Handboek fysiotherapie voor beweeginterventies bij knieartrose en heupartrose
Samenwerkende partijen Fy’net: Samenwerkingsverband 1e lijnsfysiotherapeuten Maastricht en Heuvelland FOZL: Fysiotherapeuten Oostelijk Zuid-Limburg FyWest: Fysiotherapeuten Westelijke Mijnstreek
Maastricht, mei 2010
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Algemeen Situatieschets Doel en opbouw van het document Werkwijze
3 3 3 3
2 2.1 2.2
Artrose algemeen Pathologie Incidentie en prevalentie
4 4
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Het voorlichtingsconsult Doelstelling van het voorlichtingsconsult De verwijzing Inclusie- en exclusiecriteria Intake Evaluatie Kwaliteitsindicatoren
6 6 6 6 7 7
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Het individuele programma Doelstelling van het individuele programma De verwijzing Inclusie- en exclusiecriteria Intake Therapeutisch proces Evaluatie en uitstroom Vervolgbehandeling Terugverwijzing Kwaliteitsindicatoren
8 8 8 8 9 10 10 10 11
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Het beweegprogramma Doelstelling van het beweegprogramma De verwijzing Intake Inclusie- en exclusiecriteria Behandeling Evaluatie en uitstroom Kwaliteitsindicatoren
12 13 13 14 15 15 15
6 6.1 6.2 6.3 6.4
Randvoorwaarden Organisatie en logistiek Communicatie en registratie Deskundigheidsbevordering Financiering
17 18 18 19
2
Referenties
20
Bijlagen
21
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 Algemeen Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening van het bewegingsapparaat en kan gepaard gaan met problemen in het dagelijks functioneren. Mensen met artrose van vooral heup en/of knie ervaren veel beperkingen in hun dagelijks functioneren en zijn fysiek minder actief.1 Minder actief zijn heeft negatieve gevolgen voor de algemene gezondheid en regelmatig bewegen heeft een gunstig effect op de algemene gezondheid. Welke zorg iemand met artrose nodig heeft is afhankelijk van de klachten en de beperkingen die worden ervaren. Belangrijk is dat zorg op maat wordt gegeven. Voorlichting over wat artrose is vormt een belangrijk onderdeel van de behandeling evenals adviezen over bewegen. 1.2 Situatieschets Verschillende disciplines (orthopeden, huisartsen en fysiotherapeuten) van de regio Maastricht Heuvelland en Oostelijk Zuid-Limburg (OZL) hebben in maart 2009 een regionaal transmuraal zorgmodel ontwikkeld voor mensen met artrose van knie en/of heup. In dit zorgmodel staan structurele afspraken rondom zorg en verwijzing beschreven en het fungeert als basismodel van waaruit meerdere interventies ontwikkeld zullen worden. In het zorgmodel staat beschreven dat bewegen een belangrijk onderdeel vormt van de behandeling van mensen met artrose. Kennis van het bewegingsapparaat is hierbij belangrijk en de fysiotherapeut is bij uitstek geschoold voor een goede begeleiding. De fysiotherapeut onderscheidt zich doordat hij gespecialiseerd is in het begeleiden van mensen met een verminderde belastbaarheid van het bewegingsapparaat en het herkennen hiervan. 1.3 Doel en opbouw van dit document Het handboek is ontstaan als uitrol van het transmuraal zorgmodel artrose van heup en/of knie. Het doel van dit handboek is het beschrijven van drie verschillende therapeutische interventies bij patiënten met knieartrose en heupartrose met als uiteindelijk doel: De zorg voor artrosepatiënten naar een hoger niveau te tillen. Het moet een handzaam boek zijn voor de fysiotherapeut. Er vindt een beschrijving plaats van drie mogelijke behandelopties vanuit de fysiotherapie voor patiënten met knieartrose en/of heup artrose. Deze verschillende interventies zijn: 1. het voorlichtingsconsult 2. het individuele traject/programma 3. het beweegprogramma Voor elk onderdeel worden in- en exclusiecriteria opgesteld, beschrijving van doelstelling en doelgroep en de plaats van de interventies in de zorgketen artrose. Overal waar in dit document vanaf hoofdstuk 3 gesproken wordt over de artrose patiënt wordt specifiek de knieartrose patiënt en/of de heupartrose patiënt bedoeld. 1.4 Werkwijze Er wordt een werkgroep geformeerd bestaande uit fysiotherapeuten vanuit stichting Fy’net (Maastricht Heuvelland) en FOZL BV (Oostelijk Zuid-Limburg) en FyWest BV (Westelijke Mijnstreek). De opdracht van de werkgroep luidt: 1. het uitschrijven van het voorlichtingsconsult 2. het beschrijven van het individuele programma 3. het schrijven van een regionale vertaling van het landelijke beweegprogramma voor mensen met knieartrose en/of heupartrose.
3
De beschreven interventies zullen zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande richtlijnen.
Hoofdstuk 2. Artrose 2.1 Pathologie van artrose Het kenmerk van artrose is een langzaam en wisselend progressief verlies van gewrichtskraakbeen, met een toename van metabole activiteit van zowel het subchondrale bot als het bot aan de gewrichtsranden (osteofyten). Daarbij treedt er periodiek prikkeling van het synoviale membraan op, hetgeen resulteert in een gewrichtsontsteking. Symptomen zijn onder andere pijn en (ochtend/start)stijfheid in de aangedane gewrichten bij dagelijkse activiteiten als lopen, traplopen, hurken, staan, opstaan en weer zitten. Daarnaast kan er sprake zijn van een verminderde beweeglijkheid, kracht en stabiliteit in de gewrichten. Ook kunnen er crepitaties optreden. Vaak zijn radiologische afwijkingen te zien, maar een direct verband met klachten als pijn, stijfheid en verminderde mobiliteit is niet duidelijk aangetoond. Wel is uit onderzoek gebleken dat de kans op pijn bij ernstige radiologische afwijkingen groter is.2 Daarbij is ook de kans op bewegingsbeperkingen groter. Als gevolg van langdurige aanwezigheid van deze klachten kan de patiënt in een vicieuze cirkel terechtkomen, waarbij de klachten in stand worden gehouden. Door pijn gaat de patiënt minder bewegen. Hierdoor treedt er spieratrofie op. Dit kan resulteren in een vermindering van stabiliteit.14 Opnieuw kan er meer pijn ontstaan, wat er toe kan leiden dat de patiënt nog minder gaat bewegen. Zodoende ziet men bij langdurige aanwezigheid van de klachten een afname van o.a. de aërobe capaciteit van de patiënt. 2.2 Incidentie en prevalentie van artrose Artrose is de meest voorkomende gewrichtsaandoening van het bewegingsapparaat. De prevalentie en incidentie van artrose nemen toe met de leeftijd. Op middelbare leeftijd heeft 80% van de personen minstens in één gewricht radiologisch aantoonbare artrose en boven de 75 jaar heeft vrijwel iedereen dit. Van de mensen (>65 jaar) met radiologisch aangetoonde verschijnselen van artrose ervaart 40% klachten en heeft 10% beperkingen in het dagelijks functioneren.10 Cijfers van bevolkingsonderzoek in Nederland, gepubliceerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en gestandaardiseerd naar de bevolking in 2000, laten zien dat 257.400 personen boven de 55 jaar heupartrose hebben (71.100 mannen en 186.300 vrouwen) en 335.700 personen knieartrose (72.900 mannen en 262.800 vrouwen). Van de patiënten met heup- en knieartrose is respectievelijk 72% en 78% vrouw. Naar schatting heeft 17-33% van de personen met artrose pijn. Dit percentage is bij vrouwen hoger dan bij mannen.10 Systemische factoren zijn hormonaal, raciaal en genetisch van aard. Het vaker voorkomen van artrose bij vrouwen treedt vooral op na de menopauze. Een mogelijke invloed van oestrogeen op het ontstaan van artrose wordt gesuggereerd. Hand- en heupartrose komen veel minder voor bij Afrikanen en Aziaten dan bij Kaukasiers. Dit geldt niet voor knieartrose.4 In de periode 1985-2000 bleef het aantal bestaande en nieuwe gevallen van artrose constant; er zijn geen opvallende trends zichtbaar. De verwachting is echter dat voor de toekomst de incidentie van artrose zal toenemen mede als gevolg van het stijgende percentage personen met ernstig overgewicht. Daarnaast stijgt de gemiddelde leeftijd van de mensen en is de verwachting dat in Westerse landen de prevalentie van artrose de komende 20 jaar met 40% zal stijgen.10 Er zijn regionale verschillen in Nederland, zoals zichtbaar in figuur 1.10
