Lijst van mededelingen en ingekomen stukken raadsvergadering d.d. 20 september 2012 Burgemeester en wethoiiders
gemeente Schiedam
I
Postbus l501 3 100 EA SCHIEDAM Stadskantoor Stadserf 1
Aan de leden van de gemeenteraad F010473 7021 W www.schiedam.nl
UW KENMERK
UW BRIEF VAN
ONS K E M R K
DATUM
12UIT08605
13 juli 2012
DOORKIESNUMMER
E-MAIL
010-2191797
[email protected]
ONDER\VERP
Visie Externe Veiligheid 2012-2020
Geachte dames, heren,
Op 10 juli jl. hebben wij de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 vastgesteld. Hierbij bieden wij u deze visie ter kennisname aan.
In het "Besluit externe veiligheid inrichtingen", de "Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen" en liet "Besluit ondergrondse buisleidingen" is bepaald dat de gemeente moet verantwoorden welk (groeps)risico aanvaardbaar wordt geacht. De gemeente heeft dus een bepaalde beleidsvrijheid hoe ze hiermee om kan gaan. In de visie externe veiligheid 2012-2020 van de gemeente Schiedam is invulling gegeven aan deze beleidsvrijheid en wordt aangegeven hoe de gemeente omgaat met de beoordeling en verantwoording van beslissingen die gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie. Het gaat daarbij zowel om beleid ter bescherming van de blootgestelden (bijv. bewoners) als beleid ter bescherming van de rechten van de risicobronnen (bijv. bedrijven). R~~imtelijlte plannen of oingevingsvergunningen kunnen tot gevolg hebben dat externe veiligheidsrisico's toenemen. Het is daarom de taak van het gemeentebestuur om verantwoording af te leggen over de mogelijke gevolgen van ruimtelijke besluiten. Met de visie externe veiligheid wordt vooskomen dat voor elk: bouwplan (strijdig met het bestemmingsplan) of ruimtelijlte procedure, ongeacht de omvang daarvan, een uitgebreide groepsrisicoverantwoording moet plaatsvinden.
Dit betekent dat er voor plannen die passen binnen de visie een aanzienlijke tijdswinst behaald kan worden. Daarnaast worden niet alle plannen afzonderlijk beschouwd maar worden de ontwikkelingen in een sameilhangend kader geplaatst. Dit voorkonlt een versnipperde aanpak. Het is tevens niet meer nodig elke toename van het groepsrisico voor te leggen aan het bestuur. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Schiedam,
VISIE EXTERNE VEILIGHEID 201 2-2020 Veiligheid en Ontwikkeling hoofdrapport
Gemeente Schiedam April 2012
VOORWOORD
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De kans dat er een ongeval of ramp plaatsvindt is in Schiedam gelukkig maar klein. Maar als er toch een ongeval gebeurt met gevaarlijke stoffen, dan zorgen we ervoor dat het effect zo klein mogelijk is. Schiedam wil immers een veilige stad zijn en een veilige leefomgeving bieden. De kans op slachtoffers is flink te verkleinen, door bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met bestaande of nieuwe risico's. Dus bijvoorbeeld geen nieuw kinderdagverblijf openen bij een risicovol bedrijf en geen nieuw risicovol bedrijf toelaten vlakbij een woonwijk. Deze visie is er op gericht om ontwikkelingen mogelijk te maken, maar ook om externe veiligheid daarbij de plaats te geven die het verdient. En die plaats is prominent, want een veilige leefomgeving is een hoeksteen voor een goede leeflmaliteit. Dat betekent vroegtijdig aandacht besteden aan externe veiligheid in ruimtelijke ontwikkelingen en een goede bestuurlijke verantwoording van risico's die we accepteren. Het betekent ook dat externe veiligheid consequent aandacht krijgt in milieuvergunningen voor bedrijven. Externe veiligheidsrisico's zijn met het blote oog niet te zien. Deze beleidsnota maakt zichtbaar, wat tot nu toe voor velen onzichtbaar was. Daarmee willen we niemand ongerust maken en dat is ook niet nodig. Maar het gemeentebestuur ziet het wel als haar taak om haar burgers te beschermen. Schiedam heeft daarom deze visie ontwikkeld als onderdeel van het integrale veiligheidsbeleid van de gemeente Schiedam. De kans dat er iets misgaat is gelukkig maar heel klein, maar u weet: 'een ongeluk zit in een klein hoekje'. Laten we er in Schiedam met zijn allen voor zorgen, dat het ongeluk in dat hoekje blijft!
SAMENVATTING Deze visie geeft aan hoe de gemeente Schiedam in de periode 2012-2020 omgaat met externe veiligheid. Ons motto is 'Veiligheid en ontwikkeling': Schiedam wil zich blijven ontwikkelen, maar externe veiligheid ook duidelijker in beeld brengen bij die ontwikkelingen. Dat vergroot de veiligheid in Schiedam en voorkomt onnodige procedures en langdurige planprocessen. De visie is bedoeld voor het bestuur, voor medewerkers van de gemeente Schiedam en voor alle in externe veiligheid geïnteresseerden. Externe veiligheid gaat over de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Externe veiligheidsrisico's kunnen op twee manieren toenemen. Ten eerste door een toename van risicovolle activiteiten, zoals meer transport van gevaarlijke stoffen of vestiging van meer risicovolle bedrijven. In de tweede plaats nemen risico's toe wanneer er meer mensen in de nabijheid van risicovolle activiteiten aanwezig zijn. Bijvoorbeeld door woningbouw nabij risicobronnen. Beide onderwerpen komen in deze visie aan de orde. Externe veiligheid is voor een deel wettelijk geregeld en genormeerd. Dit betreft het plaatsgebonden risico, de kans dat één iemand ltomt te overlijden als gevolg van een ongeval met een gevaarlijke stof. De wetgever geeft gemeenten daarnaast beleidsvrijheid om tot een eigen afweging te komen. Dit heeft betrekking op het groepsrisico, de kans dat een groep mensen bij een ongeval komt te overlijden. Deze beleidsvrijheid is in deze visie ingevuld. Door DCMR Milieudienst Rijnmond is geïnventariseerd welke externe veiligheidsrisico's in Schiedam aanwezig zijn (hoofdstuk 2). Daarvoor is de kans op een ongeval of ramp berekend. Uit de inventarisatie blijkt dat voor wat betreft het plaatsgebonden risico er geen saneringssituaties in Schiedam zijn, die op grond van de wet ontoelaatbaar zijn. Bovendien blijkt dat waar het gaat om het groepsrisico, de risico's in het algemeen laag zijn. De oriënterende waarde van het groepsrisico (een richtwaarde die Rijk en provincie Zuid-Holland hanteren) wordt op dit moment nog niet overschreden. Verder valt wel ruim de helft van Schiedam binnen het invloedsgebied van een risicobron. Deze invloedsgebieden staan op de signaleringskaart I in hoofdstuk 3. Aan de rand van deze invloedsgebieden komt bij een ongeval één procent van de aanwezigen te overlijden. Het percentage dat overlijdt neemt toe naarmate men dichter tot de risicobron ltomt. Volgens de wet moet het groepsrisico binnen deze invloedsgebieden bij ontwikkelingen waardoor het aantal personen toeneemt, door de gemeente verantwoord worden. Dit betekent dat Schiedam bij een groot aantal ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico dient te verantwoorden. Vooral transport van gevaarlijke stoffen (over de snelwegen A4, A20, de Nieuwe Maas en via buisleidingen) en enkele grote bedrijven buiten Schiedam hebben grote invloedsgebieden. Tenslotte blijkt uit de inventarisatie ook dat de externe veiligheidsrisico's op de meeste plaatsen niet sterk zullen toenemen tot het jaar 2020 wanneer de in 2010 bekende geplande (woning)bouwplannen worden uitgevoerd. Na de inventarisatie van de 'kans op een ongeval' is in hoofdstuk 3 bezien wat de mogelijkheden zijn om de effecten van een ongeval te verkleinen. Om de effecten van een ongeval of ramp zo veel mogelijk te beperken, dient bij ruimtelijke ontwikkelingen in de invloedsgebieden en bij vergunningverlening aan bedrijven rekening gehouden te worden met externe veiligheid. Dit is het vakgebied van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR). De VRR adviseert de gemeente ten aanzien van rampenbestrijding en zelfredzaamheid in de gevallen waar het groepsrisico verantwoord moet worden. Dit is wettelijk geregeld. Schiedam onderschrijft de
systematiek die de VRR hanteert, maar zal een iets anders zone-indeling hanteren. De kans op een ongeval en de gebieden waar maatregelen getroffen dienen te worden zijn op twee signaleringskaarten weergegeven. Daarmee kan iedereen in één oogopslag zien waar in Schiedam externe veiligheid extra relevant is. Dat maakt het ook mogelijk om al in een heel vroeg stadium van een ruimtelijke ontwilcl<eling,aandacht te besteden aan externe veiligheid. In die fase is het vaak betrekkelijk eenvoudig om rekening te houden met maatregelen zoals vluchtwegeil en bereikbaarheid voor hulpdiensten. De wettelijk verplichte verantwoording van het groepsrisico komt in hoofdstuk 4 aan de orde. Schiedam zal deze vereenvoudigd toepassen. Dit spaart tijd en kosten. Wanneer het groepsrisico laag is of weinig toeneemt, wordt in het vervolg volstaan met verwijzing naar deze visie en worden enkele algemene maatregelen benoemd. De ambitie van Schiedam voor de toekomst (hoofdstuk 5) is dat externe veiligheidsrisico's niet substantieel toenemen. Vestiging van risicovolle bedrijven is daarom alleen gewenst op het zuidelijke deel van bedrijventerreinen Wilhelminahaven en op het gehele bedrijventerrein 's Graveland/Spaanse Polder. Anderzijds is het ongewenst dat kwetsbare functies als wonen nabij transportassen of risicovolle bedrijven worden gerealiseerd. Signaleringskaart I1 in hoofdstuk 3 geeft aan waar deze kwetsbare functies ongewenst zijn. Daarnaast zal Schiedam er naar streven dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Waar dit niet mogelijk blijkt, zal vanaf het begin van het planproces worden ingezet op het integreren van maatregelen in het ontwerp. Deze visie hecht een groot belang aan een goede verankering en borging van het externe veiligheidsbeleid. Het laatste hoofdstuk van deze visie gaat daar op in. Deels kan dit gebeuren via bestemmingsplannen, deels via omgevingsvergunningen aan bedrijven. Voor beide situaties wordt een stappenplan gegeven. Andere maatregelen die niet juridisch kunnen worden vastgelegd, worden geborgd door een tijdige communicatie in projectteams en met ontwikkelaars. Het motto van deze visie, 'veiligheid en ontwikkeling', betekent daarmee ook het integreren van 'veiligheid in ontwikkeling'.
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD ................................................................................................................................................................ 2 SAMENVATTING.......
. . . ................................................................................................................................... 3
......... INHOUDSOPGAVE .......................
.............................................................................................................. 5
7 LEESWIJZER.....................................................................................................................................................................
1 AANLEIDING EN DOEL .......................................................................................................................................... 8 1.1
Het begrip externe veiligheid ................................................................................................................ 8
1.2
Waarom een visie externe veiligheid ..............................................................................................9
1.3
Doelgroepen .................... . . . ............................................................................................................10
1.4
Afbakening en uitgangspunten ............................................................................................................ 1 0
1.5
. ..................................................................................... 11 Relatie visie met ander beleid ....................
2 RISICO'S, DE KANS OP SLACHTOFFERS ........................................................................................................... 13 2.1
Risico-inventarisatie ................................................................................................................................ 1 3
2.2
Conclusies uit de risico-inventarisatie ........................................................................................... 1 4
3 EFFECTEN VAN CALAMITEITEN EN MAATREGELEN ...............................................................................1 6 3.1
De rol van de VRR..............................................................................................................................
3.2
Het kwetsbaarheidszonemodel VRR ...................................................................................................1 7
3.3
Signaleringskaarten Schiedam ..............................................................................................................19
16
. . . .........................................................................22 4 VERANTWOORDING GROEPSRISICO ......................... 4.1
Aanpak verantwoording groepsrisico .............................................................................................. 22
4.2
Uitwerking verantwoording groepsrisico .......................................................................................23
B
. . ............................................................................................................ 23 Beperkte verantwoording .......................... . . ................................................................................23
C
Uitgebreide verantwoording .............................................................................................................. 24
A
Geen verantwoording .....
5 AMBITIES SCHIEDAM ............................................................................................................................................. 25 5.1
Kwantitatieve ambitie groepsrisico .................................................................................................... 25
5.2
Kwalitatieve ambities groepsrisico .................................................................................................. 26
5.3
26 Gebiedsgerichte ambities ............................ .........................................................................................
5.4
Ambities plaatsgebonden risico .............................
........................................................................... 28
6 VERANKERING VAN EXTERNE VEILIGHEID IN SCHIEDAMS BELEID.............................................
29
6.1
Stappenplan ruimtelijk planproces ....................................................................................................29
6.2
Borging via bestemmingsplannen ................................................................................................
6.3
Stappenplan omgevingsvergunning bedrijven ............................................................................33
6.4
. ....................................................................34 Borging in de omgevingsvergunning ......................
6.5
Andere borgingsmogelijkheden ....................................................................................................
BIJLAGEN...................
31
36
. . ................................................................................................................ 39
1Begrippen en afkortingen ........................................................................................................................
39
. ................................................... 44 2: Enkele hoofdlijnen van Rijks- en provinciaal beleid .............. 3: Kwetsbaarheidszonemodel VRR ................................................................................................................ 46 4: Toelichting gebiedstypen hoofdstuk 5 ....................................................................................................
49
5: Belangrijke risicobronnen binnen de gemeente Schiedam.............................................................
50
6: Verankering externe veiligheid in de regels .............................................................................................52 7: Samenstelling projectgroep externe veiligheid Schiedam ...............................................................
57
8: Werkwijze visie en risico-inventarisatie ................................................................................................
58
9 Maatregelen op stedelijk, wijk- en gebouwniveau ..................................................................................60 10: Literatuur .........................
. . ............................................................................................................................. 62
LEESWIJZER
Hoofdstuk 1van deze visie gaat in op het waarom van een visie externe veiligheid, de uitgangspunten, afbakening en werkwijze. Het tweede hoofdstuk bevat een inventarisatie van risicobronnen die voor Schiedam relevant zijn. Het gaat daarbij om de kans dat een ongeval zich voordoet. Hoofdstuk 3 gaat nader in op mogelijke effecten. Daarbij staat het kwetsbaarheidszonemodel van de VRR centraal en wordt de visie van Schiedam op dit model gegeven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met twee signaleringskaarten. Hoofdstuk 4 gaat in op de verantwoording van het groepsrisico. Aangegeven wordt hoe uitgebreid in welke situatie het groepsrisico wordt verantwoord. In hoofdstuk 5 staan de ambities die kwantitatief, kwalitatief en gebiedsgericht zijn. Hoofdstuk 6 geeft aan hoe de ambities geborgd worden. Hoofdstuk 7 tenslotte, benoemt de benodigde vervolgacties. Daarna volgen de bijlagen waarbij wat specifieker op de zaken wordt ingegaan. Voor bestuurders is de invulling van de beleidsvrijheid die de gemeente heeft en de ambities van Schiedam in het bijzonder van belang. Deze onderwerpen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 (verantwoording groepsrisico) en in hoofdstuk 5 (ambities). Voor stedenbouwkundigen, planologen, projectleiders en vergunningverleners geeft deze visie inzicht wanneer externe veiligheid een rol speelt (signaleringskaarten in hoofdstuk 3). Ook de plaats van externe veiligheid in werkprocessen en borging is voor hen relevant (hoofdstuk 6). Milieuambtenaren dienen de gehele visie te kunnen toepassen. Overige geïnteresseerden zoals burgers en bedrijven, zullen wellicht de eigen situatie willen beschouwen en daarbij gebruik maken van de signaleringskaarten in hoofdstuk 3. Voor deze visie is gebruik gemaakt van een uitgebreide risico-inventarisatie die door DCMR is uitgevoerd voor Schiedam. Deze inventarisatie is als deelrapport 1bij deze visie gevoegd. De scenario-analyse, uitgevoerd door de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR), maakt eveneens deel uit van deze visie en is als deelrapport 2 bijgevoegd.
