Hoe zit het nu echt met Darwin? 200 jaar Charles Darwin 25 jaar Open Universiteit Nederland
his oppor tu ni ty pass w p obliga ti ons to Dr.H en years has aided m is large s tores of kn gment.In considering qui te conceivable tha e mu tual affini ties of ryological rela ti ons, th gical succession, an to the conclusion tha t
Titelpagina van de eerste druk van de Nederlandse vertaling van ‘The Origin of Species’ uit 1860
WHEN on board H.M.S. Beagle, as na tu ralis t, I was much s truck wi th cer ta in facts in the dis tr ibu ti on of the inhabi tants of Sou th America, and in the geological rela ti on f the present to the pas t inhabi tants of tha t conti nent. These facts seemed to me to throw some light on the origin of species—tha t mys tery f mys teries, as i t has been called by one of ur grea tes t philosophers. On my re tu rn home t occurred to me, in 1837, tha t some th ing mig perhaps be made ou t on th is ques ti on by pa tien accumula ti ng and reflecti ng on all sor ts of facts which could possibly have any bearing t. After five years work I allowed mysel specula te on the subject, and drew up so shor t notes; these I enlarged in 1844 into a ske tch of the conclusions, which then seemed
Hoe z
zi t he t nu ech t me t Darwi
w y
Hoe zit het nu echt met Darwin?
200 jaar Charles Darw 25 jaar Open Universi te 200 jaar Charles Darwin
25 jaar Open Universiteit Nederland
e g n
g l
vrijdag 4 september 13:30-18:00 uur
Open Universiteit Nederland Studiecentrum Groningen Oude Boteringestraat 24 Groningen
N on board H.M.S. Beagle, as na tu ralis t, u ti on of the inhabi tants of Sou th America, and nhabi tants of tha t conti nent. These facts seem —tha t mys tery of mys teries, as i t has been calle home, i t occurred to me, in 1837, tha t some th in ently accumula ti ng and reflecti ng on all so g on i t. After five years work I allowed m me shor t notes; these I enlarged in 1844 into robable: from tha t period to the present day tha t I may be excused for entering on thes have not been has ty in coming to a decision.M ke me two or three more years to comple te i t, a ged to publish th is Abs tract. I have more e e, who is now s tudying the na tu ral his tory of the same general conclusions tha t I have o memoir on th is subject, wi th a reques t tha t I to the Linnean Socie ty, and i t is published i In 1509 - vijfhonderd jaar geleden - schreef Erasmus ‘Lof der Zotheid’, waarmee hij het toenmalige verstarde wereldbeeld op de hak nam. In hetzelfde jaar werd Johannes Calvijn geboren. Samen met Luther en Zwingli kwam deze in verzet tegen de leer van de ‘moederkerk’.
In 1609 - vierhonderd jaar geleden - zette Henry Hudson voet aan land op de plek die later New York genoemd zou worden. Daarmee handelde hij in strijd met de opdracht die hij van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie had gekregen: zoeken naar een route benoorden Nova Zembla. In 1809 - tweehonderd jaar geleden - werd Charles Darwin geboren en publiceerde Lamarck zíjn evolutietheorie. Vijf jaar lang was Darwin betalend passagier bij een cartografische expeditie met het zeilschip de ‘Beagle’. Na die reis en ruim twintig jaar ‘broeden’ zorgde Darwin in 1859 - honderdvijftig jaar geleden voor de nodige opschudding met zijn boek ‘The Origin of Species’.
In 1959 - vijftig jaar geleden - bracht Rusland het eerste menselijke souvenir naar de maan door de Loenik-2 op het maanoppervlak te pletter te schieten.
Erasmus
Henry Hudson
De reis van de Beagle
In 1984 - vijfentwintig jaar geleden - werd de Open Universiteit opgericht.
Charles Darwin en zijn boek ‘The Origin of Species’ zijn de verbindende schakels in dit bonte gezelschap. Darwin was de ontdekkingsreiziger, die, net als Henry Hudson met het VOC-schip ‘De Halve Maen’, afweek van gebaande wegen. Overigens was Darwin bepaald geen zeerot. Gedurende de reis met de Beagle was hij chronisch zeeziek. Door de cartografische activiteiten lag het schip gelukkig veel meer tijd in havens dan dat het op zee was. Zo had Darwin voldoende tijd om onderzoek te doen met vaste grond onder de voeten.
