden, dan wel met populaire huisgenoten. Hiervoor wordt bij beste vrienden wederom gekeken naar de nominaties: er wordt gekeken welke score in hechtheid huisgenoten hebben die genomineerd zijn als beste vriend. Voor populaire huisgenoten wordt gekeken welke mate van hechtheid een respondent heeft met de populairste huisgenoot binnen het huis. 3.3 STATISTISCHE ANALYSES Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van SPSS 16. Met behulp van SPSS zullen de variabelen onderling met elkaar gecorreleerd worden. De correlaties tussen de factoren en de afhankelijke variabele, het eigen drinkgedrag van studenten, zal een indicatie geven voor mogelijk significante resultaten en zal tevens de richting van een verband aangeven (positief dan wel negatief). Vervolgens
zullen
significantieniveau
er
regressieanalyses
uitgevoerd
hierbij
wordt
dat
gebruikt
worden
bedraagt
voor
p<0,05
elke met
hypothese. een
Het
bijbehorend
betrouwbaarheidsinterval van 95 procent.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
22
4. RESULTATEN 4.1 DATA EXPLORATIE Als eerste stap werden de gegevens onderworpen aan een exploratief onderzoek. In tabel 4.1 wordt een weergave gegeven van de basiskenmerken voor elke variabele. De residuen van de variabelen zijn gecontroleerd op normaliteit en lineariteit. Alleen voor het aantal standaardglazen alcohol per week is een afwijking van normaliteit gevonden. Bij inspectie bleek deze afwijking toe te schrijven aan zeven overmatige drinkers. Besloten is om het door hen gerapporteerde drankgebruik te begrenzen op een maximum van drie standaarddeviaties boven het gemiddelde (Mmaximum=133.51, zie Tabachnik & Fidell, 2001, p. 71). Na deze ingreep week de verdeling niet af van een normale. De residuen voor de andere variabelen zijn normaal verdeeld en er is verder geen sprake van een afwijking van lineariteit. Er is verder weinig reden tot actie op basis van de gegevens in tabel 4.1. Uit een eerste onderzoek van de data blijkt dat studenten aangeven gemiddeld 40 glazen alcohol per week te drinken. Het blijkt verder dat studenten vaak op een of andere manier in aanraking komen met alcohol tijdens het uitgaan en tijdens het uitgaan veel drinken (M=3,20) (Tabel 4.1). Opvallend is dat geen enkele respondent aangeeft op een uitgaansavond niet in aanraking te komen met alcohol/niets te drinken. Studenten staan verder redelijk positief ten opzichte van het gebruik van alcohol (M=1,52) (Tabel 4.1). Verschillen tussen mannen en vrouwen In tabel 4.2 is te zien dat mannen meer alcohol per week drinken dan vrouwen (M man= 58; Mvrouw= 31). Tijdens het uitgaan is het drinkgedrag van mannelijke studenten niet significant anders dan van vrouwelijke studenten. Mannen staan verder overwegend positiever ten opzichte van het drinken van alcohol (M=1,75) dan vrouwen (M= 1,40). Ten slotte hebben mannelijke studenten een hechtere relatie met populaire huisgenoten (M=0,49) dan vrouwelijke studenten (M=0,35). Verschillen tussen eerstejaars en ouderejaars studenten Er zijn verschillen te ontdekken tussen studenten die in het eerste jaar van hun studie zitten en studenten die in hogere studiejaren zitten (Tabel 4.3). Zo blijkt dat studenten die in het eerste jaar van hun studie zitten meer alcohol per week drinken (M=47) dan studenten die in hogere studiejaren zitten (M= 36). Dit is ook te zien aan het drinkgedrag tijdens een uitgaansavond (Meerste jaar=3,34; Mhogere
studiejaren=3,08).
Ten slotte staan studenten die in het eerste jaar van hun studie zitten
positiever ten opzichte van alcohol (M= 1,72) dan studenten die in hogere studiejaren zitten (M= 1,38). Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
23
Tabel 4.1: Beschrijving gegevens aan de hand van minimum- en maximumwaarde, gemiddelde en standaarddeviatie. Gemiddelde Standaarddeviatie Minimum
Maximum
N*
Persoonlijke attitude t.o.v. alcohol
1,52
0,76
-0,50
3,00
89
Aantal standaardglazen alcohol per week (Algemeen drinkgedrag)
40,20
27,68
0,00
133,51
89
Drinkgedrag op een uitgaansavond
3,20
0,60
1,25
4,00
89
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
1,53
0,42
0,00
2,50
89
Algemeen drinkgedrag van beste vrienden
40,10
17,50
6,00
89,89
89
Drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden
3,23
0,33
2,00
3,88
89
Attitude t.o.v. alcohol van populairen (populaire huisgenoten)
1,65
0,47
1,00
2,50
8
Algemeen drinkgedrag van populairen
55,86
44,95
7,00
133,51
8
Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen
3,41
0,61
2,00
4,00
8
Hechtheid met beste vrienden
0,43
0,13
0,04
0,70
89
Hechtheid met populaire huisgenoten
0,40
0,14
0,15
0,60
89
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
Tabel 4.2: Beschrijving gegevens aan de hand van minimum- en maximumwaarde, gemiddelde en standaarddeviatie, uitgesplitst naar geslacht. Man (N=30)
Vrouw (N=59)
M
SD
Min.
Max.
M
SD
Min.
Max.
Persoonlijke attitude t.o.v. alcohol*
1,75
0,70
0,00
2,75
1,40
0,77
-0,50
3,00
Aantal standaardglazen alcohol per week (Algemeen drinkgedrag)**
57,63
37,41
0,00
133,51
31,33
15,01
1,00
61,00
Drinkgedrag op een uitgaansavond
3,35
0,60
2,00
4,00
3,12
0,59
1,25
4,00
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden**
1,73
0,42
0,00
2,17
1,46
0,40
0,50
2,50
Algemeen drinkgedrag van beste vrienden**
52,90
20,38
8,00
89,88
34,10
12,01
6,00
70,50
Drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden*
3,35
0,36
2,25
3,88
3,15
0,32
2,00
3,75
Attitude t.o.v. alcohol van populairen (populaire huisgenoten)**
1,96
0,45
1,25
2,50
1,48
0,40
1,00
2,50
Algemeen drinkgedrag van populairen**
92,92
47,35
34,00
133,51
37,02
29,55
7,00
133,51
Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen**
3,86
0,30
3,25
4,00
3,18
0,62
2,00
4,00
Hechtheid met beste vrienden
0,42
0,10
0,04
0,57
0,44
0,13
0,07
0,70
Hechtheid met populaire huisgenoten**
0,49
0,06
0,40
0,60
0,35
0,14
0,15
0,60
verschil man - vrouw significant met: ** p < 0,01, * p < 0,05
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
Tabel 4.3: Beschrijving van de gegevens aan de hand van minimum- en maximumwaarde, gemiddelde en standaarddeviatie, uitgesplitst naar studenten die in het eerste jaar van hun studie zitten en studenten die in hogere studiejaren zitten. Eerste studiejaar (N=32)
Hogere studiejaren (N=54)
M
SD
Min.
Max.
M
SD
Min.
Max.
