IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 1
ijstijd
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 2
maartje wortel bij de bezige bij Dit is jouw huis (verhalen, 2009) Half mens (roman, 2011)
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 3
Maartje Wortel
IJstijd roman
2014 de bezige bij amsterdam
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 4
De auteur ontving voor dit boek een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van Van Grunsven Creative Management
Copyright © 2014 Maartje Wortel Omslagontwerp Marry van Baar Omslagbeeld Rosalie Brakkee Foto auteur Keke Keukelaar Vormgeving binnenwerk Adriaan de Jonge Druk Bariet, Steenwijk ISBN 978 90 234 8541 4 NUR 301 www.debezigebij.nl www.maartjewortel.nl
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 5
Voor Marie
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 6
Alles in dit boek is verzonnen. Iedere gelijkenis of overeenkomst met bestaande personen berust op louter toeval. En anders maar niet.
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 7
deel 1
hotel arena/winter
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 8
‘We weten dat er weer een generatie komt die zal zijn zoals onze vaders. Er zal weer oorlog komen. We bekijken het belachelijke gedoe van hen die onder de droefheid van de wereld lijden.’ Joseph Roth, Zipper en zijn vader
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 9
Ik verblijf in een hotel in Amsterdam-Oost als Monica in mijn leven komt. Hotel Arena (****) is niet direct een hotel naar mijn smaak, maar ze hebben er een bar en de serveersters zijn knap en ze hebben ook een huiskat, Zieck iii, die ik meeneem naar mijn kamer zodat ik wat gezelschap heb. De kat is in niets te vergelijken met Marie, die mij net heeft verlaten. Het moeilijkste aan haar afwezigheid vind ik dat ze nog wel ergens is, meegroeit met de tijd, rondloopt in de stad, in bed ligt en eet en vrijt en slaapt, maar dan zonder mij. Ze heeft mij niet meer nodig om verder te kunnen leven en waarschijnlijk heeft ze mij nooit nodig gehad, wat ik een onverteerbare gedachte blijf vinden. Ook ik ben, tegen beter weten in, graag nodig en ik zou met alle liefde (‘tot de dood ons scheidt’) hebben willen doen alsof ik onmisbaar ben in iemands leven. Ik zou er makkelijk in kunnen geloven. Nu drink ik longdrinkglazen wodka die ik door de keurige jongens en meisjes die in het restaurant werken naar mijn hotelkamer laat brengen. Ik kom liever niet buiten de deur. In mijn hotelkamer, een kleine studio in de nok van het pand, is alles wat ik nodig heb: wit, schoon, vierkant en overzichtelijk. De centrale verwarming staat op vijfentwintig graden afgesteld en ik lig naakt op mijn rug
9
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 10
aan de linkerzijde van het tweepersoonsbed in een van de meest luxueuze kamers die ze hebben. Ik ben misselijk van de vier rollen pepermunt die ik uit een glazen bak bij de receptie heb gevist en die ik achter elkaar heb opgegeten. Mijn handen rusten op mijn buik, ze werken als twee magneten waar alle ellende naartoe trekt, precies onder de palmen van mijn hand borrelt het. Ik weet honderd procent zeker dat ik nooit meer pepermunt ga eten en dat ik nooit meer van de misselijkheid afkom. Ik sluit mijn ogen en laat mijn lichaam zijn gang gaan. Het is alsof de zwaartekracht harder aan me trekt dan normaal, mijn pik, mijn vlees, mijn huid hangen slap naar beneden. Ik val bijna in slaap als de telefoon overgaat, niet mijn mobiel, maar de telefoon die naast me op het nachtkastje staat en waarmee ik tot nu toe alleen nog maar uitgaande gesprekken over glazen wodka en porties garnalenkroketten heb gevoerd; die hebben ze niet in het hotel, ze hebben alleen kalfsvlees- en geitenkaaskroketten, ook goed, maar ik blijf het proberen. Als je lang genoeg om iets vraagt volgt op een dag het aanbod vanzelf. Het ding rinkelt zoals de telefoon van mijn grootvader, zoals een echte telefoon rinkelt, alsof nostalgie bij de vier sterren is inbegrepen. Ik neem de hoorn van de haak. ‘Hallo?’ zeg ik. Ik zit rechtop op de rand van het bed en wacht op een antwoord. De lijn lijkt dood, er is niemand die iets terugzegt. ‘Hallo,’ zeg ik nu nog een keer. ‘Meneer Dillard? Met Pablo Ricardo van de receptie. Ik heb een dame voor u aan de telefoon.’ Ik denk aan de dames die ik ken en die mij zouden kunnen opbellen. Eerst denk ik aan Marie, en vervolgens aan mijn moeder.
