1
Het opstellen van het afstudeerverslag
Cursusoverzicht:
• Het doel van – en eisen aan – het afstudeerverslag; • De componenten van het afstudeerverslag; • Het gebruik van de LATEX-template; • Planning en organisatie rond het afstudeerverslag.
2
Het doel van het afstudeerverslag
Onderwijs, net zoals wetenschap, is niet alleen een individuele maar ook een publieke zaak. Daarvoor zijn diverse redenen: onderwijs wordt gefinancierd door de maatschappij, moet anderen inspireren, de maatschappij verbeteren, . . .
Het publiekelijk bewijsstuk van het bachelor-niveau is het afstudeerverslag dat voldoet aan de Dublin descriptoren. Presentaties, demonstraties en mondelinge verdedigingen zijn als publiekelijk bewijsmiddel minder houdbaar.
3
Maatschappelijke en onderwijskundige eisen aan het afstudeerverslag
Het afstudeerverslag moet antwoord geven op de vragen (die uit de Dublin descriptoren) volgen:
◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦ ◦
Waarom is het afstudeerverslag belangrijk voor de lezer? Welke opdracht wordt uitgevoerd of welke vraag wordt beantwoord? Wat is de context en reden van de opdracht of vraag? Wat is het nut voor de maatschappij en de opdrachtgever? Is er rekening gehouden met bestaande resultaten of kennis? Welke keuzen heeft de student gemaakt en waarom? Is het resultaat objectief beoordeelbaar? Wat is de toegevoegde waarde van het resultaat? Welke bewijzen zijn er voor het resultaat?
4
Opleidingseisen aan het afstudeerverslag
Om de kwaliteit van de afstudeerverslagen te verhogen, heeft de opleiding besloten dat elk afstudeerverslag publiceerbaar moet zijn. Dit betekent dat er extra redactionele eisen aan gesteld worden. Om de studenten daarin tegemoet te komen wordt een ‘LATEX-template’ beschikbaar gesteld. Deze ‘template’ is een kader voor het afstudeerverslag, zij verdeelt het verslag in verplichte en niet-verplichte componenten. Zij geeft tevens de mogelijkheid om zonder extra werk een publiceerbare ‘paper’ te genereren uit het afstudeerverslag. Ondanks dat het gebruik van de ‘template’ sterk wordt aanbevolen, blijkt men het gebruik op prijs te stellen. Vergeleken met het het schrijven van omvangrijke teksten met andere tekstverwerkers, is de geleverde inspanning minder, de tijdsduur korter en het resultaat netter. De inspanning om de ‘template’ te installeren en te gebruiken kost niet meer dan een paar uur.
5
Eisen van het bedrijf aan het afstudeerverslag
Indien de eisen van het bedrijf conflicterend zijn met die van de opleiding, kunnen verslagen voor het bedrijf wel in de beoordeling meegewogen worden door ze in de bijlagen op te nemen.
Het afstudeerverslag moet voldoen aan de eisen van de opleiding.
6
De fasen tijdens het opstellen van een afstudeerverslag
Bij het opstellen van het afstudeerverslag zijn de volgende fasen betrokken: 1 2 3
inhoud vorm taal
tekst, opbouw, ‘rode draad’, context en argumentatie; opmaak, alinea’s, paragrafen, bladspiegel, afbeeldingen; stijl, zinsopbouw, werkwoordstijden, woordkeuze, spelling.
Eerst de ‘inhoud’ dan de ‘vorm’ en tenslotte de ‘taal’.
Om te voorkomen dat deze fasen in verkeerde volgorde of cyclisch worden uitgevoerd waarbij de zichtbare opmaak en de spellingsfouten het schrijven van de inhoud verstoren, wordt geadviseerd de ‘LATEX-template’ te gebruiken. Daarbij wordt het gebruik van een ‘What You See Is What You Get’-editor afgeraden.
7
Het ‘WYSIWYG’- en het ‘WYSIWYM’-paradigma
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/WYSIWYG
8
De tekst
De tekst in het afstudeerverslag wordt grotendeels opgebouwd uit vastgelegde documentatie. De documenteren van de werkzaamheden vindt plaats tijdens – maar niet na – de uitvoering van de werkzaamheden.
