HET KIJKONDERZOEK METHODOLOGISCHE BESCHRIJVING
Amstelveen, 1 januari 2008
Dit document is geschreven door Intomart GfK, MediaXim in samenwerking met SKO bureau.
© Auteursrecht voorbehouden. Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de voormelde instantie.
Inhoudsopgave 1. INLEIDING
1
2. STICHTING KIJKONDERZOEK
3
3. DE HISTORIE IN HET KORT
5
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
1965 - 1974: DAGBOEKONDERZOEK 1974 - 1987: DAGBOEK AANGEVULD MET FREQUENTIEMETER 1987 - 2001: HET CONTINU KIJKONDERZOEK (CKO) 1997: EXTERN ONDERZOEK NAAR VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID VAN HET CKO SINDS 2002: HET KIJKONDERZOEK VAN SKO
4. ESTABLISHMENT SURVEY 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
HET UNIVERSUM STEEKPROEFTREKKING EN QUOTERING VRAGENLIJST EN VELDWERK RESPONSBEVORDERENDE MAATREGELEN ALLOCHTONEN RAPPORTAGE
5. DE METING VAN HET KIJKGEDRAG 5.1
HET KIJKERSPANEL
5.2
DE KIJKMETER
5.3
DATACOLLECTIE EN CALCULATIE
5.4
DATALEVERING
5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8 5.1.9 5.1.10 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.2.6 5.2.7 5.2.8 5.2.9 5.2.10 5.2.11 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.3.4 5.3.5
1-1-2008
Populatie en representativiteit Selectie van huishoudens Wervingsmatrix Selectie op randtotalen Werving panelleden Vergoedingen en incentives Ondervragingen en enquêteursbezoeken Telefonisch contact www.kijkerspanel.nl Beëindiging van het panellidmaatschap Eisen en wensen metersysteem Zenderdetectie Picture Matching Reference sites De VBI-module Enhanced Audio Matching De afstandsbediening: persoonsregistratie Video, DVD en Harddisk Uitgesteld kijkgedrag Onbekend schermgebruik Gasten Datacollectie Validatie Controle door de afdeling Panelbeheer Weging Rapportage
5 6 9 13 15
17 17 18 18 20 21 22
24 24
24 25 26 26 27 28 29 29 30 30 31
32 32 33 36 36 37 40 42 42 43 43 44
44 45 47 48 50 50
6. TIJDSBEPALING EN CLASSIFICATIE PROGRAMMA’S EN SPOTS 6.1 INPUT VAN DE ZENDERS 6.2 HET TVTIMEN
6.2.1 Tijdsbepaling voor programma’s en spots 6.2.1.1 6.2.1.2 6.2.1.3 6.2.1.4
Registratie van programma’s en spots Rapportage Voorbeeld tijdsbepaling Bijzondere situaties
6.2.2 Classificatie van programma’s 6.2.2.1 6.2.2.2 6.2.2.3 6.2.2.4
6.2.3
Basisinformatie Programmacodering De variabele follows Identificatie van storingen
Classificatie van spots
6.2.3.1 Basisinformatie 6.2.3.2 Spotlengte 6.2.3.3 TVTID 6.2.3.4 CLA classificatie 6.2.3.5 Identificatie van storingen 6.3 CONTROLEPROCEDURES
6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4
Eerste dagcontrole (ochtend) Tweede dagcontrole (middag) Weekcontrole en levering Weekherlevering
6.4 DATALEVERING
6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4
Eerste daglevering Dagherlevering Weeklevering Weekherlevering
6.5 TECHNIEK
6.5.1 6.5.2 6.5.3 6.5.4
Stations voor video-ontvangst Beeldservers File- en databaseserver Registratie werkstations
7. RUWE DATA EN RAPPORTAGES 7.1
BESTANDEN MET UITZENDGEGEVENS
7.2
BESTANDEN MET RESPONDENTGEGEVENS
7.3
CODEBOEKEN
7.4
RAPPORTAGES
7.1.1 7.1.2 7.1.3
Programma’s Spots Classificatie van de commercials
7.2.1 Kijktrajecten 7.2.2 Uitgesteld kijkgedrag 7.2.3 Achtergrondkenmerken 7.2.4 Weegfactoren 7.3.1 7.3.2 7.3.3
7.4.1 7.4.2
1-1-2008
Zendertabel Codeboek achtergrondkenmerken Codeboek plaats TV toestel Standaardrapporten Referentierapporten
52 52 53
54 54 54 55 55
55 56 56 57 57
57
58 58 58 59 59 59
59 60 61 61 62
62 63 63 63 64
64 64 64 65 66 66
66 66 67 67
67 68 68 69 69
69 69 70 70
70 71
8. VERPLICHTE CALCULATIE- EN RAPPORTAGEREGELS SKO 8.1 INLEIDING 8.2 VERPLICHTE CALCULATIEREGELS
8.2.1 8.2.1.1 8.2.1.2 8.2.1.3 8.2.1.4 8.2.1.5
8.2.2 8.2.3
8.2.3.1 8.2.3.2 8.2.3.3
8.2.4 8.2.5
8.2.5.1 8.2.5.2 8.2.5.3 8.2.5.4 8.2.5.5 8.2.5.6
8.2.6
8.2.6.1 8.2.6.2 8.2.6.3 8.2.6.4
8.2.7
KIJKDICHTHEID Programma Tijdvak Totaalzenders Spots Reclameblokken
MARKTAANDEEL BEREIK
Programmabereik Zenderbereik Spotbereik
KIJKTIJD RESULTATEN VOOR MEERDERE UITZENDINGEN Cumulatieve kijkdichtheid Contactfrequentieverdeling Cumulatieve contactfrequentieverdeling Cumulatief bereik Gemiddelde contactfrequentie Aangepaste gemiddelde contactfrequentie
STEEKPROEVEN
Dagsteekproeven Periodesteekproeven Weegfactor Doelgroep selectie
OVERIGE CALCULATIEREGELS
8.2.7.1 Samennemen programmadelen 8.2.7.2 Kijkgedrag bij anderen thuis 8.2.7.3 Afronding 8.2.7.4 Populatiegrootte 8.2.7.5 Overgang van percentages naar absolute aantallen 8.3 AANVULLENDE VERPLICHTE CALCULATIEREGELS
8.3.1 8.3.2 8.3.3
NIEUWE RAPPORTAGETYPEN CALCULATIEREGELS TIJDENS UITZENDING (TU) CALCULATIEREGELS UITGESTELD KIJKEN (UGK)
8.3.3.1 Uitstelduur 8.3.3.2 Marktaandeel in totaal UGK 8.3.3.3 Aandeel UGK in kijkdichtheid 8.3.3.4 Dag aandeel in UGK 8.4 VERPLICHTE RAPPORTAGEREGELS
8.4.1 8.4.1.1 8.4.1.2
8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.4.5 8.4.6 8.4.7 8.4.8 8.4.9 8.4.10
1-1-2008
Bronvermelding Externe rapportage en publicatie Interne rapportage
Resultaattype Periode in het jaar Tijdvak Doelgroep Steekproefomvang Populatiegrootte Kijkgedrag bij anderen thuis Minuutoverlap Afronding resultaten
72 72 78
79 79 80 80 81 81
81 82
82 82 83
84 84 84 84 85 86 86 87
87
87 88 88 89
89
89 90 90 90 91 92
92 92 93 94 95 95 95 96
96 96 97
97 97 97 98 98 98 99 99 99
9
ADVIESREGELS 9.1 ADVIESREGELS SKO COMMON CURRENCY
9.1.1 9.1.2 9.1.3
Door SKO gebruikte resultaattypen Andere resultaattypen Overige SKO adviezen
9.2 AANVULLENDE ADVIESREGELS VOOR RAPPORTAGETYPE ‘TIJDENS UITZENDING’ (TU)
9.1.4 9.1.5 9.1.6 9.1.7
Blokfactor tijdens uitzending Inheritance tijdens uitzending Persistentie tijdens uitzending Samen kijken tijdens uitzending
9.3 AANVULLENDE ADVIESREGELS VOOR RAPPORTAGE UITGESTELD KIJKEN (UGK)
10
DEFINITIES
10.1 KIJKGEDRAG IN DE COMMON CURRENCY 10.2 KIJKGEDRAG IN OVERIGE RESULTAATTYPEN
10.2.1 10.2.2 10.2.3
Resultaattypen tijdens uitzending (TU) Resultaattypen uitgesteld kijken (UGK) Resultaattypen uitgesteld kijken (UGK)
10.3 BESTANDEN IN HET KIJKONDERZOEK
1-1-2008
100 100
100 101 101 104
105 105 105 106 106
108 108 108
108 108 108 109
1. INLEIDING
In de wereld van televisie zijn kijkcijfers belangrijk. Kijkcijfers geven aan hoeveel en wat voor mensen naar een televisieprogramma hebben gekeken. Zij zijn een graadmeter voor het succes van een programma en dat is precies wat televisiezenders willen weten. Met deze informatie kunnen zij de inhoud en het tijdstip van hun programma’s afstemmen op wat de kijker belangrijk vindt. In de markt van in- en verkoop van televisiereclame vervullen kijkcijfers de functie van “beurskoersen” waarmee omroepen, mediabureaus en adverteerders hun handelsverkeer regelen. De kijkcijfers in Nederland komen uit het kijkonderzoek van Stichting KijkOnderzoek (SKO) dat wordt uitgevoerd door Intomart GfK en TV Times. In deze methodologische beschrijving wordt beschreven hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd. Deze beschrijving van het onderzoek is samengesteld ten behoeve van de gebruikers van de uitkomsten van het onderzoek en andere belangstellenden. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 kort ingegaan op de Stichting KijkOnderzoek: de opdrachtgever van het kijkonderzoek. In hoofdstuk 3 wordt de geschiedenis van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de Establishment Survey die vooraf gaat aan het kijkonderzoek. In hoofdstuk 5 komt de gehanteerde onderzoeksmethode en de techniek van de kijkmeter aan de orde. In hoofdstuk 6 gaat het om de tijdsbepaling en classificatie van programma’s en spots. In hoofdstuk 7 worden de ruwe data en rapportages van het kijkonderzoek beschreven. Tot slot volgen in hoofdstuk 8 de in SKO gehanteerde calculatie- en rapportageregels. Bij het opstellen van deze methodologische beschrijving is er naar gestreefd alle voor de gebruiker relevante methodologische achtergronden te beschrijven en samen te vatten. Gezien de complexiteit en de snelheid in aanpassing aan de continu veranderende omgeving (technisch, demografisch) van de gebruikte methodologie is het echter onmogelijk hierbij volledig te zijn. De diverse methodes waarmee het kijkonderzoek wordt uitgevoerd, worden doorlopend kritisch geëvalueerd en in overleg met de opdrachtgever zo nodig bijgesteld en verbeterd. Deze methodologische beschrijving van het kijkonderzoek is bijgewerkt tot en met januari 2007 en vervangt daarmee de laatste versie van de methodologische beschrijving het KijkOnderzoek (SKO) uit maart 2003. Voor informatie over eventuele aanpassingen in 2007 in de methodiek van het kijkonderzoek of voor eventuele andere vragen kunt u contact opnemen met Stichting KijkOnderzoek. Voor informatie van het periode vóór 2003 verwijzen wij naar: Intomart. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO) versie 7 maart 2000. Hilversum: Intomart.
1-1-2008
1 /110
Wie behoefte heeft aan een minder uitvoerige beschrijving van het kijkonderzoek verwijzen wij graag naar de volgende publicatie die een toegankelijke inleiding op de methode en de gebruikersmogelijkheden van de kijkcijfers biedt: A. van Meurs en N. Kalfs (2003). Televisie: Kijkonderzoek. In: A.K. den Boon, P. Neijens (Editors), Media & reclame. Groningen: Wolters-Noordhoff. Peeters, A. , Jager, R & Kalfs, N. (2005). Wie kijkt? De meting achter de kijkcijfers. Amsterdam: Boom.
1-1-2008
2 /110
2. STICHTING KIJKONDERZOEK
Stichting KijkOnderzoek (SKO) is een marktbrede organisatie, waarin alle partijen vertegenwoordigd zijn die direct betrokken zijn bij de in- en verkoop van (commerciële) zendtijd: de Stichting tot Promotie en Optimalisatie van Televisiereclame (SPOT), de Publieke Omroep, de BVA/Associatie Nederlandse Adverteerders en het Platform MediaAdviesbureaus (PMA), dit alles onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het bepalen van de organisatie, vorm en inhoud van het kijkonderzoek. Het bestuur wordt bijgestaan door een Technische Commissie die advies geeft over de inhoud en methode van het onderzoek. Hiermee is een zogenaamde JIC, een Joint Industry Committe, in het leven geroepen voor het besturen van het kijkonderzoek. Steeds vaker wordt deze vorm als een moderne organisatie van het mediaonderzoek beschouwd. Binnen SKO vindt besluitvorming plaats op basis van consensus. SKO is opgericht in 2000 en heeft ten doel: • het uitvoeren en doen uitvoeren van (continu) kijkonderzoek naar televisie uitzendingen ten behoeve van onder meer publieke en commerciële omroepen en instellingen die zich bezighouden met reclame uitzendingen (zowel op televisie als op internet) bij die omroepen, adverteerders en mediabureaus; • het in eigendom beheren en uitgeven van de data uit het (continu) kijkonderzoek. De waarde van SKO is gelegen in het feit dat er onder haar verantwoordelijkheid slechts één onderzoek naar het kijkgedrag van de Nederlandse bevolking wordt uitgevoerd in opdracht van alle belanghebbende partijen. Het gaat om één onderzoek dat vertrouwen geniet in de markt. Vertrouwen begint met actieve betrokkenheid van alle marktpartijen, exploitanten, bureaus en adverteerders. Bij het televisie onderzoek waren in het verleden niet alle partijen zo nadrukkelijk betrokken als men wel zou wensen. Met name de adverteerders, om wie het in het commerciële traject van zowel de publieke als commerciële omroep toch uiteindelijk gaat, waren niet of nauwelijks bij het kijkonderzoek betrokken. Door participatie van alle belanghebbende partijen in SKO is een maatschappelijk algemeen aanvaarde, statistische ‘gouden standaard’ ontstaan op basis waarvan een wetenschappelijk nauwkeurige, valide, betrouwbare en relevante vaststelling van het kijkgedrag mogelijk is. Het vertrouwen in het kijkonderzoek is groot doordat de controleerbaarheid en transparantie groot is. Daarvan is deze methodologische beschrijving een goed voorbeeld. Uitvoerende onderzoeksbureaus zijn Intomart GfK en TV Times. De contracten zijn ingegaan op 1 januari 2002 met een looptijd van vijf jaar. Op 2 november 2006 zijn deze contracten vernieuwd voor een periode van drie jaar. Binnen de contracten is rekening gehouden met de opkomst van technologische ontwikkelingen die de meting van het kijkgedrag kunnen beïnvloeden in de komende jaren.
1-1-2008
3 /110
Het toekomstige kijkonderzoek wordt ontwikkelingen bij het televisiekijken.
afgestemd
op
de
nieuwste
technische
Binnen de nieuwe contractperiode, die op 1 januari 2007 ingaat, wordt de techniek ‘Enhanced Audio Matching’ in de Taris5000 meter geïntroduceerd. Deze techniek die met geluidsherkenning werkt, maakt het mogelijk het zogenaamde ‘uitgestelde kijken’ te gaan meten. Als panelleden via hun Video, of DVD- of Harddisk-recorder opgenomen televisieprogramma’s bekijken, kan dat in de standaard kijkcijfers worden opgenomen. Het SKO bestuur besloot in 2006 dat dit uitgestelde kijken, standaard onderdeel wordt van de Common currency.
Ook een onderdeel van de nieuwe overeenkomst is een test met een portable people meter voor televisie. De portable people meter meet het kijkgedrag via een apparaatje dat respondenten met zich mee dragen. Uit de test moet blijken of een portable people meter het mogelijk maakt, naast de bestaande vormen van televisie kijken, nieuwe vormen van kijken te meten – zoals uitgesteld, online en mobiel – zonder dat de belasting van de respondent toeneemt. De eerste test gaat in maart 2007 lopen. Een tweede test, waarin naar de exacte registratie van het kijkgedrag wordt gekeken, zal in het najaar van 2007 starten.
Omdat kijkgedrag als gevolg van nieuwe distributietechnieken wellicht verder gaat veranderen in de komende jaren, is in 2006 ook een start gemaakt met het onderzoeken van alternatieve bronnen van kijkinformatie. Ten eerste wordt er overleg gepleegd met een aantal kabelmaatschappijen en telecom-bedrijven. Nagegaan wordt of er uit de settop boxen van deze distributeurs voor SKO relevante data kan worden uitgelezen. Samenwerken hierin zou een toekomstig scenario kunnen zijn. Ten tweede is er een start gemaakt met een streaming video project. Vraag is of er inzicht verkregen kan worden in het kijken van televisie-content via het internet (streaming video) zoals bijvoorbeeld Uitzending Gemist. Een subgroep uit de Technische Commissie heeft een manier uitgewerkt waarmee SKO kan rapporteren hoe vaak programma’s zijn opgevraagd op internet, naast de reguliere kijkcijfers. Waarschijnlijk zullen in de tweede helft van 2007 voor het eerst kijkcijfers van een programma, naast de streaming cijfers van hetzelfde programma gerapporteerd kunnen worden.
Tenslotte is voorzien in een commercial audit voor de regionale en een aantal thematische zenders. Meer informatie over SKO is beschikbaar op www.kijkonderzoek.nl.
1-1-2008
4 /110
3. DE HISTORIE IN HET KORT
3.1 1965 - 1974: DAGBOEKONDERZOEK
Het kijkonderzoek is in Nederland gestart op 2 januari 1965 door Intomart GfK in opdracht van de Publieke Omroep (voorheen NOS en omroepen). In 1967 is de Ster als opdrachtgever erbij gekomen. Van 1965 tot medio 1987 werd het kijkgedrag gemeten in een panel van 1.500 personen van 12 jaar en ouder dat een dagboek bijhield waarin de televisieprogramma's van een week van de zenders Nederland 1 en 2 stonden vermeld. De panelleden kruisten de programma’s aan, die zij voor tenminste de helft hadden gezien en gaven deze programma’s een waardering in de vorm van een rapportcijfer. Tot 1974 werden de dagboeken per post heen en teruggezonden. In figuur 1 is een voorbeeld van deze dagboeken opgenomen.
Figuur 1: Televisiedagboek Naast de dagboekmeting op persoonsniveau vond vanaf 1966 ook een aanvullende meting plaats op toestelniveau. Een door Philips-dochter Electrologica speciaal hiertoe voor Intomart GfK ontwikkelde meter (de kijkmeter) werd aangesloten op het televisietoestel. Via de geluidskanalen van de zenders Nederland 1 en 2 werd eens per 5 minuten (en tijdens reclame-uitzendingen eens per 15 seconden) een per zender verschillend signaal met een datum-/tijdcode meegezonden. Als het tv-toestel stond ingeschakeld, werd dit codesignaal opgenomen op een in de kijkmeter geplaatste audiocassette (zie de figuren 2 en 3). Deze cassette werd wekelijks door de Intomart 1-1-2008
5 /110
GfK-enquêteur vervangen. Dit onderzoek vond tot 1974 plaats in een onafhankelijke steekproef van 600 huishoudens. 3.2 1974 - 1987: DAGBOEK AANGEVULD MET FREQUENTIEMETER
Vanaf 1974 werden de beide onderzoekssystemen gecombineerd in één steekproef van circa 600 huishoudens waarin alle gezinsleden in dagboekjes hun kijkgedrag bijhielden (kinderen onder 12 jaar onder toezicht van hun moeder of verzorger) en waarbij het televisietoestel werd uitgerust met een kijkmeter. Vanaf toen werden naast de cassettes ook de dagboekjes wekelijks door enquêteurs uitgereikt en opgehaald. Vanaf dit moment was het mogelijk het individuele kijkgedrag en het kijkgedrag per toestel aan elkaar te relateren. Alle via dagboekjes en cassettes verzamelde data werden ingevoerd in de computer en verwerkt tot rapporten met kijkdichtheids- en waarderingscijfers per programma en (met name ten behoeve van de Ster) toestelbereikscijfers per 5 minuten (voor reclameuitzendingen per minuut). Ongeveer twee weken na de televisie-uitzendingen waren de resultaten voor de opdrachtgevers Publieke Omroep en Ster alsmede voor reclame- en mediabureaus beschikbaar. Het dagboek bevatte alleen de zenders Nederland 1 en 2. Om inzicht te krijgen in het kijkgedrag naar buitenlandse zenders, werd twee weken per jaar het dagboek uitgebreid met een aantal buitenlandse zenders. In figuur 4 wordt de werking van de kijkmeter in de periode van 1966 tot 1987 schematisch weergegeven.
1-1-2008
6 /110
Figuur 2: De eerste kijkmeter: toestelregistratie vanaf 1966
1-1-2008
7 /110
Figuur 3: Het uitlezen van de cassettes
Figuur 4: De kijkmeter van 1966 tot 1987
1-1-2008
8 /110
3.3 1987 - 2001: HET CONTINU KIJKONDERZOEK (CKO)
Met de toenemende bekabeling van Nederland en het daardoor steeds groter wordende aantal te ontvangen televisiezenders, bleek de dagboekmethode te beperkt voor het meten van het complexer geworden kijkgedrag. Bovendien moest gezocht worden naar een methode waarmee de resultaten sneller beschikbaar zouden zijn. Dit was voor de opdrachtgevers aanleiding te besluiten tot ingrijpende wijzigingen in de methode van dataverzameling. Voor het nieuwe onderzoek werd gekozen voor de 4900-Persoonsmeter, een door de AGB-groep (waarvan Intomart GfK toen deel uitmaakte) ontwikkeld elektronische meetsysteem. Met deze 4900-meter (zie figuur 5) konden alle te ontvangen zenders, het video-kijkgedrag en waarderingen van programma’s worden gemeten, de medewerking was voor de panelleden veel minder belastend dan het invullen van een dagboekje en de resultaten waren de ochtend na uitzending direct on-line beschikbaar. Op 29 juni 1987 werd dit nieuwe systeem in gebruik gesteld door de toenmalige Minister van WVC, Mr. Drs. L.C. Brinkman.
1-1-2008
9 /110
Figuur 5: De 4900-meter met oude afstandsbediening
De 4900-meter registreerde met een kanaaldetector op welke frequentie het toestel stond afgesteld. Op basis van opgaven van de kabelmaatschappijen en eigen onderzoek kon de frequentie of het kanaal waar men naar keek worden toegekend aan een zender. Voor een gedetailleerde beschrijving van de werking van de 4900-frequentiemeter en de algehele onderzoeksmethodologie tot 2002 verwijzen we hierbij graag naar de methodologische verantwoording van het CKO1. Om de dag na uitzending over programma’s en spots te kunnen rapporteren, werden programma- en commercialgegevens van een groot aantal zenders gecodeerd. Tot 2000 gebeurde dit helemaal handmatig met behulp van codeurs, vanaf september 2000 meer automatisch met behulp van de icCoder (zie figuur 6).2 Door de overgang van videobanden naar digitaal opgeslagen beelden en de daarmee verbonden semi-automatisering werden 1
Intomart GfK. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO) versie 7 maart 2000. Hilversum: Intomart GfK.
2
Voor een beschrijving van de Intocodering verwijzen wij naar de volgende publicatie: Intomart GfK. (2000). Het Continu Kijkonderzoek: Methodologische beschrijving van het Continu KijkOnderzoek (CKO) versie 7 maart 2000. Hilversum: Intomart GfK.
1-1-2008
10 /110
de nauwkeurigheid en snelheid ook bij een toename van het aantal te coderen zenders gewaarborgd. Bovendien werd met de nieuwe techniek op secondeniveau geregistreerd. Door de CKO-adviescommissie die als Technische Commissie van het CKO fungeerde, is echter besloten eventuele wijzigingen in de calculatie en rapportage over te laten aan de op te richten stichting voor het nieuwe kijkonderzoek dat vanaf 2002 in werking zou treden.
Figuur 6: De icCoder
Na de introductie van de 4900-meter in 1987 heeft het onderzoek naast de invoering van de nieuwe intocodering een groot aantal andere veranderingen ondergaan. Samengevat was tussen 1987 en 2001 van de volgende veranderingen sprake: • Begin 1995 is IP (mede namens RTL en Veronica) als hoofdopdrachtgever erbij gekomen. • De landelijke steekproef is begin 1991 uitgebreid van 700 huishoudens naar 850 huishoudens en in 1995 naar 1.000 huishoudens. • Begin 1992 is het panel uitgebreid met 150 extra huishoudens (oversampling) ten behoeve van lokale metingen in Amsterdam en tot en met 1996 ook in Rotterdam. • Sinds april 1999 is de steekproef van het panel uitgebreid naar 1.250 huishoudens, waarvan een deel is gebruikt om de steekproefgrootte in een aantal regio’s disproportioneel op te hogen. Met deze ophoging is regio in de weegmatrix als extra kenmerk opgenomen en is een uitgebreide regionale rapportering mogelijk geworden.
1-1-2008
11 /110
•
• • • •
•
•
Door de groei van het aantal toestellen per huishouden en de toename van het aantal videorecorders en schotelontvangers is het panel uitgebreid met meer verschillende registratiemodules. In 1996 werd de afstandsbediening vervangen door een steviger, onderhoudsvriendelijker en moderner model. Sinds 1996 worden commercials van verschillende exploitanten geharmoniseerd, waardoor er veel eenvoudiger campagnes kunnen worden gedefinieerd. Begin 1999 zijn, na een proefperiode, de ruwe data van het kijkonderzoek beschikbaar gekomen voor alle participanten. Vanaf november 1999 werd na een proefperiode voor het eerst informatie uit huishoudens met een 4900-meter met Picture Matching™ (zie § 5.2.3) als nieuwe meettechniek opgenomen in de dagelijkse rapportage van de kijkcijfers. In 2000 en 2001 werd het aantal Picture Matching huishoudens langzaam uitgebreid, met name in huishoudens waar het kijkgedrag door digitale ontvangstmogelijkheden niet meer met de 4900-meter kon worden gemeten. De werving van de panelleden op basis van de Radiobasisondervraging werd in 2000 geautomatiseerd. Bij de nieuwe wervingsmethode werden de benodigde huishoudens automatisch in een juiste samenstelling geselecteerd. Hierbij werd ondermeer per te werven kenmerk rekening gehouden met de te verwachten respons. De werving en het onderhoud van het panel verliep sindsdien efficiënter. De criteria waarmee de huishoudens werden geworven zijn inzichtelijk gemaakt waarmee dit proces beter kon worden aangestuurd. Vanaf juni 2001 werden ter voorbereiding op het nieuwe contract voor het kijkonderzoek (zie de volgende paragraaf) in een testpanel de nieuwe 5000-meters geïnstalleerd, waarbij zenders, naast Picture Matching, ook op basis van de zogenaamde VBI-code kunnen worden herkend. Vanaf oktober 2001 werd in de openbare kijkcijfers informatie uit huishoudens met een 5000-meter gerapporteerd. Vanaf eind 2001 tot en met december 2002 werden alle resterende 4900 meters in het kijkerspanel vervangen door de nieuwe 5000 meter.
1-1-2008
12 /110
3.4 1997: Extern ONDERZOEK NAAR VALIDITEIT EN BETROUWBAARHEID VAN HET CKO
In 1997 heeft de Nederlandse adverteerdersorganisatie BVA/Associatie Nederlandse Adverteerders een onderzoek laten uitvoeren naar de validiteit en betrouwbaarheid van het kijkonderzoek3. Dit validatie-onderzoek werd uitgevoerd door professor M. Wedel van de Universiteit van Groningen en Dr. A.K. den Boon (onafhankelijk deskundige). Het validatie-onderzoek richtte zich op de validiteit en betrouwbaarheid van de gegevens van het CKO en de relevantie en de toegankelijkheid van deze gegevens voor de adverteerders. Het onderzoek was toegespitst op de volgende onderdelen: 1. Beoordeling van de trekking en samenstelling van de moedersteekproef (basisbestand). 2. Beoordeling van de trekking en samenstelling van de panelsteekproef, inclusief de procedures waarmee de panelhuishoudens worden gerekruteerd en aangevuld uit de moedersteekproef. 3. Beoordeling van het systeem van de knoppenmeter. 4. Beoordeling van de betekenis en de kwaliteit van het coïncidentele onderzoek van Intomart GfK. 5. Analyses en beoordeling van de validiteit en betrouwbaarheid van de kijkdichtheden. 6. Het formuleren van aanbevelingen voor het onderzoek op bovengenoemde punten. De validatiecommissie heeft zich op basis van de door Intomart GfK beschikbaar gestelde gegevens, verregaand verdiept in alle aspecten van het onderzoek. Hierbij is ook een serie analyses verricht op de ruwe data en de dagelijks door Intomart GfK gecalculeerde rapportering. De conclusies van het validatierapport waren zeer positief: “De conclusie die getrokken kan worden uit de bevindingen is dat het CKO geen enkele belangrijke tekortkoming laat zien in de procedures van de steekproeftrekking, in de verzameling en de verwerking van de gegevens of in de controleonderzoeken. In het algemeen kan worden gesteld dat het onderzoek een hoge validiteit heeft, ook voor het inkopen van reclameruimte op televisie.” In het rapport waren ook een aantal aanbevelingen opgenomen ter verbetering van het onderzoek. Er was vooral behoefte aan een grotere steekproef (destijds 1.000 huishoudens) ter verhoging van de betrouwbaarheid van de uitkomsten. Inmiddels is de steekproef vergroot tot 1.240 huishoudens. Andere aanbevelingen van de adverteerders hadden onder andere betrekking op de representativiteit van het onderzoek ten aanzien van allochtonen, aanvullend onderzoek
3
A.K. den Boon & M. Wedel (1997). Validiteit en betrouwbaarheid van kijkcijfers: Onderzoek naar de kijkdichtheidsgegevens van het Continu KijkOnderzoek van Intomart GfK. Amsterdam: Mediacommissie van de BVA/Associatie van Nederlandse Adverteerders.
