Herberg onder den Eyckelboom Op zoek naar mijn voorouders raakte ik verzeild in Grubbenvorst. Al speurend in die regionale archieven werd ik geobsedeerd door wat zich afspeelde vanaf de 16e eeuw op de hoek van de Pastoorstraat met de Dorpstraat. Een stoere eik bleek niet alleen gezichtsbepalend voor het dorp, maar ook naamsbepalend voor een herberg en zijn bewoners. De uitbaters van herberg onder den Eyckelboom verschenen als in den Eyckelboom in de aktes. Lees het verhaal van de witte dame van het gebroken slot, van Nylis ingen Eckelbom, Henricus Cuypers, Mathias en Judith in den Eyckelboom, priester Mathias Eyckelboom en de familes Aerts en Bos.
De witte dame van het gebroken slot Er was eens een jonge edelman, die uit zijn land moest vluchten, en uiteindelijk onderdak vond in herberg ‘onder de Eyckelboom’ in Grubbenvorst. De jonge edelman werd verliefd op de dochter van de kastelein, een beeldschoon meisje. Overal zag men hen samen in het dorp, ze zwoeren elkaar eeuwige trouw. Op zekere nacht, toen de jonge edelman de slaap niet kon vatten, besloot hij een wandeling te gaan maken langs de Maas. Hij kwam bij het Gebroken Slot, en stond daar even te dromen over zijn geliefde. Plotseling hoorde hij een stem vanuit een bootje. Het was de stem van het meisje dat hij had uitverkoren die tegen iemand zei: `Meen niet dat mijn hart aan deze vreemdeling toebehoort. Je weet dat ik slechts jou bemin.' De jonge ridder snelde naar haar toe, maar werd door haar minnaar vermoord. Stervend riep hij haar nog toe: `Wee, drievoudig wee! Gij zult geen rust meer vinden op deze aarde en ook nog na je dood zul je altijd aan deze ruïne gekluisterd blijven.' Het ontrouwe meisje stierf drie dagen later aan hevige koortsen. Vanaf die tijd dwaalt zij rond op het Gebroken Slot, wenend om haar ontrouw.1
Nylys ingen Eckelbom In het schepenbankarchief van Grubbenvorst vond ik zomaar een brief, die de aandacht trok. Er staat geen datering op, de schrijver is onbekend (ene zoon van Anna ingen Eckelbom) maar voor mij is dit het eerste archiefstuk in een onderzoek naar de herberg, brouwerij en kuiperij onder den Eyckelboom nabij de kerk van Grubbenvorst gelegen. Het handschrift is waarschijnlijk eind 16de, begin 17de eeuws: "ons oom Deryck Peters was ons moders Anna ingen Eckelbom rechters neef van twee gesusters oom Deryck vader Peter genant hade een voorvrou dat af was Poules dese Peter den halfman van Sunterclas vader een voorsoon af dat Deryck Peters een na kint is sijn moder heef geheyten Lysbet dat was Anna ingen Eckelbom moders suster dese na gelate gode die hij heeft geerft van sijn moder wege moete die niet weder om slaen inde bosom dae van sij van 1
Zie http://www.cultuurwijzer.nl/www.cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/i001066.html
1
daregecome sijn ende oik gecoft heeft moeten die niet hebbe twee seijde sijn vader voorkinde ende bestaen die naevrou vijndt niet het doet bleik dat oom Deryck ende ons moder Anna gode nefes een gelege sijn als bleik doet dat Jan benne van ons helft een bant gecoft heeft die 3 morge groot was die oom Deryck helft van dese bant heeft clen Jan dae ict cannen verstaen dat dese goede ut oom Deryck Peters ....... gecome sijn ende niet van sijn vader wede sij vader gode sijn geslage na de voorkinde soo dat oom Deryck sijn moder goet aen hem getrocken dat oom Deryck half broder Poules kinde niet conne come daerin die nae vrou die had niet en bestaet oom Deryck vader ende moder sijn vroeg gestorven dat ons bestevader Nylys ingen Eckelbom ende ons bestemoder Helleken oom Deryck na had gename hebbe hem late leren lese ende schriven ende oik op het schers hantwerck gehalde als hij goit was hem bij een brouer gedaen alle letecken dat hij die vrou troude als den man doot was met name Enken van Afdert sijn erste vrou dat hij not bij sijn vader vrijnde gewont heeft ons moder Anna ingen Eckelbom ende ons oom Deryck die helle tog veel van mallecan als suster ende dat oom Deryck anders niet en helde ons bestevader als het waere sijn vader" .2 Aan genealogische gegevens halen we er niet veel uit, echter wel twee ‘flarden’ ingen Eckelbom. Blijkbaar had een niet met naam genoemd ouderpaar twee dochters: 1. Helleken, getrouwd met Nylys ingen Eckelbom ; ze hadden een dochter Anna ingen Eckelbom (zij is de moeder van de briefschrijver) 2. Lysbet, getrouwd met Petrus NN (beide jong overleden); Petrus had uit een eerder huwelijk een zoon Poules . Lysbet en Petrus kregen nog een zoon Derick Peters, hij werd al jong wees maar daarna opgevoed bij zijn oom en tante, leerde daar het brouwersvak, ging werken bij een brouwer en trouwde later met de vrouw van zijn overleden baas Enken van Afdert.
