HOOFDSTUK 2 ORIENTATIE OP HET LAND VAN HERKOMST EN NEDERLAND In dit hoofdstuk zullen we een beschrijving geven van verschillende cultuurspecifieke kenmerken naar sekse, leeftijd, opleiding, SES, religie en mate van etnisch-culturele positie van de schoolgaande Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jeugd in Nederland. Het gaat ons hierbij om oriëntatie op het land van herkomst, contacten met personen in het land van herkomst en tevens zullen we aandacht schenken aan de oriëntatie op Nederland. 2.1 Oriëntatie op het land van herkomst Om na te gaan in welke mate onze Turkse, Marokkaanse en Surinaamse respondenten georiënteerd zijn op het land van herkomst zijn hen hieromtrent een aantal vragen voorgelegd. Deze vragen hebben te maken met toekomstplannen, het bijhouden van gebeurtenissen in en het vergaren van informatie over het land van herkomst. 2.1.1 Toekomstplannen De eerste vraag die we de respondenten met betrekking tot dit onderwerp hebben gesteld is de volgende: ‘Denk je dat je in de toekomst in Nederland gaat werken of wil je in Turkije/Marokko/Suriname gaan werken?’ Een ruime meerderheid uit zowel de Turkse, Marokkaanse als Surinaamse groep denkt in de toekomst in Nederland te blijven werken. Deze uitkomst ligt in de lijn der verwachting daar het merendeel van de ondervraagde allochtone jongeren in Nederland geboren en getogen is en een plaats in de Nederlandse samenleving heeft verworven. Daarnaast zijn de economische omstandigheden in Nederland goed. Er is sprake van een bloeiende arbeidsmarkt en de sociale voorzieningen zijn gunstig. Als we vervolgens kijken naar verschillen binnen de drie ondervraagde groepen dan zien we dat de variabelen sekse, leeftijd, SES en religie geen voorspellende factoren zijn met betrekking tot bovengenoemde vraag. Binnen de Surinaamse groep neigen de laagst opgeleide (vmbo) respondenten meer naar een duidelijke voorkeur voor een baan in Nederland dan de hogere twee opleidingscategorieën (havo/vwo en mbo). Tevens geven binnen deze onderzoeksgroep de respondenten met een matige oriëntatie op het land van herkomst veel vaker aan in Nederland te willen blijven werken dan personen met een sterke oriëntatie op het land van herkomst. Binnen de Marokkaanse groep ondervraagden zien we eenzelfde tendens met betrekking tot etnisch-culturele positie (tabel 1 in tabellenboek).1 Op de vraag aan de ondervraagde allochtone jongeren of ze in de toekomst met iemand uit Turkije/Marokko/Suriname willen trouwen of samenwonen zien we een significant verschil tussen enerzijds de Turkse en de Marokkaanse leerlingen en anderzijds de Surinaamse scholieren (tabel 2 in tabellenboek). De twee eerstgenoemde groepen vinden het belangrijker in de toekomst met iemand uit het land van herkomst te trouwen dan de laatstgenoemde groep (V= ,162; p= ,000). Binnen de Turkse groep respondenten vinden de meisjes het belangrijker dan de jongens om met iemand uit het land van herkomst te trouwen (V= ,252; p= ,005). Surinaamse respondenten die veel aan godsdienst doen vinden het eveneens belangrijker om met iemand uit het land van herkomst te gaan samenwonen of trouwen (V= ,564; p= ,017). 1
Als we spreken over een tendens dan ligt de significantie tussen ,050 en ,100
12
