rp
gemeente Eind hoven
Concernstaf Bestuurssecretariaat
Retouradres Postbus 90150, 5600 RB Eindhoven
Voorzitter en leden van de commissie
voor maatschappelijke ontwikkeling
Behandeld door M. Honing Telefoon (040) 238 24 88
Uw brief van Uw kenmerk Ons kenmerk CS/BS 25 januari 2001
Betreft cie MO: Nota: De koers van Cultuurhistorie
Geachte commissieleden, Hierbij ontvangt u de bescheiden die betrekking hebben op bovenvermeld onderwerp. Dit onderwerp zal worden behandeld in de vergadering van de commissie voor maatschappelijke ontwikkeling van dinsdag 13 februari 2001, locatie commissiekamer Stadskantoor, aanvang 20.00 uur. Voor nadere technische en inhoudelijke informatie kunt u zich wenden tot de heer M. de Visser van de dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, telefonisch te bereiken onder nummer (040) 238 28 92.
Met vriendelijke groet,
M. Honing
Bijlage(n) : 1
jve/EE01004173
Bezoekadres Stadhuisplein 10 Eindhoven Openingstijden
Postadres Postbus 90150 5600 RB Eindhoven
ma t/m vr 9.00-16.00 uur Bereikbaar per openbaar vervoer
Telefonisch bereikbaar 9.00-12.30 en 13.30-16.00 uur
DE KOERS VAN CULTUURHISTORIE Heden en verleden, de toekomst voor Eindhoven
Gemeente Eindhoven Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Sector Kunst en Cultuur januari 2001
DE KOERS VAN CULTUURHISTORIE Heden en verleden, de toekomst voor Eindhoven
I. INLEIDING. Alhoewel nog geen concrete beleidsvoornernens zijn geformuleerd worden reeds enige tijd gedachten ontwikkeld om het beleid dat de gemeente voert op het gebied van musea, monumenten, archeologie, geschiedbeoefening, tradities en folklore in het licht van nieuwe ontwikkelingen integraal aan de orde te stellen. Zowel op landelijk, provinciaal als lokaal niveau zijn er ontwikkelingen gaande die vragen om herdefiniering van het beleid voor het gebied, dat we nu samenvattend ’cultuurhistorie’ noemen. Een directe aanleiding tot het schrijven van een integrale beleidsnota zijn de knelpunten bij Museum Kempenland, in het bijzonder de huisvestingssituatie en het verzoek van het stichtingsbestuur in 1999 om de pastorie van de Steentjeskerk aan te kopen ter uitbreiding van het museum. De aankoop is toen om diverse redenen afgewezen en het college kondigde aan de toekomst van Museum Kernpenland te willen bezien in het bredere en nieuwe perspectief van een cultuurhistorische beleidsnota. Hoe staat cultuurhistorie anno 2000 in Eindhoven genoteerd, wat is zijn ’koerswaarde’, welke koers willen we volgen?
De voorliggende koersnota start met een inventarisatie van ontwikkelingen en een analyse van het huidige cultuurhistorische veld in Eindhoven, Aan de hand hiervan wordt een visie gepresenteerd voor het toekomstig cultuurhistorisch beleid. Vervolgens wordt deze visie vertaald in een ontwikkelingsprogramma voor de sector. De concrete uitwerking in projecten vindt plaats, nadat deze nota om reactie is voorgelegd aan het cultuurhistorisch veld.
