Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Hoofdstuk 9 Investeringsbeslissingen 9.5
Beleggingsmaatschappij X Beleggingsmaatschappij X moet kiezen tussen de investeringsprojecten A en B. Project A vergt een investering van €1,5 mln en zal gedurende vijf jaar een jaarlijks nettokasoverschot (na belasting) van €450.000 opleveren. De investeringsuitgave voor project B is €1,2 mln. Dit project geeft de eerste twee jaar een nettokasstroom na belasting van €500.000 per jaar en vervolgens drie jaar lang €250.000 per jaar. Voor beide projecten geldt dat de investeringsuitgave aan het begin van het eerste jaar gedaan moet worden en dat de kasstromen geacht worden steeds aan het eind van elk jaar te worden ontvangen. a
Bereken voor project A de interne rentevoet, naar beneden afgerond op een geheel percentage.
b
Bepaal voor beide projecten de netto contante waarde bij een (minimale) rendementseis van 8%.
c
Zijn beide projecten acceptabel op basis van de netto contante waarde? Motiveer uw antwoord.
d
Indien de netto contante waarde zonder meer bepalend is voor de keuze tussen de projecten A en B, welke veronderstellingen worden er dan (impliciet) gemaakt? Stel dat het verschil tussen de investeringsbedragen van beide projecten gedurende de periode van vijf jaar belegd kan worden tegen p% per jaar.
e
9.6
Bereken, naar beneden afgerond op een half procent, het percentage (p) waarbij er op basis van de netto contante waarde geen voorkeur meer bestaat tussen de twee projecten. Beleggingsmaatschappij Y Beleggingsmaatschappij Y beschikt over een perceel grond in het centrum van stad Z. Overwogen wordt op deze grond een van de volgende projecten uit te voeren: • project C: bouw en verhuur van een kantorencomplex; • project D: bouw van luxe appartementen, waarvan er 100 bestemd zijn voor verkoop en de overige voor verhuur. Project C betekent een investering van €25 mln. De levensduur van het complex wordt geschat op 40 jaar, waarna de restwaarde nog €5 mln zal zijn. De afschrijvingen worden berekend volgens een vast percentage van
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 1
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
de aanschafprijs. De jaarlijkse ontvangsten uit verhuur worden begroot op €6 mln. De kosten van onderhoud worden geraamd op €500.000 per jaar. Project D vergt een investering van €40 mln, waarvan €20 mln voor de bouw van koopwoningen en €20 mln voor de huurwoningen. Verwacht mag worden dat na één jaar 40 koopwoningen zijn verkocht, na twee jaar nog eens 30 en na drie jaar de rest. De verkoopprijs van een woning bedraagt €300.000. De totale opbrengst van de huurwoningen wordt op €4,8 mln per jaar geschat. Na 30 jaar worden deze huurwoningen ook verkocht. De geschatte opbrengst is dan €14 mln. De exploitatiekosten van de huurwoningen bedragen €200.000 per jaar. Ook hier wordt met een vast percentage van de aanschafprijs afgeschreven. Voor beide projecten wordt een vermogenskostenvoet van 10% gehanteerd. Tegen dit percentage kan onbeperkt vermogen worden aangetrokken. De alternatieve opbrengst van vermogen is eveneens 10%. De belastingvoet wordt op 30% gesteld. Aangenomen moet worden dat alle ontvangsten en uitgaven aan het einde van elk jaar vervallen.