Het vastleggen van de planning in een agenda en de gemaakte keuzen en stappen in een logboek1, heeft het voordeel dat de student het gedachteproces op elk moment kan herstarten door deze te herlezen. Het opstellen van zo’n logboek stelt de student in staat om de keuzen en stappen inzichtelijk te maken, op onvolkomenheden te controleren en met anderen over te communiceren. De agenda wordt gebruikt om de afspraken, de deadlines en de vrije dagen te registreren en te bewaken. 1 Logboek en agenda zijn aanbevolen hulpmiddelen, meestal zijn ze elektronisch beschikbaar en worden ze gecombineerd.
9
De ‘rode draad’
De rode draad verbindt de problemen, keuzen, oplossingen en resultaten met elkaar. Zij voorkomt een onsamenhangend verhaal waarin de lezer de weg kwijt raakt en het verslag zijn communicatieve waarde verliest. In een afstudeerverslag loopt de rode draad van de probleemstelling in de inleiding via de uitwerking in het hoofdverslag naar de conclusies en aanbevelingen. Onderbrekingen in de rode draad zijn niet aan te bevelen. Ook te veel zijwegen en details kunnen de lezer op het verkeerde spoor zetten. Belangrijk voor de rode draad is het perspectief van een opdracht. Het perspectief geeft de richting aan waarin de rode draad wijst. Vanuit het perspectief worden vaak keuzen gemaakt (bijv. de keuze voor veiligheid ten koste van gebruiksvriendelijkheid).
10
De context
De context is de omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt. De context kan vanuit een bepaald perspectief aangeboden worden. In een afstudeerverslag is context noodzakelijk voor de onderbouwing van de: probleemstelling keuzen
in de inleiding, onderbouwing opdracht; in het hoofdverslag, onderbouwing keuzen;
Context moet voldoende, maar niet overmatig, beschreven worden.
11
De argumentatie
De harde argumenten voor de onderbouwing van keuzen zijn meestal de gegeven randvoorwaarden van de opdracht. De minder harde argumenten vloeien vaak voort uit het perspectief op de context. De beoordelingsmethode van het HBO-I competenties van deze keuzen kent de volgende niveaus van beheersing die in hoge mate het beoordelingscijfer bepalen: zelfstandigheid: gedrag: context:
“uitvoeren van instructies” . . . “maken van persoonlijke keuzen”; “toe te passen” . . . “te doorgronden”; “gestructureerd/voorspelbaar” . . . “ongestructureerd/onvoorspelbaar”.
Het gebruik van strategische (‘Helicopter View’) i.p.v tactische of een operationele perspectieven en de nadruk op functionele en architectonische i.p.v. structurele keuzen zijn indicatoren voor een hoog beheersingsniveau.
12
De inhoudelijke fase, successen en mislukkingen
Er zijn studenten die denken dat alleen successen noemenswaardig zijn, over mislukkingen wordt gezwegen. Deze selectieve houding geeft een verkeerd beeld van de inspanning en de resultaten. Zeker als men aan kan tonen waarom een mislukking heeft plaats gevonden, krijgt het afstudeerverslag een dieper contrast en een grotere overtuigingskracht.
13
De inhoudelijke fase, structurele informatie
Structurele informatie betekent veel vakjargon, afkortingen, grote tabellen, gedetailleerde broncode en voetnoten. Structurele informatie in de hoofdtekst rond de ‘rode draad’ kan men beter vermijden. De delen van de hoofdtekst die veel structurele informatie bevatten, komen in aanmerking voor plaatsing de bijlagen. Vervang deze structurele informatie eventueel door korte functionele of architectonische beschrijvingen.
14
De inhoudelijke fase, afbeeldingen
Het plaatsen van afbeeldingen zoals plaatjes, grafieken, tabellen en broncode moet overwogen en gedoseerd plaats vinden. Het plaatsen van afbeeldingen als bladvulling is af te raden. Soms wordt om een leuk plaatje een kromme tekst geschreven die de rode draad verbreekt. Soms is een irrelevante afbeelding in het verslag aanwezig die de lezer op het verkeerde spoor zet. Om die reden wordt geadviseerd om eerst de tekst te schrijven en pas daarna afbeeldingen te plaatsen.
