"Hoe vrijwillig is vrijwilligerswerk?" Verslag van het debat in het Stadshuis van Nieuwegein op 3 april 2012.
Gespreksleider:
Bas van 't Wout, senior-adviseur MAES
Inleiding:
Sylvia Rehorst, co rdinator Vrijwilligerssteunpunt Nieuwegein
Panel:
Otto van der Leer, voorzitter Wmo-raad gemeente Nieuwegein Nine Kooiman, lid Tweede Kamer voor de SP Gini Lentferink, co rdinator informele zorg/vrijwilligerswerk Reinaerde
Deelnemers:
circa 40, onder wie een groot aantal vrijwilligers in uiteenlopende sectoren, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven en gemeenteraadsleden
Organisatie:
De Tweede Verdieping/Openbare Bibliotheek Nieuwegein
Verslag:
Bureau Ingrid Bakhuis, Nieuwegein
Opening Avondvoorzitter Bas van 't Wout opent de bijeenkomst en heet de aanwezigen welkom. Gemma Wiegant, directeur van De Tweede Verdieping, vertelt dat de bibliotheek een rol ambieert in de 'Nieuwe Democratie' en zich wil ontwikkelen tot een lokaal informatiecentrum, dat inspeelt op vragen uit de lokale samenleving. Een goed contact met die samenleving hoort daarbij. Onder meer aan de hand van debatten verzamelt De Tweede Verdieping informatie ten behoeve van virtuele dossiers die beschikbaar zijn voor bezoekers en gebruikers. Dit debat is het eerste dat op deze voet wordt georganiseerd. Deze avond staat in het teken van vrijwilligerswerk. Vragen die aan de orde komen, zijn: hoe houden organisaties hun vrijwilligers vast en hoe vinden ze nieuwe vrijwilligers? Welke trends zijn er te bespeuren in het vrijwilligerswerk? Maar ook: hoe vrijwillig is vrijwilligerswerk nog in het huidige politieke klimaat, waarin 'vrijwilligerswerk' wordt opgelegd als tegenprestatie voor een uitkering? En welke ontwikkelingen zijn te verwachten? De stand van zaken De voorzitter interviewt Sylvia Rehorst, co rdinator Vrijwilligerssteunpunt Nieuwegein. Hoe staat het vrijwilligerswerk ervoor? Verandering van wetgeving heeft grote gevolgen voor het vrijwilligerswerk en geeft aanleiding om van gedachten te wisselen met vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties die werken met vrijwilligers. Volgens onderzoek is gemiddeld 44% van de Nederlandse bevolking boven de 18 jaar actief als vrijwilliger. In Nieuwegein ligt dit percentage op 38, iets onder het landelijk gemiddelde dus. Toch spreken we dan nog over zo'n 14.000 volwassenen. De oorspronkelijke definitie van vrijwilligerswerk is "het in georganiseerd verband verrichten van werk voor anderen, zonder eigenbelang". Deze definitie dekt niet alle vormen van vrijwilligerswerk. Te denken is aan maatschappelijke stages, maatschappelijk ondernemen of de actieve inzet van leden van verenigingen. Daarom wordt tegenwoordig gesproken van "vrijwillige inzet". Hoe zie je de toekomst? Er staan grote veranderingen op stapel.
Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
1 van 8
Door de economische crisis raken veel mensen hun betaalde baan kwijt. Dat zijn persoonlijke drama's, maar voor vrijwilligersorganisaties zijn het gouden tijden, want deze situatie levert nieuwe potentile vrijwilligers op: mensen die niet thuis willen zitten, maar zich op een of andere manier nuttig willen maken. Per 1 januari 2013 wordt de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) van kracht. Een van de pijlers daarvan is dat mensen met een sociale uitkering een tegenprestatie gaan leveren in de vorm van vrijwilligerswerk. Daarmee beoogt het kabinet ook de re-integratie van mensen met een uitkering te bevorderen. Voor Nieuwegein betekent deze wet dat zo'n 200 mensen met een uitkering instromen in het vrijwilligerswerk. Zij hebben daarbij in het algemeen wel meer ondersteuning en begeleiding nodig dan de gemiddelde vrijwilliger. Ook de decentralisatie van de AWBZ heeft effect op het vrijwilligerswerk. Een grote groep mensen raakt de indicatie voor ondersteuning en begeleiding kwijt. Om die ondersteuning en begeleiding toch vorm te geven zal vaker een beroep worden gedaan op vrijwilligers. Er is dus sprake van gedwongen vrijwilligerswerk. Dat lijkt een contradictio in terminis. Hoe ga je daar als organisatie mee om? Enthousiasme is cruciaal. Als iemand het vrijwilligerswerk met tegenzin doet, doe je zowel de vrijwilliger zelf als de organisatie daarmee tekort. De kunst is dus om mensen enthousiast te maken, te laten zien wat de meerwaarde van de vrijwillige inzet is en de juiste plek te vinden. Er liggen kansen voor mensen die vrijwilligerswerk (moeten) zoeken en voor organisaties die vrijwilligers zoeken. Daarin moeten vacaturebanken een goede match zien te bereiken. Men moet zich wel realiseren dat kwetsbare vrijwilligers extra ondersteuning nodig hebben. Schot voor de boeg van de panelleden. Nine Kooiman benadrukt dat de gemeente zich bewust moet zijn van wat er op haar afkomt. De invoering van de WWnV betekent dat uitkeringen worden beperkt en dat uitkeringsgerechtigden zich als vrijwilliger moeten gaan inzetten. Ook een verlies aan WSW-banen voor mensen met een arbeidsbeperking is een gevolg van deze wet. Onderdelen van de AWBZ worden overgeheveld naar de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), voor de uitvoering waarvan gemeenten verantwoordelijk zijn. Tegelijkertijd vervallen indicaties voor de ondersteuning en begeleiding, onder meer van mensen met een lichte verstandelijke beperking. Meer mensen zullen een beroep moeten gaan doen op de Wmo, voor een vorm van ondersteuning. Daarnaast valt een groot deel van de persoonsgebonden budgetten (pgb) weg, waarmee mensen nu hun eigen zorg- of ondersteuningsbehoefte kunnen organiseren met professionals van hun keuze. Die zorg of ondersteuning moet onder regie van de gemeente worden geregeld. En als gevolg van bezuinigingen moet een deel van de taken die voorheen door professionals werden uitgevoerd, worden opgevangen door vrijwilligers. Otto van der Leer licht toe dat de Wmo beoogt mensen zo lang mogelijk en zo goed mogelijk zelfstandig te laten functioneren in hun eigen leefomgeving, waar nodig met ondersteuning. De Wmo-raad adviseert het college over de uitvoering van de Wmo. De geschetste ontwikkelingen betekenen dat de maatschappij een groter beroep moet doen op vrijwilligers. Naar eigen zeggen is Otto van der Leer een optimistisch mens, maar hij maakt zich wel zorgen over de toekomst van het vrijwilligerswerk. Zijn waarneming is dat het merendeel van de vrijwilligers mensen zijn in de gevorderde leeftijdscategorien en hij vraagt zich af of volgende generaties het stokje zullen overnemen. Volgende generaties moeten tijdig worden benaderd. Zij moeten ervan worden overtuigd dat vrijwilligerswerk leuk is. Aandacht voor vrijwilligerswerk zou deel moeten uitmaken van de opvoeding; jongeren moeten weer leren klaar te staan voor anderen en