inhoud Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Hoofdstuk 1 Uitgangspunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Hoofdstuk 2 Communicatie en relaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 Hoofdstuk 3 Thema’s en casussen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49 Thema 1 Man-vrouwverhouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Thema 2 Lichaam en verzorging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Thema 3 Voeding (diabetes) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 Thema 4 Pijnbeleving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
3
Inhoud
Thema 5 Zwangerschap en geboorte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 Thema 6 Schroom en intimiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109 Thema 7 Sociaal netwerk/groepscultuur/communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121 Thema 8 Ouderenzorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131 Thema 9 Therapietrouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 Thema 10 Preventieve geneeskunde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 Thema 11 Geestelijke gezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159 Thema 12 Palliatieve zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195 Thema 13 Zorg voor allochtone mantelzorgers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
4
Bijlagen 1
Wet op de gezondheidszorgberoepen KB nr. 78 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 219
2
Wet betreffende de rechten van de patiënt – 22 augustus 2002 (BS 26 september 2002) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 229
3
Deontologische code van verpleegkundigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 237
4
Terminologie uit de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) . . . . . . . . . . . . . . . . 241
5
Visietekst Psychiatrisch ziekenhuis H. Hart Ieper: De begeleiding van moslimpatiënten binnen het ziekenhuis . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Nuttige adressen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 246 De auteurs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 253 Trefwoorden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 255
5
inleiding De etniciteit van onze patiëntenpopulatie wordt alsmaar diverser. Verpleegkundigen, vroedvrouwen en zorgkundigen komen in de uitoefening van hun beroep alsmaar vaker in aanraking met de moeilijkheden, maar ook met de mogelijkheden van diversiteit. Om kwaliteitsvolle zorg te kunnen leveren aan iedereen die dat nodig heeft, moeten verpleegkundigen, vroedvrouwen en zorgkundigen kennis over en inzicht in de etnische achtergrond van hun patiënten verwerven. Het meest in het oog springend zijn de patiënten van islamitische oorsprong. Vandaar dat we hen vaak als voorbeeld nemen. We zijn ons bewust van het gevaar de moslims te benoemen en te benaderen als ‘groep’. Het is natuurlijk niet omdat bijvoorbeeld enkele moslims vragen de schoenen uit te doen bij het betreden van de woning, dat alle moslims dat verwachten. Er moet altijd en overal genuanceerd worden. Dat is belangrijk, want het zou niet correct zijn om diversiteit in te kleuren als een nieuw vakje in de samenleving met een aantal specifieke richtlijnen en een algemene aanpak. Het is net deze nuancering die ervoor zorgt dat men algemene principes eerst ter discussie stelt en zo kwalitatieve zorg biedt op maat van elke patiënt. Deze patiëntgerichte manier van zorg verlenen is bepalend voor iedereen die dat vraagt en nodig heeft. Alle patiënten, autochtoon en allochtoon, krijgen de best mogelijke zorg van de verpleegkundige, de vroedvrouw en de zorgkundige, die wij verder in de tekst gemakshalve ‘zorgverleners’ noemen.
