www.pwc.nl
Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving Onderzoeksrapport Maart 2016
Inhoud
Families in business
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig veelzijdig belang belang voor voor de de Nederlandse Nederlandsesamenleving samenleving
1. Voorwoord 2. Familiebedrijven zorgen voor meer werkgelegenheid 2.1. EU-doelstelling: Werkgelegenheid 2.2. Banengroei familiebedrijven vele malen groter 2.3. Familiebedrijven actief voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt 2.4. Het familiebedrijf als ‘banenmachine’ 3. Het familiebedrijf: een focus op rendabele innovatie 3.1. EU-doelstelling: research & development 3.2. Investering van familiebedrijven in R&D 3.3. Good practice: Rijk Zwaan 3.4. Lagere investeringen in R&D, maar hogere rentabiliteit 4. Duurzaamheid zit in het familiebedrijf-DNA 4.1. EU-doelstelling: duurzaamheid 4.2. Duurzame initiatieven hoog op de agenda van familiebedrijven 4.3. Terugdringen CO2-emissie 4.4. Familiebedrijven op koers 5. Het gulden gilde: familiebedrijven als opleiders 5.1. EU-doelstelling: onderwijs 5.2. Nederland pakt vroegtijdig schoolverlaten aan: de praktijk als leermeester 5.3. 95% van de familiebedrijven is erkend leerbedrijf 5.4. Problematiek in de grote steden? Kijk naar Rotterdam! 5.5. Toekomst in de techniek 5.6. Familiebedrijven dragen ruim bij 6. Familiebedrijven als spil in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 6.1. EU-doelstelling: tegengaan van armoede en sociale uitsluiting 6.2. Familiebedrijven geëngageerd om armoede te bestrijden 6.3. Familiebedrijven niet weg te denken in de strijd tegen armoede 7. Conclusie: familiebedrijven hebben een positieve invloed op de Nederlandse samenleving 7.1. Een terugblik op de eerste 5 jaar 7.2. Een vooruitblik op de komende 5 jaar 7.3. Vervolgonderzoek 8. Beknopt verslag van het interview Rijk Zwaan 9. Verantwoording 9.1. Werkgelegenheid 9.2. R&D 9.3. Duurzaamheid 9.4. Onderwijs 9.5. Armoede en sociale uitsluiting 10. Bronvermelding/literatuurlijst
3 4 4 4 5 5 6 6 6 7 7 8 8 8 9 10 11 11 11 12 12 13 13 14 14 14 16 17 17 17 17 18 20 20 20 20 20 21 22
2
1. Voorwoord Familiebedrijven vormen de kern van de Nederlandse economie. In 2010 was bijna 70% van de bedrijven in Nederland een familiebedrijf. Gezamenlijk zorgden zij voor de helft van de werkgelegenheid in ons land en voor meer dan de helft van het bnp.1 In veel andere landen in de wereld is het aandeel van familiebedrijven in de werkgelegenheid en het bnp zelfs aanzienlijk groter. Om deze redenen zijn familiebedrijven een interessant onderwerp van onderzoek. Aspecten die in onderzoeken vooral worden aangehaald zijn de invloed van familiebedrijven op de economische groei in een land, de voordelen van het langetermijndenken en de opvolging door een volgende generatie.2 Daarmee hebben de bestaande onderzoeken hoofdzakelijk een economische insteek en een focus op de interne processen van familiebedrijven. De vervolgvraag is echter of die onderscheidende bedrijfsvoering van familiebedrijven ook een bredere invloed heeft op de samenleving. Dit is een lastiger te onderzoeken vraagstuk, maar wel een vraagstuk dat intrigeert. Wij willen in dit onderzoek daarom een stap verder gaan en vragen ons af:
Wat is het belang van familiebedrijven voor de Nederlandse samenleving?
de invloed van familiebedrijven op het behalen van deze Nederlandse doelstellingen centraal.
de Nederlandse samenleving als geheel. Dat laatste wordt vaak vergeten, ten onrechte blijkt uit ons onderzoek.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het nodig vast te stellen wat er belangrijk is voor een samenleving. Als maatstaf voor wat belangrijk is voor een samenleving, gebruiken wij voor dit onderzoek de Europa 2020-doelstellingen, de opvolgers van de Lissabonstrategie3. De Europa 2020-doelstellingen zijn opgesteld door de Europese Commissie in 2010 en beogen smart, sustainable and inclusive growth. De Europese Commissie heeft deze doelstellingen uitgewerkt binnen de volgende vijf thema’s:
Dit onderzoek is hoofdzakelijk gebaseerd, op de familiebedrijven zoals door Elsevier gepresenteerd in de Top-100 van grootste familiebedrijven 2015.5
In hoofdstuk 9 is een uitgebreide verantwoording van de gebruikte onderzoeksmethoden opgenomen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk een aantal aanknopingspunten om de initiële bevindingen uit dit onderzoek verder te kunnen uitdiepen in een vervolgonderzoek.
werkgelegenheid; research & development; klimaatverandering en duurzame energievoorziening; onderwijs; en de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting.
Wij hebben de vijf doelstellingen afzonderlijk onderzocht en hebben geen rangorde of gewicht in de doelstellingen aan willen brengen. Wij beseffen dat de doelstellingen elkaar ook versterken en beïnvloeden. Voor elk van de vijf thema’s zijn indicatoren opgesteld waarmee de invloed van familiebedrijven op deze doelstellingen kan worden uitgedrukt. Voor het onderwerp duurzaamheid zijn deze indicatoren bijvoorbeeld: de CO2-emissie van familiebedrijven en hun investeringen in duurzame energieprojecten. Voor de onderwijsdoelstelling is onder meer in kaart gebracht hoeveel familiebedrijven uit de Top100 geregistreerd staan als erkend leerbedrijf.
Elke lidstaat heeft, gebaseerd op de doelstellingen van de Europese Commissie, zijn eigen doelstellingen vastgesteld en gekwantificeerd.4 In dit onderzoek zijn de Nederlandse doelstellingen als referentiepunt gekozen en staat dus
Op de vijf onderzochte terreinen hebben wij interessante ontwikkelingen waargenomen. Wij kunnen stellen dat familiebedrijven niet alleen een forse bijdrage aan de economie leveren, maar ook een grote bijdrage leveren aan
1) 2) 3) 4) 5)
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
Wij hopen met dit onderzoek een eerste aanzet te geven tot nieuwe inzichten in het belang van familiebedrijven voor de Nederlandse samenleving. Jan Willem Velthuijsen Renate de Lange Casper de Nooijer
3
2. Familiebedrijven zorgen voor meer werkgelegenheid
2.1. EU-doelstelling: Werkgelegenheid Het belang van werkgelegenheid in een maatschappij is duidelijk: het hebben van een betaalde baan is voor mensen van grote invloed op hun levensstandaard en ontwikkelingsmogelijkheden.6 Het hebben van een betaalde baan bevordert zo de kwaliteit van leven en heeft een positieve invloed op sociale integratie in de samenleving. Vanwege dit belang heeft de Europese Commissie als doel gesteld dat in 2020 minimaal driekwart van de Europese bevolking tussen de 20 en 64 jaar aan het werk moet zijn.7 Omdat in Nederland de arbeidsdeelname in het startjaar 2010 al boven dat niveau lag, heeft Nederland zijn eigen doel hoger gesteld, namelijk op 80%. In figuur 2.1 is te zien dat de arbeidsparticipatie in Nederland de afgelopen jaren licht is gedaald. Tot 2020 moet er op dit gebied dus nog het een en ander gebeuren. De belangrijkste indicator voor toename van werkgelegenheid in Nederland is groei van het aantal banen. Om de invloed van familiebedrijven op deze doelstelling te kunnen laten zien, vergelijken wij de ontwikkeling van het aantal banen bij familiebedrijven in de afgelopen jaren met de algemene Nederlandse trend van banencreatie. In ons onderzoek hebben wij - naast de ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen - ook een tweede indicator onderzocht, namelijk: wat doen familiebedrijven voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
2.2. Banengroei familiebedrijven vele malen groter Wij hebben allereerst de groei van het aantal werknemers in Nederland onderzocht bij familiebedrijven uit de Top100 met meer dan 100 werknemers.8 De totale procentuele stijging bij deze bedrijven hebben wij vergeleken met de landelijke groei van het aantal banen in Nederland.9 Wij hebben ons daarbij gericht op de groei vanaf 2010, het beginjaar van de 2020-doelstellingen, tot en met 2014, het meest recente jaar waarover gegevens beschikbaar waren. Vanwege de banengroei in 2009, hebben wij ook een vergelijking met het jaar 2009 gemaakt. De onderzochte familiebedrijven vertegenwoordigen samen 5% van de totale werkgelegenheid in Nederland. Een vergelijking tussen de onderzochte familiebedrijven en het landelijk gemiddelde laat een duidelijk verschil zien.
Figuur 2.1 Arbeidsparticipatie in Nederland en Europa 100% 80% 60% 40%
68,8%
69,3%
75,0%
76,8%
75,4%
80,0%
20% 0%
Europese trend 2010
2014
Nederlandse trend Doelstelling voor 2020
In tabel 2.1 is te zien dat de onderzochte familiebedrijven in de periode 2010-2014 maar liefst 8% meer nieuwe banen hebben gecreëerd, tegenover een landelijke daling van het aantal banen in diezelfde periode. Uit het dataonderzoek blijkt bovendien dat in de periode 2009-2014 sprake was van een nog veel grotere stijging van het aantal banen bij de onderzochte familiebedrijven. In 2009 trok de economie na de crisis langzaam weer aan. Dat is te zien in de groei van het aantal banen in dat jaar. Ook landelijk was in de periode 2009-2014 sprake van een toename van het aantal banen, maar de banengroei bij de familiebedrijven is van een opvallend hoger niveau. Het aantal banen bij de onderzochte familiebedrijven steeg in de periode 20092014 met 19%.