Henricus Cuypers Tussen de jaren 1635 en 1647 gaan we kijken naar een bewoner van onder den Eyckelboom waar verschrikkelijk veel van te vinden is in de archieven: Henricus Cuypers, alias in den Eyckelboom. Hij is omstreeks 1610 in Blitterswijk geboren, wordt genoemd als meester (magister), kerk- en armenmeester en schepen van Grubbenvorst. Omstreeks 1635 trouwt hij met Sibille Mercksels, er zijn acht kinderen bekend: 1. Emoendt, genoemd in 1635 2. Magdalena, geb.07.09.1640 3. Thomas, geb.08.07.1642; tr.met Maria Kemerlingh 4. Elisabeth, geb.30.01.1644 5. Theodorus, geb.21.12.1645; tr.met Wilhelma NN 6. Gerardus, geb.19.11.1647 7. Christina, geb.16.01.1650 8. Arnoldus, geb.11.07.1652; tr.met Joanna Elias Henricus Cuypers en Sibilla Mercksels overlijden als een van de eerste slachtoffers van de ‘rode loop’ oftewel dysenterie die 1676 tot een rampjaar voor de gehele streek maakte (30 doden alleen al in Grubbenvorst). Henricus overlijdt 1 februari, zijn vrouw Sibilla een dag later. We zullen aan de hand
2
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3451
2
van een steekproef uit het vele materiaal Henricus leren kennen als goede boekhouder, herbergier, brouwer, schepen, handelaar en geschiedschrijver zoals blijkt uit onderstaande interessante stukken. In 1635 wordt zijn grondgebied gemeten: "Het huis met de hof onder den Eyckelboom genaamd met de gezworene Lammertz gemeten, het is groot 2 veerdel 2 rooi. Ook heb ik een stuk land naast onderlangs het land van de heren van Barsdonck, aan de andere zijde langs Hendrick Coopmans, over de kerkweg schietende bij Artt Varren, het stuk is groot 3 veerdel 2 rooi. Hieraan is behand Hendrick Cuiper en mijn zoon Emoentt Cuiper en in lijfgewin aan Derrick Duiff uit Maaseik. Ook heb ik een hofje ‘moenen hoeffken’ genaamd naast Varrender huis dat 8 rooi groot is. Alles samen 1 morgen en een halve ........" 3 In 1635 brandt de Grubbenvorster kerk af, Henricus noteert: "Anno 1635 op 3 augustus brandt de hele kerk van Grubbenvorst af met alles wat goed is, alle misgewaden, zilveren kelken, zilveren siborium, de zolders vol met koren en de klokken zijn gesmolten. De vlammen zijn overgeslagen naar de school en twee huizen zodat de totale schade niet te schatten is. De schade is gedaan door de Kroaten oftewel het Keizers volk die met het leger naar Schenck Schans trokken, welke in het voorschreven jaar ook met een aanslag van de overste Enholt is genomen." 4 Pastoor op dat moment was Petrus Vervelgert alias Vergers, de Kroatische troepen stonden onder leiding van Ottavio Piccolomini. In 1636 blijkt dat het oorlogsgeweld tussen Staatsen en Spaansen rondom Venlo en Arcen de herberg onder den Eyckelboom niet ongemoeid laten. Het kost Henricus geld: een trommelslaander en 2 gevangenen hebben verteerd - 24 p een partij met gevangenen zijn geweest en verteerd - 15 p een trommelslaander hier de nacht doorgebracht,verteerd - 9 p de dienaar van de heer van der Hoest ‘s nachts hier geweest met een bok, s'avonds gegeten en 6 kannen bier gedronken, ‘s morgens weer ontbeten en 2 kannen bier gedronken en de bok heeft bijna een half brood gegeten - 1 gl 4 gevangenen van Venlo hier eten moeten geven en ieder een kan bier verteerd, aan kost en bier - 23 p 6 maart heeft een ritmeesters-vrouw van Weert hier de nacht doorgebracht; haar eten en drinken moeten geven - 8 p eveneens in maart 12 gevangenen uit Kreckenbeck met "camuiss eijn paar ozzen" aldaar gekomen, een deel is ‘s avonds naar Jacob Renkens gegaan en acht heeft hij gehouden en eten moeten geven. Het gezelschap dronk met de schepenen 18 "fanen" bier, s'morgens wilden ze niet vertrekken zonder drie schellingen brandewijn en ontbijt. "grotten spiett daer van gheleden in alles vertert" - 7 gl 3 4
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3437 Idem, evenzo de voorvallen t/m 166
3
In 1637 vinden we aantekeningen dat zijn vader ziek is. Henricus Cuipers laat de dienstmaagd geregeld boekweit, bier, gerst en geld brengen naar Blitterswijk, waar z’n zieke vader woont. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Henricus diverse biggen (baeggen) in Blitterswijk weet te ontfutselen. Met "froulicht daegh" (2 februari) in 1638 is z'n vader nog steeds ziek ...!! In 1642 maakt Henricus een schulden-vereffening op. Ten laste van de heerlijkheid Grubbenvorst laat Henricus Cuipers op 28 januari door Theodorus Verberckt in zijn boeken opschrijven: tegoed van 5 oktober - 28 januari 200 gld ½ st het verteer over dat tijdvak door o.a. tamboers en gevangenen 246 gld 1 st 2 ort verteer geërfden, gerichtspersonen etc. 86 gld 18 st 2 ort TOTAAL 623 gld ½ st ontvangen van de schatheffer en "leeghe Erven" 368 gld 13 st 2 duiten BLIJFT 254 gld 6 st 7 duiten Op 17 januari 1643 is er een hoge waterstand van de Maas. Heel grappig beschrijft Henricus "anno 1643 op S.Antonij daegh waess die Maess so groodt daetse over den cruiss wegh stoont tegen Renszen Kaemp ongeveer anderhalfft rooij wiedt ende tegen den hoeck van onss huiss ende weel vier foodt hoogh opt coor van ons kerck so daetter veel kiesten om gedreven waerren daer twe op eijn stondt waer die boovest seer nae onder so datter veel schaeij geschiedt waess ende ock dat huiss opgen maess om gedreven so daetter maess op ende mir groette elendt