1. ONTWIKKELINGEN. Meer dan ooit staat cultuurhistorie in de belangstelling. In een tijd van ongekende schaalvergroting en mondialisering ontstaat ook meer aandacht voor de identiteit van de eigen, directe leefomgeving. Elke plek heeft zijn specifieke cultuureigenschappen, die in het verleden zijn opgebouwd en die de basis vormen om ook onze toekomst een eigen gezicht te geven. Een cultuurhistorisch product (materieel of immaterieel) staat niet op zich zelf, maar ontleent zijn betekenis aan het maatschappelijk (sociale, economische, culturele, religieuze en politieke) netwerk, waarvan het deel uitmaakt. We onderscheiden daarbij een verticale en een horizontale dimensie. De verticale lijn staat voor de factor tijd: verleden, heden en toekomst. De horizontale lijn is de geografische context: de omgeving, van zeer nabij tot wereldwijd. In ’Volkscultuur, eeninleiding in de Nederlandse etnologie’(Nijmegen, 2000) vat de uit Eindhoven afkomstige historicus G. Rooijakkers het belang van de context als volgt samen: ’Objecten kunnen alleen begrepen worden in hun maatschappelijke context: wie gebruikte een voorwerp (sociaal) op welke manier (technisch) voor welk doel (functie), waar(ruimte), wanneer (tij d) en op welke wijze markeerde men zich daarmee ten opzichte van anderen (betekeni s)?’ In dit licht moeten we ons cultureel erfgoed niet alleen ÃćâĆňâĂİ op geisoleerde wijze ÃćâĆňâĂİ koesteren als een
relict, maar in zijn context plaatsen, begrijpen, ervaren, beleven en als inspiratiebron nemen voor onze toekomstige leefwijze. Het begrip ’culturele biografie’, door G. Rooijakkers in Nederland gelanceerd, doet in het landelijk cultuurbeleid zijn intrede om onze identiteit meer naar voren te halen, vast te leggen, te beleven en deze mede te gaan hanteren als een soort handboek voor de toekomst. Daarbij worden musea, monumenten, archieven, archeologie, volkscultuur en historisch geografische structuren meer dan tot nu toe gezien als broninstituten, die onderling met elkaar zijn verbonden, die slechts gezamenlijk het verhaal van de stad kunnen vertellen en een representatief beeld kunnen schetsen van de geschiedenis. We moeten ons daarbij realiseren, dat deze bronnen vaak slechts selecties bevatten. Participatie van de bevolking zorgt met name op het gebied van volkscultuur voor extra inkleuring en kan het pluriforme leven van alledag ’ongezeefd’ in kaart brengen. Het documenteren van het heden is in een cultuur waarin erfgoed snel wordt afgedankt een belangrijke basis voor het vasthouden en beleven van het verleden en vraagt ook vanuit cultuurhistorisch perspectief om bijzondere aandacht. De nieuwe media bieden hierbij nieuwe perspectieven voor bewaren, studie, presentatie en participatie.
In het rijksbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening wordt de cultuurhistorische eigenheid van een plek als een van de dragers genomen voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De Nota Belvedere heeft daartoe de aanzet gegeven. Het beleid van staatssecretaris Van der Ploeg is met name gericht op een breder bereik (wijken, jongeren, allochtonen). Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in mei 2000 de beleidsnota’ Cultuurhistorie is een werkwoord’ vastgesteld. Als aanzet voor een vernieuwend beleid is onlangs - op cd-rom - de eerste versie van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart verschenen.
Op basis van deze ontwikkelingen worden zowel op provinciaal als gemeentelijk niveau nieuwe initiatieven ontwikkeld, waarbij de culturele biografie vanuit de optiek beseffen, ervaren en beleven centraal staat. Zo zijn elders ontstaan of zijn in ontwikkeling onder andere erfgoedhuizen, cultuurhistorische centra, vernieuwende museumconcepten en ict-projecten, o.a. in Alkmaar, Arnhem, Breda, ’s-Hertogenbosch, Nijmegen, Rotterdam, Utrecht, Venlo en Zaandam. Wat deze initiatieven gemeen hebben is, dat men met de presentatie van het ’curriculum vitae’ niet alleen de ’rnuseummens’ wil bereiken, maar elke mens-in-de-stad: de eigen inwoners ÃćâĆňâĂİ in het
bijzonder jeugdigen en gezinnen -, mensen uit de regio en de toeristen. Voor een stad heeft de burger en bezoeker ook een ambassadeursfunctie, om het stadseigene uit te dragen,
2. DE HISTORISCHE KLEUR VAN EINDHOVEN.
’Honderdjaar geleden was Eindhoven een dorp met nog geen vij fduizendinwoners. Philips City wordt een stad’. Zo lezen we in het ’stationsdagblad’ Metro, 5 oktober 2000. Enige associaties bij ’Eindhoven’: Eindhoven, historische stad? Jonge stad zonder geschiedenis. ’Techtown’, stad van technologie, inodern en toekomstgericht. Meer dan voor andere steden is het voor Eindhoven van belang om ’kleur te bekennen’ en te laten zien wie we werkelijk zijn, dat we weliswaar geen historische binnenstad hebben zoals Amsterdam, Haarlem ofkarakter, Utrecht, maar wel een dynamische stad zijn met een eigen geschiedenis en een eigen historisch Feit is, dat Eindhoven van oorsprong niet zoals vaak wordt verkondigd een dorp of een conglomeraat van dorpen is, maar een middeleeuwse, gestichte stad, centrum van een regionaal
eigen is dat na de grote herindeling van 1920 kerkdorpen de kern vormen van dnetwerk. e meesteEindhoven sta dsd el en.