7
Hoofdstuk Uitgangspunten
1
Probleemstelling Patiënten en zorgverleners uit verschillende culturen botsen vaak op taalverschillen, cultuurverschillen en/of religieuze verschillen. Ze zijn ‘vreemden’ voor elkaar in de letterlijke zin van het woord. Ze verstaan elkaar niet, begrijpen niet wat de ander bedoelt, ze hebben een bepaald ‘beeld’ van de ander of zijn soms bang van elkaar. Deze wederzijdse onbekendheid is vaak de oorzaak van gevoelens van discriminatie bij de patiënt of gevoelens van ergernis bij de zorgverlener. Vooroordelen en negatieve beeldvorming staan de belangrijke vertrouwensrelatie in de weg. De beleving van ziekte en gezondheid, het omgaan met behandelvoorschriften en de eigen culturele invulling hiervan spelen een belangrijke rol in de verschillende fasen van het zorgverleningsproces (de verpleegkundige anamnese, de diagnosestelling en het bepalen van verpleegkundige en vroedkundige interventies en acties). De invloed van de sociaaleconomische status, zoals armoede, werkloosheid, woonomstandigheden en discriminatie, mag niet over het hoofd gezien worden. De zorgverleners moeten de rol van pleitbezorgers opnemen voor de allochtone medemens ten opzichte van de complexe maatschappelijke voorzieningen en structuren zodat hem recht gedaan wordt, zoals voorzien in de Wet op de Patiëntenrechten van 22 augustus 2002. Voor het oplossen van problemen kan het nodig zijn buiten het traditionele denken en handelen te treden (out of the box thinking). Culturele competenties, de combinatie van kennis, vaardigheden en houdingen op het gebied van cultuur, zouden tot de bagage van iedere zorgverlener moeten behoren.
De werkgroep pluriculturele zorg In 2008 nam het Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen NVKVV het initiatief om een werkgroep ‘pluricultureel verplegen’ op te richten die bestaat uit verpleegkundigen en vroedvrouwen die werkzaam
11
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
zijn in diverse sectoren en die interesse hebben voor de verscheidenheid van de culturen binnen de zorgvraag. Verschillende medewerkers zijn van ‘allochtone afkomst’. In 2009, 2010 en 2011 hield deze werkgroep een studiedag tijdens de week van de verpleegkunde in Oostende. Tijdens deze studiedagen werden heel wat professionele zorgverleners en ervaringsdeskundigen bijeengebracht om over verschillende thema’s van diversiteit in de zorgverlening hun licht te laten schijnen. Door de suggesties en de aanbevelingen die op de vragen en bedenkingen gegeven werden, leek een bundeling van ‘goede praktijken’ in een boek een uitdaging voor de werkgroep. Praktijkvoorbeelden en casussen stimuleren de bewustwording. Vanuit deze gedachte heeft de werkgroep besloten dit boek met patiëntencasuïstiek te ontwikkelen. Vanuit concrete casussen krijgt de lezer tips over hoe hij met bepaalde situaties kan omgaan. De werkgroep hoopt met dit boek een bijdrage te leveren tot de verdere interculturalisatie van de verpleegkundige en vroedkundige opleidingen. De casuïstiek is bovendien zeer bruikbaar als praktische ondersteuning voor iedereen die zoekt naar richting en duiding.
Enkele taalkundige definities allochtoon
van elders afkomstig1, uit een ander land afkomstig1, persoon, lid van een etnische minderheid2
autochtoon
oorspronkelijk in een bepaald gebied thuishorend1, lid van een volk dat tot de oorspronkelijke bewoners van een land behoort2
cultuur
geheel van voortbrengselen van een gemeenschap1, kunst en wetenschappen1, geestelijke beschaving, vorming van de mens tot geestelijke waarden, naar de verstandelijke en zedelijke idealen van een gemeenschap2, geheel van activiteiten op het gebied van kunst, ontspanning of sport2
etnie – etnisch eigen aan een volk1, volksgroep; van een bepaald volk of ras2
12
gemeenschap geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan1, groep, gezamenlijke personen die met elkaar in betrekking staan2 godsdienst
geheel van plechtigheden en leerstellingen die de godsdienst van een kerkgenootschap of volk uitmaken1, 2