en schaeij geschiedt waess" Eveneens in 1643 blijkt dat de handelaar Henricus boven komt. Er moet afgedingd worden als hij op 6 november twee karren met brandhout koopt dat soldaten bij ‘Hennekens graeff’ hebben vergaard. Omdat de karren niet vol zijn betaalt hij per kar ten hoogste 3 schellingen. Even verder lezen we dat de gemeente hem ongeveer 100 schansen heeft geleverd die al sinds jaar en dag op Hennekens goed gelegen hadden, die verrot waren en waaruit de beste knuppels verdwenen waren. Hij is niet meer bereid dan 3 gulden hiervoor te betalen. Het is 1646 als neef Emondt Merckelbach een schuldbekentenis schrijft in het logboek van Henricus Cuypers: "Op huyden den 22 Julij 1646 hebbe ick Emondt Merckelbach met mijner oom Hendrick Cuyper van alles affgereckendt van tgene dat hij van mijnent weger heeft ontfangen is oyck wider vuytgegeven, is mede oyck inbegrepen tgene ick mijner oom int slot van sijner voorgaende reckeninge schuldich ben bleven, en besonder in slot van reckeninge dat ick mijner oom schuldich ben bleven de somme van tweendartich gulden, daeraen affgetrocken soe om bij naegescheydt is aengedeylt acht gulden soe blyve ick mijner voorss oom schuldich de somme van vierentwintich gulden venloes gelt, aldus gedaen ten huyse van mijnen oom Hendrick voorss ter presentie van mijnen oom Peter van Lovendael en mijnen oom This van Lovendael." Hiermee beëindigen we een greep uit de boekhouding van Henricus Cuypers, wellicht de moeite waard om in zijn geheel te transcriberen. Op een officieel stuk van 24 januari 1648 blijkt hij ook ambtelijk schepen der heerlijkheid Grubbenvorst te zijn: “Wij Hendrick Cuiper Jan op dije Maess voortz wij amptlick schepen der herlikheitt Grebbevorst adtestieren voor dije rechte waerheitt doot 't versuik vanden edelen erentfesten Joncker Wielhm van Merwieck hoe daet van als gebruickelik is gewest van lieffgewinss 4
erfft thijns erfft paegs guederen toe wynnen ende toe werffen aen ... gewienss herren so ist daett wij voorss schepens anders geen kenniss offte bewoest en is als wanner eijn lieffgewinss goodt hijer vercooght is daett die coopers anden lieffgewinss heir moodt betallen ten hooghsten van hondert guldens tijn gulden ende wanner meen eijn handt wiel toe boeck laetten setten wiennen die mitt eijnen gooldt gulden den morgen ten hooghsten vaer behalden daett schriefft goltende erfft paeghs guederen wint men mitt dobbelen paeght ende erfft tins guederen wint men mitt doobbelen tijnss gelick van als hijer gebruickelick is gewest voer behalden hett schriefft geltt diett alles soonder argeliest ende also 't goedrelick is getuigniess der waerheitt toe gegeven so hebben wij voorss schepen onsen schependoems sijegel hijer onder op spacijum doon druicken den 24 Januarij 1648”5. Ergens tussen 1648 en 1655 verlaat Henricus Cuypers het huis onder den Eyckelboom, we komen hem in die jaren nog wel tegen als schepen en sekretaris van Grubbenvorst. Deze laatste funktie vervult z'n zoon Arnoldus van 1678 - 1703.
Mathias van Lovendael Of het jaaranker 1651 een wisseling van de wacht aangeeft, is niet bekend, maar in 1655 woont in den Eyckelboom Mathias van Lovendael, een verre verwant van Henricus Cuypers want beide waren ze immers ooms van Emondt Merckelbach!! Mathias van Lovendael was getrouwd met Mercken Verboeckhorst uit Blerick, die na 13 dagen ziekte op 20 december 1669 overlijdt. Pastoor vermeldt kinderloos en onvruchtbaar !! Mathias had nog twee broers en waarschijnlijk een zus: Petrus van Lovendael, pachter aen ghen Eijndt, getrouwd met Maria Boeckhorst. Adolph van Lovendael, pachter op Soest en op Groodt=Ray,getrouwd met Maria Melers. NN(zus), die waarschijnlijk getrouwd was met ene Merckelbach. Matthias van Lovendaell maakt ruim een maand voor zijn overlijden zijn ‘uijttersten wille’ op, voor de scholtis Theodorus Verberckt en de schepenen Gisbert Vervoert en Reijner op Kleijnraij. Dat gebeurt op 17 oktober 1680, ruim een maand later op 29 november 1680 overlijdt Matthias. Hieronder de belangrijkste passages uit het testament: de kerk krijgt 120 gulden, waar 25 missen voor moeten worden opgedragen; de schoolmeester en de school ontvangen 50 gulden, maar moeten daarvoor wel op zijn graf bidden; Gertien, Agnes, Jenneken, Theuwes, de oudste vier kinderen van Judith inden Eyckelboom en wijlen Willem Grubben krijgen 25 gulden en Merrij en Christoffel, de twee jongsten, krijgen elk 50 gulden. Judith inden Eyckelboom krijgt naast zijn bed, beddelakens en servetten ook nog: “het huys ende hooff genoemd onder den Eyckelboom, ende den hooff ende weijde genoemd Mollen Hoff aenschietende aenden hooff van den Eyckelboom, ende weijde gelegen achter de 5
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3424
5
parochiale kercke alhier”. Ze moet daar wel 107 gulden ‘venlosche werunge’ voor betalen, een behoorlijk stuk minder dan de beoogde 700 gulden bij hun trouwen. Matthias scheldt ongeveer 500 gulden kwijt aan de kinderen van de overleden Peeter ende Merrij aengen Eindt6. verder laat hij vastleggen dat ‘naer afflijvigheijtt van hem eene solemneele uijtvaertt ende maltijdt sal gehouden woorden’. Quod attestor (hetgeen ik getuig) secretaris A:Cuijpers; pastoor Franciscus Fabri, en amptman Marten Schenck als Executores (uitvoerenden).