1 AANLEIDING EN DOEL
Dit inleidende hoofdstuk geeft informatie over de inhoud van deze visie externe veiligheid. Het omschrijft allereerst het begrip externe veiligheid en vat vervolgens samen waarom deze visie is opgesteld. De laatste paragrafen gaan in op de doelgroepen van deze visie en de inhoudelijke afbakening. De slotparagraaf legt relaties tussen deze beleidsvisie en het externe veiligheidsbeleid van het Rijk en de Provincie Zuid-Holland. Ook geeft het de relatie weer met ander gemeentelijk beleid.
1.1
HET BEGRIP EXTERNE VEILIGHEID
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Hoe groot risico's zijn, hangt af van zowel de kans dat er iets gebeurt als de omvang van het effect: Risico = kans x effect
Zowel kans als het effect zijn van invloed op de hoogte van het risico. Een heel kleine kans op een ongeval met een heel groot effect kan daarom een even groot risico betekenen (en even ingrijpend zijn) als een grote kans op een ongeval met een heel klein effect. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid onderscheidt het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
PR en GR: plaatsgebonden risico en groepsrisico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat één persoon komt te overlijden die onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats verblijft, als gevolg van een ongeval binnen een bedrijf met gevaarlijke stoffen of als gevolg van een ongeval bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over een transportas. Dit houdt onder meer in dat er voldoende afstand moet worden aangehouden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven en transportroutes. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een bedrijf waar een ongeval plaatsvindt met gevaarlijke stoffen of als gevolg van een ongeval bij het vervoer van gevaarlijke stoffen over een transportas. Daarom moet er voor het groepsrisico rekening worden gehouden met het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf of transportroute. In bijlage 1is het groepsrisico toegelicht.
1.2
WAAROM EEN VISIE EXTERNE VEILIGHEID
De hoogte van het toelaatbare plaatsgebonden risico is grotendeels wettelijk vastgelegd. Voor het groepsrisico geldt daarnaast, dat de gemeente moet verantwoorden welk risico acceptabel geacht wordt. Deze visie geeft aan die verantwoordelijkheid invulling. De visie vult daarmee de beleidsvrijheid in, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De visie externe veiligheid voorkomt dat ad-hoc besluiten over het groepsrisico worden genomen. Wanneer de visie is vastgesteld, kan het groepsrisico ook efficiënter worden verantwoord. Deze visie geeft bovendien aan welke groepsrisico's het bestuur acceptabel acht. De visie wordt gebruikt voor de beoordeling en verantwoording van beslissingen die gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie. Het gaat daarbij zowel om beleid ter bescherming van de blootgestelden (bijv. woningbouw) als beleid ter bescherming van de rechten van de risicobronnen (bijv. bedrijven).
Externe veiligheidsrisico's in Schiedam Door de nabijheid van grote en risicovolle bedrijven in ondermeer de WaalIEemhaven en de aanwezigheid van circa twintig bedrijven met veel gevaarlijke stoffen binnen de gemeentegrenzen, is externe veiligheid voor Schiedam een belangrijk onderwerp. Daarnaast worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Nieuwe Maas en de Rijkswegen A20 en A4. Door de gemeente lopen bovendien ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Al met al voldoende reden voor Schiedam om aandacht te besteden aan externe veiligheid.
Wettelijk is geregeld dat de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond in de gelegenheid moet worden gesteld om advies uit te brengen over rampenbestrijding en de zelfredzaamheid van burgers als het groepsrisico verantwoord dient te worden. In deze visie wordt omschreven hoe met deze adviezen in Schiedam wordt omgegaan. Ook wordt aandacht besteed aan de borging van deze adviezen, zodat voorgestelde maatregelen ook daadwerkelijk worden toegepast. Samengevat geeft deze visie externe veiligheid een kader voor: - gemeentelijke ambities op het gebied van externe veiligheid; - ruimtelijke planvorming en inrichting van gebieden; - de verantwoording van het groepsrisico door bedrijven en transport; - de verankering van externe veiligheid in het ruimtelijk planproces en omgevingsvergunningen aan bedrijven.
1.3
DOELGROEPEN
Deze visie bedient verschillende doelgroepen. Niet voor elke doelgroep is de gehele visie even relevant en interessant. Zo zullen bestuurders vooral geïnteresseerd zijn in de invulling van de beleidsvrijheid die de gemeente heeft en in de ambities van Schiedam. Deze onderwerpen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 (verantwoording groepsrisico) en in hoofdstuk 5 (ambities). Voor stedenbouwkundigen, planologen en vergunningverleners geeft deze visie inzicht wanneer externe veiligheid relevant is (signaleringskaarten in hoofdstuk 3). Ook de plaats van externe veiligheid in werkprocessen en borging is voor hen relevant (hoofdstuk 6). Milieuambtenaren dienen de gehele visie te kunnen toepassen in hun advisering over ruimtelijke ontwikkelingen, naar vergunningverleners en informatieverstrekking aan derden. Daarbij gaat het ook over toe te passen maatregelen (bijlage 10). Overige geïnteresseerden zoals burgers en bedrijven, zullen wellicht de eigen situatie willen beschouwen en daarbij gebruik maken van de signaleringskaarten in hoofdstuk 3.
1.4
AFBAKENING EN UITGANGSPUNTEN
Deze visie gaat over het verkleinen van de kans op slachtoffers als gevolg van ongevallen, veroorzaakt door bedrijven en transport van gevaarlijke stoffen. Het begrip veiligheid is uiteraard veel meer omvattend en betreft ook bijvoorbeeld verl<eersveiligheid, overstromingsrisico's en criminaliteit. De volgende onderwerpen maken geen onderdeel uit van deze visie: - veiligheid in AMvB bedrijven (vallend onder het Activiteitenbesluit) zoals verkooppunten van vuurwerk en propaantanks in het buitengebied; - risico's van afvallende rotorbladen van windmolens; - straling van hoogspanningsleidingen en GSM-zendmasten. Voor deze risico's bestaat wet- en regelgeving die is toegespitst op het betreffende onderwerp (zoals voor vuurwerk en propaangastanks). Deze vallen onder Besluit algemene regels milieubeheer (ook wel het Activiteitenbesluit genoemd). Voor propaangastanks en vuurwerkopslagen die in Schiedam aanwezig zijn, geldt ook dat er op grond van de wetgeving geen groepsrisicoberekeningen worden uitgevoerd. Bij windmolens en GSM-masten gaat het niet om gevaarlijke stoffen. Voor de luchthaven Rotterdam The Hague Airport geldt dat de gemeente het groepsrisico moet verantwoorden bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Daarom is deze luchthaven opgenomen op de signaleringskaart in deze visie (hoofdstuk 3.2). Met betrekking tot de aanleg van de A4 zijn op de signaleringskaarten ook de zones rond de toekomstige tunnelmonden opgenomen. Uitgangspunten voor de visie zijn: - visie op hoofdlijnen, geen alomvattende inventarisatie van risico's; - visie als hulpmiddel voor de uitvoeringspraktijk staat centraal; - verankering van externe veiligheid in de werkprocedures is een hoofdopgave; - gerichtheid op praktische toepassing zodat voor diverse disciplines duidelijk is wat er van hen verwacht wordt.
De visie is opgesteld in samenwerking met Milieudienst Rijnmond (DCMR) en de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) die onderdeel uitmaken van de gemeentelijke projectgroep voor deze visie (zie bijlage 7: Samenstelling projectgroep). Voor het doorlopen traject wordt verwezen naar bijlage 8: Werkwijze visie en risico-inventarisatie.
1.5
R E L A T I E VISIE M E T A N D E R BELEID
Rijks- en provinciaal beleid Deze visie past binnen het extern veiligheidsbeleid op rijlts- en provinciaal niveau. In bijlage 2 zijn de hoofdlijnen van het rijlts- en provinciaal beleid benoemd. Samengevat zijn op rijksniveau in wetgeving normen vastgelegd voor het plaatsgebonden risico. Binnen een bestaande plaatsgebonden risico-contour van 10-6(kans van 1op een miljoen dat iemand komt te overlijden) van een bedrijf mogen geen kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Andersom geldt ook, dat er geen vergunning mag worden verleend aan een bedrijf als hierdoor bestaande kwetsbare bestemmingen binnen een plaatsgebonden risicocontour van een bedrijf komt te liggen. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke besluit (procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening) of een omgevingsvergunning voor een bedrijf geldt een verantwoordingsplicht. De gemeente dient te verantwoorden waarom een bepaald groepsrisico toelaatbaar wordt geacht. In het beleid van de provincie Zuid-Holland staat centraal dat risico's waar mogelijk afnemen, dat overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt voorkomen en dat het transport van gevaarlijke stoffen door stedelijk gebied wordt beperkt. De provincie speelt een belangrijke rol bij provinciale belangen zoals bijvoorbeeld het veiligheidsbeleid voor de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas.
Beleid gemeente Schiedam Het Milieubeleidsplan Schiedam 2009-2012 noemt het opstellen van een visie externe veiligheid als actie. Centraal staat daarbij volgens het milieubeleidsplan de relatie met ruimtelijke ordening. Deze visie heeft daarnaast raakvlakken met de volgende beleidsnota's en beleidsonderwerpen:
-
Stadsvisie Schiedam 2030: de Stadsvisie is gebruikt om na te gaan in hoeverre externe veiligheidsrisico's kunnen toenemen door ruimtelijke ontwikkelingen;
-
Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan 2011-2020; Schiedam duurzaam bereikbaar : het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid bevat o.a. doelstellingen met betrekking tot het verbeteren van de bereikbaarheid van de stad. De relatie met deze visie is dat daarmee in geval van een ramp hulpdiensten sneller ter plaatse kunnen komen;
-
Ontwerp Woonvisie Schiedam 2030: in de Ontwerp Woonvisie staat aangegeven waar men in de stad welk type woningbouw wil bevorderen. De relatie met deze visie is dat in gebieden met een hogere bewonersdichtheid het groepsrisico toeneemt;
-
Nota Bedrijventerreinen Schiedam: In de nota Bedrijventerreinen Schiedam (2010) staan de bedrijventerreinen met de ambities voor de toekomst. Hierin staat welk type
bedrijven waar zijn toegestaan. Hoe hoger de milieucategorie, des te meer risico's in principe zijn toegestaan;
-
Beleidsplan Integrale Veiligheid 2012-2015: Het Beleidsplan Integrale Veiligheid is met name gericht op sociale veiligheid. Het plan heeft raakpunten met crisisbeheersing en rampenbestrijding.
2 RISICO'S, D E KANS O P SLACHTOFFERS
Dit tweede hoofdstuk gaat in op de kans dat in Schiedam slachtoffers vallen door een ongeval.
Risico = kans x effect
Het gaat daarbij zowel om het plaatsgebonden risico als om het groepsrisico. Naast de huidige kans op een ongeval (peildatum: eind 2010) wordt ook een beeld geschetst van de situatie in het jaar 2020.
2.1
RISICO-INVENTARISATIE
Door DCMR is mede op basis van door de gemeente Schiedam aangeleverde gegevens, een risico-inventarisatie uitgevoerd (Externe Veiligheid; Risico-inventarisatie voor de veiligheidsvisie Schiedam, april 2011). Deze is bijgevoegd als deelrapport 1en maakt onderdeel uit van deze visie. Dit hoofdstuk gaat in op de kans dat een ongeval zich voordoet. Die kans wordt uitgedrukt in de hoogte van het plaatsgebonden risico (kans van 1op 1miljoen dat iemand op een bepaalde plaats komt te overlijden). Maar daarnaast gaat het ook om de kans per jaar dat er meerdere dodelijke slachtoffers vallen, het groepsrisico. Voor de risico-inventarisatie (eigenlijk dus een 'ltans-inventarisatie') in dit hoofdstuk zijn de volgende bronnen bezien die een risico veroorzaken over het grondgebied van de gemeente Schiedam:
-
risicovolle bedrijven voorkomend in het Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS);
-
transportroutes met gevaarlijke stoffen (A4, A20 (weg), Nieuwe Maas (water) en hoge druk aardgasleidingen(ondergr0nds).
Over het spoor worden nagenoeg geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Bijlage 8 gaat nader in op de risico-inventarisatie. De complete inventarisatie is te vinden in het rapport 'Externe veiligheid; Risico-inventarisatie van de veiligheidsvisie Schiedam' (april 2011).
2.2
CONCLUSIES U I T D E RISICO-INVENTARISATIE
Schiedam heeft te maken met gevaarlijke stoffen in bedrijven en bij transport. Deze vormen een risico. Net als de buurgemeenten Rotterdam en Vlaardingen ligt Schiedam binnen de invloedsgebieden van veel transportassen in deze regio. Opvallend is dat binnen de gemeentegrens van Schiedam betrekkelijk weinig bedrijven met gevaarlijke stoffen (RRGSbedrijven) aanwezig zijn. Hieronder staan de belangrijkste conclusie uit de risico-inventarisatie die door DCMR is uitgevoerd voor 2010 en voor 2020. Situatie 2010
Uit de risico-inventarisatie blijkt voor de situatie in het jaar 2010 het volgende:
-
Voor wat betreft het plaatsgebonden risico doen er zich in Schiedam geen saneringsgevallen voor. Dit betekent dat er geen kwetsbare bestemmingen liggen binnen de PR 10-6contouren van transportassen (snelwegen, Nieuwe Maas) of bedrijven. In één geval (Total Servicestation aan de 's-Gravelandseweg) ligt in Schiedam een beperkt kwetsbaar object binnen de 10-6contour. Deze situatie is niet saneringsplichtig, maar ook niet gewenst. Er dient bovendien voor te worden gewaakt dat deze een kwetsbaar object wordt. In dat geval ontstaat namelijk een wettelijk saneringspichtige situatie;
-
Er vindt in Schiedam op dit moment geen overschrijding plaats van de oriënterende waarde van het groepsrisico;
-
Transport van gevaarlijke stoffen over snelwegen en water en de aanwezigheid van enkele bedrijven zorgen wel voor aanzienlijke invloedsgebieden (zones waarbinnen bij een ongeval 1 % van de aanwezigen kan komen te overlijden);
-
Voor het gebied grenzend aan de Nieuwe Maas is 'indicatief sprake van een groepsrisico dat de oriënterende waarde benadert. Deze uitkomst is indicatief, omdat er op dit moment formeel geen rekenprotocol bestaat om dit groepsrisico te berekenen.
Situatie 2020
De prognoses voor het jaar 2020 zijn gebaseerd op gesprekken met medewerkers op het gebied van 'wonen' en 'bedrijventerreinen'. Voorgenomen woningbouwplannen op stadsdeelniveau (10 gebieden) tot 2020 zijn daarbij doorgerekend. Daarnaast is een inschatting gemaakt van de toename van het aantal werknemers op bedrijventerreinen. De getallen zijn indicatief en hebben slechts als doel om een beeld te krijgen van de gevolgen van mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen voor externe veiligheidsrisico's in Schiedam. Er is daarnaast van uit gegaan dat de risico's niet toenemen door vestiging of uitbreiding van risicovolle bedrijven.
