Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God Ds. D.W. Tuinier – Daniël 6:11 (Biddag)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 43: 1, 2 Daniël 6: 1-14 Psalm 124: 1, 2 Psalm 127: 1 Psalm 141: 2, 9, 10 Psalm 138: 4
Gemeente, we willen in deze biddagdienst uw aandacht vragen voor de geschiedenis die we zojuist hebben gelezen. De tekst voor de preek is Daniël 6 vers 11: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan) en hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had. We schrijven onder deze geschiedenis: Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God. Drie gedachten: 1. Hij bidt onder de dreiging van de dood. Dan zullen we het verband van onze tekst zien. 2. Hij bidt met open vensters naar Jeruzalem. Dat lezen we in vers 11: Hij nu had in zijn opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan. 3. Hij bidt in het geloof. Daar spreekt het slot van vers 11 over: Hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had. 1. Hij bidt onder de dreiging van de dood Vers 11 begint met: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis. Wat is er toch aan de hand? Er is een schrift getekend. Wat voor schrift? Wel, koning Darius, de koning van de Meden en de Perzen, heeft een koninklijk gebod doen uitgaan. En die wet, die hij heeft ondertekend met zijn eigen naam, is verzegeld. En iedereen weet: een wet van de Meden en Perzen mag niet veranderd worden. Wat staat er in die wet? Dat lezen we in vers 8: dat al wie in dertig dagen een verzoek doen zal van enige god of mens, behalve van hem, koning Darius, in de leeuwenkuil gegooid zal worden. Dát is wat! Dertig dagen niet bidden. Dertig dagen niet danken. Een maand lang je knieën niet buigen. Een maand lang het aangezicht van de Heere niet zoeken. Maar dat betekent voor Daniël dat hij niet leven kan, dat hij niet werken kan, dat hij niet functioneren kan en dat hij ook niet sterven kan. Want het gebed is voor Daniël het www.prekenweb.nl
1/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
voornáámste stuk in het leven van de heiligmaking. Als hij niet bidt, dan betekent dat voor hem dat hij stikt. Want welk kind van God kan dertig dagen lang niet bidden of danken? Bidden betekent voor Daniël: ademhalen. Het gebed is de ademtocht van zijn ziel. Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis. We kennen allemaal Daniël, ook onze jongens en meisjes. We weten hoe hij als jongen van ongeveer 16 jaar door de soldaten van koning Nebukadnezar vanuit Jeruzalem naar Babel is weggevoerd. En daar in Babel wordt hij gehersenspoeld. Daar wordt hij direct geconfronteerd met de heidense Babelse cultuur met haar vele verleidingen en verzoekingen. Daniël moet de talen van de Chaldeeën gaan leren. Hij krijgt een Babylonische naam. Hij krijgt ook een hoge functie aan het hof van koning Nebukadnezar. Die ziet wel wat in Daniël en in zijn vrienden. Want het zijn knappe en intelligente jongens, die uit dat joodse land zijn gekomen. Maar we weten ook dat Daniël, ondanks alle pijlen die op hem worden afgeschoten, staande blijft. Hij houdt vast aan zijn opvoeding. Hij houdt vast aan het Woord van de Heere. En dat alles heeft een geheim: Daniël weet wat het is om elke dag te bidden. Hij houdt drie keer per dag stille tijd. Hij houdt drie keer per dag bidstond. Dat is het énige middel om staande te blijven in de strijd. Zijn gebed en zijn geloof in God is het machtigste wapen om vast te houden aan Gods Woord en Zijn geboden. Nu gaan we het niet alleen over Daniël hebben, maar hebben we het vooral over de God van Daniël. Zijn God leeft nog. Hij is Dezelfde. Want de Heere geeft de jonge Daniël en zijn vrienden kracht en genade. Hij vervult ze met Zijn liefde en met Zijn Geest, zodat ze staande mogen blijven in die Babylonische