4
Tabel 2.1 Groei aantal banen in drie periode Landelijk gemiddelde
Familiebedrijven
Groei tussen 2009 en 2010
2%
9,8 %
Groei tussen 2010 en 2014
-/- 0,4 %
8,4 %
Groei tussen 2009 en 2014
1,6 %
19,1 %
2.3. Familiebedrijven actief voor mensen met afstand tot de arbeidsmarkt
Vebego, actief in de facilitaire dienstverlening en gezondheidszorg, is één van de familiebedrijven die zich inzet voor mensen met een kwetsbare arbeidspositie. Sinds 2011 heeft dit bedrijf ruim 800 werkzoekenden aan een baan geholpen. Vebego werkte hiervoor met succes samen met het UWV en richtte zich vooral op werkloze jongeren, 55-plussers en jonggehandicapten.10 Ook bij bouwbedrijf Mourik wordt een actief beleid gevoerd om de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen voor mensen met een achterstand. Op verzoek van overheden stelt Mourik kansarme mensen op de arbeidsmarkt te werk, de zogenaamde Social Return on Investment.11 DEEN supermarkten had in 2014 ruim 100 ‘Wajongeren’ in dienst.12 Maar ook bedrijven met minder dan 100 werknemers zoals de Jansen Recycling Groep leveren hun bijdrage. Dit bedrijf is in 2013 een pilot gestart om kansen te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.13
Naast een toename van het aantal banen is in Nederland behoefte aan arbeidsplaatsen voor mensen die vanwege een beperking of langdurige werkloosheid op afstand van de arbeidsmarkt staan. Een deel van deze groep zou met de juiste begeleiding aan de slag kunnen bij een bedrijf. Uit diverse praktijkvoorbeelden blijkt dat veel familiebedrijven zich inspannen om werkplekken te creëren voor deze groep mensen.
Eén van de breed maatschappelijke initiatieven om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te helpen is de Prestatieladder Socialer Ondernemen. Deze prestatieladder is vorig jaar geïnitieerd door TNO en PSO-Nederland en meet hoeveel bedrijven bijdragen aan de werkgelegenheid voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.14 Bij deze meting worden zowel
Figuur 2.2 Groei aantal banen landelijk vs. familiebedrijven 20% 16% 12% 8% 4% 0% -4%
2010-2014 Landelijk
2009-2014 Familiebedrijven
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
directe bijdragen (plaatsingen in het eigen bedrijf) als indirecte bijdragen (zoals uitbesteding van werk aan sociale werkplaatsen) meegenomen. Van de zeven bedrijven die TNO als ontwikkelpartner bijstaan zijn er drie familiebedrijven: DEEN supermarkten, beveiligingsbedrijf Trigion (onderdeel van Facilicom), en Asito (onderdeel van ADG Dienstengroep).
2.4. Het familiebedrijf als ‘banenmachine’ Ons onderzoek laat zien dat familiebedrijven een positieve invloed hebben op de groei van de werkgelegenheid in Nederland. De familiebedrijven uit de Top-100 lieten tussen 2010 en 2014 een opvallende groei in het aantal banen zien, waardoor zij bovengemiddeld bijdragen aan het bereiken van de 2020-doelstelling. De inspanning van familiebedrijven voor mensen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie draagt verder bij aan de positieve invloed van familiebedrijven op de Nederlandse samenleving.
5
3. Het familiebedrijf: een focus op rendabele innovatie
3.1. EU-doelstelling: research & development
De 2020-doelstelling ligt voor Nederland op 2,5% van het bbp. In 2013 bedroegen de uitgaven aan R&D 1,98% van het Nederlandse bbp.15 Dit is een teruggang. In het jaar daarvoor bedroegen de uitgaven aan R&D nog 2,16% van het bbp.16 Daarmee heeft Nederland op het gebied van R&D nog significante stappen te maken de komende vijf jaar.
Innovatie is cruciaal voor het behoud van een concurrentiepositie voor ondernemingen en voor de samenleving. Groei en ontwikkeling, en verbetering van de productiviteit, zorgen voor een goed werkende kenniseconomie. Daarmee draagt efficiënte R&D bij aan het creëren van werkgelegenheid en een efficiënte en duurzame groei van de Europese economie. Om die reden is de tweede 2020-doelstelling van de Europese Commissie gericht op het bevorderen van R&D-investeringen.
De R&D-sector is het speelveld van vier geïnstitutionaliseerde spelers: (1) de overheid, (2) het hoger onderwijs, (3) de non-profit sector en (4) het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven geldt van oudsher als de grote aanjager van R&D. In 2013 kwam meer dan 50% van de totale uitgaven aan R&D uit het bedrijfsleven. Het lijkt er dan ook op dat het voornamelijk aan het bedrijfsleven zal zijn om het behalen van de 2020-doelstellingen (2,5% bbp) mogelijk te maken. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de Nederlandse uitgaven aan R&D in 2013, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar de financier van R&D (bron) en de uitvoerder van R&D (bestemming).17
De Europese Commissie heeft de doelstelling geformuleerd dat in 2020 3% van het bbp van de Europese Unie wordt besteed aan R&D. De Commissie heeft tevens aangegeven hoe ze dit streefgetal wenst te vertalen naar een percentage van het bbp in de diverse lidstaten om zo nader vorm te geven aan wat de Commissie de Innovation Union noemt.
3.2. Investering van familiebedrijven in R&D De investeringen in R&D zullen voornamelijk van het bedrijfsleven moeten komen. Dat maakt het interessant om in dit onderzoek een vergelijking te maken tussen R&D-investeringen van familiebedrijven en nietfamiliebedrijven. Deze vergelijking is op Europees niveau mogelijk. Onderzoek toont aan dat familiebedrijven in Europa aanzienlijk investeren in R&D: 12,8% van de totale omzet wordt aan R&D besteed.18 De R&D-investeringen door familiebedrijven blijven wel achter op bedrijven uit de MSCI Europe Index (niet-familiebedrijven). In de wetenschappelijke (internationale) literatuur wordt echter gesteld dat R&D-investeringen door familiebedrijven een hogere rentabiliteit kennen dan die van nietfamiliebedrijven.19 Dit onderzoek levert geen additioneel bewijs op voor deze stelling, maar wel een good practice.
Figuur 3.1 Ontwikkeling ratio R&D / omzet 30%
Tabel 3.1 Uitgaven aan R&D in Nederland in 2013 (miljoenen euro’s) Bron / bestemming Bedrijfsleven Overheid
Bedrijfsleven
Onderzoeksinstellingen
Hoger onderwijs
20%
Totaal
5.946
258
311
6.515
143
954
3.151
4.248
Hoger onderwijs
17
20
0
37
Non-profit sector
32
50
309
391
957
277
318
1552
7.095
1.559
4.089
12.743
Van buiten Nederland Totaal
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
10% 0%
2006 2007
2008
2009
2010
2011
European family businesses
2012
2013
2014
2015
MSCI Europe
Source: Credit Suisse HOLT, Credit Suisse research
6
3.3. Good practice: Rijk Zwaan Familiebedrijf Rijk Zwaan heeft een voortrekkersrol als het gaat om investeringen in R&D. Rijk Zwaan is wereldspeler in de groenteveredeling met een omzet van circa EUR 340 miljoen, waarvan in 2015 EUR 110 miljoen besteed werd aan R&D-investeringen20. Ben Tax, CEO Rijk Zwaan, licht dit toe (zie ook het verslag van interview in hoofdstuk 8): “In de plantenveredeling, specifiek de groenteveredeling, wordt veel aan R&D gedaan (sector inherent). Binnen de sector zie je dat familiebedrijven aanmerkelijk meer besteden aan R&D in verhouding tot hun omzet in groentezaden dan niet-familiebedrijven. Voor wat betreft de specifieke verschillen in relatieve bestedingen in R&D tussen familiebedrijven en nietfamiliebedrijven in deze sector, geldt dat ze weliswaar beide groei nastreven, maar dat ze dit op een andere wijze effectueren: (1) Familiebedrijven streven autonome groei na, waarbij de medewerkers één voor één worden geselecteerd en buitenlandse vestigingen over het algemeen van de grond af aan worden opgebouwd. Dit leidt tot R&Dbestedingen ter hoogte van circa 30% van de omzet van familiebedrijven. (2) Niet-familiebedrijven groeien door bedrijven over te nemen, waardoor de omvang van R&D-bestedingen, uitgedrukt als percentage van de omzet, niet meer dan 15-16% is. De groei wordt immers bewerkstelligd door overnames waarvoor goodwill wordt betaald, terwijl de familiebedrijven deze goodwill zelf ontwikkelen.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
Als we kijken naar de aard van het wetenschappelijk onderzoek naar groenteveredeling, dat wil zeggen fundamenteel wetenschappelijk alsmede toegepast wetenschappelijk, dan geldt dat Rijk Zwaan op beide vlakken uitgebreid onderzoek laat doen. Ook beursgenoteerde ondernemingen zijn op beide vlakken actief. Een wezenlijk verschil is dat familiebedrijven als Rijk Zwaan enkel vanuit de groenteveredeling in nieuw wetenschappelijk onderzoek investeren, terwijl de beursgenoteerde ondernemingen algemene onderzoekscentra hebben die fundamenteel onderzoek verrichten dat bijvoorbeeld zowel voor medicijnen als voor groenteveredeling kan worden toegepast. Het sleutelwoord is focus: familiebedrijven hebben een sterke focus op hun toegevoegde waarde doordat ze specifiek kunnen zijn. Naarmate een onderneming meer focus op zijn product heeft en daarmee specifiek binnen de markt opereert, is het rendement (ook van R&D) groter. Een ander voordeel is dat het personeelsverloop bij familiebedrijven lager is dan bij beursgenoteerde ondernemingen, ook op de R&Dafdelingen. Dit heeft positieve gevolgen voor de rentabiliteit van de R&D-investeringen. Waar focus wordt aangebracht (binnen de markt, binnen de sector), wordt het rendement op R&D verhoogd. Beursgenoteerde ondernemingen hebben echter ook een voordeel. Daar waar de business van familiebedrijven altijd hun specialiteit is (zoals groentezaden bij Rijk Zwaan), hebben beursgenoteerde ondernemingen vaak meerdere divisies in het grote concern. Hierdoor kunnen beursgenoteerde ondernemingen synergetische voordelen behalen op toegepast en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.”