Judith in den Eyckelboom Op 24 juli 1665 regelt Theis onder den Eyckelboom, dit is Mathias van Lovendael, zijn oude-dagvoorziening door Willem op Grubben samen met zijn aanstaande vrouw, en nichtje van Mathias, Judith Kessel bij zich te laten introuwen in den Eyckelboom. Tevens sluiten ze een voorwaardelijke koop, zij dienen na de dood van de laatstlevende 700 Venlose guldens betalen aan de erfgenamen en 10 rijksdaalders aan Geerdtgen, de 3e dochter van Peter aengen Eindt (van Lovendael). Wie is deze Judith Kessel ? Zij is geboren te Blerick op 8 juli 1642 als dochter van Godefridus Beurskens uit Kessel en Elisabeth Verboeckhorst, de oudere zus van Mercken Verboeckhorst, de vrouw van Mathias. Zoals gezegd, voordat Judith op 4 augustus 1665 trouwt met Wilhelmus op Grubben (de sekretaris) worden eerst wat zaken geregeld met haar oom en tante, zoals we kunnen lezen in onderstaande passage: Daertegens des voorss Thies onder den Eickelboom ende Mercken sijne huijsvrouwe als oem en muen der toecoemende bruijdt tot insgelijcks stuijr ende onderhoudt der houwelick hebben versproecken ende beloefft, versproecken, ende beloeven crafft dieses, dat die toekoemende ehelueden bij haer sullen intrecken ende woenen, ende dat naer doodt vanden leestlevenden vande voorss: ohm ende muen haer huijs onder den Eickelboom, mitten brouwgetouwe, soo van ketelbuije als anderssints, schuijre moeshoft metten aengecochten hoff aende kercke vulgo Molshoff vernoempt ...... etc. 7 Bij het overlijden van oom Matthias in 1680 gaat de Eyckelboom over aan Judith. Op dat moment is zij weduwe, Willem op Grubben overleed 15.06.1678, zij hertrouwt 02.02.1682 met schoolmeester Joannes Merrett (alias Smits, aen den Merckt)en ze krijgen nog drie kinderen samen: Wilhelmus (*1682), Gertrudis (*1685) en Elisabeth (*1687). In 1715 overlijdt Judith Eyckelboom, in 1735 wonen in het huis de eerwaarde heer Mathias Eyckelboom met zijn zusters Gertien, Jenneken en Merrij, de kinderen uit het eerste huwelijk. Waar waren de kinderen uit het tweede huwelijk? Waarschijnlijk was Elisabeth jong gestorven, Gertrudis zou (zoals later blijkt) de Eyckelboom overnemen en waar was Wilhelmus? Het is niet bekend of Wilhelmus getrouwd was, toen zijn moeder overleed in 1715, hij was toen 33 jaar. Acht jaar later, hij is inmiddels 41 jaar, krijgt hij zijn erfdeel in den Eyckelboom. Of eist hij zijn deel op, we zullen het niet weten? Lees het accoord dat hij sluit met zijn oudere (half)zussen maar eens rustig door. Waarschijnlijk is Wilhelmus timmerman, want alle timmergereedschap en het notenhout wordt hem toebedeeld. Interessant is te lezen dat boven in den Eyckelboom een grote 6
Dit zijn Petrus van Lovendael (+02.12.1661) en Maria Boeckhorst (+10.03.1678)
7
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3449
6
zolder was en een schoolzolder. Wilhelmus was nog trouwgetuige bij het 2de huwelijk van zijn zus Gertrudis met Joannes Switten in januari 1724, waarschijnlijk overlijdt hij 25.08.1749. Op heden den 9 feb.1724 hebben d’onders: naergelaeten kinderen van wijlen Wilhelmus Grubben ende Judith Eyckelboom gewesene ehel: namentlijck Gertrudis, Agnes, Jenneken ende Marij, met overstaen van den eerw. Heere A.Porten pastoor alhier, als haeren verkooren momboir, tot desen accoordt den selven vrindelijck gemaeckt, met haeren resp.broeder Wilh.Smits, soone van wijlen Joannis Smits oock gewesen eheman van Judith voors:, te weten over de gereijde goederen, soo sij te samen tegenwoordigh int huijs genaemt den Eyckelboom in besittinge hebben, als oock over d’erfgronden van acker ende weijlandt en thienwaerdt en voorders alle het geene onder de samentlijcke kinderen van beijde ehel: deijlbaer mochten wesen, item oock over d’aenpart [aandeel] van Wilh.voors: cooppenningen [koopsom], van het weyde ende ackerlandt tot Lottum, patrimoniael goet [vaderlijk erfdeel], het welck int leven van onse moeder saliger met consent [goedvinden] van Wilh.voors: verkocht is aen sijne Exc.d’Heere Generael Graeff van Lottum, welcke cooppenninge in de gereijden gekomen sijn, naer afbetaelinge van de schulden, die op de voornoemde weijde ende ackerlande stonden. Soo is den accoordt in deser voegen getroffen, dat Wilh.voors: uijt de geseijde goederen sal hebben een bedt, een pullef [beddezak?], twee kussens ende een overdecken, naer sijn vergenoegen te kiesen uijt alle de bedden, die andersints deijlbaer soude sijn geweest; voorders sijn aenpart van alle het lijnwaet [linnegoed] van onse moeder saliger naergelaeten, ende albereijdts met sijnen naem geteekent; item den cabinetskast achter in de kamer staende, daer en boven alle nooten boomen plancken, soo liggende op den solder van ons huijs, als oock op de school-solder; wie oock mede alle schrijnewerckers [timmermans] gereedschap, soo en gelijck die inden selven huijse sijn berustende. Is oock besloten ende geaccordeert dat Wilh.voors: uijt de meergemelte goederen eens ende voor al sal genieten ende profiteeren de somma van seshondert gls loopents, den schill.gereekent tegens acht st: voor welcke somma geldts ende andere gespecificeerde aenparte hij Wilh.voors: renuncieert [afzien van] ende uijtgaet alle pretensien oft questien [vorderingen of problemen], die konden gedocht oft gemaeckt woorden, op de gereijde als ongereijde goederen die andersints deijlbaer mochten wesen; ende oversulx sullen de vier voordochters hier boven genoemt met haeren heer broeder M.Eyckelboom, die desen accoordt oock gestaet, voor haer behouden alle gereijde ende ongereijde goederen wat naemen de selve mochten hebben, edoch sullen daer tegens de vier voors: dochters beneffens haeren heer broeder oock tot haere last nemen alle de gereijde schulden, wat namen de selve oock mochten hebben, sonder dat Wilh.voors: oijt hier inne sal beswaert woorden. Is voorders besloten, dat de bovenstaende seshondert gls op de gereijde ende ongereijde, van de vier susters ende heer Eyckelboom sullen blijven staen tot de aflossinghe toe, tegen vuif par cent [5%] ende tot observatie van dese sijn hier van twee gelijckluijdende gemaeckt, ende beijdersidts onderteekent op dagh maent ende jaer als boven binnen Grubbenvorst. M.Eyckelboom vicarius, Gertrut Eyckelbom, Agnes Yckelboms, Joanne Eeickelbom, Marij Eijckelboom, Wilhelm:Smiets, A.Poorten pastor et testis. (Accordt tusschen de voorkinderen ende Wilh haeren broeder van de tweede ehe inden Eyckelboom).8
8
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3449
7
Priester Mathias Eyckelboom en zijn zusters Heel opvallend bij de kinderen uit het eerste huwelijk van Judith Kessel en Willem op Grubben is, dat ze alle zeven niet getrouwd waren én dat ze door het leven gingen niet als ‘op Grubben’, maar als ‘Eyckelboom’: Gertien (1665-1738), Agnes (1667-1731), Jenneken (1669-1743), Theuwes (16711746), Godefridus (1673-jong ovl.), Merrij (1675-1767) en Christoffel (1677-1707). Met het overlijden van Merrij (Maria 23.12.1767) op 92-jarige leeftijd eindigt het jonge geslacht Eyckelboom alweer in zijn 1ste generatie. Van twee van hen is er iets meer te melden. Matthias (Theuwes) Eyckelboom, geb.01.02.1671 als zoon van Willem Grubben en Judith Kessel, ovl.09.02.1746, 75 jaar oud. Mathias Eyckelboom was priester en vicaris van het St.Catharina-altaar in de kerk van Grubbenvorst. Meestal was deze vicaris tegelijk rector van de St.Janskapel in de heide. Toen in 1701 de plaatselijke school bij gebrek aan geld voor het salaris van een onderwijzer dreigde “te gronde te gaen en de kinderen onervaeren (zouden) blijven” werd vicaris M.Eyckelboom tot schoolmeester aangesteld voor 25 gulden ’s jaars. Wel onder conditie “van alle jaeren sulcx te moegen herroepen”. Immers het geven van onderwijs was in die tijd in de eerste plaats een taak van de kerk.
Bij de aankoop van de Bisweide door de geestelijke dochters speelt Mathias een rol. Op 17 oktober 1708 werden “huijs, hoff, schuijr ende boomgaerden soo ende ghelijck ’t selve alhier onder Gribbenvorst in sijne graeften gelegen is, daerenboven den grooten boomgaert buijten de poort” gekocht voor 200 pattacons en 125 gulden of ongeveer 745 gulden cleefs door tussenkomst van Mathias Eyckelboom. Dit blijkt ook uit de transportakte, de zakelijke levering van het onroerend goed op 30 december 1708 na betaling van de koopsom en de vereffening als leengoed door Mathias Eyckelboom namens de Vergadering van geestelijke dochters. De zusters waren als vrouwen handelingsonbekwaam in die tijd en moesten door een mannelijke momboir vertegenwoordigd worden. Evenmin konden zij de Bisweide als leengoed bij de heer verheffen, ook dit moest gebeuren door een volwassen man. Zoals uit onderstaand testament van Mathias zal blijken gaat de Eyckelboom over naar de kinderen van Gertrudis Smits, getrouwd (1e huwelijk) met Gerardus Coulen (ovl.1722) en (2e huwelijk) met Jan Switten. Mathias Eyckelboom maakt reeds 22 jaar voor zijn overlijden, 08.10.1724 zijn testament op, en tekent met M:Eijckelboom, vicarius van Stae.Catharinae: In den naeme van d’Alderheijlichste Drijvuldigheijdt Amen. Vermits niet sekerder en is als de doodt ende niet onsekerder als d’ure der selve, soo beveele mijne ziele aen Godt den Heere, ende mijn lichaem aen de gewijde aerde, en ordonneere van mijne tijdelijck goederen op volgende maniere, volgens consent daer toe hebbende van sijne Hooghw: onsen tegenwoordighen Bisschop de dato den 20 8bris 1724. 8