wereld. Ja, Hij geeft ze zóveel genade dat Daniël en zijn vrienden in aanzien stijgen bij de wereld. God geeft Daniël een groot verstand en genade van hoofd en hart, zodat hij een topfunctie krijgt aan het Babylonische hof. Eerst onder koning Nebukadnezar en later in ons hoofdstuk in het Perzische rijk onder koning Darius. Dan is Daniël inmiddels een man van ongeveer zestig jaar geworden. We lezen in vers 4: Toen overtrof deze Daniël die vorsten en die stadhouders, daarom dat een voortreffelijker geest in hem was; en de koning dacht hem te stellen over het gehele koninkrijk. Een voortreffelijker geest… Zeg maar gerust: de Geest van God is in hem. De Geest, Die Heere is en levend maakt. De Heilige Geest, Die het verstand verlicht en het hart vernieuwt. De Geest der genade en der gebeden vervult zijn hart. De Geest van de Heere Jezus vervult zijn ziel. De Heere pronkt met Zijn kind in die donkere, goddeloze, heidense wereld. Daniël is een sieraad van Zijn genade. Dat blijft niet onopgemerkt. Want koning Darius heeft hem benoemd tot eerste minister aan het hof van dat geweldige Perzische rijk. En al die andere honderdtwintig stadhouders en die andere vorsten die dat geweldige Perzische rijk moeten regeren in de naam van de koning, die moeten aan hém, aan Daniël, verantwoording afleggen. Ze moeten als eerste naar hem luisteren. U begrijpt, dat valt verkeerd. O, wat zijn die vorsten en koningen jaloers! Ze laten zich leiden door haat, vijandschap en jaloezie, zodat we lezen in vers 5: Toen zochten de vorsten en de stadhouders gelegenheid te vinden tegen Daniël vanwege het koninkrijk. www.prekenweb.nl
2/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
Ze willen eigenlijk maar één ding: Daniël uit de weg ruimen. Ze hebben eigenlijk maar één doel voor ogen: hij moet weg, dan kan één van hen zijn plaats innemen. Maar dan lezen we verder in vers 5: Maar zij konden geen gelegenheid noch misdaad vinden, dewijl hij getrouw was en geen vergrijping noch misdaad in hem gevonden werd. Wat zou dat groot zijn, gemeente, als dat nu ook van ons gezegd zou kunnen worden tussen de biddag en de dankdag. Omdat de Heere Daniël en ons eerlijk makende, getrouw makende genade geeft, zodat de wereld die op ons let, de vijand die ons heel nauwkeurig in de gaten houdt (en de vijand ziet scherp!), niets kan vinden waarop zij ons betrappen kan. Zij konden geen gelegenheid noch misdaad vinden. Dat is geen verdienste van Daniël hoor, maar dat geeft de Heere. Maar eindelijk hebben ze dan toch iets gevonden. En dat heeft dan wel niet zo te maken met zijn functioneren, met zijn werk van alle dag. Maar dat heeft te maken met de wet van zijn God. Lees maar in vers 6: Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen deze Daniël geen gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de wet zijns Gods. De wet van de Heere, dát is het richtsnoer van zijn leven. Van hem geldt: Hoe lief heb ik Uw wet! Zij is mijn betrachting de ganse dag. (Ps.119:97) Hoe ligt dat bij ons? Het is zijn lust, zijn verlangen en zijn begeerte om te doen wat de Heere van hem vraagt in Zijn Woord en Zijn heilzame geboden. Dat geeft God in zijn hart. Dat verheerlijkt de Heere in zijn leven. En die genade komt openbaar in het leven van elke dag. En als het nu gaat om de wet van zijn God, dáárin spannen die vorsten en die goddeloze stadhouders een valstrik voor de koning. En de koning loopt daar in en tekent de koninklijke ordinantie. Niemand mag in dertig dagen een verzoek doen aan enig God of mens, dan alleen aan hém. Dat is juist datgene waarmee je Daniël en al Gods kinderen het meest treffen kan. Zijn gebedsleven is immers zijn machtigste wapen in de strijd. Dat is zijn eten en drinken, dat is zijn naar bed gaan en zijn opstaan. Dat is het geheim van het feit dat hij zo