Ruim honderd jaar geleden vond in Eindhoven een industriele ’big bang’ plaats, die in belangrijke mate het huidige imago van de stad heeft bepaald. Nu is het vooral de nieuwe technologie, die Eindhoven een eigen gezicht geeft. Eindhoven is historisch vooral een internationale stad door de vele technologische producten, die hier zijn / worden voortgebracht. Dat is een van de belangwekkende kenmerken, die als handvat voor de beeldbepaling gehanteerd kunnen worden. Als we een galerij van producten ÃćâĆňâĂİ zowel
rnateriele als immateriele - zouden samenstellen die in Eindhoven in de loop der tijd zijn ontstaan, zou dat wellicht zowel voor de eigen inwoners als voor de toerist een ware openbaring zijn en het gevoel van trots kunnen voeden. Daarbij denken we niet alleen aan de gloeilamp en het Dafje, maar bijvoorbeeld ook aan hoogwaardige immateriele producten van de TUe, of muziekproducten als ’Poeme Electronique’ of ’Kom van dat dak af’, Technologie is een van de belangrijkste dragers van de hedendaagse maatschappij. Zij manifesteert zich in alle sectoren en op alle niveaus, in gecompliceerde, specialistische processen, maar ook in het alledaagse leven, de volkscultuur. Eindhoven heeft hiermee veel potenties om ÃćâĆňâĂİ met trots- haar geschiedenis een eigen gezicht te
geven en uit te dragen.
3. KAART VAN HET CULTUURHISTORISCH VELD. Er zijn tal van initiatieven, van groot tot klein, die samen de geschiedenis van de stad in kaart brengen en de aard, kwaliteit en belang van ons cultureel erfgoed zichtbaar maken. ln het kort geven we hier een overzicht van de verschillende componenten en actuele
ontwikkelingen.
Monumenten. Eindhoven kent intussen meer dan 1.500 beschermde monumenten. Het industrieel erfgoed, het religieus erfgoed en de wederopbouwperiode zijn naast het onderhoud van monumenten enkele punten die in de komende tijd extra aandacht zullen vragen. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zal cultuurhistorie als een van de dragers voor de toekomstige ruimtelijke inrichting gaan hanteren. Monumentenzorg in brede zin, tot en met archeologische en historisch-geografische waarden, wordt daarmee meer dan tot nu toe in een bredere context geplaatst. Monumenten zullen vanuit het wettelijk kader niet alleen aan de Monumentenwet worden gerelateerd, maar ook aan de wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening. Het aspect monumentenzorg wordt afzonderlijk, buiten deze notitie, behandeld en maakt onder andere deel uit van het Project Van Dakkapel tot Lichttoren, dat de ruimtelijke kwaliteit aan de orde stelt. In het kader van deze notitie kan worden aangegeven, dat medewerking vanuit de sector monumenten noodzakelijk is voor het tot stand brengen van de culturele biografie van Eindhoven. Derhalve zal projectmatig medewerking wenselijk zijn. Vooral op het gebied van inforrnatieverstrekking zal de rnonumentensector meer naar buiten moeten treden. Dit is een nog haast onontgonnen terrein. De Stadskerk St. Cathrien is een van de belangrijkste monumentale en beeldbepalende gebouwen van Eindhoven, symbool van het rijke religieuze verleden van de stad. ln de Stadskerk komen religie en cultuur samen. Het is een van de weinige culturele gebouwen in de binnenstad van Eindhoven met een ’inloopfunctie’, zowel voor de eigen bevolking als voor de toeristen.
