HET WINDENERGIE-POTENTIEEL IN BHG Studie over de aanwending van het windenergie-potentieel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
1. INLEIDING De Europese Unie stelt dat 20 % van de energie uit hernieuwbare energiebronnen moet komen tegen 2020. Elk Lidstaat moet een bepaald quotum aan hernieuwbare energie nakomen. Voor België is dit een aandeel van 13 % hernieuwbare energie. In Brussel is het hernieuwbaar energiepotentieel niet groot door de sterk stedelijke omgeving en de beperkte ruimte. Zonne-energie heeft het grootste potentieel. Maar daarnaast wil het Bruselse Gewest ook onderzoeken of er andere hernieuwbare energiebronnen kunnen toegepast worden, waaronder windenergie.
2. WAAROM WINDENERGIE IN DE STAD ? Windenergie heeft vele voordelen. Windenergie kan bijvoorbeeld grote hoeveelheden elektriciteit produceren met kleinere installaties. Maar het voordeel van grootschalige windturbines moet niet meer bewezen worden, terwijl dat van de stedelijk (kleinschalige) windturbines weinig gekend is. Ze kunnen echter geïnstalleerd worden op plaatsen waar geen grootschalige windturbines kunnen staan, meer in het bijzonder in steden; het zijn aanvullende productiebronnen voor electriciteit. De door deze stadsturbines geproduceerde electriciteit wordt « ter plaatse » gebruikt door de eigenaar van de installatie, waardoor er geen verlies ontstaat tijdens het electriciteitstransport, wat vaak wel het geval is bij grote electriciteitscentrales die op het platteland staan, ver van de stad. De zichtbaarheid van windturbines in een stedelijk milieu, waar een hoge bevolkingsdichtheid is, kan bijdragen tot het « groene » imago van gebouwen , en kan het publiek zo meer sensibiliseren voor hernieuwbare energie. De gedecentraliseerde energieproductie door middel van kleine windturbines maakt de bevolking ook bewuster voor rationeel energieverbruik : wanneer iemand zelf zijn elektriciteit produceert, zal hij die ook veel bewuster gebruiken. In een dicht stedelijk milieu zal de sensibilisering van de bevolking trouwens ook een veel grotere impact hebben ! De windturbine produceert « groene » elektriciteit, en draagt op die manier bij aan het verminderen van de emissie van koolstofdioxide en het bereiken van de Kyotodoelstelling: een kleine windturbine vermijdt ongeveer 0,566 kg/kWh CO2; 0,15 kg/kWh NOx en 0,42 kg/kWh SO2. De hoeveelheid bespaarde emissies is uiteraard rechtstreeks afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die door de turbine wordt geproduceerd. Door de windturbines wordt ook het gebruik van fossiele brandstoffen verminderd en de diversiteit van de elektriciteitsproductieportefeuille verbeterd (minder grote afhankelijkheid van de gas-, uranium- en steenkoolexporterende landen). Indien de diverse factoren (voldoende wind, beperkte turbulentie, geluid, veiligheid, ...) gunstig beoordeeld kunnen worden, zullen kleine windturbines verder kunnen ontwikkeld worden, aangepast aan een stadsomgeving, wat op zich de economie zal vooruithelpen en extra werkgelegenheid zal creëren.
3. DE WIND IN EEN STADSOMGEVING Windturbines, eender dewelke, hebben altijd wind nodig om te kunnen werken. Hoe krachtiger en meer laminair de windturbine is, hoe meer energie ze produceert. In een stedelijk milieu is er PAGINA 1 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
CERAA, ICEDD, ULB/ATM, ULB/BEAMS
omwille van de gebouwen veel turbulentie en is het bijgevolg heel moeilijk het gedrag van de wind te evalueren (Figuur 1).
Figuur 1 : Gedrag van de wind rondom een gebouw
Door simulaties te maken van het gedrag van de wind kan men potentiële standplaatsen voor het installeren van kleine windturbines en hun optimale positie op een dak bepalen. De studie heeft aangegeven dat er drie oplossingen kunnen weerhouden worden voor de inplanting van windturbines in de stad : 1. De windturbines plaatsen op gebouwen die hoger zijn dan de gemiddelde gebouwen om niettegenstaande de turbulenties hogere windsnelheden op te vangen. (Figuur 2). 2. De windturbines zo plaatsen dat de configuratie van bestaande gebouwen gebruikt wordt door kunstmatig windgangen te maken. (Figuur 3). 3. De windturbines integreren in het ontwerp en de structuur van nieuwe gebouwen (Figuur 4, trechtereffect,…).