Persoonlijke attitude t.o.v. alcohol*
1,72
0,73
-0,55
2,75
1,38
0,73
-0,50
2,75
Aantal standaardglazen alcohol per week (Algemeen drinkgedrag)*
47,28
30,54
0,00
133,51
35,94
25,99
1,00
127,00
Drinkgedrag op een uitgaansavond*
3,34
0,54
2,25
4,00
3,08
0,61
1,25
4,00
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
1,49
0,53
0,00
2,50
1,58
0,38
0,50
2,17
Algemeen drinkgedrag van beste vrienden
37,74
18,85
6,00
80,17
41,38
17,09
15,00
89,88
Drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden
3,13
0,36
2,25
3,75
3,27
0,34
2,00
3,88
Attitude t.o.v. alcohol van populairen (populaire huisgenoten)
1,70
0,41
1,00
2,50
1,62
0,52
1,00
2,50
Algemeen drinkgedrag van populairen*
68,77
48,80
7,00
133,51
47,34
40,78
7,00
133,51
Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen
3,47
0,56
2,00
4,00
2,00
4,00
3,36
0,64
Hechtheid met beste vrienden
0,41
0,16
0,04
0,65
0,22
0,71
0,43
0,10
Hechtheid met populaire huisgenoten
0,15
0,60
0,42
0,11
0,15
0,60
0,38
0,15
verschil eerste jaar - hogere studiejaren significant met: ** p < 0,01, * p < 0,05
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
Wat verder blijkt, is dat maar 15 studenten die aangeven in het eerste jaar van hun studie te zitten, ook daadwerkelijk ‘echte’ eerstejaars studenten zijn, terwijl 32 studenten in totaal aangeven in het eerste jaar van hun studie te zitten. Wanneer er gekeken wordt naar alle studenten, komt bij maar 34 studenten het studiejaar overeen met de aangegeven tijd die ze al studeren. Dit betekent dat de andere 55 studenten (62%) in de steekproef studievertraging hebben opgelopen. 4.2 CORRELATIES Relevante variabelen, die in het model in hoofdstuk 2.3. beschreven werden, zullen hieronder besproken worden. In tabel 4.4 zijn de correlaties tussen alle variabelen weergegeven, uitgesplitst naar geslacht. Met de tabel is een eerste inzicht te verkrijgen in relaties tussen variabelen en kan het inzicht in onderlinge correlaties tussen factoren de uitkomsten van de regressieanalyse op waarde schatten. In tabel 4.4 is te zien dat maar één factor significant correleert met een afhankelijke variabele. Alleen het drinkgedrag van populaire huisgenoten op een uitgaansavond correleert significant (r=0,27) met het algemene drinkgedrag. Verder valt op dat de moderator hechtheid met beste vrienden significant correleert met de attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden (r=0,62) en het drinkgedrag van beste vrienden (Tabel 4.4, kolom 11: r=0,63 en r=0,51) voor mannen. Bij vrouwelijke verenigingsleden is er geen significante correlatie te vinden tussen hechtheid met beste vrienden en drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden. Verder is de relatie tussen de moderator en de attitude van beste vrienden negatief (r=-0,27). De moderator hechtheid met populaire huisgenoten correleert alleen met de attitude ten opzichte van alcohol van populairen (r=-0,85) en dit geldt alleen voor mannelijke studenten. Omdat er grote verschillen bestaan in correlaties tussen de variabelen voor mannen en vrouwen, zal bij alle relevante analyses gecontroleerd moeten worden voor de factor geslacht.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
27
Tabel 4.4: Correlaties tussen de verschillende factoren en het algemeen drinkgedrag en drinkgedrag op een uitgaansavond, uitgesplitst naar geslacht*** (N=verschillend voor variabelen, voor toelichting zie tabel 4.2). 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
1. Persoonlijke attitude t.o.v. alcohol
-
-0,03
0,41*
0,27
0,26
0,34
0,24
0,05
0,18
0,28
-0,15
2. Algemeen drinkgedrag
0,41**
-
0,29
-0,07
0,12
-0,06
<0,01
0,12
0,18
-0,07
0,20
3. Drinkgedrag op een uitgaansavond
0,48**
0,43**
-
0,11
<0,01
0,21
0,33
-0,14
-0,15
0,01
-0,28
4. Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
-0,21
-0,09
-0,03
-
0,58**
0,80**
0,37
0,29
0,62**
0,69**
-0,12
5. Algemeen drinkgedrag van beste vrienden
-0,15
0,20
0,17
0,07
-
0,39*
0,13
0,28
0,63**
0,39*
0,22
6. Drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden
-0,01
0,12
0,14
0,54**
0,53**
-
0,47*
-0,06
0,51**
0,56**
-0,20
7. Attitude t.o.v. alcohol van populairen
-0,11
0,06
0,05
-0,02
0,28*
0,33*
-
0,35
-0,02
-0,25
-0,85**
8. Algemeen drinkgedrag van populairen
-0,11
-0,09
-0,18
-0,07
0,04
-0,15
0,52**
-
0,25
-0,13
-0,27
9. Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen
-0,09
0,27*
0,11
-0,14
0,54**
0,20
0,63**
0,59**
-
0,57**
0,35
10. Hechtheid met beste vrienden
-0,03
0,23
0,15
-0,27*
0,13*
-0,18
-0,31*
-0,31*
0,06
-
0,46*
11. Hechtheid met populaire huisgenoten
-0,03
0,22
0,07
-0,03
0,55**
0,21
0,43**
0,50**
0,54**
0,04
-
** p < 0,01, * p < 0,05 (***Rechtsboven: man, linksonder: vrouw)
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
4.3 REGRESSIES Alle relevante relaties tussen de factoren uit het onderzoeksmodel zullen nu besproken worden. Ter verduidelijking wordt hieronder nogmaals het onderzoeksmodel getoond (Figuur 2). Alle factoren en afhankelijke variabelen zijn voor dit gedeelte gestandaardiseerd, binnen geslacht, in verband met interactie-effecten. De tabellen bevatten daarom alleen b-gewichten, die tevens overeenkomen met bètagewichten. Verder is de data gecontroleerd voor multicollineariteit. Verschillende aspecten van het eigen drinkgedrag zullen besproken worden. Telkens zal allereerst gekeken worden naar het algemene drinkgedrag van studenten (algemeen drinkgedrag). Vervolgens zal ingegaan worden op het drinkgedrag van studenten tijdens een uitgaansavond (drinkgedrag op een uitgaansavond). De beide aspecten van het eigen drinkgedrag worden wel gezamenlijk besproken. Bij de analyses van de effecten van de attitudes van beste vrienden en populaire huisgenoten wordt gecontroleerd voor persoonlijke attitude, geslacht en het feit of men in het eerste jaar van de studie zit of niet (‘eerstejaars’). Bij de analyses van de effecten van de gedragsmaten wordt gecontroleerd voor geslacht en het feit of men in het eerste jaar van de studie zit of niet.
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
1
Drinkgedrag van beste vrienden
2
Eigen drinkgedrag Attitude t.o.v. alcohol van populairen Drinkgedrag van populairen
3
4
Hechtheid
1a, 2a, 3a en 4a
Figuur 2: Procesmodel van de relatie tussen attitudes en drinkgedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten & het eigen drinkgedrag en een modererend effect van hechtheid op al deze relaties (herhaling van figuur 1). Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
29
4.3.1 ATTITUDES VAN BESTE VRIENDEN EN POPULAIRE HUISGENOTEN In tabel 4.4 is te zien dat de attitude van beste vrienden ten opzichte van alcohol niet significant correleert met zowel het algemene drinkgedrag (algemeen drinkgedrag) als het drinkgedrag tijdens het uitgaan (drinkgedrag op een uitgaansavond), voor zowel mannen als vrouwen. In een regressieanalyse van attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden op algemeen drinkgedrag is ook geen significant effect van deze factor gevonden (t(3, 83)=-0,62, p=0,54). Hetzelfde geldt voor attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden op drinkgedrag op een uitgaansavond (t(3, 83)=0,50, p=0,62). Hiermee wordt hypothese 1, dat een positieve attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden zorgt voor het drinken van meer alcohol door studenten, niet bevestigd. Wanneer er gekeken wordt naar de correlaties tussen de attitude van populairen ten opzichte van alcohol met het algemene drinkgedrag en het drinkgedrag tijdens het uitgaan zijn ook geen significante relaties te zien voor mannen en vrouwen. In tabel 4.6 is te zien wat er gebeurd met het effect van attitude t.o.v. alcohol van populairen op algemeen drinkgedrag wanneer de variabelen persoonlijke attitude en geslacht toegevoegd worden aan het model. Met name door de aanwezigheid van geslacht verdwijnt het effect van attitude t.o.v. alcohol van populairen (t(3, 85)=0,19, p=0,85). Tabel 4.5: Regressie van attitude t.o.v. alcohol van populairen, met controlevariabelen persoonlijke attitude, geslacht en ‘eerstejaars’, op algemeen drinkgedrag (N=89). Model 1
Model 2
Model 3
b
t
b
t
b
t
6,40
2,22*
5,75
2,02*
0,56
0,19
5,88
2,06*
3,99
1,47
Geslacht (1=vrouw)
-10,69
-3,37***
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
3,03
1,10
Attitude t.o.v. alcohol van populairen Persoonlijke attitude
R²adj:
0,04
0,08
0,22
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 In tabel 4.6 is te zien wat er gebeurd met het effect van attitude t.o.v. alcohol van populairen op drinkgedrag op een uitgaansavond wanneer de variabelen persoonlijke attitude en geslacht toegevoegd worden aan het model. In tegenstelling tot het algemene drinkgedrag, is het bij het drinkgedrag tijdens het uitgaan de aanwezigheid van persoonlijke normen die het effect van attitude t.o.v. alcohol van populairen laat verdwijnen (t(2, 86)=1,80, p=0,08). Het verdwijnen van het effect van de attitude van populairen door persoonlijke normen kan ook niet gezien worden als een mediatie-effect van het laatste. In tabel 4.4 is namelijk te zien dat er geen significante correlatie Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
30
bestaat tussen persoonlijke normen en attitude t.o.v. alcohol van populairen, voor mannen en vrouwen. Hierdoor wordt niet voldaan aan de eisen voor mediatie. Ondanks dat er geen significant effect meer waargenomen wordt van de attitude van populairen, door de aanwezigheid van persoonlijke normen, lijkt er zich wel een trend voor te doen (t(2, 86)=1,80, p=0,08). Het effect is namelijk net niet significant meer. De trend doet vermoeden dat een positieve attitude ten opzichte van alcohol van populaire huisgenoten overeenkomt met een hoger alcoholgebruik van studenten tijdens het uitgaan, maar omdat het effect niet significant is, wordt hypothese 3 verworpen voor zowel het algemene drinkgedrag als het drinkgedrag tijdens het uitgaan. Tabel 4.6: Regressie van attitude t.o.v. alcohol van populairen, met controlevariabelen persoonlijke attitude, geslacht en ‘eerstejaars’, op drinkgedrag op een uitgaansavond (N=89). Model 1
Attitude t.o.v. alcohol van populairen
Model 2
Model 3
b
t
b
t
b
t
0,13
2,09*
0,10
1,80
0,10
1,56
0,28
4,97***
0,28
4,85***
0,02
0,22
-0,04
-0,71
Persoonlijke attitude Geslacht (1=vrouw) Zit in eerste jaar van de studie (1=wel) R²adj:
0,04
0,24
0,27
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 Beste vrienden en populaire huisgenoten vergeleken Omdat er bepaalde trends bestaan wordt naast de ‘losse’ toetsing van de factoren op het drinkgedrag van studenten ook nog gekeken welke attitude het meest belangrijke is in de voorspelling van het drinkgedrag van studenten. Er kan gezegd worden dat de attitude ten opzichte van alcohol van populairen belangrijker is (balgemeen drinkgedrag=1,60; bdrinkgedrag op een uitgaansavond=0,12) dan de attitude van beste vrienden (baantal standaardglazen alcohol=0,02; bdrinkgedrag op een uitgaansavond=0,02) in de voorspelling van het drinkgedrag van studenten (Tabel 4.7).