Migratie is van alle tijden. In de vorige eeuw hebben in België enkele belangrijke migratiebewegingen plaatsgevonden. Tijdens de burgeroorlog in Spanje van 1936 tot 1939 zijn veel Spanjaarden naar België uitgeweken. Door de sterke economische ontwikkeling in de jaren na de Tweede Wereldoorlog (1940-1944) zijn in ons land geplande migratiestromen ontstaan uit Italië, maar ook uit Turkije en Marokko tot 1973. De tweede en derde generatie van deze inwijkelingen zijn in België geboren, hebben er school gelopen en zijn er werkzaam. Zij bezitten de Belgische nationaliteit en soms een dubbele nationaliteit. Zij zijn het product van enerzijds hun opvoeding thuis, hun levensovertuiging, de invloeden van hun culturele gemeenschap en anderzijds van hun vorming op school, hun werkmidden, hun relaties met andere gemeenschappen. Vanaf de jaren 1980 ontvangen de WestEuropese landen vluchtelingen uit Azië, Afrika, ex-Joegoslavië, Zuid- en MiddenAmerika, Oost-Europa die hier politiek asiel aanvragen. Is het maken van een onderscheid tussen ‘autochtoon’ en ‘allochtoon’ zinvol? Vanaf wanneer wordt een individu als autochtoon beschouwd? In de loop van de voorbije eeuwen hebben zich honderdduizenden mensen van allochtone afkomst in dit land gevestigd (bv. Spanjaarden in de 16de en 17de eeuw), om economische en politieke redenen of door huwelijk. Worden zij nu nog beschouwd als allochtoon? Ook de migratie binnen de eigen staatsgrenzen vond en vindt plaats: Vlamingen die zich in Wallonië vestigen, Walen die aan de kust wonen: zijn zij allochtoon in de eigen staat? Kun je in een gemengd huwelijk van een autochtone en een allochtone partner spreken? Zijn geadopteerde buitenlandse kinderen allochtoon? Het onderscheid is relatief en is maar in beperkte mate zinvol om meer inzicht te verkrijgen in de levenswijze van de ander, er begrip voor op te brengen en deze kennis te gebruiken om met de ander in contact te treden en ermee samen te leven en te werken. ‘De uitdaging voor onze samenleving is: Vanuit een feitelijke
13
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
multiculturele maatschappij, door interculturele activiteiten, groeien naar een pluriculturele maatschappij. Dit gebeurt via het leren van elkaar. Leren is niet gelijk aan worden zoals de ander. De ene mag door de ander niet opgeslorpt, want zulke assimilatie gebeurt altijd ten koste van de eigen identiteit en is een stuk zelfverminking of verminkt worden.’3 Elke mens streeft geluk na en om dat te bereiken heeft hij nood aan relaties met andere mensen, aan gezondheid, aan een financieel inkomen, aan zinvol werk, aan een zinvolle rol in de gemeenschap(pen) waarvan hij deel uitmaakt, aan cultuur, aan een levensovertuiging. Om dit geluk te bereiken en te waarborgen is niet alleen de inzet van het individu noodzakelijk, maar ook een maatschappelijke structuur die dit streven naar geluk mogelijk maakt en beschermt. Deze structuur wordt in de Europese Unie gerealiseerd binnen de staten die er deel van uitmaken. Opdat alle bewoners van een land in harmonie met elkaar zouden samenleven, zijn wetten en normen noodzakelijk, die op een democratische manier tot stand gekomen zijn en die door de bewoners gerespecteerd worden. Het verlies van de gezondheid en de dreiging van het overlijden confronteren de mens met de eindigheid van zijn bestaan en dan zoekt hij hulp. Die vindt hij bij de zorgverleners en in de gezondheidszorgstructuren die het land voorziet, maar ook in zijn gezin, zijn familie en bij de waarden die hem door zijn opvoeding en zijn levensovertuiging bijgebracht zijn. In deze situaties kunnen de verpleegkundigen, vroedvrouwen en zorgkundigen tijdens hun zorgverlening ook geconfronteerd worden met de culturele en de godsdienstige achtergronden van de patiënt. Al zijn wij geen voorstander van de terminologie autochtoon en allochtoon, toch zien wij ons genoodzaakt deze termen af en toe in de tekst te gebruiken om bondig de afkomst van het individu of de groep te definiëren.
