Het einde van het geuridentificatietijdperk Hoe de fouten van zeven agenten het Nederlandse opsporingsapparaat te kijk zetten Door Marianne Borger en Jolanda Vogelaar Tijdens een hoger beroep zaak aan het gerechtshof te Leeuwarden in oktober 2006 stonden twee verdachten terecht voor een overval. Het tweetal werd beschuldigd van een gewapende autodiefstal en het overvallen van een casino-eigenaar. Bij de eerste behandeling van deze zaak werden de verdachten veroordeeld, mede doordat zij via een geuridentificatieproef aan de gebruikte wapens waren gelinkt. Tijdens het hoger beroep werden de twee politieagenten die de geurproef voor deze zaak hadden uitgevoerd, opgeroepen als getuigen. Op het moment dat hen gevraagd werd of zij de geurproef wel correct en dus blind uitgevoerd hadden, antwoordde één van de agenten: “De proeven worden nooit blind uitgevoerd.” De genoemde politieagenten waren onderdeel van de zogeheten ‘Oefengroep Oost’. Deze groep voerde geuridentificatieproeven uit voor alle korpsen binnen de regio Noord- en Oost-Nederland. De agent had geen idee wat voor gevolgen zijn uitspraak zou hebben, voor zowel zijn eigen toekomst als voor het gebruik van geurproeven en het vertrouwen in het opsporingsapparaat. Naar aanleiding van deze verklaring begon de Rijksrecherche in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) een oriënterend onderzoek naar alle geuridentificatieproeven die uitgevoerd waren door de Oefengroep Oost. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat er binnen de groep zeven politieagenten waren die de geurproeven lang niet altijd ‘blind’ uitvoerden. Hierdoor was het mogelijk dat zij de resultaten van de proeven hebben beïnvloed. Justitiële dwalingen De zeven betrokken politieagenten zijn in 2007 voorgeleid bij de rechtbank in Zutphen. Het plegen van fraude bij het uitvoeren van geuridentificatieproeven is een strafbaar feit. Vier van de zeven politieagenten zijn veroordeeld, drie agenten werden vrijgesproken. Maar hiermee was de zaak niet afgesloten. Het niet naleven van de protocollen bracht vele justitiële dwalingen aan het licht. Eén van deze dwalingen was de veroordeling van Ernest Louwes, verdachte in de Deventer moordzaak. Ook hij was een ‘slachtoffer’ van de fraude van de Oefengroep Oost. Het gerechtshof heeft Louwes uiteindelijk op basis van de foutieve geurproef vrijgesproken. Dit is echter slechts één van die zaken. Ruim 2000 personen zijn veroordeeld op grond van een geuridentificatieproef die tussen 1997 en 2006 is uitgevoerd. Een aantal van hen is hierdoor ook onterecht veroordeeld. Naar aanleiding van deze zaak is er veel kritiek geweest op het gebruik van geurproeven als bewijsmateriaal. Tegenwoordig mogen resultaten van geuridentificatieproeven niet meer gebruikt worden als strafrechtelijk bewijs. Ze worden zelfs helemaal niet meer uitgevoerd. Hiermee was de zaak echter nog steeds niet gesloten, de discussie over geurproeven ging door. Deze discussie werd onder andere aangewakkerd door professor Jan Frijters, een groot tegenstander van de geurproef. Jan Frijters is een gepromoveerde geurdeskundige die zich bezighoudt met geurproeven. Zijn interesse in geurproeven werd gewekt door een uitzending van ‘Eén Vandaag’ over een onopgeloste moordzaak. Frijters wilde zich verder verdiepen in het gebruik van geuridentificatieproeven en begon allerlei zaken te bestuderen. “Op eigen houtje ging ik naar de plaats delict om de al uitgevoerde geurproef te herhalen en de resultaten te vergelijken”, vertelt hij, “op deze manier werd ik na enige tijd deskundige op het gebied van geurproeven.” Uiteindelijk werd Frijters hierdoor ook gevraagd om bij bepaalde zaken een analyse van de uitgevoerde geurproeven op te stellen. “Al snel kwam ik erachter dat geurproeven niet geheel betrouwbaar zijn. Ik had het voorgevoel dat de geurproeven niet blind werden uitgevoerd. Dit was omdat in bepaalde gevallen de
