Hoofdstuk 2. Beslissing die de aanstelling van de deskundige beveelt Procedure 1. EENZIJDIGE GERECHTELIJKE EXPERTISE Deze expertise is een deskundigenonderzoek waarin de deskundige noodzakelijk door de rechter wordt benoemd en waar de expertise niet tegensprekelijk geschiedt, hetzij omdat er slechts één partij gekend of bereikbaar is, of hetzij omdat de deskundige geen andere taak heeft dan de rechter in te lichten om de uitvoering te vergemakkelijken van zijn zending als rechter, zonder daarom een advies te uiten nopens de standpunten van de partijen.
2. TEGENSPREKELIJKE GERECHTELIJKE EXPERTISE 2.1. De aanstelling van de deskundige door middel van een incidentele eis In zeer veel gevallen zal de eis tot aanstelling van een deskundige een incidentele eis zijn in een geding ten gronde. Deze onderzoeksmaatregel zal ofwel bevolen worden door de magistraat, hetzij op verzoek van één van de partijen, hetzij op zijn eigen initiatief. Het is echter de rechter die het monopolie van het beslissingsrecht aangaande de onderzoeksmaatregel heeft. De partijen kunnen echter in gemeenschappelijk akkoord aan de rechter de identiteit van een deskundige voorstellen. Indien de magistraat soeverein oordeelt dat een deskundigenonderzoek zich opdringt dan is hij gebonden door de keuze door partijen betreffende de identiteit van de deskundige op voorwaarde dat zij akkoord zijn over de identiteit van de deskundige. 2.2. Het aanstellen van een deskundige door middel van een hoofdeis. De actio ad futurum Artikel 18, alinea 2 en artikel 962 van het Gerechtelijk Wetboek staan een hoofdeis tot aanstelling van een deskundige toe op voorwaarde dat de eisende partij zich in een dreiging van en/of objectief en actueel stadium van geschil bevindt.
OGP - Afl. 87
XIII.B.2 - 1
Beslissing aanstelling deskundige - Procedure Zo kan de huurder bij de aanvang van de huurovereenkomst de aanstelling van een gerechtsdeskundige vorderen voor het opstellen van een plaatsbeschrijving en dit om te vermijden dat bij de beëindiging van de huurovereenkomst er een discussie zou kunnen ontstaan betreffende de staat waarin het goed zich bevond bij intrede. 2.3. Het aanstellen van een deskundige door de voorzitter van de rechtbank 2.3.1. Vordering in kort geding De voorzitter van de arbeidsrechtbank en de voorzitter van de rechtbank van koophandel kunnen, in die aangelegenheden die tot de respectievelijke bevoegdheid van deze rechtbanken behoren, uitspraak doen bij voorraad. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan dit doen in alle zaken die niet aan de rechterlijke macht onttrokken zijn (art. 584 Ger.W.). De procedure is tegenstelbaar. Er is normaal gezien geen enkel verschil tussen de opdracht van de deskundige alnaargelang hij door de rechter in kort geding of door de rechter ten gronde is aangesteld. Het enige verschil tussen de beslissing uitgesproken door de rechter in kort geding en de rechter ten gronde is dat de rechter in kort geding voorbehoud maakt wat de rechten van de partijen ten gronde betreft. Hij beslist ‘bij voorraad’ (art. 584, 2de lid Ger.W.). Om een expertise in kort geding te mogen aanvragen is de ‘dringende noodzakelijkheid’ vereist. Deze dringende noodzakelijkheid of hoogdringendheid bestaat wanneer een feitelijke toestand waarvan de vaststelling nodig is als bewijs voor een partij, gevaar loopt te verdwijnen of gewijzigd te worden. De vordering tot aanstelling van een gerechtsdeskundige tot nazicht van de gebreken aan een woning werd b.v. echter als ongegrond afgewezen, vermits de aangeklaagde gebreken reeds 2.5 jaar aanwezig waren (Kort Ged., Rb. Kortrijk, 21 september 1995, T.G.R. 1995, 238). De dringende noodzakelijkheid moet bestaan op het ogenblik van de eis. De oorzaak van de vertraging om een expertise aan te vragen is hier zonder belang. De rechter in kort geding mag aan de deskundige zelfs vragen de
XIII.B.2 - 2
OGP - Afl. 87
Beslissing aanstelling deskundige - Procedure voorafgaande opdracht te geven of de gevraagde vaststellingen hoogdringend voorkomen, en zich aldus laten inlichten door de deskundige nopens bestanddelen die hem zullen toelaten te oordelen over zijn eigen bevoegdheid (CLOQUET, A., Deskundigenonderzoek in zaken van privaatrecht, A.P.R., E. Story-Scientia, 1975, 84). De beslissing tot aanstelling van een gerechtsdeskundige wordt uitgesproken ten voorlopige titel (art. 584 Ger.W.). Het is duidelijk dat de opdracht van de deskundige in kort geding zeer goed de grond van de zaak mag en kan raken, vermits het advies nooit de rechter ten gronde kan binden (CLOQUET, A., o.c., nr. 204). De aanstelling van een deskundige in kort geding laat de eiser volledig vrij de hoofdvordering ten gronde in te stellen voor om het even welke bevoegde rechter ten gronde. Om te weten voor welke rechter in kort geding men moet dagvaarden zijn de algemene regelen inzake bevoegdheid toepasselijk, behalve wanneer speciale wetten ervan afwijken voor bijzondere materies. Zo zal voor een probleem op een werf de eiser kunnen dagvaarden voor de rechter in kort geding die bevoegd is voor de plaats waar de werf zich bevindt, ongeacht of de eiser en verweerder in een andere gerechtelijk arrondissement gedomicilieerd zijn of maatschappelijke zetel hebben. Partijen kunnen zelfs een andere plaatselijke bevoegdheid bij overeenkomst bepalen in de materies die de openbare orde niet raken. In geval van volstrekte noodzakelijkheid, d.w.z. wanneer de aangevraagde maatregel zo dringend is of van zulke aard dat er gevaar zou bestaan wanneer men gebruik moet maken van de gewone procedure in kort geding, kan de vordering zonder termijnen ingeleid worden voor de voorzitters van de rechtbank. De volstrekte noodzakelijkheid moet zodanig zijn dat elk van de termijnen elk kort geding ten huize van de rechter niet zouden volstaan om een dreigend gevaar te keren. Om te kunnen dagvaarden in kort geding is zoals hierboven gesteld hoogdringendheid vereist. Hoogdringendheid of spoed is er wanneer er een werkelijk gevaar bestaat dat de minste vertraging een reëel en beduidende schade kan veroorzaken. De schade moet niet onherstelbaar zijn en evenmin actueel. De appreciatie van het tijdselement is echter in kort geding zeer belangrijk. Wanneer blijkt dat men voor de rechter ten gronde eveneens tot een snelle vaststelling kan komen, zal de voorzitter
OGP - Afl. 87
XIII.B.2 - 3
Beslissing aanstelling deskundige - Procedure besluiten dat er geen aanleiding bestaat om in kort geding over te gaan tot het deskundig onderzoek. De partij die het deskundig onderzoek vraagt mag zelf niet te kort geschoten zijn in het veilig stellen van haar belangen (VANDERPER, K., ‘De vordering tot aanstelling van een deskundige’, in X, Expertise, IUS, Kluwer rechtswetenschappen, 1987, 46). De onzorgvuldigheid of nalatigheid van de eisende partij leidt nochtans niet automatisch tot het afwijzen van de vordering. De voorzitter oordeelt immers over het spoedeisend karakter op het ogenblik dat hij de uitspraak doet en niet op het moment dat de eis wordt ingesteld (CLOQUET, A., o.c., nr. 201). Het vermoeden dat de vordering in kort geding wordt afgewezen indien de eisende partij zelf de oorzaak van het veroorzaken van de hoogdringendheid is dus geen absoluut vermoeden. De feitelijke situatie kan zich namelijk in de tijd wijzigen en verscherpen zodat het vermoeden weerlegd wordt. 2.3.2. De aanstelling van een deskundige op eenzijdig verzoekschrift Zoals hierboven reeds gemeld kan in geval van volstrekt noodzakelijkheid de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, koophandel en arbeidsrechtbank, een deskundige aanwijzen. In de rechtspraak is er betwisting hoe volstrekt een noodzaak moet worden begrepen en of bijvoorbeeld de noodzaak de tegenpartij te verassen (om te verhinderen dat bewijsmateriaal zou verdwijnen of dat men het zou doen verdwijnen) voldoet aan dit begrip. Het Hof van Cassatie heeft in 1975 beslist dat de procedure op eenzijdig verzoekschrift niet verantwoord is bij gebrek aan volstrekte noodzakelijkheid, wanneer geen uitzonderlijke urgentie valt af te leiden uit de aard zelf van de gevraagde maatregel (Cass., 13 juni 1975, Pas. 1975, I, 984). In de dagelijkse praktijk wordt de procedure op eenzijdig verzoekschrift bijzonder omzichtig benaderd. De voorzitter van de rechtbank is immers uitsluitend aangewezen op de uitleg en de verklaringen van de verzoeker. De voorzitter van de rechtbank zal soeverein oordelen of er dringende noodzakelijkheid is. De voorzitter van de rechtbank kan ook van mening zijn dat de volstrekte noodzakelijkheid op lange termijn niet gegrond kan blijven of zou kunnen worden misbruikt. Vaak zal de voorzitter dan ook de verzoeker bevelen binnen een vastgestelde, meestal korte,
XIII.B.2 - 4
OGP - Afl. 87
Beslissing aanstelling deskundige - Procedure periode te dagvaarden ten gronde. Het is tot het verstrijken van die termijn dat het bevelschrift uitwerking zal hebben.
3. DE AANSTELLING VAN EEN DESKUNDIGE OP VERZOEKSCHRIFT DOOR DE VREDERECHTER (ART. 594, § 1 GER.W.) De vrederechter kan op verzoekschrift uitspraak doen over vorderingen tot aanwijzing van deskundigen wanneer dit hem toekomt, ofwel krachtens overeenkomst tussen partijen, ofwel krachtens de wet, ofwel wanneer het voorwerp van het deskundig onderzoek tot zijn volstrekte bevoegdheid behoort. Kenmerkend voor deze rechtspleging op eenzijdig verzoekschrift is het ‘geheime’ karakter waarbij de zogenaamde ‘tegenpartij’ niet wordt opgeroepen en evenmin op de hoogte wordt gesteld. Deze partij krijgt meestal slechts weet van de door de vrederechter uitgesproken onderzoeksmaatregel ten gevolge van de uitvoering van deze maatregel zelf. De gevraagde maatregel van de vrederechter moet van die aard zijn dat bij gebruik van de tegensprekelijke procedure de maatregel het behoorde resultaat niet zouden kunnen bereiken. De doeltreffendheid moet bijgevolg liggen in het verrassingseffect ervan hetwelk zou ontkracht worden, wanneer de tegenpartij (voorafgaandelijk) op de hoogte zou worden gebracht. De rechter oordeelt hier soeverein. Wanneer hij van mening is dat op een even efficiënte manier hetzelfde resultaat kan worden bereikt via de gewone tegensprekelijke rechtspleging zal hij niet toelaten dat een partij het geveinsde voorwendsel van absolute noodzakelijkheid gebruikt om de rechten van verdediging te miskennen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.2 - 5
Beslissing aanstelling deskundige - Procedure
XIII.B.2 - 6
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 3. De aanstelling van een deskundige 1. SOEVEREINE BEOORDELING DOOR DE RECHTER De rechter is, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen, niet verplicht een deskundig onderzoek te bevelen (Cass., 29 maart 1974, Arr. Cass. 1974, 839). Deze soevereine beoordeling van de rechter geldt zowel als het gaat over een eerste expertise, een aanvullende expertise of een nieuwe expertise. Het is een feitenkwestie waarvan alleen de feitenrechter kennis neemt. In een aantal gevallen schrijft de wet echter een deskundig onderzoek voor (o.a. art. 1199, 1215, 1216 en 1244 Ger.W.; art. 4 W. 26 juli 1962 op de onteigening ten algemene nutte; art. 1644 B.W.). Buiten deze bij wet voorgeschreven gevallen kan (maar moet niet) dus de rechter van ambtswege een expertise bevelen. Indien hij geen deskundige beveelt, en dit is gevraagd door één der partijen, dient de rechter de afwijzing te motiveren. Wanneer beide partijen akkoord gaan om een deskundige te vragen, dient de rechter omwille van artikel 1043 Ger.W. akte te nemen van de overeenkomst op dit stuk (VANHELMONT, P., ‘Bedenkingen bij het deskundigenonderzoek inzake van privaatrecht’, Liber Amicorum Alfons Vandeurzen, 1995, 256). De rechter kan van oordeel zijn dat de expertise nutteloos of overbodig is voor de oplossing van het geschil wanneer een andere, goedkopere of snellere onderzoeksmaatregel voorhanden is, dan wel dat er voldoende andere elementen voorhanden zijn om te beslissen (Cass., 22 november 1957, Pas. 1958, I, 304). De rechtbank kan zich ook laten leiden door de motivering dat de kosten van een onderzoeksmaatregel zoals de expertise buiten verhouding staan tot de waarde van het geschil (Gent, 26 november 1990, T.G.R. 1991, 29). De rechter zal normaal geen expertise bevelen onder andere : a. Wanneer de expertise laattijdig aangevraagd wordt b. Wanneer het voorwerp van de opdracht niet geoorloofd of niet mogelijk is c. Wanneer de kosten van de expertise buiten elke verhouding zouden zijn met het gevorderd bedrag d. Wanneer de rechter zelf de nodige kennis bezit om het gesteld
OGP - Afl. 87
XIII.B.3 - 1
De aanstelling van een deskundige technisch probleem op te lossen. De rechter zou echter in dat geval zijn beslissing op technisch gebied dienen te motiveren. e. Wanneer de feiten reeds op een andere wijze bewezen zijn. f. Wanneer de voorkeur dient gegeven te worden aan een ander bewijsmiddel (CLOQUET, A., o.c., nr. 93). De rechter zal de expertise bevelen o.a.: a. In de gevallen door wet voorgeschreven (supra). b. Wanneer de feiten zo ingewikkeld zijn dat de rechter de tijd er niet voor heeft om de technische opsporingen zelf te ondernemen. c. Wanneer de rechter niet over de technische kennis beschikt om de feiten degelijk vast te stellen, of om de gevolgen of verantwoordelijkheden van deze feiten te beoordelen (CLOQUET, A., o.c., nr. 94).