2.1.2 Bijhouden van gebeurtenissen in het land van herkomst Op de vraag of de respondenten proberen bij te houden wat er in het land van herkomst gebeurt, geeft de meerderheid van de ondervraagden een positief antwoord; binnen de Turkse groep is dit percentage het grootst. De variabele etnisch-culturele positie is bij deze groep een belangrijke verklarende factor; degenen die in een hoge mate gericht zijn op het land van herkomst geven veel vaker aan op de hoogte te willen blijven van hetgeen er in Turkije gebeurt (ϕ= ,287; p= ,000). Hetzelfde geldt voor de groep Marokkaanse ondervraagde jongeren (ϕ= ,304; p= ,002). Daarnaast neigen de respondenten uit de hogere leeftijdscategorieën er meer naar gebeurtenissen in het land van herkomst bij te houden (tabel 3 in tabellenboek). Ongeveer driekwart van zowel de Turkse als de Marokkaanse ondervraagde jongeren probeert hoofdzakelijk via een televisieprogramma uit Turkije/Marokko op de hoogte te blijven van wat er in het land van herkomst gebeurt. Van de Surinamers probeert 66 procent zich eveneens te laten informeren over gebeurtenissen in Suriname. Het merendeel van hen kijkt hiervoor naar een televisieprogramma in het Nederlands. Opmerkelijk is dat een significant hoger percentage Turken (73%) dan Marokkanen (55%) en Surinamers (57%) vindt redelijk of zeer goed op de hoogte te zijn van de situatie in het land van herkomst (V= ,143; p= ,005). Wellicht heeft dit te maken met het feit dat het aanbod aan kanalen uit Turkije, via welke de Turkse gemeenschap in Nederland zich kan laten informeren, groter is dan bij de Marokkaanse en Surinaamse gemeenschap. De invloed van de overige onderzochte achtergrondvariabelen tezamen blijkt niet significant te zijn (regressietabel 9). Regressietabel 9: Hoe goed vind je zelf dat je op de hoogte bent van wat er in de Turkse/Marokkaanse/Surinaamse samenleving gebeurt? Sekse Leeftijd Onderwijstype SES Religie Etn.-cult. positie
β -,034 ,056 ,001 ,099 ,064 ,108
R²
,028
*p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
2.1.3 Informatie vergaren over het land van herkomst Tot slot hebben we met betrekking tot de oriëntatie op het land van herkomst de volgende drie vragen gesteld: • Wil je graag/niet zo graag informatie hebben over Turkse/Marokkaanse/Surinaamse muziek? • Wil je graag/niet zo graag informatie hebben over Turks/Marokkaans/Surinaams nieuws? • Wil je graag/niet zo graag informatie hebben over Turkse/Marokkaanse/Surinaamse politieke kwesties?
13
Regressietabel 10: Wil je graag informatie over Turks(e)/Marokkaans(e)/Surinaams(e) muziek, nieuws, politieke kwesties? Sekse Leeftijd Onderwijstype SES Religie Etn.-cult. positie R²
Muziek β ,155* ,204* -,206* -,051 ,124 ,062
Nieuws β -,133 -,001 ,070 ,056 ,036 ,087
Pol. Kwesties β ,082 ,214* -,106 -,090 -,002 ,214**
,070
,035
,100
*p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
Ruim driekwart van alle respondenten wil graag informatie hebben over muziek uit het land van herkomst. Dit percentage ligt iets lager met betrekking tot het nieuws. Met betrekking tot politieke aangelegenheden zijn de groepen onderling meer verdeeld; iets meer dan de helft van de Marokkanen laat zich graag informeren over politieke kwesties, dit geldt eveneens voor vier op de tien Surinamers en een kwart van de Turken. Volgens Strijp (1997) zijn Marokkanen over het algemeen georiënteerd op het land van herkomst, hetgeen onder andere verklaard kan worden doordat de Marokkaanse overheid haar gezag onder Nederlandse Marokkanen probeert te handhaven door Nederlandse moskeeën te bezoeken en voor de realisatie van nieuwbouw van moskeeën in het thuisland donaties te vragen. Deze politiek getinte verklaring maakt wellicht duidelijk dat de Marokkaanse respondenten in dit onderzoek meer interesse tonen in politieke kwesties dan de Surinaamse en Turkse deelnemers. Verder valt uit bovenstaande regressietabel 10 af te lezen dat sekse een verklarende rol speelt bij het willen hebben van informatie met betrekking tot muziek uit het land van herkomst; meisjes willen hier liever informatie over hebben dan jongens (p= ,027). Verder zien we dat muziek en politieke kwesties uit het land van herkomst door de oudere leeftijdsgroepen meer worden gewaardeerd (respectievelijk p= ,029 en p= ,021). Met betrekking tot dit laatste onderwerp speelt de etnisch-culturele positie (p= ,002) eveneens een verklarende rol; de respondenten die meer binding met het land van herkomst hebben zullen liever op zoek gaan naar informatie omtrent politieke kwesties die zich in dit land afspelen. 