10
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 11
‘Wie is het?’ vraag ik aan de receptionist, maar Pablo Ricardo heeft de telefoon al doorgeschakeld. Jongens van de receptie hebben altijd haast. Misschien heeft het niets met de receptie te maken, maar vooral met de stad, omdat er zoveel meisjes zijn. ‘Hi,’ zegt een stem die van Marie noch mijn moeder is. De stem klinkt vrouwelijk zacht en windt me op, de vrouw aan de andere kant van de lijn praat op een manier waarin besloten ligt dat er dingen staan te gebeuren, zoals bij het bellen van een sekslijn, maar dan anders, want ik ben niet degene die de stem gebeld heeft, de stem belt mij. Het is iemand die zich voorstelt als Monica. Haar achternaam kan ik niet verstaan, ze slikt die in alsof het een vergissing is. ‘Met wie spreek ik als ik vragen mag?’ vraagt ze me. De vraag verbaast me, maar ik speel het spel mee; vrouwen willen meestal zekerheid, helemaal als ze wat ouder zijn, waarschijnlijk omdat ze dan al genoeg hebben verloren. Ik ken geen Monica, maar ik wil haar niet onnodig van streek maken, dus noem ik gewoon mijn naam. ‘Je spreekt met James Dillard,’ zeg ik. Dat lijkt precies het goede antwoord te zijn. ‘Ben jij het echt?’ vraagt ze. Denkt Monica nou werkelijk dat ik verzin dat ik James Dillard ben? Als ik iemand had kunnen verzinnen, was ik wel een ander geweest, in de eerste plaats iemand bij wie Marie had willen blijven, iemand zonder angst, of een tennisser die in de top tien van de wereldranglijst staat, een kunstenaar wiens geest ik niet kan vatten, ik zou een vader zijn van drie engeltjes van kinderen, een
11
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 12
man met een buitengewoon wiskundig inzicht, iemand die aan het zingen van vogels kan horen met welke soort hij te maken heeft, ik zou de beste trompettist van de wereld zijn, ik zou de kazen willen maken die ik hier in het hotel eet, de wijnen die ik drink, et cetera. Als je begint te dromen is er geen houden meer aan. ‘Het hangt ervan af hoe je het bekijkt,’ zeg ik tegen Monica, maar zij laat zich niet van haar stuk brengen, ze vervolgt ongestoord het gesprek en zegt: ‘Er is namelijk iets wat ik met je wil bespreken.’ ‘Oké,’ zeg ik. ‘Ik zal gewoon meteen met de deur in huis vallen.’ ‘Oké,’ zeg ik nogmaals. Het is wel mooi dat ze zegt dat ze maar meteen met de deur in huis zal vallen, dat is iets wat alleen vrouwen en politieagenten zeggen. ‘Ik heb weleens wat over je gelezen,’ zegt ze. Monica moet zich vergissen, het zal mijn grootvader Jimmy D.D.J. Dillard wel geweest zijn, een Amerikaanse soldaat die in de Tweede Wereldoorlog de Nederlanders is komen bevrijden en naar eigen zeggen in staat van pure euforie mijn grootmoeder zwanger heeft gemaakt in de buurt van het Wertheimpark. Hij heeft nog niet zo lang geleden een stuk voor Het Parool geschreven over de bevrijding en de bijbehorende gewillige Amsterdamse meisjes. Monica valt niet bepaald met de deur in huis, maar opnieuw zeg ik: ‘Oké.’ Ik zeg niet dat zij zich vergist, ik wil niet dat het gesprek eindigt voordat ik weet waar het over gaat. Ik sta op, schuif de gordijnen opzij en kijk uit het raam, naar het verkeer op de Mauritskade, de altijd bewegende stad, als een levend organisme. Auto’s en fietsers en voet-
12
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 13
