Handleiding bij de bouw We zijn blij, dat u besloten heeft om het Graupner modelzeiljacht “MICRO MAGIC” aan te schaffen en hopen, dat u zowel bij het bouwen van als het varen met dit model veel plezier zult hebben. MICRO MAGIC is gebaseerd op de relatief kleine 1-mans jachten, die deelnemen aan de transatlantische regatta’s. Ondanks de buitengewoon kleine afmetingen is MICRO MAGIC een volwaardig zeiljacht, dat alle kenmerken van de duidelijk grotere regatta-modellen heeft: Het moderne design van romp, kiel, roer en tuigage resulteert in een dynamisch zeilgedrag bij een lichte tot matige wind, terwijl tegelijkertijd de besturing eenvoudige blijft. De handzame afmetingen zorgen ervoor, dat het transport gemakkelijk blijft. Ondanks de heel lichte opbouw en de lage aanschafkosten biedt MICRO MAGIC een volwaardig zeilgenoegen voor jong en oud, voor beginners maar ook voor gevorderden. Belangrijk Of u nu “beginner” of een ervaren bouwer bent: vóór de bouw van het model in ieder geval deze handleiding in combinatie met de bouwtekening, de bouwfoto’s, de stukslijst en de afbeeldingen op de doos grondig bestuderen. Het model eerst een keer in theorie samenbouwen en zich zo met de structuur ervan vertrouwd maken. De verschillende bouwstappen en de eventuele consequenties voor volgende stappen moet u begrijpen. Het is belangrijk, om over iedere bouwstap en de daarop volgende stap na te denken, voordat er onderdelen vastgelijmd worden. Probeer eerst of de onderdelen goed passen, voordat u ze definitief monteert. Aanwijzing Kinderen onder de 14 jaar moeten alleen onder toezicht van volwassenen werken resp. met het model varen, omdat er o.a. bij het werken met verschillende gereedschappen en materialen, b.v. messen, boren en lijmen, een niet te onderschatten kans op verwondingen bestaat! Let op de desbetreffende veiligheids- en verwerkingsvoorschriften van de verschillende fabrikanten. Op een aan de bouwdoos toegevoegd blad “RC-uitrusting en toebehoren” vindt u een overzicht van de radiobesturings-componenten en bouwmaterialen, die u voor de MICRO MAGIC nog nodig heeft. Algemene informatie bij de bouw Alle informatie over de bouw van en het varen met dit model vindt plaats naar goed geweten. Deze informatie is echter een vrijblijvende aanwijzing. De toepassing en verwerking ervan vindt buiten onze controle plaats, zodat alleen de consument zelf de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor dit produkt heeft. Let op De vacuümgevormde delen en spuitgietonderdelen van dit model zijn gemaakt van ABSkunststof; doordat oplosmiddelen in de lijm deze kunststof week maken, kunnen deze onderdelen buitengewoon goed met elkaar verlijmd worden. Dit maakt het nodig, om de lijm steeds spaarzaam en dun op te brengen, anders kan het onderdeel vervormen en onbruikbaar worden. Bij alle lijm-werkzaamheden moet u zorgen voor een goede ventilatie, omdat lijmdampen slecht zijn voor de gezondheid.
Alle ABS-onderdelen vóór het verwerken zorgvuldig met Alkyfix-verdunner reinigen en ontvetten om eventuele resten van het losmiddel, dat bij het productieproces werd gebruikt, te verwijderen. Hiervoor kunt u ook siliconen-verwijdermiddel (automaterialen) gebruiken (van tevoren uitproberen op een stukje afvalmateriaal). Verven en stickers Stickervel bij de montage: Het model hoeft niet geverfd te worden. Om het model te voorzien van een kleurig uiterlijk, kunnen de bijgevoegde stickers worden gebruikt. Met een scherpe schaar, eventueel een Cutter-mes of een nagelschaar kunnen de verschillende decoratie-elementen worden uitgeknipt en –gesneden. Met name het bovenste, vrije gedeelte van de opdruk met de naam moet worden losgesneden, om vouwen en plooien ten gevolge van de rompwelving te voorkomen. U plakt de stickers met behulp van water, dat voorzien is van een beetje afwasmiddel. De ondergrond wordt daarmee flink nat gemaakt, waarna de sticker zonder druk wordt neergelegd. Deze kan nu nog eenvoudig worden uitgericht. Pas dan worden de stickers voorzichtig, stuk voor stuk, vastgedrukt, waarbij het water met een absorberende doek wordt verwijderd. Let er op, dat de folie daarbij niet verschuift en er vouwen ontstaan. Eventueel de sticker snel verwijderen en opnieuw met water aanbrengen. Door de relatief sterke kromming van de afdekkap moeten de ruiten-stickers met weinig water worden aangebracht en gedurende langere tijd worden aangedrukt, zodat ze zonder vouwen blijven kleven. De bovenkant van de sticker met de naam op de romp moet ca. 8 – 10 mm onder de rand van het dek