1-1-2008
13 /110
naar het kijkgedrag buitenshuis, het terugbrengen van de persistentiegrens van 15 naar 5 seconden en een spreiding van het coïncidentele onderzoek over het gehele jaar.
1-1-2008
14 /110
3.5 SINDS 2002: HET KIJKONDERZOEK VAN SKO
Sinds 1 januari 2002 is het CKO overgegaan in het kijkonderzoek van Stichting KijkOnderzoek (SKO). SKO is verantwoordelijk voor de rapportering van het kijkonderzoek; de bronvermelding is gewijzigd in bron: Stichting KijkOnderzoek (SKO). Het SKO en het CKO verschillen op een groot aantal aspecten, zoals bijvoorbeeld: •
De panelomvang van 1.300 huishoudens (een landelijke steekproef van 1.225 huishoudens plus 75 huishoudens uit de regionale oversampling) is teruggebracht naar 1.245 huishoudens (een landelijke steekproef van 1.200 huishoudens plus een regionale oversampling van 45 extra huishoudens in de provincies Drenthe, Flevoland, Overijssel en Zeeland).
•
De populatiekenmerken ten behoeve van de werving en de weging van het panel worden niet meer gebaseerd op de Radiobasisondervraging, maar op een speciaal voor SKO opgezette Establishment Survey, waarbij jaarlijks netto 6.000 huishoudens worden ondervraagd.
•
Huishoudens worden niet meer uit de Radiobasisondervraging van het voorgaande jaar geworven, maar uit de Establishment Survey van het afgelopen half jaar. Dit garandeert de werving in een steekproef van verse adressen, waarbij tevens het aandeel allochtone huishoudens in de Establishment Survey (zowel wel als niet Nederlands sprekend) representatief is vertegenwoordigd.
•
De werving van huishoudens geschiedt op basis van een wervingsmatrix van maximaal 100 verschillende cellen, waar mogelijk uitgebreid met extra criteria.
•
Per 1 januari 2007 wordt het TV-panel op basis van MOA Gouden Standaard gewogen. Met ingang van maandag week 1, 2007, zijn de achtergrondvariabelen en universa gewijzigd.
•
De 4900-frequentiemeter is in 2002 volledig vervangen door de 5000-meter waarbij de zenderherkenning wordt gebaseerd op Picture Matching en de VBI-code. Sinds 12 april 2007 is een nieuwe techniek operationeel in de kijkmeter van het kijkonderzoek: Enhanced Audio Matching. Het betreft een techniek die gebruik maakt van het matchen van audio-samples om het kijkgedrag te registeren. Deze nieuwe techniek is de derde zenderherkenningstechniek die, naast Picture Matching en de VBI-code, door Intomart GfK wordt gebruikt voor het kijkonderzoek in Nederland. Audio Matching maakt het onder andere mogelijk om kijkgedrag via zeer moderne TV-apparaten en allerhande nieuwe randapparatuur zeer betrouwbaar te meten en te rapporteren.
1-1-2008
15 /110
•
Sinds 2002 worden televisietoestellen in tweede woningen aangesloten op het meetsysteem.
•
Gasten kunnen eenvoudiger worden aangemeld. Bovendien wordt gedetailleerde informatie over leeftijd en geslacht (16 categorieën) verkregen. Tevens zijn gasten sinds 1 april 2003 opgenomen in de doelgroepen van het kijkonderzoek: door middel van fusietechnieken worden doelgroepkenmerken aan gasten toegekend.
•
Vanaf 1 januari 2003 “DVD” als een nieuwe de zender toegevoegd (zendercode 345) en vanaf 13 februari 2006 is een nieuwe zender ‘HD’ (harddisk recorder) toegevoegd (zendercode 355). Deze zenders DVD en HD bevatten al het kijkgedrag anders dan live kijken naar televisiezenders, gedurende de tijd dat de DVD- en HD-recorder actief is en de TV op de recorder staat afgestemd. Het gaat hier om het afspelen van eerder opgenomen uitzendingen, near-live kijkgedrag, het afspelen van de DVD via ingebouwde speler/recorder en ook om gebruik van EPG, spelletjes of kijken naar eigen filmmateriaal.
•
De dagelijkse codering van programma- en spotfiles vindt niet langer plaats bij Intomart GfK, maar wordt in opdracht van SKO uitgevoerd door TV Times Nederland.
In deze methodologische beschrijving worden de bovengenoemde aanpassingen uitvoerig besproken.
1-1-2008
16 /110
4. ESTABLISHMENT SURVEY
Ten behoeve van het kijkonderzoek wordt jaarlijks door Intomart GfK een Establishment Survey uitgevoerd in een landelijk representatieve steekproef van jaarlijks netto 6.000 huishoudens. Ten behoeve van de gebieden waar het kijkerspanel is oversampled is de steekproef van de Establishment Survey ieder jaar met 200 huishoudens uitgebreid. De Establishment Survey heeft twee doelstellingen: • het verschaffen van regelmatige en betrouwbare censusgegevens over voor het kijkonderzoek relevante zaken als het bezit van diverse soorten audiovisuele apparatuur; • het regelmatig leveren van adressen waaruit nieuwe panelhuishoudens voor het kijkerspanel kunnen worden gerekruteerd. In dit hoofdstuk wordt de methodologie van de Establishment Survey verder beschreven. Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen we naar de rapportage van dit onderzoek dat elk jaar verschijnt4. 4.1 HET UNIVERSUM
Het universum van de Establishment Survey bestaat uit: 1. huishoudens in Nederland, waarvan de hoofdkostwinner en/of de huisvrouw de Nederlandse taal spreekt; 2. huishoudens waarvan de hoofdkostwinner van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse komaf is, ongeacht hun Nederlandse taalvaardigheid (zie § 4.5); 3. studenten die in groothuishoudens wonen en een eigen kamer hebben (bijvoorbeeld in een studentenflat) met een televisietoestel.5 Buiten de onderzoekspopulatie vallen in principe: 1. groothuishoudens6, inrichtingen, verzorgingstehuizen, bedrijven, overheidsorganisaties en personen zonder vaste woon- of verblijfplaats (bijv. schippers en woonwagenbewoners); 2. huishoudens waarvan de hoofdkostwinner van een andere komaf is dan Turks, Marokkaans, Surinaams of Antilliaans en waar men onvoldoende Nederlands spreekt. De samenstelling van het universum van de Establishment Survey wordt vastgesteld op basis van de jaarlijkse MOA Goudens Standaard gegevens. Voor 2006 werd het universum vastgesteld op basis van de MiniCensus (uitgevoerd door GfK Nederland), die jaarlijks werd aangepast op de maandag van week 27 op basis van de trendcijfers van het CBS. 4 5
Intomart GfK. (2002) Establishment Survey SKO 2001. Intomart GfK, 2002. Bij deze groep wordt alleen het kijkgedrag in de eigen kamer geregistreerd. Eventueel kijkgedrag in een gemeenschappelijke ruimte, zoals bijvoorbeeld de gedeelde keuken in een studentenflat wordt niet geregistreerd en beschouwd als kijkgedrag buitenshuis.
6
Met uitzondering van de hierboven genoemde studenten.
1-1-2008
17 /110
4.2 STEEKPROEFTREKKING EN QUOTERING
De steekproef van de Establishment Survey wordt één maal per jaar voor twee halfjaarsteekproeven gezamenlijk getrokken uit het PTT-postafgiftepuntenbestand met alle particuliere adressen in Nederland. Bij de samenstelling van de bruto steekproef wordt er vooraf met non-respons rekening gehouden. Om voor een per regio verschillend verlies aan adressen ten gevolge van nonrespons te corrigeren, wordt het aantal benodigde bruto adressen vastgesteld op basis van de meest recente respons in de Establishment Survey, uitgesplitst naar de provincies (de drie grote steden vormen hierbij een fictief aparte provincie). De wervingssteekproef wordt per provincie verdeeld in twee halve jaren. . De steekproef is niet geclusterd: in de steekproef kunnen ook gemeentes voorkomen met maar één geselecteerd adres. 4.3 VRAGENLIJST EN VELDWERK
Het veldwerk voor de Establishment Survey wordt (semi-)continu uitgevoerd met de zogenaamde multi-instrument methode, waarbij het veldwerk zowel schriftelijk, telefonisch, face-to-face of online via Internet wordt uitgevoerd. De basis voor de Establishment Survey is de schriftelijke vragenlijst die naar de gehele steekproef wordt verstuurd door middel van een introductiepakket met daarin de volgende materialen: 1. Introductiebrief in het Nederlands, met op de achterkant een samenvatting van de brief in 3 talen: Engels, Turks en Arabisch-Marokkaans. In deze brief wordt verwezen naar de website www.essko.intomartgfk.nl/ waar men terecht kan voor informatie over de Establishment Survey en het www-adres plus wachtwoord waar men indien gewenst zelf de vragenlijst via Internet kan invullen. 2. Papieren vragenlijst 3. Antwoordkaart in Nederlands, Engels, Turks en Arabisch-Marokkaans waarbij men de voorkeur kan aangeven voor een telefonische vragenlijst of een enquêteur aan huis, desgewenst in de eigen taal (Engels, Turks of Arabisch-Marokkaans), zie ook § 4.5 4. Portvrije retourenvelop om de papieren vragenlijst terug te sturen 5. Incentive: wegenkaartje van Nederland Na deze eerste contactpoging wordt aan alle niet responderende adressen een motivatieen rappelkaart gestuurd met daarin het verzoek de papieren vragenlijst alsnog zo snel mogelijk in te vullen en te retourneren. Alle huishoudens uit de steekproef, afkomstig van het PTT-postafgiftepuntenbestand, waarvan het telefoonnummer bij KPN kan worden achterhaald (geheime of mobiele nummers zijn uitgesloten) en die de vragenlijst ook na een motivatiekaartje en een 1-1-2008
18 /110
tweede herinnering niet hebben opgestuurd worden telefonisch ondervraagd. Het telefonische interview wordt met behulp van CATI (Computer Assisted Telephone Interviewing) afgenomen. Bij geen gehoor wordt een telefoonnummer maximaal 25 maal op verschillende dagen en tijdstippen benaderd. Huishoudens die de vragenlijst niet hebben opgestuurd, en die alleen een mobiele telefoon hebben of waarvan het telefoonnummer niet kan worden achterhaald, worden door middel van een bezoek aan huis ondervraagd. Het face-to-face veldwerk wordt uitgevoerd door de veldwerkorganisatie Bureau Veldwerk, de vaste veldwerkorganisatie van Intomart GfK. Indien er niemand op het adres aanwezig is, bezoekt de enquêteur dit adres nog maximaal tweemaal op verschillende tijdstippen en dagen. Het interview wordt gehouden door middel van CAPI (Computer Assisted Personal Interviewing).
Figuur 7: Stroomschema veldwerk methode ES SKO
1-1-2008
19 /110
4.4 RESPONSBEVORDERENDE MAATREGELEN
Voor de representativiteit van de Establishment Survey is een hoge respons een vereiste. Door middel van een groot aantal responsbevorderende maatregelen wordt ernaar gestreefd een respons van minimaal 60% te behalen.
Aantrekkelijke vragenlijst De vragenlijst is sinds het 1e kwartaal van 2002 ingekort. Het uitgangspunt is dat de respondent zo min mogelijk wordt belast. De vragen in de vragenlijst zijn zodanig geformuleerd dat een invulinstructie overbodig is. Bijkomend voordeel is dat de respondent minder wordt belast met extra informatie.
Eventueel ander lid van huishouden ondervragen Bij de telefonische en face-to-face ondervraging wordt er per huishouden voor de te ondervragen persoon gekozen tussen de hoofdkostwinner en de huisvrouw op basis van aanwezigheid. De keuze tussen de hoofdkostwinner en de huisvrouw wordt overgelaten aan het huishouden zelf. De schriftelijke vragenlijst wordt ingevuld door “de man of vrouw des huizes”. Indien de man of vrouw des huizes de vragenlijst niet kan of wil invullen, mag een ander lid uit het huishouden dit doen mits hij/zij ten minste 18 jaar oud is. De vragenlijst betreft immers alleen vragen op huishoudniveau (met uitzondering van een inschatting van de kijktijd van de huisvrouw).
Incentives Met de vragenlijst wordt een zakcalculator meegestuurd. Ook maken respondenten die online deelnemen aan de Establishment Survey (CAWI) kans op een digitale camera.
Bij geen gehoor inspreken antwoordapparaat Bij de telefonische ondervraging worden antwoordapparaten ingesproken indien er niemand thuis is. Een korte introductie over het onderzoek plus de mededeling dat de interviewer op een ander tijdstip nogmaals contact met het huishouden op zal nemen, wordt ingesproken.
Bij niet thuis achterlaten van ‘niet thuis’ kaartje Bij de face-to-face ondervraging wordt als er niemand thuis is, een kaartje met het telefoonnummer van Intomart GfK achtergelaten. Hierop staat eveneens een uitleg over 1-1-2008
20 /110
het onderzoek en de mededeling dat de interviewer op een ander tijdstip nogmaals aan huis zal komen.
Website www.essko.intomartgfk.nl met uitleg over het onderzoek Om de betrokkenheid van de respondent met het onderzoek te vergroten is een website www.essko.intomartgfk.nl gemaakt met daarin extra informatie over het onderzoek, waarbij onder meer links te vinden zijn naar www.kijkonderzoek.nl en naar de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Via deze website kan ter plekke de vragenlijst worden ingevuld. Via grafieken worden enkele uitkomsten van de voorgaande ondervraging getoond. Verder staat aangegeven hoe contact kan worden opgenomen met Intomart GfK via de telefoon of per e-mail.
Tweede contactpoging met weigeraars Aan weigeraars wordt uiteraard gevraagd of het vraaggesprek wellicht op een ander moment beter uitkomt. Wanneer dit niet lukt en men niet aan het onderzoek meedoet, wordt met hen na zes maanden opnieuw telefonisch contact opgenomen, ditmaal voorafgegaan door een herintroductiebrief. Zogenaamde “harde” weigeraars die aangaven pertinent niet aan het onderzoek mee te willen werken zijn hiervan uitgezonderd. 4.5 ALLOCHTONEN
In de Establishment Survey wordt aan de werving van allochtonen speciale aandacht besteed. Analoog aan de ‘ruime definitie’ van het CBS wordt als indicator voor het land van herkomst van het huishouden de afkomst van de hoofdkostwinner genomen. Deze wordt bepaald door één of meer van de volgende kenmerken: • nationaliteit7; • land van geboorte hoofdkostwinner; • land van geboorte moeder van de hoofdkostwinner; • land van geboorte vader van de hoofdkostwinner. Er is sprake van een allochtoon huishouden, indien op één van de genoemde kenmerken ‘buitenland’ wordt geantwoord. In de Establishment Survey worden extra maatregelen genomen ten behoeve van de volgende vier groepen allochtonen: • Turken; • Marokkanen; • Surinamers; • Antillianen (inclusief Arubanen). 7
Met ingang van juli 2003 wordt het criterium nationaliteit niet meer in de definitie meegenomen. Tevens werden In het buitenland geboren respondenten van wie beide ouders in Nederland zijn geboren niet langer tot allochtonen gerekend. Zij krijgen dus Nederland als land van herkomst.
1-1-2008
21 /110
Omdat de populatie van de Establishment Survey alle adressen uit het postafgiftepuntenbestand bevat, zal de basissteekproef een representatief aantal allochtonen bevatten. Om de non-respons in deze huishoudens zo laag mogelijk te houden worden extra maatregelen ingezet. 1. Waar nodig wordt een tweetalige enquêteur ingezet (telefonisch of face-to-face). 2. In de introductiebrief is een meertalig inlegvel speciaal voor Turken, Marokkanen, Antillianen en Arubanen opgenomen, waarin personen met deze afkomst worden gevraagd zich kenbaar te maken door middel van de bijgevoegde antwoordkaart. 3. Indien bij de eerste contacten in de telefonische of face-to-face ondervraging blijkt dat medewerking wordt geweigerd om taal- of culturele verschillen, wordt de (vaak alleen Nederlands sprekende) enquêteur gevraagd een inschatting te maken van de betreffende cultuur of nationaliteit (of zal hier, indien mogelijk, gericht naar vragen), zodat de afkomst van de respondent kan worden bepaald. Vervolgens wordt (ook bij weigering) het huishouden doorgegeven aan een speciaal opgeleide tweetalige enquêteur die het huishouden opnieuw benadert. De interviews met allochtone huishoudens worden telefonisch en face-to-face uitgevoerd. Tijdens deze interviews wordt een vertaalde, tweetalige vragenlijst gebruikt om begripsverwarring zoveel mogelijk te voorkomen. De vragenlijst wordt vertaald in het Turks, Arabisch-Marokkaans8 en voor Antillianen in het Engels. Bij het afnemen van de ondervraging bij de allochtone huishoudens worden de vragen en antwoordcategorieën in de moedertaal voorgelezen. De antwoorden worden in de Nederlandse vragenlijst door de enquêteur overgenomen, die ook ter plekke de open antwoorden in het Nederlands vertaalt en opschrijft. Huishoudens waarin men het Nederlands schriftelijk en/of mondeling niet voldoende vaardig is zijn uitdrukkelijk wel onderdeel van de Establishment Survey, maar worden om praktische redenen uitgesloten van het kijkonderzoek (zie § 5.1.1). De omvang van de cel “Nederlands sprekende allochtonen” wordt vastgesteld aan de hand van de resultaten in de Establishment Survey. 4.6 RAPPORTAGE
De Establishment Survey wordt elk kwartaal aan SKO gerapporteerd door middel van een veldwerkverslag en een beperkt tabellenrapport. Jaarlijks komt een uitgebreidere rapportage ter beschikking van de afnemers en participanten van het kijkonderzoek waarin alle resultaten voor een beperkt aantal doelgroepen worden uitgesplitst. De gerapporteerde resultaten werden tot 2005 gewogen op gegevens van de MiniCensus die jaarlijks op de maandag van week 27 werden aangepast op basis van de trendcijfers van
8
Marokkanen met een slechte scholing beheersen overigens geen geschreven Arabisch-Marokkaanse teksten. Zij spreken veelal alleen Berbers en dat is geen geschreven taal.
1-1-2008
22 /110
het CBS. Vanaf 2006 worden de gerapporteerde resultaten gewogen op de jaarlijkse MOA Gouden Standaard gegevens. De jaarcijfers ftp.tvtimes.nl.
1-1-2008
worden
elektronisch
beschikbaar
gesteld
op
ftp.intomartgfk.nl
en
23 /110
5. DE METING VAN HET KIJKGEDRAG
Om het kijkgedrag van de Nederlandse bevolking valide en betrouwbaar te kunnen meten, zijn twee dingen onmisbaar: een representatief samengesteld kijkerspanel wiens leden bereid zijn al hun kijkgedrag over een langere periode te laten meten en een moderne en betrouwbare meettechniek die in staat is al het kijkgedrag van de panelleden dat onder de definitie van “televisiekijken” valt, te registreren. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid beschreven hoe de meting van het kijkgedrag precies in elkaar zit en hoe daarmee valide en betrouwbare uitkomsten van het kijkonderzoek gegarandeerd worden. 5.1 HET KIJKERSPANEL
De kijkgegevens worden verzameld in een panel van minimaal 1.245 huishoudens per dag, waarvan alle gezinsleden van 3 jaar en ouder deelnemer zijn (circa 2.900 personen). De 1.245 huishoudens bestaan uit een landelijke steekproef van 1.200 huishoudens plus een regionale oversampling van 45 extra huishoudens in Drenthe, Overijssel, Flevoland en Zeeland. In deze paragraaf wordt uiteengezet op basis van welke criteria de huishoudens worden geselecteerd en op welke wijze ze worden geworven voor het onderzoek. Tevens wordt ingegaan op de diverse wijzen waarop Intomart GfK contact houdt met het panel.
5.1.1 Populatie en representativiteit
Het kijkerspanel dient te voldoen aan een aantal criteria met betrekking tot de samenstelling. Bij de samenstelling van het panel is het doel een zo groot mogelijke representativiteit ten aanzien van de Nederlandse bevolking te verkrijgen. De criteria hiervoor werden tot 2006 ontleend aan twee verschillende censusondervragingen: • de tweejaarlijkse GfK MiniCensus (ongeveer 10.000 huishoudens); • jaarlijkse trendgegevens van het CBS over de omvang van de populatie. Vanaf 2007 worden de criteria met betrekking tot samenstelling en populatieomvang aan de jaarlijkse gegevens van de MOA Gouden Standaard ontleend. In paragraaf 4.1 is reeds vermeld welke groepen van de Establishment Survey, en dus ook van het kijkonderzoek zijn uitgesloten. Bij de werving van het kijkonderzoek worden in aanvulling daarop de volgende drie groepen eveneens uitgesloten: • huishoudens waarvan de hoofdkostwinner niet uit Nederland komt en waar één of meer personen van 13 jaar of ouder het Nederlands schriftelijk en/of mondeling niet voldoende vaardig is; 1-1-2008
24 /110
• •
huishoudens op de Waddeneilanden; medewerkers van een televisiezender, omroeporganisatie, marktonderzoeksbureau, reclamebureau of mediabureau.
De eerste en de tweede groep zijn om praktische redenen uitgesloten van het kijkonderzoek. De derde groep is uitgesloten van deelname om mogelijke ongewenste beïnvloeding van de uitkomsten te voorkomen. Per huishouden kunnen maximaal acht gezinsleden aan het onderzoek meewerken. Het panel bestaat uit een landelijk representatieve steekproef van 1.200 huishoudens. Om ook voor kleinere regio’s over een aanvaardbaar aantal personen te kunnen rapporteren is de steekproef uitgebreid met een regionale oversampling van totaal 45 huishoudens in Drenthe, Overijssel, Flevoland en Zeeland. De steekproef van 1.200 geworven huishoudens wordt aangevuld met een aantal extra huishoudens ter representatie van de huishoudens zonder televisietoestel. In 2006 waren dat 20 huishoudens. Dergelijke huishoudens dienen ook in het kijkerspanel te worden opgenomen, zodat het gehele panel (de percentagebasis van de uitkomsten) ook op dit aspect een goede afspiegeling is van alle Nederlandse huishoudens. Het aantal en de karakteristieken van de toe te voegen niet-televisiehuishoudens worden bepaald aan de hand van de meest recente Establishment Survey. Om te voorkomen dat de panelomvang van 1.245 huishoudens in gevaar komt door tijdelijke afkoppelingen in verband met verhuizingen of bijvoorbeeld eventuele technische storingen, wordt er continu een buffer van extra huishoudens geworven en aangesloten. Het bruto panel bedraagt inclusief huishoudens in inloopfase (zie § 5.1.5) dagelijks gemiddeld ongeveer 1.395 huishoudens plus 20 fictieve huishoudens zonder televisie. Bij verhuizing worden huishoudens zoveel mogelijk gevolgd en in hun nieuwe woning opnieuw aangesloten. Bij scheidingen en uit elkaar vallende huishoudens worden de personen die het huishouden verlaten uit de steekproef verwijderd. Indien gewenst blijven zij hun persoonsknop op de afstandsbediening behouden, maar hun eventuele kijkgedrag wordt als gastkijken (zie § 5.2.11) ingeteld.
5.1.2 Selectie van huishoudens
Het handhaven van het panel op een voor alle criteria aanvaardbaar niveau is een complexe aangelegenheid en vormt een voortdurende zorg. Elke één à twee maanden wordt nagegaan in hoeverre het kijkerspanel representatief is voor de bovengenoemde criteria. Indien blijkt dat het panel “scheef” is voor één of meer van deze kenmerken, worden er nieuwe huishoudens voor het panel geselecteerd, die door hun samenstelling het panel weer “recht kunnen trekken”. Indien bijvoorbeeld blijkt dat er te weinig éénpersoonshuishoudens zijn met sociale klasse D in de drie grote steden of hun randgemeenten die wekelijks meer dan 22 uur per week televisie kijken, worden er net
1-1-2008
25 /110
zolang dergelijke huishoudens gezocht totdat het panel op deze en alle andere criteria weer een aanvaardbare samenstelling heeft. Van de huishoudens die deelnamen aan de Establishment Survey zijn alle voor de televisiewerving benodigde selectiecriteria bekend, zodat binnen dit bestand gericht gezocht kan worden naar vervanging of aanvulling van huishoudens in het kijkerspanel. De selectie van huishoudens vindt plaats op basis van twee opeenvolgende procedures, namelijk de wervingsmatrix en de selectie op randtotalen. Deze twee procedures worden in de volgende twee paragrafen beschreven.
5.1.3 Wervingsmatrix
De werving voor het kijkerspanel is gebaseerd op een matrix van 100 cellen. De wervingsmatrix is opgebouwd uit regio, huishoudenfase, opleiding en werkzaamheid van de hoofdkostwinner en een aparte cellen voor allochtonen. De fictieve huishoudens zonder televisietoestel die aan het panel worden toegevoegd zijn opgenomen in de gehele cellenmatrix. De samenstelling van de wervingsmatrix is opgenomen in bijlage 4. De vulling van deze cellen wordt vastgesteld aan de hand van de Establishment Survey, gewogen naar MOA Gouden Standaard aantallen. Voor 2006 werden de MiniCensus en CBS trendcijfers gebruikt voor de weging. Op grond van de gewogen Establishment Survey kan de eis per cel in de wervingsmatrix worden vastgesteld, waarbij Intomart GfK het panel samenstelt op grond van deze eis. Overbodige huishoudens kunnen worden afgekoppeld en de cellen waarin zich tekorten voordoen worden bijgeworven. Hiertoe dienen de huishoudens uit de Establishment Survey als steekproefbasis. De wijze van werving wordt in paragraaf 5.1.5 verder beschreven. Om tot 100 cellen te komen zijn voor de boven genoemde variabelen in een aantal gevallen categorieën samengenomen. Het is dus niet gegarandeerd dat het panel een perfecte samenstelling heeft voor alle categorieën van deze variabelen uit de wervingsmatrix. 5.1.4 Selectie op randtotalen
Indien binnen een cel van de wervingsmatrix voldoende huishoudens in de Establishment Survey beschikbaar zijn kunnen in het geval van bijwerving voor het televisiepanel de meest geschikte huishoudens op basis van randtotalen worden geselecteerd. Bij een selectie op randtotalen worden te werven huishoudens geselecteerd op basis van de “randen” (kolom- en rijtotalen) van alle variabelen die voor de werving van belang worden geacht. Dit zijn in ieder geval de cellen van de wervingsmatrix, maar deze selectie kan ook worden uitgebreid met bijvoorbeeld de weegvariabelen (voor zover per huishouden vast te stellen; voor een lijst met de weegvariabelen zie bijlage 5) of 1-1-2008
26 /110
aanvullende kenmerken. Per werving kan desgewenst de selectie worden aangepast. Op 1. 2. 3. 4. 5. 6.
de volgende aanvullende variabelen kan bijvoorbeeld incidenteel gelet worden: aantal televisietoestellen (één versus twee of meer); bezit schotelantenne; bezit videorecorder; bezit computer; bezit DVD-speler/-recorder, bezit HD-recorder; omroeplidmaatschap (wel of niet één of meer gidsen of steunlidmaatschappen in huishouden); 7. huishoudfase (combinatie huishoudgrootte, leeftijd hoofdkostwinner en wel of geen kinderen); 8. stedelijkheid; 9. werkzaamheid hoofdkostwinner (heeft wel of geen werk).