gangers die elkaar inhalen, die toeteren, doorrijden, bochten draaien en stoppen. De eenden in het water pikken elkaar zowat dood, een motorbootje botst in regelmatig tempo tegen de kade, een man en een vrouw maken ruzie bij het stoplicht, hun geschreeuw overstemt de overige geluiden. Mijn vader zegt: ‘Op een gegeven moment hoor je alleen nog het gegil en gekerm van mensen. Je raakt eraan gewend en er daarna aan verslaafd.’ Soms probeer ik de stad buiten te sluiten door de gordijnen dicht te doen, maar daar trekt hij zich niets van aan, de stad gaat gewoon door. Het maakt niemand iets uit dat ik, James Dillard, al een paar weken op mijn hotelkamer boeken van voornamelijk Amerikaanse en Russische schrijvers lees, naar nagespeelde achtervolgingen en herhalingen van The Wire kijk en honderd verschillende soorten kazen en wijnen via internet bestel. Het kan niemand iets schelen dat Marie bij me weg is (zelfs Marie niet, juist Marie niet), mijn vader een uitkering krijgt van Defensie (en van mijn moeder) en dat hij samen met mijn grootvader in de herfst- en wintermaanden op Hawaï verblijft (wat niemand gelooft omdat het een idioot idee is) en hem de andere helft van het jaar gezelschap houdt in een appartement in Laren (mijn moeder heeft het appartement voor ze gekocht, god mag weten waarom, mensen doen nu eenmaal de vreemdste dingen om anderen van ze te laten houden), dat ik mijn moeder alleen te spreken krijg via de telefoon en dat ik praktisch niets uitvoer en van weinig betekenis ben. Het maakt allemaal geen verschil. Er zijn per slot van rekening miljarden mensen en er zijn er maar weinig die echt verschil maken. ‘Ja, ik vraag het je maar meteen,’ zegt Monica. ‘Ik bel je
13
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 14
namens uitgeverij Gibraltar, we hopen dat jij een boek wilt schrijven, we zouden dat erg leuk vinden.’ Ze klinkt opgewonden en lacht zenuwachtig. Ze moet de verkeerde te pakken hebben, een andere James Dillard. Mensen zien zo vaak iemand in je die je niet bent. ‘Ik weet niet zeker of ik de juiste man ben,’ zeg ik, omdat ik ook niet weet wat ik anders zou moeten zeggen. ‘Maak je geen zorgen, jij bent de juiste man. Ik snap dat ik je een beetje overval, maar we zijn geïnteresseerd op basis van wat we van je weten. Het lijkt ons heel leuk om een boek over jou te lezen. Van jouw hand. Met jouw stem.’ Ik luister geconcentreerd naar Monica’s woorden, toch heb ik nauwelijks een idee waarover ze het heeft. Ik denk aan mijn hand, aan mijn stem, en aan de dingen die anderen van me zouden kunnen weten. Ik denk aan Marie, en vraag me af of zij nog weet wat er tussen ons is, of zij herinneringen heeft die de moeite waard zijn, en of ze af en toe nog over mij spreekt met andere mensen. En ook vraag ik me af of je op den duur vergeet wat je van iemand hebt geweten. Ik hoop dat ik in staat zal zijn Marie te vergeten, maar telkens wanneer ik denk: nu is ze verdwenen, duikt ze weer op in mijn hoofd. Ze zit eerste rang, de rest van de zaal is leeg, het licht valt steeds weer op haar gestalte. Marie is bij mij zonder er te zijn, zoals je weleens hoort in liedjes, werkelijk alles, hoe banaal ook, brengt me bij haar terug. Er zijn mensen die beweren dat je het gemaakt hebt als er zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd aan je denken, volgens mij heb je het gemaakt als er één mens op de wereld altijd aan je denkt. Marie zegt dat ze het geen prettig idee vindt dat ze in