Figuur 2 : H = hmoyen + 10 meter (min)
Figuur 3: (links) Gedrag van de wind voor verschillende stedelijke configuraties en Figuur 4: (rechts) Het Bahrain World Trade Center met integratie van windturbines
4. IS EEN HAALBAARHEIDSSTUDIE NODIG? PAGINA 2 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
Het is belangrijk om duidelijk de impact te kennen van de installatie van een windturbine, vooral bij een inplanting in stedelijk milieu, waar de bevolkingsdichtheid veel hoger ligt dan op het platteland. Geluid Een eerste element dat vaak als storend aangegeven wordt, is het geluid dat veroorzaakt wordt door de windturbines. Dit kunnen allerlei soorten geluiden zijn: mechanische of aërodynamische geluiden of trillingsgeluiden. Over het algemeen worden er weinig klachten over geluidshinder geregistreerd voor de grote windturbines : de nieuwe technologieën zijn geluidsarmer en er wordt steeds meer en beter rekening gehouden met de afstand tussen de turbines en woningen om geluidsoverlast te voorkomen. Tot op heden bestaat er echter weinig betrouwbare informatie over het geluidsniveau dat veroorzaakt wordt door kleine windturbines. Meer geluidsmetingen zijn noodzakelijk om een beter beeld te vormen over de mogelijke impact. In het Brusselse Gewest werden er regionale geluidsnormen bepaald, in functie van de zone bepaald door het PRAS, ,de periode in functie van dag en uur,en de mogelijkheid om de installatie ’s nachts of gedurende het weekend te stoppen, Aangezien windturbines 24u/24 kunnen draaien, en vooral ’s nachts wanneer de wind opkomt, zal een evaluatie van deze normen nodig zijn om te bekijken welke norm er weerhouden moet worden voor windturbines. De grenswaarden van deze geluidsnormen houden wel geen rekening met de talrijke parameters die het uitgezonden en waargenomen geluid kunnen beïnvloeden : de bebouwde omgeving, het reliëf, de windsnelheid, het geluidsniveau van de omgeving, … Landschap De visuele impact, voornamelijk bij grote windturbines, is ook een belangrijk element. Grote windturbines vallen inderdaad erg op in het landschap. De impact van kleine windturbines zal vooral afhangen van de gebruikte technologie (vorm en hoogte), de inplanting (afstand ten opzichte van de dakrand) en de zichtbaarheid vanaf de openbare ruimte. Voorafgaand aan de aanvraag voor een vergunning wordt in de haalbaarheidsstudie door middel van bijvoorbeeld een fotomontage deze visuele impact onderzocht.
Biodiversiteit Wat betreft grote windturbines houdt men onder meer rekening met de vlieg-, trek- en fourageerroutes van de avifauna (vogels), vooraleer over de plaats van inplanting te beslissen. De impact op de chiroptera (vleermuizen) was tot voor kort veel minder gekend: vleermuizen oriënteren zich met echolocatie, waarbij ze ultrasone geluiden uitstoten en weer opvangen. De plotse luchtdrukdaling in de buurt van draaiende wieken, merken ze echter niet op. Door die drukverschillen worden de longen van de vleermuizen opgeblazen. Aangezien verschillende vleermuizensoorten aanwezig zijn in het Brusselse Gewest zullen de chiroptera een belangrijk deel van het onderzoek uitmaken indien er locaties geschikt blijken voor windturbines. Een mogelijke impact van kleine windturbines is nog ongekend. Veiligheid De risico’s voor wat betreft grote windturbines zijn beperkt, maar moeten toch goed geëvalueerd worden in een haalbaarheidsstudie om ze nog beter te kunnen voorkomen. De kleine windturbines werden nog te weinig getest op stadsniveau, zodat men voor de factor “veiligheid” nog maar weinig conclusies kan trekken. De risico’s die worden onderzocht, hebben betrekking tot de veiligheid van personen of goederen en kunnen opgedeeld worden in 4 types: 1. Vallende voorwerpen (bladbreuk en ijsblokken) : kan vermeden worden door een onderbrekingssysteem te voorzien in geval van bevriezing, oververhitting van de bladen, regelmatig onderhoud en herstelling. 2. Het instorten van de machine : uiterst zeldzaam verschijnsel dat zich beperkt tot een cirkelomtrek waarvan de straal gelijk is aan de hoogte van de windturbine (bladen inbegrepen). 3. Blikseminslag: risico kan verminderd worden door de windturbine te aarden en uit te rusten met een bliksemafleider/bliksembeveiliging . 4. Arbeidsongevallen tijdens het onderhoud van de installaties : regelmatig onderhoud voorzien door een erkende technicus, antival-beveiligingen (levenslijn, gondel, leuning,…), risico-evaluatie, PID (Postinterventiedossier). PAGINA 3 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