Hoe meer variabelen er bij de selectie op randtotalen gekozen worden, des te zwakker de invloed van elk van de gekozen variabelen. Als voor een bepaalde variabele de steekproef ten opzichte van de populatie scheef wordt, neemt de invloed van de betreffende variabele in de selectie echter automatisch toe. Het voordeel van een selectie op randtotalen is dat er op basis van een relatief groot aantal kenmerken tegelijk kan worden geselecteerd. Bij een selectie binnen een matrix is het aantal kenmerken waarop wordt gecontroleerd per definitie klein. Regelmatig wordt in de Technische Commissie van SKO de representativiteit van het panel en de bij de werving te kiezen prioriteiten besproken aan de hand van een statusoverzicht voor iedere cel van de wervingsmatrix, de weegmatrix en eventueel aanvullende kenmerken. 5.1.5 Werving panelleden
De werving en aansluiting van panelhuishoudens vindt plaats door middel van een procedure waarbij de geselecteerde huishoudens ten eerste de introductiefolder “Het televisie kijkonderzoek” krijgen toegestuurd. In deze folder wordt onder meer uiteengezet wat het kijkonderzoek en de medewerking eraan inhoudt. In de begeleidende brief wordt ook verwezen naar de website www.kijkerspanel.nl met meer informatie over de eventuele deelname aan het kijkerspanel. Daarna wordt er telefonisch contact opgenomen om te informeren naar de eventuele bereidheid tot medewerking. Als men in principe geïnteresseerd is in een panellidmaatschap van het kijkonderzoek volgt een telefonisch introductiegesprek van de afdeling Panelbeheer met uitleg van het kijkonderzoek en een afspraak voor het bezoek van een technicus (bevestigd met een afspraakkaartje). Geselecteerde huishoudens zonder telefoon worden direct face-to-face door een enquêteur benaderd. De Intomart GfK-technicus bezoekt het huishouden en installeert alle apparatuur. De technicus controleert ter plekke of de apparatuur correct werkt en houdt een lijntest 1-1-2008
27 /110
waarbij de computer van Intomart GfK de geregistreerde gegevens uitleest. Normaal vindt deze inbelprocedure alleen ‘s nachts plaats, maar voor de lijntest wordt deze direct op verzoek van de technicus gehouden, zodat kan worden nagegaan of de verbinding met de Intomart GfK-computer goed is en of alle controlehandelingen met de aangesloten apparatuur ook correct door de kijkmeter worden geregistreerd. De technicus legt met behulp van toonmateriaal uitgebreid uit wat medewerking aan het kijkerspanel precies inhoudt en demonstreert vervolgens aan de nieuwe panelleden de bediening van de apparatuur. Bovendien laat hij een volledige handleiding van de kijkmeter achter (zie bijlage 7). Hierin staat beschreven hoe de apparatuur werkt en wordt stap voor stap aangegeven hoe men zich aan en af kan melden. Naast de handleiding overhandigt de technicus ook een speciaal introductienummer van de panelkrant, waarin ondermeer de deelnamevoorwaarden en de afspraken over de financiële vergoedingen staan beschreven (zie bijlage 8). Het bezoek van de Intomart GfK technicus duurt minimaal 1½ uur tot maximaal 6 uur afhankelijk van het aantal toestellen en de complexiteit van de installatie. Na het bezoek van de technicus wordt met het nieuwe panelhuishouden een afspraak gemaakt voor een bezoek van een enquêteur voor de basisondervraging (zie § 5.1.7). Tijdens dit bezoek worden tevens met het panelhuishouden de eerste ervaringen met de bediening van de meter besproken. De kijkgegevens van nieuwe panelhuishoudens worden de eerste vier weken na aansluiting niet meegenomen in de berekeningen voor de rapportering. Op basis van ervaringen uit het verleden wordt aangenomen dat hun kijkgedrag in de eerste weken atypisch zou kunnen zijn vanwege de nieuwe situatie. Na enkele weken inloopfase is het kijkgedrag weer hersteld en vergelijkbaar met het kijkgedrag van voor de deelname aan het kijkonderzoek. 5.1.6 Vergoedingen en incentives
Alle panelleden van 13 jaar en ouder hebben recht op een geldelijke vergoeding van € 22,50 per persoon per jaar, met een minimum van € 45 per huishouden. Alleenstaanden krijgen dus een vergoeding van € 45 per jaar. Deze vergoeding is ruim voldoende om de kosten van het stroomverbruik door de meter te compenseren. De kinderen van 3 tot 12 jaar in het panel ontvangen enkele keren per jaar een presentje ter waarde van € 22,50 per kind per jaar. Nieuwe panelhuishoudens ontvangen bij een geslaagde aansluiting van de Intometer in het huishouden een welkomstcadeau naar keuze (zie bijlage 8). Daarnaast doet elk huishouden per kwartaal mee aan de verloting van een prijs van € 450. De uitslag van deze verloting wordt aan alle deelnemers bekend gemaakt door publicatie in de Panelkrant die eens per kwartaal wordt toegezonden aan alle huishoudens uit het kijkerspanel. Behalve de uitslag van de verloting bevat de Panelkrant meestal een artikel
1-1-2008
28 /110
over onderzoeksactiviteiten van Intomart GfK, een verhaaltje voor de kinderen, een puzzel en een top tien van televisieprogramma's in het betreffende kwartaal. Verder krijgt elk panellid jaarlijks een verjaardagskaart en een kerstkaart. 5.1.7 Ondervragingen en enquêteursbezoeken
Na het aansluiten van de meter wordt bij ieder nieuw panelhuishouden de basisondervraging afgenomen, bestaande uit een huishoud- en een persoonsgedeelte. Het huishoudgedeelte wordt afgenomen bij de hoofdkostwinner of de huisvrouw en betreft o.a. een inventarisatie van de gezinssamenstelling, bezit van audiovisuele apparatuur en omroeplidmaatschap. In de persoonslijst wordt onder andere gevraagd naar kijkgedrag, affiniteit ten aanzien van politiek, kunst en sport, omroep- en zendervoorkeur, politieke voorkeur, godsdienst, opleiding en werkzaamheid. Na het afnemen van de basisondervraging wordt aan elk huishouden een huishoud- en persoonsboekje nagestuurd, waarin men zelf een aantal vragen over productgebruik kan invullen. De uitkomsten van de basisondervraging en de vragenlijst naar productgebruik worden jaarlijks aan de gebruikers in een rapport beschikbaar gesteld9. De basis- en productondervraging worden jaarlijks in mei in alle huishoudens van het kijkerspanel herhaald om eventuele veranderingen in het huishouden te kunnen vaststellen. De in deze jaarlijkse herondervraging verzamelde wijzigingen worden op de maandag van week 27 in de achtergrondkenmerken van de ruwe data (demographics) van het kijkonderzoek doorgevoerd. Behalve voor de jaarlijkse herondervraging wordt er met de panelhuishoudens ook voor maximaal twee andere aanvullende vragenlijsten per jaar contact opgenomen. Dit kan een schriftelijke enquête zijn, maar ook een face-to-face interview door middel van een huisbezoek. Hierbij is de enquêteur zoveel mogelijk steeds dezelfde persoon. De onderwerpen die in deze zogenaamde kwartaalondervragingen aan bod komen, worden steeds in overleg met SKO vastgesteld. Deze ondervragingen worden apart gerapporteerd en niet gekoppeld aan de ruwe data. De mogelijkheden voor aanvullend onderzoek in het kijkerspanel zijn slechts zeer beperkt, omdat er gewaakt dient te worden voor overbelasting van het panel. Panelhuishoudens worden daarom in principe zo min mogelijk gebeld, tenzij dit noodzakelijk blijkt te zijn voor de kwaliteit van het onderzoek. 5.1.8 Telefonisch contact
In aanvulling op de basis-, product- en kwartaalondervragingen wordt er ook telefonisch contact onderhouden met het kijkerspanel. Bij vragen over het panellidmaatschap, het
9
Intomart GfK. (2002). Resultaten van de basisondervraging in het televisiepanel juli 2002. Intomart GfK, Hilversum.
1-1-2008
29 /110
aan- en afmelden, de bediening van de apparatuur, de aankoop van een nieuwe videorecorder, DVD- speler/ -recorder, harddisk recorder of televisietoestel, of bij een storing in de apparatuur, kunnen de panelleden contact opnemen met de afdeling Panelbeheer van Intomart GfK door middel van een gratis telefoonnummer. De afdeling Panelbeheer houdt ook zelf regelmatig telefonisch contact met de huishoudens om de panelleden te informeren over het aan- en afmelden en andere informatie die noodzakelijk is voor een juiste uitvoering van het onderzoek. De afdeling Panelbeheer wordt voor het onderhouden van dit contact geholpen door een groot aantal kwaliteitsen controlerapporten (zie § 5.3.3). 5.1.9 www.kijkerspanel.nl
Ten behoeve van panelleden van het kijkonderzoek is een speciale website gemaakt, met daarin: • informatie over het kijkonderzoek en het panellidmaatschap voor huishoudens die zijn geselecteerd om te worden geworven. In de introductiefolder die voorafgaand aan het wervingsgesprek wordt verstuurd staat een verwijzing naar deze site; • informatie voor nieuwe panelleden met antwoorden op de meest gestelde vragen; • een duidelijke stap-voor-stap instructie voor nieuwe panelleden met de bediening van de meter, het lidmaatschap van het kijkerspanel en alle andere aspecten; • mogelijkheid een mailtje met vragen of opmerkingen naar de afdeling Panelbeheer te sturen. 5.1.10 Beëindiging van het panellidmaatschap
Bij beëindiging van het panellidmaatschap bezoekt een technicus de huishoudens om de kijkmeter weer te verwijderen. Enige tijd daarna krijgt men de zogenaamde Exitvragenlijst toegestuurd, waarin het huishouden een aantal evaluatieve vragen wordt gesteld over onder meer hun panellidmaatschap, het contact met Intomart GfK, de bediening van de meter, hun beoordeling van de panelkrant. De Exit-vragenlijst gaat vergezeld van een cadeaubon. De resultaten van de Exit-vragenlijst worden jaarlijks gerapporteerd aan de Technische Commissie van SKO. Een huishouden kan in principe maximaal vijf jaar aan het onderzoek deelnemen10. Jaarlijks wordt ongeveer een kwart van het panel vervangen. Een huishouden blijft in principe deelnemen aan het kijkonderzoek zolang alle leden van het huishouden hun medewerking aan dit onderzoek verlenen. Zodra één of meer personen niet meer mee willen werken wordt een vervangend huishouden gezocht. Behalve opzegging van medewerking door het huishouden zelf, vindt ook opzegging plaats door Intomart GfK. Om de kwaliteit van de verzamelde data te waarborgen, 10
In 2006 is besloten om de duur van de deelname te verlengen voor huishoudens die relevant kunnen zijn voor de structuur van de het TVpanel. Afspraak is dat deze groep niet groter mag zijn dan 20% van het bruto panel.
1-1-2008
30 /110
worden dagelijks controles uitgevoerd op het aanmeldgedrag van de panelleden (zie ook § 5.1.8). Als de controles daartoe aanleiding geven, wordt contact opgenomen met het betreffende panellid om de medewerking en eventuele problemen daarmee te bespreken. Als de problemen blijven voorkomen en herhaalde gesprekken geen verbetering opleveren, wordt het gehele panelhuishouden geroyeerd. Deze situatie komt echter maar weinig voor. De ervaring leert dat het panelhuishouden in zo'n geval vaak zelf al tijdig opzegt. Het panellidmaatschap kan ook door Intomart GfK op basis van steekproeftechnische redenen worden opgezegd. Na beëindiging van de deelname wordt er ter vervanging een nieuw huishouden geworven. Ter vervanging kan een gelijkwaardig huishouden gezocht worden, maar ook een andersoortig huishouden waaraan op dat moment meer behoefte is, afhankelijk van de samenstelling van het totale kijkerspanel. 5.2 DE KIJKMETER
In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de meter die bij het kijkonderzoek wordt gebruikt om het kijkgedrag van alle personen in het kijkerspanel te registreren. De kijkmeter bestaat uit de TARiS 5000 meter die is ontwikkeld door het Common Technology Center, het samenwerkingsverband van Intomart GfK, Taylor Nelson Sofres en Gallup Denemarken. Met de TARiS 5000 meter kunnen alle soorten in Europa in de handel zijnde televisies worden gelezen. De transfer en opslag van data voldoen aan de nieuwste technologische eisen, alle componenten zijn ‘EC’ goedgekeurd. Op iedere televisietoestel, videorecorder, DVD-speler/ -recorder en harddisk recorder in het huishouden wordt een kijkmeter aangesloten. De verschillende kijkmeters in een huishouden vormen een netwerk waarbij één kijkmeter als hoofdmeter fungeert. Naast een kastje dat vaak op de televisie wordt geplaatst (zie figuur 8) hoort bij iedere meter een speciale afstandsbediening, waarvan het gebruik in paragraaf 5.2.7 verder zal worden toegelicht.
1-1-2008
31 /110
Figuur 8: De TARiS 5000 kijkmeter
5.2.1 Eisen en wensen metersysteem
Door SKO zijn de volgende eisen en wensen geformuleerd ten aanzien van de kijkmeter: 1. minimale activiteit paneldeelnemers en hun gasten; 2. identificatie van landelijke, regionale, lokale en buitenlandse zenders; 3. identificatie digitale en/of gecomprimeerd digitale signalen; 4. geschikt voor alle soorten van ontvangst; 5. geschikt voor alle soorten van ontvanger, inclusief PC; 6. systeem reeds in andere landen operationeel of in het veld getest. De Intomart GfK/AGB 4900 frequentiemeter voldeed reeds hieraan met uitzondering van de punten 3 en 5. Met de nieuwe TARiS 5000 kijkmeter wordt aan alle bovengenoemde eisen voldaan. 5.2.2 Zenderdetectie
De kijkmeter bevat een aantal modules met meetmethoden om te detecteren naar welke zender wordt gekeken. De basisconfiguratie voor Nederland omvat de Picture Matching 1-1-2008
32 /110
module en de VBI-meter. Deze twee modules worden in het kijkonderzoek in combinatie met elkaar als basistechniek ingezet. In week 15 2007 is er een derde zenderherkennigstechniek operationeel in de kijkmeter van het kijkonderzoek: Enhanced Audio Matching. Het betreft een techniek die gebruik maakt van het matchen van audiosamples voor het herkennen van zenders. Deze techniek is gebaseerd op een (voor het menselijke oor onhoorbare) geluidscode. Als de technologische ontwikkelingen dit vereisen, kunnen er ook een aantal andere modules worden ingezet, zoals bijvoorbeeld het uitlezen van de codes van digitale settopboxen in samenwerking met de betreffende exploitant. Enhanced Audio Matching, Picture Matching en de VBI-meter verzorgen tegelijkertijd een afzonderlijke meting. Als één van de drie systemen uitvalt geldt het andere systeem als back-up. De zenderdetectie in het kijkonderzoek is daarmee bijna volledig onafhankelijk van de manier van ontvangst Het maakt niet uit of men tv-programma’s ontvangt via de kabel, de schotel, de decoder of via Digitenne en of dit direct of via een daartussen geschakelde tuner cq. videorecorder gebeurt. 5.2.3 Picture Matching
Het Picture Matching™ systeem baseert de zenderherkenning op het feitelijk door het televisietoestel getoonde beeld, onafhankelijk van de wijze waarop dit beeld het televisietoestel bereikt. De meting is hiermee onafhankelijk geworden van de distributie van het beeld, of dit nu digitaal of analoog binnenkomt, door middel van een kabel of een antenne, met of zonder decoder. Picture Matching is een systeem dat continu samples neemt van het beeld dat op de televisie verschijnt en de kenmerken van die samples digitaal vastlegt. De zodanig verkregen informatie wordt ‘s nachts verzonden naar de Intomart GfK-computers. Daar worden de gegevens vergeleken met dezelfde informatie, opgenomen van de belangrijkste zenders op zogenaamde reference sites. Vergelijking van deze samples door matching bepaalt dan naar welke zender is gekeken. Op deze wijze kan het gehele kijktraject van de voorgaande dag worden gereconstrueerd. Het gehele proces wordt dagelijks uitgevoerd en de gegevens zijn, zoals gebruikelijk, de volgende morgen beschikbaar. Bij Picture Matching vindt de zenderherkenning plaats op basis van beeldinformatie. Op elk tv-beeld (een frame) zijn 64 blokken gedefinieerd, die paarsgewijs zijn gekoppeld. Dit zijn in totaal 32 beeldparen, de zogenaamde BLOB’s: Bifurcated Localised On Screen Bits11. Van elk paar wordt de helderheid onderling vergeleken, dat resulteert in een “1” (lichter) of “0” (donkerder). Deze reeks van enen en nullen vormt als het ware een vingerafdruk van het beeld op dat moment. Deze “vingerafdruk” wordt ‘s nachts naar de
11
Omdat het televisiebeeld in halve frames wordt opgebouwd (25 frames per seconde), heeft elk half frame 16 BLOB-paren.
1-1-2008
33 /110
centrale computer van Intomart GfK doorgestuurd. In figuur 8 wordt dit proces, dat dagelijks in elk Picture Matching huishouden plaatsvindt, schematisch weergegeven.
Figuur 9: Schema Picture Matching techniek in het huishouden
De identificatie van deze afdruk vindt centraal plaats. Van alle beelden van alle relevante zenders worden continu vergelijkingen tussen de BLOB-paren gemaakt en de resultaten daarvan worden als referentie vastgelegd. Dit is de zogenaamde reference site. Behalve de waarden “0” en “1” kent de referentie ook de waarde “x” toe, namelijk als het vergelijkingspaar even helder is. De frequentie waarmee de beeldinformatie wordt vastgelegd, is verschillend in het huishouden en op de reference site. Op de reference site wordt van elk frame (25 maal per seconde) van alle paren vastgelegd of de eerste helderder is dan de tweede, de tweede helderder dan de eerste of dat de helderheid gelijk is. Dit gebeurt met de waarden 0, 1 of x. Bij het huishouden wordt de informatie steekproefsgewijs vastgelegd en alleen met de waarden “1” of “0”. In de huishoudens wordt iedere 8e frame vastgelegd (ongeveer drie maal per seconde). Nadat Intomart GfK de data van de huishoudens heeft verzameld, begint het vergelijkingsproces (zie figuur 10). Tijdens dit proces worden de patronen van een huishouden paar voor paar vergeleken met die van de referentie zenders. Elke zender waarbij deze vergelijking niet klopt, valt af. Op deze wijze blijven na enige tijd 0, 1 of 1-1-2008
34 /110
meer zenders over. Pas als er sprake is van één zender waarbij voldoende paren overeenkomen (32 frames waarbij alle BLOB-paren matchen), dan is een zender herkend. Op het moment dat een zender is herkend, schrijft Picture Matching het gehele kijktraject toe aan die zender. Het zoekproces neemt over het algemeen een paar seconden in beslag, maar kan in uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld een zender die een volledig monochroom beeld uitzendt) ook langer duren, net zo lang totdat de zender wordt herkend. Als Picture Matching geen enkele match vindt met één van de referentiezenders, dan wordt het kijktraject als onbekend schermgebruik gedefinieerd. Als er meer dan één zender herkend is, dus als verschillende referentiezenders overeenkomen met de data uit een huishouden waarbij het zeker is dat het om die zenders gaat, is er sprake van “multi channels”. Dit wordt veroorzaakt als twee of meer zenders hetzelfde beeld uitzenden, zoals bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd die in verschillende landen simultaan wordt uitgezonden. In dit geval wordt zo mogelijk de VBI-code als zenderidentificatie gebruikt. Als deze echter ontbreekt dan zijn voor deze situatie specifieke validatieregels opgesteld die in paragraaf 5.3.2 worden besproken. Wanneer twee zenders tegelijkertijd hetzelfde beeld uitzenden, blijkt het overigens toch soms mogelijk met Picture Matching de juiste zender te selecteren. De zender kan in veel gevallen alsnog worden herkend door bijvoorbeeld het logo van de zender in één van de hoeken van het scherm of onder- en boventitels (zoals mededelingen over wijzigingen in de programmering bij het uitlopen van een wedstrijd).
SAMPLE
SAMPLE
COMPARE
STORE
RESULTS
STORE
SAMPLE
Figuur 10: Het vergelijkingsproces
1-1-2008
35 /110
5.2.4 Reference sites
Een onderdeel van het Picture Matching systeem zijn de reference sites, waarbij de landelijke en regionale zenders worden geregistreerd. In het begin van 2007 zijn er 5 (regionale) reference sites verwijderd omdat deze zenders ook via satelliet beschikbaar kwamen. Hiermee daalt het aantal reference sites in Nederland van 11 naar 6. In totaal worden 81 reference posities gemeten12, waarbij alle (landelijke) SPOT zenders en Eurosport (minimaal) dubbel gemeten worden. Met behulp van deze informatie worden 59 zenders (plus Video, DVD, HD, rest en totaal) gerapporteerd in de ruwe data van het Kijkonderzoek. Zenders kunnen alleen met Picture Matching herkend worden indien in het betreffende ontvangstgebied een reference site is ingericht. Om de registratie van alle regionale zenders met Picture Matching mogelijk te maken is in elk ontvangstgebied van een regionale zender een reference site ingericht. De afhankelijkheid van het systeem van een correcte werking van de reference sites wordt hiermee sterk gereduceerd; bij het uitvallen van een reference site in verband met een lokale storing is alleen de registratie van de betreffende regionale zender in gevaar. Het dient uiteraard te worden voorkomen dat bij een reference site ongewild een verkeerde zender wordt gecodeerd (bijvoorbeeld wanneer de betreffende kabelmaatschappij onaangekondigd het kanaal van zenders wisselt), of dat door lokale storingen of andere problemen op een lokale reference site de registratie van een zender wordt belemmerd. Het signaal van elke gecodeerde zender wordt daarom op diverse wijzen gecontroleerd. Tevens worden de 20 belangrijkste zenders dubbel geverifieerd vanaf verschillende reference sites.
5.2.5 De VBI-module
De kijkmeter bevat als tweede meetmethode van zenderidentificatie de VBI-module die gebruik maakt van bestaande teletekstinformatie om zenders te identificeren. Veel zenders geven teletekstinformatie door in het Vertical Blanking Interval (VBI), het anders ongebruikte deel van het videosignaal. Deze informatie bevat, naast de bekende pagina’s met tekstinformatie, codes die de zender identificeren (deze worden bijvoorbeeld door sommige televisietoestellen gebruikt om korte tijd de naam van een zender in beeld te brengen nadat deze is geselecteerd) en de door de EBU uitgegeven nid-code (network identification code).
12
Status juni 2007.
1-1-2008
36 /110
Om deze nid-codes te herkennen is de kijkmeter toegerust met een VBI-module (het is niet nodig dat het televisietoestel zelf teletekst heeft). Het ontvangen beeldsignaal wordt opgepikt binnen het televisietoestel en doorgegeven via de glasvezelverbinding naar de decoder in de meter. De VBI-meter kan zowel bij analoge als digitale ontvangst worden gebruikt. Bij digitaal gedistribueerde uitzendingen is het signaal van de uitzendingen en de VBI-code niet per definitie aan elkaar gekoppeld, maar de generatie digitale decoders die nu in gebruik wordt genomen koppelt de VBI-code opnieuw aan de juiste zender. Met de combinatie van Picture Matching en de VBI-module kan in vrijwel alle situaties een zender worden herkend. Het aantal zenders dat herkend wordt door Picture Matching of via de VBI-code fluctueert van dag tot dag. De grote zenders worden met beide methoden gemeten.
5.2.6 Enhanced Audio Matching
Audio Matching maakt het onder andere mogelijk om kijkgedrag via zeer moderne Tvapparaten en allerhande nieuwe randapparatuur zeer betrouwbaar te meten en te rapporteren. Naast het televisietoestel zelf zijn de volgende apparaten te onderscheiden:
•
Videorecorder
•
DVDspeler / -recorder (al dan niet met HD)
•
HD recorder
•
Settopbox (al dan niet met HD)
Enhanced Audio Matching (EAM) maakt gebruik van het principe van audio matching. Dit principe is vergelijkbaar met het systeem van Picture Matching, met dien verstande dat de zenderherkenning bij EAM is gebaseerd op het geluid dat hoort bij het door het televisietoestel getoonde beeld. Om dit mogelijk te maken wordt elke mogelijke geluidsbron aangesloten op de Taris 5000meter. Figuur 11 toont een voorbeeld van een installatie (waarbij op de TV ook een satellietontvanger en een PVR zijn aangesloten).
1-1-2008
37 /110
PeopleMeter™
VIDEO
Satellite Receiver with PVR
AUDIO
PVR
Figuur 11: Installatie van enhanced audio matching Het televisietoestel en alle hierop aangesloten randapparatuur worden via een zogenaamde ‘Audio Breakout Box (ABB)’ aangesloten op de Taris 500-meter. De ABB onderscheidt van welke bron de audio afkomstig is en geeft dit door aan de Taris 5000-meter. Met EAM is zenderherkenning mogelijk van die zenders die in de reference site zijn opgenomen. Wat niet bekend is, is welke functie van (rand-)apparatuur gebruikt wordt (het spelen van een DVD, het opnemen van een programma, EPG kijken). In tegenstelling tot picture matching waarbij in een vast patroon samples worden genomen vindt het audiosampling proces niet plaats via een vast tijdpatroon. Audio matching gebruikt de geluidstonen als aanleiding voor het samplingmoment. Dit vindt plaats op een moment dat kenmerkend is voor het geluid (dus bijvoorbeeld een moment van verandering in toon). Op deze wijze worden er meerdere malen per minuut audiosamples genomen. ’s Nachts wordt alle informatie door de meter in het huishouden naar Intomart GfK gestuurd, waarna het geluid wordt vergeleken met alle geluidssamples die in de EAM reference sites zijn opgeslagen. Net als bij picture matching gaat het om de vergelijking van reference- en meter-data. Alleen gaat het in het geval van audiomatching om een Triggered Sampling Scheme die op een zeer efficiënte manier in staat is om de audiosamples aan geluidsreferencetrajecten toe te kennen. 1-1-2008
38 /110
Figuur 12: Audiomatching proces Op dit moment zijn 32 zenders opgenomen in de reference site EAM. Per televisietoestel en per apparaat in een huishouden wordt vastgelegd welke van de drie beschikbare zenderherkenningstechnieken gebruikt mag worden voor zenderherkenning. Het is dus mogelijk dat data van alle drie technieken gebruikt mag worden voor zenderherkenning, dit is situationeel bepaald.
In het algemeen geldt dat EAM wordt gebruikt in situaties dat Picture Matching en/of VBI niet langer voldoen: • Bij gebruik van een digitale settopbox, waar het beeldformaat door de gebruiker kan worden gewijzigd, waardoor Picture Matching mogelijk niet voldoet. • •
Wanneer VBI codes niet meer aanwezig zijn (bijvoorbeeld door het gebruik van settopboxen of harddiscrecorders, uitval in het uitzendsignaal, oude tv’s). Wanneer het juiste videosignaal niet meer toegankelijk is (het gaat hier bijvoorbeeld om low end flat screen TV toestellen of om televisies waar veel andere apparaten op zijn aangesloten).
De EAM-module is in 2007 geplaatst bij een selectie van digitale huishoudens (onafhankelijk van de type ontvangst via kabel, satelliet, ether of via internet). Daar waar 1-1-2008
39 /110
mogelijk (indien EAM noodzakelijk), worden in iedere meter alle drie de meetmethodieken geïnstalleerd. Er zijn prioriteitsregels vast gesteld tussen de drie beschikbare zenderherkenningstechnieken. SKO stelt zich op dit moment op het standpunt dat geluid. leidend is over beeld, PM boven VBI: 1. Enhanced Audio Matching (EAM) 2. Picture Matching (PM) 3. VBI codes (VBI) Op deze manier krijgen de zenderonafhankelijke technieken prioriteit over de zenderafhankelijke technieken. EAM krijgt prioriteit over Picture Matching omdat deze techniek beter in staat is de bron van het op het televisietoestel getoonde beeld te herkennen bij moderne tv-situaties. Vergelijkbaar met simulcast bij Picture Matching kan ook bij audiomatching simulcast optreden. Dit hoeft echter niet overeen te komen. Het kan bijvoorbeeld overeenkomen met Picture Matching in geval van doorgeprikte journaals. Maar het kan afwijken van simulcast bij Picture Matching bij evenementen (bijvoorbeeld voetbal of een koninklijk huwelijk) omdat de commentatoren dan verschillen. Over het algemeen komt audiosimulcast minder vaak voor dan videosimulcast. Ook ten aanzien van onbekend schermgebruik levert het gebruik van audiomatching een voordeel op: audio gaat vaak door tijdens uitzendingen, daar waar het beeld verandert (picture in picture, EPG kijken). Ook radio luisteren via de TV toestel kan hiermee worden herkend.
Bij de PM techniek wordt een simulcastsituatie gerapporteerd uit de reference site. Bijvoorbeeld doordat er via VBI onderscheid gemaakt kan worden tussen de zenders. Bij EAM echter, worden alle mogelijke matches weergegeven en wordt pas door validatie het kijktraject toegekend aan een zender. Bij deze situaties zijn validatieregels van toepassing, zoals beschreven in de sectie 5.3.2.
5.2.7 De afstandsbediening: persoonsregistratie
De kijkmeter registreert automatisch op welke zender elk toestel staat afgestemd en van welk soort schermgebruik (televisieprogramma, teletekst of video) er sprake is. Om te kunnen vaststellen wie televisie kijkt, hoeven de panelleden alleen te melden wanneer zij zelf beginnen en stoppen met televisie kijken. Dit gebeurt heel eenvoudig door middel van de speciale afstandsbediening (zie figuur 14) waarop alle leden via een eigen knop aan kunnen geven of zij beginnen dan wel stoppen met kijken. Elke persoon van 3 jaar en ouder uit het deelnemende huishouden heeft hiertoe een eigen persoonsnummer dat ook staat aangegeven op de afstandsbediening. Als bijvoorbeeld persoon A begint met kijken, drukt hij de toets in met de letter A. Op het 1-1-2008
40 /110
schermpje van de monitor verschijnt dan de naam van de betreffende persoon. Bij het stoppen met kijken wordt weer de toets met de letter A ingedrukt. Bij • • •
alle vormen van schermgebruik melden de kijkers zich aan, dus ook als zij: kijken naar een programma of film (opgenomen of gekocht); teletekst raadplegen (zowel bij Nederlandse als bij een buitenlandse zender); kijken naar een kabelkrant.
