Heid Cat zondag 44 Vr en antw 115 De prediking van Gods wet maakt ons 1 begeriger 2 ijveriger Gemeente, Dat is niet goed. Als je al te streng bent en te hoge eisen stelt. Als je als ouders het perfecte eist van je kinderen. Minstens een 9 of hoger op school. Dat werkt ook vaak averechts. Want als ze dat toch niet kunnen halen, krijgen ze iets van: ik doe mijn best niet meer. Die negens haal ik toch niet en of ik nou een 4 of een 8 haal, het is toch niet goed. Dus waarom zou ik mijn best nog doen? Dat demotiveert zeggen we dan. Nu lijkt het erop dat God dat wel doet. Want die vraagt in zijn wet zoveel en zo hoog dat je dat ook niet en nooit halen zult. We hebben de 10 geboden nu doorgenomen. De eerste 9. Het gaat om liefde, pure liefde in alles. En niet alleen het negatieve wordt verboden, maar het positieve wordt geboden. En niet alleen de vrucht van de daad, ook de tak van het plan, de stam van de gedachte, de wortel van het begeren is zonde. En dan het tiende gebod: het verlangen naar zonde is ook zonde en het ontbreken van verlangen naar God is ook zonde. Als God dat eist doet God dat dan om te demotiveren, moedeloos te maken? Dat lijkt er wel op. Maar de catechismus geeft een ander antwoord. Waarom laat God Zijn wet zo scherp preken? Antwoord kort samengevat: om je te laten groeien. Let maar op: twee keer komen de woorden:’hoe langer hoe meer’ voor in het antwoord. Steeds meer en dat is groeien. Misschien en zou mooi zijn, dat er best mensen zijn in de kerk jongeren ook die zeggen: dat zou ik nou best willen groeien in het leven met de HEERE. Groeien in geloof. Nou, sla dan vooral acht op de scherpe prediking van de wet van God. Stel je dan vooral steeds weer in het licht van Gods heilige wet. Dus niet om moedeloos te maken, maar om toe te laten nemen, om te groeien, daarom laat God Zijn wet zo preken. Dat komt omdat het gaat om het geloof. En wat is het hart van het geloof? Dat is de overgave aan de Heere Jezus. De overgave, de omgang met Hem. Als Zaligmaker, Borg, Middelaar, Hoofd, Bruidegom. In Wie de volkomen zaligheid is. In Wie ik rechtvaardig voor God ben, in Wie ik erfgenaam ben van het eeuwige leven. Dat is het hart van de zaak: de omgang met mijn Bruidegom. Alleen, daar is wat mee. Iets om me diep voor te schamen. Iets wat ook helemaal niet past bij dat beeld van een bruidegom. Want kijk, als je hoopt te gaan trouwen, dan zou je wel elke dag je bruidegom, je as. man willen bellen, sms’en, spreken en naar te gaan. Ja, dat kan niet altijd, maar het liefst zou je elke dag contact met hem hebben en nog zoveel mogelijk ook.