4
Figuur 1: Regionale verschillen gewrichtsslijtage 2004-2007
10
5
Hoofdstuk 3. Het voorlichtingsconsult 3.1 Doelstelling Het voorlichtingsconsult is bedoeld om voorlichting te geven aan mensen met artrose die niet hoeven deel te nemen aan een individueel traject of beweeginterventie. In het zorgmodel staat beschreven dat een goede behandeling van artrose in de eerste plaats bestaat uit goede voorlichting over wat artrose is, wat de risicofactoren voor artrose zijn, wanneer een gewricht wordt overbelast en wat het belang is van bewegen. De patiënt moet een goed inzicht krijgen in het belang van de verhouding locale en algemene belasting en belastbaarheid.3 Uitleggen dat pijn bij artrose kan horen, kan vaak geruststellend werken. Het behandelingdoel richt zich met name op het omgaan met de klachten en pijn, het in stand houden en zo mogelijk verbeteren van de zelfredzaamheid en de kwaliteit van leven. Ondersteuning van zelfmanagement door goede voorlichting, leefstijladviezen (o.a. bewegen, afvallen) en begeleiding vormt eveneens een belangrijk onderdeel in de behandeling. Een overzichtslijst van alle thema’s die aan de orde komen, vindt u in de artrose educatie checklist. (bijlage 12) Voorlichting zal naast verbale instructies bestaan uit educatie en voorlichting middels een patiëntenfolder, welke ontwikkeld is in het zorgmodel artrose. (bijlage 16) 3.2 De verwijzing De artrose patiënt kan voor het voorlichtingsconsult middels verwijzing van de huisarts of medisch specialist op basis van de werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose worden verwezen. De patiënt heeft de mogelijkheid om zonder verwijzing via DTF (Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie) naar de fysiotherapeut te komen. Na de screening stelt de fysiotherapeut de werkdiagnose(s) knieartrose en/of heupartrose. Bij DTF kiest de therapeut aan de hand van de flowchart (bijlage 13) of de patiënt wordt geïncludeerd voor het voorlichtingsconsult. 3.3
Inclusie- en exclusiecriteria Inclusiecriteria: - Werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose - Weinig beperkingen activiteiten en/of participatie - Stoornissen/beperkingen bepaald door het gedrag - Klachten zijn in fysiek en cognitief perspectief en zijn bepalend voor het verlies over de mate van zelfcontrole met het klachtenbeeld artrose - Voldoen aan Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) Exclusiecriteria: - Afwezigheid werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose - Staat niet open voor verandering ten aanzien van de klachten - Diagnose artrose zonder beperkingen in activiteiten en/of participatie - Aanwezigheid ziekte-inzicht
3.4 Intake Tijdens de intake moet inzicht verkregen worden in het beweeggedrag van de patiënt. Dit kan door middel van anamnese of een door de cliënt ingevulde vragenlijst. Verder is de motivatie van de patiënt van belang ten aanzien van verandering van de klachten. Tevens zal tijdens de intake de educatiechecklist (bijlage 12) besproken worden.
6
3.5 Evaluatie Door de educatiechecklist (bijlage 12) wordt de voorlichting gestructureerd en kan per onderdeel worden afgevinkt als het betreffende onderwerp besproken is, eventueel met datum. Optioneel kan een 2e consult worden afgesproken indien de patiënt hierom vraagt. 3.6
Kwaliteitsindicatoren
Voorlichting/leefstijl Patiënteducatie
Middels educatiechecklist
Lichamelijke activiteit
-
-
-
% pat. dat is doorverwezen naar de fysiotherapeut % pat. dat is doorverwezen naar een beweegprogramma % pat. dat zelf is gaan sporten
Het % artrosepatiënten, binnen de regio, dat aangeeft voorgelicht te zijn over: ziektebeeld, medicijnen, leefstijladviezen conform educatielijst Het % artrosepatiënten dat meer is gaan bewegen en na 3 maanden is blijven bewegen
(Tabel 1: Kwaliteitsindicatoren voorlichtingsconsult)
7
Hoofdstuk 4. Het individuele programma 4.1 Doelstelling De doelstelling van het individuele programma is het voor de patiënt zo snel en optimaal mogelijk behalen van het wenselijke functie-, activiteiten- en participatieniveau, waarbij het zelfmanagement centraal staat. Deelname of hernieuwde deelname aan het beweegprogramma is wenselijk. In het therapeutische proces staan de volgende doelstellingen centraal: - Het optimaliseren van functies, activiteiten en participatie. - Het bereiken van inzicht in de aandoening artrose. - Het bevorderen van het adequaat omgaan met pijn en klachten (zelfmanagement). 4.2 De verwijzing De huisarts of medisch specialist verwijst. Op de verwijzing dient de werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose te staan. Aanvullende verwijsgegevens over mogelijk medicijngebruik van de patiënt en de aanwezig van co-morbiditeit, zijn wenselijk. De patiënt kan zonder verwijzing, via de DTF (Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie) naar de fysiotherapeut komen. Na de screening, anamnese en onderzoek stelt de fysiotherapeut de werkdiagnose artrose.(bijlage 14) Hierover wordt de huisarts geïnformeerd. 4.3
Inclusie- en exclusiecriteria Inclusiecriteria - Werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose - Voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond bewegen (NNGB, bijlage 2) - Niet voldoen aan de NNGB maar is niet in staat door beperking in functie o.b.v stoornissen/beperkingen, die bepaald zijn door pijn en/of gedrag, deel te nemen aan het beweegprogramma - Onvoldoende baat heeft bij enkel een voorlichtingsconsult. - Beperkingen in functie, activiteiten en/of participatie - Stoornissen/beperkingen bepaald zijn door pijn en/of gedrag - Klachten in fysiek en cognitief perspectief en bepalend voor het verlies van de mate van zelfcontrole met het klachtenbeeld artrose Exclusiecriteria - Afwezigheid van werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose - Het in aanmerking komen voor het beweegprogramma - Bij volstaan van het voorlichtingsconsult - Staat niet open voor verandering ten aanzien van de klachten - Diagnose artrose zonder beperkingen in functie, activiteiten en/of participatie (afwezigheid van behandelbare eenheden) - Sterk invaliderende artrose (Algofunctional index artrose heup: Vanaf een score van 8 t/m 12, bijlage 8)
4.4 Intake De groep patiënten die voor het individuele traject artrose heup en/of knie in aanmerking komt, is die groep van patiënten die de diagnose artrose heup en/of knie heeft en die voldoet aan de NNGB (bijlage 2). Bovendien kunnen deze patiënten moeite hebben met het zelfstandig ontwikkelen en/of in stand houden van een actieve copingstijl. Voor de intake (ná de evt. DTF screening) is er gedurende het fysiotherapeutisch diagnostisch proces, bij patiënten die consistent zijn in hun klachten, een puntenscore aan de anamnese en lichamelijk onderzoek voor de diagnostiek toe te kennen (zie bijlage 14). Bij een grenswaarde, met een score van minimaal 10 punten, wordt de werk- / waarschijnlijkheidsdiagnose artrose aan dat gewricht (knieartrose en/ of heup ) toegekend en is de patiënt te includeren voor therapie.