zitten. Verven: Wilt u het model volgens eigen voorstelling beschilderen, dan moet u op de volgende aanwijzingen letten: Alle oppervlakten moeten eerst gelijkmatig met nat-schuurpapier, korrel 400 of 600 worden opgeschuurd en vóór het schilderen worden ontvet met Alkyfix-verdunner. Krassen, lijmnaden e.d. met plamuur vullen, omdat deze niet door de verf worden gecamoufleerd. Alle kunststof onderdelen vóór het opbrengen van de lak ca. twee uur laten rusten, om een eventuele statische lading te laten wegvloeien. Alle houten onderdelen moeten buiten en binnen, indien toegankelijk (eventueel al vóór een verdere montage, lijmverbindingen later weer goed opruwen!), minimaal twee keer met lak worden geverfd, waarbij eventueel nodige boorgaten etc. al aanwezig moeten zijn, om ook optimaal tegen vocht beschermd te zijn. Gebruik steeds lak van hetzelfde type, omdat verschillende typen lak elkaar niet altijd verdragen. Altijd eerst uitproberen op een stukje afvalmateriaal, om er zeker van te zijn, dat de gekochte lak ook in orde is! Het is raadzaam, om alle onderdelen die geschilderd moeten worden, eerst te voorzien van een laag grondverf, die ook na het drogen met nat-schuurpapier moet worden geschuurd. De lak nooit te dik aanbrengen, omdat de droogtijd anders heel lang wordt. Lak steeds in dunne, aparte lagen aanbrengen, laten drogen, opschuren en nieuwe verflaag aanbrengen. De lak eventueel met een geschikte verdunner vloeibaarder maken. Voor het afplakken alleen glad plakband gebruiken. Vóór het afplakken moet een geverfde ondergrond minstens twee tot drie dagen de tijd gehad hebben om te drogen. Het plakband eerst op een schone glasplaat opplakken, om de hechting te verminderen, zodat de lak niet losgetrokken wordt. Afplakband al kort na het verven weer voorzichtig en langzaam lostrekken. Eventuele resten met terpentine o.i.d. pas verwijderen, nadat de verf helemaal is gedroogd.
Op al geverfde oppervlakten geen mechanisch belaste delen lijmen, omdat verlijmingen op lak niet belast kunnen worden. Bij alle verfwerkzaamheden op een goede ventilatie letten, omdat alle dampen in de regel schadelijk zijn voor de gezondheid.Geef lijm- en verfresten alleen af bij de vakhandel of bij de daarvoor bestemde verzameldepots van Klein Chemisch Afval. Aanwijzingen bij het gebruik Voor de eerste vaart kiest u een dag met een lichte, gelijkmatige wind, om zich in alle rust vertrouwd te kunnen maken met de eigenschappen van dit model. Ga met het model steeds zorgvuldig te werk, vooral in het begin, tot u met de reacties en het vaargedrag bent vertrouwd. Controleer, of de batterijen/accu’s van uw radiobesturing helemaal volgeladen zijn. De bijbehorende vaartijden moet u zelf proefondervindelijk op een voorzichtige manier uitproberen. Deze tijden bedragen volgens onze tests, bij het gebruik van een 4,8V/600 mAhontvangeraccu ca. 2 uur. Doe een reikwijdtetest, voordat u het model in het water zet. Trek de zenderantenne altijd helemaal uit. Let erop, dat de door u gebruikte zendfrequentie vrij is. Kijk tijdens het zeilen van tijd tot tijd na, of er geen water in de boot gedrongen is. Door de afdichting van het deksel hoort de boot binnenin ook bij een sterkere wind bijna helemaal droog te zijn. Totaal waterdicht is ze echter niet. Verwijder eventueel binnengekomen water direct zorgvuldig en laat het model open staan, om verder te kunnen drogen. Door binnengedrongen water kan de RC-installatie beschadigd worden en kunt u de controle over het model verliezen. Mocht uw RC-installatie toch nat geworden zijn, dan moet u deze ter controle aan de fabrikant opsturen, omdat de betrouwbaarheid anders niet meer gegarandeerd is. Vaar het model niet bij hardere wind, omdat het daarvoor met het volle zeiloppervlakte niet bedoeld is en onbestuurbaar wordt. Let op Het model is niet onzinkbaar! Mocht het model door onvoorziene omstandigheden het gevaar lopen om te zinken, dan moet u nooit ondoordacht proberen om het model te redden; ga niet zomaar zelf te water, ook wanneer u een goede zwemmer bent! Hou terdege rekening met het weer, de lucht- en watertemperatuur en de afstand tot het model, voordat u zichzelf misschien wel in levensgevaar begeeft. Het zeilen Zeilen met modeljachten is niet moeilijk, wanneer men het verband tussen windrichting, bootsrichting en de bijbehorende stand van de zeilen kent. Maak uzelf vertrouwd met de zeiltheorie (b.v. door vakliteratuur), voordat u het model voor de eerste keer te water laat. Wij kunnen u met de volgende aanwijzingen slechts een aantal