2. WIE MAG ALS DESKUNDIGE AANGESTELD WORDEN? In het kader van een tegensprekelijke procedure en op voorwaarde dat er een akkoord bestaat tussen alle partijen over de identiteit van de aan te stellen gerechtsdeskundige, zal de rechtbank, op voorwaarde dat zij meent dat de aanstelling van een deskundige noodzakelijk is, met de door partijen overeengekomen identiteit moeten rekening houden. In praktijk gebeurt het echter vaak dat de rechtbank van mening is dat een deskundige aangesteld dient te worden en de partijen geen gemeenschappelijk akkoord hadden of meedeelden aan de rechtbank. In dat geval kan zelfs na vonnis van de aanstelling van een gerechtsdeskundige, mits een gemeenschappelijk akkoord tussen partijen, een andere deskundige aangesteld worden. Het hoort dan aan de partijen om hun gemeenschappelijk akkoord schriftelijk mee te delen aan de griffier dewelke dit akkoord zal toevoegen aan de farde van de procedure. Zowel werkelijk als materialiter zal de rechtbank rekening houden met bepaalde voorwaarden alvorens iemand als deskundige kan aangesteld worden. Het Gerechtelijk Wetboek bepaalt niet de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om als gerechtsdeskundige aangesteld te worden.
XIII.B.3 - 2
OGP - Afl. 87
De aanstelling van een deskundige Men dient dus tot een a contrario redenering over te gaan (SOURIS, P., L’expertise judiciaire en droit de la construction, La Charte, 1994, 59). Bijgevolg kunnen niet als gerechtsdeskundige aangesteld worden: a. De rechtspersoon: De deskundige moet een natuurlijke persoon zijn. De expertise, of verhuring van diensten, veronderstelt overigens het intuitu personae karakter. Niets belet echter dat de aangestelde deskundige deel uitmaakt van een rechtspersoon zoals bijvoorbeeld personeelslid, medevennoot, enz. (CLOQUET, A., o.c., nr. 166). b. De rechtsonbekwamen: Zowel de geïnterneerden, minderjarigen en gefailleerde kunnen niet aangesteld worden als gerechtsdeskundige. c. Titularissen van openbare functie (K.B. nr. 87 van 5 februari 1985) Daarenboven dient vanzelfsprekend de deskundige ook de voldoende technische kennis en ervaring te bezitten niet alleen in de wijze waarop hij een expertise moet leiden en afhandelen maar ook op de wijze hoe hij moet synthetiseren, afleiden, enz.
3. LIJST VAN DESKUNDIGEN Krachtens artikel 991 van het Ger.W. mogen de hoven en de rechtbanken lijsten van deskundigen opmaken, overeenkomstig de regels die de Koning bepaalt. De Koning heeft deze lijst nooit bepaald, reden waarom officieel zulke lijst dan ook niet bestaat. Het is wel zo dat bepaalde hoven en rechtbanken lijsten opstellen waaruit vrij door de voorzitter van de bevoegde kamers een deskundige kan gekozen worden. Aangezien echter de rechter een volledige vrijheid bezit betreffende de aanstelling van de deskundige (buiten de wettelijke verbodsbepaling zoals hierboven beschreven) is deze lijst eigenlijk enkel maar een hulpmiddel voor de rechter dewelke met de meest verschillende problemen geconfronteerd wordt en dan gemakkelijkheidshalve op basis van deze lijst de meest competente deskundige kan aanstellen. Een aantal belangengroeperingen maken echter wel lijsten van deskundigen over. Zo is er bijvoorbeeld het Nationaal College voor Deskundigen
OGP - Afl. 87
XIII.B.3 - 3
De aanstelling van een deskundige Architecten van België, de Belgische Kamer van Deskundigen en het ABEX. O.a. het Nationaal College voor Deskundigen en Architecten van België en het ABEX laten deskundigen slechts toe tot hun organisatie nadat examens zijn afgelegd door de kandidaat-deskundige en zijn kandidaatstelling goedgekeurd wordt door een commissie. Deze organisaties trachten op zulke wijze aan de hoven en rechtbanken de zekerheid te bieden dat de lijst van deskundigen die zij overmaken garant staat voor kwaliteit en ervaring. Veel hoven en rechtbanken houden reeds rekening met deze lijsten. Vanzelfsprekend komen sommige bekwame deskundigen die regelmatig aangesteld worden door hoven en rechtbanken echter niet voor op deze lijsten om reden dat zij bijvoorbeeld niet toetraden tot voornoemde organisaties. Teneinde problemen te vermijden dat eventueel minder competente deskundigen zouden aangesteld worden, dient ernaar gestreeft te worden dat de hoven en rechtbanken, in afwezigheid van de lijsten opgesteld door de Koning, zich baseren op lijsten overgemaakt door organisaties dewelke garant staan voor de opleiding en blijvende vorming van hun deskundigen.
4. DESKUNDIGE OF COLLEGE VAN DESKUNDIGEN Afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de expertise zal ofwel een deskundige aangesteld worden ofwel een college van deskundigen. Wanneer een college van deskundigen aangesteld wordt, zullen de deskundigen één enkel verslag opmaken en een enkel advies geven bij meerderheid van stemmen (CLOQUET, A., o.c., nr. 146). Indien echter twee deskundigen aangesteld worden met ieder een afzonderlijke opdracht b.v. de ene met de opdracht een advies te geven over de oorzaken van de bouwschade en de andere over de gevolgschade, dan zullen vaak twee verslagen opgesteld worden aangezien beide deskundigen afzonderlijk werden aangesteld met een verschillende opdracht. De aanstelling van een college van deskundigen dient bekeken te worden in het licht van het belang van de zaak. Een college van deskundigen verhoogt vanzelfsprekend aanzienlijk de procedurekosten.
XIII.B.3 - 4
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 4. Wraking en vervanging van de deskundige 1. AKKOORD VAN PARTIJEN Zoals hierboven reeds uiteengezet, kan ieder door de rechter benoemde deskundige alvorens hij van zijn benoeming kennis krijgt, worden vervangen bij overeenkomst tussen partijen, die door hen ondertekend wordt en bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd.
2. DE WRAKING Krachtens artikel 966 Ger.W. kunnen de deskundigen worden gewraakt om dezelfde redenen als de rechters. Bijgevolg dient artikel 828 Ger.W. toegepast te worden dat de oorzaken opsomt voor de wraking van magistraten. Krachtens artikel 967 Ger.W. is iedere deskundig, die weet dat enige reden van de wraking tegen hem bestaat, ertoe gehouden zulks onverwijld aan de partijen mee te delen en zich van de zaak te onthouden indien partijen hem geen vrijstelling verlenen. Er is bijgevolg geen verplichting van wraking. Partijen kunnen de deskundige bijgevolg ontheffen zich te wraken, maar hun beslissing van ontheffing kan niet meer herroepen worden. De oorzaken opgesomd in artikel 828 Ger.W. dienen restrictief geïnterpreteerd te worden. De deskundige die de partijen kiezen kan alleen worden gewraakt om redenen die ontstaan zijn of bekend geworden zijn sedert zijn aanwijzing, zoniet staat het vast dat partijen impliciet deze deskundige van zijn wraking vrijgesteld hebben (art. 968 Ger.W.; BENOIT, G., o.c., 19). De redenen voor wraking zijn de volgende: a. Indien de deskundige of zijn echtgenoot persoonlijke belang heeft bij het geschil; b. Indien de deskundige of zijn echtgenoot bloed- of aanverwanten van de partijen of van een van hen in de rechte lijn is of in de zijlijn tot in de vierde graad zijn of indien de deskundige bloed of aanverwant in de voormelde graad is van de echtgenoot van een der partijen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.4 - 1
Wraking en vervanging van de deskundige c. Indien de deskundige zijn echtgenoot, bloed of aanverwanten in de opgaande en de neerdalende lijn een geschil hebben over een gelijksoortige aangelegenheid als waarover de partijen in geschil zijn. d. Indien in hun naam een geding aanhangig is voor een rechtbank waarin een van de partijen deskundige is. e. Indien zijn schuldeiser of schuldenaar van een der partijen zijn. f. Indien een crimineel geding is gevoerd tussen hen en een van de partijen of hun echtgenoten, bloed of aanverwanten in de rechte lijn. g. Indien er een burgerlijk geding hangende is tussen de deskundige, zijn echtgenoot, hun bloedverwanten in opgaande en de nederdalende lijn of hun aanverwanten in dezelfde lijn en een van de partijen, en dat geding, indien het door de partijen is ingesteld, begonnen is voor het geding waarin de wraking wordt voorgedragen; indien dat geding, in geval het afgehandeld is, binnen zes maanden voor de wraking afgehandeld is. h. Indien de deskundige, voogd, toeziende voogd of curator, voorlopig bewindvoerder of gerechtelijke raadsman, begiftigde of vermoedelijke erfgename, meester of vennoot van een der partijen is; indien hij beheerder of commissaris is van enigerlei instelling, vennootschap of vereniging die partij is in het geding; indien een der partijen zijn begiftigde of vermoedelijke erfgename is. i. Indien de deskundige, raad gegeven, gepleit of geschreven heeft over het geschil. j. Indien de deskundige heeft deel genomen aan een vonnis in eerste aanleg en hij van het geschil kennis neemt in hoger beroep. k. Indien hij als getuige is opgetreden; indien hij sedert de aanvang van het geding door een partij op haar kosten ontvangen is of geschenken van haar heeft aangenomen. l. Indien er tussen hem en een van de partijen een hoge graad van vijandschap bestaat; indien er zijnerzijds aanrandingen, mondelinge of schriftelijke beledigingen of bedreigingen hebben plaats gehad sinds de aanleg van het geding of binnen zes maanden voor de voordracht van de wraking. Zo kan de deskundige bijvoorbeeld worden gewraakt indien hij voordien als technisch raadsman is opgetreden voor hetzelfde geschil. Vanzelfsprekend dient dit hetzelfde geschil te zijn of een samenhangend geschil (Kort Ged. Rb. Luik, 18 april, 1995, J.L.M.B. 1995, 965). Na de eerste bijeenkomst voor het deskundig onderzoek mag geen wraking meer worden voorgedragen tenzij de partij eerst na-
XIII.B.4 - 2
OGP - Afl. 87
Wraking en vervanging van de deskundige dien kennis heeft gekregen van de wrakingsgronde (art. 969 Ger.W.). Dit artikel is inderdaad logisch daar het niet zou opgaan een deskundige trachten te wraken wanneer men diens preliminaria ontvangt dewelke niet zouden overeenstemmen met het standpunt dat de partij die wenst dat de deskundige gewraakt wordt, overeenstemmen. Het bewijs aanbrengen van het feit dat een partij niet op de hoogte was van de wrakingsredenen voor de eerste vergadering van het deskundig onderzoek is echter zeer moeilijk. Krachtens artikel 970 Ger.W. moet de partij die middelen van wraking wil aanvoeren ze voordragen in een verzoekschrift aan de rechter die de deskundige heeft aangewezen. Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen de acht dagen nadat de partij kennis heeft gekregen van de redenen tot wraking. Na deze termijn vervalt de vordering van de partij die wrakingsmiddelen wil doen gelden en zal de deskundige zijn opdracht kunnen voortzetten. De griffier zal bij gerechtsbrief een eensluidend afschrift van de akte van wraking aan de gevraagde deskundige toezenden. Tevens bericht de griffier de deskundige dat hij binnen de acht dagen moet verklaren of hij in de wraking berust dan wel of hij ze betwist. De wraking wordt toegestaan, indien de deskundige erin berust of ze onbeantwoord laat. Wanneer de deskundige de wraking betwist, doet de rechter uitspraak, nadat hij de partijen en de deskundige in raadkamer heeft gehoord. Wordt de wraking verworpen, dan kan de partij die ze heeft voorgedragen, veroordeeld worden tot een schadevergoeding jegens de deskundige indien deze dit vordert. In dit laatste geval echter kan hij geen deskundige blijven in de zaak. Het vonnis inzake wraking is uitvoerbaar niettegenstaande voorziening. Indien het vonnis de wraking toestaat dan wijst het ambtshalve een nieuwe deskundige aan, tenzij de partijen op het ogenblik van het vonnis een overeenkomst bereikt hebben over de identiteit en keuze van de deskundige. In de praktijk blijkt het dat een deskundige op het ogenblik dat een verzoekschrift tot wraking ingeleid wordt zich vaak terugtrekt en dat zelfs indien de rechter de wraking verwerpt. De reden hiertoe is dat de betrekkingen tussen partijen die in het ongelijk gesteld werd en de deskundige vaak gespannen zijn.