8
Bij het niet voldoen aan de NNGB maar waar lokale lichamelijke factoren (spierkracht heup en/of kniemusculatuur, stabiliteit en mobiliteit van knieartrose en/of heup) reden zijn om niet te kunnen deelnemen aan het beweegprogramma, zullen individuele therapeutische acties ondernomen worden binnen het individuele programma. Knie Anamnese Nederlandse norm gezond bewegen (bijlage 2) Patiënt Specifieke Klacht (bijlage 3) Knee society scale (bijlage 9)
Pijnmeting NRS (numerieke schaalverdeling 010)
Heup Anamnese Nederlandse norm gezond bewegen (bijlage 2) Patiënt Specifieke Klacht (bijlage 3) Algofunctional index voor artrose heup (bijlage 8) en bij verrichtingskeuze MT i.c.m. Harris Hip Score (bijlage 7) Pijnmeting NRS (numerieke schaalverdeling 0-10) (bijlage toevoegen + klinimetrische eigenschappen) Inspectie
Inspectie Palpatie ROM m.b.v. Goniometer ROM m.b.v. Goniometer Spierlengte testen onderste extremiteiten Spierlengte testen onderste extremiteiten 1 RM (bijlage 6) 1 RM (bijlage 6) Steepramp (bijlage 5) óf 6 minuten wandeltest Steepramp (bijlage 5) óf 6 minuten (bijlage 4) wandeltest (bijlage 4) Pacic (bijlage 10) Pacic (bijlage 10) Nottingham Heallth profile (bijlage 11) Nottingham Heallth profile (bijlage 11) (Tabel2: Meetinstrumenten individueel programma) 4.5
Therapeutisch proces
Patiëntprofiel A
De actieve ontstekingsreactie van het gewricht staat op de voorgrond. De belangrijkste klachten zijn pijn en stoornissen gerelateerd aan bewegen van knie en/of heup. Patiëntprofiel B De patiënt heeft episodes met klachten van pijn, stoornissen gerelateerd aan bewegen en geleidelijk ook in activiteiten. In het algemeen zoekt de patiënt zelf oplossingen voor zijn klachten en is er een hoge mate van zelfcontrole. Alleen tijdens een periode van (intensievere) klachten heeft hij extra begeleiding nodig. Patiëntprofiel C De patiënt heeft langdurige en/of chronische recidiverende klachten. De beperkingen en eventuele participatieproblemen staan centraal. De patiënt heeft vaak weinig tot geen zelfcontrole en zoekt weinig oplossingen voor zijn problemen. (Tabel 3: Bovenstaande overgenomen uit KNGF richtlijn artrose knie en/of heup 2005)13
9
Afhankelijk van de drie patiëntenprofielen en de locaties knieartrose en/of heupartrose zullen de therapeutische interventies worden gekozen. Patiëntenprofiel A Bij patiënten die voornamelijk kenmerken vertonen passende bij patiëntenprofiel A, zal de rol van de fysiotherapeut zich vooral richten op het verminderen van de stoornissen samenhangend met de actuele ontstekingsreactie en pijn.13 Deze kan bestaan uit een combinatie van pijnstilling, educatie, oefentherapie op geleide van overbelastingssymptomen. Specifiek voor de heup kan gelden, wanneer de belangrijkste klachten pijn en stoornissen gerelateerd aan bewegen zijn, dat manuele therapie voorkeur geniet ten opzichte van oefentherapie, eventueel in combinatie met oefentherapie. Patiëntenprofiel B Bij patiënten die voornamelijk kenmerken vertonen passende bij patiëntenprofiel B, zal de rol van de fysiotherapeut zich vooral richten op het stimuleren van activiteiten en functies. De patiënt zal over een bepaalde periode in de tijd gevolgd worden.13 Oefentherapie lijkt hier vooralsnog als voorwaardenscheppend de meest onderbouwde therapievorm.11 Specifiek voor de heup kan als voorwaardenscheppend manuele therapie de voorkeur genieten boven oefentherapie of een combinatie hiervan.12 Patiëntenprofiel C (Mogelijke indicatie voor deelname aan beweegprogramma) Patiënten die voornamelijk kenmerken vertonen passend bij patiëntenprofiel C, zal de rol van fysiotherapeut zich vooral richten op gedoseerde opbouw ten aanzien van A.D.L, sport, hobby en werk.13 Hier staat de toename van zelfcontrole centraal. Deelname aan het beweegprogramma kan overwogen worden ondanks de aanwezigheid van het voldoen aan de NNGB. Het individuele traject zal dan louter dienen als voorwaardenscheppend voor deelname aan het beweegprogramma met verrichtingen gegeven zoals hierboven genoemd onder de patiëntenprofielen A en B. 4.6 Evaluatie en uitstroom Afhankelijk van het vooraf bepaalde en tijdens de behandeling mogelijk veranderde patiëntenprofiel zal algemeen bij het bereiken van de door de patiënt vooraf gestelde behandeldoelen en subdoelen de behandeling kunnen worden beëindigd of worden bijgesteld. Dit kan gebeuren door het resultaat tussentijds te evalueren aan de hand van de gestelde doelen en het activiteitenniveau van de patiënt. Evaluatie vindt plaats door middel van hertesten van baseline metingen. 4.7 Vervolgbehandeling Er zal moeten worden gezocht naar de best mogelijke en geschikte- en/of wenselijke beweegactiviteiten voor de patiënt. Dit kan in vorm van de reguliere sportvoorzieningen met op maat gesneden adviezen met betrekking op de (nog) aanwezige klachten en/of symptomen. Wenselijk is een nauwere samenwerking met bestaande sportcentra in de regio. 4.8
Terugverwijzing - Wanneer er een niet pluis situatie bestaat/ontstaat - Wanneer tijdens behandeling ontstekingsreacties blijven bestaan - Wanneer pijn een persisterende klacht blijft of door de therapeutische verrichtingen geen of te weinig resultaat wordt geboekt. - De mate van artrose dusdanig invaliderend is dat er geen objectieve verbetering te verwachten valt.