basisbegrippen bijbrengen. De verschillende zeilkoersen (zie schets zeilkoersen (K)) (vak-uitdrukkingen “schuin” gedrukt) Een zeilboot kan nooit tegen de wind (W) zeilen. (->1) In een bereik van 90° zullen de zeilen, ook wanneer ze precies midscheeps dichtgehaald (aangetrokken) zijn, altijd flapperen en zo geen voorstuwing leveren. Pas wanneer de boot ca. 45° van de windrichting is afgevallen, zal het bij dichtgetrokken zeilen beginnen te varen. (->2) deze koers noemt men aan de wind zeilen. Alleen op deze koers en met aangehaalde zeilen kan een zeilboot door het zogenaamde laveren tegen de wind in varen. Het zeilt daarbij een zigzagkoers: een tijd aan bakboordboeg (grootzeil aan de linkerkant van de boot) (->2a) en dan na het overstag gaan (boot wordt met de boeg door de wind gedraaid, van positie 2a via 1 naar 2b), een tijd naar stuurboordboeg
(grootzeil aan de rechterkant van de boot) (->2b) enz. Het op deze manier effectieve snelle varen met een zeilboot vereist veel gevoel en observatie en vormt de eigenlijke kunst van het zeilen. De andere koersen zijn minder ingewikkeld. Wanneer de wind van één kant komt, worden de zeilen net zover geopend (gevierd), dat ze niet flapperen, ongeveer 30 – 45° ten opzichte van het midden van de boot. Deze koers noemt men met halve wind zeilen (-> 3a = halve wind aan bakboordboeg / 3b = halve wind aan stuurboordboeg). Wanneer de boot nog verder afvalt (afvallen (11) = boot met de achtersteven steeds meer in de richting van de wind draaien / oploeven (1) = boot met de boeg steeds meer in de richting van de wind draaien) komt het op een ruime koers, waarbij de zeilen gevierd worden tot ca. 60° ten opzichte van het midden van de boot (-> 4a/4b). Alleen op deze beide koersen kan de maximale snelheid worden bereikt. Zeilt de boot direct van de wind af, dan spreekt men van voor de wind zeilen. Hierbij moeten de zeilen maximaal worden gevierd (ca. 90° ten opzichte van het midden van de boot). Door de verschillende drukverhoudingen zal de fok vanzelf naar de tegenovergestelde kant van het grootzeil draaien. Deze procedure kan bewust door kleine roer-/koerscorrecties worden opgeroepen. Wanneer de wind te sterk is/wordt, kan een zeilboot hier heel makkelijk met de boeg onder water worden gedrukt. Wanneer de boot vanuit een ruime koers zeilend door een roerbeweging naar de positie voor de wind wordt gebracht (-> afvallen) en dan door een verdere roercorrectie weer naar een ruime koers (ongeveer in een rechte hoek op de oude ruime koers) wordt gestuurd, dan gijpt de boot. Deze beweging is compleet, wanneer de ver gevierde giek van de ene kant van de boot naar de andere draait. Stuurgedrag/zeilgedrag Door wisselende winddruk zal een op prestatie getrimde zeilboot niet vanzelf zijn koers behouden, maar b.v. bij een windvlaag uit zichzelf in meerdere of mindere mate sterk oploeven, d.w.z. in de wind draaien. Dit kan men alleen verhinderen, door op tijd de zeilen iets te vieren en daarbij eventueel iets tegenroer te geven, tot de windvlaag voorbij is. Wanneer de boot afvalt, moeten naast de daarvoor benodigde roercorrectie ook nog de zeilen tegelijkertijd iets gevierd worden. Bij een sterkere wind vaart anders de boot ondanks de roerbeweging gewoon verder rechtdoor. Bij een te krachtige wind zal elke zeilboot onbestuurbaar in de wind draaien. Het zeiloppervlak is dan te groot; wanneer men geen alternatief kleiner zeil ter beschikking heeft, is verder zeilen niet mogelijk! Zeiltrim De fok moet in aangetrokken toestand (grootzeil ca. 2° midscheeps) steeds iets verder open dan het grootzeil ingesteld zijn, dus ca. 10-15° aangetrokken, zodat de luchtstroom van de fok niet in het grootzeil maar naar diens achterkant wordt gestuurd. Dit is afhankelijk van het weer en de wind en kan bij de Micro Magic via de schoot van het grootzeil aan de giek worden ingesteld. Wanneer de boot bij een constant gelijkmatige, lichte wind en een licht schuine positie op een halve wind-/aan de wind-koers niet zijn koers behoudt, dan klopt de trimming van de tuigage niet, d.w.z. het zeildrukpunt moet worden veranderd. Dit bereikt men bij de Micro Magic b.v. door een verstellen van de maststand: Situatie: loefgierig: Boot draait uit zichzelf in de wind (ze loeft op): mast is teveel naar achteren gebogen en moet meer naar voren versteld worden (->achterstag losmaken, masttrimmer losmaken, voorstag en fokkeval aantrekken) Lijgierig: Boot draait uit zichzelf uit de wind (ze valt af): mast is te ver naar voren gebogen en moet naar achteren versteld worden.