Uit de berekeningen voor het jaar 2020 blijkt het volgende.
-
De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt alleen voor Schieveste overschreden. De oorzaak daarvan is een sterke toename van het aantal aanwezigen (van minder dan 1000 in 2010, tot 9000 werknemerslstudenten in 2020). In combinatie met een ruime reservering voor toekomstige transporten van LPG over de A20, ontstaat op deze locatie een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico;
-
Een substantiële toename van het groepsrisico (met meer dan 10%) zal zich naast Schieveste waarschijnlijk voordoen rond het LPG station SMD aan de Gustoweg (gemeente Rotterdam), distilleerderij UT0 (bouwplan Utopia) en de A4;
-
Er is een aantal risicobronnen met grote invloedsgebieden, waarbinnen waarschijnlijk ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Het betreft het LPG tankstation SMD (Rotterdam), Berser (Rotterdam), de hoge druk aardgasleiding A517 en de snelwegen A20 en A4 (ook het toekomstige gedeelte);
-
Vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten is vanwege externe veiligheidsrisico's in ieder geval problematisch (vanwege provinciaal beleid) of wettelijk niet mogelijk in zones van maximaal enkele tientallen meters langs snelwegen, langs de Nieuwe Maas, enkele buisleidingen en rond een enkel bedrijf.
Samengevat zijn en blijven de externe veiligheidsrisico's in Schiedam voor zover dit nu valt te overzien, beperkt. Om dit zo te houden, is het belangrijk om goed in beeld te hebben waar welke risico's aanwezig zijn. Daarover gaat het volgende hoofdstuk.
3 EFFECTEN VAN CALAMITEITEN EN MAATREGELEN
In dit hoofdstuk staat niet de kans op een ongeluk (calamiteit, ramp), maar het gevolg centraal. We noemen het gevolg het "effect". Tezamen met de kans (hoofdstuk 2) bepaalt dit het risico.
Risico = kans x effect
3.1
D E ROL VAN DE VRR
Bij ruimtelijke besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en bij vergunningen voor bedrijven adviseert de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) over de mogelijkheden om de effecten in geval van een ramp te beperken. Wettelijk is geregeld dat de VRR in de gelegenheid gesteld wordt om te adviseren. De gemeente kan van dit advies afwijken, maar moet dit wel goed motiveren. Uiterste consequentie hiervan kan zijn dat de provincie kan ingrijpen vanwege strijdigheid met het provinciaal belang door het vaststellen van een inpassingsplan. Om het effect van een ongeval te beperken zijn er verschillende mogelijkheden. 1)Risicobronnen kunnen ruimtelijk gescheiden worden van mogelijke slachtoffers. 2) Er kunnen maatregelen getroffen worden bij (beperkt) kwetsbare objecten. Bijvoorbeeld maatregelen aan gebouwen, zoals toepassing van brandwerende gevels en ramen. Die maatregelen zijn vaak gericht op het schuilen in een gebouw of juist om te vluchten. Maar ook de inrichting van een gebied is van belang. Bijvoorbeeld door te zorgen voor een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten, voor opstelplaatsen voor bijvoorbeeld brandweerwagens en voor voldoende bluswater. Deze maatregelen staan uitgebreider vermeld in bijlage 9. 3) Ook kunnen er bij de risicobron maatregelen worden getroffen, bijvoorbeeld bij actualisatie van de milieuvergunning. Dergelijke maatregelen zorgen er bijvoorbeeld voor dat een brandbare vloeistof zich niet ver kan verspreiden, mocht er een lek in een tank ontstaan.
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond stelt scenarioanalyses op om aan te geven welke soorten rampen er ltunnen optreden bij een bedrijf of bij transport. Dit kan een 'hittescenario' zijn (zoals een plasbrand of een gaswolltontbranding), een 'explosief scenario of een toxisch scenario. In het laatste geval komt een giftig gas vrij. De termen staan uitgelegd in bijlage 1. Afhankelijk van het scenario (het soort ramp) ltunnen vooraf bepaalde maatregelen worden getroffen, om de effecten van die ramp te beperken.
3.2
H E T KWETSBAARHEIDSZONEMODEL VRR
Systematiek Om te bepalen welke maatregelen op welke plaats deze effecten zoveel mogelijk beperken, heeft de VRR een kwetsbaarheidszonemodell ontwikkeld. Deze is bijgevoegd en maakt onderdeel uit van deze visie. Bijlage 3 gaat specifiek in op het model. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object (zoals een school) in relatie gebracht met de risicobron (risicovol bedrijf en transport). Dit geeft de ruimtelijke ordening de mogelijkheid om op voorhand te bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie. Het l~wetsbaarheidszonemodel geeft ook aan, waar in de nabijheid van risicobronnen bepaalde kwetsbare functies per definitie ongewenst zijn. Het model beschouwt alleen de mogelijke gevolgen van een ramp en houdt dus geen rekening met de kans dat een dergelijke ramp zich voordoet. Het model onderscheidt vier typen effectzones. Zone A ligt direct rondom de risicobron, zone D is de buitenste zone en B en C liggen tussen A en D. Het model koppelt een aantal mogelijke functies (zoals scholen, sportfuncties en winkels) aan een oordeel over de wenselijkheid van die functie in die zone en aan maatregelen die getroffen moeten worden wanneer een bepaalde functie in een bepaalde zone wel wordt gerealiseerd. Het model onderscheidt in totaal negentien functies. Enkele voorbeelden zijn woningen, winkels, onderwijsfuncties, gezondheidszorgfuncties, sportfuncties en kantoren.
Het lwetsbaarheidszonemodel inclusief maatregelen is in bijlage 3 verder uitgewerkt.
17
Visie Schiedam op beperking van effecten De gemeente Schiedam onderschrijft op hoofdlijnen bovenstaande door VRR gehanteerde benadering. De achterliggende principes worden onderschreven:
-
stringenter beleid dichter bij de risicobron of indien personen niet-zelfredzaam zijn;
-
bepaalde functies uitsluiten in gebieden direct rondom de risicobron, indien iedereen in het gebied komt te overlijden na een ongeval, de ramp zich zeer snel voltrekt, schuilen niet mogelijk is enlof mensen niet-zelfredzaam zijn (dus zich niet zelfstandig in veiligheid kunnen brengen;
-
hantering van een 'worst case' scenario (WCS)2 voor zeer kwetsbare objecten (gebouwen met niet-zelfredzame personen: zieken- en verpleeghuizen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). Het meest geloofwaardige scenario (MGS) wordt gehanteerd voor alle overige objecten.
-
Hantering van de 1%-letaliteitzone als buitengrens voor specifiek te nemen maatregelen gericht op effecten van een ongeval. Deze 1%-legaliteitszone komt overeen met het invloedsgebied waarbinnen het groepsrisico wettelijk verantwoord dient te worden. Schiedam gebruikt op deze manier de 1%legaliteitsgrens voor zowel maatregelen als voor de verantwoording van het groepsrisico.
In afwijking tot de systematiek die de VRR hanteert, zal de gemeente Schiedam geen zogenoemde D-zones3 onderscheiden. De achtergrond daarvan is, dat bijna heel Schiedam onder deze zones valt. Op de signaleringskaart I in de volgende paragraaf is daarom de buitengrens van de C-zone gekozen als begrenzing van het gebied voor nader onderzoek in verband met externe veiligheid. Bij elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in Schiedam zal daarnaast aandacht gevraagd worden voor de volgende maatregelen:
-
-
uitschakelbare mechanische ventilatie; twee volwaardige onafhankelijke ontsluitingsroutes aan twee zijden van het plangebied; optimale verkeerscirculatie binnen het plangebied; onbelemmerde toegankelijkheid hulpverleningsvoertuigen.
Deze maatregelen adviseert de VRR bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen Schiedam. Omdat uitschakelbare mechanische ventilatie juridisch niet kan worden afgedwongen, zal de gemeente deze maatregel adviseren bij bouwplannen. De overige maatregelen worden tijdens de planvorming geadviseerd en waar mogelijk vastgelegd.
Omdat zeer lwetsbare groepen zich minder goed kunnen redden bij een calamiteit is de kans op dodelijke slachtoffers groter en hebben ze extra bescherming nodig. In de D zone lcomt niemand te overlijden maar Ican je wel brandwonden oplopen of een lagere bewustzijn ervaren door het inademen van giftige dampen,
Voor gebieden die binnen het invloedsgebied van een risicobron liggen is het mogelijk om op grond van het bestemmingsplan een bouwverbod te laten gelden, waarvan het college kan afwijken indien de gestelde maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen kunnen als voorwaarde worden verbonden aan de te verlenen afwijking van het bestemmingsplan. In de scenario-analyse externe veiligheid 2011 van de VRR, deelrapport 11, staan de mogelijke gevolgen- vanuit de effectbenadering. Het geeft aan of een ruimtelijke ontwikkeling wenselijk is en of er aanvullende maatregelen moeten worden getroffen.
3.3
SIGNALERINGSKAARTEN SCHIEDAM
Op basis van de kans op en het effect van een calamiteit zijn onderstaande twee signaleringskaarten samengesteld. De signaleringskaarten hebben als doel om letterlijk in beeld te brengen waar in Schiedam in ieder geval rekening gehouden dient te worden met externe veiligheid, bij vestiging of uitbreiding van kwetsbare functies. In de kaarten zijn 'kans' op een ongeval en 'effect' van een ongeval beide opgenomen. Het is echter niet zo dat kans x effect berekend zijn, omdat dit niet goed mogelijk is. De kaarten geven wel aan waar vanwege de kans op een ongeval of het effect, aandacht voor externe veiligheid geboden is. De vestiging of uitbreiding van activiteiten met externe veiligheidsrisico's (toename van risico's door bedrijven of transport) komt aan de orde in het hoofdstuk over ambities, hoofdstulc 5. Signaleringskaart = kans én effect
Kaart 1:Signaleringskaartnader onderzoel< Kaart 1: Kaart I is bedoeld als signaleringskaart voor nader onderzoek naar externe veiligheid. Alleen wanneer een ruimtelijke ontwikkeling binnen de gekleurde gebieden ligt, is nader onderzoek nodig. Ligt een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling buiten de gekleurde gebieden, dan is dus geen nader onderzoek naar externe veiligheid noodzakelijk en kan volstaan worden met advisering van de in paragraaf 3.2 genoemde maatregelen die voor heel Schiedam gelden. Kaart I geeft de invloedsgebieden weer in Schiedam. Binnen deze gebieden dient bij ruimtelijke ontwikkelingen met een toename van het aantal personen, het groepsrisico te worden verantwoord. Deze invloedsgebieden liggen langs snelwegen, buisleidingen en langs de Nieuwe Maas. De (delen van) cirkels zijn invloedsgebieden van bedrijven. Meestal liggen deze bedrijven buiten Schiedam, maar strekt het invloedsgebied zich uit over Schiedams grondgebied. Alle
aanwezigen binnen het invloedsgebied worden betrokken in de berekening van de hoogte van het groepsrisico. Binnen deze invloedsgebieden dient (wettelijk) de hoogte van het groepsrisico door de gemeente te worden verantwoord wanneer het aantal personen in die gebieden toeneemt door een besluit. De wijze waarop Schiedam dit doet, staat beschreven in het volgende hoofdstuk. Tevens dient binnen de invloedsgebieden de VRR in staat gesteld te worden om te adviseren en dient de gemeente dit advies te betrekken in de besluitvorming. De blauwe zones rond de transportassen zijn op kaart I opgenomen, omdat dit deel van het invloedsgebied in de nabije toekomst wellicht niet langer tot het invloedsgebied gerekend zal worden (na het van kracht worden van het Btev, het Besluit transport externe veiligheid).
Schema signaleringskaart I Ruimtelijke ontwikkeling: Binnen zones hanteer deze visie +bereken groepsrisico: Indien groepsrisico:
+
-
lager is dan 0,1 oriënterende waarde groepsrisico of minder dan 10% toename: verantwoording via deze visie, toets bij VRR; - hoger dan 0,l oriënterende waarde groepsrisico of meer dan 10% toename: uitgebreide verantwoording met advisering VRR. Buiten zones 3 adviseer generieke maatregelen, hoofdstuk 3.1 I
Kwetsbare objecten zijn niet op de signaleringskaart opgenomen, maar zijn te vinden op de provinciale risicokaart.
Kaart 11: niet bouwen kwetsbare bestemmingen Kaart I1 geeft zones aan waar vestiging of uitbreiding van kwetsbare functies ongewenst is vanuit optiek van externe veiligheid. Bouwen van kwetsbare bestemmingen kan soms wel, maar er dient rekening mee gehouden te worden dat ingrijpende maatregelen nodig zullen zijn. Op kaart I1 staan de volgende zones aangegeven: - 10-6contour voor het plaatsgebonden risico; - plasbrandaandachtsgebieden langs wegen (30 meter vanaf de rand van de weg); - plasbrandaandachtsgebied van 40-65 meter langs de Nieuwe Maas; - belemmeringenstrook buisleidingen (4 of 5 meter langs buisleidingen); - A-zones VRR: bepaalde (zeer)
I
kwetsbare functies ongewenst (zie bijlage 3). Binnen de rode gebieden (10-6 contour plaatsgebonden risico) op kaart I1 is vestiging van kwetsbare functies wettelijk gezien niet mogelijk. Vestiging van beperkt lwetsbare functies binnen de rode gebieden is wel mogelijk volgens de wet, maar wordt op grond van deze visie (en overigens ook volgens het rijksbeleid) als ongewenst beschouwd. Bijlage 5 geeft een overzicht van de risicovolle bedrijven. Enkele daarvan (met rode en blauwe stippen weergegeven) staan op signaleringskaart 11.
Schema signaleringskaart 11: Ruimtelijke ontwiklteling: - Binnen rode zones i geen (beperkt) kwetsbare functies - Binnen gele en rode zone langs Nieuwe Maas i geen (beperkt) lwetsbare functies, tenzij ontheffing van provincie - Binnen blauwe zones: hanteer deze visie vooroverleg provincie/VRR over procedure en maatregelen i bereken groepsrisico verantwoord groepsrisico - Buiten zones kaart I1 3 zie signaleringskaart I
+
Beide signaleringskaarten zijn ook in VISch opgenomen.
+
4 VERANTWOORDING GROEPSRISICO
Het groepsrisico kan zowel voor ruimtelijke ontwikkelingen als voor vestiging of uitbreiding van risicovolle bedrijven relevant zijn. Daarbij is niet alleen het aantal dodelijke slachtoffers relevant. Het gaat om (hulpverlening aan) gewonden en het voorkomen van 'maatschappelijke ontwrichting' ten gevolge van de ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dit hoofdstuk komt aan de orde hoe Schiedam het groepsrisico zal verantwoorden. Uitgangspunt daarbij is dat niet langer in alle gevallen een uitgebreide verantwoording plaatsvindt. De mate van verantwoording is uitgebreider of minder uitgebreid, afhankelijk van de hoogte van, en van de mate waarin het groepsrisico toeneemt.