9.7
a
Bereken de jaarlijkse cashflows na belastingen voor beide projecten.
b
Welk project heeft de voorkeur op basis van het criterium van de terugverdientijd?
c
Bereken de netto contante waarde van beide projecten.
d
Welke twee bezwaren kunt u in dit verband aanvoeren tegen de keuze van een project als wordt gestreefd naar maximalisatie van de netto contante waarde? Cricktop BV In de onderneming Cricktop BV hebben de managers Aalders en Balema onafhankelijk van elkaar een investeringsproject ontwikkeld: respectievelijk de projecten A en B. Elk van de projecten zal aan het begin van het eerste loopjaar een investering vergen van €3.200.000. De projecten zullen naar de verwachtingen van beide managers de volgende cashflows opleveren: Jaar 1 2 3 4
Project A € 2.000.000 € 1.500.000 € 900.000 € 400.000
Project B € 700.000 € 800.000 € 1.800.000 € 2.000.000
De restwaarde van project A aan het einde van het vierde jaar is nihil. Project B heeft aan het eind van het vierde jaar een restwaarde van €300.000. Dit bedrag is begrepen in het in de tabel bij jaar 4 vermelde bedrag.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 2
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Voor de beantwoording van de vragen a en b geldt de veronderstelling dat de cashflows regelmatig gespreid in de betreffende jaren worden ontvangen. a
Bereken de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit van elk van de beide projecten.
b
Bereken de terugverdienperiode van elk van de beide projecten, uitgedrukt in maanden. Een halve maand of meer wordt daarbij naar boven afgerond op een geheel aantal maanden. Voor de beantwoording van de volgende vragen geldt de veronderstelling dat de cashflows steeds aan het eind van een jaar worden ontvangen. Het ging Cricktop een aantal jaren niet voor de wind en daarom zijn veelbelovende projecten als die van Aalders en Balema meer dan welkom. Er moet echter gekozen worden, want het maximaal beschikbare vermogen bedraagt €4,7 mln. Bij deze onderneming is het gebruikelijk dat de netto contante waarde (NCW) de doorslag geeft, en wel op basis van de rentabiliteit die de onderneming als geheel gewoonlijk behaalt. Op het moment dat de beslissing genomen moet worden is dat 8% en de lopende activiteiten beloven ook niet meer dan deze 8%. Balema stelt dan ook voor te beslissen op basis van de NCW bij een disconteringsvoet van 8%. De uitkomsten luiden: project A: € 946.321 project B: € 1.032.977 Aalders is het met deze gang van zaken niet eens. Hij voert aan dat enkele van de belangrijkste concurrenten een rentabiliteit halen van18% of meer. ‘Met 8% spiegelen we ons veel te zacht’, is zijn mening. Zijn voorstel luidt: beslissen op basis van de NCW bij een disconteringsvoet van 18%.
c
Bereken voor elk van beide projecten de NCW bij een disconteringsvoet van 18%. De uitkomst is een verrassing voor manager Balema en hij vraagt zich af hoe een en ander mogelijk is.
d
Verklaar hoe het komt dat de verhoging van de disconteringsvoet van 8% naar 18% ertoe leidt dat de hoogste NCW niet meer ligt bij project B, maar bij project A. De directie besluit ten slotte project A uit te voeren en verzoekt de beide managers aanvullende nieuwe projecten in te dienen om het resterende bedrag van €1,5 mln rendabel te maken. Zij deelt mee dat eventuele projecten nu zullen worden beoordeeld op basis van de NCW bij een disconteringsvoet van 12%.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 3
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Na enige tijd is het de beide heren inderdaad gelukt plannen uit te werken. Beiden hebben een project met een looptijd van vijf jaar ontwikkeld. Balema’s project heeft een NCW (bij een disconteringsvoet van 12%) van €280.000. Hem komt echter ter ore dat zijn rivaal een project heeft met een NCW (ook tegen 12%) van €290.000. Hij wil nu weten met welk bedrag hij zijn vijfde cashflow moet zien te verhogen om bij dezelfde disconteringsvoet een NCW te verkrijgen die 10% hoger is dan die van Aalders. e
Bereken de benodigde verhoging van de vijfde, tevens laatste cashflow van Balema’s project. Veronderstel voor de beantwoording van vraag f dat de looptijden van de genoemde projecten niet gelijk zijn. De NCW-methode heeft als nadeel dat zij discrimineert ten gunste van projecten met een langere looptijd. Er bestaan twee methoden die dat nadeel kunnen ondervangen.