Maar ik…ik heb dagen dat ik helemaal niet naar mijn Bruidegom Jezus verlang. Dat Hij niets van me hoort. Ja, als er ineens wat opdoet, er dreigt gevaar of ik ben ziek, dan weet ik Hem te vinden. Maar anders, dan kan het zomaar zijn dat ik geen behoefte voel om bij Hem te komen en te zijn. 1 begeriger En daarom laat God Zijn wet zo scherp preken. Ten eerste zegt antw 115 opdat wij onze zondige aard hoe langer hoe meer leren kennen en des te begeriger worden de vergeving en gerechtigheid in Christus te zoeken. Opdat wij begeriger worden tot Jezus te gaan, opdat ik dagelijks mijn Bruidegom nodig heb. Daarom. En daartoe laat God door Zijn wet mij mijn zondige aard kennen. Dan zegt de catechismus dus niet: mijn zonden kennen, maar mijn zondige aard. Het is nodig dat ik daar hoe langer hoe meer achter kom. Wat daar het verschil tussen is? Kijk, ik kan een vuil gezicht hebben, helemaal onder modder. Dan moet ik me goed wassen, 1 keer goed wassen en ik ben weer schoon. En als er weer eens een modderspat op mijn gezicht kom moet ik me weer wassen. Maar met mijn baard is dat anders. Die kan ik 1 keer goed scheren, zo kort en kaal mogelijk, maar: de haarwortels blijven zitten. En morgen zit mijn gezicht er weer onder. Moet ik me weer scheren. En overmorgen weer. Toen zat Luther een keer bij de kapper en toen riep hij uit: dat is zondige aard! Die is als mijn baard. Die groeit steeds weer aan, want: de wortels blijven zitten en krijg ik er niet uit. Dat is mijn zondige aard. Zonde is maar niet iets op mijn leven, maar iets dat vanuit mijn leven komt. Waarvan de wortels binnen in mij zitten en blijven zitten. De wortels van alle zonden. Echt waar. Onuitroeibaar diep, echt waar. Ik zou elke dag wel alle zonden kunnen doen, echt waar. Dát hoe langer hoe meer leren. Anders blijf ik denken, ik was het wel schoon, ik krijg het er wel af en uit. En ik blijf het zelf proberen. Maar mijn zondige aard, dat houdt in: ik krijg het er nooit uit. Altijd blijf ik tot elke zonde in staat. Elke dag kan ik elke zonde doen. Elke dag groeit er iets van zonde in mijn denken, doen en laten, als de baardharen in mijn gezicht groeit de zonde in mijn gedachten. En de bedoeling daarvan is: dat ik des te begeriger wordt om tot Jezus te gaan. Om vergeving en gerechtigheid te zoeken en vinden in Hem. Dat ik dagelijks tot mijn Bruidegom ga. Naar Hem verlang. Omdat er bij Hem vergeving is. En niets anders helpt: verbetering is een uitzichtloze weg. De gedachte dat ik ooit zondevrij word kan ik wel vergeten. De gedachte dat ik mezelf een beter mens maak, kan ik wel opgeven. Alleen vergeving. Dat heb ik nodig. En die heeft Jezus. En de gerechtigheid van Hem. Mijn gerechtigheid zal nooit, nooit zuiver zijn of worden. Mijn gerechtigheid zal nooit voor God kunnen bestaan. Ja, het lijkt heel wat soms. Net een waterdruppel waarvan je zegt: schoon water.
Maar als je dan die druppel onder de microscoop legt, man wat zitten er bacteriën in, het krioelt ervan. Daden van mij, zoals gebeden, lijken schoon te zijn. Maar onder de microscoop van Gods wet die vergroot en die bedoelingen, verlangens en motieven aan het licht brengt, is het zo vuil, zo onrein, zo onvolmaakt. Mijn gerechtigheid zal nooit kunnen bestaan voor God. Volmaakte gerechtigheid heb ik nodig en die is heeft Jezus. Die is er bij Hem. En ik vlucht tot Jezus, mijn Heiland. Ik heb Hem nodig elke dag. En Hij ziet me niet alleen als ik in gevaar ben of als er ziekte is, maar elke dag vind Hij me aan Zijn voeten. Omdat ik vergeving nodig heb en Zijn gerechtigheid. Die Hij met Zijn lijden en sterven verdiend heeft. Waarvoor Hij wilde nederdalen ter hel. En ik krijg Hem lief, hoe langer hoe meer. En ik verwonder me over Zijn liefde, hoe langer hoe