15
De inhoudelijke fase, vertrouwelijke informatie
Gegevens zoals namen van personen of (bekritiseerde) producten, adressen, bedrijfsstrategie, octrooiaanvragen of als geheim geclassificeerde defensie-informatie kunnen beter niet in het publiceerbare gedeelte van het afstudeerverslag worden opgenomen. De verantwoordelijkheid voor het wel of niet opnemen van vertrouwelijke informatie ligt bij de student en de opdrachtgever. Omdat het belang van de student gediend is bij een publiceerbaar afstudeerverslag, moeten de student en de opdrachtgever over het verstrekken van vertrouwelijke informatie tijdig afspraken maken en vastleggen.
Namen van opdrachtgevers en begeleiders in (niet-openbare) dankbetuiging. Noodzakelijke vertrouwelijke informatie in (niet-openbare) bijlagen.
16
De opmaakfase
In de opmaakfase worden de teksten om de leesbaarheid te vergroten in alinea’s en paragrafen geplaatst. Daarbij kan het beste gebruik gemaakt worden van de publiceerbare ‘paper’ (template in de twee-kolommen-mode). Opmaken betreft ook de: oppsommingen zoals ‘bullets’ en kapstokken. Deze moeten zoveel mogelijk als gewone alinea’s herschrijven worden; paragrafen die zoveel mogelijk vervangen moeten worden door alinea’s zonder ‘kop’. ´ a´ twee paragrafen per bladzijde het maximum. In de twee-kolommen-mode zijn e´ en Meestal zijn paragrafen ontstaan als opsommingen; citaten , zowel directe als indirecte citaten. Zij moeten beperkt worden in lengte en aantal. In het verslag naar kan men beter naar vakliteratuur en andere bronnen verwijzen dan ze te citeren.
17
Het taalgebruik, stijlfouten
Een veelvoorkomende stijlvormen: Stijlfouten
diverse werkwoordvormen (gebruik zoveel mogelijk de v.t.t.) Engelse ziekte (pas op met automatische spellingscontrole) ambtelijke-, passieve- en defensieve stijlvormen brokkelstijl (gevolg van opsommingen)
Bron: http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/stijl/stijlkwesties
Stijlverschillen in de tekst kunnen duiden op plagiaat. Werkwoordsvormen zoals de t.t. en o.v.t. ontstaan vaak door ongeredigeerde planningen en registraties.
18
Laatste controle
In het definitieve verslag mogen plagiaat en gemakkelijk te herkennen fouten niet aanwezig zijn. Het verschil tussen eigen teksten en teksten van anderen moet in het verslag duidelijk zijn aangegeven. Controleer de bronvermeldingen en de verwijzingen daarnaar, de paginanummers, de inhoudsopgave en de titelpagina. Tenslotte moet het afstudeerverslag in viervoud zorgvuldig worden ingebonden, eventueel worden losse bijlagen (in viervoud) apart gebundeld.
19
De componenten van het afstudeerverslag component Samenvatting Dankbetuiging Inhoudsopgave Lijst met afkortingen Inleiding Hoofdverslag Conclusies en aanbevelingen Bronvermeldingen en literatuurlijst Evaluatie Bijlagen
verplicht ja nee nee nee ja ja ja ja ja nee
openbaar ja nee nee nee ja ja ja ja nee nee
Het afstudeerverslag in ‘A4-breed-formaat’ bevat alle verplichte en enkele niet-verplichte componenten. De publiceerbare ‘paper’ in ‘twee-kolommen-formaat’ bevat alleen openbare componenten.
20
De samenvatting
Na de titelpagina van het afstudeerverslag staat de samenvatting. Het doel van een ¨ lezers zo snel mogelijk te overtuigen van de relevantie samenvatting is om potentiele van het verslag. Als een groot aantal verslagen beschikbaar is, wordt het zoeken en classificeren in eerste instantie beperkt tot de samenvattingen. Een diepgaande vervolgstudie zich kan dan beperken tot de relevante verslagen. Daarom worden in samenvattingen woorden en uitspraken opgenomen die kenmerkend zijn voor de inhoud. Een samenvatting van een verslag mag niet meer dan een paar honderd woorden bevatten.