f
9.8
Geef een beknopte, maar op essentiële punten duidelijke omschrijving van deze methoden. Verklaar waarom deze methoden in dit geval ficties zijn. Postboon BV Het postorderbedrijf Postboon BV overweegt de aanschaffing van een geautomatiseerd magazijnafhandelingssysteem (AMAS). Dit nieuwe systeem zal naar verwachting leiden tot een daling van de kasuitgaven. De besparingen zijn een gevolg van een vermindering van de arbeidskosten, een vermindering van de schade aan de producten en een geringere behoefte aan magazijnruimte. De jaarlijkse besparing (dat is de brutokasstroom) bedraagt €5,5 mln. De exploitatie-uitgaven van het nieuwe AMAS-project (bediening, energie, onderhoud en dergelijke) bedragen jaarlijks €1,5 mln. De besparing van het AMAS-project is derhalve €4 mln per jaar. Het AMAS-project vergt een investeringsuitgave van €13 mln aan het begin van het eerste jaar en heeft een verwachte looptijd van vijf jaar. De restwaarde is nihil. Voor de beoordeling van investeringsprojecten hanteert Postboon een gewenste rentabiliteit van minimaal 12% (samengestelde intrest op jaarbasis, ook over delen van jaren). De jaarlijkse kasstromen worden geacht op een vaste datum te vallen. Bij de vragen a en b moet geen rekening worden gehouden met de invloed van de vennootschapsbelasting.
a
Bereken de netto contante waarde van het AMAS-project aannemende dat de kasstromen: 1 aan het einde van elk jaar vallen; 2 halverwege elk jaar vallen. Voor de vragen b en c geldt dat de jaarlijkse kasstromen aan het einde van elk jaar vallen.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 4
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
b
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Onderzoek of de interne rentabiliteit op grond van samengestelde intrest op jaarbasis kleiner dan, gelijk aan of groter dan 16% is. Bij de berekening van de winstgevendheid moet in vraag c ook rekening worden gehouden met een tarief voor de vennootschapsbelasting van 35%. Postboon schrijft dit project fiscaal in vijf jaar tot nihil af met een vast percentage van de aanschafprijs. Neem aan dat het effect van de belastingheffing op de jaarlijkse kasstromen steeds valt in het jaar waarop de belasting betrekking heeft, eveneens aan het einde van dat jaar. Voor de berekening dient u uit te gaan van 12% samengestelde intrest op jaarbasis.
c
9.9
Bereken de netto contante waarde van het AMAS-project rekening houdend met de vennootschapsbelasting. Toppershaven BV De leiding van de onderneming Toppershaven BV vindt de rentabiliteit van haar normale activiteiten, zijnde 8%, wat mager. Zij is op zoek naar meer belovende mogelijkheden. Er is een bedrag van €950.000 beschikbaar. Overwogen wordt dit te investeren in ofwel project A, ofwel in project B. De uit een project vrijkomende middelen kunnen met een rentabiliteit van 8% onbeperkt en voor elke periode worden aangewend voor uitbreiding van de normale activiteiten. Van project A wordt verwacht dat het gedurende vier jaar kan worden geëxploiteerd en dat in die jaren achtereenvolgens de volgende nettoontvangsten zullen binnenkomen: Jaar 1 2 3 4
Bedrag €320.000 €380.000 €510.000 €308.000
Aan het einde van het vierde jaar wordt bovendien een netto residuontvangst van €80.000 verwacht. Project B is van geheel andere aard. Het heeft een looptijd van twee jaar, aan het einde waarvan één enkele netto-ontvangst wordt verwacht, ter grootte van €1.500.000. Veronderstel met betrekking tot de vragen a tot en met d dat de nettoontvangsten (cashflows) van project A regelmatig gespreid over het desbetreffende jaar binnenkomen. a
Bereken de gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit van project A, op één decimaal nauwkeurig.
b
Bereken de terugverdientijd van project A.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 5
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
c
Noem twee bezwaren tegen het gebruik van de terugverdientijd.