2.2 Contacten met personen in het land van herkomst Met betrekking tot de binding die de ondervraagde leerlingen uit de drie verschillende allochtone onderzoeksgroepen hebben met het land van herkomst is ook het contact met personen uit deze landen van groot belang. Vaak wonen er nog familieleden of vrienden in Turkije, Marokko of Suriname waarmee de respondenten in mindere of meerdere mate contacten onderhouden. Veel allochtonen voelen zich sterk verbonden met het land van herkomst, het familienetwerk is van oudsher belangrijk. Turkse, Marokkaanse en Surinaamse families hebben veel voor elkaar over. Familie-eer staat nog steeds in hoog aanzien en jongeren worden hier vanaf hun geboorte mee grootgebracht. Strijp (1997: 152) benadrukt de intensieve banden van Marokkaanse migranten in Nederland met hun herkomstland: ‘Geld, goederen en personen passeren de grenzen van Nederland en Marokko in beide richtingen en in ruime mate’.
14
Regressietabel 11: Heb je wel eens contact met familie/vrienden in Turkije/Marokko/ Suriname? Sekse Leeftijd Onderwijstype SES Religie Etn.-cult. Positie
β ,060 -,042 -,117 ,027 ,099 ,184**
R²
,059
*p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
Op de vraag of de deelnemers aan ons onderzoek wel eens contact hebben met familie/vrienden in Turkije, Marokko of Suriname geeft slechts een enkele Turkse of Marokkaanse respondent een negatief antwoord. In beide groepen zegt ruim één op de zes deelnemers regelmatig of vaak contacten te onderhouden met achtergebleven familie en/of vrienden. Bij de Surinaamse groep is hiervan minder sprake; 14 procent heeft geen enkel contact en 43 procent heeft af en toe contact met familie/vrienden uit Suriname. Regressietabel 11 laat zien dat de variabele etnisch-culturele positie hierbij een verklarende factor is. Respondenten die een sterke affiniteit met het land van herkomst hebben, onderhouden eerder contact met familie/vrienden aldaar dan respondenten met een matige affiniteit (p= ,010). 2.2.1 Het versturen of ontvangen van post naar of uit het land van herkomst In tabel 4 van het tabellenboek is een overzicht gegeven van het versturen van post naar het land van herkomst naar alle onderzochte variabelen. De vraag naar het verzenden van deze goederen levert in deze studie echter geen significant verschil op tussen de drie allochtone groepen. Als we echter binnen elk van de onderzochte groepen kijken dan zijn de volgende verschillen op te merken. Turkse meisjes versturen eerder post naar het land van herkomst dan de jongens uit deze groep (ϕ= ,164; p= ,026). Binnen de Marokkaanse groep respondenten is eenzelfde tendens waarneembaar. Tevens zien we binnen de eerstgenoemde groep dat de ondervraagde leerlingen die aangeven veel aan religie te doen eveneens meer goederen versturen dan leerlingen die weinig aan religie doen (ϕ= ,215; p= ,004). Met betrekking tot het ontvangen van een brief, pakje of geld (tabel 5 in tabellenboek) merken we op dat de deelnemers uit de Marokkaanse groep vaker de neiging hebben brieven, pakjes of geld te ontvangen van familie/vrienden uit het land van herkomst dan bij Turkse respondenten het geval is. Kijken we naar verschillen binnen de afzonderlijke groepen dan zien we binnen de Turkse groep dat hoe hoger het sociaal-economische milieu is waaruit de ondervraagde leerlingen afkomstig zijn, des te vaker zij een brief, pakje of geld uit Turkije ontvangen (V= ,296; p= ,003). Verder zijn er geen opmerkelijke verschillen te ontdekken binnen de drie afzonderlijke allochtone groepen. 2.3 Oriëntatie op Nederland Om een idee te krijgen van de mate waarin de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse deelnemers georiënteerd zijn op Nederland hebben we allereerst de vraag gesteld of zij het fijn vinden om in Nederland te wonen. Eveneens hebben we vragen gesteld omtrent de