10
4.9
Kwaliteitsindicatoren
Parameter
registratie Proces
Patiënteducatie
Lichamelijke activiteit
Middels educatiechecklist
-
Patiënttevredenheid
Pacic
Kwaliteit van leven
NHP (Nottingham Health Profile) PSK-lijst Algofunctional +VAS
Zelfredzaamheid
- % pat. dat is doorverwezen naar de fysiotherapeut - % pat. dat is doorverwezen naar een beweegprogramma - % pat. dat zelf is gaan sporten
Uitkomst Het % artrosepatiënten, binnen de regio, dat aangeeft voorgelicht te zijn over: ziektebeeld, medicijnen, leefstijladviezen conform educatielijst Het % artrosepatiënten dat meer is gaan bewegen en na 3 maanden is blijven bewegen
Aantal patiënten dat tevreden is over de artrosezorg volgens de zorgstandaard Aantal patiënten dat kwaliteit van leven minimaal als voldoende beschouwt. Aantal patiënten dat ervaart dat de zelfredzaamheid in ieder geval gelijk is gebleven of verbeterd is. (minstens 2 metingen)
(Tabel 4: Kwaliteitsindicatoren individueel programma)
11
Hoofdstuk 5. Het beweegprogramma 5.1 Doelstelling De doelstelling van het beweegprogramma ‘artrose’ is bewegingsstimulering, reactivering en zelfmanagement. Een beweegprogramma artrose richt zich op het bevorderen van een actieve leefstijl. Een actieve leefstijl is daarbij geoperationaliseerd in de vorm van voldoen aan de Nederlandse Normen Gezond Bewegen en/of aan de fitnorm (bijlage 2). Het einddoel van een beweegprogramma is o.a. het specifiek realiseren van de Nederlandse beweegnormen. Hiervoor is een zelfmanagement programma binnen het beweegprogramma aan te raden. Een zelfmanagement programma voor patiënten met een chronische aandoening, is een interventie gericht op de individuele mogelijkheden van een patiënt om zelfstandig om te gaan met symptomen, behandeling, fysieke en psychosociale consequenties en noodzakelijke gedragsveranderingen als gevolg van het leven met een chronische aandoening.17 Zelfmonitoring en eigen besluitvorming vanuit perspectief van de patiënt zijn daarbij belangrijk.7 Lichaamsbeweging kan leiden tot een verbetering van het maximale aërobe duuruithoudingsvermogen, een vergroting van de spierkracht, een verlaging van het lichaamsgewicht en een verhoging van het algemene welbevinden. Daarnaast kan de kans op het ontstaan van bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, osteoporose, diabetes mellitus 2, overgewicht, dikke darmkanker, angst en depressie afnemen.16 Regelmatige lichaamsbeweging heeft ook bij mensen met artrose dezelfde positieve effecten als bij mensen zonder handicap of ziekte.6 Voor mensen met artrose geldt dat door beweging de kwaliteit van het kraakbeen mogelijk positief kan worden beïnvloed. In een rapport van de Gezondheidsraad (2003) over oefentherapie is op basis van drie literatuurstudies geconcludeerd dat de fysiotherapeutische interventie in de vorm van oefentherapie, opgebouwd uit kracht-, strekking- en functionele oefeningen, op korte termijn (<3 maanden) effectief is bij patiënten met artrose van de knie ten opzichte van geen behandeling.9 Dit betreft een klein tot middelgroot effect van de fysiotherapeutische interventie in de vorm van oefentherapie ten aanzien van pijn. Kleine positieve effecten op de uitkomstmaten betreffende geobserveerde en gerapporteerde beperkingen. Een middelgroot tot groot positief effect zoals dat wordt ervaren door de patiënt. In een zelfde studie werd gevonden dat oefentherapie bij heupartrose mogelijk effectief is. Een beweegprogramma is opgebouwd uit onder andere oefentherapie. De langetermijneffecten van regelmatig bewegen bij artrose kunnen zijn: - In stand houden of vergroten van de mobiliteit van (aangedane) gewrichten - Verminderen van de pijnklachten - Vergroten van het (lokale) spieruithoudingsvermogen - Vergroten van het lichamelijke prestatievermogen - Mogelijke verbeteren van de kraakbeenvoeding - Verminderen van het vetpercentage en daarmee een gunstig effect op het lichaamsgewicht - Gunstig effect op de bloeddruk - Verminderen van het risico op hart- en vaatziekten - Verminderen van de concentratie van vetten in het bloed (zoals cholesterol) - Afname van beperkingen - Vergroten van de stabiliteit van (aangedane) gewrichten - Verbeteren van de balans van de cliënt - Verbeteren van de coördinatie van (aangedane) gewrichten - Verbeteren van de houding van de cliënt - Verbeteren van het psychosociaal functioneren (algemeen welbevinden, stress, kwaliteit van leven en fitheidgevoel)
12
- Vergroten van de botdichtheid Het beweegprogramma artrose richt zich op mensen met artrose van heup en/of knie die onvoldoende lichamelijk actief zijn en/of waarvoor het ontwikkelen of in stand houden van een actieve leefstijl problematisch is. Daarbij ligt de mogelijke winst voor de patiënt in eerste instantie op het gebied van de algemene gezondheid en een afname van (mogelijke) klachten zoals pijn, stijfheid en beperkingen. Om deze reden is het tevens van belang dat: - De zelfredzaamheid van de patiënt wordt vergroot. De patiënt heeft vaardigheden geleerd om zelfstandig een plan te maken om het oppakken van activiteiten te onderhouden en uit te breiden - De patiënt winst ervaart van het programma o Toename in spierkracht, uithoudingsvermogen en/of coördinatie o Toename dagelijks activiteitenniveau o Toename sociale participatie - De winst van de patiënt persoonlijk relevant en belangrijk is (individuele doelen die aansluiten bij de individuele wensen) - De patiënt tevreden is over het bereikte resultaat - De patiënt plezier in bewegen terugkrijgt en/of behoudt - De patiënt kennis over zijn aandoening bezit - De toekomstige knelpunten om zelf actief te blijven bekend zijn bij de patiënt en dat eventuele oplossingen en/of manieren hiermee om te gaan besproken zijn - De omgeving van de patiënt actief betrokken wordt4 5.2 De verwijzing Het beweegprogramma artrose richt zich op mensen met knieartrose en/of heupartrose die onvoldoende lichamelijk actief zijn en waarvoor het ontwikkelen of in stand houden van een actieve leefstijl problematisch is. Patiënten kunnen alleen op reguliere wijze instromen in een beweegprogramma via een verwijzing van de huisarts of medisch specialist.4,5,13 Patiënten die zich via de weg directe toegankelijkheid fysiotherapie (DTF) aanmelden, dienen eerst gescreend te worden op risico-indicatoren en/of contra-indicaties voor behandeling. Na het besluit pluis, kunnen deze patiënten op grond van een intake geïncludeerd worden voor de behandeling volgens een beweegprogramma en zullen hiervoor een verwijzing nodig hebben van de huisarts of medisch specialist. 5.3 De intake / selectie van patiënten Tijdens het eerste consult wordt onderzocht en gemeten of de patiënt, die aan de medische diagnose artrose lijdt, geïncludeerd kan worden voor het beweegprogramma artrose. Indien er tijdens het eerste consult exclusiecriteria aanwezig zijn, zal dat leiden tot indicatiestelling voor het voorlichtingstraject, individueel therapeutisch traject en/of terugverwijzing naar de medische specialist/verwijzer. De volgende tests worden tijdens de intake uitgevoerd:
13
• Nederlandse norm gezond bewegen (bijlage 2) • Patiënt Specifieke Klacht (bijlage 3) • 6 minuten wandel/looptest (bijlage 4) • De Steepramp (bijlage 5) • 1 RM (bijlage 6) • Harris Hip Score (bijlage 7) • Algofunctional index voor artrose heup (bijlage 8) • Knee society scale (bijlage 9) • Pacic (bijlage 10) • Nottingham Health profile (bijlage 11) • Het realiseren en/of handhaven van een actieve coping stijl (Tabel 5: Meetinstrumenten beweegprogramma) 5.4 Inclusie/exclusie Diagnose stelling De doelgroep patiënten die voor het beweegprogramma artrose heup en/of knie in aanmerking komt, is die groep van patiënten: - Met de werkdiagnose knieartrose en/of heupartrose - Die niet voldoen aan de NNGB en/of fitnorm (bijlage 2) - Die moeite heeft het zelfstandig ontwikkelen en/of in stand houden van een actieve coping stijl - De werkdiagnose artrose heup en/of artrose knie wordt toegekend en die consistent zijn in hun klachten - Die een minimale score van minimaal 10 punten heeft (bijlage 14) Beweegprogramma Inclusiecriteria - De werkdiagnose artrose bevestigd door een arts - De patiënt is op stoornisniveau in staat om op een verantwoorde manier te bewegen. - Afwezigheid van de NNGB - Aanwezigheid van NNGB i.c.m. het niet kunnen realiseren en/of handhaven van een actieve coping stijl Exclusiecriteria - Aanwezigheid van toenemende co-morbiditeit problemen tijdens deelname aan het beweegprogramma of bij lichamelijke inspanning - Aanwezigheid van psychologische factoren die belemmerend zijn voor deelname het beweegprogramma - Exclusie van deelname aan het beweegprogramma vindt plaats indien er tussen het vaststellen van de inclusie criteria en het starten van het beweegprogramma een periode langer dan 6 maanden bestaat - Indien er wel sprake is van stoornissen in functies, zal er eerst een therapeutisch traject volgens de KNGF-richtlijn worden ingezet (conform patiëntenprofiel A en/of B tabel 3)
14
5.5 Behandeling Voor de vervolgbehandeling beweegprogramma is het van belang dat er op een transparante en uniforme wijze zorg wordt aangeboden, die een gunstig effect heeft op de algemene gezondheidstoestand van mensen met of zonder chronische aandoeningen als artrose. Om gezondheidseffecten te realiseren dient een beweegprogramma gegeven te worden volgens het construct en concept van beweegprogramma artrose van het KNGF.5 Vanuit de historie onderscheidt de fysiotherapeut zich van andere zorgaanbieders door de competentie; gespecialiseerd te zijn in het begeleiden van mensen met een verminderde belastbaarheid van het bewegingsapparaat, van o.a. ook chronische zieken en ouderen. De focus van de fysiotherapeut ligt met het aanbieden van het beweegprogramma op het gebied van het structureel beïnvloeden van het beweeggedrag van de patiënt. 5.6 Evaluatie, aanpassing en uitstroomcriteria van het beweegprogramma Een belangrijk onderdeel van de evaluatie is het nagaan of de persoonlijke streefdoelen van de patiënt gehaald zijn. Aan het einde van het beweegprogramma zullen de baseline metingen, die vooraf aan het beweegprogramma zijn afgenomen, herhaald worden om een uitspraak te kunnen doen over het behaalde resultaat voor de patiënt. (tabel 5) Behaalde resultaten na beëindigen van het 3 maanden durende beweegprogramma of wanneer deze vroegtijdig zijn bereikt kan er besloten worden voortijdig uit te stromen. Om vroegtijdig uit te kunnen stromen moet minimaal aan de volgende punten worden voldaan: 1. Voldoen aan de NNGB. 2. PSK moet minimaal een numerieke verbetering geven van 2,5 punten. M.b.t. aanpassing van het beweegprogramma kunnen tussentijds enkele baseline metingen herhaald worden afgenomen voor het bijstellen van het individuele trainingsprogramma zoals de VO2 max. meting d.m.v.de 6 minuten wandeltest (bijlage 3) of de steepramptest (bijlage 5) en de kracht d.m.v 1RM (bijlage 6), de NNGB en PSK. 5.7
Kwaliteitsindicatoren
Parameter
registratie
Patiënteducatie
Lichamelijke activiteit
-
Patiënttevredenheid
Pacic
Kwaliteit van leven
NHP (Nottingham Health Profile)
Zelfredzaamheid
PSK-lijst Algofunctional +VAS
Proces
Uitkomst
Middels educatiechecklist
Het % artrosepatiënten, binnen de regio, dat aangeeft voorgelicht te zijn over: ziektebeeld, medicijnen, leefstijladviezen conform educatielijst Het % artrosepatiënten dat meer is gaan bewegen en na 3 maanden is blijven bewegen
- % pat. dat is doorverwezen naar de fysiotherapeut - % pat. dat is doorverwezen naar een beweegprogramma - % pat. dat zelf is gaan sporten
Aantal patiënten dat tevreden is over de artrosezorg volgens de zorgstandaard Aantal patiënten dat kwaliteit van leven minstens als voldoende beschouwt. Aantal patiënten dat ervaart dat de zelfredzaamheid in ieder geval gelijk is gebleven of verbeterd is.(minstens 2 metingen)
(Tabel 6: Kwaliteitsindicatoren beweegprogramma)
15
Nazorg Er zal moeten worden gezocht naar de best mogelijke, geschikte en/of wenselijke beweegactiviteiten voor de patiënt. Dit kan in de vorm van de reguliere sportvoorzieningen met, eventueel, op maat gesneden adviezen met betrekking tot de (nog) aanwezige klachten en/of symptomen. Wenselijk is een nauwere samenwerking met bestaande sportcentra en sportclubs/verenigingen in de regio en uitbereiding van de sociale kaart vanuit gemeenten.