speurhond, ongeacht de opstelling, steeds hetzelfde geurbuisje pakte”, aldus Frijters. Al voordat bekend werd dat er fraude was gepleegd met geurproeven waarschuwde Frijters de maatschappij voor het gebruik van geurproeven bij rechtszaken. Hoe werkt een geurproef? Al sinds jaar en dag is de speurhond een betrouwbaar hulpmiddel voor de politie. Jaren geleden werden zij al gebruikt bij het opsporen van misdadigers. Bekend is dat honden een bijzonder ontwikkeld reukvermogen hebben waardoor zij dingen kunnen ruiken die wij met de menselijke neus niet kunnen waarnemen. De hoofdtaak van de speurhond is de politie te helpen bij het vergaren van bewijs, dat moeilijk door mensen gevonden kan worden. Politiespeurhonden maken deel uit van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), waar zij tot 2010 ondergebracht waren bij de ‘Dienst Levende Have Politie’. Sinds 2010 behoren zij tot de Unit Specialistische Honden. Het KLPD verzorgt de opleiding van de speurhonden op een speciaal trainingscomplex in Nunspeet. Toen geurproeven nog uitgevoerd werden, golden voor de uitvoering ervan zeer strikte regels die waren opgenomen in de Regeling Politiehonden. In deze regeling valt precies te lezen hoe zo’n proef opgebouwd moet worden. Allereerst wordt de proef altijd uitgevoerd door twee personen: de hondengeleider en een helper. De helper bereidt de proef voor. Voor de proef zijn zeven geurmonsters nodig; zes van figuranten en één van de verdachte. Alle zeven personen moeten vijf minuten lang twee geurdragers vasthouden; een voorwerp waar hun geur in wordt opgenomen. De helper maakt dan in een geschikte ruimte twee rijen met deze geurdragers. De volgorde van de geurdragers is willekeurig. De helper kiest de opstelling door dobbelstenen te gooien; de gegooide ogen komen overeen met de code van een opstellingsschema. Eén van de zes figuranten die meewerken aan de geurproef, fungeert als zogenaamde controlepersoon. Hij of zij houdt, naast een geurdrager, ook enige tijd een controlevoorwerp vast. Dit controlevoorwerp wordt gebruikt bij het eerste deel van de geurproef. De geleider komt in dit stadium met zijn hond de ruimte in en laat de hond aan het controlevoorwerp ruiken. De hond moet de geur dan in beide rijen aan de geurdrager van de controlepersoon koppelen. Kan de hond dit niet, dan wordt de proef gediskwalificeerd. Lukt het de hond wel, dan kan met de daadwerkelijke proef begonnen worden. Het corpus delicti wordt erbij gehaald. Dit is het voorwerp dat afkomstig is van de plaats delict, en waarvan de agenten willen weten of de geur die eraan zit, die van de verdachte is. De hond mag aan het voorwerp ruiken, en moet de geur dan aan een geurdrager koppelen. Als de hond in alle twee de rijen de geurdrager van de verdachte ‘aanwijst’, wordt er gesproken van ‘herkenning van de verdachte’, en is de proef succesvol uitgevoerd. Is er echter maar één of geen herkenning, dan wordt de proef gediskwalificeerd of is er simpelweg ‘geen herkenning’. Maar hoe weet je nu zeker dat er écht een herkenning van geur heeft plaatsgevonden? Professor Frijters heeft hier een theorie over, die tegelijkertijd ook een deel van zijn kritiek op de geurproef is. “Als voorbeeld neem ik een waterput van tien meter diepte”, vertelt Frijters, “wanneer een dader jou in je buik steekt en vervolgens het moordwapen in de put gooit, kan het zomaar zijn dat het moordwapen drie dagen later pas door de politie gevonden wordt. Op dat wapen hebben zich dan al genoeg andere moleculen verzameld die de daders geur op het moordwapen maskeren.” Daarnaast vertelt Frijters ook dat een dader een voorwerp minimaal tien seconden moet hebben vastgehouden, wil zijn geur op dat voorwerp vastgelegd worden. Frijters: “De politie doet naar aanleiding van de vondst een geurproef en hierbij wordt een bepaalde geur gevonden, maar dit kan ook een geur zijn die al eerder op het voorwerp is vastgelegd dan de geur van de dader. Je mag er niet direct vanuit gaan dat er daarom een geurherkenning is. Daarbij kunnen honden geuren niet identificeren, zij vergelijken deze alleen met elkaar.”