3.4. Lagere investeringen in R&D, maar hogere rentabiliteit Nederland laat op basis van de laatste twee rapporten van het Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma een daling zien van het percentage van het bbp dat besteed wordt aan R&D. Deze trend dient gekeerd te worden om uiteindelijk de 2020-doelstelling voor R&D van 2,5% van het bbp te halen. Zoals gezegd, zal deze investering voornamelijk van het bedrijfsleven moeten komen. Gebaseerd op R&D als percentage van de omzet, investeren familiebedrijven minder dan niet-familiebedrijven. Er zijn echter academisch onderbouwde aanwijzingen dat R&D-investeringen door familiebedrijven een hogere rentabiliteit hebben dan die van niet-familiebedrijven.
7
4. Duurzaamheid zit in het familiebedrijf-DNA
4.1. EU-doelstelling: duurzaamheid De Europese Commissie streeft naar duurzame groei. Duurzaamheid is een breed begrip, een belangrijke component is de klimatologische gevolgen van een overschot aan CO2 in de lucht: de zeespiegel stijgt met meer kans op overstromingen, en het verdwijnen van flora en fauna met onvoorziene impact op de biodiversiteit.21 Maar het bevorderen van duurzaamheid draagt ook bij aan een concurrerende economie in Europa. Energiebesparing en het verminderen van CO2-emissie maken bedrijven en consumenten minder afhankelijk van fossiele brandstoffen (en prijsschokken voor deze brandstoffen) en dragen bij aan het concurrentievermogen van Europa. De verwachting is dat Europa tegen 2020 60 miljard euro kan besparen op de invoer van olie en gas. Het bevorderen van duurzaamheid zorgt dan ook voor een concurrerende en groene economie. Daarom richt de derde doelstelling van de Europese Commissie zich op duurzaamheid (in de zin van energiebesparing en het verminderen van CO2-emissie). De concrete uitwerking van deze doelstellingen is opgenomen in tabel 4.1.
Om de invloed van familiebedrijven op de duurzaamheidsdoelstelling te kunnen laten zien, gebruiken wij als leidraad voor ons onderzoek de drie pijlers: (1) CO2reductie, (2) duurzame energie en (3) energiebesparing. Voor de eerste pijler hebben wij een analyse gemaakt van de CO2-emissiecijfers die de Top-100-familiebedrijven hebben gepubliceerd.22 Door een vergelijking te maken met de landelijke cijfers krijgen wij een indruk van de bijdrage van de Nederlandse familiebedrijven aan het verminderen van de CO2-emissie in Nederland. De tweede en derde pijler zijn getoetst door de duurzame initiatieven van familiebedrijven in kaart te brengen. Daaronder verstaan we zowel huidige initiatieven – zoals duurzame energieprojecten en duurzame mobiliteit – als duurzame doelstellingen.
4.2. Duurzame initiatieven hoog op de agenda van familiebedrijven Uit ons onderzoek blijkt dat familiebedrijven duurzaamheid hoog op de agenda hebben staan. Familiebedrijven scoren relatief hoog op het terugdringen van de CO2-emissie (zie hierna in paragraaf 4.3). Als wij onze scope verbreden en tevens de andere indicatoren –
Tabel 4.1 2020-doelstellingen voor Europa en Nederland op het gebied van duurzaamheid Doelstellingen Europa 2020
Doelstellingen Nederland 2020
Nederland gerealiseerd in 2012
Minder CO2-uitstoot van bedrijven die niet onder CO2-emissiehandelsysteem vallen dan in 1990
20%
16%
15,20%
Duurzame energie
20%
14%
4,50%
Energiebesparing
20%
1,5%
1,1% gemiddeld per jaar (2004-2012)
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
duurzame initiatieven, duurzame mobiliteit en duurzame doelstellingen – in meenemen, dan blijkt dat meer dan 60% van de Top-100 familiebedrijven zich met duurzaamheid bezighoudt.23 De inzet van familiebedrijven voor duurzaamheid is op basis van verschillende gronden te verklaren. In de eerste plaats is de langetermijnvisie een belangrijk kenmerk van familiebedrijven. Familiebedrijven denken aan toekomstige generaties. Daarbij past het streven naar duurzaamheid.24 Daarnaast kan de reputatie van een familie een belangrijke reden zijn om zich in te zetten voor duurzaamheid.25 Familiebedrijven willen simpelweg niet worden geassocieerd met een slechte ecologische voetafdruk. Dit effect wordt zelfs groter wanneer de familienaam in de bedrijfsnaam terugkomt.26 Naast de reputatie speelt de grootte van het bedrijf en de sector waarin familiebedrijven opereren een belangrijke rol bij hun duurzame ambities.27 Hoe groter een bedrijf, des te meer waarde wordt gehecht aan duurzaamheid. Sommige familiebedrijven zijn echte pioniers, zoals textielketen Zeeman, die met haar ‘statiegeld’ op plastic tassen al sinds 2013 duurzaamheid nastreeft. Met dit initiatief liep Zeeman ruim twee jaar voor op het algemeen verbod op gratis plastic tassen, dat pas sinds 1 januari 2016 landelijk van kracht is. Daarnaast draagt Zeeman met de invoering van energievriendelijke LED-technologie in haar filialen bij aan een reductie van CO2-uitstoot.28 Dutch Flower Group legt haar focus op efficiënt en duurzaam energiemanagement, omdat energie een grote kostenpost vormt binnen haar bedrijfsprocessen. Dit is voor een deel gerelateerd aan de sector waarin het bedrijf
8
opereert. De investeringen in computerprogramma’s en klimaatbeheersingssystemen helpen bij de datamonitoring en dragen bij aan het verwezenlijken van het duurzaamheidsbeleid.29 Een duurzaam wagenpark en alternatieve vormen van vervoer dragen bij aan een lage CO2-emissie. Een bedrijf als Remia bewijst dit door zijn CO2-uitstoot met ruim 30% te verlagen door het transport van exportcontainers over water te organiseren in plaats van over de weg. 30
4.3. Terugdringen CO2-emissie
De meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de emissie van broeikasgassen, berekend volgens de IPCC-voorschriften, laten een lichte daling zien van de CO2-emissie sinds het basisjaar 1990. Tussen 2010 en 2014 is er een daling waar te nemen van 24,8 megaton
CO2, wat neerkomt op ongeveer 13,6%.31 In 2014 is er zelfs voor het eerst onder het niveau van het basisjaar aan CO2emissie gemeten. Deze neerwaartse trend is toe te schrijven aan onder meer de achterblijvende economische groei en consumptie.32 De onderzochte familiebedrijven onderkennen het belang van CO2-reductie. Uit ons onderzoek blijkt dat de meerderheid van de Top-100 familiebedrijven – 31 van de 34 die aan CO2-monitoring hebben deelgenomen – een dalende trend laat zien in hun CO2-emissie. Tussen 2010 en 2014 realiseert een bedrijf als Heineken zelfs 40% lagere CO2-uitstoot in de productie en 20% lagere emissie in het transport. Hetzelfde geldt voor de VDL Groep die een reductie van 18,8% ten opzichte van het jaar 2009 heeft gerealiseerd. Dit zijn enkele voorbeelden van familiebedrijven die niet slechts een reductie vertonen
Figuur 4.1 Ontwikkeling uitstoot koolstofdioxide 1990 – 2014 in Nederland
60%
>60% familiebedrijven zet zich in voor duurzame ontwikkelingen
x miljard CO2-equivalenten 200 180 160 140 120 100 1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2014
Koolstofdioxide
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
9
die aansluit bij de landelijke trend, maar zelfs een hogere reductie realiseren dan het landelijk gemiddelde van 13,6%.