Loenik-2
‘De Halve Maen’
I was much s truck wi th cer ta in facts in the d in the geological rela ti ons of the present to med to me to throw some light on the origin of led by one of our grea tes t philosophers. On ng might perhaps be made ou t on th is ques ti on or ts of facts which could possibly have any myself to specula te on the subject, and drew o a ske tch of the conclusions, which then seem I have s teadily pursued the same object. se personal de ta ils, as I give them to show My work is now nearly finished; bu t as i t and as my health is far from s tr ong, I ha especially been induced to do th is, as Mr. f the Malay archipelago, has arrived a t alm n the origin of species. Las t year he sent to would forward i t to Sir Charles Lyell, who in the th ird volume of the Journal of tha t Socie Charles Darwin was, vooral door zijn boeken, een querulant die wereldbeelden deed wankelen, net als Desiderius Erasmus, en die kerkelijke ambtsdragers razend maakte, net als Johannes Calvijn. Niet dat Darwin en Calvijn wapenbroeders waren. Als ze in dezelfde tijd geleefd hadden, konden ze vast niet samen door één deur. Sommige volgelingen van Calvijn, zoals de leden van de ‘zwarte kousen kerken’ en jehovagetuigen, wijzen nog steeds Darwins evolutietheorie af. Omgekeerd verzetten sommige volgelingen van Darwin, zoals Richard Dawkins, zich met een bijkans religieus fundamentalisme tegen elk geloof in een God. Charles Darwin was, net als de Russen die de Loenik-2 lanceerden, gebrand op een primeurtje. ‘On the Origin of Species’ was er misschien nooit gekomen als er geen andere Brit, Alfred Russel Wallace, op het toneel was verschenen. Om aan de kost te komen verzamelde deze man zoogdieren, vogels en vlinders in Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië. Wallace opperde ideeën die dicht bij die van Darwin kwamen. Darwin moest dus wel uit de kast komen.
Charles Darwin heeft met zijn evolutietheorie een kolossale invloed op de natuurwetenschappen gehad, vooral op de biologie, maar ook op de geologie en de sterrenkunde. Voor biologen vormt evolutie het verbindende kader. Sinds enkele decennia is evolutie ook verplichte kost voor psychologen. De Open Universiteit is zich al vijfentwintig jaar ten volle bewust van de betekenis van evolutie in de wetenschap. Darwins rol wordt ondermeer geschetst in de cursussen Levens wetenschappen 1: Evolutie, Wetenschapsleer en Ethiek.
Johannes Calvijn
Richard Dawkins
Alfred Russel Wallace
Open Universiteit
Charles Darwin, 51 jaar oud, kort na de publicatie van ‘The Origin of Species’
200 jaar Charles Darw 25 jaar Open Univers
200 jaar Charles Darwin 25 jaar Open Universiteit
Programma 13.30-14.00 uur
ontvangst met scheepsbeschuit, koffie en thee opening Caroline Visser
14.00-15.15 uur
tentoonstelling in het Universiteitsmuseum RUG ‘Darwins Wereld: Mens, natuur en evolutie’ rondleiding door het museum
15.30-16.30 uur
presentaties in onderwijscentrum Groningen ‘Darwins Wereld’ door Annet van Melle (CW) ‘Darwins Familie’ door Johan van Rhijn (NW) ‘Darwins Idee’ door Dennis Uit de Weerd (NW) aansluitend korte discussie
17.00 uur
evolutieborrel met film
Universi tei tsmuseum
Universiteitsmuseum RUG
Om de hoek in de Kijk in ’t Jatstraat, vanaf de trappen van de Rijksuniversiteit bijna spiegelbeeldig ten opzichte van het gebouw van de Open Universiteit, vind je het Universiteitsmuseum. Het herbergt een bonte verzameling objecten, van anatomische preparaten van Petrus Camper (1722-1789) tot astronomische instrumenten van Jacobus Kapteyn (1851-1922). Ook de spreekkamer van Aletta Jacobs (1854-1929) is er te zien. Het museum toont al deze objecten op een onconventionele, enigszins bizarre wijze, waarbij de hand van de kunstenaar een grote invloed heeft gehad. De tentoonstelling ‘Darwins Wereld: Mens, natuur en evolutie’ in het Universiteitsmuseum is opgebouwd rondom drie thema’s. Darwins leven in Engeland, zijn reis om de wereld aan boord van HMS Beagle en zijn bijdrage aan de wetenschap: de volgens sommigen nog steeds omstreden evolutieth eorie. In de expositie in het Universiteitsmuseum zijn meer dan 200 diersoorten op verrassende wijze opgesteld. Van Amerikaanse modderduivel tot purperen suiker vogel, van Javaanse kievit tot voetbaloctopus. Deels betreft het de collectie die eerder in het inmiddels gesloten Natuurmuseum te zien was. De tentoonstelling is onderdeel van de lustrumactiviteiten van de Rijksuniversiteit Groningen, die dit jaar haar 395-jarig bestaan viert. www.rug.nl/museum/tentoonstellingen/actueel
Flyer tentoonstelling ‘Darwins Wereld: Mens, natuur en evolutie’ Universiteitsmuseum Rijksuniversiteit Groningen
Darwins Wereld - Ann
Darwins Wereld - Annet van Melle