4.1
AANPAK VERANTWOORDING GROEPSRISICO
Bij de verantwoording van het groepsrisico spelen verschillende partijen een rol: - de hoogte van het groepsrisico wordt berekend door de DCMR of door een commercieel bureau dat deze berekening kan uitvoeren; - de VRR adviseert over maatregelen en over de wenselijkheid vanuit de optiek van effecten van een ramp; - de gemeente verantwoordt het groepsrisico en legt dit vast in een bestuurlijk besluit. Wettelijk geldt enkel dat binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit (Bevi-bedrijf of transport) het groepsrisico verantwoord dient te worden. De gemeente Schiedam vult dit op de volgende wijze in: - bij een hoog groepsrisico is een uitgebreidere verantwoording nodig dan bij een relatief laag risico; - bij een sterke toename van het groepsrisico is een uitgebreidere verantwoording nodig dan bij een geringe of zelfs marginale toename van het groepsrisico; - bij ontwikkelingen aan de risicokant (vestiging of uitbreiding van bedrijven) vindt altijd een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats; - deze systematiek is in de volgende paragraaf uitgewerkt en is gebaseerd op de toekomstige regelgeving (het Btev, Besluit transport externe veiligheid).
4.2
U I T W E R K I N G V E R A N T W O O R D I N G GROEPSRISICO
Schiedam onderscheidt bij de verantwoording van het groepsrisico de volgende drie situaties: Systematiek verantwoording groepsrisico Schiedam A. Geen verantwoording: wanneer dit wettelijk niet vereist is. B. Beperkte verantwoording: bij een zeer laag groepsrisico of een geringe toename van het groepsrisico. C. Uitgebreide verantwoording: in overige gevallen. -
-
Hieronder is deze systematiek nader uitgewerkt.
A
GEEN VERANTWOORDING
Er vindt geen verantwoording van het groepsrisico plaats in de volgende situaties (conform de Handreiking verantwoording groepsrisico, ministerie van VROM, 2007): - vestiging of uitbreiding van kwetsbare functies of beperkt kwetsbare functies buiten de invloedsgebieden (conform het Bevi/RNvGS; zie signaleringskaart I in hoofdstuk 3.2); - een enkel kwetsbaar object komt te liggen binnen de invloedssfeer van een risicobron in een nagenoeg onbebouwde omgeving (bijvoorbeeld de bouw van één woning in het buitengebied; - het plan komt te liggen op een plaats waar in een eerder verantwoordingsbesluit is aangegeven dat de situatie toelaatbaar is en dat het toegevoegde effect op het groepsrisico marginaal is. In dat geval is nog wel aandacht nodig voor zelfredzaamheid, hulpverlening, bestrijdbaarheid e.d.; - bij actualisatie van milieuvergunningen (omgevingsvergunningen) voor bedrijven die niet onder het Bevi vallen. .....
.
B
..
BEPERKTE VERANTWOORDING ................. ....
....
Er vindt een beperkte verantwoording van het groepsrisico plaats in de volgende situaties: - vestiging of uitbreiding van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object binnen de invloedsgebieden (signaleringskaart I) en buiten de zones van signaleringskaart I1 (zie paragraaf 3.3) indien: de oriënterende waarde niet wordt overschreden en de toename van het groepsrisico minder dan 10% bedraagt of lager is dan 0,l x de oriënterende waarde;4 - verandering van functie waardoor de kwetsbaarheid toeneemt volgens de VRRsystematiek (bijlage 3). In dit geval verandert het aantal personen niet, maar neemt de zelfredzaamheid van aanwezigen af, bijvoorbeeld door het verbouwen van een kantoor of basisschool tot kinderdagverblijf.
In deze gevallen kan volstaan worden met een verwijzing naar deze visie. Het toelromstige Btev acht verantwoording in deze gevallen helemaal niet noodzakelijlt
Wanneer een van de bovenstaande situaties zich voordoet, wordt de volgende procedure gevolgd: - het groepsrisico wordt berekend of ingeschat. De experts van DCMR, bureau Veiligheid, kunnen in een aantal gevallen met voldoende zekerheid inschatten of er sprake is van een toename van het groepsrisico. Dat is bijvoorbeeld het geval bij zeer beperkte ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van één of enkele woningen. - daarnaast kan DCMR in sommige gevallen ook zonder berekening een uitspraak doen over het groepsrisico; - mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid worden onderzocht aan de hand van de maatregelenlijst van de VRR (zie bijlage 9); - Bij de verantwoording wordt de volgende tekst gebruikt:
"Metinachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is voor onderhavige situatie gekeken naar de consequenties voor het groepsrisico. Gezien het lage groepsrisico en/of de beperkte toename daarvan is de gemeente Schiedam van mening dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling verantwoord kan plaatsvinden." C
UITGEBREIDE VERANTWOORDING
Er vindt een uitgebreide verantwoording plaats bij vestiging of uitbreiding van een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object binnen de invloedsgebieden (zie signaleringskaart I) bij een toename van het groepsrisico met meer dan 10% of indien het groepsrisico hoger is dan 0,l x de oriënterende waarde. In dit geval vinden ten minste de volgende acties plaats (conform het Bevi): - berekening van de hoogte van het groepsrisico en hoogte ten opzichte van de oriënterende waarde; - berekening van de toename van het groepsrisico en overige effecten (gewonden, ontwrichting economie/samenleving); - beschrijving van nut en noodzaak van de ontwikkeling; - vroegtijdig inventariseren van mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening en ruimtelijke alternatieven. Bij het laatste kan gedacht worden aan het beperken van de personendichtheid nabij de risicobron en het op afstand plaatsen van kwetsbare bestemmingen (zoals woningen) van de risicobron; - het formuleren van de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; - een beschrijving van de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid; - het formuleren van een expliciete motivering indien wordt afgeweken van het advies van de VRR; - het vastleggen van de verantwoording in het besluit (zoals een bestemmingsplan of een milieubeheervergunning).
5 AMBITIES SCHIEDAM Dit hoofdstuk benoemt de ambities van Schiedam voor externe veiligheid. Deze ambities wijken niet veel af van andere visies van gemeenten in Nederland. Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan kwantitatieve, kwalitatieve en gebiedsgerichte ambities. De laatste paragraaf besteedt aandacht aan het plaatsgebonden risico, dat grotendeels wettelijk is vastgelegd. Schiedam wil conform het motto 'veiligheid en ontwikkeling' geen aanzienlijke uitbreiding van externe veiligheidsrisico's, zeker niet in woonwijken.
5.1
KWANTITATIEVE A M B I T I E GROEPSRISICO
Uit de risico-inventarisatie in hoofdstuk 2 blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico in Schiedam nergens wordt overschreden. In veel gemeenten is dit wel het geval. Bovendien blijkt uit de globale risico-inventarisatie ook dat voor de toekomst (tot 2020) geen overschrijding van de oriënterende waarde verwacht mag worden, behalve in Schieveste aan de A20 door de grote groei in het aantal aanwezigen (tot 9.000) en sterke toename van vervoer van gevaarlijke stoffen (conform uitvoering van het Basisnet). Gezien het bovenstaande en in overeenstemming met het provinciaal beleid kiest Schiedam als kwantitatieve ambitie voor het zoveel mogelijk voorkomen van overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico.
Kwantitatieve ambitie groepsrisico: zo min mogelijke overschrijding van de oriënterende waarde Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven zal de oriënterende waarde in de toekomst worden overschreden in Schieveste en mogelijk langs de Nieuwe Maas. De gemeente Schiedam wil hier alleen ontwikkelingen toestaan wanneer al het mogelijke gedaan is om de effecten van een ongeval te verkleinen. Daarom zal in deze gevallen het advies van de VRR over te treffen maatregelen worden opgevolgd. Betere maatregelen kunnen een grotere kans op een ongeval compenseren. Samengevat: het groepsrisico mag alleen overschreden worden, wanneer maatregelen het effect van een ongeval zodanig compenseren, dat het risico (kans én effect) zoveel mogelijk is beperkt. Alle adviezen van de VRR worden in dit geval opgevolgd. Op dit moment wordt nergens in Schiedam de oriënterende waarde bereikt. Meestal is deze tenminste een factor tien lager (zie paragraaf 2.2, situatie in 2020). Een sterke toename van het groepsrisico wordt echter als ongewenst beschouwd. Daarom geldt als aanvullende ambitie, dat in woongebieden het groepsrisico niet toeneemt, het zgn. 'stand-still beginsel'. In de volgende paragraaf is dit nader uitgewerkt. Samengevat betekent dit dat het groepsrisico in woonwijken en aan de randen van bedrijventerreinen indien woningen of andere kwetsbare functies in de directe omgeving aanwezig zijn, niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Van deze ambitie kan alleen in de volgende uitzonderingssituaties worden afgeweken: - indien alle door de VRR geadviseerde maatregelen worden opgevolgd; - na een expliciet besluit van het college (omgevingsvergunningen) of de raad (bestemmingsplannen); - ontwikkelingen die plaatsvinden buiten de bevoegdheden van de gemeente Schiedam bijv. (ontwikkelingen in transport van gevaarlijks stoffen over Rijkswegen en over de Nieuwe Maas).
5.2
KWALITATIEVE AMBITIES GROEPSRISICO
Voor het gehele grondgebied van de gemeente Schiedam gelden de volgende kwalitatieve ambities voor externe veiligheid:
-
-
-
-
-
Vroegtijdig in beeld brengen van externe veiligheidsaspecten. Met vroegtijdig wordt bedoeld voorafgaand aan een eerste stedenbouwkundig ontwerp of voorafgaand aan de ontvankelijke verklaring van een aanvraag van een omgevingsvergunning. Met deze vroegtijdigheid wordt bereikt dat - indien relevant - bij ruimtelijke ontwikkelingen externe veiligheid doorwerkt in het ruimtelijk ontwerp. Op die manier wordt voorkomen dat in een later stadium van de planvorming alsnog rekening gehouden moet worden met externe veiligheid. Dat leidt vaak tot een suboptimaal plan en/of extra proceduretijd; Advisering over effecten van calamiteiten door de VRR (tussen het moment van de concept bouwaanvraag en de definitieve bouwaanvraag) en over mogelijke oplossingen vindt eveneens in een vroegtijdig stadium plaats. De in de bijlage 9 opgenomen maatregelen worden dan in acht genomen. Inhoudelijke borging van externe veiligheid vindt plaats in het bestemmingsplan of in de omgevingsvergunning; Focus op effectbestrijding in plaats van op verlaging van het groepsrisico; Aandacht voor clustering van risicovolle activiteiten. Bijv. alleen risicovolle activiteiten op industrieterreinen. Clustering van risicovolle activiteiten heeft als voordeel dat de rampenbestrijding gericht kan worden georganiseerd. Bij clustering van risicovolle activiteiten moeten wel domino-effecten (bijvoorbeeld het overslaan van een brand naar een ander bedrijf) worden voorkomen. Via de regels in het bestemmingsplan wordt voorkomen dat de bedrijven te dicht op elkaar komen te liggen.
5.3
GEBIEDSGERICHTE A M B I T I E S
In onderstaande tabel zijn in de tweede en derde kolom gebiedsgerichte ambities voor Schiedam samengevat. Daarbij is onderscheid gemaakt in een aantal gebiedstypen. Deze gebiedstypen staan in bijlage 4 verder uitgewerkt. Per gebied is aangegeven of nieuwe kwetsbare bestemmingen (tweede kolom) en nieuwe risicovolle bedrijven (derde kolom) gewenst zijn in dat gebiedstype. De tabel zal gebruikt worden om te motiveren of en waar een bepaalde ontwikkeling gewenst is. Beperkt kwetsbare bestemmingen komen aan de orde in paragraaf 5.4. De achterliggende gedachte bij deze gebiedstypen is dat hoge externe veiligheidsrisico's ruimtelijk gescheiden dienen te worden van kwetsbare functies. Dat betekent bijvoorbeeld dat in woonwijken wel nieuwe kwetsbare functies worden toegelaten, maar dat daar geen nieuwe risicovolle bedrijvigheid moet worden toegelaten. Anderzijds zijn nieuwe kwetsbare functies weer niet gewenst in industriegebieden, waar risicovolle bedrijven wel een plaats kunnen krijgen. In bijlage 4 zijn de gebiedstypen toegelicht.
Toelichting op de gehanteerde begrippen: - Risicovolle bedrijven: bedrijven die staan in het risicoregister RRGS. Dit zijn over het algemeen bedrijven die giftige, brandbare, explosieve en nucleaire stoffen verwerken en/ of opslaan; - Beperkt gewenst: bij voorkeur niet toestaan in dit gebiedstype, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit wel te doen. De meest uitgebreide variant van de groepsrisicoverantwoording (hoofdstuk 4) is noodzakelijk. - Ongewenst: Niet toelaten ter voorkoming van strijdigheid van functies. Op Schieveste zijn in de A zone "zeer kwetsbare voorzieningen" niet toegestaan. Dit zijn sportfuncties buitengebied open terrein, recreatie buitengebied open terrein, evenementen terrein (o.a. jaarmarkten en festivals). Het bovenstaande betekent dat vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven alleen wenselijk is op de bedrijventerreinen Wilhelminahaven (zuid), 's Graveland, Spaanse Polder en Nieuw-Mathenesse. Hoofdstuk 6.5 gaat nader in op de verankering van externe veiligheid in het Schiedamse vestigingsbeleid voor bedrijven,
5.4
A M B I T I E S P L A A T S G E B O N D E N RISICO
Voor het plaatsgebonden risico geldt wettelijk dat kwetsbare objecten niet zijn toegestaan binnen de 10-6contour. Voor beperkt kwetsbare objecten5 is dit niet gewenst, maar een gemeente kan hier van afwijken. Schiedam hanteert voor het plaatsgebonden risico de volgende ambities: - Geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten toelaten binnen bestaande PR10-6 contouren van een bedrijf of transportassen; - Voor bestaande situaties geldt voor het plaatsgebonden risico het 'stand-still'- principe: geen toename van risico's. Voorzover bekend komt er in Schiedam één beperkt kwetsbaar object voor in de PR10-6 contour. Via het bestemmingsplan is geregeld dat het risiconiveau voor deze situatie niet kan toenemen; - Mogelijkheden voor een 'step forward' ten aanzien van de plaatsgebonden risico-contour 10-6worden onderzocht bij actualisatie van de milieuvergunningen. Vaak blijkt een verbetering van de veiligheidssituatie mogelijk met BBT maatregelen (Best Beschikbare Technieken, zoals het aanbrengen van een sprinklerinstallatie). De ambitie voor bedrijven is om de PR10-6 contour op termijn binnen de grenzen van de inrichting te laten vallen.
Ambitie plaatsgebonden risico bedrijven: 1 0 - 6 contour op termijn binnen de perceelsgrenzen van de inrichting.
Zie bijlage 1voor definitie begrip beperkt kwetsbaar object.
6 VERANKERING VAN EXTERNE VEILIGHEID IN SCHIEDAMS BELEID
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de externe veiligheid in Schiedam wordt geborgd. Daarmee wordt er voor gezorgd dat de ambities uit het vorige hoofdstuk ook in de praktijk kunnen worden gerealiseerd. De eerste paragraaf behandelt de stappen bij het ruimtelijk planproces. Het gaat hierbij om het realiseren van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Daarna komt borging via bestemmingsplannen aan bod. De laatste twee paragrafen gaan in op de stappen om te komen tot een omgevingsvergunning voor een risicovol bedrijf en borging in de omgevingsvergunning. Afsluitend wordt aandacht besteed aan overige borgingsmogelijkheden.