Wanneer men het televisietoestel gebruikt als beeldscherm voor bijvoorbeeld spelletjes hoeft men zich niet als kijker aan te melden, maar kan men volstaan met het indrukken van de “Geen kijkers” knop. Tijdens het televisiekijken vraagt de monitor van de kijkmeter eens per 15 minuten of iedereen die kijkt, zich wel heeft aangemeld en of iedereen die niet meer kijkt, zich wel heeft afgemeld. Dit gebeurt gedurende enkele seconden door middel van het bericht “Zijn aanmeldingen OK?”. Als de situatie juist wordt weergegeven, dan hoeft men niets te doen. Als het televisietoestel aanstaat zonder dat iemand zich binnen 15 seconden als kijker heeft aangemeld, verschijnt op het schermpje van de monitor de vraag “Wie kijkt?”. In tegenstelling tot andere landen waar alle personen in een kamer waar het televisietoestel aanstaat zich dienen aan te melden en worden meegeteld als kijker (“presence in the room”), geldt in Nederland als kijkdefinitie dat men zich pas hoeft aan te melden en wordt meegeteld in de kijkcijfers als men daadwerkelijk televisie kijkt (“in the room and watching”). Het wordt aan panelleden zelf overgelaten te beslissen wanneer men werkelijk kijkt. In de instructies en toelichting door de afdeling Panelbeheer wordt benadrukt dat indien men maar “half” kijkt (iemand die bijvoorbeeld tijdens het eten naar een programma kijkt) men zich ook aan dient te melden als kijker. Figuur 14: De afstandsbediening
Wanneer een panelhuishouden op vakantie gaat, kan dat (facultatief) aan Intomart GfK worden gemeld door middel van de afstandsbediening van de persoonsmeter. De controles van de afdeling Panelbeheer (zie § 5.3.3) worden hiermee tijdelijk stopgezet. Zodra er weer televisie wordt gekeken in het huishouden is de vakantiemelding automatisch opgeheven. Tijdens hun vakantie blijven de leden van het huishouden een onderdeel van de rapporteringsteekproef: zij tellen mee als niet kijkend.
1-1-2008
41 /110
5.2.8 Video, DVD en Harddisk
Door middel van speciale modules kunnen verschillende vormen van gebruik van de videorecorder en/of de DVD-speler/ -recorder worden geregistreerd. Ten eerste kan worden vastgesteld of de video gebruikt wordt om via het kanaal van de videorecorder naar een bepaalde televisiezender te kijken, bijvoorbeeld omdat de afstandsbediening van de televisie niet functioneert of omdat de betreffende zender wel in de tuner van de video is ingesteld, maar niet in de tuner van het televisietoestel. Met deze module kan ook worden geregistreerd wanneer er opnames worden gemaakt of wanneer er een videoband of DVD wordt afgespeeld. Het afspelen van opgenomen programma’s op een DVD-recorder wordt geregistreerd als “DVD-kijken”. Hierbij bestaat geen onderscheid tussen het afspelen van het programma op een DVD-speler en een DVD-recorder. Het afspelen vanaf een harddiskrecorder wordt wel apart geregistreerd. Bij het maken van een video-opname wordt een tijdscode geïnjecteerd in het VBI gedeelte van de uitzending en daardoor automatisch op de band vastgelegd. Door middel van Picture Matching wordt later nagegaan van welke zender de opname afkomstig is. Het kan voorkomen dat de videorecorders, DVD-spelers/ -recorders of harddiskrecorders binnen het huishouden worden verplaatst of op meer toestellen tegelijkertijd zijn aangesloten. De gegevens van de modules worden in de validatie van de bestanden zodanig bewerkt dat ook na verplaatsing het kijkgedrag van videorecorders en DVDspelers/ -recorders correct wordt geïnterpreteerd. In de rapportering wordt al het videokijkgedrag als “video” gerapporteerd, al het kijkgedrag naar DVD’s als “DVD” . Het kijkgedrag dat gebeurt tijdens het afspelen vanaf een harddiskrecorder wordt als “HD” gerapporteerd . Bij videogebruik kan er onderscheid worden gemaakt naar zelf opgenomen banden, dan wel voorbespeelde banden. In het eerste geval wordt de kijktijd ook gerapporteerd als uitgesteld kijken (zie de volgende paragraaf). Voor DVD- of HD-recorders bestaat een dergelijke mogelijkheid nog niet.
5.2.9 Uitgesteld kijkgedrag
Bij het afspelen van een zelf opgenomen videoband wordt de datum, het tijdstip en de zender van de opname herkend. Alle uitzendingen die binnen 7 dagen na het moment van uitzending op normale snelheid worden bekeken (dus exclusief snelspoelen) worden in een aparte rapportage als uitgesteld kijkgedrag gerapporteerd. Dit uitgestelde kijkgedrag naar zelf opgenomen videobanden is als een aanvullend bestand bij de ruwe data (zie § 7.2.4) beschikbaar. Al het kijkgedrag naar videobanden (al dan niet zelf opgenomen) is in de dagelijkse rapportering samengevoegd onder de noemer “video”.
1-1-2008
42 /110
5.2.10 Onbekend schermgebruik
De geregistreerde tijd (toestel aan en kijkers aangemeld) waarbij geen zender kan worden herkend en waar geen sprake is van video- of DVD-kijkgedrag is in principe onbekend schermgebruik. Hierin kunnen zowel kijkgedrag als ander schermgebruik zitten. Er zijn verschillende situaties te onderkennen waarin de meter “onbekend schermgebruik” rapporteert: a. er is een zender gekozen die niet in de Picture Matching referentie is opgenomen en die ook geen VBI code draagt, zoals bijvoorbeeld bepaalde buitenlandse of lokale zenders; b. de Kabelkrant, het infokanaal of het mozaïekkanaal; c. men maakt gebruik van bepaalde functies van de decoder/settopbox (bijv. EPG); d. er wordt een band doorgespoeld op de videorecorder; e. er wordt een videospel gespeeld zonder dat men de “Geen kijkers” knop gebruikt; f. er wordt naar de radio geluisterd via het televisietoestel; g. men bekijkt zelf opgenomen videofilms en foto’s van digitale camera’s. Het onbekende schermgebruik is in de data ingeteld bij “Overige zenders”. 5.2.11 Gasten
Niet alleen gezinsleden, maar ook gasten die televisie kijken, worden gevraagd zich als kijker aan te melden. Dit geldt voor iedereen van 3 jaar en ouder die op bezoek is en televisie kijkt. Door middel van de gastknoppen op de afstandsbediening worden naast het kijkgedrag ook het geslacht en de leeftijd in 8 verschillende categorieën van de gast geregistreerd (zie figuur 14). Het kan voorkomen dat in een huishouden regelmatig dezelfde gast op bezoek is. Indien gewenst kan deze “vaste gast” een aparte knop op de afstandsbediening van de persoonsmeter toegewezen krijgen. Vanaf dat moment kan de vaste gast zich op dezelfde wijze aan- en afmelden als de leden van het huishouden. De vaste gasten worden in de rapportering verder als gewone gast behandeld. Indien na de laatste basisondervraging het huishouden wordt uitgebreid met één of meer nieuwe personen, worden deze eveneens als een vaste gast behandeld totdat van hen bij de eerstvolgende jaarlijkse basisondervraging alle achtergrondgegevens bekend zijn. Het kijkgedrag van gasten in het panel dient als proxy voor het niet geregistreerd kijkgedrag buitenshuis van de panelleden. Vanaf 1 april 2003 wordt dan ook het geregistreerd gastkijkgedrag tijdens de validatie toegekend aan panelleden die op dat moment niet thuis naar de televisie hebben gekeken. Dit niet op één van de in het huishouden bestaande televisietoestellen maar op een apart “virtueel” toestel “kijkgedrag buitenshuis”. De toekenning gebeurt op basis van het geslacht en de leeftijdscategorie van de gast en de in de basisondervraging gemeten kijkkans buitenshuis van de panelleden. 1-1-2008
43 /110
5.3 DATACOLLECTIE EN CALCULATIE 5.3.1 Datacollectie
Elke nacht tussen 2.00 uur en 5.00 uur bellen alle kijkmeters automatisch vanuit elk van de panelhuishoudens waarbij contact wordt gemaakt met het computersysteem van Intomart GfK. Hierbij worden alle nieuwe gegevens van het huishouden uitgelezen. Bovendien worden de parameters met de instellingen van de meter gecontroleerd, en wordt de interne klok gecontroleerd. Elke nacht wordt de centrale computer door meer dan 98% van de huishoudens bereikt, tenzij een grote lokale telefoonstoring dit incidenteel verhindert. In dat geval worden de niet bereikte huishoudens de volgende dag opnieuw gebeld (zie verderop in deze paragraaf). Als er bij de eerste poging geen telefonisch contact kan worden gemaakt (door “in gesprek” of technische storingen), dan wordt door de meter later die nacht een aantal malen opnieuw gebeld. Het kan voorkomen dat ook na vier pogingen geen contact tot stand komt. In dat geval worden de volgende nacht de data van twee (of meer) dagen uitgelezen. In de meter wordt namelijk steeds zoveel kijkinformatie bewaard als het geheugen kan bevatten. Pas als dit geheugen vol is worden de oudste gegevens overschreven. Als het niet mogelijk is om van een significant deel van het panel informatie te verzamelen (bijvoorbeeld als het telefoonverkeer in grote delen van het land gedurende de hele nacht is verstoord), wordt SKO hiervoor de volgende dag gewaarschuwd. Het kijkgedrag van de voorgaande dag wordt dan in een tijdelijke rapportering weergegeven. Pas als de volgende nacht de informatie uit de nog niet bereikte meters is opgehaald, wordt het kijkgedrag definitief gerapporteerd. De belprocedure verloopt net als alle overige procedures in de dataverzameling, calculatie en rapportering, geheel automatisch. Iedere 10 minuten wordt er gecontroleerd of er voldoende data zijn verzameld. Zo niet, wordt automatisch een medewerker van Intomart GfK gewaarschuwd, zodat eventuele problemen tijdig kunnen worden hersteld. Het gegevensbestand van een huishouden dat 's nachts wordt opgehaald, is een overzicht van alle acties die hebben plaatsgevonden met de televisies en/of videorecorders, door wie en op welk tijdstip. Nadat de gegevens van een huishouden zijn binnengehaald, worden deze data voor verdere bewerking ingevoerd in de COMTELsoftware van Intomart GfK (COMmon TELevision audience measurement system). Het COMTEL-systeem bevat evenals het in deze paragraaf besproken belsysteem een groot aantal ingebouwde controles en correctiemogelijkheden. Indien er zich om welke reden dan ook onregelmatigheden voordoen die de dataverzameling, calculatie en rapportering in gevaar brengen (bijvoorbeeld een interne computerstoring die niet door één van de automatische back-up systemen kan worden ondervangen), wordt door de 1-1-2008
44 /110
computer automatisch de dienstdoende Intomart GfK-medewerker thuis opgebeld (de procedures worden voornamelijk ‘s nachts uitgevoerd), zodat deze in kan loggen op de computer van Intomart GfK om te zien wat het probleem is en hoe dit kan worden verholpen. Meestal kunnen de problemen direct vanaf thuis worden gecorrigeerd. 5.3.2 Validatie
Na binnenkomst van de data wordt ‘s nachts na 5.00 uur het validatieprogramma (automatisch) opgestart. Dit programma controleert onder andere op volledigheid en betrouwbaarheid. Inconsistenties in de data worden op basis van toetsen gelokaliseerd en zoveel mogelijk gecorrigeerd. Bij validatie kan er onderscheid gemaakt worden in de hieronder beschreven situaties. • De data van de meter wordt vertaald naar een voor andere modules leesbaar dataformaat. • Van het actieve panel wordt vastgesteld wie welke knop in gebruik heeft (bijvoorbeeld persoon 1 heeft knop B). • De metertijden worden aangepast aan geldende zomer- of wintertijd. • Wanneer men met de “Geen kijkers” knop heeft aangegeven dat niemand kijkt, worden de meterstatements verwijderd. • Ook andere voor de gebruikers van de kijkgegevens niet van belang zijnde data wordt indien nodig apart verwerkt en uit de ruwe data gehaald, zoals bijvoorbeeld de samples die de meter maakt ten behoeve van Picture Matching. • Signaleren van problemen als de metercomponenten niet met elkaar kunnen communiceren (bijvoorbeeld omdat iemand de stekker van de kijkmeter uit het lichtnet heeft getrokken of deze weer opnieuw aansluit). Als de communicatie tussen een meter en de hoofdmeter verloren gaat, wordt ervan uitgegaan dat het betreffende televisietoestel is uitgezet. • Kijkgedrag van gasten en vaste gasten wordt aan het betreffende geslacht en leeftijdscategorie toegekend. Vanaf 1 april 2003 wordt het gastkijkgedrag toegekend aan panelleden. • Kijktrajecten die de voorgaande dag voor 2:00 uur ’s nachts begonnen maar daarna doorliepen worden vanaf 2:00 uur aan de betreffende dag toegekend. • Kijktrajecten die voor 2:00 uur ’s nachts begonnen maar de dag daarna doorlopen worden tot 2:00 uur aan de rapporteringsdag toegekend. De overige kijkinformatie wordt gereserveerd voor de daaropvolgende dag. • De registratie van toestel aan/uit en de Picture Matching gegevens kunnen een aantal seconden van elkaar verschillen. Bij de correctie van deze inconsistenties geldt de informatie uit Picture Matching als maatgevend. • Als er door Enhanced Audio Matching geen zender wordt herkend, wordt overgestapt op Picture Matching. Als ook Picture Matching de zender niet herkend (bijvoorbeeld bij een gelijk beeld bij twee of meer zenders) wordt er uitgegaan van de zenderinformatie uit de VBI-meter.
1-1-2008
45 /110
•
• • • •
•
•
•
•
13
Als door Picture Matching meer dan één zender herkend is en de VBI code ontbreekt, wordt het kijktraject als onbekend schermgebruik gezien en buiten de rapportering gehouden. Correcties op de tijden van de meterklok worden vastgelegd en gerapporteerd. De VBI-informatie kan uit diverse metercomponenten komen. Deze wordt in validatie onderling geïnterpreteerd en verwerkt. Validatie maakt het mogelijk zenders die op één kanaal uitzenden te splitsen op basis van tijd. Kijktrajecten worden samengevoegd als twee aaneengesloten kijktrajecten dezelfde zender betreffen (de aan- en afmeld statements van de panelleden worden apart vastgelegd). De 15 seconden persistentiegrens van de oude 4900 frequentiemeter wordt gereconstrueerd. Om te voorkomen dat het geheugen van de meter binnen een dag volloopt, werden wisselingen in het kijkgedrag die korter dan 15 seconden duren, zoals het snel doorschakelen naar diverse zenders, over het algemeen niet met de frequentiemeter geregistreerd. Als iemand bijvoorbeeld een programma op NL1 heeft gezien en daarna gedurende vier seconden naar NL2 kijkt, om dan na drie seconden NL3 uiteindelijk wat langer naar RTL4 te blijven kijken, worden de zeven seconden schakelingen genegeerd en wordt de schakeling van NL1 naar RTL4 als reële verandering van het kijkgedrag geregistreerd. Uit een apart validatie-onderzoek bleek dat de gehanteerde persistentiegrens geen significant effect heeft op de kijkdichtheid van de gerapporteerde programma’s en reclameblokken13. Een dergelijke “persistence threshold” of “persistentie” is overigens ook bij het kijkmeteronderzoek in de meeste andere landen gebruikelijk14. Als één persoon twee of meer kijktrajecten heeft die elkaar in de tijd overlappen worden deze ontdubbeld volgens de volgende regels: 1. persoon blijft aangemeld bij de meter waar hij/zij de enige kijker is; 2. persoon blijft aangemeld bij de meter waar hij/zij als laatste begon met kijken. Als iemand zich op het eerste toestel aan- en later afmeldt, en zich tussentijds op het tweede toestel aan- en afmeldt zonder zich voor toestel 1 af te melden, wordt deze persoon eerst aan toestel 1 toegekend, vervolgens aan toestel 2 op het moment dat men zich daar aanmeldt, om weer aan toestel 1 te worden toegekend zodra men bij toestel 2 werd afgemeld. Wanneer het televisietoestel aan staat, maar er zijn geen kijkers is er sprake van een gat in de data of “gap”. Kleine gaten in de data worden zo mogelijk tot maximaal 2 minuten opgevuld op basis van de informatie voor en na het gat. Er kan onderscheid worden gemaakt in vier soorten gaps: 1. simple gap: televisie gaat aan, televisie gaat uit, geen kijkers (wordt niet gecorrigeerd); 2. leading gap: televisie gaat aan zonder kijkers, kijker meldt zich later aan. Als het televisietoestel wordt aangezet, kan het soms even duren voordat de
A. van Meurs (1998). When every second counts: Looking into the effects of a 15 second persistence threshold on audience ratings. In Worldwide electronic and broadcast audience research symposium, 239-246. Amsterdam: ESOMAR, New York: ARF.
14
Syfret, T. (2001). Television People Meters in Europe. World Advertising Research Center, Henley-on-Thames, United Kingdom.
1-1-2008
46 /110
•
betreffende kijker zich heeft kunnen aanmelden. Als de tijd tussen inschakeling van het toestel en aanmelding van een kijker binnen 120 seconden ligt, gaat validatie er vanuit dat de persoon begon te kijken op het moment van inschakeling van het toestel. Bij eventuele andere personen die zich kort na de eerste persoon ook aanmelden, wordt het moment van aanmelden op dezelfde wijze gecorrigeerd. Dit gebeurt alleen met die personen die op dat moment niet op een andere meter waren aangemeld; 3. trailing gap: nadat de laatste kijker zich heeft afgemeld blijft het televisietoestel nog even aanstaan. In dit geval worden die personen die aangemeld waren voor de resterende toesteltijd als kijker toegevoegd. Dit gebeurt alleen met die personen die op dat moment niet op een andere meter waren aangemeld; 4. embedded gap: de kijkers melden zich af, de televisie blijft aanstaan, en de nieuwe kijkers melden zich pas na enige tijd weer aan. Een embedded gap wordt behandeld volgens het zelfde principe als een trailing gap: aan de openstaande toesteltijd worden de zich later aangemelde kijkers toegekend. Voor de volledigheid wordt in dit verband ook nog een editing regel genoemd die niet in validatie is opgenomen, maar al direct in de meter plaatsvindt. Het betreft hier de zogenaamde persoonspersistentie. Als men zich binnen 15 seconden af- en aanmeldt wordt dit door de meter genegeerd. De reden van deze regel is het corrigeren van fouten van personen die zich per ongeluk afmelden en zich direct daarna weer aanmelden.
5.3.3 Controle door de afdeling Panelbeheer
Ten behoeve van de afdeling Panelbeheer wordt na validatie een groot aantal controlerapporten gemaakt aan de hand waarvan het functioneren van de apparatuur en van de panelleden zelf kan worden gecontroleerd. Na analyse van de foutmeldingen worden eventuele problemen geïnventariseerd. Als blijkt dat de apparatuur niet goed functioneert, wordt er met het betreffende huishouden een afspraak gemaakt voor een bezoek van een technicus om de storing te verhelpen. Als de oorzaak niet direct van technische aard is of als er uit de controlerapporten blijkt dat de panelleden zich mogelijk niet correct aanmelden, wordt er eveneens contact opgenomen met het huishouden om na te gaan waardoor de foutmelding is veroorzaakt en wat daar aan te doen is. Het functioneren van de apparatuur inclusief de video- en DVD-modules wordt gecontroleerd op basis van bijvoorbeeld de volgende foutmeldingen: • de meter heeft ’s nachts niet gebeld naar Intomart GfK; • in de onderlinge communicatie tussen de apparatuur reageren één of meer componenten niet meer correct op elkaar. Hierdoor kunnen zaken als losse stekkers of een kapot snoer snel worden opgespoord; • het gebruik van een module zonder dat er kanalen worden geregistreerd; • de batterijen van de stroomvoorziening in de meter zijn aan vervanging toe. 1-1-2008
47 /110
Naast het functioneren van de apparatuur bestaan er ook rapporten en procedures waarmee de afdeling Panelbeheer het bedienen van de meter door de panelleden kan controleren. Dit is een heel belangrijke controle. De bediening van de meter door het panel is mensenwerk en dus kunnen daarin fouten worden gemaakt. Door een goede controle en een snelle reactie van de afdeling Panelbeheer kan een consequent verkeerd gebruik van de meter en eventuele misverstanden over de bediening van de meter tijdig worden opgespoord en verholpen. Vaak is extra uitleg al voldoende om problemen voortaan te voorkomen. Soms blijken de problemen ook een technische oorzaak te hebben, bijvoorbeeld zwakke batterijen, een defect in de afstandsbediening of een losse stekker. De bediening van de meter door de panelleden kan onder meer op basis van de volgende foutmeldingen worden gecontroleerd: • “uncovered viewing”: er wordt televisiegekeken zonder dat een persoon zich heeft aangemeld; • “nil viewing toestellen”: er wordt gedurende langere tijd geen kijkgedrag op één van de toestellen in een huishouden geregistreerd. Als er gedurende langere tijd niets wordt geregistreerd, wordt er contact met het huishouden opgenomen om te vragen of er inderdaad geen gebruik (meer) wordt gemaakt van het betreffende toestel. Als dit niet het geval blijkt te zijn, wordt er een afspraak gemaakt voor een bezoek van een technicus om de apparatuur van het betreffende toestel te controleren; • “nil viewing personen”: er wordt gedurende langere tijd geen kijkgedrag van één of meer leden van het huishouden geregistreerd. Als er gedurende langere tijd niets wordt geregistreerd, wordt er contact met het huishouden opgenomen. Soms dient er (opnieuw) duidelijk gemaakt te worden dat alle leden van het huishouden mee moeten doen aan het onderzoek. Het kan ook zijn dat de persoon in kwestie tijdelijk afwezig was. Als hij of zij echter geen deel meer uit blijkt te maken van het huishouden, wordt deze persoon uit de registratie van het huishouden verwijderd. Bovengenoemde foutmeldingen hoeven op zich niet altijd op een probleem te wijzen. Het kan heel normaal zijn dat een bepaald toestel niet of nauwelijks wordt gebruikt of dat een persoon alleen maar sporadisch televisie kijkt. Ook is het in sommige huishoudens de gewoonte het toestel aan te laten zonder dat er iemand in de kamer aanwezig is of zegt te kijken. In deze gevallen wordt er een melding van de betreffende situatie gemaakt, zodat voorkomen kan worden dat dit huishouden bij herhaling van de melding onnodig door de afdeling Panelbeheer wordt gestoord. Deze huishoudens worden wel kritisch gevolgd om te zien of er geen verandering in de opgegeven situatie plaatsvindt. Als bijvoorbeeld een lid van het huishouden dat opgaf bijna nooit te kijken opeens weer wel kijkt, wordt deze weer net als alle andere panelleden in de controles opgenomen. 5.3.4 Weging
Na de validatie van de verzamelde data van alle huishoudens wordt de dataprocessing opgestart. De eerste stap in deze calculatie is de dagelijkse weging van de steekproef. 1-1-2008
48 /110
Weging is noodzakelijk indien de verdeling van de steekproef op essentiële achtergrondvariabelen niet overeenkomt met de onderzoekspopulatie. In het kijkonderzoek zijn de steekproefafwijkingen in principe veel kleiner dan bij het veldwerk van “normaal” onderzoek, zoals bijvoorbeeld telefonische enquêtes of dagboekonderzoek. Ten eerste kunnen steekproefafwijkingen in het kijkonderzoek worden gereduceerd, omdat de selectie van huishoudens voor de steekproef niet random gebeurt. De panelhuishoudens worden op zodanige wijze uit de Establishment Survey gekozen, dat het kijkerspanel zo representatief mogelijk is op een groot aantal variabelen (zie ook § 5.1.3, § 5.1.4). Een tweede reden waarom steekproefafwijkingen in het kijkonderzoek minder voorkomen dan in ander onderzoek, is het feit dat de non-respons onder de aangesloten huishoudens in vergelijking met “gewoon” onderzoek minimaal is. Non-respons kan immers bij een elektronische registratie binnen een vast panel naast de nil-viewing van personen alleen worden veroorzaakt door technische mankementen, zoals telefoon- of meterstoringen. Toch is weging ook in het kijkonderzoek noodzakelijk. Het panel is immers geen vaste groep personen, maar verandert per dag enigszins van samenstelling ten gevolge van opzeggingen, nieuwe aansluitingen en eventuele technische storingen. Door middel van weging van de steekproef kunnen de schommelingen in de panelsamenstelling ten opzichte van een aantal populatiegegevens worden gecompenseerd. Tevens kan door weging worden gecorrigeerd voor de regionale oversampling van het kijkerspanel. Weging vindt elke nacht plaats na het binnenhalen en valideren van de kijkgegevens. In de weegprocedure wordt het panel voor een aantal variabelen gewogen naar de steekproefeis. Deze eis wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en is vanaf 2006 gebaseerd op de populatiegegevens uit de Establishment Survey en MOA Gouden Standaard. Daarvoor was deze eis gebaseerd op de MiniCensus (GfK Nederland). De omvang van de populatie werd vastgesteld op basis van trendcijfers van het CBS. De wijzigingen in de populatiegegevens worden doorgevoerd op de maandag van week 1. Tot 2006 werden deze wijzigingen doorgevoerd op de maandag van week 27. Er wordt zowel op landelijke als regionale variabelen gewogen. Alle variabelen van de weegprocedure zijn opgenomen in bijlage 5. De weegprocedure van het kijkonderzoek vindt plaats door middel van een zogenaamde iteratieve weegprocedure, waarbij het mogelijk is om op een redelijk groot aantal variabelen te wegen. Er wordt in achtereenvolgende “loops” of iteratieslagen diverse malen opnieuw gewogen op alle weegcategorieën tot er een optimale fit is ontstaan. Eerst wordt er in drie loops binnen elke regio gewogen op de regionale variabelen, waarna er driemaal wordt gewogen op de landelijke variabelen. Dit wordt 14 maal herhaald, zodat er totaal 3 x 15 = 45 regionale en 45 landelijke loops worden doorlopen. Dit grote aantal iteraties geeft een optimale oplossing met een zeer hoge fit van de gewogen steekproef op alle universa. De maximale weegfactor die is toegestaan, bedraagt 3. Hogere weegfactoren kunnen bij uitzondering voorkomen in kleine cellen met te weinig panelleden. Ter verhoging van de
1-1-2008
49 /110
betrouwbaarheid van de kijkcijfers worden te hoge weegfactoren in de weging steeds op maximaal 3 “afgekapt”. Het resultaat hiervan is voor ieder panellid van 3 jaar of ouder één weegfactor per dag, die voor alle weegvariabelen een optimale fit met de universa geeft. De som van alle weegfactoren is gelijk aan de totale populatiegrootte van alle personen van 3 jaar en ouder in Nederland.
5.3.5 Rapportage
Na de validatie en weging wordt automatisch de calculatieprocedure gestart. Hierbij worden referentierapporten gecalculeerd en worden bestanden gemaakt met de ruwe data, op basis waarvan gebruikers ook op basis van eigen specificaties eigen rapporteringen kunnen calculeren. Deze ruwe data bestaat uit de volgende gegevens (zie ook hoofdstuk 7): • het kijkgedrag zoals vastgelegd in alle meterstatements. Dit bestand is aangevuld met een controleveld met de som van de kijktijd per zender van alle panelleden van drie jaar en ouder; • de achtergrondkenmerken en het productgebruik van elke respondent; • een weegfile; • een codeboek met onder meer een overzicht van alle gerapporteerde zenders • een apart bestand met het uitgestelde kijkgedrag naar zelf opgenomen videobanden. In combinatie met de uitzendgegevens van TV Times is het ook mogelijk het kijkgedrag van programma’s en spots te calculeren.
5.4 DATALEVERING
Dagelijks stelt Intomart GfK de ruwe data om 7.30 uur aan alle gebruikers op de ftpservers ftp.intomartgfk.nl en ftp.tvtimes.nl beschikbaar. De standaard- en referentierapporten die door Intomart GfK gedraaid worden (zie hoofdstuk 7), komen om 8.30 uur beschikbaar, op feestdagen om 13.00 uur. Verder vindt de volgende dag om 8.30 uur een herlevering van de standaard- en referentierapporten plaats, op feestdagen om 13.00 uur.
Één keer per week worden de standaard- en referentierapporten nogmaals herleverd: de referentierapporten op dinsdag om 17.30 uur, de standaardrapporten op woensdag om 1-1-2008
50 /110
10.00 uur. De herleverde rapporten hebben betrekking op de afgelopen week van maandag tot en met zondag.
1-1-2008
51 /110
6. TIJDSBEPALING EN CLASSIFICATIE PROGRAMMA’S EN SPOTS
In het kader van het kijkonderzoek wordt voor 16 zenders (status per 1 januari 2007, zie overzicht in bijlage 6) de tijdsbepaling en classificatie van de uitgezonden programma’s en spots door TV Times Nederland uitgevoerd. TV Times verricht de werkzaamheden aan de hand van een semi-automatisch systeem voor het vastleggen van begin- en eindtijden van uitzendingen en segmenten van uitzendingen, reclameblokken, trailers en zenderaankleding. Het uitgangspunt van de registratie zijn de vooraf door de zenders opgestuurde uitzendschema’s, maar uiteindelijk baseert TV Times zich op wat reëel uitgezonden werd en op het scherm te zien was. Dagelijks worden twee registratieoverzichten aangemaakt en gerapporteerd: 1. De programmalijsten bevatten de programma’s, met eventuele programmasegmenten (bij onderbroken programma’s), de reclameblokken, de zenderpromotie, billboards etc. De programmalijsten worden gerapporteerd in de vorm van prl-bestanden. 2. De reclamespotlijsten omvatten alle reclameboodschappen, die zich in reclameblokken bevinden, hieronder vallen de traditionele spots maar ook andere vormen van spots. De spotlijsten worden gerapporteerd in de vorm van splbestanden. Na de eerste levering (’s ochtends) van deze programma- en spotlijsten vinden nog een aantal controles en correcties plaats voordat de bestanden ’s middags nog een keer herleverd worden. Daarnaast wordt van maandag tot en met vrijdag ’s middags een bestand geleverd dat de merk- en productclassificatie van de commercials aangeeft (clabestand). Verder vindt een weeklevering en weekherlevering van de bestanden plaats die vooral met aanpassingen door de zenders rekening houdt. Na een korte beschrijving van de input die de zenders aan TV Times leveren (§ 6.1) wordt in paragraaf 6.2 op het hele proces van het tvtimen ingegaan. Hieronder vallen de tijdsbepaling voor programma’s en spots, de classificatie van programma’s en de classificatie van spots. Paragraaf 6.3 geeft een overzicht welke controles wanneer uitgevoerd worden. In paragraaf 6.4 staat informatie over wanneer en waar de data door TV Times ter beschikking worden gesteld. Tenslotte staat in paragraaf 6.5 nadere informatie over de techniek die de basis voor de werkzaamheden van TV Times vormt.