Blind testen Het is bij een geurproef uitermate belangrijk dat de proef ‘blind’ uitgevoerd wordt. Dit betekent dat de hondengeleider op geen enkele manier weet welke geurdrager van wie is. De agenten verklaren dit ook bij het opmaken van een proces-verbaal van de geurproef. “De geleider verklaart *…+dat de hond de controlepersoon niet kent, dat hij ten tijde van het uitvoeren van de proef van geen enkele geurdrager wist waar deze zich in de rij bevond en dat hij [bij het identificeren van de controlepersoon] geen enkele reactie van zijn hond op de geurdrager van de verdachte heeft gezien”. Maar waarom is het zo belangrijk dat de geleider de identiteiten achter de geurdragers niet kent? Politiehonden worden getraind om op commando van hun geleider opdrachten uit te voeren, maar honden reageren niet alleen op commando’s. Hondengedragstherapeut Judith Strijbos vertelt dat honden meesters zijn in het lezen van lichaamstaal, tot in de kleinste details. “Lichaamstaal is een belangrijk communicatiemiddel tussen honden onderling, maar ook bij de communicatie tussen hond en mens”, aldus Strijbos, “honden kunnen de menselijke lichaamstaal herkennen en vervolgens interpreteren zij dat.” Volgens Strijbos letten honden feitelijk meer op lichaamstaalsignalen dan op het gesproken woord. Maar wat heeft dit te maken met het uitoefenen van geurproeven? “Als een hondengeleider weet welke geurdrager van wie is kan hij dit onbewust uitstralen. Dit kan zijn door een lichte hoofdbeweging, een kleine indraai van de schouder, een vertraging, maar ook al door iets minimaals als het kijken naar een object of het even de adem inhouden”, vertelt Strijbos, “honden signaleren deze details en leren daar bij herhaling ook betekenis aan te geven.” Zo is het dus mogelijk dat een hondengeleider, onbewust, zijn hond beïnvloedt als hij weet welke geurdrager van welke persoon is. Normaliter wordt dit effect tegengegaan door het ‘blind’ uitvoeren van een geurproef. Alleen de helper, die de proef heeft opgezet, weet in dat geval welke geurdrager van wie is. De geleider kan dan geen onbedoelde signalen afgeven en kan dus het resultaat van de proef niet beïnvloeden. Omdat het in dit geval echter zo was dat de agenten wel op de hoogte waren van de positie van de geurdragers, is het mogelijk dat de resultaten zijn beïnvloed. Valse verklaringen onder ede Op 11 december 2007 moesten zeven agenten van de Oefengroep Oost voor de rechtbank in Zutphen verschijnen. Daar werden zij aangeklaagd voor het ‘afleggen van een valse verklaring onder ede’. Deze aanklacht komt voort uit het feit dat de agenten een proces-verbaal hebben ondertekend waarin zij verklaren dat zij niet wisten waar de geurdragers van bepaalde personen zich bevonden, terwijl dit wel zo was. Tijdens de rechtszaken werd er door het OM zwaar gesteund op de verklaringen van de verdachten.