4.4. Familiebedrijven op koers Wij constateren dat de ecologische duurzaamheid binnen de Top-100 familiebedrijven hoog op de agenda staat. Het streven naar duurzaamheid wordt belangrijk geacht, omdat het zowel de huidige bedrijfsvoering als de toekomstige generaties aangaat. Familiebedrijven hechten belang aan een goede reputatie en zij vinden dat een slechte ecologische voetafdruk die in gevaar brengt. Ruim 60% van de onderzochte familiebedrijven ontwikkelt duurzame initiatieven, zoals duurzame energieprojecten en duurzame mobiliteit. Daarnaast dragen familiebedrijven bij aan de reductie van de CO2-emissie en laten zij - vergeleken met de landelijke cijfers - in enkele gevallen zelfs een procentueel sterkere daling zien. Familiebedrijven liggen daarmee op koers voor de Nederlandse 2020-doelstellingen.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
10
5. Het gulden gilde: familiebedrijven als opleiders
5.1. EU-doelstelling: onderwijs Onderwijs is belangrijk voor het persoonlijke welbevinden van mensen. Onderwijs zorgt voor persoonlijke ontwikkeling, draagt bij aan de gezondheid en vergroot de kansen op een betaalde baan. Daarmee is onderwijs van groot belang voor een samenleving. Het bevorderen van onderwijs zorgt daarnaast voor meer innovatie, een hogere productiviteit, meer werkgelegenheid en vermindert armoede. Kwalitatief hoog onderwijs bevordert bovendien de kenniseconomie en daarmee de concurrentiepositie van Europa. Om die reden heeft de Europese Commissie twee doelen voor 2020 geformuleerd op het gebied van onderwijs. Het eerste doel is het percentage jongeren tussen de 18-24 jaar dat zonder diploma de school verlaat terug te dringen tot minder dan 10%.33 Het te behalen diploma moet minimaal op het niveau zijn van voortgezet onderwijs. Het tweede doel is om het percentage 30-34 jarigen met een diploma van het hoger onderwijs (hbo- of wo-diploma) te vergroten tot ten minste 40%.34 Voor iedere lidstaat zijn deze doelstellingen vertaald naar nationale doelen.35 De Nederlandse overheid streeft in 2020 naar een percentage van minder dan 8% vroegtijdig schoolverlaters.36 Dat wil zeggen dat tenminste 92% van de Nederlandse jongeren tussen de 18-24 jaar een
startkwalificatie moet behalen. Een startkwalificatie is voortgezet onderwijs: middelbaar beroepsonderwijs (mbo) niveau 2, een havo- of een vwo- diploma.37 Daarnaast heeft Nederland in zijn aanpak van schooluitval bij jongeren tot 23 jaar als doel de schooluitval in het mbo in 2016 te verminderen tot 5%. In schooljaar 2013-2014 was dit percentage nog 5,2%.38 Ten aanzien van het tweede doel sluit Nederland aan op het percentage van ten minste 40% 30-34-jarigen met minimaal een hbo- of wo-diploma. Gezien het feit dat Nederland dit kwantitatieve doel al in 2013 bereikte, focust het Nederlandse beleid zich op het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs op hogescholen en universiteiten.39 Wij richten ons in dit onderzoek op de bijdrage van het familiebedrijf aan het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaters. Een bijdrage hieraan heeft een groot positief effect op de Nederlandse samenleving. Zo leidt het terugdringen van het aantal vroegtijdig schoolverlaters tot het reduceren van jeugdwerkloosheid, criminaliteit40 en zorgkosten.41
5.2. Nederland pakt vroegtijdig schoolverlaten aan: de praktijk als leermeester In de periode 2010-2014 is het percentage vroegtijdig schoolverlaters in Nederland teruggedrongen van 10% naar 8,7%.42 Nederland zet breed in op de aanpak van vroegtijdig schoolverlaten. Het bieden van passende stage- en leerwerkplekken aan mbo-leerlingen wordt door het ministerie van OCW aangemerkt als een van de belangrijkste middelen om vroegtijdig schoolverlaten te Figuur 5.1 Belang van een startkwalificatie
Minder zorgkosten
Minder armoede
Startkwalificatie
Minder Werkloosheid
Minder criminaliteit
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
11
voorkomen.43 In dit kader wordt ook genoemd het vormen van samenwerkingsverbanden tussen het mbo en het bedrijfsleven.44 De praktijk als leermeester is bij uitstek van belang voor jongeren die anders dreigen uit te vallen. Om de bijdrage van het familiebedrijf aan het verlagen van het percentage vroegtijdig schoolverlaters te kunnen beoordelen, hebben wij gekeken naar de volgende indicatoren: - het percentage familiebedrijven dat geregistreerd staat als erkend leerbedrijf bij de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voor stage- en leerwerkplekken op mbo-niveau; en - het percentage van de familiebedrijven dat deelneemt aan een samenwerkingsverband met een mbo.
5.3. 95% van de familiebedrijven is erkend leerbedrijf Maar liefst 95% van de Top-100 familiebedrijven staat geregistreerd als erkend leerbedrijf.45 Ten opzichte van het totaal aantal erkende leerbedrijven in Nederland van ruim 230.000 lijkt de invloed van 100 familiebedrijven wellicht beperkt.46 Niets is minder waar. Deze Top-100 familiebedrijven hebben vele filialen en dochterondernemingen. Het SBB telt bijvoorbeeld ieder Blokker-filiaal dat bij hen geregistreerd staat als apart leerbedrijf. Zo kan het aantal erkende leerbedrijven waar één Top-100 familiebedrijf voor tekent, al snel aantikken. Denk bijvoorbeeld aan de Blokker-familie die naast de Blokker ook nog de Xenos, Marskramer en andere winkelketens in Nederland bezit. Ter vergelijking hebben wij een steekproef uitgevoerd onder Nederlandse niet-familiebedrijven die qua omzet en aantal medewerkers vergelijkbaar zijn met de Top100 familiebedrijven. Uit deze steekproef blijkt dat PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
ook niet-familiebedrijven vaak staan geregistreerd als erkend leerbedrijf, maar het familiebedrijf kent een hoger percentage aan erkende leerbedrijven. De steekproef laat een verschil zien van 5%. Volgens cijfers van het ministerie van OCW is bij ROC Friese Poort al in 2012 het percentage vroegtijdig schoolverlaters teruggedrongen tot 5,4%.47 Hieruit blijkt dat de gekozen aanpak werkt. Dit mede dankzij de bijdrage van familiebedrijven. Familiebedrijf Plieger ondersteunt ROC Friese Poort bijvoorbeeld met leerproducten en kennis.48 Ook biedt het bedrijf stage- en leerwerkplekken. Het bieden van passende stage- en leerwerkplekken aan leerlingen wordt gezien als een cruciaal middel om vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. Opvallend is dat er een discrepantie blijkt te zijn tussen het percentage familiebedrijven dat als erkende leerbedrijven staat geregistreerd en het percentage familiebedrijven dat expliciet melding maakt van een samenwerkingsverband met een mbo. Een expliciete vermelding van een dergelijke samenwerking hebben wij slechts bij 10% van de onderzochte familiebedrijven aangetroffen. Deze cijfers staan in contrast met de overweldigende participatie als erkende leerbedrijven. Wel wordt melding gemaakt van samenwerkingsverbanden met andere vormen van onderwijs, van het basisonderwijs tot de universiteit.
5.4. Problematiek in de grote steden? Kijk naar Rotterdam! In Rotterdam-Zuid ligt het percentage vroegtijdig schoolverlaters en jeugdwerkloosheid aanzienlijk hoger dan het Nederlands gemiddelde. Om dit aan te pakken werken het plaatselijke bedrijfsleven, de gemeente en
12
diverse onderwijsinstellingen goed samen.49 Neem de inzet van Vebego voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Haar dochteronderneming Hago Zorg verkent de mogelijkheden om een Entreecollege te starten. Een Entreecollege is een gilde waar jongeren zonder startkwalificatie een mbo-diploma op niveau 1 diploma kunnen halen en door kunnen stromen naar niveau 2.50 Bij doorstroom kunnen de leerlingen dus een startkwalificatie behalen. Ook VolkerWessels draagt zijn steentje bij. Het familiebedrijf geeft in zijn duurzaamheidsverslag 2014 aan dat zij hun aansluiting bij initiatief Talent voor Rotterdam zien als een highlight van 2014.51 Stichting Talent voor Rotterdam zet onder andere in op de preventie van uitval door samenwerkingsverbanden aan te gaan met bedrijven die bereid zijn stage- en leerwerkplekken te bieden.52 Zo bestrijden beide familiebedrijven de jeugdwerkloosheid in Rotterdam.
5.5. Toekomst in de techniek Bij Unica treffen wij een mooi voorbeeld van ‘de praktijk als leermeester’. Het bedrijf is verantwoordelijk voor de installatie van de sanitaire voorzieningen in de nieuwbouw van het Kennis- en Expertisecentrum Roermond (KEC). De leerlingen van de opleiding installatietechniek van het Gilde ROC Roermond mogen zelf meewerken aan de bouw van de sanitaire voorzieningen in het KEC. Unica zal op deze wijze 80 uur praktijklessen invullen. Hierbij snijdt het mes aan twee kanten. Unica heeft er belang bij de leerlingen te interesseren in een carrière in de (installatie)techniek en de leerlingen krijgen de kans om praktijkervaring op te doen en zo hun waarde op de arbeidsmarkt te vergroten. Volgens de overheid begint het voorkomen van jeugdwerkloosheid bij onderwijs dat goed aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt.53 De PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
inzet van Unica levert dus niet alleen een bijdrage aan het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten, maar ook aan het reduceren van jeugdwerkloosheid.