Ten eersten legatiere twee ponden vlaems aent seminari onses Bisdombs. Ten tweede soe laete mijne patrimoniale goederen |:hercoemende van onse ouders aen mijne susters tot de langhslevende toe, om sulcks in noodt alle te konnen verteeren, maar in cas sij die niet alle noodigh hadden, soo is mijnen uijttersten wille, ende versoeck het oock van die lest levende, dat onsen Bander dries off weijde gelegen in Grubbender dries beneven Engder dries.Item het landt in ’t nedervelt boven Grubbender weert tusschen pastorijen en Hambroecker landt gelegen. Item eenen halven morgen landt op ’t middelroevelt gelegen beneffens Faessen landt alles lheenroerigh aen den Adelijcken Huijse Baersdonck. Item de Salderbeck, dat die voors: parceelen aen onse kerck sullen koemen ende verblijven, naer doodt van ons leestlevende suster mit laest, dat de kerck alle jaere een anniversarium sal laeten doen voor onse ouders, ende voor laeffenisse onser zielen. Ten derden soo is mijnen uijttersten wille, dat naer doodt van mij |: het welck oock versoeke van mijne susters :| dat ons huijs|:genoemt inden Eijckelboom:| mit scheure en stallinge, hoff, bongaert ende het aengecoochte van Henskens. Item alle weijlandt en ackerlandt onder dese heerlijckheijdt gelegen. Item het ackerlandt tot Blerijck ende mobilien sal koemen aen de voorkinderen van onse halve suster Gertrudis, verworven bij haeren eersten eheman Geradus Coulen sal: doch in cas haeren tweeden man Jan Janssen de voorkinderen wil laten deijlen in alle haere gereede goederen, dan sullen de naerkinderen oock lottsgewijs deelen in onse naergelaeten goederen soo gereede als ongereede. Ten vierde maeke de groote legende aen onse halven broeder om die te gebruick voor sijn leven, maer naer doodt van hem aen sijn susters kinder en voorder recommandeire aen mijne susters, dat sij op eene Christelijcke manier mit hem in prijs sullen leven. Ten vijfden soo maeke alle mijne latijnsche en franse boecken aen mijn heer neeff H:Coulen, als oock mijn horlogie om sijnen tijdt welinacht te nemen, raekende mijne kleedere ende lijnwaet, als dagelijcks gebruijcke dat sal mijn heer neeff mit sijn ohm Wilhelmus vrindelijck deijlen. Ten sesden aen den armen vier malder roggen te verdeijlen. Ten sevenden dat hondert zielmissen tot laeffenisse van mijne ziele moegen gedaen worden tot welckers eijnde daer toe verkiesen als testamenteurs om mijnen uijttersten wille te volbrengen den Eerw: Heere Porten en onsen Eerw: Heere Schrijvers capellaen alhier, soo desen uijttersten wille beschreven ende versoecke, dat alsoo ter executie gestelt sal worden naer mijne doodt. Tot Grubbenvorst den 3.januarij 1735. Des ter waere oirconde dese eijgenhandigh onderteeckent ende was onderteeckent M:Eijckelboom vicarius Stae Catharinae. Leger stont. Supra scriptum testamentum una cum Licentia testandi de 20.octobris 1724 nobis exhibitum, et per Nos mature consideratum, cum nihil continent juri aut Canonius Sanctionibus contrarium approbandum et confirmandum esse duximus, pront tenore praesentium ex plenetudine Autoritatis approbamus et contirmamus. Ruremunda in Palatio Episcopali hac 25.februarij 1746 erat signatum + Josephus Epus Antverpiensis confirmatus, vicarius Generalis Ruremundensis sede vacante. Maria (Merrij) Eyckelboom, geboren 17.03.1675, overleden 23.12.1767. Als laatste van de kinderen Eyckelboom bleef over Maria, deze laatste Eyckelboom werd geveld op 92-jarige leeftijd. Haar laatste jaren moet ze gesukkeld hebben met haar gezondheid, geestelijke dochter Anna Maria Drissens ondersteunde haar, en werd bedacht in haar testament. Uit dit testament blijkt verder dat ze het nogal goed kon met haar neef, Hermanus Coulen, pastoor van Grubbenvorst. Woonde zij bij hem in huis, was ze zijn maagd? Nadat deze Hermanus Coulen al goed gezegend was door zijn heeroom Mathias Eyckelboom, deed zijn tante het nog eens dunnetjes over. Al het kostbare huisraad werd zijn deel, de laatste kruimeltjes werden verdeeld over de kleinkinderen van haar (half)zus Gertrudis.