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
31
Tabel 4.7: Vergelijking van de attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden en populairen op algemeen drinkgedrag en drinkgedrag op een uitgaansavond (N=89). Afhankelijke factoren:
Algemeen drinkgedrag
Drinkgedrag op een uitgaansavond
b
t
b
t
Attitude t.o.v. alcohol van beste vrienden
0,02
0,22
0,02
0,20
Attitude t.o.v. alcohol van populairen
1,60
0,51
0,12
1,56
Geslacht
-13,08
-4,04***
-0,04
-0,52
-0,09
-1,35
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
2,39
0,87
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 4.3.2 DRINKGEDRAG VAN BESTE VRIENDEN EN POPULAIRE HUISGENOTEN Bij de correlaties in tabel 4.4 is te zien dat geen enkel aspect van het drinkgedrag van beste vrienden significant met een afhankelijke variabele correleert, voor zowel mannelijke als vrouwelijke studenten. In regressieanalyses met de verschillende aspecten van het drinkgedrag van beste vrienden op algemeen drinkgedrag en drinkgedrag op een uitgaansavond is te zien dat er alleen een significant effect bestaat van het algemeen drinkgedrag van beste vrienden op algemeen drinkgedrag (t(1, 85)=3,45, p<0,01), maar dit effect verdwijnt bij de aanwezigheid van geslacht (t(2, 84)=1,27, p=0,21) (Tabel 4.8). Hypothese 2, studenten drinken veel alcohol als hun beste vrienden veel alcohol drinken, wordt hiermee verworpen. Tabel 4.8: Regressie van algemeen drinkgedrag van beste vrienden, met controlevariabele geslacht en ‘eerstejaars’, op algemeen drinkgedrag (N=89). Model 1
Model 2
b
t
b
t
9,76
3,45**
4,49
1,47
Geslacht (1=vrouw)
-11,04
-3,51***
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
3,22
Algemeen drinkgedrag van beste vrienden
R²adj:
0,11
1,20 0,23
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 De correlaties tussen verschillende aspecten van het drinkgedrag van populairen en de afhankelijke variabelen laten zien dat er alleen een significante correlatie bestaat voor Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen met algemeen drinkgedrag (r=0,27) en dan alleen voor vrouwelijke studenten. Er zijn geen significante correlaties te vinden tussen de verschillende aspecten van het drinkgedrag van populairen en het drinkgedrag van studenten tijdens een Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
32
uitgaansavond voor zowel mannen als vrouwen. In lijn der verwachting wordt inderdaad gevonden dat de beide aspecten van drinkgedrag van populairen een significant effect hebben op algemeen drinkgedrag, maar deze relatie verdwijnt in beide gevallen door de aanwezigheid van geslacht (zie Tabel 4.9 en Tabel 4.10). Hiermee wordt hypothese 4, dat studenten veel alcohol drinken als populaire huisgenoten veel alcohol drinken, verworpen voor zowel het algemene drinkgedrag als het drinkgedrag tijdens het uitgaan. Tabel 4.9: Regressie van algemeen drinkgedrag van populaire huisgenoten, met controlevariabele geslacht en ‘eerstejaars’, op algemeen drinkgedrag (N=89). Model 1
Model 2
b
t
b
t
8,35
2,95**
2,07
0,59
Geslacht (1=vrouw)
-10,83
-3,17**
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
1,92
Algemeen drinkgedrag van populairen
R²adj:
0,08
0,68 0,18
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 Tabel 4.10: Regressie van drinkgedrag op een uitgaansavond van populaire huisgenoten, met controlevariabele geslacht en ‘eerstejaars’, op algemeen drinkgedrag (N=89). Model 1
Model 2
b
t
b
t
10,14
3,67***
4,47
1,44
Geslacht (1=vrouw)
-9,70
-3,07**
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
2,04
0,76
Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen
R²adj:
0,12
0,19
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 Beste vrienden en populaire huisgenoten vergeleken Omdat er bepaalde trends bestaan wordt naast de ‘losse’ toetsing van de factoren op het drinkgedrag van studenten, wordt ook nog gekeken welk gedrag het meest belangrijke is in de voorspelling van het drinkgedrag van studenten. Na analyse blijkt dat het algemene drinkgedrag van beste vrienden belangrijker is (balgemeen drinkgedrag=4,29; bdrinkgedrag op een uitgaansavond=0,21) dan het algemene drinkgedrag van populairen (balgemeen drinkgedrag=1,04; bdrinkgedrag op een uitgaansavond=-0,12) (Tabel 4.11). Het drinkgedrag tijdens een uitgaansavond van populairen is tenslotte belangrijker (b=4,26) dan het
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
33
drinkgedrag van beste vrienden (b=0,02), maar alleen als het gaat om het algemene drinkgedrag (Tabel 4.12). Tabel 4.11: Vergelijking van het algemeen drinkgedrag van beste vrienden en populairen op algemeen drinkgedrag en drinkgedrag op een uitgaansavond (N=89). Afhankelijke factoren:
Algemeen drinkgedrag
Drinkgedrag op een uitgaansavond
b
t
b
t
Algemeen drinkgedrag van beste vrienden
4,29
1,36
0,21
1,74
Algemeen drinkgedrag van populairen
1,04
0,30
-0,12
-1,36
Geslacht
-10,52
-2,90**
-0,13
-1,41
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
3,00
1,07
-0,05
-0,66
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 Tabel 4.12: Vergelijking van het drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden en populairen op algemeen drinkgedrag en drinkgedrag op een uitgaansavond (N=89). Afhankelijke factoren:
Algemeen drinkgedrag
Drinkgedrag op een uitgaansavond
b
t
b
t
Drinkgedrag op een uitgaansavond van beste vrienden 0,02
0,22
0,10
1,45
Drinkgedrag op een uitgaansavond van populairen
4,26
1,34
0,03
0,38
Geslacht
-11,15
-3,46**
-0,05
-0,63
Zit in eerste jaar van de studie (1=wel)
2,37
0,86
-0,06
-0,87
***p<0,001 **p < 0,01, *p < 0,05 4.3.3 MODERATOREN Naast de analyse van hoofdeffecten wordt aanvullend gekeken of er een modererend effect van de mate van hechtheid bestaat die studenten met hun huisgenoten kunnen hebben. Er zijn echter geen interactie-effecten gevonden voor hechtheid op de relaties van attitudes en gedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten met het eigen drinkgedrag. Dat betekent dat hypothese 5, dat de relatie van de attitudes en het gedrag van beste vrienden en populaire huisgenoten met het eigen drinkgedrag sterker wordt naarmate verenigingsleden hechtere banden met beste vrienden en populaire huisgenoten hebben, verworpen wordt. Omdat geslacht zo’n belangrijke rol speelt in de huidige analyses, is aanvullend nog gekeken of er een modererend effect bestaat van geslacht op de relaties tussen de factoren en het eigen drinkgedrag. Dit blijkt echter niet het geval te zijn. Er bestaan geen verschillen in de relaties voor mannelijke en vrouwelijke studenten. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
34
Verder is ook aanvullend gekeken of er verschillen zijn in de relaties tussen de factoren en het eigen drinkgedrag voor verschillende hoogtes van het aantal beste vrienden (interactie-effect van beste vrienden) en voor studenten die wel in het eerste jaar van hun studie zitten versus studenten die niet in het eerste jaar van hun studie zitten (interactie-effect van ‘eerstejaars’ ). In beide gevallen zijn echter geen significante interactie-effecten gevonden. Er bestaan geen verschillen in de relatie tussen de factoren en het eigen drinkgedrag voor verschillende aantallen beste vrienden. Ook bestaan er geen verschillen in de relatie tussen de factoren en het eigen drinkgedrag voor studenten die wel in het eerste jaar van hun studie zitten versus studenten die niet in het eerste jaar van hun studie zitten.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
35