Zowel van buiten als van binnen heeft de kerk echter een wat diffuse uitstraling, Door de realisering van het Catharinaplein zal de Stadskerk een nog meer centrale positie innemen. Vanwege deze ontwikkeling en aanhakend bij wensen en suggesties van het kerkbestuur op het gebied van uitstraling, multifunctionaliteit, inrichting en beheer, wordt nu een ontwikkelingsplan voor de Stadskerk voorbereid. Daarmee kan ook een kwaliteitsimpuls worden gegeven aan de binnenstad bezoekers. en een bijdrage worden geleverd aan het verlengen van de verblijfsduur van de A rc h eo I og i e.
Het archeologisch onderzoek in de binnenstad legt al meer dan 10 jaar de middeleeuwse wortels van ’de gestichte stad’ Eindhoven bloot en levert vooral ook een belangrijke bijdrage aan het reconstrueren van het dagelijks leven in historisch Eindhoven. Opmerkelijk zijn de vele publicaties over het archeologisch onderzoek in Eindhoven die in de afgelopen jaren zijn verschenen. Zij hebben de geschiedenis van Eindhoven in een nieuw licht geplaatst. Op dit moment wordt het gebied Smalle haven onderzocht. Het thans lopende onderzoeksproject in Meerhoven brengt de bewoningssporen uit de Steentijd, IJzertijd en de Romeinse tijd aan het licht. Op basis van het Verdrag van Valetta ontstaat binnenkort een wettelijk kader. Eindhoven heeft met de afdeling Archeologie sinds dit jaar een structurele voorziening voor archeologie (raadsbesluit van 20 december 1999) met een onlangs van rijkswege verstrekte eigen opgravingsbevoegdheid. De raad heeft bij voornoemd besluit ook de Archeologische verwachtingskaart gemeente Eindhoven 1999 vastgesteld als toetsingskader bij de beoordeling van ruimtelijke plannen. De afdeling archeologie richt zich ook op regionale samenwerking. Met de gemeente Helmond is per 1 november 2000 een dienstverleningsovereenkomst afgesloten. Huisvesting van de archeologische werkplaats in Genneper Parken wordt voorbereid. Hiermee kan op het gebied van cultuur een kwalitatieve impuls aan dit gebied worden gegeven. Binnen Genneper Parken kan de afdeling archeologie gemakkelijker samenwerken met verwante instellingen als het vernieuwde Prehistorisch Openlucht Museum en het Milieu Educatie Centrum. Daarmee kan ook de werkwijze van de afdeling archeologie meer zichtbaar worden gemaakt. Museum Kempenland heeft een centrale taak op het gebied van de presentatie van de archeologische aspecten van de stadsgeschiedenis. Op een enkele tentoonstelling na is hieraan nog geen invulling gegeven. Er is geen sprake van een permanente presentatie. Voor het onderbrengen van het archeologisch depot zal, naar het zich laat aanzien, een afzonderlijke oplossing moeten worden gezocht, wellicht in combinatie met Museum Kempen! and. Informatieve taken en digitalisering van de vondstbestanden zullen in de komende tijd nader aandacht vragen.
Archieven. Het stadsarchief maakt deel uit van het Streekarchief Regio Eindhoven van de SRE. Het Streekarchief is sinds kort ’bovengronds’ gehuisvest in een nieuw, modern pand aan de Raiffeisenstraat, alhoewel dit pand functioneel nog enigszins op klassieke leest is geschoeid. De nieuwe directie spant zich in dat het stadsarchief meer naar buiten te treedt en vitaal in de stad aanwezig is. Digitalisering, informatieve en educatieve taken en dienstverlening op maat krijgen centrale aandacht. Samen met het historisch museum en het archeologisch depot is het archief een van de belangrijkste bewaarplaatsen en broninstituten, die in het kader van een nieuw cultuurhistorisch beleid een sleutelfunctie zouden moeten vervullen.
Naast het Streekarchief zijn er diverse niet-overheidsarchieven zoals bedrijfsarchieven (Philips) en het archief (en de bibliotheek) van Klooster Marienhage, waarvan het rijke bezit meer in de
openbaarheid zou mogen komen.