Ownership
5.6. Familiebedrijven dragen ruim bij Het eerste dat opvalt als wij de bijdrage van familiebedrijven aan het reduceren van het percentage vroegtijdig schoolverlaters onderzoeken, is het zeer hoge percentage familiebedrijven dat geregistreerd staat als erkend leerbedrijf. Op deze wijze dragen familiebedrijven actief bij aan het bieden van stage- en leerwerkplekken aan mbo-leerlingen, een cruciaal middel om vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. Het contrast met het percentage familiebedrijven dat expliciet melding maakt van samenwerking met het mbo is echter opvallend.
Family
Business
Wij verwachten in 2020 een nog groter aantal stage- en leerwerkplekken bij de familiebedrijven met variaties afhankelijk van de regio en de sector waarin de bedrijven actief zijn. Ook een verdere ontwikkeling van de samenwerkingsverbanden tussen de familiebedrijven en het mbo ligt in onze ogen in het verschiet voor 2020. Dit is in lijn met het beleid van de Nederlandse overheid. De inzet van het familiebedrijf op het gebied van onderwijs betaalt zich zowel nu als in de toekomst mede uit in het bevorderen van de werkgelegenheid, het verlagen van het aantal huishoudens met lage werkintensiteit en het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting.
13
6. Familiebedrijven dragen ruim bij aan de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 6.1. EU-doelstelling: tegengaan van armoede en sociale uitsluiting Het streven van de Europese Commissie is om in 2020 het aantal mensen dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting terug te dringen met ten minste twintig miljoen. Europa wil armoede en sociale uitsluiting vooral tegengaan door het bieden van beter onderwijs en het creëren van meer werkgelegenheid. In 2014 gold het risico op armoede of sociale uitsluiting voor ruim 24% van de bevolking in de 28 lidstaten van de Europese Unie. In Nederland was dit risico 16,5%. Ons land was daarmee – na de Tsjechische Republiek – de lidstaat waar het risico op armoede en sociale uitsluiting het kleinst was.55 Toch, uitgedrukt in het aantal huishoudens, bestond voor 734.000 van de ruim 7 miljoen huishoudens in Nederland risico op armoede.56 De Nederlandse regering heeft de Europese doelstelling vertaald naar een nationaal doel. In 2020 wil Nederland het aantal mensen in huishoudens met een lage werkintensiteit verminderen met honderdduizend.57 Het gaat hierbij om volwassenen tot en met 64 jaar die in het afgelopen jaar minder dan 20% van de potentiele werktijd hebben gewerkt. Studenten worden niet meegerekend bij deze groep.
het daarom financieel aantrekkelijker gemaakt om te gaan werken, bijvoorbeeld door de arbeidskorting (een korting op de inkomstenbelasting) voor de werknemer te verhogen.59 Daarnaast stimuleert de overheid werkgevers om mensen in te huren, bijvoorbeeld door ze al een premiekorting te geven als ze een arbeidsgehandicapte in dienst nemen voor 24 uur per week (voorheen 32 uur).60
6.2. Familiebedrijven geëngageerd om armoede te bestrijden Familiebedrijven zetten zich op uiteenlopende manieren in om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Zo sponsoren familiebedrijven regionale (sport)clubs en evenementen, doneren ze aan lokale maatschappelijke projecten, verzorgen ze opleidingen en creëren ze werkgelegenheid. Zoals uit hoofdstuk 2 blijkt, hebben familiebedrijven sinds 2010 bovendien meer nieuwe banen gecreëerd dan niet-familiebedrijven. Twee opvallende kenmerken van familiebedrijven spelen een belangrijke rol bij het tegengaan van armoede en sociale uitsluiting. Allereerst vinden familiebedrijven veelal hun inspiratie en motivatie voor goeddoen in hun familiewaarden. Daarnaast zijn familiebedrijven geworteld in hun omgeving, waardoor hun maatschappelijke betrokkenheid groter is en zij zich meer bewust zijn van hun omgeving dan niet-familiebedrijven.
De Nederlandse regering stelt dat werken de beste manier is om aan armoede te ontkomen.58 De overheid heeft Van een risico op armoede of sociale uitsluiting is volgens de Europese definitie sprake als er: (a) een risico op armoede bestaat en/of; (b) er ernstige financiële beperkingen zijn en/of; (c) iemand deel uitmaakt van een huishouden waarin weinig wordt gewerkt.54
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
14
Dura Vermeer helpt hoogopgeleide vluchtelingen aan werk Bouwconcern Dura Vermeer en Stichting voor VluchtelingStudenten UAF zijn een meerjarige samenwerking aangegaan voor het aannemen van hoogopgeleide vluchtelingen. Dit is onder meer omdat de bouwpraktijk steeds complexer en abstracter wordt, hetgeen om mensen met een hoog kennisniveau en doorzettingsvermogen vraagt. De samenwerking bestaat uit het beschikbaar stellen van werkervaringsplaatsen, stages, sponsoring en de organisatie van meeloop-dagen.61
Asito traint asielzoekers en strijdt tegen racisme Schoonmaakbedrijf Asito (ADG-Dienstengroep) vergroot de kansen van asielzoekers met een verblijfsvergunning op de arbeidsmarkt door ze een training - met een diploma - aan te bieden in typisch Nederlandse schoonmaakvaardigheden. Volgens Asito versnelt dit hun inburgering en biedt dit een opstap naar de Nederlandse arbeidsmarkt. Daarnaast financiert Asito via het Nationaal Integratiefonds wetenschappelijk onderzoek naar manieren om discriminatie tegen te gaan van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt en daarbuiten. Dit fonds zal een miljoen euro beschikbaar stellen voor onderzoek naar de beste voorbeelden van integratie op de werkvloer.62
Jumbo verzorgt 152.000 kerstpakketten en kerstmaaltijden
Facilicom investeert in de lokale zorg- en welzijnssector
In 2015 werkte Jumbo Supermarkten voor de tweede keer samen met klanten en diverse maatschappelijke organisaties (waaronder Voedselbanken Nederland, Het Leger des Heils, Nationaal Ouderenfonds en Nationale Vereniging de Zonnebloem) om alle cliënten van de voedselbank een kerstpakket met een uitgebreide kerstmaaltijd te schenken.66
Incluzio, de nieuwe divisie van facilitair dienstverlener Facilicom, wil van elke wijk een betere buurt maken door preventie, zorg, ondersteuning en dienstverlening in één lokale organisatie onder te brengen. Deze integrale benadering zorgt er niet alleen voor dat individuele (zorg) vragen worden opgelost, maar ook dat collectieve problemen in de wijk worden aangepakt en voorkomen.63
Hoogvliet steunt Wajongers en lokale lesprogramma’s voor kinderen Hoogvliet Supermarkten biedt een groeiend aantal werkplekken voor jongeren met een Wajong-uitkering. Daarnaast sponsort Hoogvliet lokale initiatieven om een steentje bij te dragen aan de gemeenschap. Zo steunt dit familiebedrijf lokale lesprogramma’s voor kinderen over gezonde voeding, sporten en bewegen.64
Poiesz geeft regionale sportclubs een duwtje in de rug De Poiesz Supermarkten uit Sneek haalde met een Jeugdsponsoractie een mooi bedrag aan sponsorgeld op. Dit geld ging naar ongeveer 400 sportclubs in de regio waar Poiesz actief is, tussen Assen en Franeker. 65 PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
15
6.3. Familiebedrijven niet weg te denken in de strijd tegen armoede Familiebedrijven spelen een belangrijke rol bij het aanpakken van armoede en sociale uitsluiting in hun omgeving. Aan de voorbeelden is te zien dat hun middelen in deze strijd heel divers zijn. De Nederlandse regering wil in het kader van de Europese 2020-doelstellingen het aantal mensen in huishoudens met een lage werkintensiteit verminderen met honderdduizend.67 Door hun hoge mate van maatschappelijke betrokkenheid dragen familiebedrijven bewust of onbewust bij aan deze doelstelling.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
16
7. Conclusie: familiebedrijven hebben een belangrijke positieve invloed op de Nederlandse samenleving Met dit onderzoek beoogden wij de invloed van familiebedrijven op de Nederlandse samenleving inzichtelijk te maken. Voor de onderwerpen die op een positieve wijze bijdragen aan de Nederlandse samenleving hebben wij ons aangesloten bij de Europa 2020-doelstellingen. Op de vijf onderzochte terreinen hebben wij interessante ontwikkelingen waargenomen die elkaar ook beïnvloeden. Wij kunnen stellen dat familiebedrijven niet alleen een forse bijdrage aan de economie leveren, maar ook een grote bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving als geheel. Dat laatste wordt vaak vergeten, ten onrechte blijkt uit ons onderzoek.