15
omgang met eventuele Nederlandse vrienden en vriendinnen. Vervolgens zijn er een drietal vragen aan de orde gekomen die betrekking hebben op de Nederlandse samenleving. Ook is de respondenten gevraagd of zij graag informatie willen hebben over Nederlandse muziek, nieuws uit Nederland, Nederlandse politieke kwesties, het leven in Nederland en toekomstmogelijkheden voor jongeren in Nederland. Tot slot hebben we met betrekking tot het onderwerp ‘oriëntatie op Nederland’ vragen gesteld over het al dan niet contact hebben met familie/vrienden in Nederland per e-mail: ‘heb je per e-mail contact met Nederlandse familie/vrienden?’; ‘hoe vaak heb je op deze manier contact met Nederlandse familie/vrienden?’; ‘heb je het gevoel dat het contact met deze mensen is toegenomen door het gebruik van e-mail?’. 2.3.1 Wonen in Nederland Een ruime meerderheid van de onderzochte allochtone en overigens ook autochtone Nederlandse deelnemers vindt het (heel erg) fijn om in Nederland te wonen. Tussen de verschillende groepen zijn praktisch geen verschillen waarneembaar. De variabele etnischculturele positie is van significante invloed op het al dan niet fijn vinden om in Nederland te wonen (p= ,000); hoe sterker de respondenten zich verbonden voelen met het land van herkomst, hoe minder fijn ze het vinden om in Nederland te wonen (tabel 12). Regressietabel 12: Vind je het fijn om in Nederland te wonen? β -,059 Sekse ,098 Leeftijd -,047 Onderwijstype -,012 SES -,062 Religie -,299*** Etn.-cult. positie R²
,092
*p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
2.3.2 Nederlandse vrienden en vriendinnen Op de vraag of Turkse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren wel eens op bezoek gaan bij Nederlandse vrienden/vriendinnen (tabel 6 in tabellenboek) hebben significant meer Turkse jongens dan meisjes aangegeven dit wel eens te doen (ϕ= -,151; p= ,031). Religie en etnisch-culturele positie spelen een rol van betekenis; de Marokkaanse jongeren die behoren tot de minder actief belijdende godsdienstigen gaan frequenter op bezoek bij Nederlandse vrienden dan de Marokkaanse deelnemers die zeer actief met een godsdienst bezig zijn (ϕ= -,204; p= ,029). Ook de Marokkanen in dit onderzoek die een middelmatige oriëntatie hebben op het land van herkomst bezoeken, in vergelijking tot de deelnemers die zeer gericht zijn op Marokko, relatief vaker Nederlandse vrienden (ϕ= -,244; p= ,014). We zagen eerder al dat Turkse jongens significant vaker op bezoek gaan bij Nederlandse vrienden dan Turkse meisjes. Ook bestaat er een tendens dat Nederlandse vriend(inn)en vaker bij Turkse jongens thuis komen dan dat ze op bezoek gaan bij Turkse meisjes (tabel 7 in tabellenboek). Nederlandse vrienden hebben meer de neiging Marokkaanse jongeren die weinig aan godsdienst doen thuis op te zoeken dan de Marokkaanse deelnemers die op religieus gebied actief zijn. De variabele religie blijkt ook bij de Surinaamse deelnemers van invloed op het al dan niet bezoek krijgen van Nederlandse vriend(inn)en. Wat betreft religie kunnen we een 16