5. DE PROCEDURES 5.1. STEDENBOUWKUNDIGE VERGUNNING EN MILIEUVERGUNNING In de diverse procedures geldig in Brussel werden windturbines momenteel nog niet specifiek opgenomen. Indien een meetcampagne, om de windsnelheid te bestuderen, wordt uitgevoerd, is voor de meetmast een vergunning van beperkte duur nodig. Het gaat hierbij om een voorlopige installatie voor een periode van zes maanden tot twee jaar. Voor de installatie van windturbines op daken weerhoudt men in ieder geval dat er een stedenbouwkundige vergunning (SV) moet zijn, met een stabiliteitsstudie (druk en trillingen op de structuur van het gebouw). Deze aanvraag gebeurt bij de desbetreffende gemeente. Gezien de bevolkingsdichtheid in een stedelijk milieu en de mogelijke omgevingsimpact van dit soort technologieën (geluid, slagschaduw, risico’s,…), is een milieuvergunning (MV) ook aangewezen. Een dergelijke aanvraag gebeurt bij Leefmilieu Brussel of bij de gemeente. Al naargelang het geïnstalleerde vermogen en de installatieklasse zullen de te ondernemen stappen groter of kleiner zijn (milieustudie of milieu-effectenverslag, eenvoudige verklaring). Deze procedure is echter nog niet verplicht voor windturbines.
5.2. AANSLUITING OP HET NET In functie van het aan te sluiten vermogen, de eigenschappen van het netwerk waarop de windturbine aangesloten zal worden en het behoud van een bepaalde spanningskwaliteit (grenswaarden bepaald door de EN 50160 norm), legt de netbeheerder de aansluitingsvoorschriften vast in overeenstemming met het technisch reglement. De aansluitingsprocedure verloopt volgens de volgende fasen : 1. Raadpleging en voorafgaandelijk advies van de Distributienetbeheerder (Sibelga) : al naargelang de aansluitingscapaciteit, gebeuren de aansluitingen vanaf het distributienetwerk (< 56kVA), vanaf een Laagspanningsverbinding aangesloten op het transformatiestation HS/LS (tot 250 kVA) of vanaf het Hoogspanningsnet (> 250 kVA). 2. Aanvraag tot aansluiting schriftelijk in te dienen bij de distributienetbeheerder. 3. Bestelling van de aansluiting en uitvoering van de werkzaamheden : termijn van 30 dagen indien het net niet moet versterkt worden en termijn van 180 dagen indien het net moet versterkt worden.
5.3. RAADPLEGING VAN DE DGL Men moet, of het nu gaat om de installatie van een mast, een GSM-antenne of een windturbine altijd het Directoraat Generaal Luchtvaart (DGL) raadplegen dat instaat voor de coördinatie van de adviezen van Belgocontrol (over eventuele storingen op de radionavigatie-installaties en de vluchtprocedures) en Defensie. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt zich in de door Belgocontrol bepaalde CTR controlezone voor de luchthaven van Zaventem. Deze zogenaamde verbodszone omvat bijna het gehele Brusselse Gewest. Elke aanvraag voor raadpleging wordt nauwkeurig onderzocht.
5.4. STEUNMAATREGELEN In Brussel bestaan er verschillende mogelijkheden om financiële steun te krijgen voor windturbines : 1. Er kunnen verschillende regionale premies toegekend worden voor de inplanting van een windturbine. De premies zijn geldig voor de tertiaire sector en in bepaalde gevallen ook voor collectieve woongebouwen. De twee belangrijkste zijn : • De A premies voor financiële steun van de haalbaarheidsstudies en audits die noodzakelijk zijn vóór elke inplanting van een windturbine. • De D premies voor investeringen in hernieuwbare energiebronnen, meer in het bijzonder de D3 premie.