14
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 15
de hoofden van anderen bestaat. ‘Ze kunnen alles met me doen en ik ben er zelf niet bij. Ik kan geen uitleg geven bij wat ik zelf doe.’ ‘En wat vind je van mijn hoofd?’ vraag ik. ‘Is dat een plek waar je zou willen zijn?’ ‘Jij mag me hebben,’ zegt ze. ‘Al weet ik niet voor hoe lang. Beloof je me dat je me weer zult vergeten? Ik wil niet vastzitten op één plek.’ ‘Maar je voelt er niets van,’ zeg ik. ‘Dat is het juist. Ik wil er wél wat van voelen. Als ik ergens ben wil ik er ook zijn.’ ‘Oké,’ zeg ik. ‘Ik zal niet te veel aan je denken.’ Ik heb, moet ik toegeven, wat dat betreft gefaald. Ze is er altijd. Al denk ik vooral aan de momenten dat het niet goed ging tussen ons, misschien om te reconstrueren waar het precies is misgegaan. ‘Mijn vraag aan jou is dus of je een boek wilt schrijven, daar komt het in het kort op neer,’ zegt Monica nog eens, omdat de deur die ze opengezet heeft in de tussentijd weer is dichtgevallen. ‘Dat wil iedereen wel,’ zeg ik. ‘Maar ik ben geen schrijver, ik ben James Dillard.’ ‘Dat snap ik,’ zegt Monica. ‘Dat je dat zegt, bedoel ik. Maar ik denk van wel. Ik denk dat je wel degelijk een schrijver bent. Soms zie je zelf nog niet waar je kwaliteiten liggen, maar ik heb jarenlange ervaring met dit soort zaken. Bovendien sluit het een het ander niet uit, je kunt James Dillard blijven én schrijver zijn. Sterker nog: dat is precies de reden dat we je vragen.’ Monica legt op zowat ieder woord dat ze uitspreekt nadruk en ik vraag me af of ze al jarenlang zomaar mensen belt met de vraag of ze een boek willen schrijven, het
15
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 16
lijkt wel een of andere televisieshow, maar altijd wanneer je denkt dat iemand je in de maling neemt blijkt het om een bloedserieuze zaak te gaan. Monica herhaalt dat het haar leuk lijkt om iets van mij te lezen. ‘Ik denk dat mensen erop zitten te wachten,’ zegt ze. Ik weet wel dat er niemand op mij zit te wachten, maar nu Monica zegt van wel geloof ik haar toch. En misschien is het goed voor me, ik moet Marie proberen te vergeten. (Hoe lang duurt het verdriet om een mens? Eén mens! Waarom betekent de wereld niets, en één enkel meisje alles?) Misschien kan iemand als Monica me daar wel bij helpen. ‘Denk er maar over na,’ zegt ze. ‘Zijn er geen andere schrijvers te vinden?’ vraag ik. ‘Echte schrijvers?’ ‘Alle echte schrijvers zijn dood.’ Dat vind ik een nogal choquerende bewering, toch ga ik er niet op in, problemen van een ander moet je van een ander laten. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik. ‘Is dit een grap?’ Monica lacht. Haar lach kan van alles betekenen, grap of geen grap. ‘Denk er maar over na,’ zegt ze nog een keer. ‘Ik bel je morgen, dan kunnen we misschien een keer koffie gaan drinken om het erover te hebben. Koffiedrinken kan altijd.’ ‘Oké,’ zeg ik. ‘Ik denk erover na.’ We zeggen dag tegen elkaar (ik zeg zelfs: ‘Dag, Monica’), ik leg de hoorn op de haak en denk: koffiedrinken kan altijd. Je hoeft maar één willekeurige koffiezaak in te lopen om te weten dat het waar is.