ervaren dat vrijwilligerswerk een verrijking is, ook van hun eigen leven. Gini Lentferink is co rdinator informele zorg en vrijwillige inzet bij Reinaerde, een grote professionele zorginstelling met verschillende werklocaties, ook in Nieuwegein. Behalve beroepskrachten zijn hier zo'n 700 vrijwilligers actief en Reinaerde zou niet zonder hen kunnen. Reinaerde heeft veel mogelijkheden om vrijwilligerswerk aan te bieden dat past bij de interesses, vaardigheden en opleidingsniveaus van vrijwilligers: vaste of regelmatig terugkerende taken, maar ook projectmatige. Activiteiten voor groepen, of ondersteuning van individuele clinten, zoals in het maatjesproject Ook voor mensen met weinig tijd zijn er activiteiten te vinden die inpasbaar zijn in de agenda. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod vergt maatwerk. De afgelopen jaren zijn er verschuivingen opgetreden in het werk van beroepskrachten en van vrijwilligers. Een vraag is of er grenzen zijn aan het vrijwilligerswerk en zo ja, waar die liggen. Vrijwilligerswerk is een toegevoegde waarde voor tal van organisaties, maar soms ook een bedreiging
Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
2 van 8
voor regulier betaald werk. Dat kan de verhoudingen tussen beroepskrachten en vrijwilligers in een organisatie benvloeden. Discussie De voorzitter nodigt de deelnemers van harte uit actief deel te nemen aan de discussie. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat meer jongeren ge nteresseerd raken in vrijwilligerswerk? Otto van der Leer ziet een rol voor ouders en opvoeders. Zij moeten jongeren meegeven wat de meerwaarde van vrijwilligerswerk is. Als ouders maatschappelijk actief zijn, krijgen kinderen daar iets van mee. De gemeente kan dat faciliteren. Enkele jaren geleden is de maatschappelijke stage ingevoerd. Die is verplicht, maar die eerste ontmoeting met vrijwilligerswerk kan jongeren enthousiasmeren. Sylvia Rehorst zegt dat de waarneming dat vooral ouderen als vrijwilliger actief zijn, niet strookt met de werkelijkheid. Vrijwilligers zijn in alle leeftijdscategorien te vinden, ook veel jongeren zijn actief. Wel is het zo dat ouderen sterk zijn vertegenwoordigd in de vrijwillige inzet in de zorg. • Het goede voorbeeld van ouders is geen garantie. Vrijwilligerswerk hangt ook samen met de levensfase. Mensen hebben het druk met werk en zorgtaken en dan schiet het vrijwilligerswerk erbij in. Sylvia Rehorst zegt dat de factor tijd geen belemmering behoeft te zijn. Volgens onderzoek heeft 50% van de vrijwilligers een betaalde baan. • De maatschappelijke stage is weliswaar verplicht, maar leerlingen ervaren dit niet als negatief, mede door de variteit aan typen stages en organisaties. Als de stage goed aansluit bij de interesses, vinden de meeste leerlingen het leuk. Zo hebben enkele leerlingen in het kader van de maatschappelijke stage toernooien georganiseerd voor een sportvereniging, een klus die anders zwaar drukt op bestuursleden. Ze waren trots op het resultaat en zijn nog steeds actief in de vereniging. Nine Kooiman vult aan dat leerlingen de maatschappelijke stage ook waarderen als onderdeel van de beroepsorintatie. Het is een goede manier om kennis te maken met een beroep en te ervaren of dat een geschikte beroepskeuze zou zijn, of juist niet. Het is jammer dat de omvang van de maatschappelijke stage is ingeperkt ten opzichte van de oorspronkelijke plannen, want daardoor kan een minder divers takenpakket worden aangeboden. Toch vinden veel jongeren de stage leuk en blijven velen ook na de maatschappelijke stage actief als vrijwilliger, bij het stageadres of elders. • Dat is wel het geval als de maatschappelijke stage goed is bevallen, maar een minder goed verlopen stage werkt juist tegen in de werving van jonge vrijwilligers. • Veel jongeren zijn actief bij sportverenigingen. De omgeving is leuk en de mensen zijn enthousiast. Er zijn ook activiteiten die minder aanspreken, maar waarvoor