mag functioneren in die goddeloze, heidense wereld. Bidden, onder de dreiging van de dood. Bidden, met een leeuwenkuil voor ogen. Bidden, onder de ogen van zoveel vijandige spionnen. Bidden, tegen het gebod van de koning in. Want Daniël wil Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen, zelfs koning Darius. Biddag houden in een Babelcultuur. Wij leven toch ook in zo’n Babelcultuur? Alles mag en alles kan. De zonde wordt goedgepraat. Je leeft voor jezelf. Ook wij leven in die wereld van: Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven. (Jes.22:13) Mag u ook staande blijven? Kennen wij ook het geheim van Daniël, zijn gebedsleven? Of wordt u meegezogen met de tijdgeest? Beoefenen wij ook de verborgen omgang met de Heere, zoals deze minister-president in het koninkrijk van de Perzen? Hebben wij een binnenkamer, een plaats waar we in het verborgene de Heere zoeken? Dat is alles Gods genadewerk in het leven van Daniël. Dat is geen vrucht van zíjn akker. Het is Gods genade dat hij zich niet verontreinigt met die heidense cultuur en afgoderij in Babel. Het is de genade van de Heere dat hij trouw blijft aan de godsdienstige opvoeding, die hij van huis uit meegekregen heeft. Het is de genade van God dat hij trouw blijft aan Gods Woord en getuigenis. Het is vrucht van Boven dat hij en zijn vrienden niet mee-eten met het onreine eten dat eerst geofferd is aan de Babylonische afgoden. Het is de genade van de Heere dat hij ‘nee’ zegt tegen Babel, terwijl hij midden in die Babelcultuur leeft, werkt www.prekenweb.nl
3/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
en woont, functioneren en presteren moet. Het is Gods genade dat hij ‘ja’ zegt tegen Gods Woord en zijn knieën buigt voor de Heere en zich laat gezeggen door Gods eeuwig blijvend getuigenis. Het is Gods genade dat hij mag ervaren: in het houden van Gods geboden is groot loon. Het is de genade van zijn Koning en zijn Meester, die hem zo’n verantwoordelijke, hoge positie geeft aan het hof van koning Darius. Het is de genade van de Heere die in hem een voortreffelijker geest geeft, zodat hij uitblinkt boven al zijn collega’s. Gods genade is nog te verkrijgen, mild en overvloedig. De God van Daniël is Dezelfde. Met die genade kunt u het leven aan, ook tussen biddag en dankdag. Met die genade kunt u werken. Met Zijn genade kunt u het leven door. Daarmee kunt u God ontmoeten. Met die genade kun je je werk op school doen, ook als het wel eens moeilijk is, jongens en meisjes. Met Gods genade kun je staande blijven. Met de God van Daniël mag je vasthouden aan Gods Woord en staande blijven op de plaats waar de Heere je stelt en waar je studeert. Met Gods genade kun je trouwen. Met Gods genade kun je belijdenis doen, wat er ook tegenop komt. En er komt wat tegenop! Want denk erom: die vorsten en die stadhouders zijn nog springlevend! En de duivel is ook vandaag op de been. Hij gaat tekeer als een briesende leeuw of als een engel van het licht, zoekend wie hij zou kunnen verslinden en meeslepen, de ondergang tegemoet. Het is ook Gods genade dat Daniël onderscheidingskennis heeft. Leest u eens mee in vers 11: Toen nu Daniël verstond, dat dit schrift getekend was… Hij verstaat het. Dat wil zeggen: hij doorziet het! Hij doorziet die listige aanslag van de boze. Dit komt regelrecht uit de hel! Hij doorziet die valse strikken, die zijn vijandige collega’s voor hem gespannen hebben. Dat doorzien is zo nodig, gemeente. Dat binden we in alle ernst op uw hart. Ook vandaag in deze Babelcultuur, waarin wij met onze kinderen en kleinkinderen leven en opgroeien. Blijf verlegen om ontdekkend licht. Vraag om ogenzalf. Bid om de werking van Gods Geest, zodat u wakker geschud wordt. Uw ogen moet open gaan. U moet van dood levend gemaakt worden. Het is nodig dat u in