1
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 17
Ik ben acht jaar oud en lig thuis in mijn slaapkamer met mijn ogen open te wachten tot de oppas thuiskomt van de ouderavond. De oppas heet Miranda, ze zegt dat ik alvast in bed moet gaan liggen omdat er tussen 20:00 en 21:00 niemand is om op me te passen. Ze zegt: ‘Ik ben namelijk de oppas, hè, James?’ Ze draait met haar slanke hand de bovenkant van de eierwekker die op het nachtkastje staat op precies een uur, verder kan een eierwekker niet denken. ‘Als de bel gaat, ben ik terug,’ zegt ze, ‘jij blijft in bed liggen, daar kan je niets gebeuren. Beloof je dat?’ Ik denk dat ik moet beloven dat er in bed niets kan gebeuren en ik beloof het. Het is benauwd in de kamer, ik lig op mijn zij in alleen een onderbroek en luister naar de eierwekker, hoe de tijd tikt. In het begin van de zestig minuten is Miranda meer weg dan terug, maar als ik lang genoeg wacht en lang genoeg naar de eierwekker kijk is ze meer terug dan weg. Ik zuig op mijn duim, ook al weet ik dat jongens geen duim horen te zuigen en dat het slecht is voor je tanden. Ik wens een broertje, of in ieder geval iemand die hetzelfde bloed heeft als ik, Miranda’s zijn er genoeg, de hele wereld is een Miranda, maar echte familie heb ik niet, mensen die voor altijd blijven, min of meer per ongeluk.
17
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 18
Wel heb ik net als iedereen een vader en een moeder. Mijn vader zit bij de landmacht, hij is naar Bosnië gestuurd om de mensen te beschermen, hij moet mensenlevens zien te redden, zegt hij. ‘Ze hebben me hier echt nodig, zoals ze jouw grootvader ook nodig hadden, in de Tweede Wereldoorlog.’ Mijn moeder is een zakenvrouw, ze werkt altijd. Wat voor zaken ze precies doet weet niemand. ‘Zaken zijn zaken,’ zegt ze. Voor het geld hoeft ze het niet te doen, geld zat, maar ze zegt dat ze gek wordt als ze niet werkt. Ze zegt: ‘Meer gekken kunnen we niet gebruiken.’ Ze zegt dat ik haar altijd kan bellen als er iets is. Als ik haar om een broertje vraag, zegt mijn moeder: ‘Aan één kind heb ik meer dan genoeg.’ Ik probeer te geloven dat ze het lief bedoelt: dat ze genoeg heeft aan mij alleen, maar ik hoor haar ook zuchten. Ik ken het zuchten van mijn moeder heel goed, je moet op dat soort dingen letten om te weten wat ze echt bedoelt. Als Miranda terugkomt van de ouderavond (de bel van de eierwekker is nog niet eens gegaan), komt ze op de rand van het bed zitten, haar billen raken mijn been. Eerst pakt ze het ei op en schuift de tijd naar voren; de bel gaat af. ‘Ik ben terug,’ zegt ze. ‘Je hebt goed geluisterd.’ Ik vraag me af hoe Miranda dat weet terwijl ze er niet was, misschien hebben ze op school gezegd dat ik goed luister in de klas, maar dat is niet waar, ik luister nooit. Op school vertellen ze dingen waar je niets aan hebt, zoals rekensommen. Mijn vader zegt dat school overschat wordt, dat je het echte leven moet leren door het echte leven te leven. ‘Je komt er nog wel achter, het is zoiets als een geheim dat beter bewaard had kunnen blijven. Hier
18
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 19