De reis met de Beagle heeft het leven en de wereld van Charles Darwin op drastische wijze veranderd. Onderweg las hij de drie delen van Charles Lyell ‘Principles of Geology’, die een langzame en geleidelijke geologische ontwikkeling van de aarde schetste. Tijdens zijn reis zag hij steeds meer de ideeën van Lyell bevestigd. Deze reiservaringen deden zijn evolutietheorie ontkiemen. Van geestelijke in de dop en geoloog zou hij veranderen in een gezaghebbend bioloog. Zijn biograaf David Quammen vermoedt dat Darwin voordat hij met zijn bespiegelingen naar buiten kwam, heimelijke gesprekken met zichzelf moet hebben gevoerd. Hij zou de moed moeten opbrengen radicaal tegen zijn tijd in te denken, al waren er in zijn familie en directe omgeving verschillende vrijdenkers en stille atheïsten. Waarom zou hij deze wereld schokken met zijn inzichten? Waaruit bestond die wereld van Darwin? Met zijn theorie raakte hij fundamenteel wetenschappelijke, maar ook religieuze opvattingen. Sinds de zeventiende eeuw was de Anglicaanse kerk in Engeland staatskerk en moest in principe iedereen hier lid van zijn. Binnen de kerk bestond van meet af aan een sterke stroming die een nadere ‘protestantisering’ en in het bijzonder een ‘calvinisering’ nastreefde. Eén van de kenmerken van het protestantse ethos was dat door studie van de natuur God gekend kon worden. Nauwkeurig onderzoek van de natuurlijke omgeving aan de hand van empirisch onderzoek was gerechtvaardigd en werd zelfs aanbevolen. Het werd beschouwd als een eerbetoon aan de Schepper. De houding ‘Onderzoekt alles, accepteer geen autoriteiten’ in die tijd leidde tot een positieve houding ten opzichte van het wetenschappelijke handwerk, het empirisch onderzoek (Bacon). Vragen werden gesteld als: wordt de natuur door wetten bepaald; is er sprake van een doelontwerp van de natuur (argument from design) of is de natuur een zichzelf organiserend en bewegend principe; hoe moeten we de Bijbel lezen; moet men de Bijbel op zijn eigen merites beoordelen waarin het gaat om het geloof of moet men uitgaan van een letterlijke interpretatie van het geschrevene. Rond 1600 is een begin gemaakt met de “herschepping” van de wereld.
De periode tussen 1600 en 1700 kan men beschouwen als grondslag van de moderne natuurwetenschap. Wat betreft de verhouding tussen geloof en wetenschap was niet direct sprake van een spanning tussen beide, maar ze waren juist sterk op elkaar betrokken en versterkten elkaar wederzijds. Men wilde Bijbel en wetenschappelijke kennis met elkaar verzoenen. Zo ontwikkelde zich aan het eind van de zeventiende tot het midden van de negentiende eeuw een opvatting over theologie, de ‘natuurlijke theologie’ genoemd, die zeer populair en invloedrijk is geweest. De kern van de natuurlijke theologie is dat de kennis over God zowel verkregen als bewezen kan worden met behulp van de natuurlijke rede, dat wil zeggen: de rede waarover ieder mens van nature beschikt. Deze opvatting staat tegenover de openbaringstheologie dat alle kennis en inzicht met betrekking tot God gebaseerd is op de openbaring. Binnen de natuurlijke theologie speelde de fysico-theologie een grote rol: aan de doelmatige ordening van de natuur konden argumenten worden ontleend voor het bestaan en de wijsheid van God. ‘Natuurlijk’ was het geloof in het Opperwezen. Uit wijsheid, wetmatigheden van inrichting van het heelal liet zich het Opperwezen bewijzen. Daaruit vloeide het geloof in Gods voorzienigheid voort, m.a.w. de openbaring was na te rekenen. Er werd steeds meer nadruk gelegd op God de Schepper in plaats van God de Verlosser. Toch kon men op een gegeven ogenblik niet goed meer uit de voeten met deze opvatting van theologie. Het werd als te beperkt en abstract gezien. Er kwam steeds meer belangstelling voor historische vragen. Door geologisch onderzoek, maar ook door vondsten van fossielen werd steeds meer duidelijk dat de aarde veel ouder moest zijn dan tot dan toe werd aangenomen. Dit leverde nieuwe vragen op ten aanzien van de schepping, ouderdom en ontwikkeling van aarde en natuur én spanningen tussen het religieuze wereldbeeld en het wetenschappelijk wereldbeeld van die tijd. Hoe moest men de bijbelteksten en wetenschappelijke theorieën uitleggen? Ten tijde van Darwin leefde men in een wereld die nog helemaal in de ban was van de catastrofes die de aarde hadden gestuurd. Ten aanzien van het denken over de geschiedenis deden zich sinds de tweede helft van de achttiende eeuw ook revolutionaire ontwikkelingen voor. Het historisch proces werd steeds meer opgevat als een ontwikke lingsproces, als een lineair proces.
Werd geschiedenis tot die tijd vooral opgevat als beschrijving van het verleden zoals het ‘echt’ gebeurd is, nu ontstond er steeds meer aandacht voor de ‘wetenschappelijke’ bestudering van het verleden aan de hand van een systematisch bronnenonderzoek, zoals dat voordien niet had bestaan. Door ook de Bijbel aan een kritisch historisch onderzoek te onderwerpen werd deze van het onaantastbare woord van God steeds meer tot een historische bron als alle andere. In deze wereld groeide Darwin op. Hij heeft met zijn evolutietheorie niet alleen de natuurlijke theologie ondermijnd, maar ook een andere visie op de ontwikkeling van de natuur gegeven, waardoor de verhouding tussen geloof en wetenschap in een geheel ander perspectief kwam te staan. Hij nam radicaal afstand van het argument from design en in plaats van doeloorzaken spelen louter werkende oorzaken een rol en komt de positie van de mens bij hem in een heel ander daglicht te staan.