waarheid biddag houdt, net als Daniël. Maar nodig is ook dat u de listige, sluwe aanslagen van de duivel doorziet en verstaat. Waak toch! Wees toch wakker. Let op uw zaak! Waak voor de zielen van uw kinderen in deze ondergaande wereld. Versta en doorzie toch de listen van de satan om uw leven, om je huwelijk omver te gooien, om je gezin te verwoesten, om gewetens mee te slepen, om Gods Kerk uit te roeien. Let toch op die kleine vossen die de wijngaard verderven en maak je toch niet al te druk om allerlei bijzaken, want er is maar één ding belangrijk: we moeten bekeerd worden, we moeten wederom geboren worden. We moeten voor de Heere leren buigen in het stof. We moeten aan Zijn voeten komen. De Heere Jezus zegt vandaag: ‘Eén ding is nodig. (Lukas 10:42a) Bekeert u, bekeert u! Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.’ We hebben een nieuw hart nodig, jongens en meisjes. Jongelui, op de plaats waar de Heere je stelt in de Babelcultuur, zul je eraan denken: de God van Daniël leeft! Hij is Dezelfde. Ondanks alles wat er op je afkomt in deze wereld, wil Hij je God zijn. Hij vraagt in deze preek jouw leven. Hij wil je genadig zijn. Hij vraagt: ‘Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart.’ En als je Hem liefhebt, dan ben je rijk. Dan word je bewaard voor zoveel zonden. Dan sta je wel midden in de wereld, maar dan ben www.prekenweb.nl
4/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
je niet ván de wereld. Dan heb je een sterke Held aan je zij, Die je helpen kan en wil en Die zegt: ‘Ik heb je geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst.’ Dan kan het niet anders, jonge mensen, dan heb je ook een gebedsleven, net als Daniël. Dan ben je gewend om elke dag bidstond te houden. Daniël doet dat drie keer op een dag. Drie keer per dag buigt hij zijn knieën en bespreekt hij alles met de Heere. Hij leest veel in de Bijbel. Mag ik het zo zeggen: hij doet heel veel aan bijbelstudie. Hij heeft drie keer per dag stille tijd. En denk erom, dat is je machtigste wapen: gevouwen handen, gebogen knieën. Dan kun je met de God van Daniël in Babel zijn, hoor! Dan kun je door Zijn genade staande blijven. Dan kun je door Gods genade ook je werk goed doen. Daniël kon dat doen vanwege die voortreffelijker geest die in hem was. En die genade geeft de Heere ook vandaag nog, als je daar echt verlegen om bent. Dan ben je bedelaar aan de troon van Zijn genade. Dan zijn we vandaag smekelingen om Gods genade en bidden we om Zijn onmisbare zegen. Want daaraan is alles gelegen. Anders is het tevergeefs om vroeg op te staan. Anders is het tevergeefs om laat op te blijven, te zweten, te zwoegen, als Gods Zijn hulp aan het werk ontzegt. Dat zingen we uit Psalm 127 vers 1: Vergeefs op bouwen toegelegd; Vergeefs, om ’t huis voltooid te zien, Gezwoegd, gezweet, o arbeidsliên, Zo God Zijn hulp aan ’t werk ontzegt. Vergeefs, o wachters, is uw vlijt, Zo God niet Zelf de stad bevrijdt. Daniël bidt onder de dreiging van de dood. Onze tweede gedachte is: 2. Hij bidt met open vensters naar Jeruzalem We lezen in vers 11: Toen nu Daniël verstond dat dit schrift getekend was, ging hij in zijn huis. Daniël heeft als minister-president van Perzië een grote villa, een prachtig huis. Maar dat is voor hem niet het belangrijkste. En voor u? Wat heb je nu aan een mooi huis, een hoge positie, een belangrijke baan of een hoog salaris, als de Heere er niet is? Wat heb je nu aan een mooie villa, als je geen opperzaal, geen binnenkamer hebt, zoals Daniël? Daniël, de eerste minister van Perzië, gunsteling van Darius, maar vooral de gunsteling van de Heere, gaat in zijn huis. Hij weet het: zijn leven staat op het spel. Hij hoort in de verte de hongerige leeuwen brullen. Hij weet het: het is tegen het gebod van de koning in. Maar hij gáát in