d
Onder welke omstandigheden kan de terugverdientijd niettemin een bruikbaar instrument zijn bij investeringsselectie? Veronderstel met betrekking tot de volgende vragen dat de cashflows uitsluitend aan het einde van de desbetreffende jaren binnenkomen.
e
Toon aan dat de interne rentabiliteit van project A, behoudens een afrondingsverschil, gelijk is aan 23,27%.
f
Noem het belangrijkste bezwaar dat in dit geval pleit tegen het intern rendement als indicatie van de rentabiliteit van project A.
g
Bereken de netto contante waarde van de beide projecten, tegen de disconteringsvoet van 8%.
h
Welk bezwaar geldt in dit geval tegen het nemen van de keuzebeslissing op basis van de netto contante waarde? Inmiddels is bekend geworden dat project B twee keer achtereen uitgevoerd kan worden: de eerste keer op Markt I, de tweede keer op Markt II, met dien verstande dat de netto-ontvangst op Markt II uitkomt op een bedrag van €1.120.000.
i
9.10
Bereken op basis van de NCW-methode, wederom tegen 8%, welke van de drie volgende mogelijkheden de voorkeur heeft: 1 uitvoering van project A; 2 uitvoering van project B, achtereenvolgens op Markt I en op Markt II; 3 uitvoering van project B op Markt I en daarna aanwending van het investeringsbedrag voor uitbreiding van de normale activiteiten gedurende twee jaar. Cross BV De onderneming Cross BV vervaardigt verpakkingsmateriaal van (afbreekbaar) kunststof. Tot nu toe wordt hiervoor nog een conventionele spuitgietmachine gebruikt. De directie van de onderneming overweegt het productieproces verder te automatiseren door per 1 januari aanstaande voor €5 mln een robot aan te schaffen. De economische gebruiksduur van deze robot wordt op vier jaar geschat, de restwaarde zal daarna nihil zijn. De huidige machine zal per 1 januari aanstaande een boekwaarde van €600.000 hebben. De resterende gebruiksduur wordt per die datum op nog vier jaar geschat, waarna ook deze machine geen restwaarde zal hebben. Deze machine wordt lineair afgeschreven. Als Cross besluit de robot aan te schaffen, zal hierop ook met een vast percentage van de aanschafprijs worden afgeschreven. De nu in gebruik zijnde machine zal dan per 1 januari aanstaande voor €500.000 kunnen worden verkocht; dit bedrag zal per die datum ook onmiddellijk worden
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 6
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
ontvangen. Het aanschaffen van de robot heeft jaarlijks een besparing van €1,5 mln tot gevolg, aangezien dan minder werknemers noodzakelijk zijn. Verondersteld wordt dat met de huidige machine en de robot jaarlijks een gelijke productie wordt gerealiseerd, waarvan de opbrengst ook in hetzelfde jaar wordt ontvangen. Behalve de investeringsuitgave voor de robot, die bij de aanschaf onmiddellijk zal worden voldaan en de ontvangst op hetzelfde moment bij verkoop van de huidige machine, vervallen alle andere bedragen aan het eind van elk jaar. Cross hanteert een vermogenskostenvoet van 10%. De verschuldigde vennootschapsbelasting van (gemiddeld) 30% wordt geacht aan het eind van elk boekjaar te worden betaald. Zowel bedrijfseconomisch als fiscaal geldt dat de gebruiksduur, jaarlijkse afschrijving en restwaarde gelijk zijn. Is de investering in de robot aanvaardbaar? 9.11
Esprit NV De onderneming Esprit NV moet, gezien de beschikbare middelen, voor een nieuwe investering een keuze maken tussen twee elkaar uitsluitende projecten, project I en project II. Project I vergt een initiële uitgave (investering) van €2 mln en levert voor de komende vijf jaar een jaarlijkse nettokasstroom van €600.000 op. Deze jaarlijkse kasstroom is het verschil tussen de verkoopontvangsten van €6 mln en een uitgaande kasstroom van €5,4 mln. Project II vereist ook een initiële uitgave van €2 mln, maar heeft naar verwachting voor de komende tien jaar een jaarlijkse nettokasstroom van €400.000. Deze jaarlijkse kasstroom van project II is het verschil tussen verkoopontvangsten van €4 mln en een uitgaande kasstroom van €3,6 mln. De vermogenskostenvoet van de onderneming is 10% op jaarbasis. a
Bereken de terugverdientijd (in maanden) van beide projecten, indien verondersteld wordt dat de nettokasstromen regelmatig gespreid in de desbestreffende jaren worden ontvangen.