9
Interessante details zijn wel dat Hermanus Coulen het ‘cabinet’ (kast) uit de grote kamer van de Eyckelboom krijgt, en dat op dat moment (1766) ‘haer night’ Agnes in de Eyckelboom woont. Wij Gerart Smits ende Hendrick Verhoeijsen schepenen der heerlijckheijdt Grubbenvorst doen konde ende tuijgen hiermede dat wij ons des versocht zijnde niffens onsen onderschr: secretaris vervoeght hebben in de Biswey alhier alwaer voor ons gecompareert [verschenen] is Maria Eyckelboom jonge dochter oudt ontrint de negentigh jaeren haer vijff sinnen verstandt, ende memorie maghtigh, gebruijkende, gelijck ons heeft geblecken, ende heeft verclaert uijt dese weerelt niet te willen scheijden sonder alvoorens te hebben gedisponeert [geregeld] over haere gereede , ende gewonnen, en geworven goederen, ende heeft verclaert haere ziele te beveelen aen Godt almachtigh aend allerheijlighste maget Maria haeren engel bewaerder, ende Godts lieve heijligen ende haer lichaem ter gewijde aerden mit een eerlycke begraeffenisse, en koemende tot haere tydelycke goederen heeft gedeclareert [verklaard] te stellen universeele erfgenaemen van alle haeren naer te laetenen gereede , en ongereede goederen, haere neven en nichten voor ende naer kinderen van haeren suster Ge(r)thruij, so dat sij haere naerlaetenschap hooft gewijs sullen deelen, ende inval dat jemandt van haere nichten ofte neven voor haer quamen te overleden, soo sulle dessens kinderen hunne ouders presentiere ende sulle haere erfgenaemen booven eene eerlycke begraeffenisse laete doen vijfthigh ziele missen. 2do Dat haere Hre neve pastoor alhier niet sal gehouden wesen aen jemandt reekening te doen over de intresse [rente] oft betaelinge, gestipuleert [vastgelegd] bij den accoordt van den 15 july 1744 tusschen haer ende haere heer broeder zaliger Matheus Eyckelboom ter eenre ende haeren heer neven pastoor alhier [Hermanus Coulen] ter andere over haere ongereede goederen ingegaen, alsoo sigh bij afrekeninge, mit den selven gehouden sigh heeft bevonden haere heer neven aen haere heer broeder zaliger veel te hebben geavanceert, ende den selven voor haer leven lanck aen haer sal besorgen noodige kost kleederen verpleginge en oppassinge. 3tio Dat om besondere diensten en sorghvuldigheijdt door haer heer neef den pastoor aen haer bewesen, uijt haere gereede goederen vooruijt sal hebben ’t beeste bedde en behangsel [bekleding], nieuw spreij, bondt overtrecksel des bedde liggende in de sacristie, kussen als verdere toebehoir, een nieuw bedtdeck mit kusdecken, en vier paer beste bedtlaeckens, alle de silvere lepels, silveren verschetten [vorken] en silveren kompken, twee stucke nieuw pellen [linnen weefsel met een eenvoudig bont patroon], nu tot servetten gemaeckt, seven tinnen schoetelen mit een dozijn dinne telleurs [borden], twee tinnen luchters, eene tinnen mosterspot, eene roode kooperen handt ketel, eene schinck ketel het cabinet [kast] staende in de groote kamer aen Eyckelboom een dozijn pelle servetten ende twee pelle taffel laeckens versnieden of onversnieden. 4to Dat alle de kins kinderen van haere suster Ge(r)thruij van de welcken sij haer heer broeder ofte susters saliger mochte peter ofte metersse geweest sijn ende alnogh geene pille-gyft [gift voor het doopkleed, of de waarde in geld daarvoor] ontfangen hebbenn aen jeder van haere erfgenaemen sal betaelt woorden twee patt: specie [2 pattacons klinkende munt], ende dat haer night Peternel, getrouwt mit Gysbert Ho(r)stermans sal hebben haere deckpulve [omslagdoek?] ende haer night Agnes [Maria Agnes Steegh, getrouwd met Peter Berckens?] woonende in den Eyckelboom haere geele sopketel ende den grooten kast staende aldaer in de keuken sal in ’t huys blieven ende gebruycken die in ’t selve woonen. 5to Dat van de hondertvijftigh glns specie staende op dese gemeente hondert glns sal blieven voor den armen deser gemeente, sulle d’intresse profijteeren de geenen sulle present wesen in ’t jaergetijdt voor testatrice [erflaatster Maria Eyckelboom] en haer heer broeder zaliger etc. ende dat de overige vijftigh glns sulle genieten de geestelycke dochters in de Bisweij, mits sij in haeren capelle, 10
ofte in de parochiaele kerck alhier jaerlyckx sullen laeten lesen ontrint haeren sterfdagh een siele misse, voor haer en haere broeders en susters sielen. 6to Dat haere erfgenaemen aen de capelle van St.Jan alhier sullen tellen vijfthien glns cleefs tot eene nieuwe casuffel [kasuifel, misgewaad] te besteeden ende aen suster Anna Maria Drissens geestelycke dochter voor een erkentenisse mit haer op te passen in haere gebreckelyckheeden oock vijfthien glns cleefs. Begeerende dat dese haere dispositie in alles sal voltrocken woorden plaets en effect sorteeren ’t zij bij form van testament condicille [codicil, met de hand geschreven wilsbepaling] uyterste wille ofte andersints gelycht tot [ . . . . ] sal konnen bestaen in oirconde der waerheijdt heeft sij testatrice haer merckt hier ondergestelt, verclaerende om haer beven niet te konnen haere naem schrijven, ende den secretaris versocht mede in haeren nahme te teeckenen, ende hebben wij schepenen des versoght zijnde dese mede geteckent tot Grubbenvorst den 7 nov. 1766 X dit is ’t merckt van Maria Eyckelboom om bevens wegens niet te connen schrijven G:V:Aerts, Geraerdus Smets, H.Verhoijsen, G:V:Aerts Secris: 9
Familie Aerts Ergens tussen 1749 en 1774 kwam de Eyckelboom in het bezit van de familie Aerts. Arnoldus van Aerts was een rijke graanhandelaar, tapper van bier en foezel. Hij woonde op de hof bij het Gebroken Slot, en had daar een herberg. Waarschijnlijk kocht hij 26.06.1754 de Oude Berckt en de Kawei, bij de laatste liet hij aansluitend een nieuwe boerderij bouwen. Schepen Arnold van Aerts en zijn vrouw Cornelia Bloem kwamen ook voor in het register van fundaties in de kapel van de zusters van de Bisweide. Het echtpaar was ook de schenker van de luiklok van de Bisweide in 1767, na de afbraak van het oude klooster na 1892 kwam de klok terecht op de buitenschool in de Steeg. Daarna was de luiklok in bruikleen bij de Historische Kring Grubbenvorst-Lottum, echter in 1984 moest ze worden afgestaan aan de eigenaar van de Steeg. In 1774 verkopen Henricus Verhoeijsen (Verhuysen) en zijn vrouw Agnes van Aerts hun huis "den Ancker alias Cuijpers goet" aan Agnes Geraedts, die het volgend jaar trouwt met Johannes Bos. Agnes Aerts was de dochter van Arnold Aerts en Cornelia Bloem, gedoopt 16.02.1733, ovl.21.08.1780; trouwde 20.11.1757 met Henricus Verhuysen, ovl.25.03.1777.