PAGINA 4 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
2. de Groenestroomcertificaten (GSC). Met dit systeem kunnen producenten van groene stroom GSC’s krijgen en kunnen ze die verkopen aan elke elektriciteitsleverancier. In het BHG krijgt elke windturbine per geproduceerde MWh 1,8 GSC dat opnieuw verkocht kan worden op de markt van de GSC’s.De huidige prijs van een GSC bedraagt ongeveer 90 €. 3. Fiscale aftrek: een vermindering van 13,5% van de belastbare bedrijfswinst op het bedrag dat geïnvesteerd wordt in windturbines. Ook andere mogelijkheden kunnen interessant zijn, zoals het toekennen van goedkope leningen en kredieten of investeringen afkomstig van derde investeerders of van een PubliekPrivaat Partnerschap.
6. HET WINDENERGIE-POTENTIEEL IN HET BRUSSELSE GEWEST Het theoretisch windturbinepotentieel in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest werd bepaald: in de grootte-orde van 2,8 tot 18 MW voor grote windturbines en van 3 tot 15 MW voor kleine windturbines. Verder onderzoek moet het technico-economisch en het realistisch potentieel bepalen. 6.1. METHODOLOGIE EN RESULTATEN Kleine windturbines De studie onderzocht in eerste instantie verschillende case-studies van verschillende types kleine windturbines in gelijkaardige omstandigheden als een stadsomgeving. Er bestaan namelijk verschillende types: windturbines met horizontale as (HAWT, de meest bekende), windturbines met verticale as (VAWT), en windturbines van het Venturi type (Figuur 5). De driebladige windturbine met horizontale as is een technologie die verder staat dan die met verticale as, maar is minder aangepast aan een stedelijjke omgeving omwille van het veel voorkomen van ‘turbulenties’. De windturbines met verticale as hebben dan weer het voordeel dat ze zich niet telkens moeten instellen naar de windrichting. Hun rendement ligt evenwel beduidend lager.
Figuur 51 :van L. naar R.,windturbines met horizontale, verticale as en van het Venturi type (bron : WINEUR)
De windturbines met horizontale as draaien sneller dan die met verticale as. Dat kan meer geluid veroorzaken, maar ook meer trillingen wanneer ze op een dak of een gevel bevestigd zijn. De risico’s op ongevallen (breken van de bladen, storm) zijn ook groter. Inzake de kostprijs zijn de technologieën met verticale as en de ‘venturi’ vaak duurder omdat ze minder gebruikelijke concepten toepassen en soms meer materiaal nodig hebben. Uit de studie kon geconcludeerd worden dat de technologie momenteel nog onvoldoende matuur is om geïntegreerd te worden in een stadsomgeving. PAGINA 5 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
Heel wat belangrijke parameters zijn nog niet goed gekend : de geluidsemissies van de installaties (uitgezonderd diegenen die opgegeven worden door de fabrikant), de reële vermogenscurves van de kleine windturbines, de interferenties met de luchtverkeersbewakingsen navigatiesystemen, of verder ook nog de impact op de biodiversiteit, en de problemen inzake stabiliteit en trilling van de gebouwen.
Niettegenstaande deze conclusie werd in de studie onderzocht welke locaties in aanmerking zouden kunnen komen voor kleine windturbines. Deze berekening werd uitgevoerd volgens verschillende methodologieën : 1. Berekening op basis van de hoogte van het gebouw en registratie van de bestaande gebouwen die in aanmerking komen voor een dergelijke installatie. Er werden 1068 gebouwen geselecteerd, die 10 à 30 meter hoger zijn dan hun directe omgeving (Figuur 6).
Figuur 6 : Kaart van de geselecteerde gebouwen, met onderscheid tussen publiek-privaat domein (bron :BIM en Regie van Grondbeleid)
2. Op basis van de theoretische absorptiecapaciteit van het Brussels elektriciteitsnetwerk van 93 MW en met een vooropgestelde hypothese van 10% voor windenergie, hetzij tussen 3000 en 5000 windturbines van 3 kW. Grote windturbines De theoretische potentieelberekening gebeurde op basis van ruimtecriteria : • Basiscartografie met uitsluitingscriteria (grijze zone): GBP (bestemmingen), woonzones, beschermde natuurzones, patrimonium, luchtvaart (CTR-zone), …(Figuur 7 en 8) • Vrijmaking van potentiële inplantingszones (Figuur 8) en raming van het mogelijk installeerbaar vermogen (Tabel 1 en 2). Voor de middelgrote en grote windturbines ligt een belangrijke parameter in de nabijheid van de luchthaven van Zaventem : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt in de luchtverkeersleidingszone van Belgocontrol, waar voor de veiligheid van de vliegtuigen geen enkele windturbine wordt toegelaten, gezien de interferenties met de luchtvaartcommunicatiesystemen. De windturbines kunnen het signaal maskeren van vliegtuigen, valse echo’s en Dopplereffecten veroorzaken. Deze storingen hangen af van het PAGINA 6 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
type radar dat gebruikt wordt en van de positie van de windturbine ten opzichte ervan: de primaire radars (PSR) zijn gevoeliger dan de secundaire radars (SSR). Hierdoor zijn er slechts enkele zones in het zuid-westen van het RBC geschikt voor het inplanten van grote windturbines (Figuur 8 en Tabel 1). Gezien de bevolkingsdichtheid en de grote hoeveelheid woningen is het bovendien moeilijk denkbaar grote windturbines in te planten in het centrum van de stad/het gewest.