“Verdachte [medeverdachte B] heeft onder andere verklaard dat op maandagen doorgaans alle leden van de Oefengroep Oost (hierna: de Groep) aanwezig waren, dat er binnen de Groep nooit blind werd gesorteerd en dat hij geen herinneringen heeft aan blind sorteren. […] Verdachte heeft in zijn verhoor verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan blind sorteren op maandagen. Voorts dat er meestal niet-blind is gesorteerd en dat dit zeker voor de maandagen gold. Maar ook dat er pieken en dalen waren.[…] Hij bedoelde hiermee, dat iets meer dan 50% blind werd gesorteerd […]Uit hun verklaringen valt af te leiden, dat [het wel of niet blind sorteren] afhing van de drukte. De maandag was vaak druk, omdat de gehele Groep dan aanwezig was. Hoe drukker het was, hoe vaker niet-blind werd gesorteerd. In dat geval werd de tot de geuridentificatieproef behorende controleproef gebruikt als oefenproef.[…]De gangbare werkwijze binnen de Groep was, dat de helper het bord niet wiste tenzij de geleider dit nadrukkelijk aan de helper verzocht, aldus verdachte. […]”
Tijdens de rechtszaak werd ook bekend hoe de agenten dan op de hoogte waren van de positie van de geurdragers. Zo was het opstellingsschema van de geurdragers vaak nog zichtbaar voor de hondengeleider tijdens het uitvoeren van de proef, hielpen hondengeleiders regelmatig mee met het neerleggen van de geurdragers in de goede volgorde en werd de volgorde van de geurdragers de hondengeleiders soms zelfs ingefluisterd door de helpers. Frijters denkt dat de politieagenten in kwestie niet doorhadden hoe groot de verantwoordelijkheid was die zij droegen bij het uitvoeren van geurproeven. “Ze zijn soepel omgegaan met de protocollen, zonder dat ze erover nadachten wat voor gevolgen de resultaten konden hebben voor de toekomst van de verdachte”, aldus Frijters. “Een bijzonder ernstige zaak” De rechtbank had moeite met het doen van een uitspraak, omdat het op enkele uitzonderingen na niet mogelijk was om per proef vast te stellen of deze nu wel of niet blind uitgevoerd was. Dit was voor de rechtbank echter geen reden om niet tot strafoplegging over te gaan, omdat het “buiten kijf staat dat het merendeel der verdachten heeft verklaard dat geuridentificatieproeven in een aanzienlijk aantal gevallen niet volgens de daarvoor geldende procedure zijn verlopen.” Daarnaast sprak de rechtbank van een bijzonder ernstige zaak, waarin strafbare feiten aan de orde zijn die “het rechtssysteem en het vertrouwen dat de samenleving daarin moet kunnen hebben, ernstig ondermijnen.” De rechtbank beargumenteerde verder dat deze kwestie tot aanzienlijke gevolgen zal leiden. “Reeds afgedane strafzaken zijn voorgedragen voor herziening door de Hoge Raad, zich in voorarrest bevindende verdachten die in eerste instantie tot gevangenisstraf waren veroordeeld, zijn in hoger beroep vrijgesproken, om nog maar te zwijgen van het feit dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachten het aanzien van en het vertrouwen in de integriteit van het opsporingsapparaat ernstig heeft geschaad. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.” Uiteindelijk werden er van de zeven agenten die terechtstonden, drie vrijgesproken. Vier agenten werden veroordeeld tot vier maanden voorwaardelijke celstraf en taakstraffen variërend van 120 tot 210 uur. Daarnaast werden zes agenten ook voor twee jaar ontzet uit het ambt van politieagent. De foutieve geurproeven hadden niet alleen gevolgen voor de agenten die ze uitgevoerd hebben. De proeven zijn immers als bewijs gebruikt in rechtszaken en er zijn ook mensen mee veroordeeld. Volgens het OM zijn er bij meer dan 2000 zaken geurproeven, die tussen 1997 en 2006 uitgevoerd zijn, als bewijsmateriaal gebruikt. Voor deze zaken zijn in totaal 92 herzieningsverzoeken ingediend. Opnieuw naar de rechter Als er een herzieningsverzoek wordt ingediend, betekent dit niet dat de zaak gelijk heropend wordt. Bij een herziening kijkt de Hoge Raad of er sinds de uitspraak nieuwe ontwikkelingen zijn ontstaan. Zo’n ontwikkeling