OGP - Afl. 87
XIII.B.4 - 3
Wraking en vervanging van de deskundige 3. DE VERVANGING VAN DE DESKUNDIGE Artikel 977 Ger.W. voorziet dat telkens wanneer er reden is om deskundigen te vervangen de meest gerede partij zulks kan vragen bij verzoekschrift. De redenen waarom de vervanging kan gevraagd worden zijn verschillend en uitgebreid. Redenen die kunnen ingeroepen worden zijn het feit dat de deskundige niet binnen de voorziene termijn zijn deskundigenopdracht volbrengt, ziekte van de deskundige, onbekwaamheid, professionele fouten, enz. (GILLARDIN, J., ‘Le déroulement de l’expertise’, in L’expertise, Brussel, Publications des Facultés Universitaires Saint-Louis, 1994, 147). De rechter zal soeverein oordelen of de fout voldoende bewezen is en voldoende zwaarwichtig is om de deskundige te vervangen. Het is niet een automatisch gevolg van het laattijdig neerleggen van een deskundig verslag door de deskundige dat deze zal vervangen worden. De rechter zal ook kijken naar de moeilijkheid van de zaak enz. (Luik, 29 mei 1973, J.L. 1973-74, 33).
XIII.B.4 - 4
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 5. De rechtsmiddelen tegen de aanstelling van de deskundige 1. VERZET EN HOGER BEROEP Er kan verzet aangetekend worden tegen elk verstekvonnis. Een verstekvonnis dat niet binnen het jaar is betekend wordt echter als onbestaande beschouwd. Wanneer een partij bij verstek veroordeeld werd heeft zij, in zaken vatbaar voor hoger beroep, de keuze ofwel verzet aan te tekenen tegen het vonnis ofwel hoger beroep in te stellen. Indien men verzet of hoger beroep aantekent dan mag en moet de deskundige toch zijn opdracht aanvangen en voortzetten tot een tegenstrijdige beslissing is genomen op verzet of in hoger beroep. Dit vanzelfsprekend indien de deskundige zijn werkzaamheden al heeft aangevat en hij hiertoe uitgenodigd werd conform artikel 964 Ger.W. (infra). De redenering hierachter is dat wanneer een deskundige aangesteld wordt het vonnis een onderzoeksmaatregel voorschrijft en de voorlopige tenuitvoerlegging van rechtswege geschiedt wat deze maatregel betreft. Het eventueel verzet dient ingesteld te worden bij de rechter die de deskundige heeft aangesteld en dewelke verder toezicht uitoefent en tussenkomt in de loop van het deskundig onderzoek overeenkomstig artikel 973 Ger.W. De magistraat die zetelt in verzet of in hoger beroep kan vanzelfsprekend beslissen dat het deskundig onderzoek niet noodzakelijk is en het bestreden vonnis op dit punt teniet doen. Wanneer een rechter op verzet of in hoger beroep meent dat de aanstelling van een deskundige noodzakelijk is dan kan hij: – hetzij de zaak verwijzen naar de eerste rechter met betrekking tot de expertise indien de rechtspleging het toelaat; – hetzij een of meerdere andere deskundigen aanstellen met dezelfde of een nieuwe opdracht; – hetzij dezelfde deskundige aanstellen met een aanvullende opdracht; – hetzij geen deskundige meer aanstellen en rekening houden met de besluiten van het eerste deskundigenonderzoek; – hetzij de deskundige aangesteld door de eerste rechter ter zitting
OGP - Afl. 87
XIII.B.5 - 1
De rechtsmiddelen tegen de aanstelling van de deskundige waarop de pleidooien worden gehouden horen of een andere deskundige aangesteld door de rechter in hoger beroep om een mondeling technisch verslag vragen (BENOIT, G., o.c., 64). 2. GEEN RECHTSMIDDEL IN BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN 2.1. Geen voorziening Het vonnis dat akte verleent van het gemeen akkoord tussen partijen omtrent hetzij het principe van het deskundig onderzoek, hetzij betreffende de naam van de deskundige zijn op deze punten niet vatbaar voor enige voorziening (art. 1043 Ger.W.). Geen verzoek of hoger beroep is mogelijk tegen beslissingen waarbij de rechter een plaatsopneming beveelt, en waarbij hij tegelijk beveelt dat een deskundige hem bij die plaatsopneming zal vergezellen. Tevens is geen verzet of hoger beroep mogelijk tegen beslissingen waarbij een deskundige op verzoekschrift wordt aangesteld inzake vervoer van goederen door binnenschepen en inzake vervoer van goederen ter land. Ook wanneer de deskundige door de rechter werd aangesteld en de partijen het principe van de deskundige en de opdracht hebben aanvaard is geen voorziening mogelijk (supra). 2.2. Geen verzet Men kan geen verzet instellen tegen de bevelschrift verleend op eenzijdig verzoekschrift vanwege de partij die het verzoekschrift heeft neergelegd vermits die partij in de zaak was. De andere partij heeft vanzelfsprekend de keuze tussen het verzet en het hoger beroep. Ook derden hebben het recht tegen dit bevelschrift en derdenverzet in te dienen, indien de beslissing van aard is om de rechten van de derden te schaden. 3. GEVOLGEN NA UITSPRAAK IN VERZET OF HOGER BEROEP Indien een in eerste aanleg bevolen onderzoeksmaatregel zoals een expertise, in hoger beroep bevestigd wordt moet de zaak naar de eerste rechter verwezen worden (art. 1068, 2de lid Ger.W.).
XIII.B.5 - 2
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 6. Het verloop van een expertise 1. HET INWERKINGSTELLEN VAN EEN DESKUNDIGE 1.1. Principe Op verzoek van de meest gerede partij zendt de griffier bij gerechtsbrief aan de deskundigen een eensluidend verklaard afschrift van het vonnis (art. 965 Ger.W.). De meest gerede partij dient dus aan de griffier een brief te schrijven met het verzoek dat hij een eensluidend verklaard afschrift conform artikel 965 Ger.W. naar de aangestelde deskundige stuurt. 1.2. De meest gerede partij Vaak kan zich de vraag stellen wie de meest gerede partij is. Een aannemer kan bijvoorbeeld in betaling van facturen de bouwheer dagvaarden. De bouwheer roept gebreken in om zijn niet-betaling te rechtvaardigen. De rechter beslist om een deskundige aan te stellen. Wie is nu de meest gerede partij? Als principe kan gesteld worden dat de meest gerede partij de partij is die het meeste belang heeft opdat het deskundigonderzoek in de kortst mogelijke tijdspanne zou aanvangen. Indien de expertise op verzoek van één partij wordt bevolen dan kan men stellen dat zij de meest gerede partij is. Indien de verzoeker van deze expertise de deskundige niet in werking stelt kan de andere partij de rechtbank vragen om de zaak terug voor haar te laten komen en de zaak behandelen op basis van de stukken gezien de deskundige door de meest gerede partij niet in werking werd gesteld. Vaak echter zal de verweerder in zulke zaken het initiatief nemen om de deskundige in werking te stellen. In het voorbeeld hierboven aangehaald heeft de bouwheer er ook alle belang bij dat de gebreken zo vlug mogelijk vastgesteld worden. Indien in dit geval de aannemer de deskundige niet in werking stelt is het aangeraden dat de verweerder dit in dit concrete geval doet. De rechtbank zal namelijk moeilijk kunnen oordelen of er inderdaad gebreken zijn indien zij geen objectieve elementen ter beschikking gesteld worden en/of een advies van een onafhankelijke zijnde in casu een deskundige.
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 1
Het verloop van een expertise Indien de deskundige door de rechtbank wordt aangesteld zonder dat een partij hiertoe de vraag gesteld heeft, dan zal soms een discussie ontstaan tussen partijen wie de gerechtsdeskundige in werking moet stellen. Deze discussie is te verklaren door het feit dat de meest gerede partij de deskundige zal moeten provisioneren. Indien partijen niet aan deze discussie uitkomen is het aangeraden de zaak zo vlug mogelijk te laten vaststellen voor de rechtbank teneinde te pleiten ofwel over de grond van de zaak ofwel over wie de meest gerede partij eigenlijk is. De rechter zal dan de knoop doorhakken.
2. WEIGERING OF AANVAARDING DRACHT DOOR DE DESKUNDIGE
VAN
DE
OP-
Krachtens art. 965 Ger.W. geven de deskundigen binnen acht dagen per brief aan de rechter en partijen kennis van de plaats de dag en het uur waarop zij hun werkzaamheden zullen aanvangen. Indien de deskundige dit doet wordt hij verondersteld zijn opdracht te aanvaarden. De deskundige is vanzelfsprekend niet verplicht de opdracht te aanvaarden. De deskundige zou de opdracht kunnen weigeren wanneer bijvoorbeeld de opdracht niet tot zijn bevoegdheid of specialisatie behoort ofwel dat zijn professionele organisatie en aanpak hem niet toelaten deze opdracht te aanvaarden. Andere redenen kunnen professionele, deontologische redenen zijn, afwezigheden, vakantie, enz. Indien de deskundige binnen de acht dagen na de ontvangst van het vonnis dat hem aanstelt de opdracht weigert en redenen schriftelijk meegedeeld heeft aan de rechter, zal de zaak onmiddellijk terug vastgesteld worden in raadkamer waar beide partijen en de deskundige per gerechtsbrief worden opgeroepen. Indien de deskundige op deze zitting in zijn beslissing volhardt, of zelfs gewoon niet komt opdagen, zal de rechter het vonnis dat deskundige aanstelt teniet doen voor wat de aanstelling betreft. Partijen kunnen ofwel op dat ogenblik in gemeenschappelijk akkoord een andere deskundige voorstellen zoniet duidt de rechter zelf een nieuwe deskundige aan. De weigering van de opdracht door de deskundige kan zelfs gebeuren op de eerste preliminaire vergadering gezien de deskundige op dat ogenblik zich soms slechts rekenschap kan geven van het probleem waarvoor hij een advies aan de rechtbank dient te geven.
XIII.B.6 - 2
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise 3. HET SAMENROEPEN VAN DE PARTIJEN DOOR DE DESKUNDIGE Zoals hierboven reeds vermeld dient de deskundige, conform art. 965 Ger.W., binnen de acht dagen nadat hij kennis gekregen heeft van het eensluidend verklaard vonnis, de partijen samen te roepen en hen de plaats, dag en uur mee te delen waarop de deskundige zijn werkzaamheden kan aanvatten. Alvorens de deskundige de dag en uur van de eerste preliminaire vergadering bepaalt, zal hij de beschikbaarheden van de verschillende partijen nagaan en trachten een dag en uur vast te stellen waarop alle partijen aanwezig kunnen zijn. Het is hier aan de deskundige om enig initiatief ter zake te nemen. Men kan niet ontkennen dat sommige partijen systematisch zullen trachten de eerste (preliminaire) vergadering uit te stellen ten einde tijd te winnen. Aan de andere kant dient de deskundige ook rekening mee te houden dat mocht hij slechts één dag en uur voorstellen sommige partijen of hun raadslieden met de meest goede wil niet op deze dag kunnen aanwezig zijn. Praktisch gaat de deskundige best tewerk door in geval van hoogdringendheid, alle partijen telefonisch te contacteren om hun beschikbaarheden te weten te komen. Indien er geen hoogdringendheid is alle partijen aan te schrijven en een aantal data voor te stellen. Indien er geen akkoord kan bekomen worden tussen partijen dan mag en moet de deskundige zelf een dag en uur vaststellen. Indien er zich ernstige problemen voordoen betreffende het organiseren van de eerste preliminaire vergadering, dan kan de deskundige zich tot de rechtbank wenden. Hier moet de deskundige echter opletten dat dit geen uitstel of vertraging met zich meebrengt. Indien de partijen door een raadsman vertegenwoordigd zijn dan zal de deskundige zich vaak beperken tot contact met de desbetreffende raadslieden. De deskundige dient in principe niet bij aangetekend schrijven de partijen samen te roepen daar zulks niet voorzien is door artikel 965 Ger.W. Om echter alle discussies en problemen te vermijden, zal een voorzichtig deskundige, zeker voor wat betreft de eerste samenroeping, de partijen bij aangetekend schrijven en hun raadslieden bij gewone brief samenroepen. De deskundige zal dan op de eerste preliminaire vergadering
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 3
Het verloop van een expertise vaak om vrijstelling van formaliteiten verzoeken en aan partijen vragen of zij in de toekomst bij gewone brief kunnen aangeschreven worden. Bij gebreke zal de deskundige blijven aanschrijven bij aangetekend schrijven en dit om discussies van ‘wel of niet-ontvangst’ te vermijden. De deskundige zal voor de eerste preliminaire vergadering alle partijen samenroepen, zowel de partijen zelf, hun juridische en technische raadslieden. Later voor zuiver technische vergaderingen, zullen, indien de partijen hieromtrent akkoord zijn, enkel de technische raadslieden en partijen samengeroepen worden. Een kopie echter van deze samenroeping zal altijd verzonden worden aan alle partijen. Voor andere samenkomsten zal de deskundige, indien mogelijk, de beschikkingen van alle partijen nagaan zodat een datum kan overeengekomen die alle partijen schikt. Ook hier weer dient de deskundige met gezond verstand en enig initiatief tewerk te gaan. Indien geen akkoord kan bereikt worden betreffende de datum en/of er teveel tijd zou verloren worden dient de deskundige eenzijdig een datum vast te stellen. De eerste samenroeping dient te gebeuren op de plaats zoals voorzien in het vonnis. Indien echter het vonnis niet de plaats van samenroeping bepaalt dan heeft de deskundige hier de vrijheid. De deskundige zal zich in dat geval laten leiden door het belang van het probleem. Sommige expertisen noodzaken een eerste plaatsbezoek, andere niet. Soms is het ook aangeraden, indien de plaats van samenkomst niet in het vonnis voorzien is dat de deskundige de eerste vergadering organiseert op zijn kabinet of in het Paleis van Justitie gezien bijvoorbeeld op de bouwwerf niet eens tafels en stoelen staan en partijen aldaar moeilijk documenten kunnen uitwisselen.