Musea. Een historisch museum is bij uitstek de plaats, waar men kan kennis maken met het levensverhaal van de stad. Museum Kempenland (15.000 bezoekers) vervult tot nu toe echter slechts in beperkte mate deze functie. Het verzamel- en expositiebeleid van het museum is breder gericht en heeft niet alleen de materiele cultuur van de stad - de kerntaak- tot onderwerp, maar met name ook de Brabantse schilder-, teken- en grafische kunst alsmede fotografie en sinds 1995 de Nederlandse en
Belgische kleinsculptuur uit de negentiende en twintigste eeuw. Mede hierdoor en door ruimtegebrek blijft de culturele biografie van de stad zelf onderbelicht. Jaarlijks worden circa 12 wisseltentoonstellingen georganiseerd. Deze worden met grote zorg samengesteld en vormgegeven. De meeste tentoonstellingen zijn echter voornamelijk kunsthistorisch gericht, waarbij de directe cultuurhistorische relatie met de stad algemeen beperkt is. De omvang en samenstelling van de bezoekers is mede in relatie tot het aantal tentoonstellingen laag te noemen en wellicht niet representatief voor een stedelijk cultuurhistorisch museum. Het museum heeft nauwelijks ervaring met educatieve projecten. Het bereik van jongeren is marginaal. Nieuwe media worden bij de presentaties niet ingezet. Het museum kampt met huisvestingsproblemen. Zowel de oppervlakte aan expositieruimte als de omvang en de kwaliteit van de depotruimte worden onvoldoende bevonden. De aard van het gebouw, de Steentjeskerk, legt beperkingen op. De ligging van het museum buiten het stadshart is verre van optimaal en waardoor het de ’inloopfunctie’ die een historisch museum zou moeten hebben niet waar kan maken. Er wordt gewerkt aan een landelijke rnuseurnregistratie. De musea die in het Museurnregister worden opgenomen moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. De zwaktes van Museum Kempenland liggen volgens de directie met name op het gebied van beleidsplan /collectieplan, automatisering collectieregistratie, depotfaciliteiten, educatie en personeelssterkte. Gelet op de ontwikkelingen heeft Museum Kempenland, in afwachting van de koersbepaling door de gemeente, nog geen nieuw beleidsplan opgesteld. In de categorie bedrijfsmusea kennen we het DAF-museum (40.000 bezoekers). Op het gebied van de industriele geschiedenis laat dit rnuseurn op voorbeeldige wijze en met grote betrokkenheid van met name oud-werknemers de geschiedenis van het bedrijf zien.
Philips kent zijn uitgebreide collectie historische Philips-producten. Ook hier wordt door veel vrijwilligers enthousiast gewerkt aan verzamelen en restaureren. Het is echter een grote omissie, dat de Eindhovense bevolking, waarvan een groot percentage direct dan wel indirect banden heeft met dit bedrijf na de sluiting van het Evoluon met zijn landelijke uitstraling geen kennis kan maken met de Philips-geschiedenis. Met de herinrichting van het gebied rondom De Witte Dame en Adrnirant vraagt het oude gloeilampenfabriekje als bakermat van Philips om een meer nadrukkelijke openbare functie. Het Prehistorisch Openlucht Museum (40.000 bezoekers) en het Milieu Educatie Centrum (60,000 bezoekers) vormen een eigen categorie met weliswaar museale aspecten, maar waar de functie van educatieve werkplaats, gericht op beleven en ervaren, voorop staat. Samen met de in Genneper Parken te vestigen archeologische werkplaats vormen zij als ’cultuurhistorische laboratoria’ de culturele dragers van Genneper Parken. Het Stimulusproject is een aanzet tot vernieuwing van het aanbod van het Milieu Educatie Centrum en het Prehistorisch Openlucht Museum. Bij de verdere doorontwikkeling van met name het noordelijk gebied van Genneper Parken zou het unieke, kleinschalige maar kwetsbare karakter van het gebied als uitgangspunt genomen moeten worden. Het Prehistorisch Openlucht Museum zien wij als een professioneel aangestuurde vrijwilligersorganisatie. Vanuit het GSB-beleid heeft het Prehistorisch Openlucht Museum met een extra subsidie-impuls gedurende 3 jaren de mogelijkheid gekregen om mede in relatie tot de uitbreiding met een afdeling middeleeuwen op het gebied van management de nodige maatregelen te treffen.