b
Bereken de netto contante waarde van beide projecten, indien verondersteld wordt dat de nettokasstromen aan het eind van elk jaar vrijvallen.
c
Bereken opnieuw de netto contante waarde van project I, maar nu indien verondersteld wordt dat de nettokasstromen halverwege elk jaar worden ontvangen. NB Voor de beantwoording van alle volgende vragen geldt steeds de veronderstelling dat de nettokasstromen aan het eind van elk jaar worden ontvangen.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 7
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
d
Beredeneer op basis van uw antwoord op vraag b (zonder verdere berekeningen uit te voeren) of de interne rentevoet van beide projecten kleiner dan, gelijk aan of groter dan 10% is.
e
Bereken de interne rentevoet (interne rentabiliteit) van project II. De twee projecten kunnen niet zonder meer met elkaar worden vergeleken, omdat zij een verschillende levensduur hebben. Dit kan echter worden opgelost als project I tweemaal opeenvolgend wordt uitgevoerd. Noem dit project IA.
f
Bereken de netto contante waarde van project IA. Neem voor de rest van deze opgave aan dat de projecten IA en II, om welke reden dan ook, niet meer in overweging worden genomen. De vraag is derhalve of project I al dan niet wordt uitgevoerd. Alvorens een beslissing te nemen stelt de directie van Esprit twee vragen. De eerste vraag heeft betrekking op de milieueisen, de tweede op de onzekerheid omtrent de prijs van het eindproduct. Met zorg wordt door de directie de verzwaring van de milieueisen waargenomen. In de berekening van de kasstromen is ervan uitgegaan dat aan het eind van de looptijd (vijf jaar) van het project €50.000 aan milieubijdrage moet worden betaald.
g
Hoe hoog kan deze milieubijdrage aan het eind van de looptijd maximaal zijn zodat de netto contante waarde van het project nog juist positief is? Bij de berekening van de kasstromen is uiteraard ook uitgegaan van een bepaalde verkoopprijs van het eindproduct. De directie acht het waarschijnlijk dat deze prijs wel eens lager zou kunnen zijn.
h
9.12
Hoeveel kan de prijs procentueel lager zijn, zodat de netto contante waarde van het project nog juist positief is? Whinston NV Whinston NV overweegt de aanschaffing van een machine die wordt vervaardigd door de Verenigde Machinefabrieken Thejo BV. De aanschaffingsprijs van de machine bedraagt €1 mln. Hierin zijn de installatiekosten inbegrepen. De geplande gebruiksduur van de machine is 12 jaar. Na deze periode is de restwaarde nihil. De verwachte kasstromen bedragen €225.000 per jaar.
a
Wat is de terugverdientijd van deze investering, aannemende dat de kasstromen binnen de jaren regelmatig zijn gespreid? Voor de beoordeling van het investeringsproject gaat Whinston uit van een minimaal gewenste rentabiliteit van 12% op jaarbasis en neemt zij aan dat de machine aan het begin van het eerste gebruiksjaar contant wordt
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 8
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
betaald. De verwachte kasstromen van €225.000 worden geacht te vallen aan het einde van elk gebruiksjaar. b
Bereken op basis van de minimaal gewenste rentabiliteit de netto contante waarde van dit investeringsproject.