noemt men een novum. In dit geval is het novum het feit dat de geurproeven verkeerd uitgevoerd zijn. Als de Hoge Raad het vermoeden heeft dat de rechter wellicht een ander besluit had genomen als deze dit geweten had, kunnen zij besluiten om de herziening gegrond te verklaren. In dit geval wordt de rechtszaak weer terug naar de rechtbank verwezen en wordt deze opnieuw behandeld, natuurlijk zonder de geurproef als bewijs. Omdat de rechtszaak opnieuw behandeld wordt, kan het voorkomen dat een veroordeelde in de nieuwe behandeling vrijgesproken wordt. Als hij of zij dan al een straf heeft voltooid, kan er een schadevergoeding geclaimd worden. In dit geval werden er van de 92 herzieningsverzoeken die ingediend werden, maar een tiental gegrond verklaard door de Hoge Raad. Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat bij Advocatenkantoor Kuijpers & Van Der Biezen, vertelt waarom er maar zo weinig herzieningen worden toegezegd. “Dit komt doordat het vaak moeilijk is om te bepalen hoe groot de rol is die de
geurproef heeft gespeeld bij de veroordeling. Het lukt vaak alleen als de veroordeling vooral op de geurproef is gebaseerd,” aldus Van der Biezen, “daarnaast gaat het ook vaak om oude zaken. Dan moet de advocaat die dossiers wel bewaard hebben.” Van der Biezen is niet te spreken over de manier waarop het OM de herzieningen heeft afgehandeld. Nadat bekend werd gemaakt dat de geurproeven niet meer geldig waren als bewijs, stuurde het OM in 2007 een brief aan veroordeelden bij wiens zaak een geurproef gebruikt was.
“Bij het opsporingsonderzoek in uw zaak is destijds gebruik gemaakt van een geuridentificatieproef […]Uit intern oriënterend onderzoek is gebleken dat bij de geuridentificatieproeven […] regelmatig niet conform het vastgestelde protocol is gewerkt. […] Recent is door het Gerechtshof Leeuwarden […] bepaald dat de resultaten ervan niet als bewijs gebruikt mochten worden. Ook in uw zaak heeft een dergelijke proef plaatsgevonden. […] Omdat in uw zaak het arrest onherroepelijk is, is een herzieningsprocedure mogelijk. Een dergelijke procedure is er onder meer voor bedoeld om een strafvonnis door de Hoge Raad te laten toetsen indien naar het oordeel van u als aanvrager er sprake is van een nieuw feit dat, als de rechter dat eerder zou hebben geweten, zou hebben geleid tot bijvoorbeeld een vrijspraak.”
Het OM nodigde de veroordeelden dus uit om een herziening aan te vragen. Van der Biezen vindt dit geen goede aanpak. “Ik vind het jammer dat justitie de veroordeelden hier niet meer mee heeft geholpen. Zij weten precies bij welke zaken een geurproef mee heeft gespeeld, maar in plaats van dat zij het initiatief nemen, laten zij de advocaten het initiatief nemen. Die moeten de dossiers maar op gaan zoeken en een verzoek indienen.” Een gevoelig onderwerp De zeven politieagenten van de Oefengroep Oost hebben nog nooit over deze zaak verteld in de media. Hun verhaal is alleen te lezen in de niet-openbare verklaringen die zij af hebben gelegd voor het OM. Tijdens het schrijven van dit artikel zijn meerdere pogingen ondernomen om de politieagenten in kwestie te spreken te krijgen, zonder succes. “Het is een gevoelig onderwerp waar niet graag over gepraat wordt”, zegt Mengs Gerritsen, hoofd communicatie bij het politiekorps IJsselland, “de politie is en blijft natuurlijk een overheidsinstantie. Het is een zwarte periode die ze liever achter zich laten. Daarnaast krijgen ze ook geen toestemming om deze informatie, die ook te maken heeft met politiezaken, openbaar te maken.” De zaak rond de foutief uitgevoerde geurproeven heeft een lange nasleep gehad. Anno 2011 worden de laatste herzieningsverzoeken afgehandeld, maar een groot deel van de zaken waarin een herziening is toegezegd, moet nog steeds opnieuw behandeld worden. Het KLPD ziet inmiddels af van het uitvoeren en gebruiken van geuridentificatieproeven als bewijsmateriaal tegen verdachten. De gehele affaire wordt door veel mensen nog steeds gezien als een enorme flop van het Nederlandse opsporingsapparaat.