Darwin’s studeerkamer in Down House
Darwins Familie - Johan
Darwins Familie - Johan van Rhijn
Charles Darwin (1809-1882) was de zoon van Robert Darwin (1788-1848), een succesvolle arts, en Susannah (1765-1817), dochter van de oprichter van de porseleinfabrieken, Joshua Wedgwood I. Door die connectie was het een zeer gefortuneerde familie. Charles’ andere grootvader, Erasmus Darwin, was ook arts geweest en botanicus. Erasmus had al wat ideeën over evolutie en was tot de omstreden conclusie gekomen dat soorten kunnen veranderen. Charles had drie oudere zussen, Marianne, Caroline en Susan, een oudere broer, Ray, en een jongere zuster, Catherine. Charles verloor zijn moeder Susannah toen hij ruim acht jaar oud was. In 1825 stuurde vader Robert zijn zoons naar de universiteit van Edinburgh, waar Charles geneeskunde ging studeren. Die studie beviel hem allerminst omdat de colleges saai waren en hij onwel werd van bloed en nog meer van het bijwonen van operaties die in die tijd zonder verdoving werden uitgevoerd. Na twee jaar verkaste hij naar Cambridge waar hij theologie zou gaan studeren. Hij vond het wel een aantrekkelijk idee om plattelandsgeestelijke te worden, maar ook die studie viel hem tegen. Hij legde wel allerlei contacten buiten dat vak, waarvan die met John Henslow, een botanicus, van cruciaal belang waren. Henslow was namelijk gevraagd door kapitein Robert FitzRoy om hem te vergezellen bij een expeditie met het marineschip ‘de Beagle’ naar Zuid-Amerika en verder. De reis zou ongeveer twee jaar duren. Henslow was erg geïnteresseerd, maar wilde zijn gezin niet zo lang alleen laten. Hij speelde de uitnodiging door naar Charles. Die wilde graag, maar kreeg aanvankelijk geen toestemming van zijn vader. Dankzij bemiddeling van de broer van zijn moeder, Joshua II, kwam die toestemming er toch, en liet Charles zich in 1931 als betalend passagier en hutgenoot van de kapitein inschepen op de Beagle. FitzRoy bleek niet de meest ideale metgezel door zijn opvliegende karakter, ochtendhumeur en depressies. De reis duurde uiteindelijk bijna vijf jaar en werd Charles’ belangrijkste ervaring, waarbij de kiem werd gelegd voor zijn latere publicaties. In 1839, enkele jaren na zijn terugkeer met de Beagle, trouwde Charles met zijn nicht Emma Wedgwood (1808-1896), dochter van Joshua II. De betrekkingen tussen de Darwins en de Wedgwoods werden daardoor nog inniger. Twee jaar daarvoor was Charles’ zuster Caroline al getrouwd met Emma’s broer, Joshua III. Charles en Emma vestigden zich aanvankelijk in Londen, maar dat beviel matig. Wel werden daar de twee oudste kinderen geboren, William en Annie. Vooral de bevalling van Annie was zwaar en voor de voeding werd een min ingehuurd. Het ging ook niet goed met de gezondheid van Charles. Hij leed langdurig aan lusteloosheid, chronische vermoeidheid en neerslachtigheid.
n Na enkele jaren verliet het gezin de stad en vestigde zich in Kent, in het Down House. Daar baarde Emma nog acht kinderen, de eerste, Mary, ruim een week na aankomst in Down. Mary stierf drie weken later. Charles gezondheidsklachten kwamen terug. De Darwins verhuisden daarop voor enkele maanden met hun vijf kinderen naar het kuuroord Malvern. Charles kreeg daar een ‘watertherapie’ die goed aansloeg. Twee jaar later werd Annie ziek. Met haar en zijn schoonzuster vertrok Charles opnieuw naar Malvern. Emma bleef in Down omdat ze opnieuw hoogzwanger was. Annie werd niet beter van de behandeling en stierf in Malvern, hoogstwaarschijnlijk aan TBC. Die gebeurtenis heeft Charles sterk aangegrepen. Hij ging daardoor ook nadenken over erfelijkheid van ziektes en bracht dat in verband met de nauwe banden tussen de Darwins en de Wedgwoods. De Darwins rekenden zich tot de Anglicaanse kerk, maar grootvader Erasmus en vader Robert waren eigenlijk vrijdenkers. De Wedgwoods behoorden tot de Unitaristen, die veel waarde hechten aan de ‘verlossing’: de hereniging na de dood van hen die werkelijk geloofden. Charles was na zijn reis met de Beagle teruggekomen met twijfels over de letterlijke interpretatie van het scheppings verhaal, en nog meer over de tijdrekening in de bijbel. Met de streng gelovige FitzRoy was daar niet over te praten. Charles kreeg van zijn vader het advies om niet over deze twijfels met Emma te spreken. Dat advies heeft hij niet helemaal opgevolgd tot groot verdriet van Emma, die haar leven lang haar geloof trouw bleef. Charles ging op latere leeftijd niet meer ter kerke, maar behield een eigen geloofsbeleving. Curieus is wel dat het enige academische diploma dat Charles ooit haalde een bachelor of arts (BA) was in de godgeleerdheid. Niettemin deed hij fundamen teel biologisch onderzoek, had contacten had met de belangrijkste hoogleraren op zijn gebied, publiceerde veel en had een immense invloed op de biologie en de maatschappij. Even curieus is dat hij nimmer een betaalde academische functie kreeg, wel een graf in de Westminster Abbey. Charles leefde met zijn gezin alleen van het familiekapitaal.