4. DE EERSTE VERGADERING TER PLAATSE (PRELIMINAIRE VERGADERING) 4.1. Belang van de preliminaire vergadering De preliminaire vergadering is een van de belangrijkste stadia in de loop van de expertise (BENOIT, G., o.c., 24). Niet alleen is het soms de eerste en laatste maal dat de partijen de
XIII.B.6 - 4
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise deskundige ontmoeten. Ook hebben de partijen en hun technische en juridische raadslieden de mogelijkheid de historiek, de oorzaak, de reden, enz. uiteen te zetten. De deskundige kan daarenboven rekenschap geven van de zaken die de partijen scheiden, hun bezig houden, verdeeld enz. Daarenboven zal op de eerste preliminaire vergadering soms blijken dat een verzoening wel degelijk mogelijk is indien de partijen op constructieve wijze met de deskundige kunnen samenwerken. 4.2. Het verloop van de preliminaire vergadering Wanneer de rechter niet aanwezig is zal de deskundige de eerste vergadering voorzitten en ook alle andere tussenkomsten leiden. In de eerste plaats zal de deskundige een lijst opstellen van alle partijen die aanwezig zijn. Indien een vennootschap aanwezig is dan wordt de naam van de aanwezige bestuurder genoteerd. De deskundige noteert tevens meestal de adressen, telefoonnummers, faxnummers, enz. Het is van belang dat de deskundige telkenmale er een vergadering georganiseerd wordt, een lijst opstelt van de partijen die aanwezig waren. Na het opstellen van deze lijst zal de deskundige de inhoud van zijn opdracht voorlezen. Vervolgens legt de deskundige de eed af. Vaak zal de deskundige nadien vragen of de partijen hem vrijstelling van formaliteiten verlenen. Dit heeft o.a. tot gevolg dat de deskundige de partijen niet meer aangetekend dient aan te schrijven alsmede dat de termijn bepaald in het vonnis mag en kan overschreden worden. Ook een van de gevolgen is dat er afstand van de formaliteiten voorzien door art. 990 Ger.W. (consignatie van een voorschot op de griffie) gedaan kan worden. Vaak zullen partijen een gedeeltelijke afstand voor formaliteiten toestaan bijvoorbeeld voor alles behalve voor wat betreft de termijn voorzien in het vonnis. Aangezien echter de termijn door de rechter bepaald is, zonder dat deze zich altijd een goed zicht van de problematiek kan vormen, is het aangeraden dat de partijen in samenspraak met de deskundige een andere termijn overeenkomen indien dit noodzakelijk blijkt. De procedure van consignatie van het voorschot ter griffie voorzien door art. 990 Ger.W. wordt in praktijk bijna nooit meer gevolgd.
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 5
Het verloop van een expertise Deze procedure die voorziet dat een voorschot in consignatie moet gegeven worden ter griffie is trouwens verouderd daar expertises vaak langdurig en duur zijn. Indien de procedure voorzien bij art. 990 Ger.W. zou moeten gevolgd worden dan moet de deskundige wachten tot op het ogenblik van de taxatie (infra) alvorens hij enige ereloon zou ontvangen, behalve wanneer hij de griffie verzoekt enige voorschotten vrij te houden. De deskundige die echter voorschotten vraagt zonder dat enige afstand van formaliteiten en afstand van art. 990 Ger.W. door de partijen werd toegekend begaat een fout. Aangeraden is dan ook dat elke deskundige deze vrijstelling van minstens art. 990 Ger.W. aan de partijen verzoekt ten einde de werkzaamheden ook voor hem en zijn kantoor vlot te laten verlopen. Nadat de deskundige zijn opdracht gelezen heeft en eventueel vrijstelling van formaliteiten gevraagd heeft, geeft hij het woord aan de advocaat van en/of de meest gerede partij. Deze advocaten zullen kort en bondig het voorwerp van het geschil zowel in feiten als in rechte uiteenzetten alsmede deze uiteenzetting met hun geïnventariseerde bundel staven. Nadat de meest gerede partij en/of diens raadsman zijn standpunt heeft medegedeeld zal eventueel diens technisch raadsman het standpunt en/of een advies meedelen. Nadien wordt het woord gegeven aan de andere partijen en hun technische en juridische raadslieden. Ook deze partijen zullen hun standpunt eventueel staven met overhandiging van een geïnventariseerde bundel. Teneinde de werkzaamheden van de deskundige te vergemakkelijken zullen de partijen soms reeds voor de eerste preliminaire vergadering hun geïnventarieerd bundel toesturen aan de deskundige (en een kopie aan de tegenpartijen). Dit geeft het voordeel dat de deskundige zich reeds een eerste beeld kan vormen van de problematiek waarmee hij zal geconfronteerd worden op de eerste preliminaire vergadering. Teneinde de deskundige zo veel mogelijk te vrijwaren is het aangeraden dat de partijen de mondelinge uiteenzetting of deze zelfs meer gedetailleerde schriftelijk overmaken aan de deskundige ofwel tijdens de eerste preliminaire vergadering ofwel kort daarna. Dit sluit alle discussies uit en geeft het voordeel dat de deskundige in detail over het standpunt beschikt van de partijen. Na de uiteenzetting zal de deskundige beslissen ofwel onmiddellijk ofwel op een volgende vergadering de werf, het voorwerp, het toestel, enz. te onderzoeken.
XIII.B.6 - 6
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise Alvorens de deskundige de eerste preliminaire vergadering opheft is het van belang dat hij: – de punten waarover een akkoord wordt bereikt opneemt; – eventuele stukken of documenten die hij nog nodig heeft opvraagt; – de datum van het volgende bezoek meedeelt indien mogelijk en de partijen meedeelt of het een technische vergadering betreft dan wel een vergadering waarop alle partijen moeten aanwezig zijn. Op een technische vergadering, zoals hierboven reeds uiteengezet, zal vaak enkel de partij zelf met zijn technische raadsman aanwezig moeten zijn.
5. DE TEGENSPREKELIJKHEID VAN DE EXPERTISE Het principe van de tegensprekelijkheid van de expertise is één van de allerbelangrijkste principes dewelke de deskundige zal moeten naleven. Dit principe impliceert de eerbiediging van de rechten van verdediging van elke partij op elk ogenblik van de expertise. De opdracht van de deskundige dient dan ook volledig tegensprekelijk te gebeuren, d.w.z. zowel de samenroeping van de partijen, het verhoren van de partij, het zoeken naar de ‘derde-gespecialiseerde’ (zie infra), het meedelen van de preliminaria enz. De deskundige zal er dan ook voor zorgen dat alle documenten die in zijn bezit komen ter kennis gebracht worden van de andere partijen. In principe geldt vanzelfsprekend de verplichting van de partijen om elk document dat zij meedelen aan de deskundige in kopie over te maken aan de andere partijen. Mocht één van deze partijen dit echter vergeten of niet doen, dan dient de deskundige ervoor te zorgen dat de derde partij hiervan tijdig kennis krijgt. De tegensprekelijkheid van de expertise hangt voor een groot deel af van de samenroeping van de partijen. Indien de deskundige de partijen niet samenroept of slechts één van de partijen dan is vanzelfsprekend de tegensprekelijkheid volledig zoek. Het is dan ook van belang dat de deskundige conform art. 973 Ger.W. de partijen altijd oproept om aanwezig te zijn bij alle verrichtingen tenzij de partijen hem ervan ontslagen zouden hebben hen te verwittigen. Vaak zal de deskundige verzoeken om ontlast te worden van deze verplichtingen voor kleinere vaststellingen, b.v. het nemen van foto’s enz. Indien deze vrijstelling door de partijen toegekend
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 7
Het verloop van een expertise wordt dient de deskundige hiervan melding te maken in zijn voorverslag. De deskundige dient ervoor te zorgen dat zulke vrijstelling echter de uitzondering is en niet de regel aangezien de aanwezigheid van de partijen onontbeerlijk is en vaak, wanneer één van de partijen b.v. in een woning woont alwaar de expertise dient plaats te hebben, deze partij automatisch aanwezig is en de andere partij niet (LURQUIN, P., o.c., nr. 140). Een voorzichtig deskundige zal altijd niet alleen de partijen doch ook diens raadslieden zowel juridische als technische verwittigen. In geval de deskundige zou aangesteld zijn bij verstekvonnis dan nog dient de deskundige de verstekdoende partij op te roepen bij aangetekend schrijven. Indien thans de versteklatende partij ook niet komt opdagen is het van belang dat ook naar de toekomst toe de deskundige waakt dat elk oproeping aangetekend gebeurt en dit om elke discussie betreffende het al dan niet tegensprekelijk karakter van de expertise uit te sluiten. Dit geldt ook voor de partij die niet bij verstek veroordeeld is maar niet komt opdagen op de eerste preliminaire vergadering (LURQUIN, P., o.c., nr. 143).
6. DE VERPLICHTING OM DE PARTIJEN TE HOREN Art. 972 Ger.W. bepaalt dat de deskundige de partijen dient te horen. Dit dient vanzelfsprekend tegensprekelijk te gebeuren. Het gaat niet op dat de deskundige met een partij contact opneemt waarbij deze partij zijn standpunt volledig uiteenzet zonder de andere partij de mogelijkheid gehad heeft alhier aanwezig te zijn. Wegens redenen van dringende noodzakelijkheid kan het soms onmogelijk zijn de partijen tijdig uit te nodigen tot de deskundigenverrichtingen. Het is een dergelijk geval de plicht van de deskundige, de partijen te verwittigen zodra hij ze zou kunnen bereiken. Hij zal ze dan trouwens uitnodigen op alle verrichtingen die ze nog tijdig kunnen bijwonen en hen tevens onmiddellijk verslag uitbrengen over de gedane vaststellingen (CLOQUET, A., o.c., nr. 293). Indien de staat van een van de partijen verandert (bv. een overlijden) dan is de wijziging van staat of hoedanigheid zonder invloed of gevolg op de voortzetting van de verrichtingen zolang de deskundige daarvan geen kennis is gegeven. Indien de deskundige echter op de hoogte gesteld wordt van deXIII.B.6 - 8
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise ze feiten, dient hij zijn werkzaamheden te schorsen tot wanneer alle belanghebbenden hun akkoord hebben betuigd bij de voortzetting van die werkzaamheden ondanks deze verandering. Bekomt hij het bewijs van dit eenparig akkoord niet, dan moet hij zijn werkzaamheden staken tot dat de rechtspleging van hervatting van het geding voor de rechter ten gronde beëindigd is (CLOQUET, A., o.c., nr. 296).
7. DE VERKLARINGEN VAN DE PARTIJEN Wanneer de partijen uitgenodigd worden voor de eerste preliminaire vergadering, of nadien, hebben zij het recht en de mogelijkheid hun standpunt uiteen te zetten. De deskundige is dan ook verplicht om de partijen uit te nodigen zelfs als hij geen vaststelling heeft te doen doch alleen aangesteld wordt om een advies uit te brengen (CLOQUET, A., o.c., nr. 298). Deze verklaringen dienen te gebeuren in de taal van de procedure. De partijen kunnen overeenkomen dat de deskundige eerst hun dossiers zal onderzoeken vooraleer hun mondelinge uitleg te aanhoren. Zij kunnen deze werkwijze echter niet opdringen aan de deskundige. De deskundige mag de partijen ondervragen, doch de partijen mogen de deskundige niet ondervragen om reeds voor de mededeling van het verslag een antwoord te bekomen op de punten van de opdracht (CLOQUET, A., o.c., nr. 315).