in Bosnië zijn jongetjes…’ en dan stopt hij zijn verhaal. Hij moet ophangen, net als mijn moeder. Ik bedoel: mijn vader en moeder praten met me door de telefoon, maar ze moeten altijd ophangen. Ik heb mezelf afgeleerd om na het ophangen naar de hoorn te luisteren waar ze gebleven zijn, voor een kort moment lijken ze heel dichtbij, maar alles wat er overblijft van hun stemmen is ruis, en daarna niets. Miranda’s stem klinkt hol in de slaapkamer, ze zegt: ‘Ik heb gevraagd of het normaal is dat een jongen van acht in de tegenwoordige tijd praat, ook als het over de verleden tijd gaat. Ik heb gevraagd: klopt het dat hij nooit in de verleden tijd praat, dat hij niet kan vervoegen? Moet ik me zorgen maken?’ Miranda heeft haar handen plat op mijn bed liggen, naast haar heupen, alsof ze zichzelf omhoog wil duwen, haar knokkels zijn wit en op een ervan zit een donker bloedkorstje. Haar nagels zijn rood gelakt, om haar ringvinger zit een gouden ring met een klein paars steentje, aan de binnenkant van de ring staat de naam Remco. Ik heb Remco nog nooit bij ons thuis gezien, hij kan niet mee om op te passen want Remco moet zelf ook werken, hij heeft een eigen bedrijf, iets met bakstenen. Miranda neemt soms foto’s mee van Remco in korte broek, hij duwt een kruiwagen of steekt zijn duim op naar de camera. Ze maakt ook foto’s van mij om aan Remco te laten zien. ‘Zo zijn jullie toch een beetje in elkaars leven,’ zegt ze. Miranda kijkt heel droevig, ze pakt de eierwekker van het nachtkastje, haar kont zakt extra diep mijn bed in nu ze zichzelf niet meer tegenhoudt met haar handen, en ik wacht op het antwoord op de vraag die ze op school heeft gesteld; of het normaal is. 19
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 20
Na een lange stilte zegt ze: ‘Het is schijnbaar geen probleem, voor veel jongens van jouw leeftijd bestaat alleen de tegenwoordige tijd, ook al klopt er niets van qua volgorde, natuurlijk. Het komt allemaal nog wel.’ Ik denk aan de volgorde waarin ik mijn viltstiften altijd netjes op moet ruimen van mijn vader: wit, lichtgrijs, grijs, zwart, bruin, et cetera. En mijn moeder zegt: ‘Als je ze maar allemaal terug in de doos legt, het maakt niet uit waar, want de kleur blijft toch hetzelfde. Dingen veranderen nou eenmaal van plek.’ ‘Er is niets om je zorgen over te maken,’ zegt Miranda. Ook Monica met de onverstaanbare achternaam zegt het tijdens ons eerste telefoongesprek: ‘Er is niets om je zorgen over te maken.’ Het zal voor het grootste deel van de wereldbevolking wel fantastisch zijn als ze zich nergens zorgen over hoeven te maken, maar ik voel me er leeg en droevig door, want het is waar: er is ook niets waar ik me zorgen over zou moeten maken. Er is (behalve Marie) niemand die een gevaar vormt. Er is geen oorlog (in mijn land), mijn vader en moeder leven nog, op mijn bankrekening staat dankzij de familie van mijn moeder zoveel geld dat ik er tweehonderd mee kan worden zonder dat het opgaat, zelfs als ik iedere dag de duurste kaas van de wereld op internet bestel (wat ik doe) en in luxehotels verblijf (wat ik eveneens doe). Ik lees boeken (steeds dezelfde boeken, omdat ik me niet voor kan stellen dat er betere werken zijn dan die ik lees), ik ben nog vrij jong (begin dertig) en voor zover ik weet redelijk knap, gezond, vruchtbaar en vitaal, en ik bezit een eiland in Zweden waar niemand woont sinds Marie en ik daar zijn weggegaan. Ik heb een pony die ik niet
20
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 21