De samenvatting wordt als laatste geschreven.
21
De dankbetuiging
In de dankbetuiging worden de personen en de bedrijven bedankt, zoals de begeleiders en de voorgangers van het afstudeerproject, familieleden en andere personen die geadviseerd of gemotiveerd hebben. In de dankbetuiging kan je beter geen docenten en beoordelaars opnemen. Docenten krijgen salaris voor hun begeleiding en de beoordelaars willen niet be¨ınvloed worden.
22
De inleiding
De ‘rode draad’ begint met een inleiding. Zo’n inleiding bevat een beschrijving van de context en de problematiek die tot de opdracht geleid heeft, Een inleiding wordt pas echt interessant voor buitenstaanders als de problematiek en de daaruit volgende opdracht in een brede maatschappelijke context geplaatst kan worden. De inleiding wordt afgesloten met een duidelijke opdrachtomschrijving of onderzoeksopdracht (zie het opstellen van het mandaat).
De inleiding wordt als eerste geschreven, direct na het mandaat
23
Het hoofdverslag
In het hoofdverslag wordt beschreven hoe de opdracht is uitgevoerd. Het is een causaal verhaal over gemaakte keuzen en de gevolgen daarvan. Het verhaal in het hoofdverslag bevat de rode draad die al in de inleiding begonnen is met de beschrijving van context van de opdracht. Het hoofdverslag kan op de volgende manier worden ingedeeld:
analyse planning uitvoering validatie
engineeringsverslag ‘state of the art’ aanpak probleem keuzen en stappen functionele test
onderzoeksverslag ‘state of the art’ methodologie bepalen onderzoeksresultaat resultaat ↔ vraagstelling
Opmerking: Van de indeling kan afgeweken worden bij o.a. engineeringsprojecten met onvolledige functionele specificaties, bij prototyping of bij combinaties van meerdere onderzoeken.
24
De conclusies en aanbevelingen
Hoewel in het hoofdverslag van een engineeringsproject op diverse plaatsen conclusies getrokken worden, moeten de belangrijkste conclusies aan het einde van het verslag samengevat worden. Bij een onderzoeksverslag mogen alleen conclusies getrokken worden op basis van de onderzoeksresultaten (“evidence based”). Het verschil tussen objectief controleerbare conclusies en subjectieve aanbevelingen moet duidelijk worden aangegeven. Bijvoorbeeld een aanbeveling kan beginnen met het zinsdeel “Naar mijn mening is . . . ”. Het is zeer aan te bevelen de belangrijkste conclusies en adviezen (dit zijn aanbevelingen die wel objectief controleerbaar moeten zijn) conform de opdrachtomschrijving of onderzoeksvraag te formuleren.
25
De lijst met bronnen
Het verschil tussen eigen teksten en teksten van anderen moet in het verslag duidelijk worden aangegeven. Bronvermelding is verplicht, ook voor de afbeeldingen. Het weglaten daarvan kan duiden op plagiaat. Het beoordelingsresultaat van de afstudeercommissie kan achteraf door de examencommissie op basis van geconstateerde fraude of plagiaat nietig verklaard worden. Om plagiaat te voorkomen, beschikt een verslag daarom over een lijst met bronnen die in elk geval de gegevens van relevante en recente vakliteratuur of publicaties van gerenommeerde onderzoeks- en onderwijsinstellingen moet bevatten. In de tekst moeten directe en indirecte citaten verwijzen naar de bron. Het gebruik van bronnen, vooral de verwijzingen naar recente en relevante vakliteratuur is belangrijk om te voldoen aan de Dublin descriptoren. Neem in de lijst vakliteratuur op die het domein van het probleem beschrijven dus niet alleen ‘hoe’ iets - maar vooral ‘wat’ er gedaan moet worden.