8. BEWIJSVOERING VOOR DE DESKUNDIGE EN MEDEDELING VAN STUKKEN De deskundige gebruikt de methodes van onderzoek die hij gepast oordeelt, tenzij de rechter aan de deskundige bepaalde methodes zou opgelegd hebben. De deskundige kan zelfs zijn verslag steunen op verklaringen van partijen indien hij zelf geen vaststellingen meer kon doen. De verklaringen van partijen hebben de waarde van een buitengerechtelijke bekentenis. Aan deze buitengerechtelijke bekentenis zal de rechter soeverein het oordeel toeëigenen die hij meent daaraan te moeten hechten. De deskundige zal de verklaringen van de partijen acteren voor zover hij meent dat dit van belang is in het kader van zijn opdracht. De partijen zullen tijdens de eerste preliminaire vergadering en
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 9
Het verloop van een expertise nadien tijdens de procedure van de expertise documenten kunnen voorleggen. Deze overlegging dient echter noodzakelijk tegensprekelijk te gebeuren, d.w.z. dat alle elementen waarvan een partij gewag wil maken eerst aan de andere partij dient te worden overgemaakt alvorens er gebruik van te maken of naar de deskundige te zenden. De partijen zijn verplicht om alle documenten die nuttig zijn te overhandigen aan de deskundige. Indien één van de partijen weigert bepaalde documenten te overhandigen dan heeft de andere partij de mogelijkheid conform artikel 736 en 877 Ger.W. de mogelijkheid de partijen te verplichten de kwestieuze stukken te overleggen. Zoals hierboven reeds uiteengezet dienen alle stukken alvorens aan de deskundige te worden overhandigd voorafgaandelijk aan de andere partijen meegedeeld te worden. De deskundige mag ervan uitgaan wanneer een advocaat hem een stuk overmaakt deze, conform de op de advocaten van toepassing zijnde deontologische regels, het stuk aan de andere partijen al heeft overgemaakt. Indien men echter te doen heeft met personen zonder raadsman en deze maken een stuk over dan zal de deskundige zich ervan moeten vergewissen dat dit stuk ook aan de andere partijen overgemaakt werd. Een voorzichtig deskundige zal een inventaris opmaken van alle stukken dewelke hem overgemaakt werden en, in de mate dat dit mogelijk is, een kopie ervan toevoegen aan de preliminaria en het definitief verslag.
9. BEROEP OP EN BIJSTAND VAN DERDE GESPECIALISEERDE, DESKUNDIGEN, TECHNISCHE RAADGEVERS, ASSISTENTEN EN ONDERAANNEMERS DOOR DE DESKUNDIGE De deskundige mag beroep doen op derden en aldaar adviezen inwinnen voor zover hij daardoor echter de vervulling van zijn eigen opdracht niet uit handen geeft. Deze derden dienen te werken onder het gezag van en volledig onder de verantwoordelijkheid van de deskundige. De deskundige mag zich niet laten vervangen noch door een medewerker noch door een assistent om zijn opdracht af te staan. De deskundige heeft echter de vrije keuze beroep te doen op een derde specialist om hem een advies te geven. LURQUIN noemt zulke XIII.B.6 - 10
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise derde specialist de sapiteur (LURQUIN, P., Traité de l’expertise, Brussel, Bruylant, 1985, nr. 153). Het is van belang dat deze derde specialist ook de tegensprekelijkheid van de expertise eerbiedigt en waarborgt. Het gaat vanzelfsprekend niet op dat de deskundige zijn advies enkel en alleen zou baseren op het advies van de derde gespecialiseerde en geen bijkomende bemerkingen of adviezen geeft daar het weergeven van een advies van een gespecialiseerde niet voldoet aan een expertiseverslag (Bergen, 11 juli 1953, J.T. 1953, 666; Cass., 28 januari 1965, Pas. 1965, I, 530).
10. ROL VAN DE RECHTER Artikel 973 Ger.W. bepaalt dat de deskundigen hun opdracht onder toezicht van de rechter vervullen. Ditzelfde artikel stelt tevens dat de rechter te allen tijde, ambtshalve of op verzoek, de verrichtingen kan bijwonen. Aangezien de deskundige zijn opdracht vervult onder toezicht van de rechter dient de deskundige de rechter in te lichten wanneer de deskundige een procedureprobleem ontmoet of wanneer er een betwisting ontstaat tussen de partijen en de deskundige dan kan de rechter de partijen samenroepen in raadkamer om een oplossing te zoeken. Wanneer de rechter, zoals voorzien bij artikel 973 Ger.W., de verrichtingen wenst bij te wonen, zal de deskundige hem moeten bericht geven van de plaats, dag en uur van de verschillende verrichtingen, zelfs wanneer de partijen de deskundige mochten ontslagen hebben en zelf te verwittigen. De magistraat zal tevens controle uitoefenen betreffende de spoedige afhandeling door de deskundige. Indien de partijen tevergeefs de deskundige blijven aanmanen zijn werkzaamheden met de nodige spoed af te handelen en vrezen dat bij verdere aanmaningen zij de deskundige zouden kunnen ontstemmen moeten zij erop kunnen rekenen dat de rechter zelf het initiatief kan nemen de deskundige attent te maken op zijn plicht tot naarstigheid. De rechter moet vanzelfsprekend wel van deze vertraging op de hoogte zijn doch dit gebeurt vaak wanneer één van de partijen een verzoekschrift in vervanging van deskundige zal neerleggen. De heer vrederechter BENOIT stelt als magistraat dat niets boven een plaatsbezoek gaat om zich de visu te vergewissen van het werkelijk voorwerp van het geschil, de aanleiding ervan, de histo-
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 11
Het verloop van een expertise riek, de gevolgen en zelfs de oplossingen voor de toekomst (BENOIT, G., o.c., 30). Deze zelfde auteur stelt tevens dat een groot aantal van zijn collega’s vrederechters een pretoriaanse rechtspraak ontwikkeld hebben die erin bestaat een plaatsbezoek te bevelen op dezelfde datum als de eerste expertisevergadering met als doel: a. In hoofdorde, ter plaatse de partijen trachten te verzoenen; b. In ondergeschikte orde, te trachten de expertisekosten te beperken; c. In meer ondergeschikte orde, zich rekenschap te geven van de omvang van het geschil of van de schade, daar de verschillende schadeloosstellingen en zelfs schattingen door de deskundige voorgesteld, soeverein door de rechter ten gronde dienen nagezien en beoordeeld te worden (BENOIT, G., o.c., 30).
11. PROVISIES De deskundige is gerechtigd voorschotten te vragen. Krachtens art. 990 Ger.W. kan de deskundige de vervulling van zijn opdracht uitstellen tot dat de meest gerede partij op de griffie een voorschot in consignatie heeft gegeven om in een gematigde verhouding tot zekerheid te dienen van de betaling van hun ereloon en de vergoeding van hun kosten. De deskundige is echter niet gerechtigd de eerste vergadering conform artikel 965, al. 2 Ger.W. uit te stellen totdat hij de provisie ontvangen heeft. Na de eerste preliminaire vergadering kan de deskundige echter perfect zijn werkzaamheden uitstellen tot de desbetreffende provisie gestort werd (Kort Ged. Rb. Luik, 30 oktober 1995, R.R.D. 1996, 109 en LURQUIN, P., o.c., nr. 201). Een voorzichtig deskundige zal, wanneer hij de partijen uitnodigt voor de eerste preliminaire vergadering, verzoeken een cheque mee te brengen of reeds een storting de doen voor deze vergadering. Artikel 990 Ger.W. voorziet enkel de mogelijkheid van de consignatie van het voorschot ter griffie door de meest gerede partij. In praktijk laten deskundigen zich echter provisioneren zonder dat er van enige consignatie sprake is (supra). De consignatie gebeurt bijna niet meer alhoewel wettelijk gezien dit de enige mogelijkheid is. Indien de deskundige namelijk een voorschot op een andere wij-
XIII.B.6 - 12
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise ze ontvangt dan via consignatie ter griffie dan is de deskundige tot teruggave verplicht. De problematiek van de betaling van de voorschotten en de consignatie is een voorbeeld van hoe in praktijk de wet niet wordt toegepast. Sommige auteurs raden nochtans aan dat het voorschot wel degelijk geconsigneerd wordt ter griffie (BENOIT, G., o.c., 55). Krachtens artikel 990, § 4, heeft de rechter, de mogelijkheid, in geval van betwisting of wanneer de partijen het verschuldigd voorschot niet storten, op verzoek van de meest gerede partij, een bevel tot tenuitvoerlegging uit te spreken en dit ten belope van het bedrag dat hij vaststelt, na zo nodig de opmerkingen van de betrokkenen in raadkamer te hebben gewogen. Deze beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Het probleem met deze wetsbepaling is echter dat indien noch de meest gerede partij, noch de meeste andere partijen er belang bij hebben dat de expertise voortgezet wordt het deskundig onderzoek vaak geblokkeerd wordt. Men denke alleen maar al aan de situatie waar een particulier zonder advocaat aan de expertise deelneemt en deze particulier de procedure voorzien bij artikel 990, al. 4 Ger.W. niet kent waardoor de expertise geblokkeerd geraakt. De partij die de provisie betaalt is deze niet noodzakelijk definitief kwijt. Artikel 1017 Ger.W. bepaalt dat iedere eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen en tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst. Per analogie wordt dit artikel ook toegepast op de voorschotten die betaald werden aan de deskundige. Indien er een consignatie gebeurde ter griffie, dan kunnen de geconsigneerde sommen enkel vrijgegeven worden: – in geval van regeling in der minne van de zaak – na de definitieve begroting van de staat van erelonen en kosten van de deskundige – in geval van betaling van een gedeelte van het voorschot ten verzoeke van de deskundige en mits de toestemming van de rechter.
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 13
Het verloop van een expertise 12. DE PRELIMINARIA 12.1. Inhoud Na afloop van de verrichtingen geven de deskundigen kennis van hun bevindingen aan de partijen, wiens opmerkingen zij aantekenen. De preliminaria bevatten, in de zin van art. 978 Ger.W. het detail van de vaststellingen door de deskundige (DUFRENE, J.T. 1988, 183, nr. 12). Deze preliminaria vermelden o.a.: – de identiteit van de deskundige – de specificatie van het vonnis waarbij de deskundige werd aangesteld – de specificatie van de datum en de wijze waarop de deskundige een eensluidend verklaard afschrift van het vonnis ontving – de specificatie van de opdracht (dewelke integraal overgenomen dient te worden uit het dispositief van het vonnis) – de vermelding dat de partijen en de magistraat bij aangetekend schrijven op de hoogte gesteld werden van de eerste preliminaire vergadering diens plaats, datum en uur – het proces-verbaal van de eerste preliminaire vergadering – het detail van alle aanwezige partij, diens raadslieden – een (samenvattende) verklaring van de partijen – een detail van hetgeen overeengekomen werd, de wijze van werken door de deskundige voorgesteld en het vervolg van de expertise – de bevestiging van ontvangst van dossiers en nota’s – een gedetailleerd inventaris van de dossiers die door de partijen werden overhandigd (dit is zeer belangrijk om na te gaan wie wat meedeelt aan de deskundige en om de tegensprekelijkheid van de expertise te waarborgen) – de vermelding van eventuele latere vermeldingen door partijen – de verklaringen van alle eventuele derde gespecialiseerden geraadpleegd door de deskundige – de datum van ontvangst van de verschillende briefwisselingen van partijen alsmede met een samenvatting van deze briefwisseling (een voorzichtig deskundige zal trouwens een kopie van deze briefwisselingen in zijn bundel opnemen op voorwaarde dat deze briefwisseling niet te omvangrijk is) – alle nuttige bemerkingen door partijen – de wijze waarop de deskundige gevolg gegeven heeft aan de uit-
XIII.B.6 - 14
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise eenzetting en verzoeken van partijen of de reden waarom de deskundige geweigerd heeft hierop te antwoorden (het is zeer belangrijk dat de deskundige dit doet en dit om de tegensprekelijkheid van de expertise te waarborgen alsmede om alle mogelijke discussie later voor de rechter ten gronde uit te sluiten). De deskundige dient dus in zijn preliminaria te vermelden wat er gebeurd is, de moeilijkheid die hij ontmoet heeft, alle stappen die hij ondernomen heeft, alle vragen die hij gesteld heeft tijdens zijn onderzoek, alle vaststellingen op voorwaarde dat deze gegevens die hij zal noteren bijdragen om aan te tonen dat de expertise tegensprekelijk is gebeurd en aantonen dat hij zijn opdracht op een correcte wijze heeft uitgevoerd. De deskundige dient vanzelfsprekend te vermijden dat zijn preliminaria een te grote omvang aannemen. De deskundige dient ervoor te zorgen dat vermijdbare en niet-noodzakelijke kosten vermeden worden. 12.2. Aantal preliminaria De deskundige kan zoveel preliminaria toezenden aan partijen als hijzelf wenst. Het is van belang dat elke deskundige op het ogenblik dat hij op een belangrijk stadium in de expertise gekomen is steeds preliminaria toezendt aan partijen. Dit zal het geval zijn na de eerste preliminaria vergadering, de vrijgave van de werf of een deel ervan, alsmede nadat belangrijke technische elementen ontdekt zijn of ter discussie staan. 12.3. Conclusies in preliminaria In de preliminaria mogen nog geen conclusies door de deskundige opgenomen worden. Dit zou in de eerste plaats de deskundige zelf in een moeilijke positie brengen wanneer hij, nadat hij geconfronteerd wordt met nieuwe gegevens, zijn conclusies uiteengezet in de preliminaria volledig zou wensen te veranderen in een definitief verslag. Daarenboven dient de deskundige uitdrukkelijk rekening te houden, zolang hij zijn definitief verslag niet heeft neergelegd, met de gegevens die de partijen hem meedelen. Indien de deskundige reeds zijn definitief standpunt zou meedelen in preliminaria heeft de rest van de procedure vanzelfsprekend nog weinig zin. Daarenboven, zoals hierverder uiteengezet, heeft de deskundige de plicht de partijen te verzoenen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 15
Het verloop van een expertise Partijen dienen dan wel voor de verzoening iets van het standpunt van de deskundige af te weten, zoniet zullen alle partijen op hun standpunt blijven. Een voorzichtig deskundige zou op een eventuele verzoeningsvergadering dan ook mondeling zijn eventueel mogelijke standpunt kunnen meedelen om alzo de partijen kennis te geven van het standpunt dat hij zou kunnen innemen bij de neerlegging van het definitief verslag. Alhoewel er in rechtspraak en rechtsleer hier enige discussie om bestaat, raden wij de deskundige ten stelligste af zijn definitief standpunt al mee te delen in preliminaria. Zowel de deskundige als de partijen moeten de vrijheid behouden om hun standpunt te preciseren of te veranderen tot aan de neerlegging van het definitief verslag. 12.4. De mededeling van de preliminaria De deskundige dient, krachtens artikel 978 Ger.W., kennis te geven aan de partijen, na afloop van de verrichtingen, van zijn bevindingen. De partijen kunnen de deskundigen van die formaliteiten vrijstellen (art. 978 Ger. W). Dit gebeurt in de praktijk echter bijna nooit. Indien de deskundige zijn preliminaria niet zou meedelen aan de partijen en onmiddellijk zijn definitief verslag zou neerleggen, dan kan het expertiseverslag nietig verklaard worden op voorwaarde dat de niet mededeling van de preliminaria schade berokkent aan de partijen. In concreto zullen de partijen dus trachten aan te tonen dat, mochten zij kennis gekregen hebben van de preliminaria, zij nieuwe elementen aan de deskundige konden meegedeeld hebben die het standpunt van de deskundige zouden beïnvloed hebben. De deskundige dient de preliminaria zowel aan de partijen als aan diens raadslieden toe te zenden. Indien één van de partijen echter telkens verstek liet gaan, dan nog zal de deskundige de preliminaria aan deze verstekdoende partij dienen toe te zenden. Na het toezenden van de preliminaria dienen de partijen voldoende tijd gelaten om hun bemerkingen mee te delen zowel wat betreft de eventuele vaststellingen, de gevolgen die de deskundige aan deze vaststellingen hecht, de methode van werken gebruikt door de deskundige alsmede van andere eventuele maatregelen die de deskundige volgens de partijen dient te nemen. Om te vermijden dat een expertise te lang duurt zal een voorzich-
XIII.B.6 - 16
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise tig deskundige een termijn bepalen waarbinnen de partijen hun bemerkingen op de preliminaria dienen toe te zenden. 12.5. Waarde van de preliminaria Nadat de deskundige de preliminaria heeft meegedeeld gebeurt het soms dat één van de partijen ofwel de zaak terug laat vaststellen voor de bevoegde rechter ofwel in kort geding de zaak laat vaststellen teneinde een provisionele veroordeling van de andere partij te bekomen. Niets sluit zulks uit en het zal de bevoegde magistraat zijn die soeverein oordeelt over zulke provisionele vordering.