Alhoewel het Van Abbemuseum als museum voor hedendaagse kunst geen cultuurhistorisch museum is, moeten we ons in dit verband toch realiseren, dat dit museum beschikt over een uitermate belangrijke historische collectie hedendaagse kunst, die in dit verband niet mag ontbreken. Met de nieuwbouw zal de vaste collectie van dit rnuseurn meer centraal komen te staan. Tot slot is er een aantal kleine, particuliere musea en verzamelingen, zoals in klooster Marienhage, de Tue, het Ton Smitshuis en de Stichting Kunstlicht in de Kunst. Zij leiden een welhaast verborgen leven, maar zijn waardevolle exponenten van de historische verscheidenheid van ons cultureel erfgoed, dat meer in de openbaarheid zou mogen treden.
Het zou interessant zijn te onderzoeken of onder andere met behulp van virtuele technieken deze collecties meer toegankelijk gemaakt kunnen worden.
Van geschiedbeoefening tot folklore. Naast deze instituties zijn er vele vaak kleinschalige initiatieven en tradities in het brede veld van cultuurhistorie, die op uiteenlopende wijze hun bijdragen leveren aan het uitdragen van de historische betekenis van de stad. Een inventarisatie van in Eindhoven gevestigde organisaties:
Archeologische Vereniging Kempen en Peelland Comite Open Monumentendag De 10 Eindhovense gilden in de binnenstad en de voormalige kerkdorpen Heernkundige Studiekring Kempenland Henri van Abbestichting Lichtjes Route Commissie Eindhoven Stichting ERE (religieus erfgoed) Stichting Historie der Techniek Stichting Identiteitsfabriek Zuidoost
Stichting Industrieel Erfgoed Stichting Lichthof (industrieel erfgoed) Stichting Monumenten van Bedrijf en Techniek in het Zuiden van Nederland Stichting Querk (kerken) Stichting StadsBomen Eindhoven Stichting De Terebinth (kerkhoven) Totengeld (Catharinagilde Eindhoven-stad)
De actieradius van deze organisaties is vaak beperkt tot groepen van specifiek belangstellenden, maar zij zijn wezenlijke onderdelen van het cultuurhistorisch netwerk en spelen met name een rol in het bewustwordingsproces. 4. Ba la ns.
Uit vorenstaande mogen we concluderen, dat Eindhoven historisch gezien veel te bieden heeft, waar we trots op mogen zijn. Er gebeurt veel, maar de ware geschiedenis van de stad met zijn eigen karakteristiek wordt te weinig kenbaar en tastbaar gemaakt. Eindhoven heeft te veel het imago van stad van de toekomst, zonder enig bijzonder verleden. Verleden en toekomst zijn niet met elkaar in balans. Gelet op het hiervoor geschetste beeld is het zaak om heden die balans tussen verleden en toekomst te herstellen. Onze missie voor de komende jaren komt er op neer om de geschiedenis van de stad in al zijn facetten en in een brede context bloot te leggen en er zowel de burger als de toerist op vernieuwende wijze nadrukkelijk mee te confronteren en er actief bij te betrekken.
Puntsgewijze kunnen we de toekomstvisie, de koers voor het cultuurhistorisch beleid, als volgt samenvatten: a. Versterkt aandacht besteden aan het behoud van en de zorg voor het cultureel erfgoed van Eindhoven.
b. Het cultureel erfgoed beter ontsluiten en tastbaar maken.
c. De verscheidenheid aan initiatieven op cultuurhistorisch gebied op laagdrempelige wijze meer zichtbaar maken. d. Een breder bereik (burgers en toeristen) realiseren o.a. door een educatieve en ’attractieve’ aanpak.
e. Gezamenlijk werken aan de culturele biografie van de stad vanuit een integrale en contextuele benadering, bij voorkeur in de vorm van coproducties van onder meer de grotere instellingen zoals musea, streekarchief en de afdelingen archeologie en monumentenzorg.
f. De participatie door de bevolking (waaronder wijken, jongeren, allochtonen) bevorderen om een goedtebeeld te krijgen van het alledaagse leven in verleden en heden, maar ook om sociale cohesie stimuleren. g. De eigen historische kleur van Eindhoven daarbij centraal stellen. h. Deze mede als uitgangspunt nemen voor een te voeren maatschappelijk en ruimtelijk beleid.
i. Waar mogelijk innovatieve concepten ontwikkelen en optimaal gebruikrnaken van de nieuwe media / ict. j. Inzetten van het cultuurhistorisch beleid als instrument voor de verbetering van de belevingsen verblijfswaarde van de binnenstad, zowel voor de eigen bevolking als de toerist.
