De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
8. DE
2002
VERVUILING VAN DE BODEM EN VAN HET GRONDWATER IN HET
BHG 1.Inleiding In het Brussels Gewest hebben een aantal verlaten (of nog actieve) industriële sites in de loop van hun exploitatie vervuiling ondergaan die zich heeft vertaald in een verontreiniging van de bodem en/of van het grondwater. Het gaat om lekkende of overlopende koolwaterstofreservoirs, lozingen van vervuilende stoffen op of in de grond, incidenten tijdens het vervoer van gevaarlijke stoffen, neerslag van vervuilend stof, … Tot recentelijk maakte men zich niet veel zorgen over de gevolgen van dergelijke activiteiten voor de bodem: •
Het uitstorten van vervuilende stoffen over de grond werd voor de tweede wereldoorlog niet beschouwd als vervuiling;
•
De exploitatievergunningen die tot enkele jaren geleden werden afgeleverd, maakten geen enkele melding van voorzorgsmaatregelen die moesten worden getroffen op het vlak van de vervuiling van bodem en ondergrond;
Het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM), dat werd opgericht in 1989, is zich bewust van de impact van de verschillende menselijke activiteiten op de kwaliteit van de bodem en het grondwater en beseft dat deze vervuilingen risico's kunnen veroorzaken voor de gezondheid van de mens en voor de ecosystemen.
2.Wetgeving In het Brussels Gewest bestaat er op dit moment, behalve voor de sector van de benzinestations, geen specifieke wetgeving ter ondersteuning van het beheer van vervuilde bodems. De vervuiler kan evenwel verplicht worden gesteld om de aan de bodem en het grondwater toegebrachte schade te vergoeden op basis van de volgende wetteksten: •
De Ordonnantie van 05/06/1997 betreffende de milieuvergunningen (B.S. 26/06/1997), gewijzigd door de Ordonnantie van 06/12/2001 (B.S. 02/02/2002), legt de exploitanten van inrichtingen die gebonden zijn aan een vergunning een reeks van maatregelen op. Deze beogen het voorkomen, verminderen of verhelpen van elke vorm van gevaar, hinder of ongemak die zou kunnen voortvloeien uit de activiteit en verplichten tot herstellen van de site in oorspronkelijke staat op het einde van de exploitatie. Krachtens deze ordonnantie kunnen de maatregelen die de exploitant moet treffen in het geval van een ongeval rechtstreeks worden vastgelegd in de afgeleverde milieuvergunning. De werken in het domein van bodemsanering of uitvoering van conserverende maatregelen worden vermeld op de lijst van ingedeelde inrichtingen (B.S. 07/09/1999). Een milieuvergunning moet toegekend zijn voordat de werken worden aangevat.
•
De Ordonnantie van 25/03/1999 (B.S. 24/06/1999) gewijzigd door de Ordonnantie van 28/06/2001 (B.S. 13/11/2001) betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu, machtigt de ambtenaren van de afdeling Inspectie van het BIM om de maatregelen te treffen, of hiertoe – zelfs mondeling - te bevelen, die ze nodig achten om elke door de inrichtingen veroorzaakte vorm van gevaar of hinder voor het leefmilieu of voor de gezondheid van de bevolking te voorkomen, te verminderen of te verhelpen.
•
De Ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen (B.S. 23/04/1991) definieert in welke mate een vervuilde bodem moet worden beschouwd als gevaarlijk afval.