Regelgeving en pijlers De Wet op de gezondheidszorgberoepen van 10 november 1967, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002 (KB nr. 78), de Wet op de patiëntenrechten van 22 augustus 2002 en de Deontologische code voor verpleegkundigen in België (2004) geven
14
aan de verpleegkundigen, vroedvrouwen en zorgkundigen richtlijnen betreffende hun plichten tegenover de patiënt. Dit betekent dat de verpleegkundige en de vroedvrouw de patiënt met kennis van zaken, zeer professioneel en respectvol benaderen, begeleiden en behandelen. Zij kunnen zich inleven in zijn situatie en tonen hun betrokkenheid en empathie.
De Wet van 2 augustus 2002 (KB nr. 78)4 Art. 21quinquies. Onder uitoefening van de verpleegkunde wordt verstaan het vervullen van de volgende activiteiten: a –
het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op psychisch, fysisch als sociaal vlak;
–
het omschrijven van verpleegproblemen;
–
het bijdragen aan de medische diagnose door de arts en aan het uitvoeren van de voorgeschreven behandeling;
– het informeren en adviseren van de patiënt en zijn familie; –
het voortdurend bijstaan, uitvoeren en helpen uitvoeren van handelingen, waardoor de verpleegkundige het behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid van gezonde en zieke personen en groepen beoogt;
–
het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces.
De Wet van 22 augustus 20024 Art. 5. De patiënt heeft, met eerbiediging van zijn menselijke waardigheid en zijn zelfbeschikking en zonder enig onderscheid op welke grond ook, tegenover de beroepsbeoefenaar recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan zijn behoeften.
15
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
De Deontologische code voor verpleegkundigen in België (november 2004)4 Art. 1. De verpleegkunde staat ten dienste van de mens en de menselijkheid. De verpleegkundige verleent zorgen, onafhankelijk van leeftijd, ras, geslacht, geloofsovertuiging,
cultuur,
nationaliteit
en
politieke
opvatting
van
de
zorgontvanger. Hij respecteert de persoon en draagt bij tot het bevorderen en herstellen van diens gezondheid. Hij verzacht het lijden en begeleidt de stervende, diens familie en de rouwende. Art. 11. Tijdens zijn beroepsuitoefening schept de verpleegkundige een klimaat waarin de rechten, de waarden, de gewoonten en de overtuigingen van de individuele zorgontvanger geëerbiedigd worden. Om aan deze voorschriften te kunnen voldoen moeten de verpleegkundige, de vroedvrouw en de zorgkundige het nodige inzicht verwerven in de culturele en godsdienstige waarden die voor de patiënt belangrijk zijn, zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen van de zorg. Wij steunen op enkele pijlers om hierin te slagen en aan de hand van de casusbesprekingen zullen we tonen hoe dit subtiele evenwicht bereikt kan worden. ■
Pijler 1
Beleving van de gezondheid
De migrant en de vluchteling zijn minder vertrouwd met de manier waarop de westerling zijn ziek-zijn beleeft. Deze laatste maakt eerder het onderscheid tussen geest en lichaam, waardoor zijn ziekte wetenschappelijk omschreven wordt, los van het individu. De holistische mensvisie daarentegen gaat ervan uit dat ieder mens een unieke en ondeelbare eenheid is van verschillende dimensies of ‘zijnsniveaus’: • het stoffelijk-lichamelijke niveau, • het emotionele niveau, • het psychosociale niveau, • het mentale en cognitieve niveau, • het spiritueel-religieuze niveau.