5. DISCUSSIE EN CONCLUSIES Uit verschillend onderzoek blijkt dat het alcoholgebruik van jongeren en studenten soms erg hoog is (e.g., CBS, 2010; CBS Statline, 2010; Maalsté, 2000). Hoewel er in Nederland regelmatig onderzoek gedaan wordt naar het alcoholgebruik van jongeren en jongvolwassenen in het algemeen, is er nog maar weinig onderzoek verricht naar het alcoholgebruik van studenten specifiek. Maalsté (2000) heeft aangetoond dat studenten tot wel twee keer zo veel drinken als jongeren van vergelijkbare leeftijd. Bovendien drinken studenten die lid zijn van een studentenvereniging nog meer alcohol dan studenten in het algemeen. Het drinken van veel alcohol brengt bovendien grote risico’s met zich mee, voor zowel de persoonlijke gezondheid als risico’s voor de omgeving door mogelijk ander probleemgedrag, zoals agressie en geweld. Het huidige onderzoek richt zich dan ook op het drinkgedrag van leden van studentenverenigingen en tracht het drinkgedrag van deze studenten in kaart te brengen en te onderzoeken wat de redenen kunnen zijn waarom studenten zo veel alcohol drinken. Allereerst is te zeggen dat leden van studentenverenigingen zeer veel alcohol drinken. In het onderzoek van Maalsté (2000) dronken verenigingsleden ongeveer twee keer zoveel als jongeren van vergelijkbare leeftijd. In het huidige onderzoek wordt gevonden dat leden van een studentenvereniging meer dan vier keer zoveel drinken als jongeren van vergelijkbare leeftijd. Gemiddeld drinken mannelijke studenten achtenvijftig glazen alcohol per week en vrouwelijke studenten eenendertig glazen alcohol per week. De grens voor schadelijk alcoholgebruik ligt op ongeveer eenentwintig glazen voor mannen en veertien glazen voor vrouwen (Trimbos, 2009). Dit betekent dat zowel mannelijke als vrouwelijke studenten de grens voor verantwoord alcoholgebruik fors overschrijden. Hiermee lopen de studenten risico op directe lichamelijke problemen, zoals hersenbeschadiging en acute schade aan andere organen, maar ook op langdurige schadelijke gevolgen, zoals alcoholverslaving. Verder geeft ongeveer zestig procent van de studenten in de steekproef aan studievertraging opgelopen te hebben. Studenten die nog in het eerste jaar van hun studie zitten, drinken meer alcohol dan studenten die in hogere studiejaren zitten. Er bestaat een mogelijkheid dat het drinkgedrag van verenigingsleden een neveneffect heeft, waarbij deze studenten zich niet (meer) goed kunnen concentreren op hun studie. Overmatig alcoholgebruik kan gepaard gaan met slechte studieresultaten en studievertraging (e.g., Porter & Pryor, 2007; Singleton, 2007; Singleton & Wolfson, 2009; Wechsler, et al., 2002). Dit komt dan onder meer doordat het drinken van veel alcohol cognitief voor problemen zorgt, maar ook omdat studenten moeten ‘bijkomen’ van het
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
36
overmatig alcoholgebruik, waardoor studenten zich niet meer goed kunnen richten op de studie en bijvoorbeeld colleges missen (Powell, Williams & Wechsler, 2004). Omdat studenten zoveel alcohol drinken, is het nog belangrijker om te onderzoeken waarom zij veel alcohol drinken. Uit eerder onderzoek blijkt dat studenten vooral veel alcohol drinken als hun medestudenten ook veel alcohol drinken (Borsari & Carey, 2001; Orford, Waller & Peto, 1974; Spijkerman, Larsen, Gibbons & Engels, 2010; Wood, Read, Palfai en Stevenson, 2001). Ook is het mogelijk dat studenten uit het gedrag van anderen sociale normen afleiden en zich naar de normen van anderen gaan gedragen (e.g. Keizer, Lindenberg & Steg, 2008). De attitude van anderen kan dan een invloed hebben op het drinkgedrag van een student. Om het drinkgedrag van verenigingsleden te kunnen verklaren, werd voorspeld dat leden van een studentenvereniging in hun drinkgedrag vooral beïnvloed worden door medeleden die erg belangrijk voor hen zijn (Orford, Krishnan, Balaam, Everitt & Van de Graaf, 2004). Daarom is gekeken of studenten meer alcohol drinken naarmate de attitude ten opzichte van alcohol van beste vrienden positiever is en of studenten het drinkgedrag van hun beste vrienden direct imiteren (Latané, 1996; Orford, Waller & Peto, 1974; Reifman, Barnes, Dintcheff, Farrel & Uhteg, 1998; Wasserman & Galaskiewicz, 1994). Daarnaast is onderzocht of studenten mogelijk ook populaire huisgenoten imiteren en meer alcohol drinken naarmate deze huisgenoten een positievere attitude hebben ten opzichte van alcohol. De attitude en het gedrag van populairen kunnen een invloed hebben, omdat studenten hun eigen status kunnen verhogen of mogelijk ook zelf populair kunnen worden door om te gaan met populaire anderen (Cialdini & Richardson, 1980; Dijkstra, Cillessen, Lindenberg & Veenstra, 2010). Verwacht werd dat er vooral een effect van de attitudes en het gedrag van anderen zou voorkomen in het hechte netwerk van een studentenhuis, omdat attitudes, gedrag en percepties vooral bij deze hechte relaties overeen zullen komen (Bourgeois, 2001; Bourgeois & Bowen, 2001; Festinger, Schachter & Back, 1950; Latané, 1996; Latané & Bourgeois, 1996; Nowak, Szamrej & Latané, 1990). Ten slotte werd ook verwacht dat de relaties tussen de attitudes en het gedrag van anderen, en het eigen drinkgedrag sterker zouden zijn wanneer verenigingsleden hechte banden hebben met de desbetreffende huisgenoten (beste vrienden en populaire huisgenoten) (Latané, 1996; Wasserman & Galaskiewicz, 1994). Het onderzoek heeft echter geen significante effecten aan het licht gebracht voor de gestelde hypothesen. Dit kan voornamelijk verklaard worden door het verschil dat al bestaat tussen het drinkgedrag van mannelijke studenten en het drinkgedrag van vrouwelijke studenten. Zojuist is al aangegeven dat mannelijke verenigingsleden in dit onderzoek een stuk meer alcohol drinken dan vrouwelijke leden. Bovendien bestond het aantal mannelijke respondenten maar uit dertig studenten, waardoor er een verlies van onderscheidend vermogen (power) kan ontstaan. Door een grotere steekproef te nemen waarbij mannelijke en vrouwelijke studenten beiden voldoende vertegenwoordigd worden, is het mogelijk om de power te vergroten en meer verbanden te vinden. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
37
Bij een ‘test’, waarbij de
steekproef verdrievoudigd werd en
mannen beter
vertegenwoordigd worden, bleken er wel significante effecten van attitudes en drinkgedrag van anderen op het drinkgedrag van studenten te bestaan. Er waren vooral effecten op het algemene drinkgedrag van studenten waar te nemen. Vooral wanneer de attitudes van populaire huisgenoten positief zijn en het drinkgedrag van populaire huisgenoten hoog ligt, drinken medestudenten dan veel alcohol. Helaas kan in dit onderzoek het laatste niet bevestigd worden. Er kan niet met zekerheid gezegd worden dat er een invloed bestaat van verenigingsleden op elkaar als het gaat op drinkgedrag, hoewel er wel een vermoeden bestaat dat dit wel het geval is. Het lijkt er dan op dat met name populaire medeleden bepalen hoeveel alcohol een student drinkt (paragraaf 1.2: hoofdvraag en subvraag). Een andere kanttekening die bij dit onderzoek gemaakt moet worden, is dat het gebrek aan significante effecten mogelijk ook kan komen door de formulering van de onafhankelijke variabelen. Omdat deze berekend zijn uit de afhankelijke variabelen, geven ze mogelijk op bepaalde gebieden onbetrouwbare effecten. Verder is het belangrijk om studenten op de juiste manier te benaderen voor het onderzoek, zodat een hoge respons verwacht kan worden. In dit onderzoek verliep de werving van respondenten tamelijk lastig, waardoor er mogelijk ook geen goede representativiteit van mannelijke studenten is ontstaan. In toekomstig onderzoek naar het alcoholgebruik van leden van een studentenvereniging is het dus belangrijk om ervoor te zorgen dat er genoeg (mannelijke) verenigingsleden meedoen en dat juist geformuleerde variabelen meegenomen worden. Verder is het goed om ook relaties te onderzoeken tussen leden van een studentenvereniging in het algemeen en niet alleen binnen een studentenhuis. De relaties die er tussen studenten in een studentenvereniging bestaan zijn in hun geheel vrij hecht, mogelijk ongeacht met welke verenigingsleden zij samenwonen. De hechte relaties kunnen ontstaan, omdat verenigingsleden ook veel tijd met andere leden doorbrengen op bijvoorbeeld jaarclubavonden en dispuutavonden (Maalsté, 2000). Door breder te kijken naar de relaties van verenigingsleden met elkaar, kunnen er belangrijke conclusies gevormd worden over de algehele populatie studenten die lid zijn van een studentenvereniging. Een andere suggestie voor toekomstig onderzoek is om het onderzoek uit te breiden naar de algehele studentenpopulatie. Zo kunnen verenigingsleden vergeleken worden met studenten in het algemeen. Ook is het interessant om een follow-up te doen (enkele jaren) nadat studenten zijn afgestudeerd. Eerder onderzoek laat namelijk zien dat hoogopgeleide volwassenen meer alcohol drinken dan laagopgeleide volwassenen (POLS, 2007). Zwaar alcoholgebruik komt echter meer voor onder laagopgeleiden. Het is interessant om te onderzoeken of studenten na hun studententijd anders met alcohol omgaan, ook in vergelijking met (jong) volwassenen die niet gestudeerd hebben.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