The Origin of Species
Down House in Kent, het onderkomen van de familie Darwin
De ‘Sandwalk’ bij Down House
Darwins eettafel in Down House
Darwins Idee - Denn
Darwins Idee - Dennis Uit de Weerd
Charles Darwin was zeker niet de eerste die een evolutietheorie opstelde. Toch is Darwins theorie de enige die heeft standgehouden. Wat is er zo bijzonder aan Darwins idee? In de loop van de negentiende eeuw bleken sommige nieuwe waarnemingen steeds moeilijker te verenigen met het heersende beeld van stabiele, onveranderlijke soorten. Zo werden er fossielen gevonden van schijnbaar uitgestorven dieren die leken op hedendaagse diersoorten of groepen, maar die niet binnen die groepen konden worden ondergebracht. Ook viel op dat verschillende soorten soms ruimtelijk gezien in elkaar leken over te lopen. Sommigen, onder wie Charles Darwin’s grootvader Erasmus Darwin, concludeerden daarom dat soorten veranderlijk waren en uiteindelijk konden evolueren tot nieuwe soorten. Maar wat was het mechanisme achter evolutie? Wat vooral fascineerde was de observatie dat organismen schijnbaar goed aangepast zijn aan de omgeving waarin ze leven. Deze omgeving moest dus wel een cruciale rol spelen. De Franse zoöloog Lamarck schreef in het begin van de negentiende eeuw dat evolutie voor een deel direct gestuurd wordt door de omgeving. Door omgevingseisen zouden organismen bepaalde organen verder kunnen ontwikkelen, en deze veranderingen vervolgens kunnen doorgeven aan hun nageslacht. Denk daarbij aan een giraffe die voortdurend zijn nek oprekt om bij de boombladeren te kunnen eten en daardoor jongen krijgt met een wat langere nek. Een efficiënte vorm van evolutie dus, waar niet al te veel tijd voor nodig zou zijn. Dit doorgeven van verworven eigenschappen was het populairste verklaringsmechanisme voor evolutie ten tijde van de publicatie van ‘The Origin of Species’. Darwin plaatst echter kanttekeningen bij de evolutietheorie van Lamarck. Zo stelt hij dat deze theorie het bestaan van onvruchtbare werkers in mieren en bijenkolonies niet kan verklaren. Hoe kunnen zij immers unieke aanpassingen voor hun specifieke taken hebben ontwikkeld, terwijl ze zich niet voortplanten en eventuele verworven eigenschappen dus altijd verloren gaan?
De evolutietheorie die Darwin precies een halve eeuw na die van Lamarck publiceerde in ‘The Origin of Species’ veronderstelt een meer indirecte rol voor de omgeving. Darwin’s theorie berust op drie algemene observaties: 1. Individuen verschillen van elkaar in allerlei eigenschappen. Dat kunnen lichaamskenmerken zijn, maar ook bijvoorbeeld gedrag. 2. Nakomelingen lijken op hun ouders, dus kennelijk zijn veel eigenschappen (tenminste gedeeltelijk) genetisch bepaald. 3. Er is een voortdurende strijd om het bestaan waarbij alleen de best aangepaste individuen overleven. Als een bepaalde eigenschap de overlevings- en voortplantingskansen van een individu vergroot èn een genetische basis heeft, dan kan zo’n kenmerk zich in de loop van vele generaties binnen een soort verspreiden. Darwin noemt dit proces ‘natuurlijke selectie’ vanwege de overeenkomsten met ‘kunstmatige’ selectie door fokkers. Individuen met de door de fokker gewenste eigenschappen kunnen zich voortplanten en geven deze eigenschappen door aan hun nakomelingen. Door telkens te selecteren op extremere varianten ontstaat er op den duur een nieuw ras. Niet voor niets begint Darwin ‘The Origin of Species’ met voorbeelden van dergelijke ‘kunstmatige’ selectie. Op vergelijkbare wijze zouden, aldus Darwin, door natuurlijke selectie over een veel langere tijdsduur nieuwe soorten en nieuwe hoofdgroepen kunnen ontstaan. Het idee dat een opeenstapeling van relatief kleine veranderingen over lange tijd een enorm effect kon hebben was al eerder geïntroduceerd in de geologie (uniformitarianisme) door Charles Lyell. Met name in de twintigste eeuw is Darwin’s evolutietheorie uitgegroeid tot de centrale theorie binnen de biologie, daarbij vooral geholpen door nieuwe inzichten in de erfelijkheid (Mendeliaanse erfelijkheidsleer). In de tijd van Darwin was er vrijwel niets bekend over deze belangrijke schakel in zijn theorie. Dit werd destijds ervaren als een manco. Hoe kon bijvoorbeeld een nieuwe erfelijke eigenschap worden doorgegeven aan de volgende generatie zonder dat er ‘verdunning’ met het erfelijk materiaal van de andere ouder -zonder deze eigenschap- optrad? Volgens de Mendeliaanse erfelijkheidsleer blijft het erfelijk materiaal afkomstig van iedere ouder in hun gezamenlijk nageslacht aanwezig op aparte chromosomen. Pas in latere generaties kunnen delen hiervan worden samengevoegd. Op deze manier heeft een gunstige erfelijke eigenschap meer kans om zich te verspreiden. Extra versterkt met zulke nieuwe inzichten, staat Darwin’s evolutietheorie na anderhalve eeuw nog altijd overeind.