16
De zieke mens is veel meer dan een lichaam waarvan een structuur defect is en hersteld moet worden. De impact van de ziekte heeft zijn effect op elk niveau en moet als dusdanig ook aanvaard en benaderd worden. De migrant of de vluchteling zal zich beter begrepen voelen als de arts, de verpleegkundige, de vroedvrouw en de zorgkundige deze mensvisie toepassen. Ook bij de westerlingen vindt deze mensvisie geleidelijk meer ingang, zoals in de palliatieve zorg. ■
Pijler 2
Verpleegkundige anamnese van gezondheid en ziekte
De methodiek van de verpleegkundige anamnese volgens Marjory Gordon omschrijft de verpleegproblemen bij de patiënt, wat leidt tot een ruimer inzicht in de beleving van het ziek-zijn door de patiënt. Deze methode sluit goed aan bij de holistische mensvisie. Principe. De functionele gezondheidspatronen van individuele patiënten, gezinnen en buurten/wijken ontstaan vanuit de wisselwerking tussen patiënt en omgeving. Elk patroon brengt de lichamelijke, geestelijke en sociale integratie tot uitdrukking. Geen enkel patroon kan zonder kennis van de andere patronen begrepen worden. De functionele gezondheidspatronen worden beïnvloed door lichamelijke, ontwikkelingsbepaalde, culturele, sociale en spirituele factoren. Bij ziekte kunnen disfunctionele gezondheidspatronen optreden. Ook kunnen disfunctionele gezondheidspatronen tot ziekte leiden. Al zijn er ook andere zeer degelijke benaderingen, zoals die van Mieke Grypdonck, toch hanteren wij hier de gezondheidspatronen van Gordon, omdat ze al breed ingeburgerd zijn: 1
Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
Welke waarde geven we aan gezondheidsbeleving en instandhouding van de gezondheid? Welke waarde en betekenis geven we aan onze activiteiten om onze gezondheid in stand te houden? Wat doen we om onze geestelijke en lichamelijke gezondheid te bevorderen? Is vasten bijvoorbeeld (in om het even welke religie) verantwoord bij diabetes?
17
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
Gezondheid is voor iedereen het belangrijkste item van het leven. Ziekte beperkt onmiddellijk het dagelijks leven. De World Health Organisation (WHO) heeft in 1947 een omschrijving gegeven van gezondheid: ‘Gezondheid is niet alleen de afwezigheid van ziekte of gebrek, maar een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden.’ De aspecten medicijntrouw en therapiediscipline horen ook bij dit patroon. De zin van een bepaalde therapie is niet voor iedereen even duidelijk. Als er complexe voorschriften zijn of beperkingen in de levensstijl optreden, moeten die wel goed begrepen worden. Soms verwacht men van een therapie of behandeling dat er onmiddellijk resultaat is, maar dat kan niet altijd. De waarde die men aan de ernst van klachten hecht, kan ook erg verschillen. Denken we aan diarree van kleine kinderen afkomstig uit het Zuiden. Daar sterven dagelijks heel wat kinderen met dit probleem. Het is dus goed te begrijpen dat de ouders van deze patiëntjes grote angst hebben en onmiddellijk een medische behandeling willen. Door veranderde levensomstandigheden is het mogelijk dat er gebrek ontstaat aan een basisbehoefte, bv. de bekende voedingstoffen niet meer vinden, wonen in een ongezonde vochtige woning. Ook dat brengt de gezondheid in gevaar. 2
Voedings- en stofwisselingspatroon
Het voedings- en stofwisselingspatroon behelst de inname van voeding met de bijbehorende aspecten. Als een allochtone patiënt met de Belgische gezondheidszorg in contact komt, spelen op het terrein van de voedingsgewoonten een aantal specifieke aandachtspunten.