Figuur 7 : Kaart van de bruto beschikbare (groen) en netto (geel) zones
Figuur 8 : Kaart van de selectie van zones met windenergiepotentieel (casestudy) in de Erasmus regio in Brussel met afbakening van de CTR zone (roze stippellijn)
Vliegverbod (CTR zone)
Nummer van de zone op de kaart
Grootte van de zone (ha)
Geïnstalleerd vermogen in MW
Zonder restrictie Belgocontrol
1 3
10,49 1,2
2,8 1 3,8
PAGINA 7 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
Begrensd tot 16,8 km van Zaventem
Te dicht bij Zaventem
2 4 5 6 7 8
15,46 8,79 5,56 10,19 3,11 8
3,8 2,4 1,7 2,7 1,1 2,2 13,9
9 10
2,88 6,3
1,1 1,9 3
Tabel 1 : Evaluatie van het potentieel voor grote windturbines
1ste geval : zones met toevoeging van infrastructuuur 2de geval : zones met versterking van het netwerk 3de geval : zones met versterking van het netwerk
IN OVERWEGING GENOMEN ZONES
GECUMULEERD POTENTIEEL
1, 3 en 7 (netwerk onbestaand)
4,9 MW
OPVANGVERMOGEN (< huidig netwerk) 0%
2, 4, 8 en 5 (netwerk beperkt tot 2,3 MW) 6 en 9
10,1 MW
22,77%
3,8 MW
> 100%
Tabel 2: Capaciteit qua vermogen en aansluiting op het Brussels elektriciteitsnetwerk in functie van de zones
6.2. LANGETERMIJNVISIE Er werd ook een langetermijnbenadering gemaakt om windenergie te integreren (Tabel 3) in een globaal overleg over regionale ontwikkeling. Indien deze technologie een reëel potentieel inhoudt voor het Gewest, zou het interessant zijn ze via bepaalde maatregelen zo ver mogelijk te kunnen integreren. Dit zou kunnen gebeuren via verschillende hulpmiddelen (richtschema’s, BBP’s, Gemeentelijk Stedenbouwkundig Reglement,…) en via Gewestelijke en Internationale Ontwikkelingsplannen (GOP en IOP). F i g u u r 1 1 : K a a r t v a n Figuur 9: de hefboomgebieden van het GOP (bron : IEB)
I
G
MOGELIJKHEDEN VOOR PAGINA 8 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
MOGELIJKE
ZONES
O P
G B
INTEGRATIE LATER
INTERVENTIES
Kleine windturbine
Middelgrote Grote windturbine windturbine 1 Erasmus Ja ja ja GO, BBP, GEMSV 2 Vorst Ja ja ja GO, BBP, GEMSV 3 Zuid X Ja neen neen GO, BBP, GEMSV 4 Kanaal Ja neen neen GO, BBP, GEMSV 5 Tour & Taxis X X Ja p-e neen BBP, GEMSV 6 Kruidtuin X Ja neen neen BBP, GEMSV 7 Europa X Ja neen neen BBP, GEMSV 8 Gulden Vlies X Ja neen neen GO, BBP, GEMSV 9 Heyzel X X Ja p-e neen GO, BBP, GEMSV 1 10 Milit. Ziekenhuis Ja (neen) neen GO, BBP, GEMSV 1 11 Schaarbeek X X Ja (neen) neen BBP, GEMSV 12 RTBF-VRT Ja neen neen BBP, GEMSV 13 Delta X Ja neen neen BBP, GEMSV 2 14 Weststation X X Ja p-e neen BBP, GEMSV Tabel 3: Overzicht van de hefboomgebieden van het GOP met integratiemogelijkheden voor windturbines later. 1
Gezien de nabijheid van de luchthaven van Zaventem wordt deze inplantingsmogelijkheid momenteel niet in overweging genomen. Er moeten diepgaandere studies gemaakt worden over de impact van middelgrote windturbines op de communicatiesystemen voor luchtverkeer. 2 Eventueel mogelijkheid om middelgrote windturbines te integreren in het voorziene park, alhoewel dit type van inplanting omwille van zijn impact op de biodiversiteit en omwille van de algemene aanvaardbaarheid niet goed zou ontvangen worden.