zelfde patroon constateren als bij de Marokkanen het geval is; Nederlandse vrienden hebben meer de neiging Surinaamse jongeren die weinig aan godsdienst doen thuis op te zoeken dan de Surinaamse deelnemers die zeggen veel aan godsdienst te doen. Daarnaast zien de Marokkanen met een matige affiniteit met het land van herkomst frequenter een Nederlandse vriend(in) thuis dan de Marokkaanse deelnemers die een sterke oriëntatie hebben op het land van herkomst (ϕ= -,224; p= ,025). 2.3.3 Bijhouden van gebeurtenissen in Nederland Op de vraag of de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en autochtone Nederlandse deelnemers trachten bij te houden wat er zoal in de Nederlandse samenleving gebeurt, heeft het merendeel uit alle vier de onderzochte groepen deze vraag bevestigend beantwoord (tabel 8 in tabellenboek). Bij de Surinaamse respondenten valt op dat vrijwel alle meisjes een poging doen de gebeurtenissen in Nederland te volgen, terwijl dit percentage bij de jongens beduidend lager ligt (ϕ= ,442; p= ,003). De autochtone Nederlandse jongeren die op vmbo-niveau onderwijs volgen, zeggen significant minder de gebeurtenissen in Nederland te volgen dan havo-,vwo- en mboleerlingen (V= ,331; p= ,005). Aanvankelijk hadden de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse deelnemers tien antwoordmogelijkheden op de vraag via welk kanaal zij het beste op de hoogte blijven van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt: 1. via Nederlands radioprogramma in het Turks/Marokkaans Arabisch/Sranan Tongo; 2. via radioprogramma in het Nederlands; 3. via Nederlands televisieprogramma in het Turks/Marokkaans Arabisch/Sranan Tongo; 4. via televisieprogramma in het Nederlands; 5. via Turkse/Marokkaanse/Surinaamse krant (uit Nederland of Turkije/Marokko/Suriname); 6. via Nederlandse krant; 7. via Turkse/Marokkaanse/Surinaamse internetsites (uit Nederland of Turkije/Marokko/ Suriname); 8. via Nederlandse internetsites; 9. via familie/vrienden in Nederland; 10. anders, nl… Daar de versnippering van de diverse antwoorden te groot bleek, hebben we ervoor gekozen deze vraag te hercoderen in twee categorieën; te weten (1) Turkse/Marokkaanse/Surinaamse media (antwoordmogelijkheden 1, 3, 5, 7 samengevoegd) en (2) Nederlandse media (antwoordmogelijkheden 2, 4, 6, 8 en 9 samengevoegd). De antwoordcategorie ‘anders’ hebben we noch bij de Turkse/Marokkaanse/Surinaamse media, noch bij de Nederlandse media ondergebracht. Wat duidelijk naar voren komt uit tabel 9 in het tabellenboek is dat vrijwel alle Turkse, Marokkaanse en Surinaamse respondenten aangeven via een Nederlands medium het beste op de hoogte te blijven van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt. De Turkse respondenten blijken het beste op de hoogte te blijven van de gebeurtenissen in Nederland via respectievelijk de volgende drie kanalen: televisieprogramma in het Nederlands; Nederlandse krant en radioprogramma in de Nederlandse taal. Als we vervolgens kijken naar de deelnemende Marokkanen dan valt op dat alle Marokkaanse meisjes een Nederlands medium aanwenden om op de hoogte te blijven van wat er in Nederland gebeurt; dit percentage ligt bij de Marokkaanse jongens op 88 procent (ϕ= ,268; p= ,020). De twee Nederlandse media die hiervoor het meest worden gebruikt blijken evenals bij 17
de Turkse deelnemers een televisieprogramma in het Nederlands te zijn en/of een Nederlandse krant. Bij de Surinamers hebben degenen die middelmatige interesse tonen in het land van herkomst allemaal de neiging een Nederlands medium aan te wenden om kennis te nemen van zaken die de Nederlandse samenleving aangaan; van de Surinaamse respondenten die zeer betrokken zijn bij Suriname is dit percentage gelijk aan 83 procent. De Surinaamse deelnemers en ook de autochtone Nederlandse respondenten blijken hiervoor exact dezelfde drie Nederlandse kanalen (televisieprogramma, krant en radioprogramma in de Nederlandse taal) te gebruiken als hun Turkse leeftijdsgenoten. Toch zeggen de Surinaamse deelnemers ook nog