meer. En ik wil zingen van mijn Heiland, hoe langer hoe meer. Kent u dat? Dat is ontzettend principieel: dat ik elke gedachte dat ik ooit één goede daad voor God kan doen kwijt ben geraakt. Dat ik geen enkele hoop meer heb dat ik mijn zonden eronder krijg en zondevrij word. Dat ik de gerechtigheid van een Ander nodig kreeg. Ik ging verloren met het mijne en werd gered door het Zijne. Dat is de bedoeling van de HEERE. Let wel: daartoe laat de HEERE mij hoe langer hoe meer mijn zondige aard kennen. Dat is de stuwing, de stroming naar het kruis toe. Maar let wel: zodra de HEERE daarmee begint, springt de duivel erop. En die zegt: nee, dat kan en mag niet. Als je minder zonden had dan zou het wel kunnen en mogen, maar als je zoveel hebt en zo’n zondige aard hebt, dan kun je niet zomaar bij Jezus terecht. De duivel misbruikt de kennis van je zondige aard om je ermee van Jezus af te houden. De duivel zegt eerst: nee, je zondekennis is te klein. Die is niet diep genoeg. Je kunt dan wel verlangen naar Jezus, maar je mag pas bij Hem komen als je meer zondekennis hebt. En als je meer zondekennis hebt dan zegt hij: nee, het is zo erg, als het minder was was je zo welkom bij Jezus, maar nu, nu is het te erg. De duivel wil je altijd van Jezus vandaan houden. Of door je zonder verlangen te laten, tevreden met jezelf en je gerechtigheid. En als er verlangen is dan zegt hij of: het is niet groot genoeg, of: het is te erg met je. Herken de duivel toch. En weet dit: de HEERE drijft je tot Jezus om vergeving en gerechtigheid. Zondekennis en kennis van mijn zondige aard wil mij vaker en begeriger bij Jezus brengen, dat ik meer en inniger met Hem om zal gaan. Daarom laat Hij de wet zo scherp preken. Dan kunnen we ook wat zicht erop krijgen wat er dan gebeurt als de wet niet scherp gepreekt word. Als de scherpe kantjes eraf gehaald worden. Als de dieptepeiling in je hart en verlangens niet meer
plaatsvindt. Als de omslag naar het positieve niet meer tot zijn recht komt. Wat gebeurt er dan? Dan komt er minder behoefte aan de Heere Jezus. Dan komt er minder verwondering over Zijn liefde. Dan weet je het zo onderhand wel. Dan krijg je de gedachte moet je daar echt twee keer per zondag voor naar de kerk. Je weet het toch al. Dan krijg het idee dat de preken maar een beetje saai zijn als ze alleen over zonde en genade gaan. Dan gaat de gloed en glans van het leven met de Heere eraf. Want ja, natuurlijk geloof je dat Jezus voor je stierf. Dan word je aardig tevreden over jezelf en je christenleven. Je krijgt een gevoel dat je op een paar puntjes na best goed leeft. En als een keer de punten op de i gezet worden word je wat kriegel en geirriteerd. En verder: je wordt lauw en traag. De vaart gaat eruit, is eruit. Stilstand, en ondertussen heeft de duivel in een diepe slaap gebracht. Als de wet niet meer scherp gepreekt word. Dat is dus een groot gevaar. Al in 1952 schreef prof Berkhof in een boekje over de crisis in de hervormde kerk. Leegloop van de kerken, minder bezoek in de avonddienst, allerlei activiteiten in plaats van de kerkdiensten en variatie in kerkdiensten met themadiensten enz. En als oorzaak wijst hij aan: de verzwakking van de wet in de prediking. Dat schreef hij over het midden van de herv kerk. Op de jaarvergadering van de Geref Bond sprak ds Lam dat wat toen de rest van de kerk gold, nu wel eens de Geref bond zou kunnen gelden. Dezelfde tendenzen, dezelfde oorzaak: verzwakking van de prediking van de wet. Laten we er waakzaam op zijn. Dat het zwaard van de wet geen poetsdoekje word. Laat een dominee waakzaam zijn, een kerkenraad alert, een gemeente erop gespitst. We worden liever geaaid dan gestoken, maar lever je nooit uit aan een prediking waarin de wet is afgezwakt.