Let op: loef-/lijgierigheid wordt ook beïnvloed door de positie van de zeilen, bijvoorbeeld wanneer het grootzeil met de neerhaler te strak wordt ingesteld, of de fok te dicht/te open wordt ingesteld. In het algemeen presteert een zeilboot met een lichte loefgierigheit het best. Deze optimale instelling moet echter door eigen experimenten worden uitgeprobeerd, en is niet bij alle weersomstandigheden gelijk. Opbouw Bootstandaard Afbeelding 1 Schuur de onderdelen van de bootstandaard goed op en lijm ze aan elkaar met UHU Hart of secondelijm. Ter extra bescherming de standaard verven en de foam bescherming aanbrengen. Romp Afbeelding 2 2.1 Schuur de lijmvlakken van de kielkastdelen licht op. Lijm de twee kielkastdelen goed passend en recht op elkaar met Stabilit express.De helften eerst goed opruwen. Binnen in de kielkast eventuele overtollige lijm verwijderen (b.v. met een wattestaafje o.i.d.) Lijm de twee schroefverstevigingen (7) t.b.v. de maststeun met UHU Hart aan de onderzijde van de daarvoor bestemde uitstulpingen van de kielkast. Maak vervolgens verstevigingen B (8) en C (9) op maat en lijm ze met Stabilit express op elkaar onderaan de bovenzijden van de kielkast. 2.2. De servoplank (10) wordt haaks aan de buitenzijde met de steun (11) met UHU hart/secondenlijm gelijmd. Lijm de vier schroefverstevigingen D (12) onder de servoplank. Let er op, dat het zo gemonteerde servoplankje nog op de kiel-/mastkast past.Versterking E (13) op maat schuren en aan de onderzijde van de servoplank lijmen. De posities van de drie schroefoogjes (14) en de servo-bevestigingsschroeven met Ø 1mm voorboren en de servo’s en schroefoogjes monteren. De drie schroefoogjes met secondenlijm vastzetten. 2.3 Plaats de servoplank haaks op de kiel, eerst nauwkeurig uitrichten (eventueel oppervlakte van de kielkast bijschuren). Schuur het positioneringsplankje (15), dat exact, d.w.z. spelingsvrij in de uitsnede van de steun (11) moet passen (schuren) en lijm het aan de kielkast. Het positioneringsplankje (15) kan ook gemaakt worden van afval van de steun (11). Servoplankje aan de kielkast demonteerbaar met twee schroeven (16) vastzetten. Daarvoor kielkast en servoplankje met Ø 1.5mm voorboren, en daarna de boringen van het servoplankje vergroten naar Ø 2 mm, zodat het servoplankje later eenvoudig en zonder speling op de kielkast kan worden bevestigd. 2.4 Verf of lak de houten onderdelen ter bescherming tegen vocht. Afbeelding 3 Aanwijzing: De dekondersteunende deeltjes (17, 20, 22 en 23), die aan de onderkant van het dek gelijmd worden, moeten op een afstand van 3 - 4mm van de dekrand vrijhouden, anders passen romp en dek niet meer op elkaar! 3.1 Dekspant (18) bij de uitsparingen, aan één zijde schuin afschuren zodat goede passing met het dek (17) bereikt wordt. Lijm de spant met secondenlijm tegen het dek en let ook
hier weer op de 3 - 4mm afstand van de dekrand. Wanneer de lijm gedroogd is kunnen de doorboringen Ø 4 / Ø 6 mm gemaakt worden. 3.2 Lijm de verstevigingen voor de roerkoker (19) en schroefverstevigingen F (20) onder het dek. Schroefverstevigingen G (21) strak op de rand van de dekopening lijmen. Wantverstevigingen (22) met 3 - 4 mm afstand van de dekrand lijmen. 3.3 Zaag deklijst (23) op maat. Om de juiste maat te bepalen, even de kielkast onder het dek passen. De deklijst moet direct vanaf de kielkast beginnen. Bij de boeg moet de deklijst weer een afstand van 4mm vrijhouden en afgerond en afgeschuind worden. Lijm de deklijst onderaan het dek. 3.4 Verf of lak alle houten onderdelen ter bescherming tegen vocht. Afbeelding 4 4.1 De kielkast wordt met Stabilit express eerst alleen in de romp (24) gelijmd. Gebruik hiervoor een ruime hoeveelheid lijm (kleine mengbakje), maar verwijder eventuele lijmklodders aan de binnenzijde van de kielkast. Lijm vervolgens met dezelfde lijm het bodemplankje (26) op de bodem. Plaats het dek met plakband of elastieken los op de romp, om er zo voor te zorgen dat de kiel recht in de romp komt te staan. 