wel eens familie of vrienden in Nederland te benaderen om op de hoogte te blijven van wat er in Nederland gebeurt. Met behulp van een regressie-analyse (tabel 13) is achterhaald welke van de volgende mogelijke predictoren (sekse, leeftijd, onderwijstype, SES, religie en etnisch-culturele positie) van significante invloed zijn op de mate van het op de hoogte zijn van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt. Het merendeel van zowel de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse als autochtone Nederlandse deelnemers vindt dat hij/zij wel goed op de hoogte is van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt. Ongeveer één op de vijf Turkse en autochtone Nederlanders vindt echter dat hij/zij niet zo goed op de hoogte is van de gebeurtenissen die zich in Nederland afspelen. Verder blijkt de voorspellende factor leeftijd van significante invloed te zijn op de mate van het op de hoogte zijn van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt; hoe ouder de respondenten, des te beter ze op de hoogte zijn van wat er in Nederland gebeurt (p= ,001). Regressietabel 13: Op de hoogte zijn van wat er in de Nederlandse samenleving gebeurt β Sekse Leeftijd Onderwijstype SES Religie Etn.-cult. positie
-,081 ,307*** -,065 ,060 ,085 -,060
R²
,079
*p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
2.3.4 Vergaren van informatie over Nederland Relatief lage percentages variantie (tabel 14) worden verklaard aan de hand van de voorspellende factoren; dit geldt voor alle besproken onderwerpen met betrekking tot Nederland waarover jongeren niet zo graag dan wel graag informatie willen hebben. De deelnemende autochtone Nederlanders willen liever informatie ontvangen over Nederlandse muziek dan hun leeftijdsgenoten van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst. Het graag ontvangen van nieuws over Nederlandse politieke kwesties neemt significant toe naarmate de respondenten ouder zijn (p= ,007). Leeftijd blijkt in dit geval de enige verklarende factor te zijn die significant is.
18
Regressietabel 14: Onderwerpen met betrekking tot Nederland waarover jongeren niet zo graag/graag informatie willen hebben Sekse Leeftijd Onderwijstype SES Religie Etn.-cult. positie
Muziek β ,088 -,055 ,091 ,081 -,035 -,121
Nieuws β -,023 ,159 -,029 ,048 ,013 -,048
Politiek β ,038 ,257** -,071 -,019 ,042 ,008
Leven β ,124 ,036 ,020 -,132 ,023 ,104
Toekomst β ,039 ,156 ,041 ,001 -,084 ,121
,041
,021
,050
,049
,069
R² *p ≤ ,05; **p ≤ ,01; ***p ≤ ,001
2.4 Taal Tot slot zijn er met betrekking tot oriëntatie op het land van herkomst of Nederland enkele vragen aan bod gekomen omtrent taal: spreken de ouders van de deelnemende Turken, Marokkanen en Surinamers de Nederlandse taal; welke taal wordt er overwegend in de thuissituatie gesproken; vinden ouders het belangrijk dat hun opgroeiende kinderen in Nederland de Nederlandse taal kunnen spreken, schrijven en lezen en we hebben gevraagd welke taal de deelnemers het beste spreken. 2.4.1 Nederlandse taalbeheersing ouders We hebben de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse respondenten allereerst de vraag voorgelegd of hun ouders wel of niet in staat zijn Nederlands te spreken. In eerste instantie waren er twee antwoordmogelijkheden (nee of ja) bij deze vraag voorhanden, maar naar aanleiding van terechte kritische opmerkingen aan de kant van de deelnemers aan de pretest hebben we uiteindelijk gekozen voor vier antwoordmogelijkheden (nee; ja, alleen vader; ja, alleen moeder en ja, beide ouders). Ondanks deze verruiming van de antwoordcategorieën, is tijdens het afnemen van de vragenlijsten de verdeling alsnog te ongenuanceerd gebleken. Verschillende deelnemers hebben immers bij de betreffende vraag op de vragenlijst