16
Hoofdstuk 6. Randvoorwaarden 6.1 Organisatie / logistiek De fysiotherapeutische beweeginterventie artrose wordt organisatorisch bij FOZL, Fy‘net en FyWest ondergebracht. Zij zorgen ieder afzonderlijk voor samenwerking met de andere disciplines die bij de ketenzorg voor artrose betrokken zijn. Dit zijn diëtisten, orthopeden, huisartsen, ergotherapeuten, nurse practitioners en patiëntenorganisatie. Deze disciplines zullen binnen de artrosezorg hun werkzaamheden op elkaar afstemmen. De fysiotherapeutische beweeginterventie artrose dient regiodekkend te zijn over FOZL, Fy‘net en FyWest. De fysiotherapeuten / fysiotherapiepraktijken die participeren in het fysiotherapeutische beweeginterventie artrose dienen aan een aantal eisen te voldoen. Deze eisen zijn in drie aandachtsgebieden onder te verdelen. Eisen met betrekking tot de deelnemende fysiotherapeut: - CKR-registratie - Specifieke artrosescholing (zie 6.3) - Werkzaam in de regio FOZL, Fy’net en FyWest. - Reanimatie diploma of BLS (Basic Life Support) of BHV diploma of EHBO diploma aanwezig - Bekend met conditie testen (6mwt /steepramptest) - Bekend met krachttesten (manueel, quadricepskracht d.m.v. handheld-dynamometer of krachtapparatuur of materialen) - Bekend met de interpretatie van testresultaten en vragenlijsten - Bekend met de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en normen voor fitheid - Bekend met het opstellen van trainingsschema’s voor artrosepatiënten - Bekend zijn met de principes van bewegingsstimulering en fasen van gedragsverandering - Bekend met het geven van individuele beweegadviezen Eisen met betrekking tot de inrichting - Ruimte Oefenzaal met voldoende ruimte (minimaal 25 m2 ); ruimte voor warming-up en functionele oefeningen, ruimte voor apparatuur, afzonderlijke behandelruimte. Bij uitvoering van 6mwt moet de oefenzaal of -gang minstens 10 meter lang en 1,25 meter breed zijn, de ruimte moet beschikken over een geschikte vloer (licht verend, geen hoogpolig tapijt, niet te glad i.v.m. gevaar voor uitglijden) Apparatuur/materiaal 1. Cardio-apparatuur (minimaal één geijkte fietsergometer) 2. Multifunctionele krachtapparatuur of materiaal (voor training onderste en bovenste extremiteit en romp) 3. Weegschaal 4. Lengtemeter 5. Hartslagmeter 6. Saturatiemeter (optioneel) 7. Borg-schalen (oorspronkelijke of gemodificeerde versie) voor subjectieve belasting (zie bijlage 15) 8. Oefenmateriaal voor functionele training en mobiliteitstraining 9. Voor de 6mwt: stopwatch, 2 pionnen, meetlint, stoel Eisen met betrekking tot de uitvoering - Mogelijkheid om een maximale inspanningstest uit te laten voeren in de nabije omgeving door bijvoorbeeld een longarts, cardioloog, sportarts of inspanningsfysioloog op verwijzing van de huisarts
17
-
De gebruikte testapparatuur en oefenmaterialen moeten geijkt en onderhouden zijn Goede bereikbaarheid en toegankelijkheid van de praktijk voor chronische zieken Beschikken over een operationeel calamiteitenplan Beschikken over een goede EHBO-kist Goede bereikbaarheid voor hulpdiensten (ambulance) Goede informatieverschaffing aan de patiënten Goede controle tijdens en na testen en het uitvoeren van bewegingsactiviteiten Aansprakelijkheidsverzekering die genoemde activiteiten afdekt
6.2 Communicatie en registratie Over de communicatie tussen en verslaglegging voor de andere disciplines dienen FOZL, Fy’net en FyWest nog afspraken te maken. 6.3 Deskundigheidsbevordering Deelname aan de “fysiotherapeutische interventie bij knieartrose en heupartrose” vereist specifieke scholing (6.1). FOZL, Fy’net en FyWest zijn eindverantwoordelijk voor de deskundigheidsbevordering en visitatie van de deelnemende fysiotherapeuten. Bij de deelnemende fysiotherapeut dient dus een competentie aanwezig te zijn, waarmee hij in staat is om de artrose patiënt als specialist van het bewegingsapparaat op korte en lange termijn te begeleiden. Hij dient ook kennis te hebben van theorieën over gedragsverandering, van factoren die van invloed zijn op de bereidheid tot een gedragsverandering, operante-, cognitieve- en sociale leertheorieën. Op vaardigheidsniveau dient de fysiotherapeut in staat te zijn om psychosociale factoren te herkennen in de intake en/of gedurende het behandeltraject, educatie (in groepsverband) te geven (communicatieve en didactische vaardigheden), de patiënt te begeleiden bij het nemen van beslissingen, het kiezen en stellen van doelen, een opbouw te realiseren volgens gedragsmatige principes. Het gewenste gedrag te bekrachtigen en om te gaan met pijngedrag en de “self-efficacy” te stimuleren. Voor zijn specialisme kan de fysiotherapeut deze nieuwe competenties ontlenen aan een aanvullende scholing, middels de module “beweegprogramma artrose” van het KNGF. Op basis van dit document zijn de onderstaande leerdoelen geformuleerd voor de fysiotherapeuten die willen participeren in het beweegprogramma artrose. Deze leerdoelen worden door FOZL, Fy’net en FyWest aan een aantal opleidingsinstituten aangeboden om de mogelijkheden te inventariseren om een kwalitatief goede scholing in de regio aan te bieden. De fysiotherapeuten worden geacht om: - Kennis te hebben van de fysiologie en pathologie van artrose - Kennis te hebben van de oorzaken en ernst van de aandoening - Bekend te zijn met de principes van bewegingsstimulering en fasen van gedragsverandering - BHV’er in hun directe aanwezig te hebben - Bekend te zijn met de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en normen voor fitheid - Een werk diagnose artrose heup en/of artrose knie te kunnen formuleren - Kennis te hebben van meetinstrumenten - Conditie en krachttesten te kunnen afnemen - Test resultaten te kunnen interpreteren - Artrose patiënten te kunnen onderzoeken - Behandeldoelen te kunnen formuleren - Trainingsschema’s voor patiënten met artrose te kunnen opstellen - Behandelingen te kunnen uitvoeren - Individuele beweeg adviezen te kunnen geven
18
6.4
Financiering beweegprogramma
Voor de financiële uitwerking van het beweegprogramma wordt gebruik gemaakt van het model keten DBC artrose en het model fysiotherapeutische behandeling van patiënten met artrose. a. Intake De intake is een eenmalige gebeurtenis en vindt plaats om een duidelijk beeld te krijgen van de mogelijkheden van de patiënt en welke behandeling geïndiceerd is. Dit consult duurt één uur. b. Deelname beweegprogramma 1.Individueel: Na de intake ontvangt de patiënt gedurende 1 maand een individueel programma waarvan 2 trainingen in de praktijk plaatsvinden en de patiënt een training zelfstandig thuis uitvoert. De trainingen in de praktijk duren ieder afzonderlijk 1 uur. In totaal behelst het individuele programma per patiënt 8 uur fysiotherapie. 2.Groepstraject: Het groepstraject vindt plaats in 40 zittingen van één uur gedurende twee keer per week. De groepsgrootte bedraagt 3 of 4 patiënten. 3.Nazorg: Dit product in groepsverband is voor een klein gedeelte van alle artrose patiënten en zal per 3 jaar maximaal 18 zittingen bedragen van 1 uur.
19
Referenties
1. Groot, de IB, Bussmann JB, Stam HJ, Verhaar JA. Actual every day Physical activity in patients with end stage hip or knee osteoarthritis compared with healthy control, 2008 april:16 (4):436-43 2. Bierma. Brace treatment for osteoarthritis of the knee, Pubmed, 2007. 3. Bernards, Hagenaars en Oostendorp, 1996 4. Beweeginterventie Artrose embargo, KNGF, versie juli 2008. 5. Beweegprogramma artrose KNGF, 2005. 6. CBO richtlijn Diagnostiek en behandeling evn heup- en knieartrose, kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg CBO, 2007. 7. Chodosh Joshua, MD, MSHS; Sally C. Morton, PhD; Marika J. Suttorp, MS; and Paul G. Shekelle, MD, PhD; Self-Management Education for Osteoarthritis; 18 April 2006 | Volume 144 Issue 8 | Pages 617-618. 8. Dionne CE, Koepsell TD, Korff M van, Deyo RA, Barlow WE, Checkoway H. Predicting long- term functional Limitations among back pain patients primary care settings. J Clin Epidemiol 1997;50:31-43 9. Gezondheidsraad 2003: publicatienummer 2003/22 ISBN 90-554-506-9. 10. http://www.rivm.nl/vtv/object_map/o2463n21475.html. 11. http://www.fysiopedia.nl/Coxarthrose 12. Comparison of manual therapy and exercise therapy in osteoarthritis of the hip: a randomized clinical trial. Hoeksma HL, Dekker J, Ronday HK, Heering A, van der Lubbe N, Vel C, Breedveld FC, van den Ende CH. Leyenburg Hospital, The Hague, the Netherlands. (2004 Oct 15;51(5):722-9.