De vervuiler kan ook worden verplicht tot sanering van een terrein op basis van andere wetteksten, zoals de wet op de bescherming van het grondwater en het besluit betreffende de oude stortplaatsen. Een nieuwe, algemenere reglementering inzake de studie van de bodem, de vervuilde bodem en de bodemsanering wordt op dit moment bestudeerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
1/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
3.Studies van de vervuilde sites Het besluit betreffende "Benzinestations" van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 1 (B.S. 24/03/1999) legt het wettelijk kader vast dat van toepassing is op de exploitanten van benzinestations. Het preciseert wanneer een bodemstudie moet worden uitgevoerd, beschrijft de uitvoeringsprocedures van de verschillende studies, definieert de normen en de termijnen die moeten worden nageleefd. De normen voor de benzinestations zijn vastgelegd voor 15 chemische stoffen: de minerale oliën, de PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen) en de BTEX'en (Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen, Xyleen). Wat de andere types van ingedeelde inrichtingen betreft, waren de normen die tot juli 2002 werden gebruikt een combinatie van de normen van het besluit inzake benzinestations voor de koolwaterstoffen en van de Nederlandse normen voor de andere stoffen. Sinds het Ministerieel Besluit van 19 juli 2002 betreffende de sanering van de terreinen met actieve ingedeelde inrichtingen past het BIM voor de andere ingedeelde inrichtingen dan benzinestations de normen en procedures toe die van kracht zijn in het Vlaams Gewest. De normen van het besluit inzake de benzinestations hangen af van de sensibiliteitsklasse van het terrein en dus van de bestemming ervan op het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP). De waarden van de normen zijn soepel of streng afhankelijk van de bestemming van de bodem waarop de studies worden uitgevoerd. Er worden vier sensibiliteitsklassen onderscheiden: 1. De stedelijke industriezones, met haven- of transportactiviteiten waar wonen niet toegelaten is behalve bij uitzondering. 2.
De woonzones of de gemengde woon- en industriezones waar wonen toegelaten is.
3. De recreatiezones, waaronder de sportterreinen in open lucht, de speelterreinen voor kinderen, de parken, de groene ruimten, de moestuin en de landelijke gebieden in de rand met een landbouwkarakter. 4.
De zones die specifieke bezorgdheid oproepen omvatten:
-
de beschermingszones van de sites voor grondwaterwinning;
-
de opslagzones van het drinkwater dat voor de mens bestemd is;
de zones met een hoge biologische waarde waarvan de biotoop bijzonder gevoelig is of een specifiek belang vertoont, volgens de aanbevelingen die in 1994 door het BIM werden geformuleerd; de beschermingsgebieden van het oppervlaktewater, die betrekking hebben op gronden in de nabijheid van afwateringskanalen (stromen, kanaal, Zenne) waarvan de vervuiling de verontreinigende belasting van het oppervlaktewater zou kunnen verhogen. De normen voor de bodem zijn grenswaarden voor de concentraties van verontreinigende stoffen die dienen om de interventies te sturen op het vlak van sanering afhankelijk van toxicologische en ecotoxicologische criteria voor een bepaalde sensibiliteitsklasse. De normen voor het grondwater zijn grenswaarden voor de concentraties van verontreinigende stoffen die dienen om de interventies te sturen op het vlak van sanering afhankelijk van toxicologische en ecotoxicologische criteria voor alle sensibiliteitsklasses.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
2/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
Het besluit inzake de benzinestations onderscheidt drie types van normen: De referentiewaarde: Voor de bodem is dit de grenswaarde voor concentraties van verontreinigende stoffen die op lange termijn bereikt moeten worden; beneden deze waarde bestaat er geen enkel risico voor de gezondheid van de mens noch voor het milieu en kan de bodem "van goede kwaliteit" en geschikt voor elk gebruik geacht worden; Voor het grondwater is dit de grenswaarde voor concentraties van verontreinigende stoffen die op lange termijn bereikt moeten worden; beneden deze waarden bestaat er geen enkel risico voor de gezondheid van de mens noch voor het milieu, maar het risico is niet langer verwaarloosbaar