opmerkingen geplaatst zoals ‘ja, beide ouders, maar moeder slechts een beetje’ of ‘ja, alleen vader, maar gebrekkig’. Relatief meer Marokkanen dan Turken in dit onderzoek zeggen dat hun ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn (tabel 10 in tabellenboek). Een hoger percentage Turkse dan Marokkaanse deelnemers geeft aan dat of alleen de vader of alleen de moeder Nederlands spreekt. Zowel bij de Turkse als Marokkaanse respondenten zijn beide ouders in ongeveer zeven op de tien gevallen in staat Nederlands te praten. De variabelen sekse, leeftijd, SES, religie en etnisch-culturele positie blijken niet van significante invloed te zijn op de vraag of ouders Nederlands kunnen spreken. Het onderwijstype van de Turkse deelnemers blijkt wel van significante invloed te zijn (V= ,192; p= ,018); relatief meer vmbo- dan havo-, vwo- en mbo- leerlingen geven aan dat alleen de vader Nederlands kan spreken en juist een lager percentage vmbo- dan havo-, vwo- en mbo-leerlingen zegt dat beide ouders de Nederlandse taal beheersen. Over Nederlandse taalbeheersing van Turkse ouders zegt Yerden (2001) het volgende: ‘Eerste generatie ouders spreken (…) slecht Nederlands. Bij deze ouders moeten meisjes mee naar de huisarts, ziekenhuis of andere instellingen of moeten zij formulieren invullen. De tussengeneratie ouders spreken voldoende Nederlands, maar ze kunnen in deze taal niet lezen of schrijven’ (p. 11). Yerden beschrijft de Turkse meisjes als een soort intermediair tussen 19
enerzijds de Turkse gemeenschap en anderzijds de Nederlandse samenleving. Ouders schakelen vaak de hulp van de schoolgaande meisjes in. Ook De Vries (1988) wijst op de verwerving van een bepaalde machtspositie voor Turkse meisjes door de Nederlandse taal beter te leren spreken en schrijven dan hun ouders. Het Tweede Kamerlid voor de PvdA Khadija Arib die zelf opgroeide in een volksbuurt van Casablanca en op haar vijftiende naar Nederland kwam, zegt in een interview in de Gelderlander van 5 mei 2001 over de taalbeheersing van ouders het volgende: ‘…Ik moest met haar mee om te solliciteren, want ze kon niet lezen of schrijven en sprak nauwelijks Nederlands. Ik sprak al snel een beetje Nederlands en was haar tolk. Niet alleen als ze solliciteerde, maar ook als ze naar de dokter moest. Dat was een lastige rol voor een kind. Je voelt je ineens vreselijk verantwoordelijk voor je moeder. In Marokko had ze zich altijd zelf weten te redden, maar hier moest ik het voor haar doen’. 2.4.2 Welke taal in de thuissituatie? We hebben de allochtone respondenten ook gevraagd aan te geven welke taal/talen in de thuissituatie wordt/worden gesproken. Een vergelijking tussen de drie allochtone groepen leert ons dat significant meer Surinaamse (96%) dan Turkse (71%) en Marokkaanse (71%) deelnemers aangeven thuis Nederlands te spreken (V= ,182; p= ,002). Maar liefst 94 procent van de Turkse deelnemers geeft aan thuis Turks te spreken en slechts twee procent van de Turkse respondenten spreekt de Koerdische taal in de thuissituatie. Van de Marokkaanse deelnemers spreken zeven op de tien leerlingen Marokkaans Arabisch thuis met familieleden; ruim een kwart van de deelnemende Marokkanen spreekt in de thuissituatie Berber met elkaar, en slechts drie procent van hen geeft aan ook wel standaard Arabisch thuis te spreken. Sarnami Hindi wordt door 41 procent van de Surinaamse deelnemers in de thuissituatie gesproken. Ruim een kwart van de Surinaamse respondenten spreekt Sranan Tongo thuis en twee procent van de deelnemende Surinamers zegt thuis Javaans te spreken met hun ouders, broers en zussen. 