7.1. Een terugblik op de eerste 5 jaar De grootste invloed van familiebedrijven op de samenleving kwam naar voren uit het vergelijkende onderzoek naar het creëren van arbeidsplaatsen: tussen 2010 en 2014 nam het aantal banen bij familiebedrijven toe met meer dan 8%, tegenover een landelijke daling van 0,4%. Een opvallend verschil, dat tussen 2009 en 2010 zelfs nog groter was. Familiebedrijven creëren meer banen dan andere bedrijven, waardoor zij een positieve invloed hebben op het behalen van de 2020-doelstellingen. Familiebedrijven dragen zo niet alleen bij aan het aan het werk krijgen van de beroepsbevolking, maar ook aan het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. Het hebben van een baan heeft daar een grote invloed op. Op het gebied van R&D moet Nederland nog stappen maken om de 2020-doelstelling te behalen. Daarbij speelt het bedrijfsleven, inclusief de familiebedrijven, een belangrijke rol. Uit Europees onderzoek blijkt dat Europese familiebedrijven vooralsnog minder investeren in R&D dan Europese niet-familiebedrijven, maar de R&Dinvesteringen door familiebedrijven zouden wel een hogere rentabiliteit hebben dan die van niet-familiebedrijven. Vervolgens kwam in ons onderzoek naar voren dat duurzaam handelen bij familiebedrijven in de genen zit: meer dan 60% van de onderzochte bedrijven is actief op het gebied van duurzaamheid en ontwikkelt duurzame PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
initiatieven. Daarnaast laat een grote meerderheid van de familiebedrijven die CO2-emissies bijhouden, een daling van hun CO2-emissie zien. In een aantal gevallen is die daling zelfs groter dan het landelijk gemiddelde. Familiebedrijven leveren daarnaast een actieve bijdrage aan het tegengaan van vroegtijdig schoolverlaters in Nederland. Dit komt mede vanwege het zeer hoge percentage familiebedrijven dat geregistreerd staat als erkend leerbedrijf en op deze wijze meewerkt aan het doel om stage- en leerwerkplekken te bieden aan mboleerlingen. Ook zijn er voorbeelden van familiebedrijven die samenwerkingsverbanden zijn aangegaan met gemeenten en onderwijsinstellingen, en zo een extra bijdrage leveren aan het tegengaan van schooluitval en jeugdwerkloosheid in de regio waar het familiebedrijf gevestigd is.
7.2. Een vooruitblik op de komende 5 jaar Gezien de trend van de afgelopen 5 jaar is het niet onredelijk om te verwachten dat de waargenomen ontwikkelingen in de komende jaren zullen doorzetten. Met name de rol van het familiebedrijf als schepper van banen zal belangrijk blijven voor de toekomst. Niet alleen vanwege de positieve sociaaleconomische gevolgen van het ‘kunnen werken’, maar ook omdat dit direct samenhangt met het tegengaan van schooluitval en het voorkomen van armoede en sociale uitsluiting. Werkgelegenheid is hiermee een grondslag van de samenleving, en het familiebedrijf neemt op dit gebied zijn verantwoordelijkheid.
7.3. Vervolgonderzoek Uit dit onderzoek is gebleken dat familiebedrijven niet alleen op economisch gebied een positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving, maar ook op het gebied van werkgelegenheid, R&D, duurzaamheid, onderwijs en armoedebestrijding. Voor elk van de vijf doelstellingen is het de moeite waard om dieper op de onderwerpen in te gaan, om zo nog meer inzicht te krijgen in de precieze invloed van familiebedrijven op onderdelen van de Nederlandse maatschappij.
De inspanningen van familiebedrijven spelen ten slotte ook een belangrijke rol bij het beperken van armoede en sociale uitsluiting in hun omgeving. De middelen waarmee zij dat doen zijn heel divers en dragen vaak ook weer bij aan het creëren van werkgelegenheid en het bevorderen van onderwijs, de andere 2020-doelstellingen. Zo blijkt uit de diverse aangehaalde voorbeelden dat familiebedrijven stageplekken en opleidingen inzetten om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden.
17
8. Beknopt verslag van het interview Rijk Zwaan
Interview met Ben Tax, CEO, door Casper de Nooijer en Carl Dijkstra (interview gehouden op dinsdag 26 januari 2016)
Inleidende woorden: de sector en de markt
Verschillende aanpak
“In de plantenveredeling, specifiek de groenteveredeling, wordt relatief veel aan R&D gedaan (sector inherent). Binnen de sector zie je vervolgens dat familiebedrijven aanmerkelijk meer besteden aan R & D in verhouding tot hun omzet in groentezaden dan niet-familiebedrijven. De R&D-bestedingen bij familiebedrijven zijn dus relatief hoger. Door de overzichtelijke markt waarbinnen deze sector opereert, is dit goed te staven: wereldwijd kent de sector negen bedrijven die 85% van de markt beheersen; hieronder drie Nederlandse familiebedrijven, waarvan Rijk Zwaan met afstand de grootste is.”
“Als we kijken naar de aard van het wetenschappelijk onderzoek naar groenteveredeling, dat wil zeggen, fundamenteel wetenschappelijk alsmede toegepast wetenschappelijk, dan geldt dat Rijk Zwaan op beide vlakken actief is. Ook beursgenoteerde ondernemingen zijn op beide vlakken actief. Een wezenlijk verschil is dat familiebedrijven als Rijk Zwaan enkel vanuit de groenteveredeling in nieuw wetenschappelijk onderzoek investeren, terwijl beursgenoteerde ondernemingen algemene onderzoekscentra hebben die fundamenteel onderzoek verrichten dat bijvoorbeeld zowel voor de ontwikkeling van medicijnen als voor groenteveredeling kan worden toegepast.”
Een ander groeipotentieel “Voor wat betreft de specifieke verschillen in relatieve bestedingen aan R&D tussen familiebedrijven en niet- familiebedrijven (beursgenoteerde ondernemingen) in deze sector, geldt dat ze weliswaar beide groei nastreven, maar dat ze dit op een andere wijze effectueren: 1. Familiebedrijven streven autonome groei na, waarbij de medewerkers één voor één worden geselecteerd en buitenlandse vestigingen over het algemeen van de grond af aan worden opgebouwd. Dit leidt tot R&D-bestedingen ter hoogte van circa 30% van de omzet van familiebedrijven. Daarentegen: 2. Beursgenoteerde ondernemingen groeien door bedrijven over te nemen, waardoor R&D-bestedingen, uitgedrukt als percentage van de omzet niet meer dan 15-16% is. De groei wordt immers bewerkstelligd door overnames waarvoor goodwill wordt betaald, terwijl de familiebedrijven deze goodwill zelf ontwikkelen. Autonome groei (één voor één ondernemingen oprichten in plaats van door fusies en overnames groei bewerkstelligen) dient niet alleen R&D en innovatie, maar ook het breder sociaaleconomisch nut: overnames brengen onzekerheden en niet zelden ontslagen met zich mee. Autonome groei brengt stabiliteit: werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst en met vaste werktijden. Werknemers ervaren deze stabiliteit als bijzonder gunstig. Ook hierin schuilt een absolute (brede) bijdrage aan de Nederlandse economie.”
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
Rendement op R&D bij familiebedrijven “Het sleutelwoord is focus: familiebedrijven hebben een sterke focus op hun toegevoegde waarde doordat ze specifiek kunnen zijn. Dit zorgt ervoor dat naarmate een onderneming meer focus heeft op zijn product en daarmee specifiek binnen de markt opereert, het rendement (ook van R&D), groter is. Daarnaast is het personeelsverloop bij familiebedrijven lager dan bij beursgenoteerde ondernemingen, ook op de R&D-afdelingen. Dit heeft positieve gevolgen voor de rentabiliteit van de R&D-investeringen. Kortom: waar focus wordt aangebracht (binnen de markt, binnen de sector), wordt het rendement op R&D verhoogd. Beursgenoteerde ondernemingen hebben echter ook een voordeel. Daar waar de business van familiebedrijven altijd hun specialiteit is (zoals groentezaden bij Rijk Zwaan), hebben beursgenoteerde ondernemingen vaak meerdere divisies in het grote concern. Hieronder kunnen door beursgenoteerde ondernemingen synergievoordelen worden behaald op toegepast en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.”
18
R&D door familiebedrijven: het belang voor de Nederlandse economie en de samenwerking met de overheden “Hoewel niet generaliserend valt vast te stellen of het Nederlandse bedrijfsleven voldoende investeert in R&D, kan wel worden vastgesteld dat de Nederlandse regering goed grip heeft op waar Nederland in excelleert in de mondiale economie: innovatie, R&D en de kenniseconomie. Waar mogelijk stimuleert de regering deze pijlers dan ook. Dat doet de regering substantieel en het is de wens en noodzaak dit zo te houden. Fiscaal instrumentarium ter stimulering van innovatie is hierbij noodzakelijk en zal zo veel mogelijk moeten worden gehandhaafd. De integratie van de fiscale innovatieregeling RDA in een andere regeling, de WBSO, kan hierbij enigszins worden betreurd, nu de vormgeving daarvan familiebedrijven mogelijk minder zou kunnen stimuleren te investeren in R&D. Dit laat echter onverlet dat ten opzichte van andere landen, en Rijk Zwaan kan dat als internationaal opererend bedrijf vaststellen, de overheid ten aanzien van R&D de zaken goed heeft geregeld. Niet alleen het adequate fiscale instrumentarium, ook het opleidingsniveau, de geboden veiligheid en de infrastructuur dragen bij aan hoogwaardige R&D-innovatie in Nederland.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
Dit geldt overigens ook voor de regelingen die het mogelijk maken om een beroep te doen op buitenlandse deskundigheid (door middel van expats). Dit is van groot belang omdat internationale inbreng de noodzakelijke creativiteit en diversiteit brengt, waardoor R&D beter kan worden geëffectueerd. Ook de toegang tot overleg met de overheid (topsectorenoverleg) is alleszins functioneel: men heeft middels het gevoerde beleid de toegang tot en de aandacht van de regering. In internationaal verband tracht de Nederlandse overheid behulpzaam te zijn. Binnen de Europese Unie is dit doorgaans niet nodig. Maar ondersteuning is met name van belang wanneer een bedrijf als Rijk Zwaan zaken doet in politiek instabiele landen. Waar mogelijk biedt de Nederlandse overheid in dergelijke landen ondersteuning. Hoewel de mogelijkheden daartoe doorgaans beperkt zijn.”