4.2 De montage van de roerkoker gaat op dezelfde manier. Eerst versteviging (19) in de romp lijmen. Roerkoker (25) op lengte maken en de lijmvlakken met een vijl opruwen. Het dek los op de romp plaatsen en de roerkoker inzetten. Vanaf de onderzijde de roerkoker met een paar druppeltjes secondenlijm fixeren. Plaats de kiel en het roer om te controleren of ze goed in lijn staan en of het roer in alle standen ongeveer 1mm ruimte met de romp houdt. Indien nodig de stand van de roerkoker corrigeren en opnieuw lijmen. Dek weer losnemen, de ruimte tussen roerkoker en rompversteviging (19) zorgvuldig met Stabilit expres opvullen. Vervolgens het dek weer plaatsen, zodat de lijm in de juiste stand uithardt. Afbeelding 5 5.1 Voordat het dek definitief wordt verlijmd, dient in de romp de ontvangerantenne te worden aangebracht. Wij adviseren om hiervoor een stekkerverbinding toe te passen zodat de ontvanger te allen tijde losgenomen kan worden. De originele antennedraad van de ontvanger op ca. 5cm van de ontvanger doorknippen en een stekker-/contrastekkerverbinding maken. De draden kunnen het beste aan de stekkers worden gesoldeerd. De totale lengte van de antenne moet ongeveer 70 - 80cm bedragen. De antennedraad zo hoog mogelijk in de romp bevestigen met een paar druppels secondenlijm, let er wel op dat de dekspant (18) in de romp uitsteekt. 5.2 Om het dek aan de romp te verlijmen wordt met een injectiespuit gelijkmatig Stabilit express (grote mengbakje) aan de binnenkant van de dekrand aangebracht. Hierbij vlot doorwerken, om het uitharden van de lijm voor te blijven. Ook de te lijmen delen van de kiel/mastkast en het dek zorgvuldig van lijm voorzien, zodat hier de verbinding met het dek waterdicht en solide wordt. Tevens de roerkoker van lijm voorzien. Deze bewerking vooraf “droog” oefenen. Oefen eventueel ook het aanbrengen van de lijm met behulp van een extra injectiespuit op afvalmateriaal! Het van lijm voorziene dek op de romp zetten, gelijkmatig rondom aandrukken en met plakband vastzetten. Alternatieve verlijming:
In plaats van het dek met de romp, de kiel-/mastkast en de roerkoker tegelijkertijd met Stabilit express te verlijmen, wat wordt aanbevolen, kan ook op onderstaande manier in twee etappes worden gewerkt: Allereerst alleen de kiel-/mastkast en roerkoker met het dek verlijmen en het dek, totdat de lijm is uitgehard aan de romp fixeren. Daarna met secondenlijm, die voorzichtig van buitenaf in de romp-/dekverbinding wordt aangebracht, de romp en het dek verlijmen. Daarna via de dekopening secondenlijm aan de binnenkant van de rompdekverbinding aanbrengen en door draaien van de boot verdelen. Let op voldoende ventilatie! 5.3 Controleer de romp en kielkast in een bad op waterdichtheid en breng zonodig nog extra lijm aan! 5.4 Wanneer alle lijmverbindingen zijn uitgehard, kan de boot eventueel gespoten of geverfd en voorzien worden van de stickers. Afbeelding 6 6.1 De kiel (27) moet makkelijk, maar zonder speling in de kielkast kunnen worden geplaatst. Eventueel pas schuren aan de randen (voor- en achterkant) totdat de kiel zich geheel, gelijk met de romponderkant, laat inschuiven. De kiel wordt op het dek met een M2,5-zeskant moer vastgezet en kan zo voor vervoer eenvoudig worden gedemonteerd. 6.2 De loodballast (29) moet met zijn langsdoorsnede evenwijdig aan de waterlijn worden gemonteerd. Plaats ter controle de kiel (27) in de romp en in de ballast. Eventueel de onderkant van de kiel afschuren om de juiste hellingshoek te bereiken. De kielplaat en de sleuf in de ballast voor verlijming met een vijl goed opruwen. De ballast met Stabilit express aan de kiel verlijmen; let op precieze uitlijning! Na het uitharden twee Ø 1.5mm diameter gaten boren, borgpennen (30) maken en met Stabilit express of secondenlijm vastlijmen. 6.3 De ballast kan, na het schuren, let op: handschoenen gebruiken – lood is giftig!- en plamuren met polyesterplamuur, worden geverfd. Als alternatief kunnen de twee afdekkapjes (31) met Stabilit express over de ballast worden gelijmd. Hiertoe eerst de ballast schuren of vijlen. De afdekkapjes (31) uitsnijden, zorgvuldig pas maken en verlijmen. Bij nauwkeurig werken hoeft dan niet meer te worden geverfd. 6.4 Voor de aansturing van het roerblad (32), de roerhevel (33) met binnen zeskant (34), M3x5 cilinderkopschroef (35), de helmstok (39) en de handgreep (40) monteren. Het niet gebruikte deel van de roerhevel kan worden afgezaagd. De stuurstang (41), de stuurstangaansluiting (36) en deel 37 met behulp van deel 38 monteren, waarbij het gat in de roerhevel naar Ø 2mm diameter moet worden opgeboord. Afbeelding 7 7.1 De roerservo en de zeilservo worden zonder de rubberen tules direct in het servoplankje vastgeschroefd. Boor hiertoe Ø1mm gaten in het plankje t.b.v. de servobevestigingsschroeven. Van de kleine hevel van de roerservo drie armen afzagen en in het buitenste gat van de overgebleven arm een stuurstang-aansluiting (36) bevestigen. De stuurstang (41) wordt door een rubberen manchet (43) in de dekspant (18) afgedicht. Huls (42) in de dekspant lijmen en op de huls de manchet lijmen (secondenlijm).