13. HET NIET RESPECTEREN VAN DE TERMIJNEN DOOR DE DESKUNDIGE De deskundigen zijn verplicht, indien zij het verslag niet kunnen leveren binnen de termijn, zoals die in het vonnis is bepaald of in voorkomend geval door de partijen is verlengd, ertoe gehouden de rechter bij een met redenen omkleed schrijven om verlenging van die termijn te verzoeken (art. 975 Ger.W.). De deskundigen zenden een afschrift van dat verzoek aan de partijen of hun advocaten. In de praktijk zal het verzenden van dergelijke brief een reactie uitlokken van de partijen die in het geschil betrokken zijn en zullen zij soms in gemeenschappelijk akkoord de termijn verlengen. Het is belangrijk op te merken dat echter de magistraat wanneer hij de deskundige belast met een opdracht vaak in de onmogelijkheid verkeert om zich een objectief beeld te vormen van het technisch geschil en de termijnen die nodig zijn voor de deskundige om hem een advies te geven. De magistraat zal dan vaak uit gewoonte een bepaalde termijn vaststellen die in sommige gevallen veel te kort kan zijn. Het is spijtig genoeg een vaste praktijk geworden dat de deskundige bij de eerste preliminaire vergadering vrijstelling van formaliteit vraagt alsmede van de termijnen die door de magistraat werden bepaald. Het ware echter beter dat de deskundige, nadat hij zich op de eerste preliminaire vergadering een eerste beeld gevormd heeft van de problematiek, hij samen met partijen een termijn overeenkomt voor het neerleggen van het verslag. Indien zulks akkoord niet met de partijen kan overeengekomen worden dan kan de des-
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 17
Het verloop van een expertise kundige conform artikel 975 Ger.W. om een termijnverlenging verzoeken bij de voorzitter. Heden, doordat de meeste deskundigen een vrijstelling van formaliteiten en termijnen vragen bij de eerste preliminaire vergadering, gebeurt het dat sommige deskundigen door overbelasting van werk of door dat een van de partijen alles doet om de zaak te vertragen, er bijzonder lang overdoen alvorens een definitief verslag neer te leggen. Daarom is het aangeraden steeds ofwel de termijnen te behouden die door de magistraat bepaald werden ofwel indien zij niet realistisch zouden zijn, zij in gemeenschappelijk akkoord met alle partijen te verlengen. Wanneer echter de deskundige, conform artikel 975 verplicht is om een met redenen omkleed schrijven om verlenging van de termijn te verzoeken dan zal de rechter op de dag door hem bepaald in raadkamer de door de griffier verwittigde deskundige en partijen oproepen, behalve indien het incident voordien geregeld zou zijn. Het is mogelijk dat de magistraat weigert aan de deskundigen een nieuwe termijn toe te staan voor het inleveren van hun verslag. Indien zo ontslaat hij hen van hun opdracht en benoemt hij bij hetzelfde vonnis nieuwe deskundige(n). De rechter bepaalt tegelijkertijd het bedrag van de kosten en erelonen die de partijen, naar zijn oordeel, verschuldigd zijn aan de deskundige(n), ondanks hun vervanging en onverminderd de schadevergoeding waartoe deze mochten gehouden zijn (art. 976 Ger.W.).
14. DE UITBREIDING VAN DE OPDRACHT VAN DE GERECHTSDESKUNDIGE De rechter dient nauwkeurig het voorwerp van het deskundig onderzoek te omschrijven (art. 963 Ger.W.). De deskundigen geven alleen advies over de in het vonnis bepaalde punten. Een uitzondering hierop is dat partijen overeenkomen dat over bepaalde punten, niet voorzien in het vonnis, tevens een advies moet verleend worden. Op dat ogenblik zal de opdracht van de deskundige uitgebreid worden daar de partijen meester blijven over het geschil (art. 974 Ger.W.). Mogelijkerwijze zal er geen overeenstemming bestaan tussen de partijen wanneer één van de partijen zich verzet tegen de uitbreiding van de opdracht die de andere wenst. Het staat dan de partij, die de uitbreiding van de opdracht wenst,
XIII.B.6 - 18
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise vrij de zaak opnieuw ter zitting te brengen om de opdracht van de deskundige te doen uitbreiden (art. 974, 2e lid Ger.W.).
15. TAALGEBRUIK Volgens artikel 33 van de Wet van 15 juni 1935 betreffende het taalgebruik in gerechtszaken moeten de verslagen van de deskundige opgesteld zijn in de taal van de rechtspleging. Dit is de taal waarin de rechtspleging werd gevoerd op het ogenblik waarop de deskundige werd aangesteld. Het is enkel in geval van een bijzondere reden en een bijzonder aangelegenheid, beiden vastgesteld in de beslissing of het vonnis van de rechter, dat de deskundige bij bijzondere uitzondering de toelating zou krijgen om gebruik te maken van de taal die hij verkiest. De deskundige is verplicht de taal van de rechtspleging te beheersen, maar niet de taal van elk van de partijen. Hij is eveneens verplicht persoonlijk zijn verslag van de rechtspleging op te stellen. Het zou niet volstaan dat hij zijn verslag opstelt in zijn eigen taal om het nadien door een derde te laten vertalen in de taal van de rechtspleging. Het deskundig verslag, gesteld in een andere taal dan deze van de rechtspleging is wegens schending van voormeld artikel 33 absoluut nietig. Deze sanctie, die algemeen aanvaard is, zowel in de rechtsleer als de rechtspraak, wordt wegens het karakter van de openbare orde van de Wet van 15 juni 1935 ambtshalve door de rechter uitgesproken. Het deskundig verslag dat wegens schending van artikel 33 nietig is, heeft zelfs geen waarde als eenvoudige inlichting. Ook de mededeling van de bevindingen, die deel uitmaken van het eerste deel van het verslag, moeten gebeuren in de taal van de rechtspleging. Het probleem dat zich echter regelmatig in Brussel stelt is dat bijvoorbeeld in een Nederlandstalige procedure een deskundige wordt aangesteld. Op de eerste installatievergadering blijkt echter dat een van de partijen de Nederlandse taal niet machtig is. In principe dient alles wat er gezegd en geschreven wordt in de taal van de procedure te gebeuren zijnde in casu het Nederlands. In de praktijk kan het zijn dat indien alle partijen hiermee uitdrukkelijk akkoord gaan (zowel eiser, verweerder, de advocaten en de deskundige) dat één van de partijen zich mondeling in het Frans uitdrukt omdat hij
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 19
Het verloop van een expertise de Nederlandse taal niet voldoende machtig is, alhoewel hij echter geen taalwijziging bij het begin van de procedure gevraagd heeft. Dit kan enkel gebeuren mits akkoord en goede wil van alle partijen doch op het ogenblik dat één van de partijen zich hiertegen verzet, moet de volledige expertise in de taal van de rechtspleging doorgang vinden. Het spreekt voor zich dat alle documenten die de deskundige en partijen opstellen (zowel brieven en preliminaria) altijd en uitsluitend in de taal van de procedure moeten worden opgesteld, zelfs als de deskundige bepaalde Franstalige passages gehoord heeft van bijvoorbeeld de verwerende partij. Men komt ook vaak het probleem tegen van de mededeling van stukken in een andere taal dan de rechtspleging. In principe dient bij deze stukken een vrije vertaling of beëdigde vertaling gevoegd te worden. Indien de deskundige echter de taal van de stukken machtig is en alle andere partijen hiertegen geen bezwaar hebben, dan hoeven deze stukken niet vertaald te worden en kunnen ze onvertaald in het verslag bijgevoegd worden. Indien de deskundige zich echter baseert op deze stukken, zal hij nooit een Franstalige passage mogen aanhalen in zijn verslag, doch dient hij deze passage te citeren en vrij te vertalen. Om alle problemen te vermijden, vraagt de deskundige best een vertaling van de passages die hij expliciet wil vermelden in zijn verslag aan de partij die het stuk heeft meegedeeld. Alle partijen dienen akkoord te zijn met deze vertaling (als deze niet beëdigd zou zijn). Noch de deskundige, noch de rechter mogen weigeren kennis te nemen van de stukken die opgesteld zijn in een andere taal indien zij deze taal niet machtig zouden zijn, maar zullen de vertaling moeten vragen aan de partijen. De regel is dus dat alles dient te gebeuren in de taal van de procedure. De deskundige dient er zich steeds voor te hoeden een andere taal dan deze van de procedure te gebruiken.
16. DE VERZOENING De deskundigen horen de partijen en bevorderen hun verzoening (art. 972 Ger.W.). Het is een plicht voor de deskundigen de partijen trachten te verzoenen. Wanneer de partijen tot een akkoord zouden komen buiten het medeweten van de deskundige dienen zij hem hiervan op de hoogte te brengen zodat deze laatste geen nutteloze werkzaamheden zou voortzetten.
XIII.B.6 - 20
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise Indien een verzoening plaats heeft tussen partijen, zal op verzoek van de partijen de rechter het proces-verbaal van verzoening opmaken (art. 972 Ger.W.). De partijen kunnen hun overeenkomst ook bij vonnis doen laten bekrachtigen (art. 972 Ger.W.). Wanneer de deskundige verzuimt de partijen te verzoenen, brengt dit niet de nietigheid van het deskundig verslag met zich mee (CLOQUET, A., o.c., nr. 462; Arbh. Luik, 3 juni 1977, Pas. 1978, II, 52). Indien de deskundige erin slaagt een verzoening te bewerkstelligen, dan zal hij ervoor zorgen dat onmiddellijk een door alle ondertekend geschrift hiervan opgesteld wordt (b.v. een dadingsovereenkomst). Hoe vaak gebeurt het nl. niet in de praktijk dat partijen mondeling de deskundige meedelen akkoord te zijn met een bepaalde minnelijke regeling doch enkele dagen later op hun beslissing terugkomen. Daarom dient een eventueel akkoord onmiddellijk opgeschreven en ondertekend te worden door alle partijen. De deskundige is vanzelfsprekend geen partij tot zulke overeenkomst doch kan zulke overeenkomst ondertekenen onder de woorden ‘voor kennisname’.