38
Ten slotte kan er binnen toekomstig onderzoek ook gekeken worden naar de gepercipieerde attituden en het gepercipieerde gedrag van andere studenten in de voorspelling op het drinkgedrag. Het is mogelijk dat studenten niet zozeer exact weten hoe anderen aankijken tegen het drinken van veel alcohol of wat deze anderen doen, maar dat studenten hun eigen drinkgedrag meer baseren op wat zij ‘denken dat anderen denken’ en ‘denken dat anderen doen’ (Pattiselanno, 2010). Door de twee vormen van attituden en gedrag met elkaar te vergelijken, kan onderzocht worden of studenten de werkelijke attitudes en gedrag aannemen of dat zij de gepercipieerde vormen volgen. Conclusie Over het algemeen kan in dit onderzoek geconcludeerd worden dat er een trend lijkt te bestaan, waarbij met name populaire verenigingsleden een impact hebben op het drinkgedrag van andere leden van de studentenvereniging. Deze trend kan echter niet bevestigd worden. Door in de toekomst meer (mannelijke) respondenten mee te nemen, kunnen er, ondanks een effect van geslacht, mogelijk toch significante resultaten gevonden worden voor andere factoren. Concluderend kan gezegd worden dat dit onderzoek wel een tipje van de sluier heeft doen oplichten waarom studenten veel alcohol drinken. Om te beoordelen of populaire medestudenten inderdaad een belangrijke invloed op het drinkgedrag van anderen hebben en of er misschien toch belangrijke invloeden van beste vrienden zijn, loont het om het onderzoek te repliceren onder een nieuwe of aanvullende populatie verenigingsleden. Het is hoe dan ook uitermate interessant om te kijken wat er precies binnen studentenverenigingen aan de hand is, om zo te bepalen wat de reden is dat leden van studentenverenigingen veel alcohol drinken.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
39
REFERENTIES Anderson, P. & Baumberg, B. (2006). Alcohol in Europe: a public health perspective. Londen: Institute of Alcohol Studies. Bourgeois, M. J. (2001). Genetic constraints on dynamic social impact. In Bourgeois, M.J. & Bowen, A. (2001). Self-organization of alcohol-related attitudes and beliefs in a campus housing complex: An initial investigation. Health Psychology, 20(6), 434-437. Borsari, B. & Carey, K.B. (2001). Peer influences on college drinking: A review of the research. Journal of Substance Abuse, 13(4), 391-424. Bourgeois, M.J. & Bowen, A. (2001). Self-organization of alcohol-related attitudes and beliefs in a campus housing complex: An initial investigation. Health Psychology, 20(6), 434-437. Carey, K.B. & Correia, C.J. (1997). Drinking motives predict alcohol-related problems in college students. Journal of Studies on Alcohol, 58(1), 100-105. Carter Sobell, L., Agrawal, S., Sobell, M.B., Leo, G.I., Young, L.J., Cunningham, J.A. & Simco, E.R (2003). Comparison of a Quick Drinking Screen with the Timeline Followback for Individuals with Alcohol Problems. Journal of Studies on Alcohol, 64(6), 858-861. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (2007). Persbericht 20 maart 2007. Den Haag: CBS. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (2010). Persbericht 16 maart 2010. Den Haag: CBS. Cialdini, R.B. & Richardson, K.D. (1980). Two indirect tactics of impression management: Basking and blasting. Journal of Personality and Social Psychology, 39(3), 406-416. Connolly, J., Craig, W., Goldberg, A. & Pepler, D. (1999). Conceptions op cross-sex friendships and romantic relationships in early adolecence. In Hand, L.S. & Furman, W. (2009). Rewards and costs in adolescent other-sex friendships: Comparisons to same-sex friendships and romantic relationships. Social Development, 18(2), 270-287. Cooper, M.Y., Frone, M.R., Russel, M.& Mundar, P. (1995). Drinking to regulate positive and negative emotions: a motivational model of alcohol use. Journal of Personality and Social Psychology, 69(5), 990–1005. de Bruyn, E.H. & Cillessen, A.H.N. (2006). Heterogenity of girls’ consensual popularity: Academic and interpersonal behavioral profiles. Journal of Youth and Adolescence, 35(3), 435-445. Dijkstra, J.K., Cillessen, A.H.N., Lindenberg, S. & Veenstra, R. (2010). Basking in reflected glory and it’s limits: Why adolescnets hang out with popular peers. Journal of Research and Adolescence, no. doi: 10.1111/j.1532-7795.2010.00671.x. First, M.B., Frances, A. & Pincus, H.A. (2007). DSM-IV-TR: Handbook of differential diagnosis. Washington: American Psychiatric Publishing. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
40
Evans, D.M. & Dunn, N.J. (1995). Alcohol expectancies, coping responses and self-efficacy judgments: A replication and extension of Cooper et al.'s 1988 study in a college sample. Journal of Studies on Alcohol, 56(2), 186-193. Fancher, R.E. (1996). Pioneers of Psychology. New York: W.W. Norton & Company. Festinger, L., Schachter, S., & Back, K. (1950). Social pressures in informal groups: A study of a housing community. New York: Harper. Fondacaro, M.R. & Heller, K. (1983). Social support factors and drinking among college student males. Journal of Youth and Adolescence, 12(4), 285-299. Hope, K.J. (2010). A reason to live: The protective influence of close friendships on college students. Dissertation abstracts international Section A: Humanities and Social Sciences, 70(7-A), 23972500. Hand, L.S. & Furman, W. (2009). Rewards and costs in adolescent other-sex friendships: Comparisons to same-sex friendships and romantic relationships. Social Development, 18(2), 270-287. Keizer, K., Lindenberg, S. & Steg, L. (2008). The spreading of disorder. Science, 322(5908), 1681-1685. Klauw, M. van der, Postmes, T. & Nieuwenhuis, M. (2009). Grensoverschrijdend gedrag onder jongeren en studenten: Een studie naar de aard, omvang en trends. Groningen: Instituut voor Integratie en Sociale Weerbaarheid (ISW). LaFontana, K.M. & Cillessen, A.H.N. (2002). Children’s perceptions of popular and unpopular peers: A multimethod assessment. Developmental Psychology, 38(5), 635-347. Latané, B. (1996). Dynamic social impact: The creation of culture by communication. Journal of Communication, 46(4), 13-25. Latané, B., & Bourgeois, M. J. (1996). Experimental evidence for dynamic social impact: The emergence of subcultures in electronic groups. Journal of Communication, 46(4), 35-47. Latané, B. (1981). The psychology of social impact. American Psychologist,36(4), 343-365. Latané, B., & L'Herrou, T. (1996). Spatial clustering in the Conformity game: Dynamic social impact in electronic groups. Journal of Personality and Social Psychology, 70(6), 1218-1230. Larimer, M.E. (1992). Alcohol abuse and the Greek system: An exploration of fraternity and sorority drinking. Dissertation Abstracts International, 53(3-A), 757. Lease, A.M., Musgrove, K.T. & Axelrod, J.L. (2002). Dimensions of social status in preadolescent peer groups: Likeability, perceived popularity and social dominance. Social Development, 11(4), 508-533. Maalsté, N. (2000). Ad fundum! Een blik in de gevarieerde drinkcultuur van het Nederlandse studentenleven. Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek. Masten, A.S., Morison, P. & Pellegrini, D.S. (1985). A revised class play method of peer assessment. Developmental Psychology, 21(3), 523-533. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
41