zijn huis. Hij kan niet anders. Het mag ook niet anders. Hij komt er openlijk voor uit. Hij belijdt de Naam van zijn God en in Christus zal hij meer dan overwinnaar zijn. Hij gaat in zijn huis. Zijn huis ziet er heel bijzonder uit. Dat heeft hij naar zijn eigen inzicht laten bouwen. Het opmerkelijke aan het huis van Daniël is dat het open vensters heeft. En dan nog wel open vensters naar Jeruzalem. Gewoonlijk hebben oosterse huizen dat niet. Die hebben alleen ramen naar de binnenplaats gericht. In ieder geval geen ramen naar buiten toe en zeker niet naar Jeruzalem. Maar dat huis van de minister-president heeft een opperzaal met open vensters naar Jeruzalem. Daaruit blijkt dat Daniël met www.prekenweb.nl
5/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
opzet zijn huis zo heeft laten bouwen. Hij heeft ondanks zijn drukbezette leven en zijn verantwoordelijke positie, heimwee naar Jeruzalem. Hij heeft een verlangen en een begeerte naar de dienst van de Heere. Hij heeft open vensters laten maken naar Jeruzalem. Ach, wat is er van Jeruzalem overgebleven? Jeruzalem is al vijftig jaar geleden verwoest. Jeruzalem is tot een puinhoop geworden en ligt nog steeds in puin. Maar daar in Jeruzalem was wel de tempel, het huis van de Heere. En al ligt Jeruzalem en de tempel dan in puin, al is daar niks meer van over, zonder het zicht en zonder het uitzicht op Jeruzalem kan Daniël niet leven. Dan kan hij niet goed functioneren. Zonder dat kan hij niet werken en zonder dat uitzicht kan hij ook niet sterven. Open vensters naar Jeruzalem, terwijl Jeruzalem een puinhoop is… Daniël buigt elke dag drie keer zijn knieën voor die open vensters naar Jeruzalem. Dat betekent dat hij zijn hart en zijn oog richt naar de Godsstad. Hij buigt onder het oordeel van God. Maar het houdt ook in dat hij verlangt en uitziet naar die plaats waar de heilige tempel was, waar de altaren staan en waar geofferd werd. Daar vloeide het bloed, het bloed van verzoening. Daar heeft hij als jonge jongen bij gestaan. De Heere heeft door Zijn Geest levende indrukken daarvan aan zijn ziel geheiligd. Daarom vergeet Daniel het nooit meer. Daarom buigt hij zijn knieën voor de open vensters naar Jeruzalem. Het zingt in zijn hart: ‘Zo Gij in het recht zoudt treden en gadeslaan onze ongerechtigheden, die van mij en van mijn volk, ach, wie zou voor U kunnen bestaan? Maar nee, daar is vergeving…’ De Heere geeft hem heilige werkzaamheden aan de troon van Zijn genade. Daar in Jeruzalem vloeide het bloed. ‘Maar nee, daar is vergeving, altijd bij U geweest!’ Dan mag hij zoveel ruimte zien in het bloed der verzoening dat aangebracht wordt door Hem, de komende Messias. Hij mag Hem zien in de belofte, Hij, Die Zijn leven zal afleggen en Zijn lichaam zal laten verbreken, Zijn bloed zal vergieten, tot een volkomen verzoening van ook zijn zonden. ‘Dies wordt Gij, Heere, met beving, recht kinderlijk gevreesd.’ Dan mag hij pleiten op de genadebeloften van God, die in Christus Jezus ja en amen zijn. Gemeente, zo alleen houdt hij het uit in Babel. Verstaat u dat? Als Jeruzalem maar in zicht is, is het goed en zoet, ook al is het moeilijk. Ook al ga je tegen het gebod van de koning in. Ook al heb je dan al je collega’s tegen je, de hele wereld spot en de godsdienst begrijpt je niet. In de grootste smarten blijft het hart van Daniël in de Heere gerust. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. (Ps.23:4) Daniël heeft open vensters naar Jeruzalem. Door open ramen kun je naar buiten kijken, jongens en meisjes. Doe je dat wel eens: naar buiten en vooral naar boven kijken? Wij kijken dikwijls naar beneden. We kijken naar onszelf en naar de dingen van deze wereld. De zonde heeft ons als het ware gevangen genomen. Maar wij moeten niet teveel naar beneden kijken. Dat zeg ik ook tegen Gods kinderen. Want hier beneden is het niet. Het ware leven, lieven en loven is daar, waar men Jezus ziet. Er is alleen maar verwachting van Boven. Daarom moet u naar boven kijken! Maar door open vensters kun je ook naar binnen kijken. Dat gebeurt ook bij Daniël, want we lezen in vers 12: Toen kwamen die mannen met hopen, en zij vonden Daniël biddende www.prekenweb.nl