17. HET DEFINITIEF VERSLAG 17.1. Inhoud Het definitief verslag, hetgeen het verslag is dat uiteindelijk zal neergelegd worden door de deskundige na de preliminaria, dient o.a. te vermelden dat een poging tot verzoening tussen partijen mislukt is. Het verslag vermeldt de aanwezigheid van de partijen bij de verrichtingen, hun mondelinge verklaringen en hun vorderingen. Het vermeldt bovendien de stukken en nota’s die de partijen aan de deskundigen hebben overhandigd; de volledige tekst zal enkel overgenomen worden indien dit nodig is, zoniet wordt er een samenvatting in het verslag opgenomen. De deskundige dient de bemerkingen van de partijen te beantwoorden in zijn definitief verslag. De deskundige zal eventueel vaststellen dat de partijen de preliminaria goedgekeurd hebben. Bij gebreke zal hij de preliminaria eventueel aanpassen aan de hand van de bemerkingen en nieuwe feiten of stukken meegedeeld door de partijen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 21
Het verloop van een expertise Indien de deskundige op één van de verzoeken of bemerkingen van de partijen niet wenst in te gaan moet hij dit motiveren. Indien een bepaalde onderzoeksmethode door de deskundige gevolgd werd en deze door een van de partijen betwist wordt dan dient deze onderzoeksmethode, ook al is het maar kort, gemotiveerd worden in het definitief verslag, teneinde alle discussie uit te sluiten. Het spreekt voor zich dat de deskundige onmogelijk kan en zelfs niet moet antwoorden op elk ingeroepen argument van de partijen. Een eventuele weigering moet wel gemotiveerd worden. Hij zal de bemerkingen en argumenten slechts opnemen in het definitief verslag voor zover ze hem nuttig blijken voor een correcte volbrenging van zijn opdracht, zo niet zal het deskundig verslag zodanige onevenredige proporties aannemen en uitgebreid worden dat de kosten van de expertise, de duur ervan, onrechtvaardig hoog zouden liggen. 17.2. Motivering De motivering zal deel uitmaken van de preliminaria ofwel het definitief verslag: a. naargelang het voor de deskundige al dan niet mogelijk is, zal blijken de vaststellingen te scheiden van het besluit dat er kan uitgetrokken worden; b. naargelang de deskundige oordeelt dat het voor hem al dan niet nuttig is zowel de correctheid van zijn redeneringen als die van zijn bevindingen, te onderwerpen aan de partijen opdat zij hem op gebeurlijke vergissingen zouden kunnen wijzen (CLOQUET, A., o.c., 371). Het deskundig verslag moet met reden omkleed zijn. De rechten van verdediging zouden miskend zijn wanneer een partij niet weet waarop een advies, waarmee de rechter waarschijnlijk rekening houdt, zal zijn gesteund. De deskundige is niet verplicht de redenen van zijn motieven weer te geven, alleen de motieven op zich volstaan (Gent, 4 maart 1966, J.Comm. Fl. 1966, 69). Deze motiveringen bestaan uit beredeneerde, technische beschouwingen van ieder punt van de opdracht en de opmerkingen van de partijen. Tevens zal de motivering noodzakelijk zijn voor bepaalde onderzoeksmethodes. Die motieven zijn nodig om de magistraat toe te laten zijn controle uit te oefenen. Hij moet weten en er zich rekenschap van kun-
XIII.B.6 - 22
OGP - Afl. 87
Het verloop van een expertise nen geven welke overwegingen aan de basis liggen van de besluiten en het advies van de deskundige. De motivatie bevat bijgevolg een antwoord op alle opmerkingen van partijen, de beschrijving van de eventuele schadeposten, het aantonen van een causaal verband tussen feiten en schade, de uitsluiting van bepaalde oorzaken, de bepaling van oorzaken van problemen, de bepaling van de problemen, enz. 17.3. De eed en de ondertekening Het verslag wordt door alle deskundigen ondertekend. De ondertekening door de deskundigen wordt voorafgegaan door de als volgt gestelde eed: ‘ik zweer dat ik mijn opdracht in eer en geweten nauwgezet en eerlijk vervuld heb’. Het ontbreken van de handtekening en de eed brengt volgens sommige auteurs de nietigheid mee van het verslag. Bepaalde rechtspraak volgt deze argumentatie dat het verslag nietig is wanneer de handtekening en de vermelding ontbreken (Cass., 6 december 1962, Pas. 1963, I, 429). Wij menen echter dat magistraat BENOIT terecht stelt dat het verzuim van de eedformule en/of de handtekening slechts de nietigheid van de proceshandeling met zich kan meebrengen wanneer aan de volgende dubbele voorwaarde is voldaan: de wet dient de nietigheid te bevelen en daarnaast dient de magistraat te onderzoeken of deze onregelmatigheid of dit verzuim de belangen heeft geschaden van de partij die de exceptie opwerpt (BENOIT, G., o.c., nr. 20). Wanneer de onregelmatigheid of het verzuim zich derhalve beperkt tot de handtekening of de eed, kan de rechter de deskundige ter griffie of op de openbare zitting in aanwezigheid van de partijen ontbieden om deze twee vermeldingen te verbeteren of de neerlegging ter griffie van een nieuw behoorlijk aangevuld verslag vragen (BENOIT, G., o.c., 43). Wanneer de deskundige die zijn verslag heeft ingediend zonder de vermelding van de eedformule nadien een nieuw exemplaar overlegt, ditmaal wel voorzien van de wettelijke eedformule, bestaat er geen grond tot toepassing van de nietigheidssanctie (Brussel, 18 mei 1995, J.T. 1995, 611). 17.4. De neerlegging van het verslag De minuut van het verslag en de nota’s van partijen worden op de griffie ingeleverd (art. 981, eerste lid Ger.W.).
OGP - Afl. 87
XIII.B.6 - 23
Het verloop van een expertise Het spreekt voor zich dat het de griffie betreft van de rechtbank die de expertise bevolen heeft. De griffier zal ervoor zorgen dat het verslag met al zijn bijlagen gevoegd wordt bij het dossier van de rechtspleging van de zaak waarop de expertise betrekking heeft. De deskundige kan dit verslag ofwel per post toezenden aan de griffie ofwel zelf gaan neerleggen. Indien hij dit per post doet is het aangeraden dat dit aangetekend gebeurt en hij om een bewijs van neerlegging aan de griffie verzoekt. 17.5. Gevolgen van de neerlegging Het neerleggen van het verslag heeft twee voorname gevolgen: 1. de deskundige verliest zijn hoedanigheid van deskundige in de zaak. Dit wil zeggen dat vanaf de neerlegging de deskundige ontlast is en het hoort de partijen vanaf dan toe de zaak in staat te stellen. De deskundige kan dus geen ander verslag geldig meer neerleggen, noch het neergelegd verslag wijzigen of aanvullen. Niets belet echter de deskundige ook na het neerleggen van zijn verslag de vergissing kenbaar te maken die hij zou ontdekt hebben. De rechtzetting van een materiële vergissing raakt de openbare orde niet alleen de partij die er schade door lijdt mag ze inroepen. 2. de neerlegging van het verslag en het aangetekend bericht van neerlegging met de staat van erelonen mag beschouwd worden als een aanmaning tot betaling van deze erelonen. 17.6. Kennisgeving Op de dag van de neerlegging van het verslag zenden de deskundigen bij ter post aangetekende brief aan de partijen een eensluidend verklaard afschrift van het verslag en van de daarin opgenomen staat van erelonen en kosten (art. 983 Ger.W.). 17.7. Waarde van het verslag Een deskundigenverslag heeft de waarde van advies, zodat voor het overige dit verslag noch de rechter, noch partijen bindt (Arbh. Gent, 9 december 1993, T.V.B.R. 1994, 19). In praktijk zal de rechter echter vaak het advies geformuleerd d.m.v. het definitief verslag volgen.
XIII.B.6 - 24
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 7. Bijkomende problemen tijdens de expertise 1. VERMEENDE INCOMPETENTIE VAN DE DESKUNDIGE Voor of tijdens de expertise, zou één van de partijen van mening kunnen zijn dat de door de rechtbank aangeduide deskundige incompetent is. Het weze opgemerkt dat de rechter telkens iemand zal trachten aan te duiden waarvan hij meent en van overtuigd is dat deze hem op een objectieve en correcte wijze een juist advies zal kunnen geven. Indien een van de partijen dan ook van mening is dat de deskundige incompetent zou zijn dient deze bijzonder voorzichtig te werk te gaan. De mogelijkheden die open staan zijn de volgende: a. Contact opnemen met alle betrokken partijen in de expertise (behalve de deskundige) en het probleem voorleggen. Het gebeurt soms dat alle partijen van oordeel zijn dat de aangeduide deskundige voor het specifieke probleem niet competent is en zij akkoord gaan om een andere deskundige, in gemeenschappelijk overleg, aan te duiden. Indien alle partijen vertegenwoordigd zijn door advocaten kan één van de advocaten trouwens in een vertrouwelijke briefwisseling het probleem aan zijn confrater meedelen zonder dat de deskundige hiervan kennis van krijgt. b. Een andere mogelijkheid die sommige partijen proberen is de wraking. Gezien echter de redenen voorzien bij art. 828 Ger.W. zodanig specifiek zijn lijkt de wraking bij de incompetentie van de deskundige geen goede procedurestap. c. Indien tussen partijen geen akkoord bekomen komt voor wat betreft de vervanging van de deskundige kan een van de partijen volgens artikel 977 Ger.W. bij verzoekschrift de vervanging van de deskundige vragen. Het is dan aan de verzoekende partij om de redenen en de bewijzen van incompetentie duidelijk uiteen te zetten en mee te delen aan de rechter. Wanneer de rechter overtuigd is dat de aangestelde deskundige voor het kwestieuze probleem inderdaad niet competent is zal hij de vervanging bevelen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.7 - 1
Bijkomende problemen tijdens de expertise 2. ÉÉN PARTIJ WENST VRIJWILLIG TUSSEN TE KOMEN IN DE EXPERTISE Een vrijwillige tussenkomst dient te gebeuren bij verzoekschrift. Het gebeurt al te vaak dat partijen tussenkomen in de expertise en vragen hun vrijwillige tussenkomst te laten acteren door de gerechtsdeskundige. Het is aangeraden dat de deskundige uitdrukkelijk eist dat deze vrijwillige tussenkomst gebeurt bij verzoekschrift zo niet bestaat er een werkelijk gevaar der er nadien discussie over de aard van de vrijwillige tussenkomst ontstaat. Het gebeurt namelijk te vaak dat bijvoorbeeld een architect vrijwillig tussenkomt in een expertise. De deskundige noteert de vrijwillige tussenkomst. Tijdens de expertise blijkt dat de architect een aansprakelijkheid oploopt en in de procedure ten gronde stelt de architect (soms zelfs terecht) dat hij niet in persoonlijke naam tussenkwam maar wel als technisch raadsman van de bouwheer. Op het ogenblik dat deze argumentatie ingeroepen wordt is het vaak te laat om de architect nog officieel in het geschil te betrekken gezien vaak de werf al vrijgegeven is, enz. De deskundige kan de tussenkomst van een partij niet weigeren (LURQUIN, P., o.c., nr. 148). Het zijn de partijen zelf die zich kunnen verzetten tegen de vrijwillige tussenkomst indien zij niet zou gebeuren volgens de wettelijke regels.
3. NIET MEEGEDEELDE STUKKEN De deskundige dient erover te waken dat de tegensprekelijkheid van het debat gewaarborgd wordt. Hij mag er van uitgaan dat wanneer hij stukken ontvangt van een advocaat deze advocaat conform de deontologische regels hiervan een kopie overmaakt aan zijn tegenstrevers. Indien echter de deskundige rechtstreeks stukken ontvangt van een partij, die niet vertegenwoordigd is door een advocaat, dan zal hij erover waken dat hij de andere partijen ervan op de hoogte brengt dat hij stukken ontvangen heeft zodat deze partijen niet kunnen inroepen dat zij deze nooit ontvangen zouden hebben. De partij die later kennis neemt van het feit dat hij bepaalde stukken niet ontvangen heeft mag deze uit de debatten laten weren en verzoeken dat de deskundige hiermee geen rekening zou houden.
XIII.B.7 - 2
OGP - Afl. 87
Bijkomende problemen tijdens de expertise 4. LAATTIJDIGHEID OF AFWEZIGHEID VAN PARTIJEN Het principe geldt dat het deskundig onderzoek tegensprekelijk dient te gebeuren. Elk van de partijen dient dan ook aanwezig te zijn of vertegenwoordigd te zijn op elke expertise. Het is daarom van belang dat de deskundige bij de oproeping duidelijk plaats en uur vermeldt. Indien blijkt dat op het afgesproken uur een partij niet aanwezig is dan zal de deskundige een korte tijd wachten (b.v. een kwartier of twintig minuten). Indien nadien de partij nog niet is aangekomen zal de deskundige trachten telefonisch de afwezige partij te contacteren. Indien dit vruchteloos bleek kan de deskundige aan de meest gerede partij vragen of hij de werkzaamheden mag aanvatten. In bepaalde concrete gevallen zou de meest gerede partij er namelijk belang bij kunnen hebben dat de afwezige partij in elk geval aanwezig moet zijn. Indien echter de meest gerede partij verkiest dat de eerste preliminaire vergadering aanvang neemt dat zal de deskundige de vergadering doorgang laten vinden. Zelfs in geval van afwezigheid van een partij is de expertise tegensprekelijk ten aanzien van deze afwezige partij (LURQUIN, P., o.c., nr. 143). Wanneer wordt aangetoond dat de partijen op regelmatige wijze werden opgeroepen voor een deskundigenonderzoek, moet de partij die hierbij niet aanwezig was, instaan voor de gevolgen van haar laattijdigheid (Rb. Brussel, 31 maart 1994, Rec. gén. enr. not. 1994, 384).