toch vrijwilligers nodig zijn. Dan is het zaak om te zorgen voor een leuke entourage, een goede sfeer te creren, gezelligheid aan de klus te koppelen en vooral om waardering uit te spreken voor de prestaties. Bewoners organiseren veel in hun wijk, maar zij ervaren dat niet als vrijwilligerswerk. Misschien komt dat ook wel omdat vrijwilligerswerk een suffig imago heeft. Moet daar niet eens een kekke naam voor worden bedacht? Gini Lentferink herkent die kritiek niet. Vrijwilligers zetten zich bij Reinaerde in voor kwetsbare mensen en vinden daar voldoening in. Daar is niets sufs aan. Sylvia Rehorst bevestigt dat veel mensen zich vrijwillig inzetten, zonder zich daarvan bewust te zijn. Vrijwilligerswerk is een verzamelnaam en de uitingsvormen zijn divers. Sommige vrijwilligers zetten zich jarenlang in voor eenzelfde organisatie, andere doen dat projectmatig en flexibel. Vrijwilligerswerk moet aansluiten bij de interesses en vaardigheden. Ook voor de inzet van mensen met een uitkering is dat een aandachtspunt. • Onze organisatie probeert op vrijwilligersmarkten met mensen in gesprek te komen over vrijwilligerswerk. Mensen hebben het druk met werk en gezin en reageren vaak afhoudend. Zij willen Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
3 van 8
zich niet vastleggen. Maar vrijwillige inzet kan in kleine dingen zitten. Ga je met je kinderen naar de kinderboerderij, neem dan ook eens een kind met een beperking mee van de zorginstelling in je buurt. Veel mensen hebben een hond. Er zijn vast en zeker mensen in de omgeving die eenzaam zijn en het leuk zouden vinden eens mee te wandelen. We moeten mensen ideen aanreiken. • Het schort aan een goede communicatie. Veel mensen hebben een verkeerd beeld van de breedte van het vrijwilligerswerk. Er moet meer aandacht worden besteed aan mogelijkheden en verwachtingen, over wat het inhoudt of kan inhouden. Organisaties moeten beter inspelen op het "Moderne Vrijwilligerswerk". Het moderne vrijwilligerswerk is vooral projectmatig en dient ook een zeker eigenbelang: plezier hebben in de samenwerking met anderen, daar voldoening uit halen, werken aan hun cv. Mensen willen direct resultaat zien van hun werkzaamheden; voldoening is de beloning. Organisaties moeten helder omschrijven wat ze nodig hebben, wat de taken inhouden. Aan de hand van duidelijke taakomschrijvingen moeten de juiste mensen worden gezocht. Dat kunnen steeds andere vrijwilligers zijn. Ook bedrijven kunnen daarin een rol spelen, bijvoorbeeld door werknemers voor een aantal uren vrij te stellen voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Otto van der Leer vindt het belangrijk de werkzaamheden leuk en aantrekkelijk te maken, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de vrijwilliger er iets van leert of zijn ervaring verrijkt. Onlangs organiseerde de gemeente een bijeenkomst voor vrijwilligers in het Veerhuis. Daar was een schat aan kennis en ervaring aanwezig. Daarvan moeten organisaties gebruikmaken door goede combinaties van professionals en vrijwilligers. Als vrijwilliger en professional samen optrekken is dat leerzaam en stimulerend. Waar liggen de grenzen van het vrijwilligerswerk? • De vrijwilliger wordt centraal gesteld in de discussie, maar Gemma Wiegant zou ook de andere kant willen belichten. Wat vraagt het van organisaties om vrijwilligers aan te trekken en te begeleiden? Hoe regel je de begeleiding van jongeren in een maatschappelijke stage of de begeleiding van mensen die op grond van de WWnV moeten worden ingezet? En waar liggen de grenzen? Vinden we het aanvaardbaar jongeren zich in het kader van de maatschappelijke stage bezighouden met het wassen en aankleden van zorgclinten? • Op die laatste vraag reageert het gehoor unaniem met een hartgrondig NEE. • Naar aanleiding van aanvragen voor een maatschappelijke stage heeft het hospice zich beraden op de mogelijkheden. Het werk in een hospice is emotioneel belastend en een stage daar