I I I. P ROG RAMMA. Aan de hand van deze visie kan een programma worden opgesteld. We onderscheiden daarbij de volgende programrnalijnen:
A. Monumentenzorg. B. De maatschappelijke geschiedenis van de stad in al zijn facetten met als specifieke aandachtsgebieden: a. Ontsta a n
b. Religie c. Industrialisatie en techniek. Ad A, Monumentenzorg. Voor het gebied van de monumentenzorg verschijnt een specifieke nota, waarnaar hier verder wordt verwezen.
Ad B. Maatschappelijke geschiedenis. Zoals hiervoor aangegeven is de stadsgeschiedenis de historische component van een sociaal, econoinisch, cultureel, religieus en politiek netwerk, dat zich heden ten dage aandient en dat de basis vormt voor het toekomstig handelen. Een integrale en contextuele benadering brengt het specifieke, eigen karakter van de stad naar voren. Het zal er in de komende jaren om gaan om de culturele biografie van de stad in al zijn facetten gestalte te geven en zichtbaar te maken op een wijze, die bij de stad past. Een drietal aspecten vraagt daarbij om speciale aandacht.
a. Ontstaan. De oorsprong, het eerste begin. We willen allemaal graag weten ’wanneer en hoe het hier in Eindhoven begonnen is’. Het archeologisch onderzoek in de stad heeft aangetoond, dat Eindhoven in den beginne een middeleeuwse gestichte stad was en gunt ons een blik in het leven van alledag in die beginperiode. Juist het contrast tussen de low-tech maatschappij van toen en de high-tech samenleving van nu, tussen de wegwerpmaatschappij in verleden en heden, kunnen we in Eindhoven aan de hand van de resultaten van het archeologisch onderzoek op verrassende wijze laten zien.
De presentatie van deze archeologische informatie zal in de presentatie van de stadsgeschiedenis een ÃćâĆňâĂİ letterlijk- vooraanstaande plaats moeten gaan innemen.
b, Religie. In de Eindhovense samenleving heeft in de loop der eeuwen religie een centrale plaats ingenomen. We zien dat o.a. terug in de kerkgebouwen, verspreid over Eindhoven. Centraal symbool daarvan is de Stadskerk St. Cathrien, waarvan de middeleeuwse wortels zich nog onder het Catharinaplein bevinden. De sterke immigratie ten gevolge van de industrialisatie in het algemeen en de vestiging van Philips in het bijzonder heeft in de afgelopen honderd jaar gezorgd voor het religieus-pluriform karakter van de stad, zoals we dat nu kennen. De Fatih Moskee in het centrum van de stad kunnen we zien als symbool van de na-oorlogse migratie-ontwikkelingen. Voor een goed besef van de diversiteit aan culturen binnen de Eindhovense samenleving is het van belang om de religieuze achtergronden vanuit historisch perspectief nader te belichten. Daarnaast ligt er een expliciete taak op het gebied van behoud van religieus erfgoed, roerend zowel als onroerend, De Stadskerk St. Cathrien, die open staat voor nieuwe ontwikkelingen en die tevens een culturele functie in zich heeft, zou mede in dit verband wellicht een prominentere rol kunnen vervullen.
In het ontwikkelingsplan voor de Stadskerk St. Cathrien zal een en ander nader aan de orde
worden gesteld.
c, Industrialisatie en techniek. Zoals eerder gezegd wordt de historische kleur van Eindhoven sterk bepaald door industrialisatie en techniek, Eindhoven heeft zich hiermee internationaal op de kaart gezet. Eindhoven is vooral ’kennisstad’, hetgeen heeft geleid tot een breed scala aan vaak hoogwaardige ÃćâĆňâĂİ materiele en immateriele- producten. Veelal producten waaraan de eigen bevolking op een of
andere wijze een bijdrage heeft geleverd. Het is daarom essentieel, dat het industriele verleden van de stad, waaraan Eindhoven in belangrijke mate zijn imago ontleent, geplaatst in de maatschappelijke context, een centrale plaats krijgt in de culturele biografie van de stad en in de presentatie daarvan.