eens deze waarden overschreden worden De drempelwaarde: De drempelwaarde bestaat alleen voor de bodem. Dit is de grenswaarde voor concentraties van verontreinigende stoffen in de bodem die tenminste bij de sanering gehaald moeten worden; beneden deze waarden is het risico voor de gezondheid van de mens of voor het milieu verwaarloosbaar. Deze waarde ligt tussen de referentiewaarde en de interventiewaarde. De interventiewaarde: Voor de bodem is dit de grenswaarde van concentraties van verontreinigende stoffen boven dewelke het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu niet langer tolereerbaar is zodat een sanering van de bodem zich opdringt wanneer ze gehaald wordt. Ook voor het grondwater is dit de grenswaarde van concentraties van verontreinigende stoffen boven dewelke het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu niet langer tolereerbaar is zodat een sanering van het grondwater zich opdringt wanneer ze gehaald wordt. Het besluit inzake de benzinestations definieert drie types van onderzoeken van de bodemvervuiling: het prospectief onderzoek, het nader onderzoek en het saneringsonderzoek. Het prospectief onderzoek is bedoeld om een eventuele verontreiniging van de bodem en het grondwater op een plaats aan te tonen, de omvang in termen van concentratie ervan vast te stellen, de globale wijze van ruimtelijke verspreiding te achterhalen en de eerste ramingen te maken aangaande de staat van verontreiniging van de bodem en het grondwater ten overstaan van de normen die door dit besluit vastgelegd worden. Het nader onderzoek heeft als doel het bestaan te bevestigen van een niet te verwaarlozen of niet te tolereren risico voor de gezondheid van de mens of voor het milieu dat bij het prospectief onderzoek aan het licht is gekomen. Dit onderzoek bepaalt of een sanering noodzakelijk is en moet desgevallend de nodige elementen aanreiken voor de uitvoering van het saneringsonderzoek. Het saneringsonderzoek heeft als doel om voor een site een inventaris op te stellen van de verschillende procédés voor de behandeling van de bodem en/of grondwaterverontreiniging en/of om een lijst op te maken van de beschermende maatregelen die noodzakelijk zijn conform de saneringsdoelstellingen. Het saneringsonderzoek moet ook een analyse bevatten van de technische en financiële parameters die de haalbaarheid van de saneringsoperaties bepalen. Verder moet worden aangegeven in hoeverre de bodem en het grondwater door de verschillende procédés gesaneerd kunnen worden. De studie dient bovendien te vermelden welk procédé door het erkende studiebureau gekozen wordt voor de uitvoering van de sanering rekening houdend met de beste technieken die voorhanden zijn en die geen onredelijk hoge kosten meebrengen. De studie dient tot slot het saneringsplan te bevatten met een gedetailleerde beschrijving van de saneringswerken en/of van de beschermende maatregelen voor de site, evenals de uitvoeringstermijnen hiervoor.
.3.1.Vervuilde sites Het BIM heeft een balans opgesteld van de verontreinigde bodems op basis van de dossiers die met betrekking tot dit thema werden geopend bij de afdeling Inspectie tussen 1991 en 2001. 294 dossiers "bodem" omvatten een prospectieve studie aan de hand waarvan de aanwezigheid of de 8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
3/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
afwezigheid kan worden vastgesteld van verontreiniging in de bodem en/of in het grondwater. Elk dossier heeft betrekking op een specifieke site. In het algemeen is het aantal prospectieve bodemstudies per jaar blijven toenemen. 90 van deze studies zijn tevens het voorwerp geweest van een nader onderzoek. Het aantal saneringsstudies kent een constante stijging sinds 1995. Het relatief hoge aantal saneringsstudies in 1994 houdt verband met de indelingscriteria van de studies, die in 1999 werden verduidelijkt door het besluit inzake de benzinestations.
Figuur 8.1 Studies van verontreinigde bodems, 1991 - 2001
De 294 prospectieve studies hebben aangetond dat de bodem van 235 sites (80 % van de bestudeerde sites) verontreinigd is (overschrijding van drempelwaarden). Wat het grondwater betreft, zijn 83 sites vervuild (overschrijding van referentiewaarden), wat neerkomt op 28 % van de bestudeerde sites (83/294) of 43 % van de bestudeerde sites waar grondwater werd aangetroffen (83/190).