vereist dus in de eerste plaats een zeer intensieve begeleiding. En er moeten grenzen worden gesteld aan de taken. Verzorging en verpleging zijn absoluut voorbehouden aan beroepskrachten, ook uit hoofde van privacy van de bewoners, maar de stagiairs kunnen een mooie rol vervullen in andere zaken, een praatje maken, koffie schenken, etc. • Ook in algemene zin moet het uitgangspunt zijn dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt in de taken van vrijwilligers en professionals. Daarin moeten goede combinaties worden gezocht. • De vrijwilligerswereld steekt niet fundamenteel anders in elkaar dan de professionele. Die moet goed georganiseerd worden, met goede afspraken over de rolverdeling en met respect voor elkaar. Zowel de professional als de vrijwilliger is gebaat bij duidelijkheid over de rolverdeling. • De decentralisatie van de AWBZ heeft ook een bezuinigingsdoelstelling. Het idee van de wetgever is dat taken die moeten worden wegbezuinigd, worden opgevangen door vrijwilligers, maar de mogelijkheden zijn niet onbeperkt. Nine Kooiman onderstreept dat bij de overheveling van onderdelen van de AWBZ naar de Wmo tevens een bezuiniging wordt doorgevoerd van 5%. Ondersteuning en begeleiding moeten op andere wijze worden ingevuld. Nu al worden vrijwilligers ingezet voor een deel van de ondersteuning en begeleiding van zorgclinten. Professionals hebben geen tijd meer om clinten te begeleiden naar de huisarts of een specialist of om nieuwe kleren te gaan kopen. Nine vindt het een zorgelijke ontwikkeling dat vrijwilligers professionals in steeds meer taken vervangen. Maatregelen, zoals de decentralisatie van de AWBZ, sluiten groepen mensen uit van de zorg. Maar uiteindelijk zullen de zorgkosten daardoor stijgen. Vrijwilligers leveren een onmisbare bijdrage aan de maatschappij, maar de basale zorg kan niet door vrijwilligers worden geleverd. Het recht op professionele zorg moet worden behouden. Daarin zijn de grenzen bereikt. Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
4 van 8
Gini Lentferink zegt dat professionals clinten al lang niet meer bij een bezoek aan de huisarts begeleiden. De scheidslijn tussen beroepsmatige en vrijwilligerstaken verschuift voortdurend. Bij een verdere verschuiving zullen wel nieuwe vraagstukken ontstaan, onder andere met betrekking tot verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden. • Er moet ook worden gekeken naar de organisatie van instanties die de basale zorg verlenen. Daar is nog een wereld te winnen. Veel is slecht georganiseerd en dat gaat ten koste van de kwaliteit van zorg. • Professionele zorg is ook niet heilig. Er zijn voorbeelden van gezinnen die de zorg geheel binnen het eigen netwerk organiseren en daarmee betere resultaten bereiken dan professionals. Otto van der Leer vindt dat de grens ligt bij kinderen en jongeren. Zij moeten niet worden ingezet voor het verlenen van mantelzorg. Vrijwilligers kunnen hun expertise ter beschikking stellen, maar zij moeten de grenzen van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van professionele zorgverleners niet overschrijden. Sylvia Rehorst zegt dat er een hardnekkig misverstand bestaat over het begrip mantelzorg. Mensen kiezen niet voor mantelzorg, die overkomt ze. Omdat een naaste zorg nodig heeft. Ook kinderen en jongeren kunnen zich daaraan moeilijk onttrekken. Wat is de rol van de gemeente? • De gedachte achter de Wmo is dat de gemeente het dichtst bij de bevolking staat en de ondersteuning het best kan organiseren, afgestemd op de plaatselijke context. De economische crisis heeft roet in het eten gegooid. De veranderde omstandigheden dwingen tot bezuiniging. Daar zit het pijnpunt. Otto van der Leer wil niet bij de pakken neerzitten. Taken moeten anders en slimmer worden georganiseerd. Er moet worden toegewerkt van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte aanpak. Door na te gaan wat de clint zelf kan organiseren met inschakeling van zijn