18
A Voedingsbehoeften van de patiënt gerelateerd aan smaak en gewoonten Iedere cultuur kent zijn eigen voedingsgewoonten, bereidingswijzen van maaltijden en regels over het opdienen en gebruiken van de maaltijden. Door deze regels in acht te nemen kan iemand zijn verbondenheid met een bepaalde groep uitdrukken. Als een patiënt in een ziekenhuis opgenomen wordt, moet hij zich in grote lijnen conformeren aan het voedingspatroon van het Belgische ziekenhuis. Hier wordt ’s ochtends en ’s avonds brood gegeten en ’s middags warm. Veel migranten zijn dat niet gewend. Mediterrane patiënten eten twee keer per dag warm. Een broodmaaltijd ’s avonds geeft hen het gevoel dat ze geen echte maaltijd gekregen hebben. Veel migranten vinden het onprettig en ongezond om zo weinig warme gerechten te krijgen. Een ziekenhuis kan daaraan tegemoetkomen door bijvoorbeeld ’s avonds nog wat warme soep of iets dergelijks te serveren. Ook kan een magnetronoven op de afdeling een goede oplossing bieden. Voor de patiënt kan het ook positief zijn als de familie bij het bezoek warm voedsel meebrengt. Bij patiënten uit Afrikaanse landen is het immers gebruikelijk dat de familie voor het eten zorgt. Dat moet dan wel passen binnen de dieetvoorschriften van de patiënt. Allochtone patiënten die opgenomen zijn, hebben dikwijls grote moeite met de smaak van het verstrekte voedsel. De maaltijden worden op Belgische wijze bereid met de typische kruiden van hier. In veel culturen wordt een relatie gelegd tussen voeding en de invloed daarvan op de gezondheid, zoals het gebruik van kruiden om ziekten te genezen. Ook wordt aan sommige producten een specifieke gezondheidsbevorderende waarde toegekend, zoals honing, melk, vlees, olijfolie en fruit. In Afrika bijvoorbeeld worden eieren vaak als ongezond beschouwd voor jonge kinderen (gevaar voor salmonella-infectie). In de dagelijkse zorg is het belangrijk dat de zorgverlener nagaat hoe de patiënt zijn maaltijden ervaart, of hij ervan eet en of hij ook voedsel van zijn familie krijgt.
19
Hoofdstuk 1 Uitgangspunten
B
Religieuze voorschriften
Voedsel heeft een belangrijke symboolfunctie in vrijwel alle religieuze stromingen. Gelovigen worden voedselbeperkingen en verboden opgelegd, zoals een vastenperiode en het verbod op het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen. De islam verbiedt het gebruik van varkensvlees, evenals alle producten die met varkensvlees in aanraking geweest zijn, bloed en bloedproducten en alcohol. Het hindoeïsme verbiedt het eten van rundvlees, sommige hindoeïstische stromingen zijn zelfs geheel vegetarisch. Als een patiënt opgenomen wordt, is het belangrijk dat hij de voor hem geldende religieuze voorschriften verder kan volgen. De verpleegkundige kan hierbij een zinvolle taak vervullen. Problemen met de voeding hebben vaak te maken met gebrekkige communicatie en wantrouwen. De patiënt is bang dat het voedsel niet bereid is volgens de voorschriften. Vasten behoort ook tot de regelmatige geloofsuitoefening. De islam kent de ramadan. Gedurende deze maand moeten alle islamieten afzien van voedsel, drinken, roken en seksueel contact tussen zonsopgang en ondergang. Van deze vastenperiode is iedereen vrijgesteld die hierdoor zijn gezondheid zou schaden, zoals zieken, zwangere vrouwen. Zij zijn wel verplicht hun vasten in te halen. Als een patiënt opgenomen is en hij wil toch aan de vasten deelnemen, dan zijn er niet alleen beperkingen qua voeding maar ook qua medicatie. In principe mogen medicijnen niet oraal ingenomen worden. Ook voor hindoes is de vasten een belangrijke richtlijn binnen hun geloofsovertuiging. Tijdens het vasten eet de hindoe weinig en het voedsel dat hij eet, mag niet gebakken of gekruid zijn en geen zout bevatten. Hindoes hebben geen vast patroon van vasten. Zij kunnen vasten tijdens religieuze feestof gedenkdagen, bij volle maan of nog bij andere gelegenheden. Het vasten kan ook als pressiemiddel gebruikt worden om een standpunt duidelijk te maken. Sommige hindoes vasten dagelijks op een of andere manier om lichaam en ziel te zuiveren. Vegetarisch eten kan ook als een vorm van vasten gezien worden. Als een patiënt een dieet voorgeschreven krijgt, zal hij goed geïnformeerd moeten worden over de noodzaak ervan. De patiënt moet zelf overtuigd zijn van het nut
20