Erasmus Darwin (1731-1802)
Jean-Baptiste Lamarck (1744-1829)
Charles Lyell (1797-1875)
Gregor Mendel (1822-1884)
Cursussen
Cursussen
De Open Universiteit biedt diverse cursussen aan waarin de rol van Darwin aan de orde komt. De uitwerking van Darwins evolutietheorie vind je in de cursus Levenswetenschappen I: Evolutie van de faculteit Natuurwetenschappen. De filosofische en maatschappelijke implicaties worden behandeld in de cursussen wetenschapsleer en ethiek van de faculteit Cultuur wetenschappen. De faculteit Psychologie manifesteert zich met de cursussen Evolutie voor psychologen en Seks en evolutie op www.opener.ou.nl.
Levenswetenschappen 1: Evolutie Darwins evolutietheorie vormt de kern van de gloednieuwe één moduuls-cursus Levenswetenschappen I: Evolutie, uitgekomen in de zomer van 2009. Daarbij komt niet alleen het belangrijkste mechanisme aan de orde dat Darwin introduceerde, natuurlijke selectie, maar ook evolutie door toeval, en zelfs de invloed van catastrofen. Die werden in de tijd van Darwin door sommigen als belangrijkste factor beschouwd. Misschien juist daarom heeft Darwin ze wat veronachtzaamd. Daarnaast is er veel aandacht voor erfelijkheid. Deze cursus maakt deel uit van het propedeuse programma voor de opleiding Milieu- natuurweten schappen, maar kan ook door anderen worden gevolgd. Enige voorkennis wordt aanbevolen: vergelijkbaar met drie jaar biologie op havo niveau en ook wat scheikunde. Kennis en inzichten van biologen over ‘het leven’ zijn de afgelopen 150 jaar revolutionair veranderd door uitwisseling van kennis met geologen, chemici, fysici en zelfs wiskundigen. Wisselwerkingen vormen een rode draad in deze cursus. In de eerste helft wordt de kapstok daarvoor aangereikt met het boek ‘Een kleine geschiedenis van bijna alles’ van Bill Bryson en met een leeswijzer daarbij. Die kapstok komt ook van pas bij de andere natuurwetenschappelijke cursussen van de propedeuse.
De tweede helft zoomt in op evolutie, het bijna alomvattende theoretische kader voor de biologie. Dat gebeurt aan de hand van een hoorcollege van Bas Haring op CD, een studietekst die voortbouwt op hetgeen Bryson al te berde bracht, powerpoint presentaties met toelichting en drie wetenschappelijke artikelen. In Bryson’s boek liggen de accenten vooral op de geschiedenis van de natuurwetenschappen, de deugden en ondeugden van de onderzoekers en hun onderlinge rivaliteit. Het is meer een avonturenboek dan een wetenschappelijk boek. Natuurlijk is er ook aandacht voor de vragen die deze onderzoekers probeerden op te lossen, de manieren waarop ze dat aanpakten en de oplossingen die ze vonden. De diepgang daarvan is beperkt. Het boek is immers geschreven voor een breed publiek. Als introductie op een natuurwetenschappelijke opleiding is het een inspirerend, maar verre van compleet verhaal. De leeswijzer Bryson-plus licht daar enkele onderwerpen uit en gaat in op natuurwetenschappelijke (en soms wiskundige) details. Vervolgens worden evolutie en evolutionaire verandering besproken. De invalshoek sluit naadloos aan bij het boek van Bryson én biedt een raamwerk voor alle biologische disciplines. Het gaat daarbij om processen die invloed hebben op de samenstelling van populaties van planten en dieren en uiteindelijk op de eigenschappen van individuen. Benadrukt wordt de verwantschap tussen alle organismen, de geleidelijkheid waarmee erfelijke eigenschappen van populaties veranderen en de doelmatigheid van eigenschappen van soorten.