6.1 INPUT VAN DE ZENDERS
Om de werkzaamheden uit te kunnen voeren is TV Times onder andere aangewezen informatie van de televisiezenders en exploitanten die voor de uitzending van de registreren programma’s en spots verantwoordelijk zijn. De uitzendschema’s van zenders en exploitanten zijn het uitgangspunt voor de registratie door TV Times 1-1-2008
op te de en
52 /110
bevatten verder informatie die voor de classificatie en codering van programma’s en spots nodig is (zie § 6.2). De zenders en exploitanten dienen TV Times Nederland daarom vooraf uitzendschema’s voor programma’s, reclameblokken en spots te sturen. Deze bestanden moeten bij TV Times Nederland uiterlijk op de dag van uitzending voor 7.30 uur aanwezig zijn, voor weekend en feestdagen dienen de bestanden de laatste werkdag voor 17.30 uur bij TV Times Nederland aanwezig te zijn. De uitzendschema’s worden via het Internet via ftp-protocol verstuurd in een door TV Times Nederland bepaald formaat. Dit formaat is nodig om de gegevens in te kunnen lezen. Naast de uitzendschema’s vóór de uitzending heeft TV Times de “planning after” (na de uitzending aangepaste uitzendschema’s) van de reclameblokken en spots nodig, om wijzigingen in de uitzendgegevens voor de dagelijkse herlevering van de bestanden goed op te kunnen nemen. Dit betreft met name wijzigingen in de spotdetails, filmnummers van uitgezonden spots namen van reclameblokken en andere wijzigingen in de planning. De exploitanten zijn verzocht deze “planning after” na uitzending systematisch naar TV Times Nederland te sturen, uiterlijk de 1e werkdag na uitzending voor 15.00 uur. De “planning after” van programma’s worden niet door de zenders doorgestuurd. Eventuele wijzigingen worden per mail of telefonisch doorgegeven. TV Times verwerkt terechte opmerkingen of bijkomende informatie van de zenders en exploitanten in de dagelijkse herlevering voor zover zij voor 15.00 uur aan TV Times Nederland gecommuniceerd zijn. De TV-exploitanten sturen verder elke dinsdag voor 10.00 uur de definitieve spotlijsten van de voorgaande week door (maandag tot en met zondag) voor de weeklevering. Commentaren op programmagegevens moeten elke woensdag voor 15.00 uur doorgegeven worden om in de weekherlevering verwerkt te kunnen worden. Alle bestanden afkomstig van zenders en exploitanten voor/na uitzending worden door TV Times Nederland gearchiveerd.
6.2 HET TVTIMEN
De eerder beschreven uitzendschema’s van de zenders worden in het systeem bij TV Times ingelezen en vormen het uitgangspunt voor de tijdsbepaling en classificatie van programma’s en spots, het zogenoemde tvtimen. Hoe het proces van tvtimen in elkaar zit en welke regels daarbij gelden zal hieronder beschreven worden.
1-1-2008
53 /110
6.2.1 Tijdsbepaling voor programma’s en spots
6.2.1.1 Registratie van programma’s en spots TV Times Nederland bepaalt aan de hand van de gedigitaliseerde beelden het beginbeeld van elke uitzending. Door op dit beeld te klikken wordt de begintijd van een programma, een programmaonderdeel, een reclameblok, een spot, een trailer vastgelegd. Begintijden worden dus nooit manueel ingetikt. Het klikken op het beginbeeld van de volgende uitzending bepaalt zowel het begin van deze uitzending als het einde van de voorgaande. Daardoor zijn er geen gaten in de registratie (bij uitzending). Alle elementen die één seconde of meer duren en schermvullend zijn, worden volledig geregistreerd. Productplacement en andere reclame-uitingen die niet het hele scherm in beslag nemen, worden niet geregistreerd. De splitscreen spots zijn hierop een uitzondering. Het begin van een reclameblok wordt bepaald door de openingsjingle/bumper van het blok. Het einde wordt eveneens bepaald aan de hand van het einde van de sluitingsjingle. Indien de begin- of sluitingsjingle niet aanwezig is, wordt het begin of einde van het reclameblok bepaald door het begin of einde van de eerste of laatste spot of promo.
6.2.1.2 Rapportage In SKO verband is de afspraak gemaakt in minuten te rapporteren hoewel het timen in seconden gebeurt. Alle begin- en eindtijden volgen de regel van minuut X tot minuut Y. De begintijd op de minuut geeft aan dat er gerekend wordt vanaf de seconde nul. De eindtijd geeft aan dat er gerekend wordt tot en met de 59ste seconde van de vorige minuut. De overgang van seconden naar minuten gebeurt op de volgende manier: • Van de door TV Times Nederland geregistreerde tijden worden de seconden weggehaald, ze worden gewoon weggekapt. Indien verschillende elementen zich in dezelfde minuut bevinden, zullen zij allemaal dezelfde beginminuut toegewezen krijgen. • Net zoals voor de beginminuut worden eveneens van de op secondebasis geregistreerde eindtijden, de seconden weggekapt. • Indien begin- en eindtijd zich in dezelfde minuut bevinden, wordt de eindtijd 1 minuut verder gezet. • Bij spots wordt enkel de beginminuut bepaald. Voor alle spots binnen een reclameblok worden de reële begintijden op de seconde bepaald. Vervolgens worden de seconden weggekapt om de minuut te bepalen waarbinnen de spot valt. De werkelijke duur in seconden wordt wel apart gerapporteerd in de TV Times data.
1-1-2008
54 /110
6.2.1.3 Voorbeeld tijdsbepaling Onderstaand voorbeeld illustreert de toegepaste regels betreffende de tijdsbepaling voor programma’s en spots. Registratie
Rapportage
Omschrijvin
Begintijd op
Eindtijd op
Begintijd op
Eindtijd op
Programma A
14:52:33
15:16:09
14:52
15:16
Billboard
15:16:10
15:16:18
15:16
15:17
Reclameblok
15:16:19
15:18:59
15:16
15:18
Spot 1
15:16:22
15:16:51
15:16
Spot 2
15:16:52
15:17:22
15:16
Spot 3
15:17:23
15:17:33
15:17
Spot 4
15:17:34
15:18:04
15:17
Spot 5
15:18:05
15:18:24
15:18
Spot 6
15:18:25
15:18:56
15:18
Programma B
15:19:00
15:41:32
15:19
15:41
6.2.1.4 Bijzondere situaties Reclameblokken over de daggrens heen Indien een reclameblok de daggrens van 26 uur overschrijdt met minstens een gedeelte van een spot of promo, wordt het volledige reclameblok teruggezet op dag 1. De beginminuut van het reclameblok zal vervroegd worden (er wordt timing weggenomen van het vorige programma). De spots worden in functie van hun reële lengte teruggeplaatst in het reclameblok. Zomer- en wintertijd Op de eerste dag van de zomertijdperiode (zondag) ontbreekt in de registratie en rapportering van TV Times het eerste uur (02:00:00 - 02:59:59) omdat dit uur niet bestaat. Bij de overgang van zomer- naar wintertijd komt er op zondag één uur (02:00:00 02:59:59 uur) twee keer voor. Voor het tvtimen geldt dat de zaterdag tot en met 25:59:59 uur normaal getvtimed wordt. Op zondag begint het tvtimen gewoon om 02:00:00. Het tvtimen gebeurt op basis van de beelden van het tweede uur. 6.2.2 Classificatie van programma’s
Het tvtimen omvat naast de tijdsbepaling ook de classificatie van de programma’s. Hierbij wordt voor alle programma’s c.q. programmasegmenten van zenderopening tot zendersluiting naast de begin- en eindtijd de volgende informatie vastgelegd: • Programmatitel (zoals deze in beeld staat) 1-1-2008
55 /110
• • •
Basisinformatie van de zenders (programma ID, subtitel) Programmacodering (programmatypen, SKO code, herhalingscode) Variabele follows
Daarnaast worden uitzendproblemen bij het tvtimen als storingen geïdentificeerd. Een gedetailleerd overzicht van de kenmerken in de prl-bestanden is opgenomen in bijlage 9.
6.2.2.1 Basisinformatie De zenders leveren met hun uitzendschema’s basisinformatie over de uitgezonden programma’s. Een gedeelte van deze informatie wordt door TV Times gewoon over genomen zonder bewerking of controle. Dit zijn de programma identificatiecode, indien gewenst een subtitel van het programma (max. 40 karakters) en het 30 seconden tarief van de reclameblokken. Bij de basisinformatie hoort ook de programmatitel (max. 40 karakters) die een centrale rol speelt bij de verdere classificatie: de programma’s worden bij TV Times op basis van hun titel geïdentificeerd. De door de zenders opgegeven programmatitels worden door TV Times gecontroleerd op basis van de beelden en waar nodig geharmoniseerd. Programmatitels zitten bij TV Times in een lexicon. Het lexicon bevat zowel de titels als de programmacodering. Voor elk programma zoekt de codeur de titel van de uitzending op in dit lexicon. Daarbij wordt zelfs met lichte afwijkingen in de spelling rekening gehouden; er wordt gecontroleerd of het dan inderdaad om hetzelfde programma gaat. Doorslaggevend blijft altijd wat precies op het scherm verschijnt. Als er nog geen programma met deze titel bestaat wordt er een nieuwe titel (en daarmee een nieuw programma) in het lexicon aangemaakt. Het nieuwe programma wordt tevens gecodeerd (zie § 6.2.2.2). Omdat de identificatie van een programma gebeurt aan de hand van zijn titel is de schrijfwijze uiterst belangrijk. SKO heeft daarom regels bepaald voor het schrijven van de programmatitels (bijlage 10). TV Times Nederland volgt deze regels op. Doordat de titels uit een lexicon komen wordt de schrijfwijze in de prl-bestanden gewaarborgd evenals de codering.
6.2.2.2 Programmacodering Programmatypen die in de prl-bestanden gerapporteerd worden zijn: programma’s, promo’s, billboards, reclameblokken, Postbus 51 blokken, homeshopping en storingen. Voor de classificatie van programma’s wordt door TV Times naast de code voor het programmatype een centrale code aangemaakt, de SKO code, die zowel inhoudsaspecten als vormaspecten bevat naast andere kenmerken (zie bijlage 16).
1-1-2008
56 /110
TV Times bepaalt tevens van elk programma of het herhaald is uitgezonden (op dezelfde of een andere zender). TV Times maakt uiteindelijk de betreffende SKO code aan. De zenders hebben de verantwoordelijkheid te controleren of de codes kloppen. Hiertoe wordt dagelijks de SKO codering van de nieuwe titels aan de zenders gemaild.
6.2.2.3 De variabele follows TV Times geeft in de variabele follows aan of een in het prl-bestand gecodeerd uitzendelement een zelfstandig programma is of een programmasegment dat met andere segmenten samen een volledig programma oplevert. Deze variabele follows wordt door TV Times volgens de SKO regels aangemaakt als de volgende criteria gelden: • De programmasegmenten behoren tot een element geclassificeerd als programma (geen reclameblok of PB51). • De programmasegmenten worden alleen onderbroken door een reclameblok, nieuwsuitzending, storing, weerbericht, billboard, promo of teletekstbeelden. • De programmasegmenten zijn op dezelfde dag uitgezonden. • Ze hebben identieke titels. Er zijn een aantal vaste uitzonderingen van programma’s die ondanks deze regels niet samengenomen worden (zie bijlage 13).
6.2.2.4 Identificatie van storingen Uitzendproblemen tijdens de programma’s die betrekking hebben op de beeldkwaliteit worden bij het tvtimen geïdentificeerd als storing. Storingen in beeld worden aan de zender/exploitant gemeld. 6.2.3 Classificatie van spots
In het proces van tvtimen worden ook de spots geclassificeerd. Daarbij wordt elke reclamespot beschouwd als onderdeel van een reclameblok, ook als deze apart wordt uitgezonden. Reclamespots worden geïdentificeerd. De identificatie gebeurt visueel en waar nodig auditief. Er wordt een unieke identificatie code (TVTID; zie § 6.2.3.3) toegekend aan alle uitzendingen van dezelfde reclamespot. De eerste uitzending van een reclamespot wordt altijd bewaard en dient als referentiemateriaal voor volgende uitzendingen.
1-1-2008
57 /110
De spl-bestanden bevatten basisinformatie uit de uitzendschema’s van de exploitanten. Deze basisinformatie wordt – naast de getvtimde begintijd van de spots – verrijkt met de volgende informatie: • Reële lengte van de spot • TVTID (harmonisatiecode) • Werkelijke positie in het reclameblok • Geharmoniseerde mediabureaunaam • CLA classificatie • Merk/submerk/product/adverteerder • Hoofdbranche/subbranche • Titel van de commercial De laatstgenoemde CLA classificatie bevindt zich in een afzonderlijk cla-bestand. En gedetailleerd overzicht over de kenmerken in de spl- en cla-bestanden staat in bijlage 11.
6.2.3.1 Basisinformatie De exploitanten leveren basisinformatie over de spots aan TV Times die zonder verdere controles in het spl-bestand terecht komt. Dit zijn naast de spot ID, het filmnummer, de titel van de commercial, de commerciële lengte, het 30 seconden tarief van het reclameblok, het plaatsende en het facturerende mediabureau evenals het contractnummer bij de exploitant. Spottypen die in de spl-bestanden gerapporteerd worden zijn: commercials, promo’s, buitenlandse commercials, postbus 51, local ad spots, splitscreen spots en storingen.
6.2.3.2 Spotlengte Naast de commerciële lengte van de spots die door de exploitanten wordt opgegeven, bepaald TV Times de reële lengte in seconden. Daarbij worden de blauwe/zwarte beelden (neutrale overgangsframes) die door de zender tussen de spots geplaatst worden, toegekend aan de voorafgaande spot.
6.2.3.3 TVTID TV Times Nederland controleert voor elke spot of hij als gepland werd uitgezonden. De uitgezonden spot word op geluid en beeld vergeleken met de spot uit de database van TV Times. Als de spot inderdaad dezelfde is dan krijgt deze het juiste TVTID toegekend. Als de spot afwijkt, of er is een geheel andere spot uitgezonden, dan wordt de geplande spot verwijdert en wordt dit aan de exploitant gemeld. Bij het vinden van een nieuw exploitant-filmnummer zoekt TV Times Nederland in de spot-database of deze spot al eerder is uitgezonden (b.v. bij een andere exploitant). Referentiespots worden bekeken en vergeleken met de uitgezonden spot. Indien het gaat om een eerste uitzending in 1-1-2008
58 /110
Nederland wordt een nieuw TVTID, een uniek nummer toegekend aan dit nieuwe materiaal. De spot wordt dan een referentiespot en wordt opgenomen in de spot database. De correspondentie tussen het filmnummer van de exploitant en het nieuwe TVTID wordt vastgelegd. In het geval het om een eerste uitzending van een welbepaalde spot op een andere zender gaat, bestaat de spot reeds in de spotdatabase en wordt enkel de correspondentie tussen het filmnummer van de exploitant en het bestaande TVTID vastgelegd.
6.2.3.4 CLA classificatie Naast het spl-bestand dat de centrale spotgegevens bevat maakt TV Times een clabestand aan met informatie over de producten uit de reclamespots. Hiervoor worden de door de zender geleverde titels en adverteerdersnamen door TV Times geharmoniseerd en de merk-, product- en branchegegevens volgens de CLA Branche classificatie gecodeerd (zie bijlage 12).
6.2.3.5 Identificatie van storingen Bij storingen in spots worden de slecht uitgezonden beelden aangeduid. Indien minimaal een beeld te zien is, blijft de spot in de spotlijst. Alleen in het geval dat een spot geheel in storing is uitgezonden komt de spot te vervallen en wordt i.p.v. de spotgegevens aangeduid dat het om een storing gaat. Wanneer een storing in een spot meer dan drie seconden duurt , krijgt de exploitant een melding hiervan in de prb-file. TV Times controleert niet de klankkwaliteit van de uitgezonden spots.
6.3 CONTROLEPROCEDURES
6.3.1 Eerste dagcontrole (ochtend)
Vóór de eerste daglevering worden de volgende elementen door TV Times gecontroleerd en zo nodig gecorrigeerd: • begintijden van alle getvtimede elementen • volledigheid van de SKO codering bij de programma’s • aanwezigheid van Omroep bij Publieke zenders • gebruik van follows • coherentie in de titels bij onderbrekingen
1-1-2008
59 /110
•
zenderspecifieke businessrules
6.3.2 Tweede dagcontrole (middag)
TV Times Nederland meldt zo spoedig mogelijk na de ochtendlevering de afwijkingen in spots van de uitzendschema’s met wat reëel uitgezonden werd en uitzendproblemen aan de zenders. Spots die ontbreken in de planning files of die voorzien waren maar niet uitgezonden werden, maken eveneens het onderwerp uit van een specifieke rapportering. Dit bestand (prb-bestand) wordt enkel aan de betrokken exploitant gestuurd en geeft de afwijkingen aan van de planningbestanden t.o.v. de uitzending. Omwisselingen in commercials (film A was voorzien, maar film B werd uitgezonden) worden eveneens aangeduid in de prb-bestanden. Tevens worden storingen en afwijkingen in duur gemeld. Blokken die geheel naar een volgende of vorige dag verplaatst worden, meldt TV Times via e-mail. Zowel de prb-bestanden als de communicatie er omheen hebben tot doel gecorrigeerde “planning after” bestanden te krijgen die geïntegreerd worden in de splbestanden van TV Times. Vóór de dagelijkse herlevering in de middag vinden bovendien de volgende coderingen, controles en waar nodig correcties plaats: • geharmoniseerde programmatitels bestaande programma’s • zenderaankledingen en programma-aankondigingen • identificatie bestaande en nieuwe spots • CLA classificatie spots • controle alle programmatitels • controle storingen op kabel en satelliet ontvangst • controle omroepcodes • controle promo’s (zenderaankledingen, zender promoties en programma aankondigingen) • controle SKO codering programma’s • controle billboards • controle timen en codering reclameblokken • controle programmasegmenten • codering sport programma’s • controle bijzondere programma’s • vergelijking met ‘planning after’ bestand van de zender: • niet in de planning staande reclameblokken • niet uitgezonden reclameblokken • niet in de planning staande spots • niet uitgezonden spots • te lange en te korte spots • storingen in een blok of spot • andere spot uitgezonden dan gepland • controle programma herhalingen 1-1-2008
60 /110
• •
codering niet geplande spots codering zelf ingevoerde spots
Tevens worden terechte wijzigingen die de zender of exploitant voor 15.00 doorgeeft in de dagelijkse herlevering opgenomen door TV Times. In geval van vragen van SKO, een zender, exploitant of afnemer kan door de medewerkers van TV Times Nederland naar de beelden teruggegrepen worden om bijkomende controles uit te voeren tot uiterlijk 90 uur na uitzending.
6.3.3 Weekcontrole en levering
Vóór de wekelijkse levering vinden op maandag en dinsdag nogmaals controles en waar nodig correcties plaats: • controle op wijzigingen van de dagelijkse herlevering • controle wijzigingen SKO-codering • extra controle specifieke programma’s • extra controle omroepcodes • extra controle follows • extra controle zelf ingevoerde blokken en spots De zenders hebben uiterlijk tot dinsdag 10.00 uur de gelegenheid om hun “planning after” van de afgelopen week aan te leveren bij TV Times. Nieuwe aanpassingen en wijzigingen die in de “planning after” zijn opgenomen, worden door TV Times verwerkt. TV Times kijkt of alle incidenten en fouten die aan de exploitanten zijn gecommuniceerd daadwerkelijk zijn opgenomen in de “planning after”. Alleen de wijzigingen die ook door de zender zijn aangepast worden daadwerkelijk opgenomen in de TV Times data. Verder wordt als laatste controle via een automatisch programma gekeken of er nog afwijkingen te constateren zijn in de gegevens. Na deze controles wordt de data op dinsdag voor 15.00 uur herleverd. Dinsdag rond 12.00 uur wordt ook het CLA-bestand opnieuw geleverd. Deze levering van het CLA-bestand bevat alle nieuwe en gewijzigde TVTID’s van de vorige maandag tot en met zondag. 6.3.4 Weekherlevering
Tegelijk met de weeklevering op dinsdag krijgt elke zender een specifiek bestand geleverd waarin alle aanpassingen staan op programmaniveau tussen de dagelijkse herlevering en de weeklevering van dinsdag. Dit bestand heet een DIT-bestand.
1-1-2008
61 /110
Dit bestand wordt aangemaakt om de zender inzicht te geven in de aanpassingen die TV Times verricht heeft naar aanleding van eigen controles. De zender heeft de gelegenheid om hierop te reageren.
In dit DIT-bestand staan de volgende wijzigingen: • begin- en eindtijd • programmatitel • herhalingscode voor programma’s • SKO code • programmatype • Omroep • follows De zenders hebben uiterlijk tot woensdag 15.00 uur de gelegenheid om hun reacties op de DIT-file aan te leveren bij TV Times. Nieuwe aanpassingen en wijzigingen worden door TV Times verwerkt als deze voldoen aan de regels van SKO en TV Times. Na deze eventuele aanpassingen wordt de programma data op woensdag voor 18.00 uur herleverd. De spot data wordt niet opnieuw herleverd.
6.4 Datalevering
Op grond van de hierboven beschreven controles worden de prl- en spl-bestanden niet één keer door TV Times ter beschikking gesteld, maar vindt er naast de dagelijkse ochtendlevering en een herlevering in de middag, ook nog een weeklevering en weekherlevering plaats. De spl-, prl- en cla-bestanden worden zowel zipped als unzipped op de ftp-servers ftp.intomartgfk.nl en ftp.tvtimes.nl ter beschikking gesteld aan de afnemers van de ruwe data. De prb- en dit-bestanden worden in de folder van de betreffende exploitant of zender klaargezet op de ftp-server ftp.tvtimes.nl. Alle bestanden die TV Times Nederland verzendt, worden ook gearchiveerd, voor de volledige duur van het contract. 6.4.1
Eerste daglevering
Een eerste versie van de programma- en spotlijsten (prl- en spl-bestanden) wordt door TV Times na de eerste controle geleverd voor 7.30 uur de dag na uitzending. De spotlijsten zijn op dat moment wel geharmoniseerd maar bevatten nog geen TVTID voor de nieuwe spots. 1-1-2008
62 /110
Op volgende officiële feestdagen levert TV Times Nederland uiterlijk om 12.00 uur in plaats van 7.30 uur. • Nieuwjaarsdag • Pasen • Koninginnedag • Bevrijdingsdag (1x in de 5 jaar) • Hemelvaartsdag • Pinksteren • Kerstmis 6.4.2 Dagherlevering
Volledige programma- en spotlijsten (prl-, sp-bestanden) worden door TV Times elke dag uiterlijk om 18.00 uur ter beschikking gesteld. Daarin is de feedback van de zenders tot 15.00 uur verwerkt (behalve voor de data van vrijdag en zaterdag) alsmede de aanpassingen na aanleiding van eigen uitgevoerde controles. Het cla-bestand wordt op werkdagen geleverd voor 18.00 uur. Na de dagherlevering staan de bestanden uit de eerste daglevering niet meer ter beschikking omdat ze door de herleverde bestanden overschreven zijn. In de dagherlevering hebben ook alle nieuwe spots een TVTID gekregen. 6.4.3 Weeklevering
Een wekelijkse levering van alle bestanden (maandag tot en met zondag), inclusief correcties, vind op dinsdag voor 15.00 uur plaats. Wederom worden de oude bestanden door de nieuwe bestanden met dezelfde naam vervangen.
6.4.4 Weekherlevering
Een wekelijkse herlevering van alleen de programma bestanden (maandag tot en met zondag), inclusief correcties, vind op woensdag voor 18.00 uur plaats. Wederom worden de oude bestanden door de nieuwe bestanden met dezelfde naam vervangen.
1-1-2008
63 /110
6.5 TECHNIEK 6.5.1 Stations voor video-ontvangst
Videosignalen worden ontvangen via de lokale kabeloperator en een schotelantenne (satellietontvangst) . Elke seconde wordt een beeld van de televisiezender gedigitaliseerd (192 op 144 pixels, 24-bits color), voorzien van een tijdsaanduiding en gecomprimeerd (via JPEG). Ter bevordering van de nauwkeurigheid van de registratie, wordt een nieuw beeld een halve seconde later opgeslagen, maar dan met een lagere resolutie. De plaatselijke klok wordt synchroon gehouden met een tijdsdienst op één van de fileservers die zelf gebaseerd is op het Frankfurt DCF77 radiosignaal. De inschatting is dat het registratiemoment nauwkeurig is tot op 0.1 seconde, terwijl de tijdsaanduidingen nauwkeurig zijn tot op 0.01 seconde. De geregistreerde tijden zijn de tijden waarop de televisiebeelden via de Amsterdamse kabel worden ontvangen. Het geluid wordt voortdurend gedigitaliseerd (mono, 16-bits PCM, 8KHz sampling), opgedeeld in fragmenten van één seconde met tijdsaanduiding (voor synchronisatie met de videobeelden) en gecomprimeerd tot 4-bits ADPCM. Beeld en geluid worden opgeslagen op de plaatselijke schijf, één bestand per minuut. De totale omvang van de gegevens bedraagt ongeveer 60 Mbytes per zender en per uur. De digitalisatie wordt veiligheidshalve drie-dubbel gedaan om technische problemen te wijten aan de digitalisatie te vermijden. 2 maal in Amsterdam en 1 maal in Brussel bij het moederbedrijf MediaXim. De beelden worden zowel via de Amsterdamse kabel als via satelliet gecapteerd en gedigitaliseerd. Elke zender wordt dus via 2 verschillende bronnen gecapteerd. De beelden worden op 3 verschillende servers weggeschreven. 6.5.2 Beeldservers
De beeldservers van TV Times Nederland halen voortdurend nieuwe ontvangstbestanden op, leveren ontvangstfiles op verzoek van de registratiestations en verwijderen de oudste bestanden.TV Times Nederland bewaart de digitale beelden maximaal 90 uur. Dit is nodig om de programma- en spotlijsten aan te maken en te controleren. 6.5.3 File- en databaseserver
De fileserver bewaart de lijstbestanden en het archief van reclamespots op lange termijn. De database (Oracle) bewaart de links tussen filmidentificaties en bestanden in het 1-1-2008
64 /110
archief. Ze bevat ook kopieën van diverse classificatiegegevens betreffende reclamespots. De lijsten en databanken worden twee maal daags gedupliceerd naar een hot-standby server en naar een gereserveerde site die zich veiligheidshalve bevinden op een andere locatie (bij MediaXim in Belgie). 6.5.4 Registratie werkstations
De codeurs staan in voor de feitelijke registratie, maar niet noodzakelijk in “real time”: de beelden worden eerst digitaal opgenomen en opgeslagen voor een snelle toegang, waarna onmiddellijk gestart wordt met de registratie. De codeurs kunnen op alle werkstations video’s draaien met geluid, programma’s coderen, lexicons van titels oproepen, hun historie raadplegen, reclameonderbrekingen, spots en zenderpromotie’s coderen, a priori en a posteriori programma- en spotschema’s afbeelden met daarnaast de registratieschema’s voor een andere dag of een andere zender (met uiteraard de mogelijkheid te knippen en te plakken). De codeurs beschikken over opties voor identificatie van reclamespots. De identificatie van de reclamespots gebeurt door de vergelijking van de uitgezonden spot en het referentiemateriaal dat is opgeslagen in de databank. De codeur bekijkt de beelden van beide spots onder elkaar.
1-1-2008
65 /110
7. RUWE DATA EN RAPPORTAGES
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke informatie dagelijks, wekelijks en maandelijks door de onderzoeksbureaus op de ftp-servers ftp.intomartgfk.nl en ftp.tvtimes.nl ter beschikking gesteld wordt. Naast de door TV Times verzamelde uitzendgegevens en de door Intomart GfK gemeten respondentgegevens die door de gebruiker aan elkaar gekoppeld kunnen worden, betreft dit een aantal regelmatig door Intomart GfK geleverde standaarden referentierapportages.