Bronvermelding Mondelinge bronnen Biezen, van der, Arthur (Mr.), Advocatenkantoor Kuijpers & Van Der Biezen, strafrechtadvocaat Tel.: 073-6148664 Gesproken op 17 maart 2011. Frijters, J.E.R. (Prof. Dr.), psycholoog/geurdeskundige/expert op het gebied van geurproeven. Tel.: 003289771962 Gesproken op 29 maart 2011. Gerritsen, Mengs, hoofd communicatie bij het politiekorps IJsselland. E-mail:
[email protected] Contact gehad op 3 maart 2011. Kraszewksi, E.J.G., Korps Landelijke Politiediensten/KLPD, persvoorlichter KLPD. Tel.: 0343-535250, E-mail:
[email protected] Contact gehad op 11 maart 2011. Strijbos, Judith, Dog On Track, hondengedragstherapeut. Tel.: 06-14177131, E-mail:
[email protected] Gesproken op 25 februari 2011. Wilhelm, Désirée, persvoorlichter Openbaar Ministerie. Tel.: 070-3399848, E-mail:
[email protected] Contact gehad op 4 maart 2011.
Documenten Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, (2008). Regeling Politiehonden: Keuringsreglement Politiespeurhond Menselijke Geur. http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/rapporten/2008/09/18/regelingpolitiehonden/bijlage1reglementspeurhondmenselijkegeur2008.pdf Geraadpleegd op verschillende dagen. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, (2009). Regeling Politiehonden. http://wetten.overheid.nl/BWBR0019728/geldigheidsdatum_02-09-2009 Geraadpleegd op 23 februari 2011. KLPD, (2003). Jaarverslag KLPD: Ontwikkelingen in het gebruik van speurhonden Geraadpleegd op 26 februari 2011.
Beeld en geluid Eikelenboom, Siem & Janssen, Gert, (21 december 2006). Duizenden geurproeven ongeldig. NOVA: http://www.novatv.nl/page/detail/uitzendingen/4811/%27Duizenden+geurproeven+ongeldig%27. Geraadpleegd op 25 maart 2011.
Boeken Mols, G.P.M.F., (2003) Getuigen in strafzaken. Deventer: Kluwer.
Webpagina’s Wikipedia, (23-12-2005). Kluger Hans Effect. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kluger_Hans Geraadpleegd op 26 februari 2011.
Kranten- en tijdschriftartikelen Auteur onbekend, (14-11-2006). Wat is een correct uitgevoerde geur-identificatieproef? De Stentor. Auteur onbekend, (14-11-2006). Korpsen treffen maatregelen na onjuiste geurproeven. Blik op nieuws, http://www.blikopnieuws.nl/bericht/37320 Auteur onbekend, (09-02-2007). Bijna 2.700 geurproeven politiehonden ongeldig. Elsevier. http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Nederland/111404/Bijna-2.700-geurproeven-politiehondenongeldig.htm Auteur onbekend, (22-12-2006). Strafzaken op de schop na ongeldige geurproeven. Elsevier. http://www.elsevier.nl/web/10105631/Nieuws/Nederland/Strafzaken-op-de-schop-na-ongeldigegeurproeven.htm Auteur onbekend, (25 mei 2007). Foutieve geurproeven bij 1.600 veroordeelden. NRC Handelsblad. Broeders, T., (2008). De kwalijke reuk van de geuridentificatieproef. Expertise en Recht. http://www.recht.nl/doc/TijdschriftvoorForensischBewijs.pdf?RNLSESSION= Doorenbos, D.R., (05-10-2007). De kroniek van het straf(proces)recht. Nederlands Juristenblad. Evenblij, Maarten, (22 maart 2003). Aan de speurhond zit een luchtje. De Volkskrant. Frijters, J.E.R., (2008). Dobbelen en positievoorkeuren bij canine geuridentificatieproeven. Expertise en recht. http://www.recht.nl/doc/TijdschriftvoorForensischBewijs.pdf?RNLSESSION= Frijters, J.E.R., (28 april 2006). De geuridentificatieproef in het licht van het falsificatiebeginsel. Nederlands Juristenblad, nr. 17.