19
9. Verantwoording
Wij hebben ons in dit onderzoek bij het verzamelen van gegevens grotendeels beperkt tot de familiebedrijven uit de Elsevier Top-100 uit 2015. Dit betreft de grootste familiebedrijven in Nederland op basis van omzet. Als gevolg hiervan sluiten wij ons aan bij de definitie die Elsevier geeft van een familiebedrijf: een bedrijf kwalificeert als ‘familiebedrijf’ wanneer de meerderheid van de zeggenschap (in)direct in handen is van één of meer natuurlijke personen of bloedverwanten die de onderneming hebben opgericht of verworven. Aanvullende eisen zijn dat minimaal de tweede generatie bij het bedrijf betrokken is en dat de bedrijven zelf produceren, handelen of diensten verlenen, niet alleen investeren in andere bedrijven. Bij de analyse van elk van de vijf doelstellingen zijn deze 100 familiebedrijven als uitgangspunt genomen, zowel voor het verzamelen van data als het selecteren van treffende voorbeelden. Voor alle doelstellingen geldt dat wij voor informatie over individuele bedrijven de websites van deze bedrijven, gepubliceerde jaarverslagen via de website company.info en berichten uit de media hebben geraadpleegd. Met betrekking tot de in dit onderzoek genoemde voorbeelden realiseren wij ons dat er ook diverse andere positieve en negatieve verhalen over familiebedrijven te vertellen zijn. Hieronder geven wij een korte uitleg van de onderzoeksmethodes die zijn toegepast voor de vijf doelstellingen.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
9.1. Werkgelegenheid
9.2. R&D
Het data-onderzoek naar de stijging van het aantal banen bij familiebedrijven richtte zich op familiebedrijven met meer dan 100 werknemers in Nederland. De berekende groeicijfers van familiebedrijven zijn gebaseerd op 87 bedrijven uit de Top-100 die meer dan 100 werknemers in dienst hebben en die het aantal personeelsleden in hun jaarverslag of op hun website publiceerden. Gevolg van deze selectie is dat enkele grote familiebedrijven als BCD Group en Heerema Group niet zijn betrokken in de berekening omdat er over deze bedrijven geen gegevens gepubliceerd zijn. Bij de berekening van de groeicijfers zijn alleen arbeidsplaatsen in Nederland meegenomen. Er is een gewogen gemiddelde berekend op basis van de feitelijke aantallen banen.
Met betrekking het hoofdstuk over R&D is gekozen voor een (doorgaans) kwalitatieve analyse van R&D binnen het Nederlandse familiebedrijf door middel van een deductieve methodologie (van algemeen naar bijzonder).
Een dilemma was dat weliswaar de meeste familiebedrijven in hun jaarverslagen het aantal personen weergaven, maar dat een deel het aantal fte’s binnen het bedrijf weergaf. Beide dataverzamelingen gaven los van elkaar een groei weer van 8% tussen 2010 en 2014. Op landelijk niveau was er wel verschil. Het landelijk gemiddelde arbeidsvolume (fte’s) bij bedrijven met meer dan 100 werknemers is tussen 2010 en 2014 met 1,3% gedaald. Het aantal banen daalde in diezelfde periode minder, namelijk met 0,4%. Tabel 2.1 en figuur 2.2 (zie hoofdstuk 2) geven het aantal banen weer. Om de groei van het aantal aangepaste arbeidsplaatsen bij familiebedrijven meetbaar te maken en te kunnen vergelijken met de algemene Nederlandse trend is verder data-onderzoek onder familiebedrijven nodig.
9.3. Duurzaamheid Bij het onderzoek voor de doelstelling duurzaamheid is gebruik gemaakt van de publiekelijk beschikbare cijfers over CO2-emissies. De bronnen die daarvoor zijn geraadpleegd zijn de (MVO-)jaarverslagen van de familiebedrijven, de websites van deze bedrijven en de website van de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO). De totaalcijfers CO2-emissie zijn afkomstig van de website van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Om een analyse te kunnen maken van de duurzaamheids aspecten binnen de Top-100 familiebedrijven hebben wij de eventuele investeringen van deze bedrijven in duurzame energieprojecten en in duurzame mobiliteit onderzocht. Daarnaast zijn de CO2-emissiecijfers geanalyseerd en is nagegaan of de bedrijven zichzelf specifieke duurzame doelstellingen hebben gesteld voor de komende jaren. De geraadpleegde CO2-cijfers van de familiebedrijven zijn afgezet tegen de totaalcijfers om een indruk te geven van de trends en de bijdrage die de familiebedrijven hebben in het terugdringen van de CO2-emissie in Nederland.
9.4. Onderwijs Wij hebben ons gericht op de doelstelling om het percentage vroegtijdig schoolverlaters terug te dringen tot 8% in 2020 aan de hand van de indicatoren zoals vermeld in het hoofdstuk over onderwijs. Om te
20
achterhalen welke familiebedrijven als erkend leerbedrijf staan geregistreerd bij het SBB hebben wij de topholding van de familiebedrijven dan wel de namen van dochterondernemingen ingevoerd op de website ‘scholen. stagemarkt.nl’. Daarbij hebben wij de volgende standaard zoekcriteria gebruikt: land: Nederland, leerweg: BOL/ BBL. Ieder Top-100 familiebedrijf is slechts één keer meegenomen in de telling. Het percentage is dus niet gebaseerd op het aantal vestigingen dat geregistreerd staat als erkend leerbedrijf. Om bovengenoemd percentage in perspectief te kunnen plaatsen hebben wij een steekproef uitgevoerd. Hierbij zijn wij uitgegaan van 20 willekeurige Nederlandse bedrijven die qua omzet en aantal medewerkers vergelijkbaar zijn met de Top-100 familiebedrijven. Bij het invoeren van de gegevens op stagemarkt.nl is dezelfde methode gebruikt als voor de familiebedrijven en zijn dezelfde standaard zoekcriteria ingevoerd. Het percentage van de Top-100 familiebedrijven dat samenwerkt met het mbo hebben wij in kaart gebracht door de websites van de bedrijven te bekijken. Voor zover beschikbaar, zijn wij daarnaast uitgegaan van de informatie die vermeld staat in de meest recente MVO-verslagen van de Top-100 familiebedrijven over de periode 20102014. Hierbij is een vermelding van het feit dat het bedrijf stage- of leerwerkplekken biedt niet meegeteld als een samenwerkingsverband met het mbo. Dit is immers al meegenomen in het percentage erkende leerbedrijven.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
Een aanknopingspunt voor nader onderzoek kan gevonden worden in de volgende nog openstaande vragen: hoeveel stage- en leerwerkplekken hebben de Top-100 familiebedrijven geboden sinds 2010? Hoe staat dit in verhouding tot het aantal stage- en leerwerkplekken dat in die periode in Nederland is aangeboden door het bedrijfsleven? Een mooie invalshoek ligt ook besloten in de bijdrage van het familiebedrijf aan het basis- en middelbare onderwijs in de regio omdat verwacht mag worden dat dit leidt tot het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten in de toekomst.
9.5. Armoede en sociale uitsluiting Voor de doelstelling bestrijding van armoede en sociale uitsluiting lag een kwantitatief onderzoek niet voor de hand, omdat de onderzochte bronnen geen cijfers opleverden. Voor het belichten van de bijdrage van Nederlandse familiebedrijven aan het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting hebben wij ons daarom voornamelijk beperkt tot het geven van voorbeelden. Het is de moeite waard om verder onderzoek te verrichten naar de inzet van familiebedrijven in vergelijking met die van andere soorten bedrijven.