IV. PROJECTEN. Alles bijeen zal dit programma moeten leiden tot een hart voor de cultuurhistorie van Eindhoven, dat klopt. Met dit programma moet ook worden bereikt, dat de burger meer hart krijgt voor het verleden, het heden en de toekomst van zijn eigen stad. De toerist moet via het programma op pakkende wijze in contact worden gebracht met datgene wat historisch het meest kenmerkende is van Eindhoven. Hoe op basis van de hier gepresenteerde visie en programma zal worden vertaald in innoverende projecten is de vraag, die nu wordt voorgelegd aan de verschillende partners in het cultuurhistorisch veld. Vele uiteenlopende vragen kunnen ons in dit verband bezighouden. Mede ter inspiratie en orientatie stellen we er hier enkele. Hoe denken we over een vitale toekomst voor Museum Kempenland en hoe denkt het museum daar zelf over?
Op welke wijze kan het rnuseurn met een innoverend concept niet alleen de klassieke museumbezoeker maar vooral ook de mens-van-alledag ÃćâĆňâĂİ rn.n. jeugdigen en gezinnen - bereiken.
Kan dat ter plaatse gerealiseerd worden of moeten we denken aan een betere locatie, midden in het stadshart?
Welke vormen van coproductie van instellingen zijn nodig en mogelijk om de culturele biografie in al zijn facetten tot stand te brengen en uit te dragen?
Gaan de gedachten uit naar een vernieuwend concept, waarbij niet een rnuseurn, maar een ’inloop’centrum met initierende, coordinerende, informerende en verwijzende functies het kloppend hart wordt van een uitgebreide stelsel van grotere en kleinere cultuurhistorische componenten? Zou in zo’n concept Museum Kempenland dan moeten worden getransformeerd tot een kenniscentrum en een historisch magazijn, waar de eigen collectie en die van de afdeling archeologie opgeslagen en openbaar gepresenteerd worden, wellicht uitgebreid met mogelijkheden voor andere instellingen en burgers om te tonen wat ze belangrijk vinden om de biografie van Eindhoven mede in te vullen? In hoeverre zou de Stadskerk St. Cathrien een grotere rol kunnen vervullen als het gaat om het zichtbaar maken van de religieuze geschiedenis of als ’podium’ voor bijvoorbeeld kleinschalige initiatieven? Of kan ÃćâĆňâĂİ passend bij het imago van Eindhoven - een interactief, virtueel trefpunt het centrum
gaan vormen van het historisch netwerk? En wat moet er daarvoor allemaal gebeuren om de nieuwe technologieen in de informatie en presentatie optimaal te gebruiken?
Hoe kunnen we virtueel de top-honderd van Eindhovense historische producten laten zien? Wat is het perspectief van mobiele mogelijkheden op het gebied van ict en cultuurhistorie?
Op welke wijze zou Philips zijn bedrijfsgeschiedenis kunnen presenteren? Zouden we tenslotte zelfs mogen denken aan een rnultirnediale attractie, die mede is geinspireeÂń op het Evoluon en het onlangs geopende HolandRama in het Nederlands Openluchtmuseum?
De centrale vraag daarbij is:
Welke innovatieve producten moeten worden ontwikkeld om Eindhoven op de kaart te zetten met (een) hart voor historie?
Aan de hand van de reacties en projectvoorstellen van de verschillende partners zal besluitvorming over de concretisering in projecten plaatsvinden.
Literatuur. T, Dekker e.a., Volkscultuur. Een inleiding in de Nederlandse etnologie, Uitgevereij 5UN, Nijmegen 2000. Ministerie OC en W e.a., Nota Belvedere, Belei dsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting, VNG Uitgeverij, juli 1999. In: Museumvisie, maart 2000, P. van Mensch, Nieuwe visies voor de 21’" eeuw.
In: Noordbrabants Historisch Nieuwsblad, juni 2000, G. Rooijakkers, De culturele biografie van Noord-Braban t.
Provincie Noord-Brabant, ’s-Hertogenbosch, 2000, Cultuurhistorieis een werkwoord. G. Rooijakkers, Het leven van alle dag benoemen. Cultureel erfgoed tussen ondernemerschap en nieuwe technologie, Boekmancahier 11, 1999. J. Vaessen, N. Wilterdink e.a., Museumarchi tectuur als spiegel van de samenleving, Stichting Boekrnanstudies, 2000.
Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Sector Kunst en Cultuur (Rien de Visser).
Eindhoven, 4januari 2001.