Nog meer evolutie in de biologie van Natuurwetenschappen Darwins evolutietheorie speelt een rol in de cursus Levenschappen 2: Fysiologie. Die cursus gaat over de ‘werking’ van levende organismen: planten en dieren. Fysiologie is een experimentele wetenschap die gebaseerd is op het manipuleren van factoren, waarvan de gevolgen in kaart worden gebracht. Daarbij kan het gaan om factoren buiten het organisme, zoals licht, temperatuur, vocht, beschikbare mineralen, maar ook om factoren binnen het organisme, zoals watergehalte, lichaamstemperatuur en hongertoestand. Fysiologie gaat over organen en hoe ze functioneren, maar ook over de chemische en fysische processen die daarbij plaatsvinden. Verder kan er worden ingezoomd op de processen in de cellen van de organismen. Fysiologie is belangrijk in de milieukunde omdat het zicht geeft op de grenzen waarbinnen leven mogelijk is. Fysiologie biedt ook mogelijkheden om te begrijpen hoe levende organismen (waaronder de mens) zich al dan niet kunnen handhaven onder milieustress. Doel is om kennis te nemen van en inzicht te krijgen in het functioneren van organismen op macro- en microniveau.
Gedragsbiologie Evolutie komt nog duidelijker aan de orde in de cursus Gedragsbiologie. Dit vak richt zich vooral op het gedrag van dieren, maar probeert ook de gevonden principes door te trekken naar de mens. Feeling voor gedragsbiologie krijg je door naar gedrag te kijken en zinnige vragen te stellen. Die kunnen gaan over de veroorzaking, de ontwikkeling, de functie en de evolutie van gedrag. Inzicht krijg je door gedrag vast te leggen, te analyseren, je te verdiepen in de achtergronden om uiteindelijk conclusies te kunnen trekken. De cursus kan worden beschouwd als een gereedschapskist om dat doel enigszins te bereiken en bestaat uit een tekstboek, een elektronisch werkboek en de studentenversie van een professioneel observatieprogramma.
Wetenschapsleer Darwins rol in de wetenschappen komt uitvoerig aan de orde in leereenheid 13 van deze cursus. In de cursus Wetenschapsleer wordt een integrale benadering van de wetenschappen gepresenteerd. Klassieke wetenschapsfilosofische vragen vormen het vertrekpunt: Wat is wetenschap? Waarop is de geldigheid van wetenschappelijke kennis gebaseerd? Hoe komt wetenschap tot stand? Moeten er grenzen gesteld worden aan de wetenschap? Bij de beantwoording wordt echter niet alleen een beroep gedaan op de filosofie maar ook op de wetenschapsgeschiedenis, de wetenschapssociologie en de wetenschapsantropolo gie. U bestudeert in de cursus de relatie tussen wetenschap en werkelijkheid, tussen theorie en empirie en de relatie tussen wetenschap, techniek en maatschappij. Belangrijke stromingen en denkers die daarbij worden besproken zijn onder andere(n): het logisch empi risme, de theorieën van Popper, Lakatos, Kuhn, het wetenschappelijk realisme, het sociaal constructivisme en Latours wetenschapsantropologie. In het onderdeel over de relatie tussen wetenschap, techniek en maatschappij wordt onder andere aandacht besteed aan de opvattingen van Foucault en aan de ontwikke ling van vrouwenstudies. In de cursus wordt ook de discussie over de eenheid van wetenschap gepresenteerd. Daarbij staat de moderne, empirisch-analytische natuurwetenschap tegenover de mens- en cultuurwetenschappen en tegenover de biologie. Gaandeweg zal blijken dat ook ten aanzien van de wetenschap rotsvaste garanties en zekerheden een illu sie zijn. Bezinning op wetenschap is geen overbodige luxe. Ook omdat de wetenschappen niet alleen zichzelf sturen, blijft een permanente en breed georiënteerde reflectie op wetenschappelijke kennis wenselijk en zelfs noodzakelijk. Deze cursus zet u aan tot reflectie op het bedrijven van wetenschap. Na bestudering kunt u een zelfstandig oordeel formuleren over de verhoudingen tussen de wetenschappen onderling en de complexe relatie tussen de wetenschap en de samenleving.