zelf verzorg, het beest staat in de wei en wordt geaaid en bereden door een paar meisjes van tien, ik rook sigaretten (Lucky Strike Light) en drink prachtige rode wijnen (op advies van kenners), ik bezoek zo nu en dan een vrouw (je weet wel) of ik laat me bezoeken door een vrouw, ik heb vaak de zin ‘Investeringen zijn per definitie een mislukking’ in mijn hoofd, sinds ik die een marktkoopman op at5 heb horen zeggen. Ik ben afgestudeerd op de roman A Clockwork Orange van Anthony Burgess. Men wilde A Clockwork Orange eerst niet eens uitgeven, met het argument dat lezers er niets van zouden begrijpen – als je zegt dat mensen er niets van begrijpen, begrijpen ze er ook niets van. Ik luister dankzij Alex, de protagonist van A Clockwork Orange, weleens naar platen van Beethoven en dankzij de man van de platenzaak in de Utrechtsestraat luister ik ook naar Chopin en naar Dvořák (de man van de platenzaak zegt: ‘Die muziek van Dvořák is echt te gek.’ Ik vraag hem of je wel op zo’n manier over klassieke muziek kunt praten. Hij zegt dat je over alles op zo’n manier kunt praten. Ik heb een paar platen van Dvořák, uitgevoerd door verschillende orkesten, cellisten en pianisten van over de hele wereld, en zijn muziek is inderdaad echt te gek), ik doe niets met alle dingen die ik heb geleerd, ik hoef ook niets te doen met de dingen die ik heb geleerd, ik kan slapen zo lang ik wil en wakker worden wanneer ik wil, ik trek me gemiddeld twee keer per dag af (tot het pijn doet), ik ontbijt met koffie en croissants of met vijf pannenkoeken met spek en stroop, ik heb twee vrienden die ik niet echt vaak zie maar die toch mijn vrienden zijn, want soms drinken we bier of luisteren we naar een hiphopplaat, omdat dat is wat ik met die gasten deel: de lief-
21
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 22
de voor hiphop. Ik rook wat met ze (soms met iets erin) en zeg tegen die jongens dat ik niet weet of ik echt liefde kan voelen (ik zeg dat iedere keer, het is iets wat me bezighoudt) en zij zuchten en zeggen: ‘O, gast, over dat soort dingen moet je niet te lang nadenken, natuurlijk kun je wel liefde voelen.’ Ze zeggen dat ik ze vermoei met die praatjes, dat iedereen zich weleens afvraagt of ze liefde kunnen voelen en dat het uiteindelijk in feite niets uitmaakt. Mike, een van die twee vrienden, een timmerman, legt een plaat op de speler en door de kamer klinkt Mobb Deep: We livin’ this til the day that we die. Survival of the fit only the strong survive (We still livin’ it). Als ik niet met die jongens ben, luister ik naar Nina Simone, Bob Dylan, Henry Thomas en Leonard Cohen, ik ga op bed liggen, rook de ene sigaret na de andere (ook al is het verboden – als je betaalt komt ieder verbod te vervallen), en luister, zoals ik naar de eierwekker heb geluisterd, wachtend tot de tijd op is, tot de bel van de eierwekker afgaat en iemand me komt vertellen dat ik meer terug ben dan weg, dat ik vanaf nu alleen nog maar in de verleden tijd kan denken, praten en voelen omdat de tegenwoordige tijd op is, dat ik dus niet na hoef te denken over de dingen die ik zeg, omdat ze al voorbij zijn. Dat klinkt tegenstrijdig en ingewikkeld, maar voor zangers als Nina Simone, Bob Dylan, Henry Thomas en Leonard Cohen is zoiets helemaal niet ingewikkeld, voor hen lijken denken en praten en voelen hetzelfde te zijn, misschien luister ik daarom zo vaak naar die muziek: misschien dat ik er iets van kan leren. Ik hoop dat ik ergens in kan springen zoals meisjes dat doen tijdens het zwiepen van een springtouw. Als je goed en geconcentreerd kijkt, zie je wanneer je moet gaan, en als je eenmaal gaat,
22
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 23