26
De evaluatie
De evaluatie wordt niet gepubliceerd. In de evaluatie reflecteert de student over het leerproces en de problemen tijdens het project. Daarbij moet vooral gelet worden op de leereffecten. Welke competenties waren nodig? Welke competenties ontbraken? Waren dit algemene of specifieke competenties? Daarbij kan men gebruik maken van de Dublin descriptoren en de ‘Life cycle fasen’, de architectuurlagen en het beheersingsniveau van het HBO-I.
27
De bijlagen
In de bijlagen komen de detailgegevens die nodig zijn voor de onderbouwing van de keuzen en de noodzakelijke bewijsvoering tijdens de beoordeling. Vertrouwelijke gegevens die buiten de publicatie gehouden moeten worden maar als bewijsmateriaal nodig zijn, kunnen in de bijlagen worden opgenomen. Bij engineeringsopdrachten worden de deelonderzoeken gedocumenteerd opgenomen in de bijlagen. Bij toegepast onderzoek worden enegineeringsactiviteiten, bijvoorbeeld het resulterende product of de constructie van een experimentele opstelling een als een afgeleid engineeringsproject gedocumenteerd in de bijlagen. Omdat de bijlagen vaak van verschillend formaat zijn (pdf, html, platte tekst e.d.) en de paginanummering vaak niet doorlopend is, wordt het los bundelen van de bijlagen aanbevolen. De namen van de bijlagen moeten dan opgenomen worden in de lijst met bronnen waarmee ze in het hoofdverslag op een normale manier gerefereerd worden zonder paginanummers. Het is ook mogelijk bijlagen via de ‘template’ aan te bieden.
28
Het installeren en het gebruik van de LATEX-template
Vragen over het gebruik van LATEX en de ‘template’, over het opstellen van het verslag met behulp van de ‘template’ en over de beoordeling van een afstudeerverslag worden beantwoord in de ‘faq’:
http://med.hro.nl/bropj/afstuderen/faq.pdf
29
Een goed begin is het halve werk
In eerste instantie stelt de student de ‘inleiding’ (de context, problematiek en de formulering van de opdracht/vraag) op. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de informatie die verkregen is tijdens het opstellen van het mandaat. Zo spoedig mogelijk wordt het – op schrift gestelde – concept met de begeleidende docent besproken.
De inleiding geeft richting aan de ‘rode draad’. De inleiding bepaalt de eerste indruk van de lezer.
30
De begeleiding door de docent
Overeenkomstig het terugkoppelen van de mijlpalen in de werkzaamheden met de opdrachtgever, worden de mijlpalen in de verslaggeving besproken met de begeleidende docent. Tijdens deze terugkoppeling worden alleen methodologische, redactionele en organisatorische adviezen geven. Met het geven van inhoudelijke adviezen, verspeelt de docent zijn rol als beoordelaar.
Zelfstandig werken is goed, solistisch werken is fout, het verschil is de terugkoppeling. Het afstuderen is een ‘meesterproef’, de student is verantwoordelijk!
31
Planning en organisatie rond het afstudeerverslag
Login op http://www.cmi-campus.nl Kies: Afstuderen → Formulieren → TI → ‘modulewijzer (*.pdf)’
32
Dublin descriptoren
Kennis en inzicht: Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is; Toepassen kennis en inzicht: Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied; Oordeelsvorming: Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten; ¨ en oplossingen over te brengen op publiek bestaande Communicatie: Is in staat om informatie, ideeen uit specialisten of niet-specialisten; Leervaardigheden: Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
33
Domeinbeschrijving van de ‘Life cycle fasen’ (HBO-I)
Analyseren: Analyseren van processen, producten en informatiestromen in hun onderlinge samenhang en de context van de omgeving, en opstellen van functionele specificaties; Adviseren: Formuleren van een onderbouwd advies voor de herinrichting van processen en/of informatiestromen en voor een nieuw te ontwikkelen of aan te schaffen ict-systeem op basis van een analyse en in overleg met stakeholders. ¨ tijd, organisatie(verandering), haalbaarheid en risico’s en mogelijkheden voor outsourcing Daarbij aspecten als financien, betrekken; Ontwerpen: Ontwerpen van een ict-systeem op basis van specificaties, in samenhang met een analyse en binnen de gestelde kaders voor kwaliteit, testen, beveiliging, doorlooptijd, budget en exploitatie en beheer; Realiseren: Bouwen van een ict-systeem op basis van een functioneel en technisch ontwerp en binnen de gestelde kaders voor kwaliteit, testen, beveiliging, doorlooptijd, budget en exploitatie en beheer; Beheren: Vormgeven van exploitatie en beheer van ict-systemen en zorg dragen voor invoeren, testen, integreren en inbedrijfstellen van een nieuw(e release van een) ict-systeem. Verlenen van diensten die zijn overeengekomen (in een Service ¨ In samenhang met ontwerp en realisatie zorgen voor Level Agreement) binnen gestelde kaders voor kwaliteit en financien. het onderhoud van ict-systemen.