7. VERDER ONDERZOEK Uit de studie blijkt dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest beschikt over een, weliswaar beperkt, windenergiepotentieel Om dit theoretisch potentieel verder te verfijnen, zijn er in de eerste plaats meetcampagnes nodig om de windsnelheden in kaart te brengen. Zonder windstudie en indien de inplanting slecht gekozen wordt, kunnen de storingen die zich voordoen in een stedelijke omgeving nadelig zijn voor de technologie en een lage rendabiliteit veroorzaken. Vermits er, in het algemeen, nog maar weinig ervaring bestaat met kleine windturbines (vooral die met verticale as) en indien blijkt dat de windstudies positieve resultaten opleveren (m.a.w. voldoende wind aanwezig), zou het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een voortrekkersrol kunnen spelen door proefprojecten met kleine windturbines op te starten ten einde een correcte evaluatie te maken van de volledige impact van een dergelijke installatie in een stad. Op basis daarvan kan de technologie vooruitgang boeken en turbines ontwikkelen aangepast aan de stad: verbeteringen qua rentabiliteit, geluid, trillingen, … Bovendien kunnen op deze manier ook mogelijke interferenties op de luchtnavigatiesystemen onderzocht worden. Het intermitterend karakter van de energieproductie door windturbines vormt mogelijk een hinderpaal voor de integratie in het netwerk. Om te anticiperen op de problemen die door dergelijke installaties zouden kunnen ontstaan op het net, lijken studies over de stabiliteit van het netwerk door Sibelga en Elia aangewezen, rekening houdend met de groei van de gedecentraliseerde productie. Een heldere communicatie naar geïnteresseerde investeerders van windenergie over de procedures zal moeten instaan voor een verduidelijking van de huidige stand van zaken betreffende windturbines in de stad.
8. MEER INFORMATIE 8.1. BIBLIOGRAFIE - Grignoux, T., R. Gibert, P.Neau, c. Buthion, Eoliennes en milieu urbain – Etat de l’art, ARENE Ile de France, 2004. PAGINA 9 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10
- Ir. Jadranka Cace, Drs. Emil ter Horst, Urban wind turbines – Leidraad voor kleine windturbines in de bebouwde omgeving, Wineur, Intelligent Energy Europe, RenCom et Horisun, 2007. - Catalogue of European Urban Wind Turbine Manufacturers, Intelligent Energy Europe, 2007. - Guide sur la problématique de la perturbation du fonctionnement des radars par les éoliennes, Agence Nationale des Fréquences, Commission Consultative de la Comptabilité Electromagnétique, France, version du 3 juillet 2007. - Omzendbrief LNE/2009/01 - RO/2009/01 van de Vlaamse Regering, Beoordelingskader voor de inplanting van kleine en middelgrote windturbines, De viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaamse Minister van Finaniën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en De Vlaamse Minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, januari 2009.
8.2. WEBSITES http://www.leefmilieubrussel.be/ http://www.eolien.be/ http://www.urbanwind.net/ http://www.thewindpower.net/ http://www.ewea.org/ 8.3. CONTACTGEGEVENS VAN DE OPDRACHTGEVER EN OPDRACHTHOUDERS VAN DE STUDIE Partners: ICEDD Leefmilieu Brussel - BIM Boulevard Frère-Orban,4 Gulledelle, 100 B-5000 Namur B-1200 Brussel +32 - (0)81 25 04 80 +32 - (0)2 775 75 75 www.icedd.be www.ibgebim.be ULB/ATM Service ATM CERAA vzw Université libre de Bruxelles http://mecapp42.ulb.ac.be/atm Charleroise steenweg, 134 ULB/BEAMS B-1060 Brussel Service BEAMS +32 - (0)2 536 09 27 Université libre de Bruxelles www.ceraa.be Fr. Rooseveltlaan, 50 B-1050 Brussel +32 - (0)2 650 26 53 (energie) www.beams.ulb.ac.be
PAGINA 10 OP 10 – WINDENERGIEPOTENTIEEL IN BHG - 25/01/10