6.1
STAPPENPLAN RUIMTELIJK PLANPROCES
Het onderstaande stappenplan vermeldt de te doorlopen stappen bij bouwplannen strijdig met het bestemmingsplan, en bij het realiseren van bestemmingsplannen of projecten waarbij kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Stappenplan ruimtelijk planproces 1. Bepalen ligging ten opzichte van het invloedsgebied Aan de hand van signaleringskaart I (zie par. 3.3) wordt bepaald of het plan in de gekleurde gebieden (het invloedsgebied) ligt. Indien dit niet het geval is, is er geen groepsrisicoverantwoording nodig en kan de ontwikkeling op het gebied van externe veiligheid doorgaan, waarbij alleen aandacht nodig is voor de 'generieke' maatregelen zoals: afschakelbare ventilatie; twee volwaardige onafhankelijke ontsluitingsroutes aan twee zijden van het plangebied; optimale verkeerscirculatie binnen het plangebied; onbelemmerde toegankelijkheid hulpverleningsvoertuigen; en risicocommunicatie. Ligt het plan wel in een invloedsgebied, dan dient de vakgroep Milieu (team ROB) te worden geraadpleegd voor nader advies. De milieumedewerker zal vervolgens de volgende stappen ondernemen: 2. Raadpleging signaleringskaart II De volgende stap is het bepalen of het plan binnen de gekleurde gebieden van signaleringskaart I1 (zie par 3.4) ligt. Indien het in de rode gebieden ligt, kan het plan niet doorgaan wegens strijd met de wet. Indien het in de overige gekleurde gebieden ligt, dan kan de ontwikkeling niet of slechts onder voorwaarden doorgaan, bijvoorbeeld na een ontheffing van de provincie. Indien het plan in de blauwe A-zone is gepland, dan wordt het VRR-zonemodel geraadpleegd (bijlage 3). De milieumedewerker koppelt het resultaat terug naar de projectleider of de intern verantwoordelijke voor het plan. Ofwel wordt er geadviseerd het plan geen doorgang te laten vinden binnen deze zone, ofwel na toepassing van bepaalde maatregelen. De milieumedewerlter wint advies in over de te nemen maatregelen bij de VRR en koppelt deze terug naar de planmalter. In de gele en rode strook langs de Nieuwe Maas mag in principe niet gebouwd worden (kwetsbaar of niet-kwetsbaar), tenzij ontheffing wordt verleend door de provincie Zuid29
Holland. 3. Toetsing aan ambities
De volgende stap is toetsing aan de ambities in hoofdstuk 5 over de wenselijkheid van de ontwikkeling. Bij strijdigheid met de ambities, adviseert de milieumedewerker om het plan elders te realiseren. Blijkt er geen alternatieve locatie mogelijk, dan dient extra ingezet te worden op het treffen van maatregelen. Uitgangspunt is dat bij een toename van het groepsrisico maatregelen getroffen worden, zodat het risico niet toeneemt. 4, Vaststellen relevante effectzones
De milieumedewerker raadpleegt de scenario-analyses die zijn uitgevoerd door de VRR (zie deelrapport 2) voor Schiedam en/of de professionele risicoltaart van Zuid-Holland om te bepalen in wellte effectzoneCS) de ontwikkeling ligt en welk type ongeval zich kan voordoen (scenario dat van toepassing is). 5. Toepassing kwetsbaarheidszonemodel VRR Aan de hand van het kwetsbaarheidszonemodel van de VRR (paragraaf 3.2 en bijlage 3) wordt vastgesteld wellte maatregelen van toepassing kunnen zijn. Daarbij worden ook de maatregelen betrokken die in bijlage 9 zijn genoemd.
6. Bepalen hoogte groepsrisico Aan DCMR Milieudienst Rijnmond wordt vervolgens de opdracht verleend om het groepsrisico te bepalen en zonodig te berekenen. Afhankelijk van de mate waarin het groepsrisico toeneemt, wordt het groepsrisico verantwoord (zie hoofdstuk 4.2).
7,Advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Het definitieve plan inclusief de voorgestelde maatregelen wordt ter advisering naar de VRR verstuurd. Indien nodig wordt het plan aan het advies aangepast. Afwijkingen van het advies worden gemotiveerd. Daarna wordt vastgesteld hoe maatregelen (ruimtelijk en niet-ruimtelijk relevant) worden geborgd.
8,Voorstel voor besluit, Ten behoeve van het bestuur wordt het groepsrisico verantwoord en als advies aan het bestuur voorgelegd ter besluitvorming. 9. Bestuurlijk besluit Tenslotte besluit het bestuur over de verantwoording van het groepsrisico waarin wordt opgenomen dat het bestuur het restrisico aanvaardt.
6.2
BORGING VIA BESTEMMINGSPLANNEN
De borging van externe veiligheid via de bestemmingsplanelementen zal in Schiedam op de volgende wijze plaatsvinden. Dit is in concrete voorschriften uitgewerkt in bijlage 6.
Begripsomschrijving Uit de begripsomschrijvingen blijkt duidelijk wat onder een begrip wordt verstaan. In ieder geval worden de begrippen 'risicovolle inrichting', 'kwetsbare objecten' en 'beperkt kwetsbare objecten' gedefinieerd. Voor de eenduidige definitie wordt verwezen naar het Bevi, omdat de wetgeving soms wijzigt. Bestemmingsomschrijving In de bestemmingsomschrijving zal specifiek worden aangegeven welke kwetsbare objecten (zoals kinderdagverblijven) wel en welke niet zijn toegestaan. Binnen de algemene bestemming 'maatschappelijke doeleinden' zal daarvoor waar nodig specifiek worden aangegeven welke objecten hier onder mogen vallen. De omschrijving zal waar nodig kwantitatief zijn om te voorkomen dat objecten kunnen 'verkleuren' van beperkt kwetsbaar naar lwetsbaar. Bestemmingstoedeling Er wordt naar gestreefd om risicobronnen en kwetsbare bestemmingen ruimtelijk te scheiden. Binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6worden geen kwetsbare en geen beperkt kwetsbare bestemmingen mogelijk gemaakt. Toelichting In de plantoelichting zullen de bevindingen beschreven worden van het planproces en de gemaakte keuzes. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van deze visie. De risicobronnen worden beschreven en de aanwezigheid van kwetsbare en of beperkt kwetsbare objecten. Daarnaast wordt ingegaan op de toekomstige mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt en of dit voldoet aan de ambities uit deze visie. Ook komen de overwegingen van de verantwoordingsplicht aan de orde en wordt gemotiveerd hoe deze heeft plaatsgevonden. Aangegeven zal worden hoe de adviezen van de VRR zijn verwerkt. Als het VRRadvies niet overgenomen wordt, zal dit goed gemotiveerd worden. Indien adviezen elders geborgd worden, zal tenslotte vermeld worden hoe dit plaatsvindt. Regels (voorheen voorschriften) Specifiek voor externe veiligheid is een pakket voorschriften opgesteld (zie bijlage 6) om de veiligheid te waarborgen rondom Bevi-bedrijven, ondergrondse buisleidingen onder hoge druk en rondom transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, o.a. over de nieuwe Maas. Door middel van het vastleggen van personendichtheden wordt waar nodig tegengegaan dat niet kwetsbare bestemmingen kunnen veranderen in kwetsbare bestemmingen.6 Daarvoor kunnen percentages van bouwvlakken en bouwhoogtes opgenomen worden. Andersom kunnen ook rond kwetsbare objecten zones worden gelegd waarbinnen geen risicovolle inrichtingen zijn
Bijv. een lcampeerterrein en recreatiegebied bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aangesloten dagen is een kwetsbaar object. Als je het maximaal aantal personen dichtheden vastlegt, kun je voorkomen dat er een lwetsbaar object ontstaat. Deze personen dichtheden Ican je ook Icoppelen aan het aantal lcampeerplaatsen.
toegestaan. Waar dat gewenst wordt, zullen risicovolle bedrijven via de regels worden uitgesloten.
Verbeelding (voorheen plankaart) Indien nodig wordt de 10-6plaatsgebonden risicocontour op de verbeelding opgenomen met een flexibiliteitsbepaling. Mocht de wetgeving wijzigen of de vergunning van het bedrijf, dan kan de contour eenvoudig aangepast worden. Indirecte verankering vindt plaats door het aanhouden van voldoende afstanden tussen kwetsbare bestemmingen en risicobronnen. Kwetsbare bestemmingen worden nooit binnen een plaatsgebonden 10-6risicocontour bestemd. Bereikbaarheid van hulpdiensten zal geregeld worden door verkeersdoeleinden en voldoende ruime wegen. Vluchtwegen worden bestemd met een aanduiding op de verbeelding. Aanduidingen Op de verbeelding worden de invloedsgebieden van een risicobron met een aanduiding aangegeven. Voor deze invloedsgebieden geldt een bouwverbod. Van dit bouwverbod kan worden afgeweken indien het groepsrisico wordt verantwoord. Indien het groepsrisico toeneemt kunnen daarbij aan de aftvijking van het bestemmingsplan uit het oogpunt van externe veiligheid voorwaarden worden verbonden, zoals bouwkundige maatregelen en inrichtingseisen. Gebruik van bedrijvenlijst Indien nodig wordt gebruik gemaakt van de bedrijvenlijst van de VNG waarbij per type bedrijf de milieucategorie staat vermeld. In de voorschriften zal opgenomen worden waar elke maximale milieucategorie zich mag vestigen. Het Bevi omvat immers niet alle bedrijven met gevaaraspecten. Omdat de gevaaraspecten onderdeel zijn van de afstanden die de VNG hanteert, kan op deze wijze voor de niet-Bevi bedrijven voldoende afstand tussen kwetsbare bestemmingen en gevaarlijke bedrijven worden gereserveerd.
6.3
STAPPENPLAN OMGEVINGSVERGUNNING BEDRIJVEN
Voor omgevingsvergunningen (voorheen: Wet milieubeheervergunning) voor risicovolle bedrijven, worden de volgende stappen doorlopen.
Stappenplan omgevingsvergunning 1. Raadpleging bestemmingsplan en risicokaart Allereerst wordt getoetst of de activiteit past binnen het bestemmingsplan. Indien dit het geval is, wordt aan de hand van de professionele risicoltaart van Zuid-Holland onderzocht of er kwetsbare bestemmingen in de directe omgeving liggen. Omdat de risicokaart niet altijd actueel is, wordt bij twijfel het perceel bezocht. 2. Toets aan ambities Past de ontwikkeling niet binnen het bestemmingsplan, dan kan het bestemmingsplan worden aangepast om deze wel mogelijk te maken. Aan de hand van hoofdstuk 5 van deze visie beziet de milieumedewerker of de ontwikkeling past bij de ambities. Bij strijdigheid met de ambities wordt geadviseerd om het bestemmingsplan niet aan te passen. 3. Vaststellen PR-contour en Znvloedsgebied Vervolgens wordt onderzocht of er als gevolg van de nieuwe inrichting of de uitbreiding daarvan een plaatsgebonden risicocontour 10-6ontstaat en of deze over kwetsbare bestemmingen loopt. Indien dit het geval is, dan dient de vergunning (gedeeltelijk) geweigerd te worden. Daarnaast wordt het nieuwe invloedsgebied volgens de vergunningaanvraag vastgesteld. 4. Groepsrisico bepaling
De aanvrager berekent het groepsrisico in de bestaande en in de mogelijk toekomstige situatie. DCMR beoordeelt het rapport. 5. Advies brandweer De DCMR stuurt de conceptvergunning ter advisering naar de brandweer. De DCMR verwerkt de adviezen van de brandweer in de vorm van voorschriften in de omgevingsvergunning.
6. Verantwoording groepsrisico Op basis van de beschikbare informatie wordt de groepsrisicoverantwoording opgesteld. Voor inrichtingen wordt altijd een uitgebreide verantwoording gegeven. 7. Bestuurlijk besluit Tenslotte besluit het bestuur of het besluit wordt verleend.
6.4
BORGING IN D E OMGEVINGSVERGUNNING
De borging in de omgevingsvergunning (milieuvergunning) voor een risicovol bedrijf gaat op de volgende manier:
BBT Via de voorschriften worden risico's tot een redelijkerwijs minimum beperkt. Daarbij wordt gestreefd naar toepassing van 'best beschikbare technieken' (BBT) uit de IPPC-richtlijn. Deze Europese richtlijn heeft als doel industriële verontreiniging te voorkomen en te beperken. De richtlijn vormt het kader voor de aanvraag, de procedure en de inhoud van een milieuvergunning.
Inherente veiligheid Een inherent veilige installatie is een installatie waar onmogelijk gevaarlijke stoffen naar buiten kunnen treden. Dit is in de praktijk (bijna) nooit 100% haalbaar, maar kan wel benaderd worden door verdergaande maatregelen dan nu gebruikelijk is. Om de mate van inherente veiligheid van een inrichting positief te beïnvloeden zal soms een studie gevraagd worden naar de Con-)mogelijkheden van het toepassen van het beginsel van inherente veiligheid. Zo worden maatregelen die leiden tot een hogere veiligheid en de bijbehorende kosten/batenanalyse zichtbaar gemaakt, inclusief de kosten in de veiligheidsketen. De mogelijke maatregelen zullen waar mogelijk in vergunningvoorschriften worden verwerkt. Veiligheidszorgsysteem In de vergunning zal waar mogelijk een veiligheidszorgsysteem worden voorgeschreven. In een dergelijk veiligheidszorgsysteem geeft het bedrijf aan hoe het de veiligheid beheerst, onder andere door het treffen van organisatorische maatregelen. Bij het uiteindelijk opstellen van vergunningvoorschriften wordt rekening gehouden met de mate waarin een bedrijf een dergelijk systeem al heeft ingevoerd. In dat geval worden meer doelvoorschriften dan middelvoorschriften voorgeschreven. Invloedsgebied Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag zal rekening worden gehouden met de omvang van het invloedsgebied als gevolg van het opslaan en het werken met gevaarlijke stoffen. Daarbij kunnen regels gesteld worden aan de aard en de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die mogen worden opgeslagen, maar ook aan de processen die mogen plaatsvinden en de plaats waar binnen het bedrijf deze mogen plaatsvinden. Zeker waar de invloedsgebieden over woongebieden liggen, zal gezocht worden naar extra maatregelen om de risicosituatie te beheersen en te reduceren. Domino-effecten Bij het beoordelen van de aanvraag zal rekening gehouden worden met zogenoemde 'domino'effecten. Dat betekent dat aandacht besteed wordt aan gevaarlijke bedrijven in de directe omgeving en aan het stellen van voorschriften om bijvoorbeeld brandoverslag naar een naburig bedrijf te voorkomen. Brandveiligheid in vergunningen Bij vergunningverlening wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de PGS-richtlijnen, Hierin staan regels over de wijze van opslag van gevaarlijke stoffen en de brandveiligheidsystemen die daarbij horen. Via advisering door de regionale brandweer worden de (0n)mogelijkheden van de
rampenbestrijding meegenomen in de vergunningverlening en wordt zorg gedragen voor afstemming met de hulpverleningstaken van de overheid.
Venstertijden Indien doelmatig worden bevoorradingstijden opgenomen in de omgevingsvergunning van de inrichting die gevaarlijke stoffen in ontvangst neemt of afvoert. De venstertijden worden afgestemd op de openingstijden of activiteiten van het (beperkt) kwetsbare object waar het langs rijdt, zoals scholen. Communicatie In de omgevingsvergunning zullen voorschriften opgenomen worden die de ondernemer moet communiceren met de omgeving. Veilige inrichting van het terrein Indien mogelijk zullen maximale afstanden van de risicobron tot (nabijgelegen) kwetsbare bestemmingen worden aangegeven. De risicobron wordt dan binnen de het bedrijf zo ver mogelijk geplaatst van de kwetsbare functie in de omgeving. Indien nodig zullen op het buitenterrein ook rijroutes en maximale snelheden verplicht worden gesteld voor het goederentransport om bijvoorbeeld het risico op een aanrijding te verkleinen.
6.5
ANDERE BORGINGSMOGELIJKHEDEN
Enkele andere mogelijkheden om externe veiligheid te borgen, zijn de volgende.