Ethiek Een belangrijk uitgangspunt voor veel filosofen is dat ‘behoort’ niet direct afgeleid kan worden uit ‘is’. Daar wordt nog wel eens tegen gezondigd en zo is Darwins evolutietheorie ook misbruikt. Je komt dan tot een nogal bedenkelijke moraal. Evolutie heeft geen doel. Evolutie leidt tot zelfzuchtigheid. De mens is één van de uitkomsten, niet ‘de kroon op het werk’. En toch beschouwt diezelfde mens zichzelf als rentmeester over het leven op aarde. Ethiek maakt van oudsher een essentieel deel uit van de bezinning op de vooronderstellingen van het denken en handelen, die in de filosofie vorm krijgt. Het gaat om vragen als: welk handelen is goed en waarom? Hoe kan ik mijn handelen verantwoorden? Hoe zien de deugdzame mens en de rechtvaardige samenleving er uit? In de cursus komt ondermeer naar voren dat filosofen teruggrijpen op de traditie als zij ethische problemen trachten te verhelderen. De antwoorden op ethische vragen door filosofen als Aristoteles en Kant zijn in de geschiedenis van de filosofie steeds opnieuw geïnterpreteerd en bekritiseerd. Dat verwerkingsproces kleurt onze huidige opvattingen over ethische vraagstukken. Door de theorieën van vijf invloedrijke filosofen te behandelen, Aristoteles, Kant, Mill, Rawls en Levinas, biedt de cursus zicht op deze historische ontwikkeling. Opvattingen over juistheid en rechtvaardigheid, over het goede leven, verschillen per periode en per cultuur. De ethiek stelt zich niet tevreden met een afstandelijke beschrijving van zulke opvattingen, maar richt zich op de geldigheid en strekking van normen en waarden en vraagt zich af welke de meest rechtvaardige zijn. In de ethiek gaan theorie en praktijk hand in hand, want het rechtvaardige of goede is iets wat verwerkelijkt moet worden. Ethiek wordt daarom ook wel praktische filosofie genoemd. In het tweede deel komt het praktische aspect van de ethiek daarom uitvoerig aan bod via vijf thematische studies: ethiek en milieu, ethiek en economie, ethiek en recht, ethiek en gezondheidszorg en ethiek en multiculturalteit.
Leeswijzer
Leeswijzer
In het Darwinjaar liggen veel boeken tegen redelijke prijzen in de winkel over Darwin, de evolutie en de spanning tussen religie en wetenschap. Een greep uit het aanbod (Nederlandstalig of in het Nederlands vertaald): Chris Buskes e.a. (2009) In Darwins woorden, Nieuwezijds, Amsterdam. Charles Darwin (1839) De reis van de Beagle - uitgave Atlas, Amsterdam 2007 - zeer
leesbaar, enigszins ingekort verslag van de vijf jaar durende reis.
Charles Darwin (1859) Over het ontstaan van soorten - uitgave Nieuwezijds,
Amsterdam 2007 - de eerste presentatie van Darwins evolutietheorie.
Charles Darwin (1872) Het uitdrukken van emoties bij mens en dier - uitgave Nieuwezijds, Amsterdam 2009 - gedragsbiologie en de relatie mens-dier. Charles Darwin (1887) De autobiografie van Charles Darwin - uitgave Nieuwezijds, Amsterdam 2008 - door hemzelf opgetekend, posthuum gepubliceerd. Richard Dawkins (1972) De zelfzuchtige genen: over evolutie, eigenbelang en altruïsme uitgave Olympus 2006 - Dawkins zet een stap verder dan Darwin met genen als eenheden voor natuurlijke selectie. Richard Dawkins (2006) God als misvatting - uitgave Nieuw Amsterdam 2009
Dawkins rekent op fundamentalistische wijze af met religie.
Richard Dawkins (2004) Het verhaal van onze voorouders: een pelgrimstocht naar de oorsprong van het leven - uitgave Nieuw Amsterdam 2007 - boeiende reconstructie van onze afstamming. Daniel Dennett (1995) Darwins gevaarlijke idee - uitgave Olympus, 2006 - evolutie als een algoritme vanuit een filosofisch perspectief. Adrian Desmond & James More (1991) Darwin: de biografie - uitgave Nieuw Amsterdam 2008 - volgens velen de beste biografie. Bas Haring (2001) Kaas & de evolutietheorie. Houtekiet, Antwerpen - evolutie voor jong en oud uitgelegd door een toegankelijk filosoof, bekroond met de Eureka! Wetenschapsprijs, de Gouden Uil en de Duitse Prijs voor het Beste Boek over Wetenschappen. Randal Keynes (2001) Darwins dochter. Charles Darwin, zijn dochter en de menselijke evolutie - uitgave Olympus, 2007 - Charles Darwins rol in zijn familie. Luuc Kooijmans (2008) Gevaarlijke kennis: inzicht en angst in de dagen van Jan Swammerdam. Bert Bakker, Amsterdam - het spanningsveld tussen wetenschap en godsdienst, winnaar van de Grote Geschiedenis Prijs 2008. Edward Larson (2001) De proeftuin van de evolutie: God en wetenschap op de Galápagoseilanden - uitgave Olympus, 2006 - de Galápagos vóór, tijdens en na Darwin. David Quammen (2006) De aarzelende Darwin, uitgave Olympus, 2007. Alfred Russel Wallace (1896) Het Maleise eilandenrijk - uigave Olympus, 2009 - verbazingwekkend reisverslag van die andere Brit.
wi th ou t expressing m ooker, who for the las t me in every possible owledge and his ex g the Origin of Speci t a na tu ralis t, reflec organic beings, on th eir geographical dis d other such facts, m each species had not
0009178