6/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
en smekende voor zijn God. Mogen anderen bij u naar binnen kijken? Kan dat, jonge mensen? Mogen andere mensen zien wat je doet op je kamer en wat je leest? Mogen ze meeluisteren? Kan de Heere het zien? Wat doe je allemaal in het verborgene? Kan het de toets van Gods Woord doorstaan? Daniël heeft open vensters naar Jeruzalem. Dat is voor hem het belangrijkste: de verborgen omgang met God. Te midden van de dreiging van de dood. Te midden van de oordelen. Te midden van alles wat hem veroordeelt. Te midden van alles wat tegen je getuigt: een wet die je vervloeken moet, het geweten dat je beschuldigt, de duivel die je van alles influistert. Te midden van de vele bestrijders en de vele aanvechtingen… Open vensters naar Jeruzalem, kennen we die op de biddag? Wij leven niet onder de dreiging van de dood, wij leven onder de zékerheid van de dood. Want van ons geldt: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven. (Gen.2:17) Jeruzalem ligt niet alleen in puin, ons hele leven ligt in puin! Mijn leven is stuk. Het is gebroken door de zonde. In het paradijs hadden wij open vensters naar de hemel. Maar door onze zonde hebben we die vensters dichtgemetseld en hebben we onze ramen opengezet naar de wereld, naar de zonde en naar de duivel. Weet u hoe het komt dat u zo opgaat in de dingen van deze tijd? Omdat onze ramen openstaan naar de dingen van deze wereld. We kijken maar naar beneden. We letten alleen op de dingen van het hier en het nu zodat we geen tijd, geen gelegenheid en geen zin hebben om met Daniël onze vensters naar boven open te zetten en onze knieën te buigen naar Jeruzalem. Is het niet verschrikkelijk? Of is dat in uw leven anders? Als God in je leven komt, ga je dat inzien en doorleven met grote smart en droefheid. Dan kom je op je knieën terecht en belijd je: ‘O God, ik heb zelf heel bewust die ramen naar U gesloten. Het is eigen schuld als U me naar recht voorbijgaat. Het is eigen schuld dat het zo donker in mijn leven geworden is.’ Toch, al moet je God missen, je kunt Hem niet meer missen. Omdat de Heere Zijn liefde in je hart uitstort en je hart verbreekt. Al is het dan toegesloten en donker, al kan er op de biddag geen gebed meer door, het zuchten tot God kun je niet laten. Al is er geen opening, al ontbreekt het je aan vrijmoedigheid, je kunt Hem niet meer missen. Je bent afhankelijk van Zijn hulp en Zijn leiding. Dan zeg ik: houd maar aan en grijp maar moed, gij die God zoekt in al uw zielsverdriet! Nooddruftigen veracht Zijn goedheid niet. Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven. Dan roepen we u toe: zoek de Heere terwijl Hij te vinden is en roep Hem aan terwijl Hij nabij is. Jongens en meisjes, dit is echt een tekst voor de biddag: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. (Matth.7:7) Wordt het niet de hoogste tijd dat je wat gaat doen aan je vensters? Spijker die vensters naar de wereld toch dicht. Je staat wel midden in die wereld, maar we moeten niet werelds zijn. We zijn zo wereldgelijkvormig. Wij kunnen zo gemakkelijk met de wereld meedoen. We doen zo snel water bij de wijn. We laten ons zo gemakkelijk meenemen door de zuigkracht van de wereld. De Heere vraagt dat je je vensters open zet naar Jeruzalem! Waar zijn de open vensters bij u, bij jou? Waar zijn die worstelingen in de binnenkamer? Waar zijn de Daniëls? Daniël kan niet zonder het contact met God. Waar is bij u dat hartelijke buigen, naast Daniël? Verstaat u zijn rechtvaardigen van het oordeel, het billijken van de straf, maar ook het hopen op God en het uitzien naar de God van het heil, het verlangen naar het www.prekenweb.nl