[email protected] 13. KNGF richtlijn artrose heup-knie, 2005. 14. de Moree JJ, Jongert T, van der Poel G. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum: 2006. 15. Transmuraal Artrose Zorgmodel, Stichting Beyaert Robuust Limburg, februari 2009. 16. Warburton Health benefits of physical activity: the evidence: Darren E.R. Warburton, Crystal Whitney Nicol and Shannon S.D. Bredin
[email protected]. 17. Barlow, J.H., Williams, R.B., Wright, C. (1997), "Improving arthritis self-management in older adults: just what the doctor didn’t order", British Journal of Health Psychology, Vol. 2 No.2, pp.175-85..
20
Bijlage 1
Werkgroepleden Dhr. E. Claassen, fysio- en manueel therapeut Cadier en Keer en namens Fy’net Mw. I. Klein Goldewijk, Stichting Beyaert Robuust Limburg Dhr. M. Robijns, fysio- en manueel therapeut Heerlen- Noord en namens FOZL (tot 1 oktober 2009) Dhr. E. Schoutrop, fysio- en manueel therapeut Kerkrade en namens FOZL Dhr. J. van Stokkom, fysiotherapeut Spaubeek en namens FyWest Mw. C. Vorstenbosch, fysiotherapeut/bewegingswetenschapper FysioFitAnnadal, Maastricht en namens Fy’net
21
Bijlage 2 Wat is de Nederlandse beweegnorm? De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) is in 1998 vastgesteld en werd afgeleid van internationale richtlijnen. De norm verschilt per leeftijdsgroep en is vastgesteld op minimaal 5 dagen in de week 30 minuten matig intensief bewegen. Deze 30 minuten mogen in verschillende blokken uitgevoerd worden (bijvoorbeeld 3 x 10 minuten per dag past ook binnen deze norm). De NNGB per leeftijdsgroep:
Jeugd (< 18 jr.) Volwassen(18-55 jr.) 55-plussers
Licht intensief <5 MET <4 MET <3 MET
Matig intensief 5-8 MET 4 - 6,5 MET 3 - 5 MET
ACTIVITEIT Rust (liggen, zitten, ontspannen staan, eten, spreken) Autorijden, piano spelen, computeren, typen Wandelen 4 km/uur Wandelen 5 km/uur Fietsen 10-12 km/uur Fietsen 16 km/uur Zwemmen (crawl) 1 km/uur Zwemmen (crawl) 3 km/uur Rennen/joggen
Intensief ≥ 8 MET ≥ 6,5 MET ≥5 MET
MET-waarde 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 6.5 5.0 20.0 8.0
Bij de beoordeling van het voldoen aan de NNGB is te beantwoorden met ja/nee Fitnorm Circa 24 procent van de Nederlanders beweegt drie maal per week gedurende 20 minuten intensief (fitnorm). Mannen voldoen vaker aan de fitnorm (27 procent) dan vrouwen (21 procent). Met het vorderen van de leeftijd daalt het percentage mensen dat aan de fitnorm voldoet en stijgt het percentage mensen dat niet intensief beweegt. Hoogopgeleiden voldoen vaker aan de fitnorm dan laagopgeleiden.
22
Bijlage 3 Patiënt Specifieke Klachten, PSK (Beurskens 1996) Toelichting voor de fysiotherapeut: De PSK kan worden toegepast om de functionele status (activiteitenniveau) van de individuele patiënt te bepalen. Er is een lijst van voorbeeldactiviteiten bijgevoegd, maar de patiënt mag ook andere activiteiten kiezen. De patiënt selecteert de 3 belangrijkste klachten op het gebied van fysieke activiteiten, deze moeten voor hem/haar persoonlijk relevant zijn. Dit betekent dat de patiënt deze activiteiten regelmatig uitvoert en hij/zij er hinder van ondervindt. De mate van hinder wordt gescoord op een 11 puntsschaal. Doel: De PSK kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden: 1. Inventariserend/diagnostisch: de keuze van de activiteiten kan u als fysiotherapeut tijdens de anamnese helpen bij het vaststellen van de specifieke hulpvraag van de patiënt. Tevens kan de activiteitenkeuze u helpen bij het opstellen van een behandelplan voor de individuele patiënt. 2. Evaluatief: het verschil in score tussen het begin en einde van de behandeling kan aan de patiënt en u inzicht geven in de behaalde vooruitgang. Doelgroep: De PSK is bij verschillende (chronische) patiëntcategorieën te gebruiken. Het principe is telkens hetzelfde maar het soort activiteiten varieert per categorie. Uitvoering: Laat de patiënt zo specifiek mogelijk de activiteit beschrijven en zoveel mogelijk kwantificeren in tijd, gewicht etc. Bijvoorbeeld bij het poetsen: “moeite met lang (> 10 minuten) gebukt staan”. Elke patiënt mag ook andere, eigen specifieke activiteiten extra invullen. Wanneer de patiënt moeite heeft met het ‘bedenken’ van activiteiten, kan hij tot aan de volgende afspraak ‘bedenktijd’ krijgen waarin hij goed na kan gaan wat zijn specifieke probleemactiviteiten zijn. Bij de tweede afspraak volgt dan de definitieve selectie. NB. Patiënten mogen geen activiteiten selecteren die ze vermijden omdat van deze het effect niet kan worden geëvalueerd. Toelichting voor de patiënt: Uw klachten hebben invloed op de activiteiten en bewegingen die u dagelijks doet en moeilijk te vermijden zijn. De gevolgen van deze klachten zijn voor iedereen verschillend. Elk persoon zal bepaalde activiteiten en bewegingen graag zien verbeteren door de behandeling. Hieronder staan een aantal activiteiten en bewegingen als voorbeeld. Probeer de activiteiten te herkennen waar u de afgelopen week door uw klachten moeilijkheden mee had. Kleur of kruis het bolletje aan voor deze activiteit. We vragen u problemen aan te kruisen die u heel belangrijk vindt en die u het liefst zou zien veranderen in de komende weken.