Vestigingsbeleid bedrijven In de Nota Bedrijventerreinen van Schiedam (2010) staan de bedrijventerreinen met de ambities voor de toekomst geschreven. Schiedam beschikt over zeven grotere bedrijventerreinen. De terreinen hebben een gezamenlijke omvang van zo'n 250 hectare. Op de terreinen zijn ruim 650 bedrijven gevestigd. Op grond van de Schiedamse Nota Bedrijventerreinen zijn de volgende milieucategorieën toegestaan per bedrijventerrein, Vanaf categorie 1zijn risicovolle bedrijven mogelijk, zoals propaangastanks en benzinetanltstations. De meeste risicovolle bedrijven vallen echter onder categorie 3.1 of hoger. Bedrijventerreinen in Schiedam met toegestane milieucategorie.
Naam
Milieu categorieën VNG
Kethelvaart
cat. 1en 2
Vijfsluizen
cat. 1t/m 4
Wilhelminahaven Noord Wilhelminahaven Zuid
cat 1t/m 2 cat 3 t/m 5
Nieuwe Maas
cat. 1t/m 5
's-Graveland
cat. 1t/m 4
Spaanse Polder
cat. 1t/m 4
Schieveste
cat. 1t/m 3
Nieuw-Mathenesse
cat. 1t/m 5
Dit betekent dat risicovolle bedrijven zich op dit moment niet kunnen vestigen op Kethelvaart en in mindere mate ook niet op Schieveste. Deze bedrijventerreinen zijn niet bedoeld voor dergelijke bedrijvigheid. De overige bedrijventerreinen bieden op dit moment wel enige ruimte voor vestiging van risicovolle bedrijven. Vestiging van Bevi-bedrijven (dit zijn de meest risicovolle bedrijven) is echter in bestemmingsplannen reeds uitgesloten op Kethelvaart, Schieveste, 's-Graveland en Spaanse Polder (exclusief het aanwezige LPG-station). Zoals in hoofdstuk 5.3 staat aangegeven, is op grond van deze visie de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven alleen wenselijk op de bedrijventerreinen Wilhelminahaven Zuid, 'sGraveland, Spaanse polder en Nieuw-Mathenesse. Voor deze drie bedrijventerreinen geldt dat de afstand tot kwetsbare functies zoals woonbebouwing in het algemeen groot is. Transport via de Nieuwe Maas (Wilhelminahaven) en snelweg A20 ('s-Graveland en Spaanse Polder) kan voorkomen dat gevaarlijke stoffen via lokale wegen door woongebied moeten plaatsvinden. 36
Voor Wilhelminahaven geldt dat voorkomen dient te worden dat risico's substantieel toenemen voor woonbebouwing en andere kwetsbare functies aan de noord- en oostkant. NieuwMathenesse is het (beoogde) bedrijventerrein voor het zogenoemde distilleercluster. Om die reden is ook hier de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven wenselijk, voor zover die deel zullen uitmaken van dit distilleercluster.
Routering van gevaarlijke stoffen Schiedam heeft voor de stoffen LPG, propaan en vuurwerk een standaard ontheffing verleend om door bepaalde gebieden te rijden (zie signaleringskaart I). Indien men wil afwijken van deze route stelt de gemeente een ontheffing op met voorwaarden over de te rijden route, zodat deze langs zo min mogelijk kwetsbare bestemmingen ligt. Zo nodig worden maatregelen voorgeschreven. Indien nodig staat in de ontheffing dat er een bijrijder aanwezig dient te zijn. Ook aan de tijden waarop de stoffen mogen worden vervoerd kunnen voorschriften worden verbonden. Verkeer- en vervoersbeleid Het gemeentelijk verkeer- en vervoersbeleid bevat doelstellingen met betrekking tot het verbeteren van de bereikbaarheid van de binnenstad, het realiseren van de havenroute als doorgaande verkeersroute en beleid voor een betere ontsluiting van Schieveste en Rotterdam Noord-West via de 's-Gravelandseweg. Doordat de bereikbaarheid verbetert, kunnen hulpdiensten eerder ter plekke zijn indien zich een ongeval voordoet. Privaatrechtelijke overeenkomsten Dit kunnen zijn gronduitgiften of erfpachtovereenkomsten. Voor zover het Bouwbesluit, de bouwverordening of andere publiekrechtelijke regelingen geen mogelijkheden bieden om maatregelen te verplichten, kunnen privaatrechtelijke overeenltomsten worden toegepast. Externe veiligheidsmaatregelen kunnen in privaatrechtelijke overeenkomsten worden opgenomen, maar deze maatregelen mogen niet gaan over onderwerpen die al in het Bouwbesluit, de bouwverordening of een andere publiekrechtelijke regelingen staan of mogen worden geregeld. Gronduitgifte overeenkomsten Niet-ruimtelijk relevante veiligheidsmaatregelen zullen waar mogelijk geborgd worden door voorwaarden in overeenkomsten op te nemen, (maatregelen die niet al geregeld (kunnen) worden via het bouwbesluit, bouwverordening of een andere publieltrechtelijlte regeling). Stadsvisie Artikel 13.4van het Bevi biedt de mogelijkheid om als gemeente voor de verantwoording van het groepsrisico te verwijzen naar een gemeentelijk structuurplan waarin een samenhangende visie is opgenomen over de gewenste planologische ontwikkeling in relatie tot het voorkomen en bestrijden van rampen of zware ongevallen. Er is dus de mogelijkheid om externe veiligheid te borgen in een volgende stadsvisie.
VERVOLGACTIES
-
-
-
Bijwerken signaleringskaart bij wijzigingen Aanpassing aan veranderende wetgeving (Btev, regelgeving vanwege toekomstige coating van tanks) Het beleid verwerken in de bestemmingsplannen. Verankering externe veiligheid in toekomstige Stadsvisie (Artikel 13.4van het Bevi)
BIJLAGEN BIJLAGE 1 BEGRIPPEN E N AFKORTINGEN
1 % Letaliteitsafstand Afstand waarbij 1 % van de onbeschermd aanwezige personen komt te overlijden bij het optreden van een scenario. Bebouwingsafstand De afstand waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden.De bebouwingsafstand is vergelijkbaar met een PR 10-6 contour. Beperkt kwetsbaar objecten (volgens het Bevi): a. 1".verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en 2". dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder d, vallen; g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel m, onder c, vallen; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; BLEVE (warm) Een tankwagen wordt aangestraald waardoor de tank wordt verwarmd. Vervolgens bezwijkt de tankwandconstructie en ontstaat een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Door de aanwezigheid van vuur/ brand/ hitte zal de brandbare vloeistof ontsteken en een grote vuurbal met grote hittestraling tot gevolg hebben, met uitstraling naar de omgeving. Personen binnen de stralingscontouren worden hier circa 1 2 seconden aan blootgesteld. BLEVE (koud) Een koude BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) ontstaat door mechanische impact op een drukvat (gevuld met tot vloeistof verdicht gas). De drukgolf volgt gelijk op het incident. Een koude BLEVE kan gevolgd worden door een gaswolk ontbranding indien het een brandbaar gas betreft. Het scenario vindt aansluitend plaats.
Effect De effecten ten gevolge van: * explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling; brand; toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen. Effectafstand De effectafstand heeft betrekking op het gevolg van een explosie, brand of het vrijkomen van toxische stoffen en is gedefinieerd als de afstand vanaf de grens van de inrichting vanaf de transportroute of buisleiding tot waar: fN-curve Het groepsrisico wordt weergegeven als een curve in een grafiek met twee logaritmisch geschaalde assen, de zogenaamde fN-curve. Op de y-as wordt de cumulatieve frequentie f (per jaar) uitgezet en op de x-as het aantal te verwachten slachtoffers N. De curve geeft het verband tussen de omvang van de getroffen roep (N) en de kans ( f ) dat in één keer een groep van ten minste die omvang komt te overlijden. Gaswolkontbranding Een gaswolltontbranding wordt veroorzaakt door vertraagde ontsteking van ontsnapte brandbare gassen of verdampte brandbare vloeistoffenna mechanische impact of het falen van veiligheidsvoorzieningen. Gaswolkexplosie Een gaswolkexplosie volgt op het moment dat zich een explosief mengsel heeft gevormd van een brandbaar gas dat ontstoken wordt. Deze wordt veroorzaakt door het ontsteken van een explosief mengsel van gas na het ontsnappen van een gas na een incident (mechanische impact) bij opsluiting, het falen veiligheidsvoorzieningen of door overdruk. Een gaswolk explosie kan na enkele minuten na het incident plaatsvinden. Gemeentelijk structuurplan Gemeentelijk plan waarin een samenhangende visie is opgenomen over de gewenste planologische ontwikkeling van een breder gebied in relatie tot voorkoming of bestrijding van een ramp of zwaar ongeval (art. 13, lid 4 Bevi); voor de inhoud van een structuurplan zie art. 13, lid 1en 4 van het Bevi. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag risico's met zich meebrengen. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaalt de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaalt brandstoffen of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Grenswaarde "Harde norm" voor het niveau van het plaatsgebonden risico. Grenswaarden zijn genoemd in paragraaf 4 van het Bevi. GroepsRisico (GR) De kans per jaar dat ten minste 10,100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is (Bevi art 1, lid 1, onder k).
Voorbeeld groepsrisico Het groepsrisico kan niet op een kaart worden weergegeven, maar wel in een grafiek. Het groepsrisico wordt weergegeven in een curve waarin het aantal personen op de x-as is afgezet tegen de kans per jaar op (tegelijk) overlijden op de y-as.
Daarbij is de diagonale lijn de oriënterende waarde, het groen gebied 0,l maal de oriënterende waarde en geeft de groene stippellijn het groepsrisico voor een bepaalde risicovolle activiteit weer.
Invloedsgebied Gebied waarbinnen het groepsrisico moet worden bepaald en vervolgens verantwoord dient te worden door het bevoegd gezag. Inrichting Inrichting volgens de Wet milieubeheer. Kwetsbaar object (volgens het Bevi): a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld in onderdeel a, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1% ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 22. scholen, of 3%gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; gedeelte van c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot de dag aanwezig zijn, zoals: l?. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2per object, of 2%complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; Oriënterende waarde Waarde van het GroepsRisico voorgesteld door een lijn door de volgende punten: Voor inrichtingen: GR: 10-5 aantal slachtoffers 10 41
GR: 10-7 aantal slachtoffers 100 GR: 10-9 aantal slachtoffers 1.000 Voor transport: GR: 10-4 aantal slachtoffers 10 GR: 10-6 aantal slachtoffers 100 GR: 10-8 aantal slachtoffers 1.000
Plaatsgebonden Risico (PR) Risico op een plaats buiten een inrichting uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is (Bevi art 1, lid 1, onder p). Plasbrand Een plasbrand wordt veroorzaakt door de het ontbranden van gelekte brandbare vloeistof. De plasbrand kan direct na het incident ontstaan of in een later stadium. De aanwezigheid van ontstelcingsbronnen speelt hierbij een belangrijke rol. Oorzaak is een mechanische impact of het falen van veiligheidsvoorzieningen. Hitte, roetwollcen en vuurverschijnselen zijn kenmerkend voor een plasbrand. Richtwaarde "Zachte norm" voor het niveau van het plaatsgebonden risico; er kan gemotiveerd worden afgeweken van deze waarde. Richtwaarden zijn genoemd in paragraaf 4 van het Bevi. Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; routes en pijpleidingen waar gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Register risicosituaties gevaarlijke stoffen Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen. Risicokaart Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Scenario De wijze van vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een calamiteit. Toetsingsafstand De maximale afstand die bij de berekening van het Groepsrisico moet worden meegenomen. De toetsingsafstand is veelal vergelijkbaar met een PR 10-8 contour. Een toxisch scenario Scenario dat optreedt na mechanische impact, het falen van veiligheidsvoorzieningen, als gevolg van een brand of andere incidenten waarbij toxische stoffen vrijkomen of gevormd 42
worden. Bij toxische stoffen onder druk vindt een snelle verspreiding plaats vanwege de overdruk en turbulentie. Over het algemeen vindt verspreiding van toxische stoffen plaats door de wind en wordt de snelheid en het verspreidingsgebied hiervan bepaald door respectievelijk de windsnelheid en de windhoek.
BIJLAGE 2: E N K E L E H O O F D L I J N E N VAN RIJKS- E N P R O V I N C I A A L B E L E I D Hieronder is kort en in hoofdlijnen het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van externe veiligheid samengevat.
Rijksbeleid Voor externe veiligheid gelden een groot aantal wetten en regels. Belangrijk voor bedrijven zijn ondermeer het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Activiteitenbesluit, het Besluit LPG tankstations milieubeheer, het Besluit risico's zware ongevallen 1999 en het Vuurwerkbesluit. Met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen geldt de Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). Voor ondergrondse buisleidingen onder hoge druk geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Met betrekking tot de luchtvaart geldt de Wet luchtvaart. Bevi Op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen milieubeheer 2004 (Bevi) is het bevoegd gezag verplicht om bij besluiten in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en in het kader van de Wet milieubeheer rekening te houden met externe veiligheid. Binnen een bestaande plaatsgebonden risico-contour van 10-6(kans van 1op een miljoen dat iemand komt te overlijden) van een bedrijf mogen geen kwetsbare bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Anders om geldt ook dat er geen vergunning mag worden verleend aan een bedrijf als hierdoor bestaande kwetsbare bestemmingen binnen een plaatsgebonden risicocontour van een bedrijf komt te liggen. Voor het groepsrisico geldt er een verantwoording als er een toename is van het aantal personen wordt mogelijk gemaakt binnen het invloedsgebied van een bedrijf. cRNVGS Na analogie voor inrichtingen is voor transport de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (cRNVGS) opgesteld. In de circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het Bevi; dit geldt met name ook voor de wijze waarop met een toename van het groepsrisico wordt omgegaan bij vervoers-, omgevings- en R0 besluiten.
Bevb In het Besluit externe veiligheid Buisleidingen 2011 (Bevb) staan plaatsgebonden risicocontouren en groepsrisicoverantwoording gedefinieerd voor buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd onder hoge druk > 40 bar. Het Bevb gaat over aardgasleidingen, vloeibare brandstofleidingen en overige leidingen. Op grond van het Bevi en de cRNVGS zijn gemeenten verplicht om een expliciete en transparante afweging ("groepsrisicoverantwoording") te maken of bepaalde risico's maatschappelijk aanvaardbaar zijn of niet. Het aspect externe veiligheid brengt zodoende met zich mee dat afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding van groot belang is. Wet veiligheidsregio Naast deze wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid is ook de Wet veiligheidsregio van toepassing. Hierin wordt gesteld dat het college van burgemeester en wethouders onder andere belast is met de organisatie van de brandweerzorg en rampenbestrijding en crisisbeheersing. Tot de brandweerzorg behoort het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt en het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan brand. Zo beschikt het
gemeentebestuur bij de voorbereiding van een besluit over de noodzakelijke kennis en relevante feiten met betrekking tot de risico's en de benodigde hulpverleningsbehoefte in het geval van calamiteiten, waarmee zij een zorgvuldige belangenafweging kan maken als bedoeld in afdeling 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Toekomstige wetgeving, Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) In het Btev wordt de risiconormering van de nu inmiddels vastgestelde Circulaire overgenomen en hierop voortgeborduurd. In het Btev wordt ook de wettelijke grondslag opgenomen voor het in te voeren Landelijke Basisnet. Het Landelijk Basisnet beoogt een netwerk te zijn van hoofdinfrastructuur van spoor-, weg- en vaarwegverbindingen waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt toegestaan. Aan die transportassen worden gebruiksruimten en veiligheidszones gekoppeld. Volgens het concept Btev zijn provincies bevoegd om ook voor provinciale wegen veiligheidszones vast te stellen. Verder is voor de visie externe veiligheid rekening gehouden met het toekomstige Basisnet weg, spoor en water. Hierbij is het voornamelijk van belang hoe om te gaan met plasbrandaandachtsgebieden en gebieden waar dit niet aanwezig is, maar nog wel vervoer van brandbare vloeistoffen plaats vindt.