21
10. Bronvermelding/literatuurlijst 1. R.H. Flören & Janssen, De stille kracht van het familiebedrijf, Deventer: Kluwer 2010; vabnet.nl/upload/media_ activiteiten/Roberto_Floren_021210.pdf. 2. Zie onder meer: Stiftung Familienunternehmen, ‘Die volkswirtschaftliche Bedeutung der Familienunternehmen’, 2014. Baker Tilly Berk en Nyenrode Business Universiteit, ‘Marketing en het familiebedrijf’, 2015. KMPG, ‘European Family Business Barometer’, 2015. 3. ec.europa.eu/europe2020/europe-2020-in-a-nutshell/targets/index_nl.htm 4. ec.europa.eu/europe2020/pdf/annexii_en.pdf 5. elsevier.nl/Economie/achtergrond/2015/5/Top-100-familiebedrijven2/; elsevier.nl/Economie/achtergrond/2015/5/ditzijn-de-honderd-grootste-familiebedrijven-van-Nederland/ 6. ec.europa.eu/eurostat/en/web/products-statistical-books/-/KS-EZ-14-001 (European Commission & Eurostat, Smarter, greener, more inclusive? Indicators to support the Europe 2020 strategy, Luxemburg: EU 2015, p. 26). 7. Onder de werkzame bevolking vallen alle leden van een huishouden die betaald werk verrichten voor minimaal 1 uur per week. ec.europa.eu/europe2020/europe-2020-in-your-country/nederland/progress-towards-2020-targets/ index_nl.htm. 8. Alle familiebedrijven uit de Top-100 met meer dan 100 werknemers zijn in deze cijfers meegenomen, op enkele bedrijven na die geen of te weinig gegevens hebben gepubliceerd. 9. CBS Statline, ‘aantal banen voor de periode 2009-2014’, voor geheel Nederland. 10. H.Maarsen, ‘Dienstverlener Vebego helpt 800 werkzoekenden aan een baan’, FD 4 april 2015; W.Dekker & J.Witteman, ’Schoonmaakbranche ontpopt zich als grote werkgever’, Volkskrant 21 november 2015. 11. Mourik Jaarbeeld 2014. 12. DEEN Supermarkten Duurzaamheidsverslag 2014. 13. Jansen Maatschappelijk jaarverslag 2014. 14. pso-nederland.nl. 15. Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma 2015, p. 25 (cijfer over 2013). 16. Nederlands Nationaal Hervormingsprogramma 2014, p. 32 (cijfer over 2012). 17. J. Deuten, R&D goes global – policy implications for the Netherlands as a knowledge region in a global perspective, Den Haag: Rathenau Instituut 2015, p. 30. 18. J.Dawson, R. Kersley & S. Natella, The Family Business Model, Zurich: Credit Suisse AG 2015, p. 24. 19. Dit kan het gevolg zijn van (1) de sectoren waarin familiebedrijven verhoudingsgewijs meer actief zijn; (2) langetermijnvisie boven kortetermijnplanning; en (3) duurzaam behoud van zijn aandeel boven het (exclusieve) belang van winstmaximalisatie. Zie: J. Kotlar en H. Fang, ‘Profitability Goals, Control Goals and the R&D Investment Decisions of Family and Nonfamily Firms’, Journal of Product Innovation Management 31: 1128-1145. 20. fd.nl/ondernemen/1125883/groenteveredelaar-rijk-zwaan-steekt-110-mln-in-r-d. 21. R.K. Pachauri & L.A. Meyer, ‘Climate Change 2014: Synthesis Report’, IPCC 151 p. 13. 22. Cijfers zijn afkomstig uit de Jaarverslagen, MVO-verslagen en websites van/over de familiebedrijven. 23. Wij hebben hier nog geen rekening gehouden met de familiebedrijven die geen informatie publiekelijk beschikbaar hebben gesteld, maar wel duurzaamheid nastreven. 24. G. Davies e.a., Corporate Reputation and Competitiveness, London: Routledge 2003; D.O. Neubaum & S. Zahra, ‘Institutional ownership and corporate social performance: the moderating effects of investment horizon, activism, and coordination’, Journal of Management 2006, 32(1), p. 108-131. 25. K. Jones & P.H. Rubin, Effects of harmful environmental events on reputations of firms, Bradford: Emerald Group Publishing Limited 2001 v.6, p. 161-182. 26. M. Lorraine Uhlaner, H.J.M.A van Goor-Balk & E. Masurel, ‘Family business and corporate social responsibility in a sample of Dutch firms’, Journal of Small Business and Enterprise Development, Vol. 11 Iss: 2, p.186 - 194 27. L. H. Amato & C. H. Amato, ‘The effects of firm size and industry on corporate giving’, Journal of Business Ethics, 72(3), p. 229-241. 28. Zeeman Maatschappelijk jaarverslag 2014; www.zeeman.com/Over-Zeeman/Onderneming/MVO-(1)/mvo. 29. DFG Corporate Social Responsibility Report 2014. 30. nieuwsbladtransport.nl/Nieuws/Article/tabid/85/ArticleID/37189/ArticleName/RemiareduceertCO2metbinnenvaart/ Default.aspx 31. Olivier, J.G.J., Janssens-Maenhout, G., Muntean, M. Peters, J.H.A.W., Trends in global CO2 emissions - 2015 report, JRC report 98184 / PBL report 1803, November 2015.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
32. CBS: Indicatorenrapport van de Monitor Duurzaam Nederland 2014, p. 90. 33. Eurostat statistical books, Smarter, greener, more inclusive? Indicators to support the Europe 2020 strategy, 2015 edition, blz. 104 34. http://ec.europa.eu/europe2020/europe-2020-in-your-country/nederland/progress-towards-2020-targets/index_ en.htm 35. Eurostat statistical books, Smarter, greener, more inclusive? Indicators to support the Europe 2020 strategy, 2015 edition, blz. 8 36. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/europese-unie/inhoud/europa-2020 37. Brief Aanpak voortijdig schoolverlaten van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 12 februari 2013, blz.1 38. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/aanval-op-schooluitval/inhoud/feiten-en-cijfers-schooluitval 39. National Reform Programme 2015, the Netherlands, Ministry of Economic Affairs, blz. 28 40. Brief Aanpak voortijdig schoolverlaten van de minister en staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 12 februari 2013, blz.1 en Bijlage VSV-brief 2013, Nieuwe voortijdig schoolverlaters, convenantjaar 2011-2012, voorlopige cijfers, februari 2013, blz. 26 (jeugdwerkeloosheid) en blz. 29 (criminaliteit) 41. CPB, De prijs van gelijke zorg, achtergrond document bij CPB Policy Brief 2013/01 42. http://ec.europa.eu/eurostat/web/europe-2020-indicators/dashb7 43. http://www.aanvalopschooluitval.nl/userfiles/file/perspectieven_nota.pdf, nota aanval op de uitval: perspectief en actie, blz. 1 44. ttp://www.aanvalopschooluitval.nl/userfiles/file/perspectieven_nota.pdf, nota aanval op de uitval: perspectief en actie, blz. 13 45. Om te achterhalen welke bedrijven als erkend leerbedrijf geregistreerd staan bij het SBB hebben wij de topholding van de familiebedrijven dan wel de namen van dochterondernemingen ingevoerd op http://scholen.stagemarkt.nl/Zoeken. aspx?siteType=SC. Daarbij hebben wij de volgende standaard zoekcriteria gebruikt: land: Nederland, leerweg: BOL/BBL. 46. http://www.stagemarkt.nl/ Het totaal aantal unieke leerbedrijven in Nederland in oktober 2015 is 246.693. Zie in deze zin: SBB Barometer, van de stage- en leerbanenmarkt november 2015, SBB, Zoetermeer, november 2015, blz. 7 47. van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 12 februari 2013, blz. 4 48. Plieger MVO rapport 2011-12, blz. 39 49. Brief Aanpak voortijdig schoolverlaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 12 februari 2013, blz. 3 50. Rapport Duurzaamheid mei t/m oktober 2015, oktober 2015, blz. 9 51. VolkerWessels duurzaamheidsverslag 2014, blz. 31 52. http://talentvoorrotterdam.nl/onze-aanpak/ 53. Agenda Aanpak Jeugdwerkloosheid 2015-2016, blz. 1 54. Armoede en sociale uitsluiting 2015, een publicatie van het CBS, blz.138 55. Armoede en sociale uitsluiting 2015, een publicatie van het CBS, blz. 12, 138, 139. 56. Armoede en sociale uitsluiting 2015, een publicatie van het CBS, blz. 27. 57. National Reform Programme 2015 – The Netherlands, een publicatie van het Ministerie van Economische zaken, par 4.5.1., blz. 29. 58. Idem, par. 4.5.2., blz. 30. 59. Idem, par. 4.5.2., blz. 30. 60. Idem, par. 4.5.2., blz. 30. 61. https://www.duravermeer.nl/nieuws/dur-avermeer-werft-hoogopgeleide-vluchtelingen en http://fd.nl/ ondernemen/1130652/dura-vermeer-werft-hoogopgeleide-vluchtelingen 62. http://www.asito.nl/Over-ons/Nieuws/item.aspx?Action=1&NewsId=142&PID=78 63. http://www.asito.nl/Over-ons/Nieuws/item.aspx?Action=1&NewsId=118&PID=78 64. https://www.hoogvliet.com/onze-garanties/verantwoord-ondernemen 65. http://www.dewoudklank.nl/nieuws/349/verkiezing-familiebedrijf-van-het-jaar-poiesz/ 66. http://www.voedselbankhouten.com/jumbo-kerstactie-2015/ en http://www.voedselbankennederland.nl/download. php?f=151029-persbericht-jumbo-inzake-eindstand-donatie-actie.pdf 67. National Reform Programme 2015 – The Netherlands, een publicatie van het Ministerie van Economische zaken, par 4.5.1., blz. 29.
22
Contact
PwC Chief Economist Office Co-auteurs:
Jan Willem Velthuijsen +31 (0)88 792 7558
[email protected]
Renate de Lange-Snijders +31 (0) 88 792 39 58
[email protected]
Casper de Nooijer +31 (0) 88 792 19 35
[email protected]
Carl Dijkstra Geeske Brummel Lauren Smink Maria Klever Mauricette Schaufeli Mitra Tydeman-Yousef Walid Sediq
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.200 mensen met elkaar samen vanuit 12 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te creëren waarnaar zij op zoek zijn. Wij zijn lid van het PwC-netwerk van firma’s in 157 landen met meer dan 195.000 mensen. Wij zien het als onze taak om kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten. Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op www.pwc.nl. De inhoud van deze publicatie is uitsluitend voor informatieve doeleinden opgesteld en bevat geen professioneel advies en mag dan ook niet als een substituut daarvoor worden beschouwd. PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. aanvaardt derhalve geen aansprakelijkheid voor gevolgen die kunnen optreden indien op basis van de inhoud van deze publicatie al of niet wordt gehandeld dan wel anderszins besluiten worden genomen. © 2016 PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs N.V. (KvK 34180284). Alle rechten voorbehouden. PwC verwijst naar de Nederlandse firma en kan soms naar het PwC-netwerk verwijzen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit. Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.
PwC | Het familiebedrijf: veelzijdig belang voor de Nederlandse samenleving
23