c
Bereken de interne rentevoet (percentage werkelijk rendement) van dit project, in twee decimalen nauwkeurig. Thejo biedt Whinston een financiering aan waarbij de schuld ad €1 mln wordt voldaan door betaling van vier gelijke jaarlijkse termijnen van €300.000 waarvan de eerste termijn moet worden betaald aan het einde van het eerste jaar.
d
Bereken op basis van de minimaal gewenste rentabiliteit de netto contante waarde van dit investeringproject, aannemende dat Whinston gebruikmaakt van dit financieringsaanbod.
e
Hoeveel bedraagt de rentevoet op jaarbasis (percentage samengestelde interest) die Thejo bij dit financieringsvoorstel aan Whinston in rekening brengt? Whinston maakt geen gebruik van de aangeboden financiering en betaalt de machine contant. Bij het bepalen van de terugverdientijd bij vraag a werd geen rekening gehouden met een mogelijke restwaarde. Een variant hierop is de methode waarbij naast de kasstromen ook rekening wordt gehouden met de restwaarden van de machine aan het einde van elk afzonderlijk jaar. De directe verkoopwaarde van de machine is aan het einde van het eerste gebruiksjaar €625.000 en neemt vervolgens elk jaar af met een bedrag van €75.000. Zodra de machine wordt verkocht, zal aan demontage- en afvoerkosten een bedrag van €150.000 moeten worden betaald.
f
9.13
Bereken de terugverdientijd van dit project rekening houdend met het gegeven verloop van de directe verkoopwaarde van de machine, alsmede de demontage- en afvoerkosten. Prinsco De onderneming Prinsco heeft een order gekregen voor de levering van 300 speciale dieselmotoren. Voor de uitvoering van de order moet de beschikbare productiecapaciteit anders worden benut dan wel worden uitgebreid. In overleg met de klant zijn er twee mogelijkheden voor de levering van de dieselmotoren. Prinsco heeft voor de uitvoering van de order twee elkaar uitsluitende alternatieven: 1 Levering kan plaatsvinden, regelmatig gespreid over drie jaar (2012, 2013 en 2014), dus 100 dieselmotoren per jaar. Er is een prijs overeengekomen van €300.000 per stuk. Betaling vindt plaats vier maanden na levering.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 9
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
2
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Voor de productie kan gebruik worden gemaakt van een bestaande, reeds geheel afgeschreven productielijn, die thans voor de productie van een ander soort (verouderde) dieselmotor wordt gebruikt, die dan vervroegd uit productie wordt genomen. Levering kan plaatsvinden, regelmatig gespreid over vier jaar (2012 t/m 2015), dus 75 dieselmotoren per jaar. Er is een prijs overeengekomen van €300.000 per stuk voor de dieselmotoren die geleverd worden in de jaren 2012, 2013 en 2014, en van €250.000 per stuk voor de in het vierde jaar (2015) afgeleverde dieselmotoren. Betaling vindt plaats vier maanden na levering. Voor de productie wordt dan een nieuwe productielijn opgezet. Na gereedkomen worden de dieselmotoren direct afgeleverd, zodat er nooit sprake is van een voorraad dieselmotoren die gereed is.