De belangrijkste algemene beleidsnota waarin het beleid voor externe veiligheid is beschreven, is het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4,2001). De belangrijkste nota's waarin het beleid concreter is beschreven zijn Omgaan met risico's (1989), het Kabinetsstandpunt Vuurwerkramp (2001) en Nuchter omgaan met risico's, beslissen met gevoel voor onzekerheden (2004).
Provinciaal beleid Op provinciaal niveau geldt het Beleidsplan externe veiligheid (2010). Doel is een veiliger in plaats van niet onveiliger (zoals voorheen het geval was) fysieke leefomgeving in Zuid-Holland. Deze ambitie kan worden gerealiseerd door, nog sterker dan nu, een omslag te maken naar ontwikkelingsplanologie, waarin externe veiligheid vanaf het begin van het planproces wordt meegenomen. Risicovolle bedrijven dienen bij verplaatsing en vestiging zoveel mogelijk gevestigd te worden op daartoe bestemde terreinen. Deze terreinen liggen aan het provinciedekkend basisnet externe veiligheid. Hierdoor worden de risico's die samenhangen met de verwerking en het transport van gevaarlijke stoffen in de provincie verminderd. Het beleid van de provincie Zuid-Holland beoogt daarnaast dat overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt voorkomen.
BITLAGE 3: KWETSBAARHEIDSZONEMODEL VRR Met kwetsbaarheidszonemodel van de VRR onderscheid vier zones: A, B, C en D,
Functies en maatregelen in de A-zone Buitensport, recreatievoorzieningen (zoals campings en jachthavens) en evenemententerreinen (voor bijvoorbeeld jaarmarkten en festivals) passen volgens het l~wetsbaarheidszonemodel nooit in A zone. Dit is de 100% letaliteitszone. Binnen deze zone ontwikkelt een ramp zich zo snel, dat 100 % van de mensen komt te overlijden. Ook vanwege de beperkte schuilmogelijkheden. Of een functie past binnen de A-zone hangt af van het type ongeval (gaswolk of explosie/brand) dat kan optreden door een ongeval bij een risicovol bedrijf of bij transport. Toxisch scenario (gaswolk) Een toxisch scenario is een ongeval waarbij een gaswolk ontsnapt. Doordat de ontsnapping van een gaswolk en de verspreiding over de omgeving heel snel kan plaatsvinden, is er meestal geen vluchtmogelijkheid. De enige redding is schuilen. De volgende functies passen daarom niet in de A-zone volgens de VRR: - buitensport; - recreatievoorzieningen (zoals campings en jachthavens); - evenemententerreinen (voor bijvoorbeeld jaarmarkten en festivals).
Hittestraling/overdrul~scenario(explosie/brand) Bij bedrijven en transport waarvoor geldt dat een explosie en brand het meest waarschijnlijk zijn, staat centraal of mensen kunnen vluchten. Dat betekent dat de volgende functie volgens de VRR niet thuishoren in de A-zones: - woonfunctie voor niet zelfredzame bewoners; - gevangenissen; - gezondheidszorgfuncties (aan bed gebonden en kliniek en verpleeg en verzorgingstehuizen). - Onderwijsfunctie < 12 jaar en speciaal onderwijs. Alle andere mogelijke functies (vermeld in het zonemodel bijlage 3) passen wel in de A-zone, zoals andere onderwijsfuncties, horeca, theaters en concertzalen en gebedshuizen, maar alleen indien er 'harde kwaliteitseisen' worden vastgesteld (risico '3'). Te denken valt dan aan maatregelen als een hittewerende gevel of hittewerende beglazing, of een zodanige indeling van een gebouw dat niet-zelfredzame personen niet aan de zijde van de risicobron zijn gesitueerd. Functies en maatregelen in B, C, en D-zones In de zones B, C en D die om de A-zone heen liggen, zijn alle functies volgens de VRR in principe aanvaardbaar, maar afhankelijk van het risiconiveau: - Harde kwaliteitseisen (nr. 3 in het zonemodel) - Gewenste maatregelen (uitschakelbare ventilatie, nooduitgangen van de risicobron afgekeerd) (nr. 2 zone model); - Aandachtsgebied (alarmering voor personen die zich buiten bevinden) (nr. 1zonemodel). De 'harde kwaliteitseisen' zijn volgens de VRR niet nodig voor de C- en D-zones, maar beperkt tot de B-zones voor de volgende functies: - woonfunctie voor niet zelfredzame bewoners; - kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang; - gevangenissen; - gezondheidszorgfuncties (aan bed gebonden en kliniek, verpleeg- en verzorgingstehuizen) 46
-
onderwijsfunctie voor basis- en/of speciaal onderwijs (jonger dan 1 2 jaar) (Lethaliteitsl nonen
Kwetsbare voorzieningen - Worstcase scenario (toxisch)
l
--
,-
I
Tabel 1.1
I(zeer) Kwetsbare voorzieningen - Worstcase scenario (hittestraling / overdruk)
Tabel 1.2
Overige voorzieningen + zeer kwetsbare - Meest waarschijnlijk scenario (hittestraling / overdruk)
Tabel 1.3
Tabel 1.4
n-
Tabel 1.5
In het Kwetsbaarheidzonemodel wordt gewerkt met een kleur- en cijfercodering. De betekenis van de kleur- en cijfercodering is als volgt.
Harde kwaliteitseisen 3 Dit type object zou in deze zone realiseerbaar zijn, indien aanvullende maatregelen getroffen worden voor het beperken van het aantal (dodelijke) slachtoffers. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een hittewerende- of blinde gevel, hittewerende beglazing en/of aanpassing van de functionele indeling van de voorziening (nietzelfredzame personen niet aan de zijde van de risicobron situeren). Gewenste maatregelen 3 Gelet op de gevolgen van het incident is het wenselijk aanvullende maatregelen te treffen zoals bijvoorbeeld het niet situeren van de nooduitgangen aan de zijde van de risicobron en/of een mechanische ventilatie die afschakelbaar is.
+
Aandachtsgebied Voor aanvullende maatregelen met betrekking tot de bescherming van personen die zich onbeschermd buiten bevinden kan gedacht worden aan maatregelen zoals het af laten gaan van de alarmering via de WAS palen. Hierbij kan gedacht worden aan incidenten die zorgen voor eerstegraads brandwonden, toxische schade (als gevolg van een toxisch gas) of verwondingen als gevolg van een overdrultscenario (explosie) met als gevolg verwondingen door glas- en scherfwerking. De harde kwaliteitseisen en wenselijke maatregelen voor het verbeteren van de eisen die in dit kader benoemd worden, zijn inrichtingseisen dan wel maatregelen. De bedoelde maatregelen verbeteren de zelfredzaamheid in het gebied of betreffen preventieve en preparatieve voorzieningen die de hulpvraag beperken. De Risico-inventarisatie van de DCMR Milieudienst Rijnmond, deelrapport I, en de Scenarioanalyse van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, deelrapport 11, maken integraal onderdeel uit van deze visie.
B I J L A G E 4: T O E L I C H T I N G G E B I E D S T Y P E N
Woongebieden Voor woongebieden is de ambitie om deze risicoluw te houden om burgers een zo veilig mogelijke woonomgeving te bieden. De gebieden worden gekenmerkt door woningbouw, onderwijs, gezondheidszorg, welzijn en maatschappelijk voorzieningen. Het is gewenst deze functies uit te breiden in dit gebiedstype. Nieuwe risicovolle bedrijven zijn ongewenst. Bestaande risicovolle inrichtingen mogen niet uitbreiden. Centrumgebied Voor het centrumgebied is de ambitie om zoveel mogelijk functiemenging te bewerkstellingen. Het gebied wordt gekenmerkt door cultuur, ontspanning, detailhandel en horeca. Het centrumgebied wordt gekenmerkt door een hoge bevolkingsdichtheid en ook relatief veel (beperkt) kwetsbare bestemmingen zoals theaters, filmhuizen, horeca, detailhandel etc. Nieuwe kwetsbare bestemmingen zijn gewenst en nieuwe risicovolle bedrijven zijn ongewenst. Bedrijven met een relatief laag extern veiligheidsrisico mogen zich op grond van deze visie wel vestigen in het centrum gebied mits ze lager zijn dan categorie 3.1 volgens de VNG. Bedrijventerrein I Bedrijventerreinen I is te onderscheiden in twee type gebieden met elk een eigen ambitie. Vijfsluizen en Kethelvaart, waarbij het accent ligt op de wat minder zwaardere industrie, en Schieveste waar het accent ligt op meer ltantoorachtige bedrijven zoals zakelijke dienstverlening. Ook een conferentieoord, muziekcentra, theater of detailhandel zou hier een passende functie kunnen zijn. Bedrijventerreinen I1 Bedrijventerreinen I1 is in een drietal typen gebieden te onderscheiden, ook elk met een eigen ambitie. Het eerste type gebied is Wilhelminahaven Noord, met in de toekomst het accent op stedelijk wonen en leisure. Het tweede type gebied is Wilhelminahaven zuid, met een accent op stedelijk werken en maritieme bedrijven. De bedrijventerreinen 's GravelandISpaanse Polder en Nieuw-Mathenesse worden tot hetzelfde type gebieden gerekend. In dit derde type gebied, gaat het accent liggen op het vervaardigen van machines en apparaten, handel en reparatie, groothandel, bouwnijverheid en chemische producten. Buitengebied Voor het buitengebied is de ambitie om sport, recreatie, land- en bosbouw en agrarische functies samen te lagen gaan. Dit gebied wordt gekenmerkt door lage bevolkingsdichtheid en een beperkte mate van kwetsbare bestemmingen. Nieuwe kwetsbare bestemmingen zijn gewenst maar in geringe mate (recreatie en sport) en nieuwe risicovolle bedrijven zijn ongewenst. Groengebieden Voor de groengebieden is de ambitie om te richten op groen en beperkte mate van recreatie, Het gebied wordt gekenmerkt door lage bevolkingsdichtheid en een beperkte mate van kwetsbare bestemmingen. Nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen zoals speeltuinen, zwembaden en sporthallen zijn gewenst. Nieuwe risicovolle bedrijven zijn ongewenst.
BIJLAGE 5: BELANGRIJKE RISICOBRONNEN BINNEN DE GEMEENTE SCHIEDAM
I BEVI inrichtingen I Total
I Type bedrijf I Adres I Benzineservicestation, LPG<1000 I 's-Gravelandseweg 395
m3 North Sea Group BV Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen tabel 1:BEVI inrichtingen in de gemeente Schiedam
RRGS inrichtingen Argos Servicestations B.V.
Autocentrum Nooteboom B.V.
Berendsen Textiel Service B.V. Rubaflex BV Damen Shiprepair Rotterdam B.V. Gusto Auto Club HSM Steel Structures Koninklijke De Kuyper BV Koninklijke Distilleerderij M. Dirkzwager B.V. De heer Van Loenen M. Polderman B.V. Nolet Jeneverstokerij BV. 0-1 Manufacturing Netherlands B .V. Oliehandel Kerkhof B.V.
Shell Station Schiedam
7 Door
Admiraal de Ruyterstraat 33
Type bedrijf Benzineservicestations zonder LPG Handel in en reparatie van bedrijfsauto's (geen import van nieuwe) Wasserijen en linnenverhuur Groothandel in rubber en overige chemische producten Productie en verwerking van metalen Benzine service station zonder LPG Productie en verwerking van metalen Distilleerderijen en lilteurstolcerijen Distilleerderijen en likeurstokerijen Oplagen: butaan, propaan, LPG (in tanks) Benzineservicestations zonder LPG Distilleerderijen en likeurstolcerijen Procesindustrie
Adres Horvathweg 50
Groothandel in vloeibare en gasvormige brandstoffen, opslag propaan in tanks Benzineservicestations zonder LPG
Ringerspad 5
Zwaluwlaan 84
's-Gravelandseweg 250 Daniel Pichotstraat 3 Adm. de Ruyterstraat 24 Maasdijk 1 Westfranlcelandsedijk 9 Buitenhavenweg 98 Noordvest 237 Woudweg 22 Laan van Bol'es 2 Hoofdstraat 14 Buitenhavenweg 114
Vlaardingerdijk 363
aanstaande afbouw en verhuizing van productie naar een locatie buiten Schiedam, zal deze locatie op termijn uit het RRGS verdwijnen.
I
Shellstation Kalfsbeek Uto Nederland BV
Veehoudersbedrijf A. Roodenburg C.V. Wilton Fijenoord Autoclub
I
Benzineservicestations zonder LPG Distilleerderijen en likeurstokerijen Fokken en houden van rundvee
Benzine service stations zonder LPG Tango I Benzineservicestations zonder LPG Dijktank BV Benzineservicestation zonder I LPG Tabel 2 RRGS inrichtingen in de gemeente Schiedam
Nieuwe Haven 223 Zijlstraat 2 Toekomstige lokatie: Buitenhavenweg ong. Woudweg 24 Admiraal de Ruyterstraat 22
I Nieuwe Damlaan 9 Scholtenstraat 1 3
De risicovolle bedrijven buiten de gemeente Schiedam maar met een invloedsgebied over Schiedam, staan niet in bovenstaande tabel. Deze zijn wel onderdeel van de uitgevoerde risicoinventarisatie en staan weergegeven op signaleringskaart I.
I
BIJLAGE 6: VERANKERING EXTERNE VEILIGHEID IN DE REGELS VAN H E T BESTEMMINGSPLAN Toelichting In de toelichting worden de risicobronnen (puntbronnen) benoemd die aanwezig zijn in het plangebied en de bronnen die buiten het plangebied liggen maar daar wel invloed op hebben. Er wordt niet alleen ingegaan op de externe veiligheidsaspecten van de inrichtingen die onder het Bevi of het BRZO vallen, maar ook op de inrichtingen die daar niet onder vallen maar wel relevant voor de externe veiligheid kunnen zijn, zoals distilleerderijen. Wat betreft vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg gaan wordt in de toelichting ingegaan op het invloedgebied, plasbrandaandachtsgebied en de onderzoekszone van 200 meter aan weerzijde van de weg. Bij voorkeur wordt dit voorzien van een visuele weergave van de verschillende zones. - Het invloedsgebied is gelijk aan het gebied waarbinnen bij een incident met een gevaarlijlte stof 1% van de nog aanwezige personen komt te overlijden; - Het plasbrandaandachtgebied betreft het gebied waar brandgevaar aanwezig is als gevolg van een ontstane plas van vloeistoffen als gevolg van lekkage of een ongeval van een vrachtwagen. Deze zone is gelegen op 30 meter uit de rand van de rijweg. Bij het bouwen in deze gebieden zijn extra brandveiligheidsmaatregelen aan het gebouw vereist zijn, zoals hittebestendig glas; - Het 200 meter gebied (aan weerzijden van de weg) is van belang indien men binnen dit gebied nieuwe kwetsbare objecten wil realiseren. Voor het realiseren van deze objecten dient een groepsrisicoverantwoording plaats te vinden. In de toelichting wordt voor wat betreft het vervoer van gevaarlijk stoffen over de Nieuwe Maas verwezen naar het wettelijk kader van de provincie (verordening Ruimte). Het provinciaal beleid gaat uit van een bebouwingsvrije zone van 40 meter en een verantwoordingszone van 65 meter. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door ondergrondse buisleidingen onder hoge druk wordt ingegaan op het wettelijk kader, de ligging van de leidingen binnen het gebied, of die van invloed zijn op het plangebied en de stoffen die worden vervoerd. Het invloedsgebied van de leidingen wordt benoemd en op welke wijze dit van invloed is op het bebouwen en gebruik van deze gronden. Ook voor wat betreft de risico's als gevolg van het neerstorten van een vliegtuig wordt verwezen naar het wettelijk kader. Indien er buiten de 10-6 contour, maar binnen de 10-7 of 8-8 lwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd, dan maken we hiervoor een groepsrisicoverantwoording of verwijzen we naar de Visie Externe Veiligheid.