.3.2.Belangrijkste betrokken activiteiten Van de 30 categorieën die werden behandeld in de dossiers zijn er 3 types van activiteiten die eruit springen: •
De benzinestations zijn het voorwerp geweest van 189 prospectieve bodemonderzoeken omwille van het bestaan van een specifieke wetgeving (Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 21 januari 1999) die de petroleumsector ertoe verplicht de benzinestations te renoveren en, in voorkomend geval, de bodem en het grondwater te saneren. 124 sites zijn effectief vervuild (bodem en grondwater bij elkaar genomen).
•
De huisbrandolietanks van de woningen (verwarming) zijn het voorwerp geweest van 39 studies, hoofdzakelijk ten gevolge van lekken of overlopen. 31 sites zijn vervuild. In 2001 heeft het BIM een procedure bijgewerkt over de buitengebruikstelling van huisbrandolietanks , wat heeft bijgedragen tot de toename van het aantal prospectieve studies voor dit type van activiteit.
•
De herstelwerkplaatsen voor voertuigen (garages) zijn het voorwerp geweest van 13 prospectieve bodemstudies ten gevolge van incidenten (lekken van vaten met afvalolie bijvoorbeeld) of na vaststelling van bodemverontreiniging ten gevolge van het smeren en ontvetten van voertuigen, de demontage van motoren, de opslag van met koolwaterstoffen besmeurde onderdelen enz. 9 sites zijn vervuild.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
4/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
.3.3.Belangrijkste aangetroffen polluenten In de bodem: - De koolwaterstoffen (minerale oliën, polycyclische aromatische koolwaterstoffen, BTEX'en) zijn de polluenten die het vaakst worden aangetroffen in de bodem (door het hoge aantal bestudeerde sites in de petroleumsector: 84 % van de bestudeerde sites): 80 % van de vervuilde sites bevat koolwaterstoffen met concentraties boven de drempelwaarden. - 13.6 % van de verontreinigde sites vertonen een vervuiling met zware metalen (het gaat hier om sites waar chemische, metallurgische, mechanische, grafische, … activiteiten hebben plaatsgevonden). - "Extraheerbare organohalogenen (EOX'en)" die verbindingen omvatten zoals gechloreerde koolwaterstoffen, PCB's enz. werden aangetroffen in 4.2 % van de vervuilde sites. Ze zijn afkomstig van de stomerijen, wasserijen, mechanische producties enz. - Twee sites waar gasfabrieken (waaronder Carcoke) hebben gestaan en de site van een oude cementfabriek zijn vervuild met cyaniden (1.3 % van de vervuilde sites). - Twee sites (0.8 % van de vervuilde sites) waarvan een zich bevindt in de nabijheid van een askareltransformator en de andere bij een schroothandelaar, zijn het voorwerp geweest van een specifiek onderzoek, en er werden polychloorbifenyls (PCB's) aangetroffen. - Er werd asbest gevonden op één site in de nabijheid van een oude Eternit-onderneming (0.4 % van de vervuilde sites).
In het water: - 72 % van het bestudeerde grondwater is vervuild met koolwaterstoffen, - 15 % is vervuild met zware metalen. - Chloorhoudende solventen werden aangetroffen in 8 % van het verontreinigde grondwater. - Cyaniden, fenols en cresols werden aangetroffen in 3 % van het verontreinigde grondwater, hoofdzakelijk in de nabijheid van de oude gasfabrieken. - PCB's werden aangetroffen in het grondwater van een door een schroothandelaar geëxploiteerde site (dezelfde site waarvan ook de bodem vervuild is met PCB's).