2 ijveriger Dan het tweede element van die groei. Om naar het beeld van Christus hoe langer hoe meer vernieuwd te worden. Hoe langer hoe meer, groei. Want hoe scherp de wet gepreekt wordt hoe sterk ik zie dat ik nog lang niet tevreden kan zijn, dat ik nog lang niet ben waar ik wezen moet. Dat ik nog lang niet gearriveerd ben. En dat ik daarom mezelf zal benaarstigen, zonder ophouden beijveren, inspannen. Want als je denkt dat je er al bijna bent en ruim voorop loopt dan ga je al wat vaart minderen. Dan kunnen we denken aan de Bijbelse voorbeelden in Hebreeen 12 en Filippenzen 3 van de loopbaan. De hardloopwedstrijd. Daarmee vergelijkt Paulus het christenleven. Geen glijbaan, maar loopbaan. En inderdaad, als je er eens op let en je hebt op school met gym een hardloopwedstrijd dan vallen er enkele dingen op. Allereerst: je spant je in. Je zweet ervan zelfs. Inspanning. Om vooruit te komen om zonden te
doden en God te leven moet je je inspannen. Je verdiepen in de werken van God. In de schepping en de herschepping, van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En om het Woord te onderzoeken: wat vraagt de Heere van mij? In verkering en huwelijk, in werk en verantwoordelijkheid, in stellen van grenzen, in standvastigheid, in dienst aan anderen en zorgen voor jezelf. En jezelf inspannen om de zondag helemaal vrij te houden. En uitgerust te kunnen besteden voor de dienst van de Heere. Dat vergt inspanning en planning en keuzes om mijn week op tijd af te ronden zodat ik zondag optimaal voor de Heere mag zijn. En dat is nodig omdat het diepste van het leven met de Heere is een strijd tegen jezelf. Tegen je gedachten en opwellingen, tegen je gevoelens soms en begeerten soms. Inspanning. En het tweede als je kijkt naar die hardlopers is: ze hebben geen dikke bontjas aan of handtasje bij of fiets aan de hand. Nee, je hebt je gymkleren aan. En in wedstrijden vandaag de dag aerodynamische pakken tot op het bespottelijke af. Afleggen van alle last die wind vangt of teveel weegt. Beijver je om in de loopbaan niet teveel mee te nemen. Niet teveel te willen. Leg je zorgen af. Want overbezorgdheid in aardse dingen remt de vaart in de geestelijke. Legt af die zorgen, leg weg, leg ze in de handen van de Heere. Leg af, als je uren achter je pc zit, of je laptop: zonde van je tijd, echt zonde. Er is zoveel beters te doen. Leg af die nutteloze bezigheden waar je uren aan kwijt bent. Leg af, als je alle uren van een dag besteed aan je huis, je werk, je opleiding. Dat kan wel wat minder. Leg af en besteed je tijd aan dingen van de Heere. Leg af, als je altijd alles bij wilt houden en overal wat weten wil en alle nieuwtjes na wil snuffelen. Jammer van de tijd. Leg af. Zijn we niet met veel te veel dingen veel te veel bezig? Dan zie je nog iets: de hardlopers kijken strak vooruit. Heel hun lichaam strekt zich naar voren. Ze willen verder komen en dan stralen ze uit. Was ik maar verder en sneller lijken ze te zeggen. Richten op wat voor is hoort ook bij dat beijveren. Kijk eens naar verder. Lees eens een biografie van een grote in Gods rijk, van een reformator, een zendeling, een martelaar. Zover kun je komen, was ik daar maar. Denk eens na: hoe zou mijn leven eruit zien als God er meer in werkte? En waarom kijken ze ook voor zich die hardlopers? Natuurlijk ook om niet te allen, als er iets ligt op de loopbaan, dat ze dat zien en er niet over vallen. Richt je op valstrikken, wees waakzaam voor wat de duivel aan verzoeking op je eg kan leggen. Dat je het ziet van tevoren.