Familie Bos Johannes Bos (1758-1814) trouwde 04.05.1775 met Agnes Gerards (1752-1804). Hij was de zoon van Pierre Bos en Catharina Deckers, Johannes was behalve brouwer ook koster, een ambt dat generaties
9
RHCL Schepenbank Grubbenvorst 3449
11
lang in de familie bleef. Agnes was afkomstig uit Beesel, dochter van Henrich Gerards en Joanna Steegh. Johannes en Agnes kregen één zoon en drie dochters: 1. Pieter Jan (1782), zie beneden 2. Anna Catharina (1785), 3. Maria Hendrina (1788) en 4. Maria Petronella (1790) Pieter Jan Bos, bierbrouwer, jeneverstoker en koster (1782-1876), werd maar liefst 93 jaar oud. Op de hoek van de Dorpstraat en de Pastoorstraat lag de Grubbenvorster brouwerij ‘den Ancker’. Om precies te zijn op de Pastoorstraat 1-3, P.J.BOS staat met grote letters boven de deur gebeiteld. Het pand is uit het midden van de zeventiende eeuw. Den Ancker was niet alleen een herberg, maar ook de dorpsbrouwerij en jeneverstokerij met bijbehorend landbouwbedrijf. Ancker kan behalve scheepsanker ook de betekenis hebben van ’n vaatje bier van 36 liter. Pieter Jan, trouwde 20.11.1821 met Maria Gertrudis Verhaagh (1799-1853). Hij bezat volgens de Kadasterkaart 1811-1832 zo’n 20 percelen in Grubbenvorst (nrs.320, 379, 568, 575, 576, 577, 578, 630, 632, 649, 684, 685, 686, 688, 715, 716, 717, 718, 719). Op perceelnummers 684-685 zit ‘brander’ Willem van Hegelsom. Zelf woont hij op perceelnummer 717 (huidige Pastoorstraat 1-3) omzoomd door z’n tuin (719), boomgaard (715), weiland (716) en bouwland (718). Er zijn twee zoons en vijf dochters bekend: 1. Maria Agnes (1822), trouwde Joannes Jacobus Asselberghs 2. Maria Petronella (1824-1874 de Pere-US), trouwde Willem Zegers, in 1876 landbouwer De Pere, Wisconsin (US) 3. Joanna Catharina; in 1876 in De Pere, Wisconsin (US) 4. Pieter Jan (*14.06.1826 +21.01.1892); bierbrouwer, trouwde 23.11.1874 met Gertrudis van den Hombergh (*30.07.1848 +30.01.1929), zie beneden 5. Gijsbertus Hubertus (1835-1883),zie beneden 6. Jacoba Agatha (1838-1865 Buggenum), getr. in 1863 met Kaspar Hubertus Simons, in 1876 hoofdonderwijzer in Swalmen, en 7. Juliana Johanna (1841), getr. in 1871 met Francis Hubert Offergelt, in 1876 hoofdonderwijzer in Roosteren. Pieter Jan Bos (*14.06.1826 +21.01.1892); bierbrouwer, tr.23.11.1874 met Gertrudis van den Hombergh (*30.07.1848 +30.01.1929), hun kinderen: 1. Pieter Johannes Robertus (1875-1897) 2. Augustinus Julianus Leonardus (1876-1944); tr.26.04.1907 met Johanna Willemina Hubertina Driessen. 3. Gijsbertus Constantinus Eugenius (1878-1881) 4. Maria Gertrudis (1880-1899) 5. Bertha Paulina (1882) 6. Constantinus Jacobus (1884-1975); tr.04.10.1908 met Anna Maria Catharina Rosalia Obers 7. Frans Jozef (1886-1886), na 1 week overleden
12
Gijsbertus Hubertus Bos (1835-1883); landbouwer, koster, trouwde 10.06.1865 met Petronella van Megen (1836-1900). We vinden volgende geboortes: 1. Peter Jan Hubert (1866-1926), ongehuwd 2. Hermanus Hubertus (1867), tr. 22.04.1895 met Maria Josephina Helena van Meijel 3. Maria Gertrudis (1870) 4. Petronella Gertrudis (1872-1874), ovl.na 16 maanden 5. Jacobus Hubertus (1874-1933), tr.14.05.1908 met Maria Elisabeth Reijnders 6. op 12.04.1879 wordt een levenloos jongetje geboren Het café den Ancker annex herberg heeft tot 1918 bestaan, terwijl de brouwerij in 1923 werd stil gelegd. Met de jeneverstokerij was men vermoedelijk al eerder gestopt.
Gerardus Coulen (1686-1721) & Gertrudis Smits (aen de Merckt; 1685-1760)
Peter Steegh (+1753) tr.1705 Helena Heldens (Maasbree 1678 - GV1758)
eigenaren van den Eyckelboom kinderen Wilhelmus Steegh (1710-1784) tr.1735 Anna Maria Coulen (1713-1771)
Joanna Steegh (1715-Beesel 1760) tr.1748 Henricus Geeraedts (+Beesel 1760)
dochter
dochter Agnes Geeraedts (1752-1804) tr.1775 Joannes Bos (1758-1814)
Petronella Steegh (*1736) tr.1758 Gisbertus Horstermans (1724-1798)
dochter
zoon
Agatha Gertrudis Horstermans (1766-Kessel-D 1834) tr. 1789 Petrus Verhaegh (1756-1816)
Petrus Joannes Bos (1782-1876)
dochter trouwen samen
Maria Gertrudis Verhaegh (1799-1853)
-
Het is wel even puzzelen, maar het blijft in de familie!
Jan Titulaer - 2012
13