7.2 Dekdoorvoeren (44) t.b.v. de schoten op de juiste plaats (Ø 4mm gat) verlijmen met secondenlijm. Monteer de stelarm (45) aan de onderkant van de servohevel met zelftappende schroeven (46). Uitstekende schroefpunten afvijlen. Draadhaak (47) met een tangetje een beetje openbuigen, blok (katrol) (48) d.m.v. het haakje (47) in de stelarm (45) haken. Haakje weer dichtbuigen met een tangetje. 7.3 De aangegeven plaatsen in het dek, ter bevestiging van de schroefoogjes (14) en verzonken kop schroeven (50), met Ø 1mm voorboren. Sluitplaatjes (49) d.m.v. de verzonken kop-schroeven makkelijk draaibaar monteren. Schroefoogjes (14) met een beetje UHU hart monteren. Masttrimplaatje (53) met zelftappers (54) monteren, eerst op de aangegeven plaatsen met Ø 1.5mm voorboren. De schroeven niet te vast aandraaien! Afbeelding 8 8.1 Schroef het servoplankje met de servo’s in de boot. Door middel van polyesterlijn de schoten (55) bevestigen en doorvoeren zoals in de bouwtekening is aangegeven. Voer de schoot eerst door de voorste schootdoorvoer (44) en vervolgens door het voorste schroefoogje op de servoplank naar de katrol (48). Van de katrol gaat de schoot naar het middelste schroefoogje op de servoplank, waar het precies halverwege moet worden vastgeknoopt. Het resterende eind van de lijn gaat als grootschoot naar de katrol (48) en vervolgens naar het achterste schroefoogje en uiteindelijk onderlangs de manchet (43) door de schootdoorvoer (44). Het draadhaakje (47) en de grootschoothaak (56) van RVS-draad, worden pas later bij het optuigen bevestigd. 8.2 Ontvanger en ontvanger-accu met klittenband op het bodemplankje bevestigen. De aan-/uit-schakelaar kan bijvoorbeeld aan de dekspant, tegenover de manchet (43) bevestigd worden. 8.3 Roerstang (41) met de inbussleutel in de stuurstang-aansluiting bevestigen. Met zender en ontvanger AAN, de roer-stuurknuppel én het trimschuifje in de middenstand moet het roerblad in de neutraalstand staan. Pas zo nodig de servo-reverse functie aan op de zender. De roerservo moet zonder problemen in beide richtingen de volledige uitslag kunnen bewegen. Eventueel kan een kleinere roeruitslag worden gerealiseerd door de stuurstang-aansluiting (36) een gaatje verder naar binnen op de servo-hevel te bevestigen. 8.4 Voor een spatwaterdichte afdichting van de afneembare deksel (51) dient een rubberen afdichting (52) te worden aangebracht. Deze rubberen afdichting kan naar believen in het gootje in het dek, dan wel aan de binnenzijde van de dekselrand worden gelijmd (secondenlijm). Dit laatste gaat gemakkelijker.
Tuigage Afbeelding 9 9.1 Aluminium mastdelen (58) op lengte maken, uitrichten en met verbindingstuk (59) en versterking (60) in elkaar verlijmen met secondenlijm. In het onderste mastdeel versterking (61) inschuiven en met secondenlijm vastzetten. Ter plaatse van de bevestigingspunten voor het giekbeslag (62), de neerhouder-bevestiging (63) en de zaling (63), het oppervlak met een vijl licht opruwen.
9.2 Giek- en neerhouderbeslagdeeltjes (62 en 63) op de mast schuiven, zeer precies in lijn uitrichten en met secondenlijm aan de mast vastzetten. Span de mast horizontaal in een bankschroef en boor de Ø 2mm gaten, zodat de verankeringsboutjes (64) en moertjes (65) bevestigd kunnen worden. Lijm de zalingen (63) volkomen horizontaal en mastkop (67) loodrecht omlaag aan de mast. Boor de Ø 1mm gaatjes t.b.v. de voorstagbevestiging en het hoofdwant. De posities hiertoe met een priem lichtjes (!) voorprikken, dan loopt de boor niet weg. Mast precies uitrichten. Ontbraam de gaten met een Ø2mm boortje. 9.3 Giek (68) op lengte maken en het kogelgewricht (69) met Stabilit express inlijmen. D.m.v. een cilinderkopboutje (70), twee ringetjes (71) en twee moertjes (64), de giek aan het giekbeslag (62) monteren. De giek moet wrijvingsloos kunnen draaien! Met de bovenste moer kan de speling in het kogelgewricht worden ingesteld. Cilinderkopbout met een schroevendraaier fixeren en de onderste moer met een tangetje vastdraaien. De onderste moer met een druppeltje secondenlijm borgen. O-ringen op de giek schuiven, de haakjes (47) volgens tekening buigen en met polyesterlijn en draadspannertje een giekneerhouder (73) maken, die d.m.v. de wantspanner (74) kan worden ingesteld. 9.4 De fokkeboom (75) op lengte maken en het polyester bevestigingsdraad (76) goed vastknopen (dubbele mastworp). Deze knoop wordt later, wanneer de boot volledig opgetuigd is, met een druppeltje secondenlijm geborgd. Maak een draadhaakje (47) aan de bevestigingsdraad vast, zodat de fokkeboom eenvoudig aan het dekoog kan worden gemonteerd. Afbeelding 10 10.1 Vervaardig van ABS de verstevigingen voor de schoot- en tophoek (78, 79) en lijm deze met secondenlijm op de niet-verstevigde zijde van het fok. Prik met een kleine spitse soldeerbout of een verhit stukje ijzerdraad bevestigingsgaten (ca. Ø 1,5 mm) in de hoeken van het fok. Pas op: verbrandingsgevaar! Met behulp van de dunne, lange staaldraad kan de voorstag (80) in het voorlijk (voorzijde) van de fok worden doorgevoerd. Bevestig de voorstag aan de fokkeboom, zoals aangegeven op de bouwtekening. Met een klein vlammetje kan het uiteinde van de polyesterlijn afgesmolten worden. Pas op: brand- en verbrandingsgevaar – het polyesterdraad is licht ontvlambaar! Bevestig de schoothoek van het fok met een de draadhaakje (47) aan de fokkeboom. Door middel van de twee O-ringen (72) kan de positie van de draadhaak versteld worden, zodat het onderlijk ongeveer 10mm rond staat. Niet vastlijmen, want dit moet, afhankelijk van de windsterkte, verstelbaar blijven. De voorstag wordt met een draadhaakje (47, buigen volgens tekening) aan de mast bevestigd en is m.b.v. een draadspannertje (74) verstelbaar. De spanning van het voorlijk wordt met de fokkeval en het draadspannertje (74) ingesteld en moet minder zijn dan die van de voorstag. 10.2 Steek de mast in de mastkoker in het dek en monteer de fokkeboom aan het dekoog. Stel met de masttrimmer (53) de achterwaartse helling van de mast in. Bevestig de achterstag (82) zoals op de kartonnen doos staat aangegeven. Met de achterstag wordt de mastbuiging en de voorstagspanning ingesteld. Deze hoeft maar een beetje spanning te hebben. Voor de hoofdwanten (83) ca. 1700mm polyesterlijn, halverwege twee maal door de daarvoor bestemde mastboring voeren, vastknopen en met secondenlijm borgen. De stagen door de zalingen voeren, draadspannertjes (74) plaatsen en met draadhaakjes (47) aan de dekogen bevestigen. Monteer de onderwanten (84) op dezelfde wijze.