hoef je niet meer na te denken: je springt en je komt neer op het juiste moment en je springt en het touw lijkt verdwenen, en er zijn geen obstakels meer. Ik sta aan de kant en kijk hoe het touw zwiept en zwiept; ik spring niet in, het beangstigt me. In plaats daarvan zie ik hoe anderen springen, de een met wat meer talent dan de ander. Ik vraag me af waarom ik niet meedoe. Er is niets om bang voor te zijn – ik ben niet arm, ik ben geen jood, ik ben niet zwart, geen vrouw, geen homo, maar een rijke, blanke jongeman. (Normaal postuur, bruin haar, ongeschoren, alle kleding past en valt goed.) Ik heb in principe alles, en ik weet dat het fucking pathetisch klinkt, dat ik nogal aanstellerig overkom (ik heb geen zin om me daar nog langer druk om te maken), maar wat ik niet ken is de noodzaak om door te leven. Marie is bij me weg, ik weet niet waar ze naartoe is, of er andere handen zijn die haar aanraken en genot brengen, of ze eindelijk gelukkig is, ik voel me onrustig, maar er is geen manier om daarvan af te komen, ik heb niets om voor te vechten, alles gaat gewoon door en ik begin daar zo langzamerhand genoeg van te krijgen. Daarom denk ik aan de dingen die mis zouden kunnen gaan, in de hoop dat ik voel wat het betekent om te ademen. Ik vergeet vaak op een goede manier te ademen, soms doe ik aan yoga in een gymzaal vlak bij het Sarphatipark, maar ook de yoga vergeet ik. Ik loop over straat en weet dat er een boom op mijn hoofd kan vallen, als ik door groen fiets kan er een andere idioot door rood rijden, of je staat met pech langs de kant van de weg en er rijdt een vrachtwagen op je in. Ik denk aan alle manieren van doodgaan zoals een mens zijn leven op het eind aan zich voorbij ziet flitsen. Mijn
23
IJstijd(01)_bw 09-12-13 13:04 Pagina 24
vader zegt dat je maar op één manier dood kunt gaan. Hij zegt: ‘Doodgaan is doodgaan’, maar daar geloof ik niets van. Hij luistert niet als ik zeg dat er bijvoorbeeld een brokstuk uit de baan om de aarde gezwiept kan worden dat dan boven op je huis valt, terwijl je slaapt, en dat je naast een zelfmoordterrorist kunt zitten in een trein, bus, vliegtuig, tram, metro, boot of minivan. Dat sommige mensen tijdens een diner stikken in het graatje van een vis, je kunt ook kanker krijgen van pindakaas, of besmet drinkwater drinken. Als je de ramen lapt is er een kans dat je van de ladder dondert; de meeste ongelukken gebeuren in en om het huis. Of je wordt gestoken door een giftig beest, de gasfles op de camping ontploft, je wordt geraakt door een verdwaalde kogel, je struikelt over een losse stoeptegel en breekt je nek, je bent allergisch voor nootjes en eet iets wat gemaakt is in een fabriek waar ook nootjes worden verwerkt, je elektrische deken vliegt in de fik, je kunt onwel worden van het warme weer, je neukt met de verkeerde en raakt besmet met hiv, je valt in de gracht en verzuipt, je bezwijkt aan liefdesverdriet, of je probeert iemand te redden en ziet jezelf over het hoofd, of zoveel dingen, begrijp je? Iedereen kan iedere dag doodgaan. Mijn vader zegt: ‘Die opsomming betekent niets. Het zijn alleen gedachten. Wat jij zegt is inwisselbaar. Zoiets kan iedereen denken. Het mooie is: wat iedereen denkt gebeurt nooit.’ Het gebeurt nooit. Je gaat niet dood. Je bestaat simpelweg niet, niemand ziet je zitten, wat misschien wel het ergste van alles is. Er zit een angst in mij waar ik niet onderuit kan. Het gaat niet om oorlog of ouders of gezondheid of geld of
24