Neighbors, C., O'Connor, R.M., Lewis, M.A., Chawla, N., Lee, C.M. & Fossos, N. (2008). The relative impact of injunctive norms on college student drinking: The role of reference group. Psychology of Addictive Behaviors, 22(4), 576-581. Nowak, A., Szamrej, J., & Latané, B. (1990). From private attitude to public opinion: A dynamic theory of social impact. Psychological Review, 97(3), 362-376. Orford, J., Krishnan, M., Balaam, M., Everitt, M. & Graaf, K. van der (2004). University Student Drinking: the role of motivational and social factors. Drugs: education, prevention and policy, 11(5), 407–421. Orford. J., Waller, S. & Peto, J. (1974). Drinking behaviour and attitudes and their correlates among university students in England. Quarterly Journal of Studies on Alcohol, 35(1), 1316-1374. Orford, J., Dalton, S., Hartney, E., Ferrins-Brown, M., Kerr, C. & Maslin, J. (2002). How is excessive drinking maintained? Untreated heavy drinkers’ experiences of the personal benefits and drawbacks of their drinking. Addiction Research and Theory, 10, 347–72. Parkhurst, J.T. & Hopmeyer, A. (1998). Sociometric popularity and peer-perceived popularity: Two distinct dimensions of peer status. Journal of Early Adolescence, 18(2), 125-144. Pattiselanno, K.L. (2010). Masterthese Sociale Psychologie: “Student: Maakt meer kapot dan je lief is”. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Porter, S.R. & Pryor, J. (2007). The effects of heavy episodic alcohol use on student engagement, academic performance, and time use. Journal of College Student Development, 48(4), 455-467. Powell, L. M.,Williams, J. &Wechsler, H. (2004). Study habits and the level of alcohol use among college students. In Porter, S.R. & Pryor, J. (2007). The effects of heavy episodic alcohol use on student engagement, academic performance, and time use. Journal of College Student Development, 48(4), 455-467. Rehm, J., Graham, K., Monteiro, M., Gmel, G. & Sempos, C.T. (2003). The relationship of average volume of alcohol consumption and patterns of drinking to burden of disease: an overview. Addiction, 98, 1209-1228. Reifman, A., Barnes, G.M., Dintcheff, B.A., Farrell, M.P. & Utheg, L. (1998). Parental and peer influences on the onset of heavier drinking among adolescents. Journal of Studies on Alcohol, 59, 311–17. Schroeder, C.M. & Prentice, D.A. (1998). Exposing pluralistic ignorance to reduce alcohol use among college students. Journal of Applied Social Psychology, 28(23), 2150-2180. Schulenberg, J., O'Malley, P.M., Bechman, J.G., Wadsworth, K.W. & Johnston, L.D. (1996). Getting drunk and growing up: Trajectories of frequent binge drinking during the transition to young adulthood. Journal of Studies on Alcohol, 57, 289-304. Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
42
Singleton, R.A. (2007). Collegiate alcohol consumption and academic performance. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, Vol 68(4), 548-555. Singleton, R.A. & Wolfson, A.R. (2009). Alcohol consumption, sleep, and academic performance among college students. Journal of Studies on Alcohol and Drugs 70(3), 355-363. Spear, L. (2002). Adolescent brain and the college drinker: Biological basis of propensity to use and misuse alcohol. Journal of Studies on Alcohol, 14, 71-81. Spijkerman, R., Larsen, H., Gibbons, F.X. & Engels, R.C.M.E. (2010). Students’ drinker prototypes and alcohol use in a naturalistic setting. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 34(1), 6471. Tajfel, H. & Turner, J.C. (1986). An integrative theory of social conflict. In Brown, R. (2000). Group processes (2e druk). Oxford: Blackwell publishing. Tapert, S.F & Brown, S.A. (1999) Neuropsychological correlates of adolescent substance abuse: Fouryear outcomes. Journal of the International Neuropsychological Society, 5(6), 481-493. Wechsler, H., Lee, J. E., Kuo, M., Seibring, M., Nelson, T. & Lee, H. (2002). Trends in college binge drinking during a period of increased prevention efforts. Journal of American College Health, 50(5), 203-217. World Health Organization (2004). Global Status Report on Alcohol. Genève: WHO. Wood, M.D., Read, J.P., Palfai, T.P. & Stevenson, J.F. (2001). Social influence processes and college student drinking: the mediational role of alcohol outcome expectancies. Journal of Studies on Alcohol, 62 (1), 32-43. Wasserman, S. & Galaskiewicz, J. (1994). Advances in social network analysis: Research in the social and behavioral sciences. Thousand Oakes: Sage Publications.
Internet: CBS Statline (2010). Cijfers via Statline. Geraadpleegd 15 april 2010 via www.cbs.nl. Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) (2007). Module Gezondheid en Welzijn (CBS). Geraadpleegd op 7 mei 2010 via www.nationaalkompas.nl. Trimbos (2009). NDM jaarbericht 2009. Geraadpleegd op 15 april 2010 via www.trimbos.nl. Trimbos (2010). Standaardglazen. Geraadpleegd op 10 januari 2010 via www.alcoholinfo.nl. WHO
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
43
BIJLAGE 1: VRAGENLIJST Bedankt voor je interesse in het onderzoek naar levensstijl van studenten van de Rijksuniversiteit Groningen! Je vult zo meteen een vragenlijst in die gaat over verschillende aspecten van je levensstijl, o.a. je leven als student, je relatie met je huisgenoten en hoe je over bepaalde dingen denkt. De vragenlijst zal ongeveer 30 minuten in beslag nemen. Voor het onderzoek is het belangrijk dat je de vragen zo eerlijk mogelijk beantwoordt. Alle gegevens zullen bovendien strikt anoniem worden verwerkt. We willen je ten slotte vragen om alle vragen in te vullen. Er zijn geen goede of foute antwoorden, we zijn vooral geïnteresseerd in je mening. Succes!
Vul hier de code in die je van de onderzoeker hebt doorgekregen ……………….
De vragenlijst gaat nu beginnen. Zo meteen volgen als eerste vragen over je 'persoonlijke normen'. Lees elke vraag goed door en neem je tijd bij het beantwoorden ervan.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
44
Persoonlijke normen De volgende vragen gaan over jouw persoonlijke normen. Hieronder staan een aantal verschillende gedragingen beschreven. We willen graag weten in hoeverre jij dit gedrag goedkeurt of afkeurt. Geef voor de volgende gedragingen aan hoe positief of negatief je hier tegenover staat door een punt op de schaal aan te klikken. Denk er niet te lang over na, maar ga af op je eerste ingeving. Let op! Het gaat erom hoe jij er tegenaan kijkt!
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
zeer negatief --Roken ○ Vloeken ○ Alleen maar non-alcoholische dranken drinken ○ Drankspelletjes spelen ○ ‘Aangeschoten zijn’ van de alcohol ○ Softdrugs gebruiken ○ Harddrugs gebruiken ○ Dronken worden ○ Geheugenverlies hebben door de drank ○ Moeten overgeven door de drank ○ Onveilige seks hebben ○ Wildplassen ○ Barplassen ○ Meer dan 5 glazen alcohol drinken in korte tijd ○ Verkeersborden mee naar huis nemen ○ Hardop muziek draaien in het openbaar vervoer ○ Harde muziek draaien in huis ○ Iemand uitschelden ○ Betrokken raken bij een ruzie ○ Betrokken raken bij een vechtpartij ○ Iets vernielen ○ Een fiets stelen ○ Een fiets van een junk kopen ○ Een ‘one-night-stand’ hebben ○
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
-○ ○
○ ○
neutraal 0 ○ ○
+ ○ ○
++ ○ ○
zeer positief +++ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
45
Wat zouden anderen ervan vinden? Hieronder zie je weer een aantal gedragingen, maar deze keer gaat het er om in hoeverre je denkt dat je huisgenoten dit gedrag goedkeuren of afkeuren. Geef aan hoe positief of negatief zij hier tegenover staan door een punt op de schaal aan te klikken. Denk er niet te lang over na, maar ga af op je eerste ingeving. Let op! Het gaat erom hoe jij denkt dat je huisgenoten er tegen aan kijken!
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
zeer negatief --Roken ○ Vloeken ○ Alleen maar non-alcoholische dranken drinken ○ Drankspelletjes spelen ○ ‘Aangeschoten zijn’ van de alcohol ○ Softdrugs gebruiken ○ Harddrugs gebruiken ○ Dronken worden ○ Geheugenverlies hebben door de drank ○ Moeten overgeven door de drank ○ Onveilige seks hebben ○ Wildplassen ○ Barplassen ○ Meer dan 5 glazen alcohol drinken in korte tijd ○ Verkeersborden mee naar huis nemen ○ Hardop muziek draaien in het openbaar vervoer ○ Harde muziek draaien in huis ○ Iemand uitschelden ○ Betrokken raken bij een ruzie ○ Betrokken raken bij een vechtpartij ○ Iets vernielen ○ Een fiets stelen ○ Een fiets van een junk kopen ○ Een ‘one-night-stand’ hebben ○
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
-○ ○
○ ○
neutraal 0 ○ ○
+ ○ ○
++ ○ ○
zeer positief +++ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
46
Als je nadenkt over studentenverenigingen, welke studentenvereniging komt dan het eerste bij je op? …………………………………………………………. Ben je lid van deze vereniging? o ja o nee Houd de vereniging die je zojuist hebt genoteerd in gedachten wanneer je de volgende vragen beantwoord. We willen graag weten in hoeverre je denkt dat een gemiddeld lid van de studentenvereniging dit gedrag goedkeurt of afkeurt. Geef aan hoe positief of negatief zij hier tegenover staan door een punt op de schaal te kiezen. Denk er niet te lang over na, maar ga af op je eerste ingeving. Let op! Het gaat erom hoe jij denkt dat een gemiddeld lid van de vereniging er tegenaan kijkt!