eigen netwerk, hoe die eigen kracht kan worden versterkt en welke aanvullende professionele hulp nodig is. De clint heeft niet te maken met n organisatie die zorg of ondersteuning verleent, maar met een keten van organisaties. De gemeente moet in die keten een regisserende rol vervullen. Nine Kooiman benadrukt dat dit voor gemeenten een heel lastige opgave is. Overigens werd er aan de vraaggerichte benadering invulling gegeven door het pgb, waarmee mensen hun ondersteuning zelf konden organiseren. Nu die pgb's voor een groot deel wegvallen, moeten zij afwachten welke (standaard)oplossing de gemeente aanbiedt. • Er moet meer worden gekeken naar oorzaak en gevolg, met inzicht in de processen die zich in de huidige maatschappij voordoen. De Wmo is erg complex en daarbij is een groot aantal organisaties betrokken. Die partijen zijn gedwongen tot samenwerking, terwijl ze de neiging hebben elkaar te beconcurreren. Na de invoering van de Wmo kwam er wel samenwerking op gang, maar de subsidiestructuur noopt organisaties de eigen belangen en die van hun werknemers te behartigen. Gemeenten zijn massaal overgegaan op de aanbesteding van diensten en gunnen de opdracht aan de goedkoopste aanbieder. Dat moet anders. Organisaties moeten juist worden gestimuleerd het aanbod gezamenlijk te organiseren Nine Kooiman zegt dat gemeenten niet verplicht zijn de Wmo-diensten aan te besteden, maar dit vaak wel doen. Zij zouden er goed aan doen te kijken of aanbesteding in alle gevallen wenselijk is. • Dat vergt wel enig politiek lef! • De gemeente Nieuwegein gaat terughoudend om met aanbesteding. Uitgangspunt is dat de gemeente werkt met plaatselijke organisaties en alleen aanbesteedt als er specifieke expertise nodig is die niet in de gemeente voorhanden is. Daarbij worden aanbestedingseisen gebaseerd op het zogenoemde Zeeuwse model, dat een goede balans nastreeft in prijs en kwaliteit.
Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
5 van 8
Wetswijzigingen stellen de gemeente voor een grote uitdaging, maar intussen draait de wereld door. Wat moet er gebeuren? • De WWnV wordt per 1 januari 2013 ingevoerd. De gemeente moet de wet uitvoeren en mogelijkheden zoeken om de efficiency te vergroten, maar ook investeren in vrijwilligerswerk, door organisaties te ondersteunen en kennis te vergaren van de (nieuwe) vrijwilligers. Een voorwaarde is dat er binnen de gemeentelijke begroting voldoende geld beschikbaar komt om mensen aan werk te helpen en mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te activeren. Als dat niet gebeurt, worden hele groepen aan de kant gezet en dat druist in tegen de gedachte van een sociale en vitale stad. De gemeente Nieuwegein is deelnemer in een op te richten regionale sociale dienst die de taken efficinter moet organiseren. De doelstelling is het aantal uitkeringen niet te laten stijgen, maar op hetzelfde niveau te houden, ondanks de crisis. • Een advies aan college en gemeenteraadsleden: benut de potentie van de samenleving! Verandering van wetgeving maakt gemeenten verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning van nieuwe doelgroepen. Otto van der Leer vindt dat de gemeente die groepen goed in beeld moet brengen om de ambitie van vraaggericht werken waar te kunnen maken en de verantwoordelijkheid voor die doelgroepen te kunnen concretiseren. Een struikelblok is echter, dat het lastig is om cijfers te bemachtigen van de AWBZ-indicaties voor ondersteuning en begeleiding; die gegevens zijn onderworpen aan de privacybescherming. De regels daarvoor zouden moeten worden versoepeld. Verder zou Otto zorg en welzijn meer met elkaar willen verweven. Op dit moment ligt het accent in de uitvoering van de Wmo op zorg. Welzijn is onderbelicht, terwijl welzijn van niet te onderschatten belang is. Immers, gelukkige mensen maken minder gebruik van de zorg. Ook uit bezuinigingsoogpunt is het dus noodzakelijk te investeren in welzijn. Daar liggen mogelijkheden voor