10.3 Vervaardig van ABS materiaal verstevigingen voor de schoot- en tophoek (86) en lijm deze met secondelijm op de niet-verstevigde zijde van het grootzeil (85). Prik met een kleine, spitse soldeerbout of een verhit stukje ijzerdraad bevestigingsgaten in de hoeken en het voorlijk van het grootzeil, overeenkomstig de bouwtekening. In de omgeving van de zalingen moet het zeil een stukje worden ingesneden. Voor de verstelling van de voorlijkspanning wordt een voorlijkstrekker (88) gemonteerd en met een draadhaakje (47) aan een dekoog bevestigd. De voorlijkstrekker altijd slechts licht spannen om rek van het zeil te voorkomen. Bevestig de schoothoek van het zeil aan de giek met behulp van ene draadhaakje (47) en plaats deze m.b.v. een O-ring (72) zodat een ronding van 20-25mm ontstaat. Bevestig het voorlijk van het grootzeil aan de mast met zeilringetjes. 10.4 Monteer de groot- en fokkeschoot zodat bij ingehaalde toestand (zender/ontvanger aan en schoot volledig ingehaald) de giek ongeveer een hoek maakt van 2º met de hartlijn van de boot en de fokkeboom 10-15º uitstaat. Haak van de grootzeilschoot (56) daarbij in de middelste boring van de giek inhaken. Functies van de radiobesturing Meestal wordt met de linker stuurknuppel de zeilverstelling en met de rechter stuurknuppel het roer versteld. In de zender moet voor de zeilverstelling de stuurknuppel voorzien zijn van een ratel (zie handleiding bij de zender), zodat de stuurknuppel niet telkens terugveert naar de middenpositie. Wanneer de stuurknuppel naar beneden wordt bewogen, moeten de zeilen worden aangehaald. Eventueel via de servo-reverse functie van de zender de servo-uitslag instellen. MICRO MAGIC is nu, wanneer de accu’s of batterijen vol zijn, klaar voor de eerste vaart. Wij wensen u veel plezier. 02/98
onderdelenlijst Nr. Omschrijving onderdeel
Aantal Materiaal
Afmeting
1
Standaard zijstuk links
1
4 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
2
Standaard zijstuk rechts
1
4 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
3
Verstevigingsring
8
4 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
4
Verbindingsstuk
4
beuken rond 8 mm.
Lengte 250 mm.
5
Beschermstrook
2
Foam tape
Voorgesneden strips
6
Zwaardkast - mastkoker
2
ABS
Voorgevormde linker- en rechterhelft
7
Verstevigingsplaat
2
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
8
Versteviging B
2
Vurenhout
3 x8 ×28 mm.
9
Versteviging C
2
3 mm. multiplex
Op maat maken
10 Servoplaat
1
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
11 Steun onder servoplaat
1
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
12 Versteviging D
4
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
13 Verstevigingsbalk
1
Vurenhout
3 x 8 × 47 mm, op lengte maken
14 Schroefoog
8
Metaal
Kant en klaar
15 Centreerplaat servosteun
1
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
16 Zelftappende cilinderkopschroef
2
Metaal
Ø 2.2 mm × 9.5 mm
17 Dek
1
ABS
Voorgevormd
18 Achterwand van het stuurhuis
1
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
19 Versteviging roerkoning
2
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
20 Verstevigingsplaat
2
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
21 Verstevigingsplaat
4
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
22 Verstevigingsplaat
2
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
23 Centrale verstevigingsbalk
1
Vurenhout
3 x 8 × 204 mm, op lengte maken
24 Romp
1
ABS
Voorgevormd
25 Roerkoning
1
messing
Ø4/3,05×33 mm, op lengte maken
26 Onderplaat
1
3 mm. multiplex
Voorgestanste vorm
27 Kiel
1
Wit plastic
Voorgevormd
28 Zeskantmoer
1
Metaal
M2.5
29 Ballast gewicht
1
Lood
Voorgegoten vorm, ca. 350 g
30 Borgpen
2
RVS
Ø1.5 mm × 15 mm, inkorten
31 Beschermkap
2
ABS linker- en rechterhelft
Voorgevormd, uitsnijden
32 Roerblad
1
wit kunststof
Voorgevormd
33 Roer bovenstuk
1
zwart kunststof
Voorgevormd
34 Zeskantbus met zijdraad
1
Metaal
7 mm zeskant Ø 3 mm.