Verbeelding Op de verbeelding wordt de plaatsgebonden risicocontour van 10-6weergeven. Daarnaast wordt het invloedsgebied van een risicobron middels een aanduidingzone aangegeven op de verbeelding. Hiermee is in één oogopslag duidelijk voor welke locaties externe veiligheid een belemmering of in ieder geval een aandachtspunt is. De wijze waarop externe veiligheid dient te worden beoordeeld in deze gebieden volgt uit de regels. Op de verbeelding kunnen middels een aanduiding (beperkt) lwetsbare objecten of Bevi- en andere risicovolle inrichtingen worden uitgesloten. Hoewel mogelijk zal dit veelal via uitsluitingbepalingen in de planregels gebeuren. 52
Waar nodig kan door het scheiden van verschillende functies op de verbeelding worden voorkomen dat kwetsbare objecten en risicovolle inrichtingen een belemmering voor elkaar vormen.
Regels In de regels kan men een nadere eis of een wijzigingsbevoegdheid opnemen. Aanduidingregels maar ook de begrippen en de bestemmingsomschrijving dienen duidelijk te zijn.
Begrippen In de regels wordt voor wat betreft de begrippen zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de begrippen uit het Bevi, Bevb (en in de toekomst Btev). Dit betreft in ieder geval de begrippen risicovolle inrichting, kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object. Bes temmingsomschrijving De bestemmingsomschrijving geeft aan welke vormen van gebruik al dan niet zijn toegelaten binnen een bepaalde bestemming. In de omschrijving, specifiek voor die bestemmingen waar bedrijven toegelaten kunnen zijn, wordt de vestiging van Bevi-inrichtingen en risicovolle inrichtingen in beginsel uitgesloten tenzij de vestiging van een dergelijke inrichting uit het oogpunt van externe veiligheid toegelaten is. Indien een bestemmingsomschrijving de vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten toelaat worden de regels zo geformuleerd dat deze niet nabij een risicobron zijn toegelaten. Specifieke aandacht verdienen 'brede' bestemmingen zoals maatschappelijk waarbinnen zowel kwetsbare als niet-kwetsbare objecten mogelijk zijn. Kwetsbare objecten worden in deze gevallen expliciet uitgesloten. Ook van belang hierbij zijn functies die in beginsel beperkt kwetsbaar zijn, maar ltunnen doorgroeien naar een kwetsbare functie, zoals een kantoor kleiner of groter dan 1500 m2.
Nadere eis Door het stellen van nadere eisen kunnen de adviezen en voorstellen van de brandweer, die veelal niet ruimtelijk relevant zijn, onderdeel worden gemaakt van het bestemmingsplan. Het betreft nadere eisen in het kader van bereikbaarheid, constructieve veiligheid, brand- en explosiebestendigheid en de situering van vluchtwegen. De verantwoording voor het stellen van deze nadere eisen dient plaats te vinden in de planregel. Hoewel mogelijk zal in de praktijk het gebruik van een aanduiding met betrekking tot externe veiligheid de voorkeur hebben boven het stellen van nadere eisen. Wijzigingsbevoegdheid Het bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maaltt om in geval van een beperking van de risicocontour door aanpassing van veiligheidssituatie (nieuwe maatregelen, nieuwe technische inzichten, verandering van rekenmodellen of wetgeving), de risicocontouren op de verbeelding middels een eenvoudige procedure aan te passen. Aanduidingregels De invloedgebieden van de verschillende risicobronnen worden op de verbeelding middels een aanduiding aangegeven. Voor de gebieden binnen deze aanduidingzones geldt vanuit het oogpunt van externe veiligheid een bouwverbod. Van dit bouwverbod kan worden afgeweken onder voorwaarde dat het groepsrisico niet toeneemt, dan wel dat de toename wordt verantwoord. Aan de afwijking van het bestemmingsplan, welke is vereist voor het opheffen van het bouwverbod, ltunnen nadere voorwaarden worden verbonden uit het oogpunt van externe veiligheid.
Voorbeelden van aanduidingregels
Bevi-in rich tingen a) Binnen de 'veiligheidszone - bevi' is de bouw of uitbreiding van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegelaten. b) Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' samenvalt. c) Afwijken is slechts mogelijk indien het groepsrisico wordt verantwoord én vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. d) Aan de afwijking als bedoeld onder b kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid, ter waarborging van de zelfredzaamheid van personen en het bestrijden van de gevolgen van een calamiteit, voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen in ieder geval, doch niet uitsluitend, betrekking hebben op: 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels; 2. de brand- en rookontwikkeling van materialen; 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels; 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen; 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas enlof beglazing; 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten; 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden; 8. de ontruimingstijd van bouwwerken. e) Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' in verband met het beëindigen van het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeven van de ter plekke aanwezige inrichting welke valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Transportroutes en buisleidingen a) Binnen de 'veiligheidszone - transport' is de bouw of uitbreiding van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegelaten. b) Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'veiligheidszone transport' samenvalt. c) Afwijken is slechts mogelijk indien het groepsrisico wordt verantwoord én vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. d) Aan de afwijking als bedoeld onder b kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid, ter waarborging van de zelfredzaamheid van personen en het bestrijden van de gevolgen van een calamiteit, voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen in ieder geval, doch niet uitsluitend, betrekking hebben op: 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels; 2. de brand- en roolcontwikkeling van materialen; 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels; 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen; 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas en/of beglazing; 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten; 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
8. de ontruimingstijd van bouwwerken. e) Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - transport' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.
LPG-vulpunten a) Binnen de 'Veiligheidszone - LPG' is de bouw of uitbreiding van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegelaten. b) Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verplaatsen of verkleinen van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt enlof het verkleinen van de LPG-doorzet, mits het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden niet verslechtert. c) Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - LPG' in verband met het beëindigen van het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeven van een LPG-installatie.
Veiligheidszone - vervoergevaarlijke stoffen (Nieuwe Maas) a) Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijk stoffen A' en de 'Veiligheidszone vervoer gevaarlijk stoffen B' is de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten. b) Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijk stoffen B', mits: 1. het gebouwen betreft met een groot maatschappelijk of economisch belang; 2. de gebouwen toegelaten zijn op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijk stoffen B' samenvalt, en; 3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. c) Aan de afwijking als bedoeld onder b kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid, ter waarborging van de zelfredzaamheid van personen en het bestrijden van de gevolgen van een calamiteit, voorwaarden worden verbonden. Deze voorwaarden kunnen in ieder geval, doch niet uitsluitend, betrekking hebben op: 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels; 2. de brand- en rookontwilkeling van materialen; 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels; 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen; 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas enlof beglazing; 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten; 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden; 8. de ontruimingstijd van bouwwerken. d) Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.
Hieronder staat een overzicht van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en de mogelijke bestemmingen waarin deze kunnen voorkomen. Indien je wilt voorkomen dat de bestemming kwetsbaar wordt dan de eerste kolom uitsluiten bij de bestemming. Indien dit niet nodig is dan alleen de bestemming uit de tweede kolom opnemen.
Bevi Kwetsbaar object Woningen Ziekenhuizen, verpleeginrichtingen, zorginstellingen Onderwijsinstellingen Dagopvang minderjarigen Kantoorgebouw bvo > 1500 m2 Hotel gebouw bvo> 150 Winkelcomplexen > 5 winkels en bvo > 2000 m2 Kamperen Recreatieterrein verblijf > 50 personen meerdere dagen Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot deel van de dag aanwezig zijn
Bestemming Woondoeleinden Medische doeleinden
Bevi beperkt kwetsbaar object Verspreid liggende woningen derden, maximaal 2 woningen per hectare Dienst en bedrijfswoningen van derden Kantoorgebouwen bvo 1500 m2 Hotel restaurant bvo c 1500 Overige winkels Sporthallen Zwembaden Speeltuinen Sport, kampeer en recreatieterreinen Overige bedrijfsgebouwen Overige gebouwen waar mensen gedurende langere tijd verblijven Objecten met hoge infrastructurele waarden die wegens de aard van de gevaarlijke stof bescherming verdienen.
Bestemming Buitengebied
Onderwijs doeleinden Maatschappelijke doeleinden Kantoor Horeca Detailhandel Recreatie Recreatie Congrescentra, evenementenhallen
Bedrijven Kantoor Horeca Detailhandel Sport Recreatie Verblijfgebied Recreatie Werkgebied
BIJLAGE 7: SAMENSTELLING P R O J E C T G R O E P
Deze visie is opgesteld tussen oktober 2010 en juli 2011 door onderstaande projectgroep.
I Organisatie
I I I
Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam Gem. Schiedam
I Naam
I Bart van Geleuken I Nicolien Wolf
I Rol I Projectleider
I Beleidsadviseur milieu
I Saskia van Walwijk I Senior Planoloog I Roelof Geiiteman I Bas Hovens I Resie Beulen / Arie Pieter Vos
I Coördinator stedenbouw I Turidisch adviseur I Beleidsadviseur Milieu en Wonen I Accountmanager Economische Zaken "
Jan Hofstra Marco Caris
Verkeerskundige Senior beleidsadviseur openbare orde en veiligheid/crisismanager Sjaak Edelschaap Senior inspecteur Vergunningverlening Gem. Schiedam Bas Buitendijk VRR Beleidsmedewerker Risicobeheersing Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond DCMR Frank van der Lans Expertisecentrum DCMR Milieudienst Riinmond DCMR I Ester van Aalst I Expertisecentrum DCMR Milieudienst 1 Rijnmond De inhoud van deze visie is afgestemd met de projectleiders van de volgende projecten:
I
Schieveste, A4, Bedrijventerreinen: Nieuw-Mathenesse, 's Graveland/Spaanse Polder en Wilhelminahaven.
BIJLAGE 8: W E R K W I J Z E VISIE E N RISICO-INVENTARISATIE Het doorlopen traject voor deze visie is samengevat als volgt: 1. Risico-inventarisatie DCMR heeft een risico-inventarisatie gemaakt van de bestaande situatie (eind 2010). Risicobronnen zijn risicovolle bedrijven vermeld in het risicoregister RRGS (Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen), transportroutes voor gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water en door ondergrondse buisleidingen onder hoge druk. Zowel risicobronnen binnen de gemeente Schiedam als daarbuiten (voor zover relevant voor Schiedam) zijn in de inventarisatie betrokken. Daarna is voor alle bronnen het plaatsgebonden risico bepaald, getoetst aan de omgeving en op kaartmateriaal aangegeven.vervolgens is voor alle bronnen (Bevi-bedrijven en distilleerderijen) de omvang van het groepsrisico bepaald voor de situatie in 2010,Tenslotte is ook naar de toekomst gekeken. Nagegaan is wat de gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen zijn voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarvoor zijn globaal nieuwbouwplannen tot en met het jaar 2020 op stadsdeelniveau doorgerekend. 2. Scenario-analyse De veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond heeft de rampenbestrijding en zelfredzaamheid bestudeerd. Ze heeft onderzoek gedaan naar de rampenvoorbereiding en zelfredzaamheid van de personen binnen het invloedsgebied van de risicobronnen. Vervolgens heeft ze deze uitgewerkt en adviezen gegeven. 3. Voorstellen ambities De projectgroep visie externe veiligheid heeft vervolgens ambities geformuleerd, waarbij is aangegeven op welke wijze ze deze ambities wil verwezenlijken.
4. Vaststellen visie Het bestuur (college en raad) stelt de visie vast als onderdeel van het integrale beleidsplan veiligheid.
Werkwijze risico-inventarisatie DCMR Huidige situatie Voor de berekening van de risico's is gebruik gemaakt van gegevens uit de milieuvergunningen van bedrijven en van gegevens en studies van onder meer het ministerie van Verkeer en Waterstaat van de transportroutes gevaarlijke stoffen. In totaal zijn ruim dertig Bevi en RRGSbedrijven relevant voor Schiedam. Bevi-bedrijven staan in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en kennen de hoogste risico's. Van deze Bevi-bedrijven zijn er twee in Schiedam (North Sea Group BV in de Wilhelminahaven en Total Selfservice, een LPG tankstation, aan de 'sGravelandseweg) en acht buiten Schiedam met een veiligheidsrisico voor Schiedam. Het RRGS is een landelijk register waarin alle bedrijven staan die giftige, brandbare, explosieve en nucleaire stoffen8 verwerken of opslaan. Ook staan hierin de transportroutes en de ondergrondse buisleidingen. Het register gaat alleen over risico's van zware ongevallen waarbij grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen plotseling vrij kunnen komen. Aan de hand van deze informatie is voor tien Bevi-bedrijven en voor de vier distilleerderijen in Schiedam het plaatsgebonden risico bepaald, getoetst aan de omgeving en op kaart aangegeven.
In Schiedam is dit niet aan de orde. Het gaat hier om bijv. lcerncentrales.
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour is een wettelijk verplichte grenswaarde, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen voorkomen. Voor de transportassen (weg, water en ondergrondse buisleiding) is geïnventariseerd welke stoffen en de hoeveelheden hier over worden vervoerd met de invloedsgebieden die deze veroorzaken. Ook het invloedsgebied als gevolg van Rotterdam The HagueAirport is geïnventariseerd. Met behulp van gegevens uit de bevolkingsadministratie van Schiedam en de populator is de omvang van het groepsrisico voor de huidige situatie (2010) bepaald. Toekomstige situatie Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen op diverse manieren gevolgen hebben voor externe veiligheid. Enerzijds kan er sprake zijn van een toename van risico's doordat er risicobronnen bijkomen of de risico's van al aanwezige bronnen toenemen. Een voorbeeld is vestiging of uitbreiding van een bedrijf waar gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Anderzijds kunnen risico's groter worden doordat het aantal mensen dat woont, werkt of verblijft nabij risicobronnen toeneemt. Verdichting in stedelijk gebied door toevoeging van woningen, bedrijven of voorzieningen in de zones met externe veiligheidsrisico's (invloedsgebieden) leidt op die manier tot een hoger groepsrisico. Op dezelfde manier kunnen risico's uiteraard ook kleiner worden. Om een beeld te krijgen van de mogelijke toename van risico's in Schiedam door ontwikkelingen binnen de gemeente, zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend, rekening houdend met mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Daarvoor is het jaar 2020 als referentie gekozen. Voor dat jaar is aan de hand van prognoses van het aantal dan in Schiedam wonende en werkende mensen berekend, wat de consequenties zijn voor de externe veiligheidsrisico's. De prognoses voor het jaar 2020 zijn gebaseerd op gesprekken met medewerkers op het gebied van 'wonen' en 'bedrijventerreinen'. Daarvoor zijn voorgenomen woningbouwplannen op stadsdeelniveau (10 gebieden) tot 2020 doorgerekend. Daarnaast is een inschatting gemaakt van de toename van het aantal werkenden op bedrijventerreinen. De getallen zijn indicatief en hebben slechts als doel om een beeld te krijgen van de gevolgen van mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen voor externe veiligheidsrisico's in Schiedam.