.3.4.Saneringen .3.4.1. Evolutie van het aantal gesaneerde sites Tussen 1991 en 2001 werden 125 sites gesaneerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Voor 42 van deze sites werd geen voorafgaande saneringsstudie uitgevoerd. In sommige gevallen gaat het om sites waarvan de behandeling voorafging aan de verordening inzake "benzinestations" en waarvoor alleen een prospectieve studie werd uitgevoerd. Andere sites werden onmiddellijk gesaneerd na de ontdekking van een onverwachte historische vervuiling tijdens bouwwerken, omdat de planningen van de werken niet toeliet dat nog een saneringsstudie werd uitgevoerd. Het gaat tevens om dringende saneringen zonder voorafgaande studie ten gevolge van een incident zoals een lek of een overgelopen vat.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
5/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
Figuur 8.2 Uitgevoerde saneringen, 1992 - 2001
Het hoge aantal saneringen in de jaren 1997-1999 is toe te schrijven aan het besluit inzake de benzinestations van 21.01.99 (anticipatie en in overeenstemming brengen).
.3.4.2. Belangrijkste saneringsmethoden Er worden tal van saneringsmethoden gebruikt. De meest voorkomende is de afgraving (die verband houdt met het feit dat de benzinestations hun vaak nog enkelwandige tanks moeten vervangen door dubbelwandige exemplaren). De afgraving gecombineerd met de extractie van lucht uit de bodem (venting) wordt toegepast wanneer de vervuiling (met benzine) op grote diepte zit. In dergelijke gevallen heeft de afgraving alleen betrekking op de diepte die nodig is om de tanks te plaatsen en wordt de rest van de vervuiling behandeld door venting, zodat de exploitant van het benzinestation zijn activiteit zo snel mogelijk kan hervatten (venting vormt geen beletsel voor de activiteit op een site). Wanneer het grondwater vervuild is en het benzinestation zijn tanks moet vervangen, wordt de afgraving gecombineerd met het afpompen en de zuivering van het water voordat het in de riool of in het oppervlaktewater wordt geloosd.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
6/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
Figuur 8.3 Toegepaste saneringsmethoden
4.Inventaris van de potentieel vervuilde sites in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest .4.1.Inleiding In januari 2001 heeft het BIM de opstelling van een inventaris en een cartografie van de potentieel verontreinigde sites op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toevertrouwd aan het bureau ERM, na een algemene uitnodiging tot inschrijving. Het onderzoek van de gegevens betreffende de potentieel verontreinigde sites gebeurde op basis van verschillende informatiebronnen, zoals de archieven van de ARAB-vergunningen (Algemeen Reglement Arbeidsbescherming), van de Stad Brussel, van het handelsregister, de NMBS, van de Kamer voor Handel en Nijverheid van Brussel, van het Verbond van Ondernemingen te Brussel (VOB), van de GOMB, de bestaande databases zoals de milieuvergunningen, "euro-db"-ondernemingen of de inventarissen die reeds door het BIM werden opgesteld, zoals van benzinestations, oude stortplaatsen, stomerijen, drukkerijen en carrosseriewerkplaatsen. De gegevens van de sites die als vervuild worden erkend, zijn afkomstig van de bodemdossiers van het BIM. Voor alle in aanmerking genomen sites zal een risicobeoordeling worden uitgevoerd om te bepalen welke sites prioritair zijn en welke minder dringend (m.a.w. om de sites met een hoog risico te onderscheiden van die met een laag risico). Een ander doel van deze risicobeoordeling is de verschillende acties te plannen die in de toekomst moeten worden uitgevoerd, en dit voor elke groep van sites. De geïnventariseerde sites zullen tevens op kaart worden gesteld met behulp van een geografisch informatiesysteem (GIS), zodat een kadaster van de erkende of vermoedelijke verontreinigde terreinen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan worden aangelegd. De inventaris van de potentieel verontreinigde