35 Cilinderkopschroef
1
Metaal
M3 x 5mm
36 Stuurstang aansluiting
2
Metaal
Voorgevormd
37 Zeskantmoer
2
Nylon
M2
38 Inbus boutje
2
Metaal
M3 x 4
39 Helmstok
1
zwart kunststof
Voorgevormd
40 Handgreep
1
zwart kunststof
Voorgevormd
41 Stuurstang
1
RVS
Ø 1.5 mm × 215 mm
42 Doorvoer
1
Aluminium buis
Ø 6.5 × 10 mm.
43 Manchet
1
Zwart rubber
Voorgevormd
44 Schootdoorvoer
2
Zwart plastic
Voorgevormd
45 Schoot arm
1
Zwart plastic
Voorgevormd
46 Zelftappende cilinderkopschroef
2
Metaal
Ø 2.2 mm × 6.5 mm
47 S-haak
1
Metaal
Voorgevormd
48 Katrol
1
Metaal
Voorgevormd
49 Draaiwervel
4
Transparant plastic
Voorgevormd
50 Schroef met verzonken kop
4
Metaal
Ø 2 mm × 7 mm
51 Afneembaar stuurhuis
1
ABS
Voorgevormd
52 Afdichtingsstrip
1
Rubber
O-rubber Ø 4.5 mm, inpassen
53 Mast trimmer
1
Zwart plastic
Voorgevormd
54 Zelftappende kruiskopschroef
2
Metaal
Ø 2.2 mm × 6.5 mm
55 Groot- en fokkeschoot
-
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
56 Haak voor de grootschoot
1
RVS
Ø 1 mm, buigen volgens tekening
57 Klitteband
-
Zelfklevend zwart klitteband Op maat knippen
58 Mastdeel
2
Aluminium buis
Ø 6.5 mm × 420 mm, op lengte maken
59 Verbindingsstuk
1
Aluminium buis
Ø 5 mm × 40 mm, op lengte maken
60 Versteviging
1
Beuken rond
Ø 4 mm × 40 mm, op lengte maken
61 Versteviging
1
Beuken rond
Ø 5 mm × 150 mm,op lengte maken
62 Draaipunt giek
1
Zwart plastic
Voorgevormd
63 Aangrijpingspunt neerhouder
1
Zwart plastic
Voorgevormd
64 Cilinderkopschroef
2
Metaal
M2 x 10
65 Zeskantmoer
2
Metaal
M2
66 Zaling
1
Zwart plastic
Voorgevormd
67 Masttop
1
Zwart plastic
Voorgevormd
68 Giek
1
Aluminium buis
Ø 6.5 mm × 210 mm,afkorten en boren volgens tekening
69 Draaipunt giek
1
Zwart plastic en metaal
Reeds samengesteld
70 Cilinderkopschroef
1
Metaal
M2 x 12
71 Sluitring
2
Metaal
Ø 4.5 mm.
72 O-ring
5
Zwart rubber
Ø 4.5 x 2
73 Neerhouder
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
74 Lijnspanner
8
Wit plastic
Voorgevormd
75 Fokkeboom
1
Aluminium buis
Ø 5 mm × 205 mm
76 Bevestiging
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
77 Fok
1
Zeildoek
Geheel gereed
78 Verstevigingshoek
1
ABS
Op maat knippen, zie tekening
79 Verstevigingshoek
1
ABS
Op maat knippen, zie tekening
80 Voorstag
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
81 Fokkeval
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
82 Achterstag
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
83 Bovenstag
2
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
84 Onderstag
2
Nylon koord
Ø 0.4 mm.
85 Grootzeil
1
Zeildoek
Geheel gereed
86 Verstevigingshoek
1
ABS
1, zie tekening
87 Topval grootzeil
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm, inkorten
88 Voorlijk spanner
1
Nylon koord
89 Bevestigingslijn grootzeil
1
Nylon koord
Ø 0.4 mm, inkorten
90 Zeilring
6
Metaal
Voorgevormd
91 Antenne
1
Metaal
Ø 0.2 mm.
Ø 0.4 mm, inkorten
Teksten bij de bouwtekening: 1. zij-aanzicht (doorsnede over de lengte) 2. wikkeling later met secondenlijm aan de fokkeboom bevestigen 3. fok 4. grootzeil 5. fokkeschoot
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
grootzeil-schoot RC-antennedraad aan de binnenkant van de romp puntsgewijs verlijmen, of aan de onderkant van het dek bevestigen (vóór het samenlijmen van romp en dek) 4,8 V NC-accu/batterij ontvanger doorsnede A-A : bevestiging van de loodballast aan de kiel bovenaanzicht Dek hier als doorzichtig onderdeel getekend, zonder tuigage grootzeil schaal 1:5 positie van de voorlijk-gaatjes (ca. Ø 1mm) voor de zeilringen (90) zij-aanzicht mast 1:1 Zoom hier iets uitsnijden/-knippen De boringen voor de kogelgewricht-bevestiging en de neerhaler moeten exact op één lijn liggen. Haak voor de grootzeilschoot 56 buigen van Ø 1mm rvs-draad Verstelarm getekend in de positie “zeil dichtgetrokken” romp/dek-verlijming lijm Stabilit express injectiespuit