7/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
bloed der verzoening dat wast en reinigt van alle zonden? Waar is die levende verwachting: ‘Ik blijf de Heere verwachten; mijn ziel wacht ongestoord; ik hoop, in al mijn klachten, op Zijn onfeilbaar woord’? Moeders, waar zijn de Hanna’s die hun hart uitstorten voor de Heere? Waar zijn de oude Anna’s die ook Hem mogen belijden en van Hem mogen spreken in Jeruzalem tot allen die Zijn vertroosting verwachten? Waar zijn de Ruths die op de akker van Boaz trouw komen onder de genademiddelen, om de meerdere Boaz, de Heere Jezus te mogen leren kennen? Waar zijn de Daniëls, jongens, in onze Babelcultuur? Ben je net als Mozes: Verkiezende liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden, dan voor een tijd de genietingen van de zonde te hebben (Hebr.11:25)? Heb je ook open vensters naar Jeruzalem? We gaan naar onze derde gedachte. Bidden onder de dreiging van de dood, bidden met open vensters naar Jeruzalem, en tenslotte: bidden in het geloof. We zingen eerst Psalm 141 vers 2, 9 en 10: Mijn beê, met opgeven handen, Klimm’ voor Uw heilig aangezicht, Als reukwerk, voor U toegericht; Als offers, die des avonds branden. Doch op U zien mijn schreiend’ ogen; Op U betrouw ik in ’t verdriet; Verlaat, ontbloot mijn ziel toch niet, O HEER’, o eeuwig Alvermogen! Bewaar mij voor ’t geweld der strikken, Die tot mijn val mij zijn gelegd, Door hen, die, wars van ’t heilig recht, Het boze doen all’ ogenblikken. 3. Hij bidt in het geloof En hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had. De leeuwenkuil grijnst hem aan. En wat doet Daniël? Hij bidt op de gewone tijden, zoals hij het elke dag gewend is. Hij trekt zich niets van het gebod van de koning aan. Weet u wat dat is? Dát is nu geloof! Dít is genade! Dit geeft de Heere. Daniël doet dat niet in eigen kracht. Daar gaat hij naar zijn opperkamer, op het platte dak van zijn huis. Zo doet hij het dagelijks. Hij weet wat dit betekent. Dit wordt zijn dood. Raakt hij in paniek? Sluit hij een compromis, zoals zoveel mensen doen? Een compromis: de wereld wat, de godsdienst wat. Doet hij zijn gordijnen dicht? Metselt hij de open ramen dicht? Nee. En hij knielde drie tijden des daags op zijn knieën, en hij bad en deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij vóór dezen gedaan had. Zijn Godsvrees is sterker dan welke vrees en angst dan ook. Daniël buigt zijn knieën. Als je knielt, maak jezelf klein, nederig en afhankelijk. Dat betekent: de Heere is groot en ik ben klein. Ik heb het niet verdiend dat Hij naar me www.prekenweb.nl
8/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
omziet. In het oorspronkelijke staat eigenlijk dat Daniël plat op de grond ligt. Hij is diep afhankelijk. Ook is zijn hart vervuld met kinderlijke vreze, geloofsvertrouwen en liefde. Zijn hart is vol met de Heere Jezus en Zijn genade. Hij weet het vast en zeker: zijn God is machtig en gewillig om hem te bewaren in de leeuwenkuil. Daar ligt hij, plat op de grond. Wat een ootmoedige, eerbiedige houding op de biddag! Hierin zie je de tollenaar uit de gelijkenis. Of Abraham, die zei: Ik heb mij onderwonden te spreken tot de Heere, hoewel ik stof en as ben. (Gen.18:27) Daniël bidt op vaste tijden, drie keer op een dag. Doe je dat ook, jongens en meisjes? Je bidt ’s morgens als je wakker wordt en ’s avonds doe je je dankgebed. Je kunt het ook nog tussen de middag doen, vlak voor je naar school gaat. Dan heb je je boterham op en ga je eerst nog even naar boven. Dan buig je daar je