Haak, Ruud, (oktober 2009). Fraude met politiehonden – De Sorteerproef. Onze Hond, nr. 11, pag. 23-33 Jong, de, Stan, (05-12-2003). De natte neus als rechter. HP/DeTijd Koelewijn, Jannetje & Rosenberg, Esther, (24-05-2008). De deskundige rukt op in het recht; hoogleraren zetten zich in om ‘onschuldigen’ uit de cel te krijgen. NRC Handelsblad. Oirschot, van, Caspar, (14-11-2006). Een politiehond moet ‘blind’ ruiken. De Stentor. Schoon, Adee, (2000). Speuren met geuren. Natuur & Techniek, nr. 5. Schoon, Adee, (maart 1997). The performance of dogs in identifying humans by scent.
Overige nieuwsberichten Openbaar Ministerie, (13 november 2006). Rijksrecherche onderzoekt geuridentificatieproeven Noord- en Oost-Nederland. http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@133469/rijksrecherche/ Openbaar Ministerie, (25 mei 2007). Inventarisatie geuridentificatieproeven vrijwel afgrond. http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@126145/inventarisatie/ Openbaar Ministerie, (13 augustus 2007). OM Zutphen vervolgt zeven speurhondengeleiders voor meineed of valsheid in geschrifte. http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@133482/om_zutphen_vervolgt/ Openbaar Ministerie, (23 november 2007). Oriënterend onderzoek Rijksrecherche afgerond. http://www.om.nl/algemene_onderdelen/uitgebreid_zoeken/@127055/orienterend/
Rechtszaken Hoge Raad der Nederlanden, (22-04-2008). Herziening in geurproefzaken. http://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Archief/2008/04/Herziening+in+geurproefzaken.htm Geraadpleegd op verschillende dagen. Hoge Raad der Nederlanden, (11-12-2007). Vrijspraak en veroordeling in zaak speurhondengeleiders. http://www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Archief/2007/12/Vrijspraak+en+veroordeling+in+zaak+spe urhondengeleiders.htm Geraadpleegd op verschillende dagen. Arrondissementsparket te Arnhem, (11 juni 2007). Geen titel: brief aan veroordeelden over het gebruik van geurproeven. http://www.rechtspraak.nl/ljn.asp?ljn=BC9637 Geraadpleegd op 23 maart 2011.
Onderstaande LJN-nummers corresponderen met de rechtszaken van de speurhondengeleiders: LJN: BB9859 LJN: BB9860 LJN: BB9863 LJN: BB9835 LJN: BB9812 LJN: BB9859 LJN: BB9823 Onderstaande LJN-nummers corresponderen met enkele aanvragen voor herzieningen die zijn ingediend. Voor de gehele selectie van herzieningen, zie: http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&collection=rnl&querypage=../zoeken /zoeken.asp&searchtype=kenmerken&vrije_tekst=herziening geurproef LJN: BJ7543 LJN: BM6650 LJN: BH4340 LJN: BH4344 LJN: BC9637 LJN: BC8789 LJN: AZ1983 LJN: AZ1994
Bronnen die niet mee wilden/konden/mochten werken Schoon, Adee (Dr.), expert op het gebied van geurproeven E-mail:
[email protected] Gerritsen, J , Politievakbond ACP Tel.: 033-4952888, E-mail:
[email protected] Haan, Bas Tel.: 06-51542439 Knoops, G.G.J. (Prof. Dr.), strafrechtadvocaat. Tel.: 020-4705151, E-mail:
[email protected] Nelissen, Kim, hoofdredactie politieblad Utrecht. Tel.: 06-44068115 Van de agenten die betrokken waren bij deze zaak, hebben wij geen namen kunnen ontdekken en we hebben hen ook niet kunnen bereiken. Van verschillende instanties, waaronder de politie zelf, hebben we te horen gekregen dat zij niet over de zaak mogen praten. Het KLPD wordt eerder als bron genoemd, de persvoorlichter heeft echter alleen informatie verstrekt over hoe er nu met geurproeven om wordt gegaan. Over andere zaken wilde hij niet praten.