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
zeer negatief --Roken ○ Vloeken ○ Alleen maar non-alcoholische dranken drinken ○ Drankspelletjes spelen ○ ‘Aangeschoten zijn’ van de alcohol ○ Softdrugs gebruiken ○ Harddrugs gebruiken ○ Dronken worden ○ Geheugenverlies hebben door de drank ○ Moeten overgeven door de drank ○ Onveilige seks hebben ○ Wildplassen ○ Barplassen ○ Meer dan 5 glazen alcohol drinken in korte tijd ○ Verkeersborden mee naar huis nemen ○ Hardop muziek draaien in het openbaar vervoer ○ Harde muziek draaien in huis ○ Iemand uitschelden ○ Betrokken raken bij een ruzie ○ Betrokken raken bij een vechtpartij ○ Iets vernielen ○ Een fiets stelen ○ Een fiets van een junk kopen ○ Een ‘one-night-stand’ hebben ○
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
-○ ○
neutraal 0 ○ ○ ○ ○
+ ○ ○
++ ○ ○
zeer positief +++ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
47
Hoe ben jij? De volgende vragen gaan wat over wat je graag doet en hoe je bent. In hoeverre ben je het eens met de volgende uitspraken?
Helemaal oneens
Helemaal eens
1. Ik wil graag vreemde plekken ontdekken.
1
2
3
4
5
6
7
2. Ik geef een voorkeur aan vrienden die zeer onvoorspelbaar zijn.
1
2
3
4
5
6
7
3. Ik vind het leuk om angstaanjagende dingen te doen.
1
2
3
4
5
6
7
4. Ik zou graag nieuwe en opwindende ervaringen hebben, ook al zouden ze illegaal zijn.
1
2
3
4
5
6
7
5. Ik vind wilde feestjes leuk.
1
2
3
4
5
6
7
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
48
Wat doe jij? Veel studenten gaan wel eens op stap. De een wat vaker dan de ander. We zijn benieuwd hoe vaak je bepaalde dingen meemaakt en doet op een gemiddelde uitgaansavond. 1. Ga je wel eens uit?(Met uitgaan bedoelen we naar een feestje, kroeg, discotheek, club, etc. gaan) o Ja o Nee, nooit (ga door naar vraag 9) 2. Tot hoe laat ga je gemiddeld uit? ….. uur 3. Hoeveel keren per week ga je gemiddeld uit? ….. keer 4. Op welke dagen ga je dan meestal uit? (meerdere antwoorden mogelijk) o Maandag o Dinsdag o Woensdag o Donderdag o Vrijdag o Zaterdag o Zondag 5. Waar ga je meestal heen als je uitgaat? (meerdere antwoorden mogelijk) o kroeg o discotheek o club o naar een feestje van vrienden, bekenden, etc. o naar georganiseerde feesten o sociëteit o anders, namelijk …………… 6. Als je bij vraag 5 een van de volgende dingen hebt aangekruist: kroeg, discotheek en/of club, geef dan aan welke specifieke locaties je bezoekt als je hierheen gaat? (bijvoorbeeld ‘de Drie Gezusters’, ‘Vera’, ‘de Kachel’, etcetera.) ……………………………………….. ……………………………………….. ……………………………………….. ……………………………………….. ……………………………………….. 7. Ben je wel eens in aanraking gekomen met de politie tijdens het uitgaan? ○ ja ○ nee, maar wel buiten het uitgaan ○ nee, nog nooit ○ wil niet zeggen
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
49
8. Denk nu aan een gemiddelde uitgaansavond. Geef aan hoe vaak je de volgende dingen op een gemiddelde uitgaansavond meemaakt of doet (op de plek waar je meestal naar toe gaat).
a. ik drink meer dan 5 glazen alcohol in korte tijd b. ik speel drankspelletjes c. ik gebruik softdrugs d. ik gebruik harddrugs e. ik drink alcoholische dranken f. ik heb onveilige seks g. ik word aangeschoten h. ik word dronken i. ik moet overgeven door de drank j. ik herinner me de volgende dag niet alles meer van wat er is gebeurd k. ik scheld iemand uit l. ik verniel iets m. ik raak betrokken bij een ruzie n. ik raak betrokken bij een vechtpartij o. ik urineer op straat (wildplassen) p. ik drink non-alcoholische dranken q. ik doe aan barplassen
nooit
zelden soms
vaak
altijd
o o o o o o o o o
o o o o o o o o o
o o o o o o o o o
o o o o o o o o o
o o o o o o o o o
o o o o o o o o
o o o o o o o o
o o o o o o o o
o o o o o o o o
o o o o o o o o
Verder zijn we nog geïnteresseerd in de dingen die je over het algemeen doet. We willen graag dat je op alle vragen een eerlijk antwoord geeft. Onthoud dat alle antwoorden anoniem zullen worden verwerkt! 9. Kun je aangeven voor elke dag van de week hoeveel standaardglazen* alcohol je normaal gesproken drinkt? Maandag: ………………….. Vrijdag: ………………….. Dinsdag: ………………….. Zaterdag: ………………….. Woensdag: ………………….. Zondag: ………………….. Donderdag: ………………….. 10. Ben je buiten het uitgaan wel eens in aanraking gekomen met de politie? ○ nee, nog nooit ○ ja, reden: ………………………………………………………………………………………………………………………………………. ○ wil niet zeggen
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
50
* Standaardglazen Standaardglazen bevatten dezelfde hoeveelheid alcohol. Een standaardglas bier is groter dan een standaardglas wijn of een standaardglas port, maar er zit evenveel alcohol in. Dit komt omdat het alcoholpercentage in bier lager is dan het alcoholpercentage in wijn of port. Je rekent als volgt om naar standaardglazen: Soort drank Aantal standaardglazen Glas bier (fluitje) Blikje bier, flesje bier (pijpje)
1 1,5
Halve liter bier Glas wijn
2 1
Glas sherry, port, vermout 1 Glas sterke drank (jenever, vieux, cognac, whisky, wodka, likeur) 1 Glas mix van sterke drank met frisdrank of vruchtensap 1 Mixdrank in flesjes (275ml)
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
1,25
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
51
Gedrag van jou en anderen Als je nadenkt over studentenverenigingen, welke studentenvereniging komt dan het eerste bij je op? …………………………………………………………. Ben je lid van deze vereniging? o ja o nee Houd de vereniging die je zojuist hebt genoteerd in gedachten wanneer je de volgende vragen beantwoord over leden van een studentenvereniging. Hierna volgt een aantal vragen over hoe vaak je bepaalde dingen doet. We vragen je ook om een inschatting te maken hoe vaak anderen deze dingen doen. Nb: Het gaat er niet om of het antwoord precies klopt; het gaat erom wat jij denkt nooit minder 1 x per 2 x per 1-2 3-4 5-6 Iedere Weet dan 1x maand maand keer keer keer dag niet per per per per maand week week week 1. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen alcoholische dranken drinken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 2. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen alleen maar nonalcoholische dranken drinken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 3. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen meer dan 5 glazen alcoholische dranken in korte tijd drinken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 4. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen aangeschoten worden? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 5. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen dronken worden? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de studentenvereniging ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
52
nooit minder 1 x per 2 x per 1-2 3-4 5-6 Iedere Weet dan 1x maand maand keer keer keer dag niet per per per per maand week week week 6. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen geheugenverlies hebben door de drank? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 7. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen drankspelletjes spelen? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 8. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen overgeven moeten door de drank? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 9. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen marihuana gebruiken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 10. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen XTC gebruiken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 11. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen cocaïne gebruiken? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 12. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen uitgaan? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 13. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen geluidsoverlast veroorzaken voor de buren? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
53
nooit minder 1 x per 2 x per 1-2 3-4 5-6 Iedere Weet dan 1x maand maand keer keer keer dag niet per per per per maand week week week 14. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen urineren op straat? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 15. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen barplassen? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 16. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen iemand uitschelden? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 17. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen iets vernielen? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 18. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen betrokken raken bij een ruzie? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 19. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen betrokken raken bij een vechtpartij? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 20. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen seks hebben? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging 21. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen onveilige seks hebben? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de studentenvereniging ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
54
nooit minder 1 x per 2 x per 1-2 3-4 5-6 Iedere Weet dan 1x maand maand keer keer keer dag niet per per per per maand week week week 22. Hoe vaak denk je dat de personen in de volgende categorieën gemiddeld genomen ‘one-nightstands’ hebben? Jijzelf ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Je huisgenoten ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ Leden van de ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ studentenvereniging
23. Hoeveel glazen alcoholhoudende drank denk je dat de volgende categorieën personen gemiddeld op een uitgaansavond buitenshuis drinken? (omcirkel jouw keuze) Jijzelf 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Je huisgenoten 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Leden van de 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 studentenvereniging
20 20
21+ 21+
20
21+
24. Hoeveel glazen alcoholhoudende drank denk je dat de volgende categorieën personen gemiddeld drinken op een avond dat ze thuis blijven? (omcirkel jouw keuze) Jijzelf 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Je huisgenoten 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 Leden van de 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 studentenvereniging
20 20
21+ 21+
20
21+
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
55
Relaties met je huisgenoten Noteer hier je eigen voornaam: ………………………………………………
Code:……………………………………
De volgende vragen gaan over de relatie tussen jou en je huisgenoten. Geef voor elke huisgenoot aan welke vragen van toepassing zijn op hem/haar. Lees de vragen goed door voordat je een antwoord geeft! Nb.: Je begint bij vraag 1 "Welke huisgenoten..." en vinkt vervolgens elke huisgenoot aan op wie dit van toepassing is. Vervolgens ga je door met vraag 2 "Met welke huisgenoten.." en doe je hetzelfde, etc. Dit betekent dus dat je niet voor elke huisgenoot per se iets in hoeft te vullen!