vrijwillige inzet. De gemeente kan de vrijwillige inzet voor welzijnstaken stimuleren door de meerwaarde ervan te onderstrepen en de effecten van de inspanningen in beeld te brengen. • Het is goed om uit te gaan van de vraag, maar het is zeker zo belangrijk het aanbod goed in beeld te krijgen. Wat is het bestaande aanbod en in hoeverre dekt dit de vraag? Uit zo'n inventarisatie zal blijken dat het aanbod zo'n 80% van de vraag dekt en dat met enige moeite nog eens 80% van de resterende 20% valt op te lossen. Er blijft dan een klein deel van de vraag over waarvoor maatwerk moet worden ontwikkeld. Zijn er belemmeringen voor het vrijwilligerswerk? • Ja. Als je mensen enthousiast wilt houden, moet je ze faciliteren en zorgen dat ze hun ambities kunnen verwezenlijken. Regels zijn een belemmering. Kijk maar eens wat een wirwar aan vergunningen er nodig is om een bouwspeeltuin te realiseren. • Daarin zijn vrijwilligers niet uniek. Ook betaalde krachten lopen daar tegenaan. Wat betekent de vrijwillige inzet voor organisaties? • In de discussie wordt onderscheid gemaakt tussen professionals en vrijwilligers, waarbij de suggestie wordt gewekt dat alleen professionals belangrijk werk doen. Maar vrijwilligers z jn professionals. Bijvoorbeeld Slachtofferhulp Nederland werkt uitsluitend met vrijwilligers, afgezien van enkele betaalde managers. Vrijwilligers doen in professionaliteit beslist niet onder voor betaalde krachten. • De grenzen in de taakverdeling tussen professionals en vrijwilligers moeten duidelijk zijn. Wat zijn beroepsmatige taken en welke zijn aanvullend? En waar is sprake van vervanging? Vrijwilligers leveren een positieve bijdrage aan de maatschappij. Zij moeten worden begeleid door professionals, maar dat gaat ten koste van de uitvoering van de beroepsmatige taken. Dit zal zich gaan wreken, naarmate meer kwetsbare mensen verplicht vrijwilligerswerk moeten doen. Een vraag is of er dan meer middelen beschikbaar komen voor training en begeleiding. • De Wereldwinkel drijft volledig op vrijwilligers. Dat wil wel eens wringen in de aansturing. Van vrijwilligers wordt professionaliteit verwacht en niet alle vrijwilligers voldoen daaraan. Maar voor een bestuur dat bestaat uit vrijwilligers is het lastig om mensen aan te spreken op hun prestaties. Het zet de verhoudingen van vrijwilligers onderling onder druk. Het zou in ieder geval prettig zijn om ervaringen en tips te kunnen uitwisselen. De Wereldwinkel is een landelijke organisatie en het afdelingsbestuur kan Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
6 van 8
wel met andere besturen in contact treden, maar het blijft lastig om vrijwilligers op hun prestaties te beoordelen. Sylvia Rehorst wijst erop dat de Vrijwilligersacademie Nieuwegein trainingen en cursussen aanbiedt, waarin vraagstukken op het gebied van de begeleiding van vrijwilligers aan de orde komen. Gini Lentferink zegt dat het belangrijk is vooraf goede afspraken te maken, zodat ieder weet waar hij aan toe is. Als vrijwilligersco rdinator voert zij eerst een intakegesprek met de vrijwilliger. Zij vertelt waar Reinaerde voor staat, wat de kenmerken van de doelgroepen zijn en wat er van de vrijwilliger wordt verwacht en onderzoekt waar raakvlakken liggen met de ambities, vaardigheden en interesses van de vrijwilliger. Aan de hand van dat gesprek maakt zij een inschatting van de mogelijke inzet. De vrijwilliger krijgt handvatten aangereikt voor de invulling van het vrijwilligerswerk en wordt geacht die aan te grijpen. Na twee maanden vindt er een evaluatiegesprek plaats. Als blijkt dat de invulling van het vrijwilligerswerk niet past in de doelstellingen van de organisatie, wordt gezocht naar een andere plek in de organisatie. In het uiterste geval wordt afscheid genomen. • Vrijwilligersorganisaties moeten af van het idee dat ze dankbaar moeten zijn voor vrijwillige inzet! Zij moeten daar zakelijk mee omgaan en zich realiseren dat de vrijwilliger er veel