34
Domeinbeschrijving van de ‘Ict-architectuurlagen’ (HBO-I)
Gebruikersinteractie: Gebruikersinteractie als architectuurlaag heeft betrekking op die aspecten van ict-systemen waarin de interactie van en over het ict-systeem met de (eind)gebruiker centraal staat; Bedrijfsprocessen: De architectuurlaag bedrijfsprocessen heeft betrekking op aspecten van ictsystemen die de bedrijfsvoering ondersteunen. Daarbij gaat het om de functionaliteit van het systeem als geheel (geautomatiseerde en niet geautomatiseerde delen) bezien vanuit de context van de te realiseren bedrijfsdoelen; Software: De beroepstaken in deze laag zijn gericht op het ontwikkelen van (applicatie) software. Ter verduidelijking: in deze architectuurlaag heeft beheer betrekking op beheertaken die onderdeel zijn van de ontwikkeling (en aanpassing) van software. Beheer in de betekenis van exploitatie speelt zich af in de architectuurlaag infrastructuur. Infrastructuur: De architectuurlaag infrastructuur omvat het aspect van een ict-systeem dat als dienst kan functioneren. Naast de traditionele hardware-infrastructuur gaat het daarbij nadrukkelijk ook (steeds meer) om een softwareinfrastructuur; Hardware interfacing: Hardware interfacing is de architectuurlaag waar het domein van de Bachelor of ICT het domein van de elektrotechnicus het dichtst benadert.
35
Domeinbeschrijving van het ‘Beheersingsniveau’ (HBO-I)
1. Zelfstandigheid: heeft een bereik van “uitvoeren van instructies” tot “maken van persoonlijke keuze”; 2. Gedrag: representeert het waarneembare resultaat van een houding en heeft een bereik van “het vermogen om toe te passen” tot “het vermogen om te doorgronden”; 3. Context: heeft een bereik van “gestructureerde voorspelbare” situaties tot “onvoorspelbare – ongestructureerde” situaties.
36
analyse advies ontwerp realisatie beheer
Opleidingsdomein ‘Technische Informatica’
gebruikersinteractie bedrijfsprocessen 1 software 3 3 3 infrastructuur 2 2 2 hardware interfacing 1 1 1
1 3 2 1
1 1 1 1
37
Bachelor of Information and Communication Technology
Bachelor of Information and Communication Technology (Nederlandse afkorting: B ICT; internationale afkortingen: BIT, BInfTech, BInfoTech of B.ICT) is een hbo-bachelorgraad in Nederland in kader van het Bachelor-Masterstelsel. De internationaal erkende graad geeft aan dat men een opleiding heeft afgerond aan een hogeschool in de richting van de opleidingen op het gebied van de Informatie- en Communicatietechnologie (ICT). Deze opleidingen omvatten de basisbeginselen omtrent softwareontwikkeling en programmeren, databases, netwerkinfrastructuur, datacommunicatie en multimediaontwerp. De studenten kunnen zich hebben gespecialiseerd in richtingen als Technische Informatica, Information Engineering, Bedrijfskundige Informatica en Informatica. De bachelorgraad is equivalent aan de oude Nederlandse titel ingenieur (ing.). Deze graad mag men achter zijn of haar naam plaatsen, b.v. ”T. Zijwaards, B ICT”.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Bachelor of Information and Communication Technology