Huisgenoot 1 Huisgenoot 2 Etc.
Naar welke huisgenoten ga je toe om advies te vragen? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten reken je tot je beste vrienden?
Met welke huisgenoten ga je regelmatig samen eten?
o o o o o o o o o o
o o o o o o o o o o Welke huisgenoten zijn voor jou een luisterend oor? o o o o o o o o o o
Met welke huisgenoten drink je regelmatig een biertje/wijntje/etc. o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten vind je leuk? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten nemen jou in vertrouwen? o o o o o o o o o o
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Naar welke huisgenoten ga je toe om je op te laten vrolijken? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten helpen jou met praktische problemen?
Welke huisgenoten vragen jou om goede raad? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten helpen je als je spulletjes of een (klein) bedrag moet lenen? o o o o o o o o o o
o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten vragen jou wel eens om hulp? o o o o o o o o o o
Ik ben zat, wie ben jij?
Met welke huisgenoten ga je regelmatig samen sporten? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten helpen jou als je het even niet meer ziet zitten? o o o o o o o o o o
Met welke huisgenoten maak je regelmatig een praatje? o o o o o o o o o o
Met welke huisgenoten studeer je regelmatig samen? o o o o o o o o o o
Welke huisgenoten vindt je niet leuk? o o o o o o o o o o
Met welke huisgenoten ga je regelmatig op stap? o o o o o o o o o o
K.L. Pattiselanno 1641069
56
In de volgende tabel willen we graag dat je voor elke huisgenoot aangeeft in welke mate je met je hem of haar om gaat. Niet
Huisgenoot 1 Huisgenoot 2 Etc.
Weinig (bv. wel eens een praatje maken) o o o o o o o o o o
o o o o o o o o o o
Een beetje (bv. wel eens een drankje drinken) o o o o o o o o o o
Veel (bv. regelmatig samen eten, uitgaan, etc.) o o o o o o o o o o
Heel veel (je doet bijna alles met hem/haar) o o o o o o o o o o
Ten slotte gaan de vragen hieronder over het gedrag van je huisgenoten. Geef voor elke huisgenoot aan welke beweringen van toepassing zijn op hem/haar. Belangrijk is dat het gaat om een inschatting die je zelf maakt; het gaat erom wat jij denkt dat overeenkomt met de werkelijkheid. Lees wederom de vragen goed door voordat je een antwoord geeft. Nb.: Je begint bij vraag 1 "Drinkt regelmatig alcohol" en vinkt vervolgens elke huisgenoot aan op wie dit van toepassing is. Vervolgens ga je door met vraag 2 "Maakt makkelijk nieuwe vrienden" en doe je hetzelfde, etc. Dit betekent dus dat je niet voor elke huisgenoot per se iets in hoeft te vullen!
Huisgenoot 1 Huisgenoot 2 Etc.
Is het meest populair o o o o o o o o o
Maakt makkelijk nieuwe vrienden o o o o o o o o o o
Heeft invloed over anderen o o o o o o o o o
Heeft veel vrienden o o o o o o o o o o Kleedt zich goed o o o o o o o o o
Bij hem/haar willen anderen graag bij horen o o o o o o o o o o
Anderen mogen hem/haar het meest o o o o o o o o o
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Iedereen luistert naar hem/haar o o o o o o o o o o
Gebruikt regelmatig (soft-)drugs o o o o o o o o o
Is altijd vrolijk
Drinkt regelmatig alcohol
o o o o o o o o o o
o o o o o o o o o o
Doet vaak dingen die niet mogen (bij de wet verboden) o o o o o o o o o
Ik ben zat, wie ben jij?
Is goed in sport o o o o o o o o o o Is een gangmaker o o o o o o o o o
Ziet er mooi/knap uit o o o o o o o o o o Verspreidt roddels over anderen o o o o o o o o o
Gaat liever met anderen om, dan alleen te zijn o o o o o o o o o o Maakt vaak ruzie of vecht o o o o o o o o o
K.L. Pattiselanno 1641069
57
o
o
o
o
o
o
o
o
o
Verbondenheid De volgende vragen gaan over je verbondenheid met leden van een studentenvereniging en je huisgenoten. Ook als je zelf niet lid bent van een studentenvereniging, willen we toch dat je alle vragen invult. Welke studentenvereniging komt het eerste bij je op? …………………………………………………………. Ben je lid van deze vereniging? o ja o nee Houd de vereniging die je zojuist hebt genoteerd in gedachten wanneer je de volgende vragen beantwoord. Geef in de onderstaande vragenlijst aan in hoeverre jij het eens bent met de volgende uitspraken op een schaal van 1 tot 7. Kies ‘1’ wanneer je het helemaal oneens bent met de uitspraak en ‘7’ wanneer je het helemaal eens bent. In hoeverre ben je het eens met de volgende uitspraken?
Helemaal oneens
Helemaal eens
1. Ik voel me solidair met leden van de studentenvereniging.
1
2
3
4
5
6
7
2. Lid zijn van de studentenvereniging vormt een belangrijk onderdeel van hoe ik mezelf zie.
1
2
3
4
5
6
7
3. Ik vind dat leden van de studentenvereniging veel hebben om trots op te zijn.
1
2
3
4
5
6
7
4. Ik heb veel overeenkomsten met een gemiddeld lid van de studentenvereniging.
1
2
3
4
5
6
7
5. Leden van de studentenvereniging lijken erg op elkaar.
1
2
3
4
5
6
7
6. Ik identificeer mij met leden van de studentenvereniging.
1
2
3
4
5
6
7
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
58
Geef tenslotte ook in de onderstaande vragenlijst aan in hoeverre jij het eens bent met de volgende uitspraken op een schaal van 1 tot 7. Kies ‘1’ wanneer je het helemaal oneens bent met de uitspraak en ‘7’ wanneer je het helemaal eens bent. In hoeverre ben je het eens met de volgende uitspraken?
Helemaal oneens
Helemaal eens
1. Ik voel me solidair met mijn huisgenoten.
1
2
3
4
5
6
7
2. Een huisgenoot zijn vormt een belangrijk onderdeel van hoe ik mezelf zie.
1
2
3
4
5
6
7
3. Ik vind dat mijn huisgenoten veel hebben om trots op te zijn.
1
2
3
4
5
6
7
4. Ik heb veel overeenkomsten met mijn huisgenoten.
1
2
3
4
5
6
7
5. Mijn huisgenoten lijken erg op elkaar.
1
2
3
4
5
6
7
6. Ik identificeer mij met mijn huisgenoten.
1
2
3
4
5
6
7
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
59
Algemene vragen 1. Wat is je geslacht? o man o vrouw 2. Wat is je leeftijd? …….. jaar 3. Wat is het geboorteland van jezelf, je vader en je moeder? Je zelf je vader je moeder Nederland o o o Suriname o o o Nederlandse Antillen o o o Aruba o o o Turkije o o o Marokko o o o Indonesië / Nederlands Indië o o o Anders, namelijk ….……… ………… ………… Niet van toepassing o o 4. Heb je een vaste relatie? (zo ja, geef dan ook aan hoe lang al) o nee o ja, namelijk ………………………………………….. 5. Voor welke opleidingen aan de Universiteit of Hogeschool sta je op dit moment ingeschreven? (Noteer de instelling, faculteit en opleidingsnaam specifiek! Dus bijvoorbeeld: Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, opleiding Sociale Psychologie) 1. ……………………………………………………………………………………………… 2. ……………………………………………………………………………………………… 3. ……………………………………………………………………………………………… 6. In welk studiejaar zit je op dit moment… bij je eerste opleiding? .........e jaar bij je tweede opleiding? ......... e jaar bij je derde opleiding? ......... e jaar 7. Hoeveel jaar studeer je al?
(een masterjaar telt door als 4e dan wel 5e jaar)
…………….
8. Ben je lid van een studentenvereniging? o nee o ja, namelijk …………………………………………..
9. Tot welke kerk of godsdienstige groepering reken je jezelf? o geen o Rooms katholiek o Nederlands hervormd o Gereformeerd o Islam Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
60
o Hindoeïsme o Boeddhisme o Anders, namelijk ………………………………….. 10. Hoe vaak ga je naar de kerk, moskee, gebedsdienst? o 1 keer per week of vaker o 2 tot 3 keer per maand o 1 keer per maand o enkele keren per jaar o zelden of niet
Als je nog vragen of opmerkingen hebt, met betrekking tot de vragenlijst of het onderzoek, kan je dit hieronder noteren.
Bedankt voor je deelname!! Aan het einde van het volledige onderzoek, wanneer alle 8 studentenhuizen de vragenlijst hebben gemaakt, volgt de verloting van de Wii's. Je krijgt hierover bericht via de mail.
Rijksuniversiteit Groningen Masterscriptie (Sociologie)
Ik ben zat, wie ben jij?
K.L. Pattiselanno 1641069
61