7.1 BESTANDEN MET UITZENDGEGEVENS 7.1.1 Programma’s
Het bestand jjjjmmdd.PRL bevat een aantal gegevens van alle programmatypen (mogelijke typen zijn programma’s, promo’s, billboards, postbus 51, reclameblokken, homeshopping en storingen) die op de gecodeerde zenders (zie bijlage 6) op de betreffende dag zijn uitgezonden. Naast de titel, begin- en eindminuut van een uitzendelement en het programmatype bevat dit bestand de MTC-codes (tot 31-122006), de SKO-code en de informatie of een programma specifiek op kinderen is gericht of niet. Bovendien bestaat er een variabele die voor programmadelen aangeeft welke programmadelen bij elkaar horen en een volgnummer per uitzendelement per zender per dag. 7.1.2 Spots
Het bestand jjjjmmdd.SPL bevat een aantal gegevens van alle spots die op de gecodeerde zenders op de betreffende datum zijn uitgezonden. In het bestand staan naast formele gegevens zoals de zender- en blokcode, het volgnummer van elke spot in het blok, de spot identificatie code, de beginminuut en de reële lengte van de spot, enkele variabelen betreffende de commercial (commercial type, commerciële lengte, filmnummer, geharmoniseerde TV Times ID), de titel van de commercial bij de exploitant, het 30 seconden tarief15 en geharmoniseerde naam van de bemiddelende media bureaus.
15
Indien deze gegevens door de exploitant aan TV Times worden geleverd.
1-1-2008
66 /110
7.1.3 Classificatie van de commercials
Het bestand jjjjmmdd.cla bevat informatie over de op de betreffende datum uitgezonden commercials waarmee de uitgezonden spots geclassificeerd kunnen worden. Per TV Times ID staan in dit bestand de duur van de referentie commercial, zijn geharmoniseerde titel en geharmoniseerde informatie over het product van de commercial (merk, submerk, productnaam, branche en adverteerder).
7.2
BESTANDEN MET RESPONDENTGEGEVENS
7.2.1 Kijktrajecten
Het bestand VWGwwwwd.DAT bevat informatie over wie van de panelleden wanneer en hoe lang op welk toestel naar welke zender heeft gekeken. De data zijn ingedeeld in kijktrajecten. Daarbij spiegelt één kijktraject een onveranderde situatie weer: dezelfde personen kijken op hetzelfde toestel naar dezelfde zender. Zodra er iets aan de situatie verandert (bijvoorbeeld als iemand stopt met kijken, als er iemand bij komt of als naar een andere zender wordt geschakeld) begint een nieuw kijktraject. Kijkgedrag waaraan geen kijker kan worden toegekend, staat niet in de ruwe data. Ook onbekend schermgebruik wordt per 1 april 2003 niet meer in de ruwe data opgenomen (zie ook § 5.2.10). Wél bevat het bestand het kijken naar de video (zowel voorbespeelde als zelf opgenomen banden), DVD en HD, waarbij kijktrajecten gemarkeerd zijn die ook in de UGK-file voorkomen (die dus uitgesteld kijken betreffen) en in de VWG-file dus moeten worden genegeerd. Video, DVD en HD hebben allebei een eigen zendercode. Welke zenders een eigen zendercode krijgen, wordt door SKO vastgelegd. Alle overige zenders worden in één code (“Rest”) samengevat. In totaal wordt over 6016 zenders (incl. video, DVD, HD en “Rest”) gerapporteerd. Welke zendercodes in de ruwe data van de betreffende dag voorkomen, valt uit de dagelijks geleverde zendertabel af te leiden. (zie § 7.3.1). Een actueel overzicht van alle zenders is te vinden op www.kijkonderzoek.nl. Het kijkgedrag naar teletekst wordt toegekend aan de betreffende zender.
16
Status per 1-1-2008
1-1-2008
67 /110
7.2.2 Uitgesteld kijkgedrag
Het bestand UGKwwwwd.DAT bevat gegevens over het uitgesteld kijken van zelf op video-, dvd- en harddiskrecorder opgenomen televisie-uitzendingen. In 2008 is voor UGK een nieuwe file specificatie opgeleverd: in het dagelijkse bestand staan de gegevens over het Uitgesteld Kijken naar programma’s die uitgezonden werden tot 7 dagen vóór die betreffende dag. Voorbeeld: Op 22 mei bevat dit bestand het uitgesteld kijkgedrag naar alle programma’s die tot en met 14 mei terug zijn opgenomen.
Het bestand met het uitgesteld kijkgedrag is aanvullend. Het uitgesteld kijkgedrag (via de Video, DVD- en HD-recorder) is immers ook al in de ruwe data als kijkgedrag opgenomen bij de dag waarop het kijkgedrag plaatsvond (zie §10.1). Als iemand een programma in de week na uitzending twee maal bekijkt, wordt dit uitgesteld kijkgedrag in het UGK-bestand ook twee maal gerapporteerd.
Deze file veranderde per 31-12-2007. Hiervoor bevatte dit bestand alleen gegevens over het uitgesteld kijken van zelf op video opgenomen televisie-uitzendingen.
7.2.3 Achtergrondkenmerken
Het bestand DEMwwwwd.DAT bevat de achtergrondkenmerken van de panelleden, die in de basis- en de productondervraging zijn gemeten en waarop doelgroepen kunnen worden gedefinieerd. De lay-out van dit bestand wordt in principe éénmaal per jaar gewisseld. Er wordt dagelijks een bestand met de beschrijving en posities geleverd, DEMwwwwd.COD (zie § 7.3.2). Dit bestand bevat een telling van alle kenmerken voor de betreffende dagsteekproef. Naast de achtergrondgegevens bevat het bestand DEMwwwwd.DAT een weegfactor, die gelijk is aan de weegfactor uit het wgt-bestand (zie § 7.2.3). De waarden van (nieuwe) achtergrondkenmerken uit de basis- en productondervraging kunnen tweemaal per jaar voor alle panelleden worden ververst17. Dit gebeurt op de maandag van week 27 en maandag van week 1. Tegelijkertijd worden op deze dag ook mogelijke aanpassingen ten gevolge van gewijzigde vragenlijsten in de ruwe data overgenomen.
17
Op maandag van week 27 worden bijvoorbeeld alle panelleden één jaar ouder.
1-1-2008
68 /110
7.2.4 Weegfactoren
Het bestand WGTwwwwd.DAT bevat voor de panelleden de dagelijkse weegfactor. Deze weegfactor bestaat uit 8 posities waarvan de laatste positie als decimaal gelezen dient te worden. In deze weegfactor is een projectiefactor al inbegrepen, waardoor het aantal panelleden geprojecteerd wordt op de populatieaantallen. De som van de weegfactoren van één dag geeft dus de populatiegrootte aan. Panelleden die niet in het wgt-bestand voorkomen, hebben een weegfactor van nul. Het kijkerpanel kan door nieuwe aan- en afsluitingen, technische problemen, vakantie ed. dagelijks enigszins van samenstelling veranderen. Om deze schommelingen in het kijkerpanel te compenseren, dient de weegprocedure (zie § 5.3.4) dagelijks te worden uitgevoerd. Elke respondent van drie jaar of ouder heeft hierdoor dagelijks een aparte weegfactor.
7.3
CODEBOEKEN
7.3.1 Zendertabel
In de zendertabel STAwwwwd.COD worden de zendercodes toegelicht. Het bestand bevat alle zendercodes die in de ruwe data van de betreffende datum voorkomen. Dit zijn er uiterlijk 64 codes (incl. “video”, “DVD” en “Rest”). Bovendien vind je hier per zender een controleveld dat de kijkdichtheid (in vier decimalen) voor de doelgroep 3+ bevat. Deze variabele kan door de afnemers van de ruwe data gebruikt worden om de volledigheid van de data te controleren. Voor een nauwkeurige controle van de data dienen de referentierapporten gebruikt te worden, zie § 7.4.2. Direct kijkgedrag naar zenders via de tuner van de video is aan de betreffende zender toegekend. De “zender” video betreft alleen kijkgedrag tijdens het afspelen van videobanden. 7.3.2 Codeboek achtergrondkenmerken
Het codeboek van de achtergrondkenmerken DEMwwwwd.COD geeft voor alle in de basis- en de productondervraging gemeten variabelen aan of het huishoud- of 1-1-2008
69 /110
persoonsvariabelen zijn, op welke posities zij in het bestand DEMwwwd.DAT (zie § 7.2.2) staan en welke categorieën er telkens bij horen. Tevens bevat dit bestand een ongewogen en gewogen telling van al deze achtergrondkenmerken voor de betreffende dagsteekproef. 7.3.3 Codeboek plaats TV toestel
In het codeboek voor de plaats waar de TV toestel staat (LOCwwwwd.COD) zijn de codes en categorieën voor de mogelijke locaties vermeldt. Vanaf 1 april 2003 is hier ook het virtuele toestel voor het kijkgedrag buitenshuis opgenomen (zie § 5.2.11).
7.4
RAPPORTAGES
Op de ftp-servers ftp.intomartgfk.nl en ftp.tvtimes.nl worden door Intomart GfK naast de ruwe data dagelijks, wekelijks en maandelijks een aantal rapportages beschikbaar gesteld die in deze paragraaf beschreven worden. 7.4.1 Standaardrapporten
De standaardrapportages bieden – met name ten behoeve van de SKO website – een overzicht van de SKO standaard resultaten. De standaard resultaattypen zijn de kijkdichtheden, marktaandelen, kijktijd en bereikscijfers voor programma’s en tijdvakken (2.00 uur tot 26.00 uur en 18.00 uur tot 24.00 uur) die voor alle SKO standaard doelgroepen worden aangegeven. De SKO standaard doelgroepen zijn opgenomen in bijlage 3. Dagelijks worden standaardrapporten met de volgende resultaten van de afgelopen dag aan SKO beschikbaar gesteld: • kijkdichtheden en marktaandelen per programma (alleen programmatype “programma”) voor de door TV Times gecodeerde zenders (zie bijlage 6); • kijkdichtheden van de 64 openbare zenders (zie bijlage 6) en tv totaal per tijdvak, per uur en per kwartier. De wekelijkse standaardrapporten bevatten de gemiddelde kijkdichtheden van de 64 openbare zenders en tv totaal per tijdvak en per uur in de afgelopen week (maandag tot en met zondag). In de maandrapporten staan de gemiddelde kijkdichtheden van de 64 zenders per tijdvak en per uur in de afgelopen kalendermaand. Verder wordt maandelijks een bereiksrapport ter beschikking gesteld waarin per zender het maandbereik is opgenomen, met de eis dat
1-1-2008
70 /110
iemand minimaal 1 minuut aaneengesloten én 15 minuten al dan niet aaneengesloten naar een zender moet hebben gekeken.
7.4.2 Referentierapporten
Naast de standaardrapportages werden tot 2004 door Intomart GfK dagelijkse, wekelijkse en maandelijkse referentierapportages ter beschikking gesteld die vooral ter controle voor de gebruikers van de ruwe data dienen. In de referentierapportages staan kijkdichtheid en kijktijd altijd op 6 decimalen nauwkeurig vermeld. Het marktaandeel is afgerond op 1 decimaal. Alle resultaten in de referentierapporten worden aangegeven voor de doelgroepen 3+, 6+ en 13+. Vanaf 2007 wordt er dagelijks een kwartierrapport als referentie opgeleverd met kijkdichtheid voor de doelgroepen 3+, 6+ en 13+. Vanaf 11-2008 wordt deze rapport zowel voor de Common currency als voor de Uitzenddag geleverd.
1-1-2008
71 /110
8. VERPLICHTE CALCULATIE- EN RAPPORTAGEREGELS SKO 8.1
INLEIDING
Stichting KijkOnderzoek levert aan gebruikers dagelijks “ruwe data”. Onder ruwe data wordt in dit verband verstaan: de gevalideerde kijktrajecten op respondent niveau, inclusief bestanden met weegfactoren, respondentengegevens en uitzendgegevens van programma’s en spots. SKO geeft richtlijnen uit voor de software om de ruwe data te bewerken.
Per 1 januari 2008 is door SKO het uitgestelde kijken opgenomen in de berekeningen van de common currency. Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan waarop deze programma’s werden uitgezonden. Daarin wordt voortaan het uitgesteld kijkgedrag op de dag van uitzending plus de 6 opvolgende dagen meegenomen. Om deze verandering te kunnen realiseren wordt een nieuwe filestructuur op 31-12-2007 geïntroduceerd. De specificaties van deze file worden beschreven in bijlage 1. Voor de calculatie en rapportage van kijkcijfers zijn verplichte calculatie- en rapportageregels gedefinieerd.
Het blijft mogelijk om resultaten te berekenen zonder uitgesteld kijken daar in mee te nemen (rapportagetype: tijdens uitzending). Het wordt ook mogelijk om apart te rapporteren over het uitgesteld kijkgedrag (rapportagetype: uitgesteld kijken). Hiervoor wordt het gebruik van de set ‘overige calculatieregels’ door SKO verplicht gesteld. Ook het gebruik van de ‘SKO rapportageregels’ wordt verplicht gesteld voor deze nieuwe rapportagetypes. Externe rapportage of publicatie van resultaten ‘tijdens uitzending’ is niet toegestaan. SKO heeft voor deze nieuwe resultaattypen een aanvullende set adviesregels ontwikkeld.
1-1-2008
72 /110
In dit sectie worden drie typen regels onderscheiden:
Verplichte calculatieregels: Een deel van deze richtlijnen is vervat in SKO standaard calculatieregels voor de common currency die door iedere gebruiker moeten worden nageleefd. Dit is om te voorkomen dat er verschillende resultaten in de markt worden gebruikt. De strekking van de door SKO geformuleerde richtlijnen is dat de calculatie van verschillende resultaattypen, door ongeacht welke partij, op identieke wijze plaatsvindt. Voor de nieuwe rapportagetypen ‘tijdens uitzending’ en ‘uitgesteld kijken’ heeft SKO een aparte set calculatieregels die ook door iedere gebruiker moet worden nageleefd.
Verplichte rapportageregels: Naast calculatieregels, worden door SKO rapportageregels opgesteld. Iedere gebruiker van de ruwe of geaggregeerde data dient bij de publicatie/rapportage van resultaten deze regels in acht te nemen. Tussentijdse rapportage of publicatie van resultaten over de common currency worden niet toegestaan, met de uitzondering van de ‘Uitzenddag’ resultaten (KDU). Deze resultaten betreffen kijkcijfers op de dag van uitzending, d.w.z. kijkcijfers tijdens de uitzending en het uitgesteld kijken op dag 0. Hierbij dient altijd vermeld te worden dat het tijdelijke cijfers betreft.
Adviesregels: Naast verplichte calculatie- en rapportageregels zijn in SKO verband adviesregels ontwikkeld die minder centrale resultaattypen omschrijven en tot nog meer overeenkomst op de markt moeten leiden.
1-1-2008
73 /110
De nieuwe rapportagetypen: De wijzigingen per 1 januari 2008 maken het mogelijk om, naast het berekenen van resultaten voor de common currency, ook over het kijkgedrag ‘tijdens uitzending’ en over het ‘uitgesteld kijkgedrag’ te rapporteren. In de common currency wordt vanaf 1-1-2008 het uitgesteld kijkgedrag op de dag van uitzending, plus 6 opvolgende dagen meegenomen. Dat betekent dat de kijkcijfers van een bepaalde dag (dag 0), pas na dag 6 definitief worden. Bij ‘uitzenddag’ resultaten (KDU) wordt alleen het uitgesteld kijkgedrag op de dag van uitzending meegenomen.
Figuur 1.1. Timing datalevering
Het kijkgedrag ‘tijdens uitzending’ betreft in wezen het kijkgedrag zoals tot 31-12-2007 door SKO als common currency werd gerapporteerd; kijkgedrag op het moment van uitzending. Dit kijkgedrag is af te leiden uit de kijktrajecten in de file VWGwwwwd.DAT (zonder UGK dus). Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan dat waarop deze programma’s of spots werden uitgezonden. In de data zoals ze door SKO ter beschikking worden gesteld, is de periode gelimiteerd tot de dag van uitzending en de zes opvolgende dagen. Dit kijkgedrag is af te leiden uit de kijktrajecten in de file UGKwwwwd.DAT Het uitgesteld kijkgedrag dat zeven dagen na de dag van uitzending of later gebeurt wordt gerapporteerd als ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’. Figuur 1.1. laat een voorbeeld zien van hoe de kijktrajecten van een dagfile worden gebruikt om kijkcijfers te rapporteren. Figuur 1.2. Voorbeeld rapportage kijktrajecten.
1-1-2008
74 /110
Tabel 1.1 laat de mogelijke rapportagetypes zien en hun verhouding met de door SKO opgestelde regels. Tabel 1.1. Rapportagetypen en SKO regels Rapportagetype: Welk kijkgedrag wordt gemeten?
Welke file wordt gebruikt?
Calculatie
Rapportage
Common currency • •
Kijken tijdens het moment van uitzending (dag 0) Kijken op een ander moment dan dat van uitzending op de dag zelf (dag 0) of tijdens de zes volgende dagen. VWGwwwwd.DAT
Tijdens uitzending
Uitgesteld kijken
Kijken tijdens het moment van uitzending (dag 0)
Kijken op een ander moment dan dat van uitzending op de dag zelf (dag 0) of tijdens de zes volgende dagen.
VWGwwwwd.DAT
UGKwwwwd.DAT
UGKwwwwd.DAT
Zie hoofdstuk 1
Zie hoofdstuk 3
Zie hoofdstuk 2
Alleen interne rapportages
Zie hoofdstuk 2
Zie hoofdstuk 3
toegestaan Zie hoofdstuk 3
Advies
Zie hoofdstuk 4.1
Zie hoofdstuk 4.2
Zie hoofdstuk 4.3
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
Uitzenddag resultaten dienen altijd o.b.v. de SKO regels voor de Common currency te worden berekend. Bij dit rapportagetype wordt alleen het kijken op een ander moment dan dat van uitzending op de dag zelf (dag 0) meegenomen.
Een toelichting van deze terminologie vindt u in het hoofdstuk ‘Definities’ (zie bijlage §1).
Het naleven van de door SKO geformuleerde richtlijnen maakt het mogelijk dat de calculatie en rapportage van resultaten door ongeacht welke partij, op een identieke manier plaatsvindt. Voor de centrale resultaattypen en voor de rapportage van de door de markt geaccordeerde common currency is dat duidelijk zeer belangrijk. Voor minder centrale resultaattypen heeft SKO adviesregels geformuleerd om tot nog meer overeenkomst in de markt te komen. Tabel 1.2 laat zien welke calculatie en adviesregels van toepassing zijn voor het berekenen van de diverse resultaattypen bij verschillende rapportagetypen. Zoals dat 1-1-2008
75 /110
ook in tabel 1.1 is gedaan, wordt bij een verplicht karakter van de regel deze in het zwart aangeduid. Resultaattypen in de verschillende soort rapportages waarover SKO een advies geeft, worden in het grijs ingevuld.
Tabel 1.2. Rapportagetypen en resultaattypen Rapportagetype:
Common currency
Tijdens uitzending
Uitgesteld kijken
Kijkdichtheid
√
√
√
Marktaandeel
√
√
√
Bereik
√
√
√
Kijktijd
√
√
√
Resultaten voor meerdere uitzendingen
√
√
√
Steekproeven
√
√
√
Overige calculatieregels
√
√
√
alle
√
√
√
Externe rapportage of publicatie van alle resultaattypen
√
Niet toegestaan
√
Profiel
√
√
√
Toplijst
√
√
√
Blokfactor
X
√
X
Fractie
√
√
√
Inheritance
X
√
X
Persistentie
X
√
X
Overlap/ Duplication
√
√
√
Bereik van zendercombinatie
√
√
√
Selectiviteitsindex
√
√
√
Kijktijd/ Uitzendtijd
√
√
√
Populatieaantallen
√
√
√
nvt
√
√
√
√
√
Uitstelduur
nvt
nvt
√
Absoluut uitgesteld kijken
nvt
nvt
√
Aandeel uitgesteld kijken
nvt
nvt
√
Relatief aandeel uitgesteld kijken
nvt
nvt
√
Calculatie
Rapportage Interne rapportage resultaattypen
van
Advies
Samen kijken Bereik billboards
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
1-1-2008
76 /110
Uitzenddag resultaten dienen altijd o.b.v. de SKO regels voor de Common currency te worden berekend. Bij dit rapportagetype wordt alleen het kijken op een ander moment dan dat van uitzending op de dag zelf (dag 0) meegenomen.
√ = voor dit resultaattype in het betreffende rapportagetype is er een regel door SKO opgesteld X = SKO raadt het gebruik van dit resultaattype af voor het betreffende rapportagetype.
Voor de eenduidigheid van de cijfers, verplicht SKO altijd precies te vermelden wat er gerapporteerd wordt en waarop de uitkomsten gebaseerd zijn.
Binnen de set rapportageregels zijn er geen richtlijnen voor de diverse resultaattypen apart gedefinieerd, oftewel, bij de rapportage van alle resultaten dienen de rapportageregels in acht te worden genomen.
1-1-2008
77 /110
8.2
VERPLICHTE CALCULATIEREGELS
In de common currency wordt vanaf 1-1-2008 het uitgesteld kijkgedrag op de dag van uitzending, plus 6 opvolgende dagen meegenomen. Dat betekent dat de kijkcijfers van een bepaalde dag (dag 0), pas na dag 6 definitief worden. LET OP: Kijkcijfers ZIJN DEFINITIEF 7 DAGEN NA UITZENDING • • • •
Uitzending: Rapportage Tijdens Uitzending: Tussentijdse rapportage Uitzenddag: Common currency:
op op op op
1-1-2008 2-1-2008 2-1-2008 8-1-2008
Nieuwe kijktrajecten Bij het berekenen van alle resultaten uit de common currency dient gebruik gemaakt te worden van de kijktrajecten uit de UGK-file. In de UGK file vindt u de variabelen ‘uitzendmoment’ en ‘kijkmoment’ voor elk uitgesteld kijktraject. Bij alle standaard resultaattypen dient het uitgestelde kijkgedrag toegekend te worden aan het moment van de oorspronkelijke uitzending. Deze toekenning dient te gebeuren VOOR dat er gecalculeerd kan worden. Door deze kijktrajecten eerst toe te kennen aan het uitzendmoment is probleemloos gebruik te maken van de calculatiewijze die tot 1 januari 2008 werd gebruikt, om tot resultaten te komen. Één opmerking dient daarbij te worden gemaakt. Omdat kijktrajecten in een later stadium aan het uitzendmoment worden toegekend, kan het voorkomen dat er voor 1 respondent dubbele kijktrajecten voorkomen voor 1 moment. Theoretisch kan daardoor de kijkdichtheid boven de 100% uitkomen binnen selecte doelgroepen. Enige uitzondering op het toekennen van kijktrajecten aan het uitzendmoment, vormt het berekenen van het bereik en de contacten van een campagne. Hier wordt elk uitgestelde contactmoment als een aparte contactkans behandeld. Dit wordt verder toegelicht in de bijlage over het kansenmodel.
Zender Video, DVD en HD Met de introductie van UGK-files in het kijkonderzoek vindt ook een belangrijke wijziging plaats in de VWG-files. Dit vanwege het volgende: de trajecten die in de VWG-file de zendercode Video, DVD of HD hebben, kunnen uitgesteld kijken betreffen. Om te voorkomen dat ze in de common currency tot dubbeltellingen leiden, zijn kijktrajecten (DVD/HD of Video) die Uitgesteld Kijken betreffen, in de VWG-file voorzien van een markering (zie verder op punt 8.10 Definities).
1-1-2008
78 /110
8.2.1 KIJKDICHTHEID
8.2.1.1
Programma
De kijkdichtheid (kdh) van een programma is gedefinieerd als het gemiddelde percentage kijkers per seconde dat naar dit programma heeft gekeken. De respondenten in de steekproef worden daarbij gewogen met een gewicht bepaald door de mate waarin ze voorkomen in de totale populatie van kijkers in Nederland. R
kdh i =
∑w
r
p r ,i
r =1 R
∑w
⋅ 100% r
r =1
kdh i :
kijkdichth eid voor programma i
R:
aantal respondent en in de steekproef
wr :
gewicht van respondent r
p r ,i :
kijkkans van respondent r voor programma i
Waarbij de kijkkans wordt gegeven door p r ,i =
K r ,i :
K r ,i duur i kijkduur van respondent r voor programma i
duur i : duur van programma i
Hierbij wordt de minuut waarin een programma begint en eindigt, afgekapt op hele minuten. Wanneer een programma X bijvoorbeeld begint om 18.00.40 uur en eindigt om 18.15.50 uur, dan wordt de kijkdichtheid van programma X berekend door het gemiddelde percentage kijkers per seconde te berekenen van 18.00.00 uur tot en met 18.14.59 uur. Als een programma binnen één minuut valt en dus de begintijd gelijk is aan de eindtijd, dan wordt automatisch de eindtijd één minuut verder gezet door MediaXim. Er worden verschillende typen programma’s onderscheiden: 1 2 3 4 5 6 7
= = = = = = =
programma promo billboard postbus 51 reclame storing homeshopping
Aangezien billboards, promo’s en reclameblokken vaak op een programma volgen, kan er sprake zijn van programmaoverlap, d.w.z. verschillende programma typen kunnen dezelfde begin- en/of eindminuut hebben. Voor programmatypes 2 tot en met 5 zie ook Adviesregels (§9.1.3) 1-1-2008
79 /110
8.2.1.2
Tijdvak
De kijkdichtheid van een tijdvak is gedefinieerd als het gemiddelde percentage kijkers per seconde dat naar deze zender(s) in dit tijdvak heeft gekeken. Hierbij wordt de minuut waarin het tijdvak begint en eindigt, afgekapt op hele minuten. R
kdht =
∑w
r
p r ,t
r =1 R
∑w
⋅ 100% r
r =1
kdht :
kijkdichth eid voor tijdvak t
R:
aantal respondenten in de steekproef
wr :
gewicht van respondent r
p r ,t :
kijkkans van respondent r voor tijdvak t
Gemiddelden per tijdvak, over meerdere dagen dienen als volgt te worden berekend: dagelijks wordt voor de betreffende doelgroep een bestand gecalculeerd met de kijkdichtheid per zender, per minuut, afgerond op zes decimalen nauwkeurig. Deze gegevens worden vervolgens gebruikt om de gemiddelden over meerdere dagen te calculeren, afgerond op het gewenste aantal decimalen. D
kdh t =
∑ kdh
t ,d
d =1
D
kdh t :
gemiddelde kijkdichth eid voor tijdvak t over meerdere dagen
D:
aantal dagen waarover het gemiddelde wordt berekend
kdht ,d : kijkdichth eid voort tijdvak t op dag d
Alle perioden worden op basis van alle afzonderlijke dagen gecalculeerd. In een kwartaalmiddeling telt bijvoorbeeld de maand januari daardoor iets zwaarder mee dan de maand februari.
8.2.1.3
Totaalzenders
De kijkdichtheid totaalzenders is gedefinieerd als het gemiddelde percentage kijkers per seconde dat een programma of tijdvak heeft bekeken. Z
kdhZ ,t =
∑ kdh
z ,t
z =1
kdhZ ,t : kijkdichth eid totaalzenders voor tijdvak t kdh z ,t : kijkdichth eid voor zender z in tijdvak t Z:
totaal aantal zenders
1-1-2008
80 /110
8.2.1.4
Spots
De kijkdichtheid van een spot is gedefinieerd als het gemiddelde percentage kijkers per seconde dat naar de zender waarop de spot werd uitgezonden keek in de minuut waarin de spot begon. R
kdhs =
∑w
r
p r ,s
r =1 R
∑w
⋅ 100% r
r =1
kdhs :
kijkdichth eid voor spot s
R: wr :
aantal respondenten in de steekproef gewicht van respondent r
p r ,s :
kijkkans van respondent r voor de beginminuu t van spot s
Wanneer een spot van 30 seconden bijvoorbeeld begint om 20.25.40 uur en eindigt om 20.26.10 uur, dan wordt de kijkdichtheid van de spot berekend door het gemiddelde percentage kijkers per seconde te berekenen voor de minuut van 20.25.00 uur tot en met 20.25.59 uur.
8.2.1.5
Reclameblokken
Een reclameblok begint normaliter met een jingle. Het reclameblok begint dus niet noodzakelijkerwijze in dezelfde minuut als de eerste spot. Het einde van een reclameblok kan eveneens afwijken van het einde van de laatste spot. Reclameblokken dienen daarom altijd als eigen programma’s beschouwd te worden, welke kijkdichtheid niet op basis van de spotkijkdichtheden berekend kan worden. 8.2.2 MARKTAANDEEL
Het marktaandeel is gedefinieerd als het percentage kijkers naar een uitzending of tijdvak, gebaseerd op het totale kijkerspubliek. Het marktaandeel wordt berekend door de kijkdichtheid van een programma of tijdvak door de kijkdichtheid totaalzenders in het betreffende programma c.q. tijdvak te delen.
marktaande el z ,t =
kdh z ,t kdhZ ,t
marktaande el z , j : marktaande el voor zender z in tijdvak t kdh z ,t : kijkdichth eid voor zender z in tijdvak t kdhZ ,t : kijkdichth eid totaalzenders gedurende tijdvak t
1-1-2008
81 /110
8.2.3 BEREIK
8.2.3.1
Programmabereik
Het programmabereik is gedefinieerd als het percentage kijkers dat minimaal één keer voor een bepaalde tijd naar één programma van een reeks programma’s heeft gekeken. Een eenmalig programma wordt daarbij als een speciaal geval van een reeks programma’s beschouwd. Met programma wordt hier het programmatype ‘programma’ bedoeld (zie § 8.2.1.1). Als ondergrens voor het programmabereik geldt dat men ten minste 60 seconden aaneengesloten naar een programma moet hebben gekeken. Verder kan vrij bepaald worden of iemand naar één of meerdere programma’s moet hebben gekeken om in het programmabereik te tellen, hoe lang hij ernaar moet hebben gekeken, en of dit aaneengesloten geweest moet zijn of niet. Hoe lang iemand naar één of meerdere programma’s moet hebben gekeken kan óf in minuten óf als percentage worden opgegeven. In de rapportage dienen alle voorwaarden die tot het specifieke gerapporteerde programmabereik leiden te worden vermeld. R
bereik I =
∑w d r
r =1
R
∑w r =1
⎧1 d r ,I = ⎨ ⎩0
r ,I
⋅ 100%
r
jr ,I ≥ J jr ,I < J
I:
reeks van programma's
d r ,I :
' dummy' die aangeeft of respondent volgens specifieke definitie in het programmabereik valt
J:
criterium voor het specifieke programmabereik
R:
aantal respondenten in de steekproef
wr :
gewicht van respondent r
jr ,I :
volgens de specifieke voorwaarden gecalculeerd persoonlijk criterium van respondent r voor programmareeks I
8.2.3.2
Zenderbereik
Het zenderbereik is gedefinieerd als het percentage kijkers dat, in een reeks tijdvakken, minimaal één keer voor een bepaalde tijd (duur) naar een bepaalde zender heeft gekeken. Een enkel tijdvak wordt daarbij als een speciaal geval van een reeks tijdvakken beschouwd.