knieën. Dan vertel je alles aan de Heere. Je mag alles aan Hem vragen. Je mag alles aan Hem vertellen. Ook wat je moeilijk vindt, wat je verdrietig vindt, wat je niet begrijpt. Je moet ook de Heere danken. Want biddag is ook dankdag en dankdag is ook biddag. Dat gaat samen op. Danken, omdat de Heere zo goed is! Van Daniël lezen we: En hij bad. Dat gebed komt van Boven. Dat gebed is van de Heilige Geest, Die met hem bidt en Die voor hem bidt en Die in hem bidt met onuitsprekelijke verzuchtingen. En hij bad. Dat is de beste plaats aan het begin van een nieuw seizoen. Dan kan de satan tekeergaan. Dan kan de wereld met je spotten. Dan kan een leeuwenkuil je aangrijnzen. Maar Daniël bidt! En hij mag het straks ervaren: ‘Zij liepen als een stroom Hem aan, Hij liet hen nimmer schaamrood staan, maar wendde straks hun lot.’ Gemeente, we moeten het gaan afronden. Weet u wat u eens op uw gemak moet gaan lezen en bestuderen? Het negende hoofdstuk van Daniël. Want die eerste zes hoofdstukken van Daniël zijn wel bekend. Ook onze kinderen weten precies te vertellen wat er in die hoofdstukken gebeurt. Maar de hoofdstukken 7 tot en met 12 zijn niet zo bekend. En die zijn toch zo rijk van inhoud. U moet vandaag op de biddag Daniël 9 eens lezen. Dan weet u precies in welke lijn Daniël gebeden heeft en belijdenis gedaan heeft voor zijn God. Hij belijdt zijn schuld en zijn zonden. Daar begint hij mee. Dat is een dagelijks terugkerend iets. Dat houdt nu nooit meer op. Je zonden belijden, eigenen, bewenen voor het aangezicht van de Heere. Maar hij bidt ook om vergeving. Hij heeft ook krediet op dat bloed van de Heere Jezus. Leest u het maar in Daniël 9. En dat alles is nu vrucht van die meerdere Daniël. Als er één geweest is die onschuldig veroordeeld is, dan is het de Heere Jezus. Valse getuigen staan tegen Hem op. Meer dan Daniël is Hij! Want Hij is aan het kruis op Golgotha gestorven, om nu voor Daniëls genade aan te brengen. Hartvernieuwende genade, herscheppende genade, oefenende genade, maar ook getrouw makende en eerlijk makende genade. Ook de Geest der genade en der gebeden. Meer dan Daniël is de Heere Jezus! Hij is de Zaligmaker voor Daniël. Hij is zijn hoogste Profeet, zijn eeuwige Hogepriester, zijn enige Koning. Hij heeft gezegd: ‘Ze hebben Mij gehaat, Daniël, ze zullen het ook u doen. Ze hebben zich aan Mij geërgerd, ze zullen zich ook aan u ergeren. Maar de poorten van de hel zullen u niet overweldigen. Want het welbehagen van Mijn Vader zal door Mijn hand voorspoedig voortgaan. En als Ik Mijn ziel www.prekenweb.nl
9/10
Ds. D.W. Tuinier – Het dagelijkse gebed van Daniël tot zijn God
tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, wat er ook tegenop komt. Daniël, in de wereld zult gij verdrukking hebben, maar heb goede moed, Ik heb de wereld overwonnen! Ik ben met ulieden, al de dagen tot de voleinding der wereld.’ Gemeente, wat ben je arm, wat ben je nog zonder hoop en zonder toekomst, als je God nog niet kent, als je nog onbekeerd bent. Dan moet ik eerlijk tegen u zeggen: als je onbekeerd blijft, dan wacht er voor u en voor jou een leeuwenkuil, om daar eeuwig weg te zinken in een stikdonkere nacht. Maar daarin heeft God geen lust! Dat laat Hij u vandaag preken. Hierin heeft Hij lust: dat u zich vandaag nog bekeert, voor het eerst of opnieuw, en dat je eeuwig leeft. Dat je leeft in en door Hem, die meerdere Daniël, Die dood geweest is en Die leeft tot in alle eeuwigheid. Amen.
Slotzang: Psalm 138:4 Als ik, omringd door tegenspoed, Bezwijken moet, Schenkt Gij mij leven; Is ‘t, dat mijns vijands gramschap brandt, Uw rechterhand Zal redding geven. De HEER’ is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk Voor mij volenden; Verlaat niet wat Uw hand begon, O Levensbron, Wil bijstand zenden.
www.prekenweb.nl
10/10