5. ACHTERHOUDEN VAN STUKKEN Het gebeurt soms in het kader van een expertise dat één van de partijen bepaalde stukken niet wenst mee te delen. Er staan dan verschillende mogelijkheden open: – de deskundige schrijft de rechter aan, terwijl hij een kopie hiervan aan de partijen toezendt, en verzoekt gehoord te worden in raadkamer ten einde het probleem uiteen te zetten. De rechter kan dan in een vonnis bevelen dat bepaalde stukken overlegd worden. – een van de partijen stelt een vordering in op basis van art. 877 Ger.W. op basis van hetwelk de rechter een partij kan bevelen dat een bepaald stuk aan het dossier van de rechtspleging wordt toegevoegd.
OGP - Afl. 87
XIII.B.7 - 3
Bijkomende problemen tijdens de expertise 6. WEIGERING VAN EEN DERDE OM VRIJWILLIG TUSSEN TE KOMEN IN EEN EXPERTISE Het is niet zeldzaam dat, voordat de deskundige de preliminaria heeft neergelegd, één van de partijen meent dat een derde in het geding moet betrokken worden. Dit dient, ten einde de tegensprekelijkheid van de debatten te waarborgen en om te vermijden dat de rechter de vorderingen in tussenkomst en vrijwaring zou afwijzen zo vlug mogelijk te gebeuren. Indien de derde weigert vrijwillig tussen te komen dan dient men over te gaan tot dagvaarding in tussenkomst en vrijwaring. Afhankelijk van het verloop van de expertise en de ingeroepen redenen kan de bevoegde rechter de dagvaarding ontvankelijk en gegrond verklaren. Sommige partijen maken de fout te lang te wachten alvorens een derde in tussenkomst en vrijwaring te dagvaarden. Zij doen dit na het neerleggen van de preliminaria en bijvoorbeeld na de vrijgave van de werf. Indien bepaalde vaststellingen door de deskundige gedaan werden die echter niet meer kunnen herhaald worden rekeninghoudende met de vrijgave van de werf dan kan de rechter bevelen dat het geen zin meer heeft de derde partij nog in tussenkomst en vrijwaring te veroordelen gezien de expertise onmogelijk nog aan deze partij tegensprekelijk gesteld kan worden. Ook wanneer de deskundige alvorens dat de derde in tussenkomst en vrijwaring is gedagvaard vermeld heeft in zijn preliminaria bijvoorbeeld dat onderaannemer X een uitvoeringsfout gemaakt heeft dan zal de meest gerede partij er waarschijnlijk moeilijk in slagen deze onderaannemer nog in de expertise te betrekken gezien de deskundige zich al uitgesproken heeft over een uitvoeringsfout terwijl de onderaannemer zich hier niet tegen heeft kunnen verdedigen. De regel is dan ook wanneer een derde niet vrijwillig in het geding wenst te verschijnen of weigert hieromtrent een beslissing te nemen, onmiddellijk over te gaan tot dagvaarding in tussenkomst en vrijwaring. Wanneer de deskundige zijn onderzoek reeds heeft uitgevoerd dan kan die expertise niet worden uitgebreid door middel van een nieuwe aanstelling t.a.v. dezelfde deskundige (Brussel, 9 juni 1993, P. & B. 1994, 38).
XIII.B.7 - 4
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 8. De erelonen van de deskundige 1. VOORAFGAANDELIJK De problematiek van de provisies werd hierboven reeds behandeld (zie 6.11).
2. TIJDSTIP VAN HET VERSCHULDIGD ZIJN DER ERELONEN De staat van ereloon en kosten van het deskundig onderzoek wordt onderaan op het verslag vermeld (art. 981 Ger.W.). Het recht op ereloon hangt niet af van het feit dat de rechter het besluit van de deskundige al dan niet zou bijtreden. Het is wel zo dat het ereloon niet verschuldigd is wanneer de prestaties van de deskundige wegens gebrek aan degelijkheid van het verslag, niet het minste nut opleveren en overbodig blijken (zie o.a. Arbh. Luik, 16 maart 1993, R.R.D. 1993, 286).
3. DE BEREKENING VAN HET ERELOON De staat van de erelonen wordt opgemaakt met inachtneming van de hoedanigheid van de deskundigen, de moeilijkheid en de duur van de verrichtte werkzaamheden en de waarde van het geschil (art. 982 Ger.W.). Wanneer er een wanverhouding bestaat tussen de staat en de waarde van het geschil, zal de staat verminderd worden (Antwerpen, 14 december 1993, P. & B. 1994, 24). De deskundige zal enkel de normale tijd in acht mogen nemen die nodig is om zijn taak uit te voeren. Indien hij door een gebrek aan ervaring of kunde bijzonder veel tijd aan bepaalde verrichtingen dient te besteden dan mag hij dit vanzelfsprekend niet aanrekenen aan de partijen. Het zijn niet de procespartijen die de bijkomende studie van de deskundige dienen te betalen. De deskundige zal het aantal uren noteren dat hij besteed heeft aan de verschillende werkzaamheden. Hij zal dit zo detaillistisch mogelijk doen.
OGP - Afl. 87
XIII.B.8 - 1
De erelonen van de deskundige Het totaal van de uren zal hij vermenigvuldigen met het bedrag dat hij per uur meent te mogen aanrekenen volgens zijn hoedanigheid, zijn technische bevoegdheid en de moeilijkheid van de zaak. In sommige gevallen worden er vaste uurbarema’s aangerekend. Bepaalde organisaties die de opleiding en belangen van de deskundigen behartigen (zoals Nationaal College voor DeskundigenArchitecten van België) zullen bepaalde uurbarema’s aanraden aan haar leden.
4. DE BEREKENING VAN DE KOSTEN De staat vermeldt, behalve een omstandige opgave die werkzaamheden, voorschotten en het ereloon van iedere deskundige en de totale kosten van het deskundig onderzoek.
5. DEBITEUREN VAN DE DESKUNDIGE Volgens artikel 984, 1e en 2e lid Ger.W. is het diegene die het deskundig onderzoek heeft gevorderd, of die het, in het geval het ambtshalve bevolen is, heeft doen uitvoeren, de partij die de staat van ereloon en onkosten aan de deskundig verschuldigd is. Uiteindelijk zal het de partij zijn die in het ongelijk wordt gesteld die normaal gezien de gerechtskosten waaronder de expertisekosten zal moeten betalen. Deze partij is vanzelfsprekend nog niet gekend op het ogenblik dat de deskundige zijn verslag neerlegt. Zelfs wanneer uit het verslag duidelijk blijkt dat partij X aansprakelijk zou gesteld worden dan nog is het de meest gerede partij die in het begin de staat van ereloon en onkosten van de deskundige zal moeten vergoeden. Aangezien het deskundigenonderzoek een zuiver bewarende maatregel is ten aanzien van de rechten van de partij die het vraagt en verkrijgt, dient deze laatste volledig de kosten te dragen die deze maatregel met zich meebrengt. Alleen de rechter in de zaak zelf kan, na onderzoek van het geschil en inzonderheid van ieders aansprakelijkheid, bepalen of de kosten anders moeten worden omgeslagen( Kort Ged. Kh. Luik, 10 mei 1994, J.T. 1994, 638). Het kan echter zijn, wanneer de oorspronkelijke aanspraak van de eiser betrekking heeft op een bedrag van 1.400.000 Fr. en de deskundige bepaalt het aandeel van de verweerder uiteindelijk op slechts 30.000 Fr. dat de eiser de expertisekosten moet dragen, zelfs
XIII.B.8 - 2
OGP - Afl. 87
De erelonen van de deskundige als de verweerder tot 30.000 Fr. zal veroordeeld worden (Antwerpen, 30 januari 1996, R.W. 1996-97, 14). De rechter kan zelfs bevelen dat de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste zijn van die partij die een overbodig deskundigenonderzoek heeft uitgelokt en wiens beweringen in het onderzoek totaal fout zijn gebleken ( Vred. Wolvertem, 5 oktober 1995, T. Vred. 1996, 285). Het is volledig onaanvaardbaar dat de deskundige op de betaling van zijn ereloon zou moeten wachten tot er een uitspraak ten gronde is gebeurd. De deskundige is geen bankier en de organisatie van zijn kantoor zou trouwens onmogelijk worden indien deze laatste dient te wachten tot een vonnis ten gronde is uitgesproken alvorens dat zijn staat van ereloon en onkosten zou vereffend worden. Daarenboven beslissen partijen vaak om na de neerlegging van de definitief verslag alsnog tot een verzoening te komen. Mocht de deskundige moeten wachten in dat geval tot een uitspraak ten gronde dan zal hij nooit enige ereloon en onkosten ontvangen.
6. PROCEDURE Zoals hierboven reeds uiteengezet zal de deskundige onderaan aan zijn verslag zijn staat van ereloon en onkosten melden (art. 981, 2e lid Ger.W.). Dit heeft tot gevolg dat de partijen kennis krijgen van deze staat. De deskundige zal op de dag van de neerlegging van zijn verslag bij aangetekende brief aan de partijen een eensluidend verklaard afschrift van het verslag en van de daarin opgenomen staat van ereloon en onkosten aan de partijen toezenden (art. 983 Ger.W.) (supra). Dit bericht wordt beschouwd als een aanmaning tot betaling van de staat, zodat de intresten wegens verwijl van dan af beginnen te lopen. Indien de partijen binnen 15 dagen na de inlevering van het verslag schriftelijk aan de rechter hebben meegedeeld dat zij het eens zijn met het bedrag van het ereloon en de kosten door de deskundige gevorderd, worden deze door de rechter begroot onderaan op de minuut van de staat en wordt daarvan een bevel tot tenuitvoerlegging uitgegeven tegen de partij die het deskundig onderzoek heeft gevorderd, of die het, in geval ambtshalve bevolen is heeft doen uitvoeren. Indien de partijen binnen de voormelde termijn hun instemming
OGP - Afl. 87
XIII.B.8 - 3
De erelonen van de deskundige niet hebben betuigd, hoort de rechter tot wie de deskundige of één van de partijen zich met een verzoekschrift heeft gewend, in raadkamer de deskundige en de partijen, door de griffie bij gerechtsbrief opgeroepen, en hij bepaalt het bedrag van het ereloon en de kosten. Dit vonnis is uitvoerbaar tegen de partijen die het deskundig onderzoek hebben gevorderd of tegen dewelke het, ingeval het ambtshalve bevolen is, hebben doen uitvoeren (art. 984 Ger.W.). Indien de deskundigen hun staat van ereloon en kosten niet indienen, kunnen de partijen in hun verzoekschrift aan de rechter vragen deze te begroten (art. 988 Ger.W.). De deskundigen en de partijen of hun advocaten worden in raadkamer opgeroepen door de griffier. Indien de zaak in der minne is geregeld, mag het hierboven gespecifiëerd verzoekschrift niet vroeger worden ingediend dan 15 dagen na die schikking ter kennis gebracht is van de deskundigen. Een eventuele buitensporigheid van de prestaties van de deskundige wordt gesanctioneerd met een vermindering van de erelonen, maar wijst geenszins op enige partijdigheid van de de kant van de deskundige (Rb. Brussel 11 januari 1995, J.L.M.B. 1995, 962).
7. WEIGERING VAN DE DESKUNDIGE ZIJN DEFINITIEF VERSLAG NEER TE LEGGEN Het is de deskundige strikt verboden om te weigeren het definitief verslag neer te leggen indien één van de partijen hem weigert een provisie op erelonen te betalen. Indien het definitief verslag klaar is moet het neergelegd worden. Een verstandig deskundige zal echter voor dat hij overgaat tot het opstellen van het definitief verslag nakijken of hij voldoende geprovisioneerd is. Indien niet, dan zal hij de partijen meedelen dat hij voor de volbrenging van zijn werkzaamheden eerst dient geprovisioneerd te worden alvorens hij kan overgaan tot het opstellen van het definitief verslag.
XIII.B.8 - 4
OGP - Afl. 87
Hoofdstuk 9. De aansprakelijkheid van de deskundige De deskundige die zijn opdracht niet uitvoert, terwijl hij deze toch aanvaard heeft, of een fout begaat in de uitvoering van zijn opdracht of deze uitvoert met een onverrechtvaardigde laattijdigheid is verantwoordelijk voor de schade die daaruit voortvloeit (GUTT, E., STRANART, A. en LIMSEAU, J., ‘Droit Judiciaire, Examen de Jurisprudence’, R.C.J.B. 1983, 141-151). Een voorbeeld hiervan is een deskundige die weigert te antwoorden op brieven die hem toegestuurd worden (Antwerpen, 29 september 1975, R.W. 1975-76, col. 973). De deskundige is gehouden door een geheimhoudingsplicht (Luik, 12 februari 1996, J.T. 1996, 559). Indien de deskundige iets openbaar maakt wat hij tijdens zijn opdracht verneemt kan hij hiervoor aansprakelijk gesteld worden. Het is belangrijk te weten dat sommige rechtsspraak van mening is dat een partij zich niet kan beroepen op de vertraging waarmee de deskundige zijn verslag heeft neergelegd indien zij niet heeft gevraagd dat de deskundige van zijn opdracht zou worden ontslagen bij toepassing van art. 976 Ger. W. (Bergen, 11 maart 1994, J.L.M.B. 1994, 1924, noot).
OGP - Afl. 87
XIII.B.9 - 1