Alternatief 1: levering van 100 dieselmotoren per jaar gedurende drie jaar Door het vervroegd uit productie nemen van de verouderde soort dieselmotor derft Prinsco een netto-ontvangst (tevens winst) van €3,6 mln per jaar voor de drie genoemde jaren. Voor de productie van de speciale dieselmotor zal de bestaande productielijn moeten worden omgebouwd. Dit vergt een eenmalige investering aan het eind van 2011 van €4,5 mln. Jaarlijkse afschrijving geschiedt met een vast percentage van de aanschaffingsprijs (investering); de economische gebruiksduur is drie jaar en de restwaarde is nihil. De kosten, tevens uitgaven, van onderhoud en energie bedragen €520.000 per jaar. Voor het bedienen van de productielijn zijn tien mensen nodig die elk een brutojaarsalaris ontvangen van €48.000 (tevens kosten in het jaar van betaling). Voor de productie van deze order worden extra indirecte kosten gemaakt en toegerekend ten bedrage van €1,9 mln per jaar over een periode van drie jaar. De indirecte kosten worden betaald in hetzelfde jaar waarin zij worden gemaakt. Alternatief 2: levering van 75 dieselmotoren per jaar gedurende vier jaar Het opzetten van een nieuwe productielijn vergt een investering van €8,6 mln. Dit bedrag wordt betaald aan het einde van 2011. Deze productielijn heeft een capaciteit van 75 dieselmotoren per jaar, zodat levering van de dieselmotoren regelmatig gespreid over vier jaar plaatsvindt. Jaarlijkse afschrijving geschiedt met een vast percentage van de aanschaffingsprijs; de economische gebruiksduur is vier jaar. Na vier jaar kan deze productielijn op een andere wijze in de onderneming worden ingezet. Op grond hiervan bedraagt de restwaarde aan het eind van het vierde jaar €800.000. De kosten, tevens uitgaven, van onderhoud en energie bedragen €500.000 per jaar. Voor het bedienen van de productielijn zijn negen mensen nodig die elk een brutojaarsalaris ontvangen van €50.000 (tevens kosten in het jaar van betaling). Voor de productie van deze order worden extra indirecte kosten gemaakt en toegerekend ten bedrage van €1,6 mln per jaar over een
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 10
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
periode van vier jaar. De indirecte kosten worden betaald in hetzelfde jaar waarin zij worden gemaakt. De overige productiekosten zijn gelijk voor beide alternatieven. De variabele materiaalkosten bedragen €120.000 per dieselmotor. De benodigde materialen worden na inkoop direct gebruikt, er vindt dus geen voorraadvorming plaats. De krediettermijn is twee maanden. Over de winst wordt 30% belasting geheven. Deze wordt betaald in hetzelfde jaar waarin de winst wordt gemaakt. De onderneming hanteert een vermogenskostenvoet van 12% op jaarbasis. a
Bereken de verandering in de nettowinst over het jaar 2012 bij de keuze van alternatief 1 (de verandering in de nettowinst over de jaren 2013 en 2014 is gelijk aan de verandering in de nettowinst over het jaar 2012).
b
Bereken de verandering in de nettowinst over het jaar 2012 en over het jaar 2015 bij de keuze van alternatief 2 (de verandering in de nettowinst over de jaren 2013 en 2014 is gelijk aan de verandering in de nettowinst over het jaar 2012). Verondersteld moet worden dat bedragen die worden betaald, dan wel ontvangen op of na 1 januari van een bepaald jaar, worden betaald dan wel ontvangen per 31 december van dat jaar. Voor het beantwoorden van de vragen c en d wordt het begrip cashflow gedefinieerd als ‘ontvangsten verminderd met uitgaven’.
c
Bereken de verandering in de cashflow aan het eind van de jaren 2011 tot en met 2015 bij de keuze van alternatief 1.
d
Bereken de verandering in de cashflow aan het eind van de jaren 2011 tot en met 2014 bij de keuze van alternatief 2. De cashflow wordt ook wel gedefinieerd als ‘nettowinst plus afschrijvingen’.
e
Bereken de op deze wijze gedefinieerde verandering in de cashflow voor alternatief 2, in het jaar 2012.
f
Geef een kwantitatieve verklaring voor het verschil in uitkomst tussen het antwoord op vraag e en de berekende verandering in de cashflow voor het jaar 2012 bij vraag d.
g
Bereken de netto contante waarde van de verandering in de cashflow, gemeten als ontvangsten verminderd met uitgaven, voor alternatief 1 per eind 2011.
h
Welke veronderstelling ten aanzien van de herinvestering van de vrijvallende bedragen ligt ten grondslag aan de berekening van de netto contante waarde?