1-1-2008
82 /110
Als ondergrens voor het zenderbereik geldt dat men ten minste 60 seconden aaneengesloten naar een zender moet hebben gekeken. Verder kan vrij bepaald worden of iemand naar één of meerdere tijdvakken moet hebben gekeken om in het specifieke zenderbereik te tellen, hoe lang hij ernaar moet hebben gekeken, en of dit aaneengesloten geweest moet zijn of niet. In de rapportage dienen alle voorwaarden, die tot het specifieke gerapporteerde zenderbereik leiden, te worden vermeld.
R
bereik z ,T =
∑w d r
r =1
R
∑w r =1
⎧1 d r , z ,T = ⎨ ⎩0
r , z ,T
⋅ 100%
r
K r,z,T ≥ X K r,z,T < X
T:
reeks tijdvakken
bereik z ,T :
zenderbereik voor zender z gedurende de reeks T van tijdvakken
R:
aantal respondenten in de steekproef
wr :
gewicht van respondent r
K r , z ,t :
volgens de specifieke voorwaarden gecalculeerd persoonlijk criterium van respondent r
X:
op zender z binnen de tijdvakken T criterium voor het specifieke zenderbereik
8.2.3.3
Spotbereik
De berekening van het spotbereik dient volgens het kijkkansmodel uitgevoerd te worden (zie bijlage 14). Door uitgesteld kijken kan men meer dan één keer naar dezelfde uitzending van een spot kijken. Theoretisch kan de kijkkans boven de 1 komen. Om dit te voorkomen wordt herhaaldelijk kijken naar dezelfde uitzending van een spot in het kijkkansmodel als een nieuwe kijkkans behandeld.
1-1-2008
83 /110
8.2.4 KIJKTIJD
De kijktijd is gedefinieerd als de gemiddelde tijd die kijkers naar een programma of binnen een tijdvak naar een zender hebben gekeken, uitgedrukt in minuten. R
∑w K r
kt t =
r ,t
r =1 R
∑w
r
r =1
kt t :
kijktijd in tijdvak t
R: wr :
aantal respondent en in de steekproef gewicht van respondent r
K r ,t :
kijkduur van respondent r in tijdvak t
Als er gerapporteerd wordt over kijktijd per tijdvak, dan dient dit gebaseerd te zijn op de kijktrajecten uit de ruwe data. In die gevallen dat een tijdvak niet volstaat, bv. om de kijktijd naar een bepaald programmagenre te berekenen, moet gerapporteerd worden op basis van de opgetelde duur van programma’s en/of spots. Hierbij kan het probleem ontstaan dat minuten dubbel geteld worden (zie ook §8.1.1.1). In dat geval dient in de rapportage vermeld te worden dat er sprake kan zijn van minuutoverlap (zie ook §8.4).
8.2.5 RESULTATEN VOOR MEERDERE UITZENDINGEN
8.2.5.1
Cumulatieve kijkdichtheid
De cumulatieve kijkdichtheid is gedefinieerd als kijkdichtheid, gesommeerd over meerdere uitzendingen. n
ckdh =
∑ kdh
i
i =1
ckdh : n:
cumulatiev e kijkdichth eid voor de n programma' s aantal programma' s
kdhi :
kijkdichth eid voor programma i
De cumulatieve kijkdichtheid van spots levert het aantal GRP’s op, omdat voor spots één GRP gedefinieerd is als 1% kdh.
8.2.5.2
Contactfrequentieverdeling
De contactfrequentieverdeling is gedefinieerd als verdeling van de contacten op basis van bereik, uitgedrukt in een percentage personen per aantal contacten.
1-1-2008
84 /110
R
∑ w f ( c,K ) r r
f ( c,K ) =
r =1
R
∑w
⋅ 100%
voor c = 0,1,..., K
r
r =1
f ( c,K ) : wr :
percentage personen dat c contacten had op basis van K uitzendingen gewicht van respondent r
fr ( c , K ) :
kans dat respondent r c contacten had op basis van K uitzendingen
Waarbij fr (c,K) wordt gegeven door de recursieve relatie f r ( c , k ) = f r ( c − 1, k − 1) ⋅ p r ,k + f r ( c , k − 1) ⋅ (1 − p r ,k ) fr ( c , k ) :
kans dat respondent r c contacten had na k uitzendingen
p r ,k :
' contact' kans van respondent r voor uitzending k
met startwaarden f r (1,1) = p r ,1 f r ( 0,1) = 1 − p r ,1
De contactfrequentieverdeling kan voor programma’s en spots berekend worden. Belangrijk hierbij is de definitie van de contactkans in bovenstaande formule, die aan moet sluiten bij het betreffende bereiksmodel. In het geval van spots (kansmodel) is de contactkans gedefinieerd als de kijkkans (bijlage 1). In het geval van programma’s is de contactkans 0 (niet bereik) of 1 (wel bereik) overeenkomstig de definitie van het programmabereik (§ 8.2.3.1).
8.2.5.3
Cumulatieve contactfrequentieverdeling
De cumulatieve contactfrequentieverdeling is gedefinieerd als de verdeling van de contacten op basis van bereik, uitgedrukt in een percentage personen per aantal contacten. Dit gegeven wordt berekend aan de hand van een normale frequentieverdeling door resultaten te sommeren. De groep 1+ wordt samengesteld uit de groepen 1-1, 2-2, n-n. Een formule voor het percentage personen dat tussen de c en C uitzendingen heeft gezien is: C
f ( c ,C , K ) =
∑ f (i , K ) i =c
f ( c ,C , K ) : f ( i ,K ) :
percentage personen dat tussen de c en C uitzendingen heeft gezien percentage personen dat i uitzendingen heeft gezien
Door in bovenstaande formule C = K te kiezen wordt het c+ bereik berekend:
1-1-2008
85 /110
K
f ( c +, K ) =
∑ f (i , K ) i =c
f ( c +, K ) : f ( i ,K ) :
8.2.5.4
percentage personen dat minimaal c uitzendingen heeft gezien percentage personen dat i uitzendingen heeft gezien
Cumulatief bereik
Het cumulatief bereik is gedefinieerd als het percentage personen dat, na uitzending van een reeks uitzendingen, is bereikt. Dit is gelijk aan de cumulatieve contactfrequentieverdeling voor de groep 1+. Met onderstaande formule is deze echter eenvoudiger te berekenen: N
R
∑
w r ⋅ (1 −
r =1
cb =
∏ (1 − p k =1
R
∑w
r ,k
)) ⋅ 100%
r
r =1
cb :
percentage personen dat na een reeks van N uitzendingen is bereikt
wr :
gewicht van respondent r
p r ,k :
' contact' kans van respondent r voor uitzending k
De formule is algemeen geldig mits de gebruikte definitie van de contactkans aansluit bij het betreffende bereiksmodel (zie ook § 8.2.3).
8.2.5.5
Gemiddelde contactfrequentie
De gemiddelde contactfrequentie (gcf) is gedefinieerd als het gemiddelde aantal uitzendingen (contacten) dat de ‘bereikten’ heeft bereikt. K
c =
∑ c ⋅ f ( c,K ) c =1 K
∑ f ( c,K ) c =1
c:
gemiddeld aantal contacten van de respondenten die minimaal één contact hadden
f ( c , K ) : percentage personen dat c contacten had na K uitzendingen
Bovenstaande formulering is te gebruiken voor zowel programma’s als spots. De gemiddelde contactfrequentie van spots is ook op een tweede manier te berekenen omdat de contactfrequentie wordt berekend op basis van het kansmodel (bijlage 2 van deze calculatieregels). De gelijkwaardigheid van deze twee manieren wordt in de bijlage 2 besproken.
1-1-2008
86 /110
K
c =
∑
K
c ⋅ f ( c,K )
c =1 K
∑ f ( c,K ) c =1
c:
=
∑ kdh
i
i =1 K
∑ f ( c,K ) c =1
gemiddeld aantal contacten van de respondenten die minimaal één contact hadden
f ( c , K ) : percentage personen dat c contacten had na K uitzendingen kdhi :
kijkdichth eid voor uitzending i
De kijkdichtheden in de formule moeten worden berekend op basis van de periodesteekproef indien de uitzendingen meer dan één dag beslaan. Dit in tegenstelling tot de gerapporteerde kijkdichtheden voor de afzonderlijke uitzendingen: deze worden op basis van de dagsteekproef voor de betreffende uitzending berekend. De noemer in beide bovenstaande formules is het cumulatief of 1+ bereik.
8.2.5.6
Aangepaste gemiddelde contactfrequentie
Naast de gemiddelde contactfrequentie die gebaseerd is op een periodesteekproef is het voor commercials toegestaan een aangepaste gemiddelde contactfrequentie (agcf) te berekenen. Net als de gemiddelde contactfrequentie geeft de aangepaste gemiddelde contactfrequentie aan hoe vaak iemand gemiddeld is bereikt door een commercial. De aangepaste gemiddelde contactfrequentie wordt berekend door de op basis van de dagsteekproeven berekende kijkdichtheden te delen door het 1+ bereik uit de contactfrequentieverdeling. Voor het bijzondere geval dat de uitzendingen van een commercial maar één dag beslaan, is de aangepaste gemiddelde contactfrequentie gelijk aan de gemiddelde contactfrequentie. Indien er gebruik gemaakt wordt van de aangepaste gemiddelde contactfrequentie dient dit expliciet vermeld te worden.
8.2.6 STEEKPROEVEN
8.2.6.1
Dagsteekproeven
Dagsteekproeven worden gebruikt voor alle resultaten die op één dag betrekking hebben en voor gemiddelden over meerdere dagen. Een dagsteekproef omvat alle panelleden van huishoudens waarmee op de betreffende dag succesvol contact is gelegd, oftewel iedereen wiens gegevens in de demografische bestanden van de ruwe data staan. Uitgesteld kijkgedrag wordt alleen berekend voor personen in de steekproef van de dag van uitzending. Uitgesteld kijkgedrag van personen die op de dag van uitzending niet tot de steekproef van het panel behoren wordt gerapporteerd als ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’. 1-1-2008
87 /110
8.2.6.2
Periodesteekproeven
Periodesteekproeven worden gebruikt voor alle resultaten die op meer dan één dag betrekking hebben (behalve voor gemiddelden over meerdere dagen en de aangepaste gemiddelde contactfrequentie). De periode van periodesteekproeven loopt altijd over één of meerdere hele weken, die op maandag beginnen en op zondag eindigen. Om de steekproef te bepalen, dient eerst vastgelegd te worden in welke week de oudste en de jongste uitzending hebben plaatsgevonden. De periode wordt begrensd door de maandag van de oudste week en de zondag van de jongste week en heeft betrekking op alle dagen van deze periode. Voor het meenemen van panelleden in periodesteekproeven gelden twee criteria gebaseerd op de aanwezigheid van elk individueel panellid in de demografische bestanden van de ruwe data (zie tabel in bijlage §15): • In de tabel staat het maximale aantal dagen vermeld dat van één bepaalde weekdag mag worden gemist. • Bovendien staat in de tabel het maximale totale aantal dagen dat mag worden gemist. In het bijzondere geval dat de jongste week nog niet volledig is, wordt de respons van elke persoon op de ontbrekende dagen beschouwd als zijnde geslaagd. Vanwege de betrouwbaarheid mogen geen steekproeven langer dan 5 kwartalen gebruikt worden. Voor elke uitzending wordt uitgesteld kijkgedrag alleen berekend voor personen in de steekproef van de dag van uitzending. Uitgesteld kijkgedrag van personen die op de dag van uitzending niet tot de steekproef van het panel behoren wordt als ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’ gerapporteerd.
8.2.6.3
Weegfactor
De weegfactor van elke respondent uit de periodesteekproef wordt berekend door middeling van de daggewichten van de respondent. Als deler geldt het totaal aantal dagen van de periodesteekproef. Hierbij gaat het dus niet alleen om de dagen waarop de betreffende uitzendingen vallen. De gemiddelde weegfactor wordt vermenigvuldigd met een correctiefactor om te corrigeren voor het wegvallen van respondenten in de periodesteekproef (zodat de som van de gewichten gelijk blijft aan de totale populatie (projectie)). De correctiefactor is gelijk aan de som van de daggewichten van alle respondenten, ook de uiteindelijk niet geselecteerde respondenten, voor de betreffende dag en van alle dagen in de periodesteekproef, gedeeld door de som van de gewichten van alle geselecteerde respondenten in de periodesteekproef.
1-1-2008
88 /110
⎛ D ⎜ ⎜ w r = ⎜ d =1 ⎜ D ⎜⎜ ⎝ d =1
w r ,d ⎞⎟ D ⎟ r =1 ⎟⋅ Nd w r ,d ⎟ ⎟ D ⎟⎠ r =1 Rd
∑∑ ∑∑
D
∑
w r ,d
d =1
D
⎛ D ⎜ ⎜ = ⎜ d =1 ⎜ D ⎜⎜ ⎝ d =1
⎞ w r ,d ⎟ ⎟ r =1 ⎟⋅ Nd ⎟ w r ,d ⎟ ⎟ r =1 ⎠ Rd
D
∑∑
∑w
∑∑
D
r ,d
d =1
wr :
Periode weegfacto r voor respondent r
w r ,d :
Weegfactor voor respondent r op dag d
D:
Aantal dagen in de periodesteekproef
R:
Totaal aantal respondenten in de dagsteekpr oef
N:
Aantal respondenten meegenomen in de periodesteekproef
In het geval dat de jongste week van de periodesteekproef nog niet volledig is, wordt de middeling van gewichten uitgevoerd tot en met de laatst gerealiseerde dag (en niet de zondag van de jongste week).
8.2.6.4
Doelgroep selectie
Op basis van de demografische gegevens van de respondenten in de ruwe data kunnen doelgroepen worden gedefinieerd. De waarden voor de demografische kenmerken uit de basisondervraging kunnen tweemaal per jaar (op de maandag van week 27 en op de maandag van week 1) voor alle respondenten ververst worden. Nieuwe achtergrond variabelen kunnen ook op deze momenten worden toegevoegd. Indien een periodesteekproef over één van deze grenzen heen valt, worden voor de doelgroep selectie de demografische gegevens gebruikt van de periode waarin de uitzending plaatsvond op of na 80% van de uitzendingen. Bijvoorbeeld: indien een steekproef uit 100 uitzendingen bestaat, dan wordt de periode (de datum) genomen van de 80e uitzending.
8.2.7 OVERIGE CALCULATIEREGELS
8.2.7.1
Samennemen programmadelen
Als een programmadeel met een voorafgaand programmadeel samengenomen moet worden, is er in het programmabestand van MediaXim de variabele follows aangemaakt die het sequence-nummer van het betreffende voorafgaande programmadeel bevat. De variabele follows wordt door MediaXim aangemaakt, als de volgende criteria gelden: • • • •
De programmasegmenten behoren tot een element geclassificeerd als programma (geen reclameblok of PB51). De programmasegmenten worden alleen onderbroken door een reclameblok, nieuwsuitzending, storing, weerbericht, billboard, promo of teletekstbeelden. De programmasegmenten zijn op dezelfde dag uitgezonden. Ze hebben identieke titels.
1-1-2008
89 /110
Er is een aantal vaste uitzonderingen van programma’s die ondanks deze regels niet samengenomen worden (zie bijlage 13). Resultaten van onderbroken programma’s kunnen worden gemiddeld door de programmadelen samen te nemen door middel van een gewogen middeling op basis van de lengte van de betreffende programmadelen in minuten. O
∑ duur
i ,o
resultaat i ,o
o =1
resultaat i =
⋅ 100%
O
∑ duur
i ,o
o =1
resultaat i :
resultaat (bijvoorbe eld kijkdichth eid) voor programma i
O: resultaat i ,o :
aantal programma - onderdelen resultaat voor programma - onderdeel o van programma i
duur i ,o :
duur van programma - onderdeel o van programma i
8.2.7.2
Kijkgedrag bij anderen thuis
Als proxy voor het niet geregistreerd kijkgedrag van de panelleden bij iemand anders thuis dient het kijkgedrag van gasten in de panelhuishoudens. Dit gastenkijkgedrag wordt aan de panelleden toegekend. Om onderscheid tussen het kijkgedrag thuis en het kijkgedrag bij anderen thuis mogelijk te maken, wordt door middel van de locatiecode per kijktraject aangegeven of het eigen kijkgedrag is (alle normale televisietoestellen) of gedoneerd kijkgedrag van een gast (het virtuele gasttelevisietoestel). Alle resultaten dienen inclusief kijkgedrag bij anderen thuis (totaalkijkgedrag) berekend te worden. Een uitzondering hierop vormt voorlopig uitgesteld kijkgedrag18. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat een goede inschatting van het kijkgedrag bij anderen thuis alleen op geaggregeerd niveau mogelijk is. Analyses op individueel niveau (zoals schakelanalyses en analyses naar sociaal kijkgedrag) kunnen alleen voor het basiskijkgedrag en niet voor het totaalkijkgedrag uitgevoerd worden. In paragraaf 8.4 is verder geregeld wanneer welke resultaten gerapporteerd mogen worden. 8.2.7.3
Afronding
Alle calculaties vinden plaats zonder afronding. Indien resultaattypen tussentijds worden vastgelegd, wordt afgerond op 6 decimalen. Hierdoor is het aantal mogelijke afwijkingen t.o.v. de referentie verwaarloosbaar. Bij de uiteindelijke rapportering moet op één (1) cijfer achter de komma afgerond worden. Gewichten worden altijd afgerond op één (1) decimaal. 8.2.7.4
Populatiegrootte
De populatiegrootte van de 39 commerciële doelgroepen wordt jaarlijks op de maandag van week 1 door SKO gerapporteerd. Deze zijn gebaseerd op de meest recente cijfers van de MOA Gouden Standaard. 18
De regels voor uitgesteld kijkgedrag bij gasten worden pas in de loop van 2007 bekend gemaakt.
1-1-2008
90 /110
8.2.7.5
Overgang van percentages naar absolute aantallen
Voor de berekening van absolute aantallen uit percentages (bijvoorbeeld kijkdichtheid, bereik) dienen voor de 39 commerciële doelgroepen de jaarlijks door SKO vastgestelde populatieaantallen te worden gebruikt. Indien voor andere doelgroepen absolute aantallen gewenst zijn, is het advies ook hiervoor vaste populatieaantallen uit andere bronnen te gebruiken. In het geval de populatiegrootte op basis van het kijkonderzoek wordt geschat, wordt geadviseerd voor deze schatting de dagsteekproef te gebruiken van de eerste dag dat wijzigingen in de populatieaantallen of demographics van kracht zijn. In het geval de jaargrens (maandag van week 1 voor de 39 SKO commerciële doelgroepen, maandag week 27 voor non-standaard doelgroepen) overschreden wordt, dienen voor resultaten gebaseerd op dagsteekproeven de per dag geldende populatieaantallen te worden gebruikt. Voor resultaten gebaseerd op periodesteekproeven worden bij analyses over de jaargrens heen de populatieaantallen gebruikt van het jaar waarin de uitzending plaatsvond op of na 80% van de uitzendingen. De berekening van absolute aantallen dient in principe plaats te vinden op basis van de niet afgeronde percentages. Indien nodig mogen de percentages afgerond worden op zes decimalen nauwkeurig.
1-1-2008
91 /110
8.3
AANVULLENDE VERPLICHTE CALCULATIEREGELS
8.3.1 NIEUWE RAPPORTAGETYPEN
Het kijkgedrag ‘tijdens uitzending’ betreft in wezen het kijkgedrag zoals tot 31-12-2007 door SKO als common currency werd gerapporteerd; kijkgedrag op het moment van uitzending. Dit kijkgedrag is af te leiden uit de kijktrajecten in de file VWGwwwwd.DAT (zonder UGK dus). Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan waarop deze programma’s werden uitgezonden. In de data zoals ze door SKO ter beschikking worden gesteld, is de termijn gelimiteerd tot de dag van uitzending en de zes opvolgende dagen. Dit kijkgedrag is af te leiden uit de kijktrajecten in de file UGKwwwwd.DAT Het uitgesteld kijkgedrag dat zeven dagen na de dag van uitzending of later gebeurt wordt in de rapportage van dag 0 gerapporteerd als ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’.
8.3.2 CALCULATIEREGELS TIJDENS UITZENDING (TU)
Per 1 januari 2008 is door SKO het uitgestelde kijken opgenomen in de berekeningen van de common currency. Het blijft mogelijk om resultaten te berekenen zonder uitgesteld kijken daar in mee te nemen (resultaattype: tijdens uitzending). Voor het berekenen van de meeste resultaattypen tijdens uitzending gelden dezelfde regels als in de calculatieregels bij de common currency (zie § 8.1 Verplichte calculatie regels). Er wordt echter alleen gebruik gemaakt van de file VWGwwwwd.DAT (zonder UGK dus). Let op: hierbij wordt wel gebruik gemaakt van het gemarkeerde deel van de data in de categorieën ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’ (zie bijlage §1 Definities). Onderstaande tabel laat zien wanneer het verplicht wordt gesteld om een calculatieregel uit de common currency over te nemen voor het berekenen van een kijkcijfer tijdens uitzending.
1-1-2008
92 /110
Tabel 2.1. Gebruik van SKO calculatieregels van de common currency voor rapportagetype ‘tijdens uitzending’. Rapportagetype:
Common currency
Tijdens uitzending
Calculatieregel
Zie: Calculatie Kijkdichtheid
1.1
√
Zie 1.1
Marktaandeel
1.2
√
Zie 1.2
Bereik
1.3
√
Zie 1.3
Kijktijd
1.4
√
Zie 1.4
1.5
√
Zie 1.5
Steekproeven
1.6
√
Zie 1.6
Overige calculatieregels
1.7
√
Zie 1.7
Resultaten uitzendingen
voor
meerdere
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
√ = voor dit resultaattype in het betreffende rapportagetype is een regel door SKO opgesteld X = SKO raadt het gebruikt van dit resultaattype af voor het betreffende rapportagetype
Voor de eenduidigheid van de cijfers, verplicht SKO altijd precies te vermelden dat er gerapporteerd wordt over resultaten tijdens uitzending.
8.3.3 CALCULATIEREGELS UITGESTELD KIJKEN (UGK)
Het wordt ook mogelijk om apart te rapporteren over alleen het uitgesteld kijkgedrag. Dit rapportagetype betreft het kijkgedrag op een ander moment dan tijdens het uitzendmoment (Uitgesteld kijken). Voor het berekenen van de meeste resultaattypen voor uitgesteld kijken gelden dezelfde regels als in de adviesregels bij de common currency (zie § 8.2 Aanvullende verplichte calculatie regels, § 8.3 Verplichte repportageregels en § 9.1 Adviesregels SKO common currency). Er wordt echter alleen gebruik gemaakt van de UGK files: UGKwwwwd.DAT Let op: hierbij wordt het gemarkeerde deel van de data in de categorieën ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’ niet gebruikt (zie sectie §10 Definities). Het wezenlijke verschil in het gebruik is dat voor het bepalen van het kijkmoment gebruik gemaakt wordt van het werkelijke kijkmoment (het moment waarop de Video-, DVD- of HD recorder werd gebruikt). Voor de bepaling van wat gekeken werd, wordt gebruik gemaakt van het moment waaraan het kijkgedrag in de common currency is toegekend (het uitzendmoment van de bekeken uitzending).
1-1-2008
93 /110
Tabel 2.2. Gebruik van SKO calculatieregels van de common currency voor het rapportagetype uitgesteld kijken. Rapportagetype:
Common currency
Uitgesteld kijken
Calculatieregel
Zie: Calculatie Kijkdichtheid
1.1
√
Zie 1.1
Marktaandeel
1.2
√
Zie 1.2
Bereik
1.3
√
Zie 1.3
Kijktijd
1.4
√
Zie 1.4
1.5
√
Zie 1.5
Steekproeven
1.6
√
Zie 1.6
Overige calculatieregels
1.7
√
Zie 1.7
Uitstelduur
nvt
√
Zie 2.3.1
Programma-aandeel in totaal UGK
nvt
√
Zie 2.3.2
UGK aandeel in programma KDH
nvt
√
Zie 2.3.3
Dag-aandeel in UGK
nvt
√
Zie 2.3.4
Resultaten uitzendingen
voor
meerdere
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
√ = voor dit resultaattype in het betreffende rapportagetype is een regel door SKO opgesteld X = SKO raadt het gebruik van dit resultaattype af voor het betreffende rapportagetype
Voor de eenduidigheid van de cijfers, verplicht SKO altijd precies te vermelden dat er gerapporteerd wordt over resultaten uitgesteld kijken.
8.3.3.1
Uitstelduur
Om inzicht te krijgen hoeveel tijd is verstreken tussen het opnemen van programma’s en het afspelen van programma’s is een nieuw resultaattype ontwikkeld, de uitstelduur. Dit wordt gedefinieerd als het gemiddelde aantal minuten tussen de beginminuut van het uitzendmoment (tot zes dagen terug) en het kijkmoment waarop de kijkers zijn begonnen met het uitgesteld kijken.
UTSD = UGM i – UZT0 1 >= UTSD =< 10080 minuten
1-1-2008
94 /110
UGMi = Uitgesteld Kijkmoment in dag i (DD:UU:MM in minuten) i=0,…, 6 UZT0 = Uitzendtijd oorspronkelijke uitzending in dag 0 (DD:UU:MM in minuten)
8.3.3.2
Marktaandeel in totaal UGK
Het marktaandeel uitgesteld kijken is gedefinieerd als het aandeel van het gerealiseerde UGK voor een bepaalde uitzending of tijdvak, ten opzichte van de totale uitgestelde kijkdichtheid tot en met zes dagen na de uitzending. Dit is een ander resultaattype dan het Marktaandeel Uitgesteld Kijken, omdat er in de noemer gebruikt wordt gemaakt van de opsomming van al het uitgestelde kijken dat gedurende een week plaatsvindt.
MADL UGK
=
Uitgestelde kijkdichtheid
t
(%)
Uitgestelde kijkdichtheid (T) t= 1,…, t reekstijdvakken T= 1+…+t totaal tijdvak in dagen 1 t/m 6 0 <= MADL UGK =< 100%
8.3.3.3
Aandeel UGK in kijkdichtheid
Het UGK aandeel is gedefinieerd als het aandeel dat uitgesteld kijken heeft in de totale kijkdichtheid van een programma of tijdvak.
UGKA =
Kijkdichtheid Uitgesteld Kijken Programma/Tijdvak
(%)
Kijkdichtheid Programma/Tijdvak (Common currency) 0 >= UGKA =< 100%
8.3.3.4
Dag aandeel in UGK
Het Dag aandeel UGK is gedefinieerd als het relatieve aandeel van het UGK naar een programma of tijdvak per dag, ten opzichte van het totale UGK voor een programma of tijdvak. DAUGK =
Uitgestelde kijkdichtheid programma A/tijdvak op dag x.. dag 6
(%)
Totale Uitgestelde kijkdichtheid programma of tijdvak A 0 >= DAUGK =< 100% 1-1-2008
95 /110
8.4
VERPLICHTE RAPPORTAGEREGELS
Deze paragraaf geeft een overzicht van de regels die SKO stelt aan alle gebruikers van de data uit het kijkonderzoek met betrekking tot de rapportage van resultaten uit het kijkonderzoek. Als zodanig is het te beschouwen als een uitbreiding op de calculatieregels. Op iedere rapportage van resultaten uit het kijkonderzoek zijn de hierboven beschreven calculatieregels van toepassing. Bij de rapportage van resultaten dienen de onderstaande punten in acht te worden genomen. 8.4.1 Bronvermelding
Bij iedere rapportage van resultaten uit het kijkonderzoek dient als bronvermelding te worden genoemd: ‘Stichting KijkOnderzoek’ of ‘SKO’. Kijkcijfers binnen de common currency worden definitief na 6 dagen na datum of uitzenddatum. Er mag pas van de common currency gesproken worden (of gerapporteerd worden) als al het kijkgedrag dat daartoe behoort (kijkgedrag tijdens uitzending EN het uitgesteld kijken op dag 0 en de zes opvolgende dagen) beschikbaar en gebruikt is.