En God bidden om de genade van de Heilige Geest. Want hoe meer je je beijvert hoe meer je merkt: het lukt me niet. Ik ben te zwak. Ik verlies het van mijn zondige begeerten en van mijn lusteloosheid om te zoeken en te strijden. Net of er een elastiek aan mijn rug zit wat me terugtrekt en hoe harder ik verlang te lopen hoe sterker dat elastiek terugtrekt. Dat kan ook niet anders want er zit een tweespalt in je leven: gewillig God te dienen, maar geneigd tot alle kwaad. Gezind om naar Gods geboden te leven, maar je aard wil ertegenin gaan. Romeinen 7. daarom: bidden om de Heilige Geest. Elke morgen: Heere, bewaar me voor alle zonden, Heere, geef me kracht om mijn tong en leven U te wijden. Geen dag kunnen beginnen zonder gebed. Vanuit het verlangen heiliger te leven naar Gods wet. Dat is tegelijk een toetssteen voor die dingen waarvan je je afvraagt mag dat wel of niet? Bepaalde muziek, een avondje hier of daarnaartoe of daar naar kijken, mag dat? Behalve andere dingen kun je je zeker ook afvragen: wat doet het met mijn verlangen om te bidden en heiliger te leven? Als je daarna heelmaal geen zin hebt om te bidden, geen concentratie kunt opbrengen om God te zoeken, dan is het blijkbaar niet goed voor je. Dan haalt het de vaart eruit. Dan ontneemt het de ijver voor de Heere. Dus dan moet ik het niet doen of anders doen. En dan noemt de Hebreeenbrief nog één ding: ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus. Ziende op Hem. Op Hem die de loop voleindigd heeft. Wat het Hem gekost heeft, waar Hij al is en waar Hij je brengen zal. Ziende op Hem. En toch, toch kun je denken: word je daar niet moedeloos van? Je jaagt ernaar, je verlangt naar al Gods geboden te leven. En altijd weer: het is niet wat het wezen moet. Ja, weer gevallen, gestruikeld. Daar word je toch moedeloos van of niet? Nee, want hoor eens naar het slot van antw 115. Totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven zullen geraken. En let dan op: totdat. Er staat niet: of dat wij die volkomenheid zullen bereiken. Of dat, zo van: dat kan nog alle kanten op. Dat is nog maar de vraag. Nee: totdat….het zal gebeuren. Christus de Bruidegom haalt Zijn bruid thuis en alle lopers in de loopbaan halen de eindstreep. Daar staat de Bruidegom voor in, dat was bij de koopprijs inbegrepen. Dat hoort ook bij het heil: dat ik er komen zal. Dat ik voor altijd met de Heere zal zijn. Het is waar: in dit leven kan niemand ze houden, maar na dit leven dan wel. En dat is de hemel dan ook: de hemel dat is: zonder ziekte, zonder tranen, zonder gemis, zonder dood, maar ook en vooral: zonder zonde. De heerlijkheid is de volkomen heiligheid. Eindelijk bereikt, want gekregen. Ja, onderweg oefent de HEERE dat verlangen juist. Al die
mislukkingen, al die struikelingen, al dat onder de maat blijven, en ver van het doel verwijderd, dat wil doen hunkeren:wanneer zal ik de wet volkomen houden? Dat daar iets van opleeft in het leven met de HEERE: om daar te zijn waar ik volmaakt ben. Naar Gods beeld, vol van Gods wet, helemaal tot Zijn eer. Kohlbrugge hoorde de geboden al beloften: eens, eens dan zult gij geen andere goden meer voor Mijn Aangezicht hebben, dan zult gij niet meer doden, echtbreken, nooit meer. Heerlij vooruitzicht, verlangen, ook van u bij tijden op de loopbaan? De loopbaan. Dat is wat anders dan een glijbaan. Een glijbaan: de makkelijkste weg zoeken. Om de strijd heen, om de hindernissen heen. Met je zondige aard meegaan en de strijd ontlopen. Daarin de lust van je leven vinden. De glijbaan, aan het eind zegt God: gaat weg van Mij gij werkers der ongerechtigheid. Die glijbaan eindigt in de eeuwige nacht en wroeging. De loopbaan eindigt voor Gods troon. En aan het eind van de loopbaan staat geen podium om te beklimmen en medaille in ontvangst te nemen. Nee, daar staat een knielbank om te knielen en te erkennen: Door U door U alleen! Lof zij de Vader de Zoon en de Heilige Geest. Amen