2.4.3 Belang Nederlandse taalbeheersing Op de vraag of ouders het belangrijk vinden dat hun kinderen Nederlands kunnen spreken, schrijven en lezen, hebben alle Turkse en vrijwel alle Marokkaanse en Surinaamse deelnemers bevestigend geantwoord. De ouders vinden het volgens de deelnemers belangrijk dat hun kinderen de Nederlandse taal beheersen, zowel in woord als geschrift (tabel 11 in tabellenboek). 2.4.4 Welke taal het beste? De vraag naar welke taal het beste beheerst wordt door de deelnemende Turkse, Marokkaanse en Surinaamse leerlingen levert het beeld op dat ruim de helft van de Turkse jongeren aangeeft de Nederlandse taal het meest machtig te zijn, ruim een kwart kan zich het beste uitdrukken in het Turks en één op de vijf Turkse deelnemers geeft aan beide talen even goed te spreken (tabel 12 in tabellenboek). Ook onder de Marokkaanse deelnemers wordt Nederlands het best gesproken. De Surinaamse jongeren in deze studie zijn eveneens de Nederlandse taal het best machtig. De variabele religie blijkt een rol te spelen in welke taal het beste gesproken wordt door de Turkse deelnemers; een ruime meerderheid van de Turkse ondervraagden die weinig aan religie doet, zegt de Nederlandse taal het best te beheersen. Relatief meer Turkse deelnemers die veel tijd besteden aan een godsdienst dan Turkse respondenten die weinig aan godsdienst doen, geven aan de Turkse taal het best te spreken. Religie en etnisch-culturele positie blijken bij de Surinaamse onderzoeksgroep verklarende factoren te zijn; de Surinaamse deelnemers die zeggen veel aan godsdienst te doen geven
20
relatief vaker dan degenen die weinig actief zijn op het gebied van religie aan dat ze SrananTongo of zowel Sranan-Tongo als Nederlands het beste spreken. Vrijwel alle Surinaamse respondenten die weinig aan godsdienst doen spreken de Nederlandse taal het best (V= ,455; p= ,033). Als we vervolgens de etnisch-culturele positie van de deelnemende Surinamers bekijken, zien we dat vrijwel alle Surinamers in de categorie ‘midden’ het best Nederlands spreken. Bij driekwart van de deelnemers uit de categorie ‘hoog’ is dit eveneens het geval. Van deze laatstgenoemde groep, die volgens ons sterk georiënteerd is op Suriname, zegt een kwart de Surinaamse taal Sranan-Tongo beter te beheersen dan de Nederlandse taal (V= ,466; p= ,018). Kort samengevat: Oriëntatie op het land van herkomst: • Turkse en Marokkaanse deelnemers hechten meer belang aan trouwen met iemand uit land van herkomst dan Surinaamse respondenten. • Turkse en Marokkaanse deelnemers die sterk georiënteerd zijn op land van herkomst willen gebeurtenissen uit Turkije/Marokko graag bijhouden. • Turkse en Marokkaanse blijven voornamelijk via tv-programma uit land van herkomst op de hoogte van hetgeen in Turkije/Marokko gebeurt; Surinaamse respondenten wenden hier eerder een Nederlands tv-programma voor aan. • Turkse deelnemers zeggen beter op de hoogte te zijn van gebeurtenissen in land van herkomst dan Marokkaanse en Surinaamse respondenten. • Met name Turkse en Marokkaanse deelnemers die een sterke affiniteit vertonen met het land van herkomst hebben frequenter contact met familie/vrienden in land van herkomst dan Surinaamse respondenten. Oriëntatie op Nederland: • Hoe sterker de allochtone respondenten zich verbonden voelen met land van herkomst, hoe minder fijn ze het vinden in Nederland woonachtig te zijn. • Vrijwel alle Turkse/Marokkaanse/Surinaamse respondenten geven aan via Nederlands medium (tv-programma, krant dan wel radio) op de hoogte te blijven van gebeurtenissen in Nederland. Taalbeheersing: • Relatief meer Turkse dan Marokkaanse ouders spreken de Nederlandse taal. • Allochtone ouders vinden het belangrijk dat kinderen de Nederlandse taal in woord en geschrift beheersen. • Allochtone jongeren zijn over het algemeen de Nederlandse taal beter machtig dan de taal uit land van herkomst.
21