voor terugkrijgt: plezier, voldoening, status en ervaring die ook in de betaalde carrire van nut is. De Scouting geeft vooraf duidelijk aan hoe zij wil werken en wat zij van de vrijwilliger verwacht. In periodieke functioneringsgesprekken worden vrijwilligers aangesproken op de kwaliteitseisen. Uitingen van waardering voor de inspanningen en geleverde kwaliteit horen daarbij! • Vrijwilligersorganisaties moeten actief werven. Zij moeten adverteren en aangeven welke expertise zij zoeken. Dat past in het moderne vrijwilligerswerk. Vrijwilligers zijn flexibel. Zij zijn op zoek naar een klus. Juist voor het aantrekken van flexibele vrijwilligers werken de sociale media heel goed. Zo zoekt de Voedselbank geregeld mensen die kunnen helpen met inpakken. Een bericht via Twitter, dat door velen wordt doorgezonden, blijkt zeer effectief. • Organisaties die werken met vrijwilligers, moeten verbindingen zoeken met het bedrijfsleven. In de Stichting Samen voor Nieuwegein werken Nieuwegeinse bedrijven en zzp'ers samen met maatschappelijke organisaties. Vanuit hun eigen capaciteiten en expertise zetten zij zich in voor maatschappelijke organisaties, als uiting van maatschappelijk ondernemen. Vrijwilligersorganisaties die bereid zijn daarin tijd te investeren, plukken daar de vruchten van. Dit platform heeft deelnemende organisaties interessante contacten met en ondersteuning van het bedrijfsleven opgeleverd, onder meer via de Beursvloer. • Aanvankelijk werkte de stichting Slachtofferhulp Nederland met allround-medewerkers, maar op enig moment is ervoor gekozen de werkzaamheden op te knippen in aandachtsgebieden waarvoor specialisten worden ingezet. Op die specialismen wordt geworven. Zo is er een aantal rechtenstudenten werkzaam. De ervaring bij de stichting is goed voor hun cv. Nevenvoordeel is dat vrijwilligers andere vrijwilligers uit hun eigen beroepsgroep aantrekken. • De organisatie moet aantrekkelijk zijn. Vrijwilligers moeten er graag voor werken, erbij horen en er trots op zijn. Een organisatie die bekend staat om een slechte sfeer en die ook nog eens via de pers uitvent, zal niet veel vrijwilligers aantrekken. Een organisatie met aansprekende doelstellingen of activiteiten, waar het leuk is om te werken en waar duidelijk is wat er van de vrijwilligers wordt verwacht, zal vrijwilligers langdurig aan zich binden. • Straks komt er een nieuwe groep op de vrijwilligersmarkt met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het is de vraag of zij door een screening of intakegesprek komen. En wat dan? Hoe verhoudt zich dat dan met de verplichting vrijwilligerswerk te doen? Gini Lentferink verwacht geen grote problemen. Er is een grote diversiteit in vrijwilligerswerk en ook voor mensen met beperkte vaardigheden is een plaats te vinden. Het is maatwerk. • De verplichte inzet van die groepen trekt wel een wissel op vrijwilligersorganisaties in de sfeer van intensieve begeleiding en wellicht ook kwaliteitsverlies.
Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
7 van 8
• We moeten de discussie niet verengen tot die groep. In Nieuwegein zijn 14.000 vrijwilligers actief en daar komen 200 mensen bij die op grond van de WWnV vrijwilligerswerk moeten gaan doen. Het is zaak het vrijwilligerswerk opnieuw te organiseren. Vrijwilligersorganisaties beschikken niet over een beroepskracht die de vrijwillige inzet co rdineert, maar vrijwilligers zijn professionals en hun kennis en kunde moet professioneel worden ingezet. Zo kan iemand met een HRM-achtergrond prima worden ingezet voor de intake van vrijwilligers. • We moeten niet proberen te houden wat we hebben, maar het werk toekomstgericht inrichten. Over vijf jaar spreken we elkaar weer! Sluiting De voorzitter dankt inleider, panelleden en deelnemers voor hun inbreng in deze levendige discussie. Hij nodigt de deelnemers uit voor een afsluitend drankje en sluit de bijeenkomst om 21.30 uur.
Debat Vrijwilligerswerk 3 april 2012
8 van 8