sites is onmisbaar geworden op het niveau van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest omdat hij niet alleen een beheers- en preventiehulpmiddel vormt voor de kwaliteit van de Brusselse bodem, maar ook omdat aan de hand van deze inventaris de totale kostprijs kan worden geraamd die moet worden uitgetrokken voor de sanering van de verontreinigde bodem en de besprekingen over de toekomstige wetgeving kunnen worden geholpen. Sommige buurlanden of –gewesten hebben dit type van inventaris jaren geleden al opgesteld (bijvoorbeeld: Nederland, Wallonië, Vlaanderen, een aantal Franse regio's, …). 8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
7/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
.4.2.Resultaten van de inventaris De database bevat 5449 potentieel verontreinigde sites. Op de meeste van deze sites kon slechts één risicoactiviteit worden aangetroffen, maar sommige sites telden tot 5 risicoactiviteiten. De meest voorkomende risicoactiviteiten zijn de garages (1632 sites), de wasserijen (978), de drukkerijen (935) en de benzinestations (665). Het gaat hoofdzakelijk om activiteiten die op dit moment nog worden uitgevoerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De activiteiten met een zeer hoog risico, zoals de gasfabrieken en de verffabrieken, zijn eerder historische activiteiten. De grote meerderheid van de geïnventariseerde sites is gelegen in de meer geïndustrialiseerde gemeenten zoals Brussel, Anderlecht, Schaarbeek en Sint-Jans-Molenbeek. De geïnventariseerde sites zijn het voorwerp geweest van een risicoanalyse: er wordt een onderscheid gemaakt tussen het risico dat verband houdt met de activiteit en het risico van de lokalisatie van de site. Het risico dat verband houdt met de activiteit wordt ingeschat op basis van de aard van de verontreinigende stoffen die worden gebruikt door een activiteit, evenals op basis van de duur en de periode van de activiteit die op een bepaalde site heeft plaatsgevonden. Het risico dat verband houdt met de lokalisatie van de site is gebaseerd op de bestemming van deze site op het Gewestelijk Ontwikkelingsplan, de geologie, de diepte van het grondwater en de afstand ervan ten opzichte van het oppervlaktewater, de groengebieden, de waterwinningen, de woongebieden en de ecologische of biologisch waardevolle gebieden. Op het einde van deze risicobeoordeling worden de geïnventariseerde sites onderverdeeld in 7 prioriteitsklassen: De sites die een risicograad en dus een hoge prioriteit vertonen, zijn die van klasse 1, 2 en 3, met andere woorden de sites met zowel het grootste risico op het vlak van de activiteit als het grootste risico met betrekking tot de lokalisatie. In totaal kregen bijna 940 sites de hoogste prioriteit voor de toekomstige acties (prioriteitsklassen 1, 2 en 3). Deze acties kunnen worden samengevat als: •
De uitvoering van een zo volledig en zo gedetailleerd mogelijke historische studie, om aanvullende informatie te krijgen om de prioriteit verder te bepalen;
•
De uitvoering van een bodemstudie om de werkelijke kwaliteit van de bodem en van het grondwater na te gaan, en in voorkomend geval van een sanering.
Bronnen 1.
Dossiers van de bodemverontreiniging, Afdeling Inspectie, BIM.
2.
Inventaris van de potentieel verontreinigde sites in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, studie uitgevoerd in 2002 door het bureau ERM voor rekening van het BIM.
Andere fiches in verband hiermee Schriftje – Water in Brussel •
7. Grondwater
Schriftje – Economische activiteiten en leefmilieu •
9. Specifieke industriële sector van de benzinestations
•
10. Specifieke industriële sector van de drukkerijen
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
8/9
De BIM gegevens : "Grondgebruik en landschappen in Brussel"
2002
Auteur(s) van de fiche HERICKX Cécile, EL FADILI Saïd. Herlezing DE VILLERS Juliette.
8. De vervuiling van de bodem en van het grondwater in het BHG Brussels Instituut voor Milieubeheer / Observatorium voor Milieugegevens
9/9