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 11
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
9.14
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
Projectontwikkelingsmaatschappij Een projectontwikkelingsmaatschappij overweegt per 1 januari a.s. een bedrag van €14 mln te investeren in een project in Zuid-Amerika. Dit project heeft een looptijd van twee jaar en het succes ervan is in zeer sterke mate afhankelijk van de politieke stabiliteit in dat werelddeel. Bij een stabiele situatie zal een jaar na de investering een bedrag van €12 mln uit het project worden ontvangen en weer een jaar later nog eens €14,4 mln. Bij een politiek instabiel klimaat zullen deze ontvangsten aanzienlijk minder zijn, namelijk precies de helft. Voor het eerste jaar wordt de kans op een stabiele situatie geschat op 0,6 en voor het tweede jaar op 0,7. De kans op een instabiel klimaat wordt voor deze jaren geraamd op 0,4 en 0,3. Deze kansverdeling is onafhankelijk. De maatschappij hanteert een vermogenskostenvoet van 20%. Beoordeel de aanvaardbaarheid van dit project op basis van de verwachte netto contante waarde van de investering per 1 januari a.s.
9.15
Nederlandse Zeepfabrieken NV De Nederlandse Zeepfabrieken NV, fabrikant van wasmiddelen, produceert onder andere een wasverzachter onder de merknaam ‘Doux’. Dit product wordt op de markt gebracht in een eenmalig te gebruiken plastic flacon. Uit milieuoverwegingen wordt het gebruik van zo’n flacon echter minder wenselijk geacht, mede gezien het (tweede) ‘verpakkingsconvenant’ met de overheid. In dit convenant wordt geregeld dat in het jaar 2007 65% van het verpakkingsafval wordt teruggewonnen, waarvan 45% opnieuw als materiaal wordt gebruikt. Door de afdeling Research & Development van het bedrijf is onderzoek verricht (€300.000) naar een alternatief voor de huidige verpakking van de wasverzachter. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat het productietechnisch mogelijk is het product in een navulbare verpakking aan te bieden. Daartoe zal echter de productielijn moeten worden aangepast. Zo zal de nu in gebruik zijnde vulmachine moeten worden vervangen en moet een reinigingsinstallatie worden aangeschaft. De aanschafprijs van deze nieuwe productiemiddelen bedraagt in totaal €10 mln. Daarnaast moet rekening gehouden worden met €500.000 aan installatie- en aanpassingskosten. Deze investeringen zullen lineair worden afgeschreven. De restwaarde aan het eind van de economische gebruiksduur van zes jaar wordt op nihil gesteld. De huidige vulmachine heeft op dit moment een boekwaarde van €1,5 mln en zal bij vervanging ook voor dit bedrag kunnen worden verkocht. Indien besloten zou worden niet over te gaan tot de nieuwe flacon en dus tot handhaving van de huidige vulmachine, dan is de resterende gebruiksduur zes jaar, de restwaarde nihil en wordt jaarlijks €250.000 afgeschreven. Door de navulbare flacon te gebruiken zal kunnen worden bespaard op verpakkingskosten. Daarnaast verwacht men, door de toenemende aandacht van de consument voor het milieu, een stijging van de afzet van
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 12
Auteurs: De Boer, Brouwers, De Keijzer www.bethemas.noordhoff.nl
isbn: 978-90-01-78439-3 © 2011 Noordhoff Uitgevers bv
het product. Het totale effect hiervan laat zich financieel vertalen in een toename van de jaarlijkse kasstroom van naar schatting €2,75 mln. De investeringen worden met eigen vermogen gefinancierd. De gemiddelde vermogenskostenvoet van de Nederlandse Zeepfabrieken NV bedraagt 8% per jaar. De vennootschapsbelasting wordt op 35% gesteld, de over de winst verschuldigde belasting wordt geacht aan het eind van het desbetreffende jaar te worden betaald. Overigens geldt voor alle ontvangsten en uitgaven dat deze aan het eind van elk jaar geschieden, behalve het bedrag van de investering dat aan het begin van het eerste jaar zal moeten worden betaald. Geef een oordeel over de aanvaardbaarheid van dit investeringsproject op basis van gedisconteerde geldstromen.
Extra opgaven hoofdstuk 9 | 13