8.4.1.1
Externe rapportage en publicatie
Tussentijdse resultaten over de common currency worden niet toegestaan, met uitzondering van de kijkcijfers over de dag van uitzending (KDU: resultaten over dag 0 waar UGK over dag 0 in mee wordt genomen, d.w.z. kijkcijfers tijdens de uitzending en het uitgesteld kijken op dag 0). Bij Uitzenddag resultaten (KDU) dient altijd vermeld te worden dat het tijdelijke cijfers betreft. Tevens dient expliciet vermeld te worden dat het om cijfers over de ‘Uitzenddag’ gaat. Wanneer verschillende resultaten (de common currency, tijdens uitzending en/of UGK) naast elkaar worden gerapporteerd, dient altijd precies te worden vermeld wat er gerapporteerd wordt en waarop de uitkomsten gebaseerd zijn. SKO verplicht de volgende naamgeving mee te nemen bij de rapportage: Resultaatype (=Common currency), Uitzenddag of Uitgesteld Kijken. Kijkcijfer (= Common currency) Een definitief kijkcijfer is een kijkcijfer van de uitzenddag (dag 0) + het uitgesteld kijken (UGK) op dag 1 tot en met dag 6. Kijkcijfer Uitzenddag (KDU) Enige toegestane tussentijdse resultaat. Dit is een kijkcijfer Tijdens Uitzending (dag 0) + het Uitgesteld Kijken UGK op dag 0. 1-1-2008
96 /110
Kijkcijfer Uitgesteld Kijken (= Aanvullend resultaattype) Dit aanvullende resultaattype UGKwwwwd.DAT file.
8.4.1.2
houdt
alleen
rekening
met
resultaten
uit
de
Interne rapportage
Kijkcijfer Tijdens Uitzending (= Aanvullend resultaattype, Externe rapportage of publicatie niet toegestaan) Dit aanvullende resultaattype houdt alleen rekening met resultaten uit de VWGwwwwd.DAT file, zonder het uitgesteld kijken van dag 0. Het is niet toegestaan om dit rapportagetype te gebruiken bij externe rapportages of publicaties, wel kan de gebruiker intern rapporteren over resultaten 'tijdens de uitzending’.
8.4.2 Resultaattype
De naam van het resultaattype mag uitsluitend worden gebruikt wanneer het is berekend op de in de verplichte calculatieregels beschreven wijze. In publicaties dient bij elk getal vermeld te worden om welk resultaattype het gaat. Voor publicaties die gericht zijn op een specifieke klant of klantengroep kan het resultaat op drie verschillende manieren worden gepresenteerd: een basiskijkcijfer dat het reguliere kijkgedrag van panelleden ‘thuis’ aangeeft, een extra kijkcijfer dat het kijkgedrag van panelleden bij ‘anderen thuis’ weerspiegelt en een totaalkijkcijfer dat het basiskijkgedrag plus het extrakijkgedrag weergeeft. Bij het resultaattype dient vermeld te worden om welk type gedrag het gaat (basis-, extra- of totaalkijkgedrag). Voor publicatie in een algemeen toegankelijk medium gericht op een publiek anders dan een specifieke klant of klantengroep (pers, vakpers, openbare websites) geldt dat alleen het totaalkijken kan worden vermeld.
8.4.3 Periode in het jaar
De periode in het jaar kan worden aangegeven in jaar, kwartaal, maand, week of dag. Bij afwijkende perioden dienen altijd de begin- en einddatum te worden vermeld. 8.4.4 Tijdvak
Dit is het deel van de dag waarop de cijfers betrekking hebben. Aan te geven met uren en minuten, bijvoorbeeld 16.00 tot 18.00. Dit betekent dat het resultaat is berekend over het tijdvak 16.00 uur tot en met 17.59 uur.
1-1-2008
97 /110
8.4.5 Doelgroep
Dit is de groep personen waarop het resultaattype betrekking heeft. De doelgroep dient te worden vermeld. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van de omschrijvingen van de socio-demografische- en productvariabelen, zoals vermeld in het door SKO uitgeleverde codeboek.
8.4.6 Steekproefomvang
De ongewogen steekproefomvang dient te worden vermeld. Afhankelijk van de lengte van de periode waarover wordt geanalyseerd, het aantal inschakelingen en wegings- en clustereffecten, gelden verschillende kritieke, ongewogen steekproefomvangen. Indien analyses worden gedraaid op minder respondenten dan de kritieke steekproefgrootte, komt hetzij een redelijke betrouwbaarheidsmarge, hetzij de representativiteit van de steekproef onder druk. Voor programma- en tijdvakanalyses is de kritieke steekproefomvang als volgt:
Aantal analysedagen
kritieke steekproefomvang
1 dag
150
2 dagen
100
3 of meer dagen
80
Voor reclamecampagnes geldt één kritieke steekproefomvang: n = 80. Voor analyses op basis van daggemiddelden over een bepaalde periode geldt de kritieke steekproefomvang voor de gemiddelde dagsteekproef. In geval de ongewogen steekproefomvang onder de kritieke steekproefomvang ligt, dient de volgende waarschuwing te worden gegeven: 'Steekproefomvang ligt onder de kritieke waarde. De uitkomsten zijn indicatief en kunnen een minder betrouwbaar beeld opleveren.' 8.4.7 Populatiegrootte
Zoals in § 8.1.7.4 vermeld, worden de populatieaantallen van de 39 commerciële doelgroepen jaarlijks door SKO bekend gemaakt. Indien populatieaantallen voor andere dan deze 39 doelgroepen gepubliceerd worden, dient de bron van waaruit de aantalen zijn berekend, te worden vermeld. SKO adviseert in principe geen andere populatieaantallen te gebruiken dan de 39 door SKO geleverde commerciële doelgroepen omdat de steekproef op andere kenmerken dan de kenmerken waarop deze commerciële doelgroepen zijn gebouwd niet gewogen wordt. In het geval de populatiegrootte op basis van het kijkonderzoek geschat wordt, wordt geadviseerd voor deze schatting de dagsteekproef te gebruiken van de eerste dag dat de wijzigingen in de populatieaantallen of demographics van kracht zijn. 1-1-2008
98 /110
8.4.8 Kijkgedrag bij anderen thuis
Voor publicatie in een algemeen toegankelijk medium gericht op een algemeen publiek anders dan een specifieke klant of klantengroep (pers, vakpers, openbare websites) geldt dat alleen het totaalkijken kan worden vermeld. Voor onderzoekstechnische, analytische en evaluatieve beschouwingen kan naast het totaalkijken ook het basiskijken en het kijken bij anderen thuis worden vermeld, indien het oogmerk daarvan duidelijk in de publicatie wordt opgenomen. Daarbij dient duidelijk te worden vermeld als niet het totale kijkgedrag (thuis en bij anderen thuis) wordt gerapporteerd, maar alleen het basiskijken of het bij anderen thuis kijken. 8.4.9 Minuutoverlap
Als de kijktijd berekend wordt op basis van de opgetelde duur van programma’s en/of spots, bv. voor de kijktijd per programmagenre, kan het probleem ontstaan dat minuten dubbel geteld worden (zie § 8.2.1.1). Daarom dient in dat geval vermeld te worden dat er sprake kan zijn van minuutoverlap. 8.4.10 Afronding resultaten
Ten aanzien van afrondingen geldt voor alle rapportages dat absolute aantallen dienen te worden gepubliceerd op hele duizendtallen; percentages dienen te worden gepubliceerd op maximaal 1 cijfer achter de komma.
1-1-2008
99 /110
9
ADVIESREGELS
9.1
ADVIESREGELS SKO COMMON CURRENCY
Naast verplichte calculatie- en rapportageregels zijn in SKO verband adviesregels ontwikkeld die minder centrale resultaattypen omschrijven en tot nog meer overeenkomst op de markt kunnen leiden.
9.1.1 Door SKO gebruikte resultaattypen
De in deze paragraaf omschreven resultaattypen worden door SKO gehanteerd, hetzij op de website of in publicaties als het jaaroverzicht.
Profiel Het profiel geeft de samenstelling van het kijkerspubliek op één of meerdere relevante variabelen aan, uitgedrukt in percentages. Gepercenteerd wordt meestal op de doelgroep TOT 6+ of TOT 13+. De term “kijker” kan daarbij worden gedefinieerd op basis van de kijkdichtheid of op basis van een bereikseis. Het duidelijkst is een profiel als elkaar uitsluitende en tot 100% opsommende categorieën worden gebruikt. Voorbeeld: 160 personen van 6 jaar en ouder kijken naar een uitzending. Deze groep bestaat uit 120 vrouwen en 40 mannen. Het profiel van de uitzending op de variabele geslacht is dan: vrouwen 75% en mannen 25%.
Toplijst Voor toplijsten hanteert SKO de volgende regels: Alleen echte programma’s (programmatype = 1) komen in de toplijst. Toplijsten bevatten alleen programma’s met een duur van 10 minuten of langer. Voor toplijsten voor kinderen (6-12 jaar) geldt een minimale programmalengte van 5 minuten. Uitzendingen van Socutera worden niet in de toplijst opgenomen. Iedere programmatitel kan maar één keer in de lijst voorkomen, dus van programma's die meerdere keren zijn uitgezonden, komt alleen de meest bekeken aflevering in de toplijst. Er wordt gerangschikt in volgorde van kijkdichtheid. Als twee programma's dezelfde kijkdichtheid hebben (op 6 decimalen), wordt vervolgens de lengte van het programma bepalend, dus hoe korter het programma, des te lager de notering. Bij programma's die door reclame worden kijkdichtheid exclusief reclame gehanteerd.
onderbroken,
wordt
de
gemiddelde
Van voetbalwedstrijden wordt het gemiddelde van de eerste en tweede helft (+ eventueel de verlenging) genomen. 1-1-2008
100 /110
Zenderbereik over meerdere dagen Voor het zenderbereik over meerdere dagen (bijvoorbeeld weekbereik of maandbereik) hanteert SKO de regel dat het aantal minuten dat het betreffende bereik bepaald, op één dag moet zijn gezien. Voorbeeld: Om in het 15 minuten weekbereik te tellen moet iemand dus 15 minuten op één dag naar de betreffende zender hebben gekeken. Op drie verschillende dagen 5 minuten naar de zender te hebben gekeken, is dus niet voldoende.
9.1.2 Andere resultaattypen
Naast de door SKO gehanteerde resultaattypen zijn er andere resultaattypen die in de markt vaak gebruikt worden. Het doel van deze paragraaf is om hiervan een overzicht te geven. Fractie Het deel van een uitzending dat door personen die minimaal een opgegeven deel (‘fractieminimum’; een minimum aantal minuten/seconden of percentage) van de uitzending hebben gezien, gemiddeld is gezien. Daarbij betekent een fractie van 100% dat alle kijkers de hele uitzending hebben gezien. Het deel dat gezien moet zijn, kan vrij worden opgegeven en is niet gekoppeld aan de bereikseis. Voorbeeld: Als fractieminimum wordt 2 minuten opgegeven. Personen die minimaal 2 minuten naar een programma hebben gekeken, hebben gemiddeld 8 minuten van een 32 minuten durend programma gezien. De fractie is dus 25%.
9.1.3 Overige SKO adviezen
Overlap / Duplication tijdens uitzending Het percentage personen dat ten minste een opgegeven deel van een uitzending of tijdvak (een minimum aantal minuten/seconden of percentage) en hetzelfde deel van een andere uitzending cq. tijdvak heeft gezien, gepercenteerd op de kijkers van één van de uitzendingen/tijdvakken. Het deel dat gezien moet zijn van de uitzending/het tijdvak kan vrij worden opgegeven en is niet gekoppeld aan de bereikseis. De uitzendingen/tijdvakken hoeven niet op elkaar te volgen. Voorbeeld: Als minimum deel wordt 50 % opgegeven. Een overlap van 45% voor aflevering 1 van een nieuwe serie met aflevering 2 betekent dat 45% van de personen die minimaal de helft van de eerste aflevering hebben gezien, ook minimaal 50% van de tweede aflevering hebben gezien.
1-1-2008
101 /110
Selectiviteitsindex De verhouding tussen de uitkomst van een doelgroep ten opzichte van de uitkomst van de referentiedoelgroep, vermenigvuldigd met 100. Deze kan zowel gebaseerd zijn op de kijkdichtheid als op het bereik. De selectiviteitsindex van de referentiedoelgroep is 100. Voorbeeld: Een programma levert in de doelgroep TOT 6+ een kijkdichtheid van 10% op, in de doelgroep vrouwen 20-34 15%. De selectiviteitsindex van de doelgroep vrouwen 20-34 ten opzichte van de doelgroep TOT 6+ is 150. Bereik van een zendercombinatie Om in het bereik van een combinatie van zenders (bv. de publieke zenders of de commerciële zenders of tv totaal) te tellen moet iemand het betreffende aantal minuten in totaal naar de zenders uit de zendercombinatie hebben gekeken. De ondergrens van de bereikseis (1 minuut aaneengesloten) moet echter naar één van de zenders zijn gekeken.
Kijktijd / Uitzendtijd Om minuutoverlap te vermijden adviseert SKO de kijktijd wanneer mogelijk via een tijdvakanalyse te berekenen en niet via een optelling van de duur van programma’s en/of spots. Bij de berekening van kijktijd en/of uitzendtijd op basis van de begin- en eindminuten van programma’s kan het probleem ontstaan dat minuten dubbel geteld worden. Dit kan het geval zijn omdat de eindtijden voor programma’s die binnen een minuut vallen (bv. programma aankondigingen of zenderaankledingen) niet op hele minuten worden afgekapt, maar door MediaXim een minuut verder worden gezet. Het volgende programma krijgt deze minuut ook nog een keer als eerste minuut toegewezen. De uitzendtijd voor reclamespots kan nauwkeurig berekend worden door de reële lengtes van de spots bij elkaar op te tellen in seconden. De uitzendtijd voor andere uitzendelementen kan niet exact worden bepaald. De enige mogelijkheid om deze te benaderen is het optellen van de lengtes van uitzendelementen die bepaald worden op basis van het verschil tussen beginminuut en eindminuut. Hoe meer uitzendelementen van korter dan één minuut daarbij in de optelling zitten, hoe groter de kans is dat de benadering van de uitzendtijd niet nauwkeurig is. Per programmatype of programmagenre apart kan de reële uitzendtijd beter benaderd worden dan voor alle uitzendelementen samen, omdat de kans dan kleiner is dat uitzendelementen binnen één minuut aan andere uitzendelementen uit de optelling aansluiten en daardoor minuten dubbel geteld worden.
Populatieaantallen SKO adviseert in principe geen andere populatieaantallen te gebruiken dan de 39 door SKO geleverde commerciële doelgroepen, omdat de steekproef op andere kenmerken dan de kenmerken waarop deze commerciële doelgroepen zijn gebouwd niet gewogen wordt. In het geval van populatiegrootte op basis van het kijkonderzoek geschat wordt, wordt geadviseerd voor deze schatting de dagsteekproef te gebruiken van de eerste dag dat wijzigingen in de populatieaantallen of demographics van kracht zijn.
1-1-2008
102 /110
Bereik programmatypen 2 tot en met 5 Programmatypen: 2 = promo 3 = billboard 4 = postbus 51 5 = reclame
In de ruwe data van het kijkonderzoek zijn deze programmatypen als zelfstandige programma’s opgenomen. Aangezien deze programmatypen echter qua duur en qua doelstelling meer op spots lijken dan op programma’s, adviseert SKO het bereik van deze programmatypen op dezelfde manier te berekenen als het bereik voor spots, namelijk volgens het kijkkansmodel.
1-1-2008
103 /110
9.2 AANVULLENDE UITZENDING’ (TU)
ADVIESREGELS
VOOR
RAPPORTAGETYPE
‘TIJDENS
Per 1 januari 2008 is door SKO het uitgestelde kijken opgenomen in de berekeningen voor de common currency. Het blijft mogelijk om resultaten te berekenen zonder uitgesteld kijken daar in mee te nemen (resultaattype: tijdens uitzending). Hiervoor wordt door SKO een aanvullende set regels geadviseerd. Voor het berekenen van de door SKO gebruikte rapportagetypen tijdens uitzending gelden dezelfde regels als in de adviesregels bij de common currency (zie § 9.1 Adviesregels SKO common currency). Er wordt echter alleen gebruik gemaakt van de VWGwwwwd.DAT file (zonder UGK dus). Let op: hierbij wordt wel gebruik gemaakt van het gemarkeerde deel van de data in de categorieën ‘Video’, ‘DVD’ of ‘HD’ (zie bijlage §1 Definities). Onderstaande tabel laat zien wanneer het geadviseerd wordt om een adviesregel uit de common currency over te nemen voor het berekenen van een kijkcijfer tijdens uitzending.
Tabel 4.1. Gebruik van SKO adviesregels van de common currency voor rapportagetype tijdens uitzending. Rapportagetype:
Common currency
Tijdens uitzending
Adviesregel
Zie: Advies Profiel
4.1.1
√
Zie 4.1.1
Toplijst
4.1.1
√
Zie 4.1.1
√
4.2.1
4.1.2
√
Zie 4.1.2
Inheritance
X
√
4.2.2
Persistentie
X
√
4.2.3
Overlap/ Duplication
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Selectiviteitsindex
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Bereik van zendercombinatie
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Kijktijd/ Uitzendtijd
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Populatieaantallen
4.1.3
√
Zie 4.1.3
nvt
√
4.2.4
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Blokfactor Fractie
Samen kijken Bereik billboards
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
√ = voor dit resultaattype in het betreffende rapportagetype is een regel door SKO opgesteld X = SKO raadt het gebruik van dit resultaattype af voor het betreffende rapportagetype
1-1-2008
104 /110
Voor de eenduidigheid van de cijfers, verplicht SKO altijd precies te vermelden dat er gerapporteerd wordt over resultaten tijdens uitzending.
Onderstaande regels gelden voor het gebruik van een set data ‘tijdens uitzending’ (naam van de file; dus de UGK data worden niet gebruikt).
9.1.4 Blokfactor tijdens uitzending
De verhouding tussen de kijkdichtheid van een reclameblok en de (gemiddelde) kijkdichtheid van de omliggende programma(delen). De blokfactor geeft een indicatie welk deel van de kijkers van de omliggende programma’s ook naar het reclameblok kijkt. Voorbeeld: De twee delen van een bepaald programma hebben samen een kijkdichtheid van 10%. Het onderbrekende reclameblok heeft een kijkdichtheid van 8%. De blokfactor is dan 80%. Wanneer de gemiddelde kijkdichtheid van de omliggende programmadelen nul is, kan de blokfactor niet berekend worden. Een blokfactor over meerdere blokken kan worden bepaald door de blokfactoren te middelen zonder op de lengte van de blokken te wegen. Ook kan een blokfactor over meerdere blokken worden bepaald door de blokfactoren te middelen naar het aantal GRP’s in de blokken.
9.1.5 Inheritance tijdens uitzending
Het percentage personen dat ten minste een opgegeven deel (een minimum aantal minuten/seconden of percentage) van een uitzending en hetzelfde deel van de daaraan voorafgaande uitzending heeft gezien. Het deel dat gezien moet zijn, kan vrij worden opgegeven en is niet gekoppeld aan de bereikseis. De inheritance wordt vaak alleen berekend voor programma’s (programmatype 1). Reclameblokken, Postbus 51, promo’s, billboards en storingen voorafgaand aan het programma worden dan genegeerd. Voorbeeld: Als minimaal deel wordt 50% opgegeven. Een inheritance van 21% voor programma A betekent dan dat van de personen die van programma A 50% of meer hebben gezien, 21% ook minimaal 50% van het eraan voorafgaande programma B hebben gezien.
9.1.6 Persistentie tijdens uitzending
Het percentage personen dat ten minste een opgegeven deel van een uitzending (een minimum aantal minuten/seconden of percentage) en hetzelfde deel van de daarop volgende uitzending heeft gezien. Het deel dat gezien moet zijn, kan vrij worden opgegeven en is niet gekoppeld aan de bereikseis. De persistentie wordt vooral berekend 1-1-2008
105 /110
voor programma’s (programmatype 1). Reclameblokken, Postbus 51, promo’s, billboards en storingen volgend op het programma worden dan genegeerd. Voorbeeld: Als minimaal deel wordt 50 % opgegeven. Een persistentie van 40% voor programma A betekent dan dat van de personen die van programma A 50% of meer hebben gezien, 40% ook minimaal de helft van het erop volgende programma B hebben gezien. 9.1.7 Samen kijken tijdens uitzending
Samen kijken betekent dat minimaal één persoon uit een doelgroep op hetzelfde moment naar hetzelfde toestel kijkt als één of meerdere personen uit dezelfde of een andere doelgroep. Als gevolg van deze definitie staat het kijkgedrag van de samen kijkende personen in de ruwe data in hetzelfde kijktraject. Samen kijken heeft alleen betrekking op het basiskijkgedrag (kijkgedrag thuis). Dit houdt in dat er in éénpersoonshuishoudens niet samen kan worden gekeken, maar dat qua definitie alleen personen in meerpersoonshuishoudens samen kunnen kijken. Percentages en gemiddelden kunnen zowel betrekking hebben op alle personen van de doelgroep als alleen op personen uit de doelgroep in meerpersoonshuishoudens. Indien het alleen om personen in meerpersoonshuishoudens gaat, dient dit in rapportages duidelijk te worden vermeld. In principe kunnen alle resultaattypen ook voor het kijkgedrag samen berekend worden. Het analyseniveau blijft het niveau van personen. Daarbij hebben de resultaten steeds betrekking op personen uit de doelgroep onder de voorwaarden dat deze met één of meerdere personen uit één of meerdere bepaalde doelgroepen samen kijken. Alle doelgroepen zijn vrij te definiëren en dienen in rapportages vermeld te worden.
9.3 AANVULLENDE ADVIESREGELS VOOR RAPPORTAGE UITGESTELD KIJKEN (UGK) Het wordt ook mogelijk om apart te rapporteren over alleen het uitgesteld kijkgedrag. Dit rapportagetype betreft het kijkgedrag op een ander moment dan tijdens het uitzendmoment (Uitgesteld kijken). Voor het berekenen van de meeste resultaattypen voor uitgesteld kijken gelden dezelfde regels als in de adviesregels bij de common currency (zie hoofstukken § 4.1 Adviesregels SKO common currency). Er wordt echter alleen gebruik gemaakt van de UGK files (UGKwwwwd.DAT). Het wezenlijke verschil in het gebruik is dat er voor het bepalen van het kijkmoment gebruik gemaakt wordt van het werkelijke kijkmoment (het moment waarop de Video-, DVD- of HD-recorder werd gebruikt). En voor de bepaling van wat er gekeken werd, wordt er gebruik gemaakt van het moment waaraan het kijkgedrag in de common currency is toegekend (het uitzendmoment van de bekeken uitzending). 1-1-2008
106 /110
Tabel 4.2. Gebruik van SKO adviesregels van de common currency voor de rapportagetype uitgesteld kijken. Rapportagetype:
Common currency
Uitgesteld kijken
Adviesregel
Zie: Advies Profiel
4.1.1
√
Zie 4.1.1
Toplijst
4.1.1
√
Zie 4.1.1
X
X
X
4.1.2
√
Zie 4.1.2
Inheritance
X
X
X
Persistentie
X
X
X
Overlap/ Duplication
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Selectiviteitsindex
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Bereik van zendercombinatie
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Kijktijd/ Uitzendtijd
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Populatieaantallen
4.1.3
√
Zie 4.1.3
nvt
√
Zie 4.2.4 *
4.1.3
√
Zie 4.1.3
Blokfactor Fractie
Samen kijken Bereik billboards
* LET OP: Voor het berekenen van het resultaattype “Samen kijken” geldt de Adviesregel in rapportage Tijdens Uitzending. Voor het berekenen van dit resultaattype wordt er echter alleen gebruik gemaakt van de UGK files: UGKwwwwd.DAT
De in het donkergrijs gemarkeerde cellen in deze tabel geven aan dat het om een verplichte regel gaat. SKO adviseert ook de richtlijnen van dit document aan te houden voor rapportage- en resultaattypen in de cellen die in het lichtgrijs worden aangegeven.
√ = voor dit resultaattype in het betreffende rapportagetype is een regel door SKO opgesteld X = SKO raadt het gebruikt van deze resultaattype af voor het betreffende rapportagetype
Voor de eenduidigheid van de cijfers, verplicht SKO altijd precies te vermelden dat er gerapporteerd wordt over resultaten uitgesteld kijken.
1-1-2008
107 /110
10
DEFINITIES
10.1
KIJKGEDRAG IN DE COMMON CURRENCY
In de common currency wordt vanaf 1-1-2008 het uitgesteld kijkgedrag naar zenders, programma’s, spots meegenomen van de dag zelf en de zes dagen na de oorspronkelijke uitzending (= dag 0). Dat betekent dat de kijkcijfers van een bepaalde dag (dag 0), pas na dag 6 definitief zijn. Uitzenddag resultaten (KDU) zijn de enige tussentijdse resultaten over de common currency die worden toegestaan voor externe rapportage- en publicatiedoeleinden. Het betreft hier de kijkcijfers van dag van uitzending, d.w.z. de resultaten tijdens uitzending (dag 0) + uitgesteld kijkgedrag over dag 0. Om kijkcijfers over de uitzenddag te kunnen berekenen en rapporteren, dienen de calculatie- en rapportageregels van de common currency altijd te worden gebruikt (alleen de VWGwwwwd.DAT en de UGKwwwwd.DAT van dag 0 moeten hiervoor worden gebruikt). Bij het rapporteren van kijkcijfers over de uitzenddag dient altijd expliciet vermeld te worden dat het om cijfers over de uitzenddag (KDU) gaat en dat het tijdelijke cijfers betreft.
10.2
KIJKGEDRAG IN OVERIGE RESULTAATTYPEN
10.2.1
Resultaattypen tijdens uitzending (TU)
Het kijkgedrag ‘tijdens uitzending’ is gelijk aan de common currency zoals die tot 31-122007 door SKO werd gerapporteerd, dus exclusief het uitgesteld kijken. In de rapportering wordt al het videokijkgedrag als “video” gerapporteerd en al het kijkgedrag naar DVD en HD respectievelijk als “DVD” en “HD” gerapporteerd. Resultaattypen uitgesteld kijken (UGK)
Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan waarop deze programma’s werden uitgezonden. In de data zoals ze door SKO ter beschikking worden gesteld, is de termijn gelimiteerd tot de dag van uitzending en de zes opvolgende dagen. Daarna wordt het uitgesteld kijken als kijken naar HD, DVD of Video gerapporteerd.
10.2.2
Resultaattypen uitgesteld kijken (UGK)
Het uitgesteld kijkgedrag betreft kijkgedrag naar programma’s en spots op een ander moment dan waarop deze programma’s werden uitgezonden. In de data zoals ze door SKO ter beschikking worden gesteld, is de termijn gelimiteerd tot de dag van uitzending 1-1-2008
108 /110
en de zes opvolgende dagen. Daarna wordt het uitgesteld kijken als kijken naar HD, DVD of Video gerapporteerd. 10.3
BESTANDEN IN HET KIJKONDERZOEK
In het kijkonderzoek wordt dus gebruikt gemaakt van 2 soorten databestanden met kijktrajecten. Hieronder wordt beschreven welke bestanden wanneer gebruikt dienen te worden bij het berekenen van kijkcijfers. Tabel 5.1. Samenvatting datagebruik en datafiles Welke resultaat?
Welke files gebruiken?
Common currency
VWGwwwwd.dat
UGKwwwwd.dat van dag 0 en de 6 opvolgende dagen
Uitzenddag
VWGwwwwd.dat
UGKwwwwd.dat van dag 0
Tijdens uitzending (TU)
VWGwwwwd.dat
Niet
Uitgesteld Kijken (UGK)
Niet
UGKwwwwd.dat van dag 0 en de 6 opvolgende dagen
Met de introductie van UGK-files in het kijkonderzoek vindt een belangrijke wijziging plaats in de VWG-files. Dit vanwege het volgende: de trajecten die in de VWG-file de zendercode Video, DVD of HD hebben, kunnen uitgesteld kijken betreffen. Om te voorkomen dat ze in de common currency tot dubbeltellingen leiden, zijn kijktrajecten (DVD/HD of Video) die Uitgesteld Kijken betreffen, in de VWG-file voorzien van een markering De kijktrajecten in de VWG file met een markering dienen bij berekeningen over de common currency niet meegenomen te worden. In figuur 5.1 is schematisch aangegeven waarom op een dergelijke manier met Uitgesteld Kijken moet worden omgegaan.
Figuur 5.1 Voorbeeld gebruik van kijktrajecten DVD/HD of Video in de VWG-file Dag Rapportage UGK data over maandag in de file van:
Currency
Ma
Di
Wo
Do
Vrij
Zat
Zo
Zender A
100
10
10
0
0
0
0
120
Zender B
80
0
0
0
10
0
10
100
HD UGK
10
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
0
10
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
10
200
10
10
0
10
0
10
230
DVD huur
Totaal
Marktaandeel Maandag
Maandag
Gemarkeerd Kijkgedrag HD in de VWG-file
Currency
Tijdens Uitzending
- niet gebruiken in currency
Zender A
52%
50%
- want in de currency toegekend
Zender B
43%
40%
- aan een eerder uitzendmoment!
HD UGK
0%
5%
DVD huur
4%
5%
HD/DVD totaal
4%
10%
1-1-2008
109 /110
Het kijken naar de HD van maandag (tien minuten) wordt bij het berekenen over de common currency via de UGK-file toegekend aan een eerder moment (de dag van uitzending van hetgeen gekeken wordt). Die 10 minuten komen dus in de resultaten van een andere dag terug. Ze zijn nog wel in de VWG-file aanwezig voor het geval er berekeningen plaatsvinden ‘Tijdens Uitzending’. Dan wordt er alleen gekeken wat er gebeurde op het moment van uitzenden. Op dat moment tellen de 10 minuten kijken naar HD wel mee met de zender HD.
1-1-2008
110 /110