23
U mag voor u belangrijke activiteiten opschrijven zoals b.v.: 0 tillen 0 op bezoek gaan bij familie, vrienden of kennissen 0 uitgaan 0 seksuele activiteiten 0 uitvoeren van werk 0 uitvoeren van hobby’s 0 uitvoeren van huishoudelijk werk0 sporten 0 op reis gaan 0 fietsen 0 wandelen 0 traplopen 0 andere activiteiten……………………. 5 Belangrijkste activiteiten zijn: 1. 2. 3. 4. 5. PSK scoreformulier: Naam: Datum: Selecteer de 3 belangrijkste activiteiten (moeilijk uitvoerbaar en vaak voorkomend) en rangschik ze naar mate van belangrijkheid: 1. …………………………………………………………………………… 2. ……………………………………………………………………………. 3. .…………………………………………………………………………… Extra: ………………………………………………………………………… Invulvoorbeeld Activiteit: wandelen Scoort u 0, dan kost het wandelen u geen enkele moeite geen enkele moeite 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 onmogelijk Scoort u 10, dan is het wandelen onmogelijk voor u geen enkele moeite 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 onmogelijk
Score van de eerste 3 activiteiten Activiteit 1: ……………………………………………………………………… Hoe moeilijk was het voor u in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren? geen enkele moeite 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 onmogelijk
24
Activiteit 2: ……………………………………………………………………… Hoe moeilijk was het voor u in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren? geen enkele moeite 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 onmogelijk Activiteit 3: …………………………………………………………………… Hoe moeilijk was het voor u in de afgelopen week om deze activiteit uit te voeren geen enkele moeite 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 onmogelijk
25
Bijlage 4 Protocol 6-Minuten Wandeltest (6MWT) 1. Zoek een geschikte locatie voor de test en zet een parcours (van … meter) uit. Zorg er voor dat de ruimte waarin de test wordt afgenomen vrij is van obstakels. 2. Zorg dat de proefpersoon uitgerust aan de test kan beginnen. Neem de roefpersoon zo nodig in een rolstoel mee naar de plaats van de test. 3. Laat de proefpersoon een hartslagmeter dragen. 4. Noteer voor aanvang van de test de hartslag en de bloeddruk van de proefpersoon. 5. Geef de proefpersoon de volgende instructie: “Het doel van deze looptest is het bepalen van uw maximale loopafstand in 6 minuten. Het is de bedoeling dat u gaat proberen om in 6 minuten tijd zo veel mogelijk meters af te leggen op dit parcours. U bepaalt zelf uw looptempo. U mag tijdens de test rusten en weer beginnen met lopen wanneer u daartoe in staat bent. Ik zal u regelmatig aanmoedigen. Ook zal ik regelmatig uw hartslag en de afgelegde afstand noteren. Probeer dus zo veel mogelijk meters af te leggen.” 6. Controleer of de proefpersoon de instructie heeft begrepen. 7. Aanmoediging standaard na elke ½ minuut in de vorm van:“Goed zo, ga zo door, probeer vol te houden, probeer zo veel mogelijk meters af te leggen, nog … minuten.” 8. Noteer elke afgelegde ronde en noteer elke 2 minuten de hartslag van de proefpersoon. 9. Noteer direct na afloop van de test de hartslag, bloeddruk en afgelegde afstand. 10. Laat de patiënt even uitwandelen en vraag dan naar de Borgscore voor vermoeidheid. 11. Deze test moet bij elk meetmoment 2 keer herhaald worden met voldoende tussenpauze om storende vermoeidheidseffecten te vermijden. Tijdens de test moet altijd hetzelfde parcours gebruikt worden en de test moet altijd in dezelfde ruimte worden uitgevoerd, met een zelfde temperatuur en luchtvochtigheid.
6MWT omreken formule voor bepalen Vo2 Max:
Mannen en vrouwen: 0,1x loopsnelheid+3,5
26
Bijlage 5 Steepramp test (Vo2 Max): Voordelen: Snel oplopend protocol: Lage cardio-pulmonale belasting Korte testtijd, geschikt voor fysiotherapiesetting Kan maandelijks worden gebruikt om training bij te stellen Ook geschikt voor hartfalen/COPD patienten Dient als uitgangspunt voor Ins-en Outs training Matriaal: Ergometer Uitvoering 3 min. warm fietsen op 15 W elke 10 seconden 25 W toename Einde test indien trapfrequentie <60rpm Bereken formule Steepramp Vo2Max: Mannen: (0,023 X Lichaamslengte in cm) + (0,017 X Lichaamsgewicht in KG) – (0,031 X Leeftijd – 0,332) Bij vrouwen: (0,0158 X Lichaamslengte in cm) + ( 0,00899 X Lichaamsgewicht in KG) – (0,027 X Leeftijd + 0,207)
Omrekening naar gewone ramptest Steepramp uitslag x 0,57 + 26,14
27
Bijlage 6 Hoe is de 1RM (1 repetitie maximaal) te berekenen? De 1RM is het maximale gewicht dat je kunt tillen in een specifieke oefening met 1 herhaling (technisch goed uitgevoerd). Omdat dit gewicht niet precies te meten is, wordt het geschat door middel van de 1RM submaximaal test. Het principe is dat je een gewicht kiest bij een bepaalde oefening en daar het maximale uit haalt (dus zoveel mogelijk herhalingen, tot je niet meer kunt). Door middel van onderstaande tabellen kun je uitrekenen wat je 1RM is. Onder de conversietabel leggen we uit hoe je dit uit kunt rekenen en hoe hiermee verder kunt gaan in je training. Herhalingen
% van je 1 RM
1
100 %
2-3
95 %
3-4
90 %
4-6
85 %
6-8
80 %
9-11
75 %
12-15
70 %
15-19
65 %
18-24
60 %
24-30
55 %
28-34
50 %
Herhalingen tellen alleen als de techniek perfect is uitgevoerd. Als je de oefening nogmaals herhaalt en de techniek daarbij niet goed is, moet je deze herhaling niet meetellen. We zullen dit illustreren aan de hand van een voorbeeld Stel je doet 30 kilogram op de Lat Machine en na 10 herhalingen kun je de stang niet meer naar beneden krijgen. Op basis hiervan kun je je 1RM uitrekenen voor de Lat Machine (de 1RM is namelijk verschillend voor verschillende machines en oefeningen met vrije gewichten). 10 herhalingen is 75% van de 1RM (zie tabel). Dus 75% van je 1 RM is 30 kilogram, maar je wilt 100% weten van je 1 RM. Als 75% 30 kilogram is, dan is 100% 40 kilogram (30 / 75 * 100).
28
Bijlage 7 HARRIS HEUP SCORE FORMULIER Ingevuld door: Datum van invullen: Preoperatief / Postoperatief 6wkn 3mnd 6mnd 1jr 2jr Heup links / rechts PIJN (44 punten mogelijk) geen pijn soms lichte pijn, geen invloed op ADL lichte pijn, geen invloed op ADL, soms pijnstiller matige pijn, enige beperking in ADL, soms sterke pijnstiller ernstige pijn, ernstige beperking in ADL totaal geinvalideerd, pijn in bed, bedlegerig FUNCTIE (47 punten mogelijk) A Manken Geen Licht Matig Ernstig B Steunmiddelen Geen wandelstok voor lange wandelingen wandelstok altijd één elleboogskruk twee wandelstokken twee elleboogskrukken niet in staat om te lopen C Loopafstand Onbeperkt 1 kilometer 500 meter alleen binnenshuis bed en stoel D Traplopen normaal, zonder gebruik leuning normaal, met gebruik leuning op wat voor manier dan ook niet in staat om trap te lopen E Aan- en uittrekken schoenen en sokken met gemak met moeite
44 40 30 20 10 0
11 8 5 0 11 7 5 3 2 0 0 11 8 5 2 0 4 2 1 0 4 2
29
niet in staat F Zitten 5 comfortabel op een normale stoel gedurende één uur 3 half uur op een hoge stoel 0 niet in staat comfortabel op een stoel te zitten G Instappen openbaar vervoer in staat niet in staat HEUP A Afwezigheid deformiteiten (maximaal 4 punten) flexie contractuur < 30 adductie contractuur < 10 endorotatie contractuur < 10 in extensie beenlengteverschil < 3,2 cm.
0 5 3 0 1 0
1 1 1 1
B Mobiliteit (maximaal 5 punten) flexie abductie adductie exorotatie in extensie endorotatie in extensie Totaal van mobiliteit ▼ Totaal van mobiliteit 210’ tot 300’ 160’ tot 209’ 100’ tot 159’ 60’ tot 99’ 30’ tot 59’ 0’ tot 29’
5 4 3 2 1 0 Totaal:
Normgegevens: De eindscore wordt onderverdeeld in de volgende 4 uitkomstklassen: “zeer goed / excellent” voor 90-100 punten, “goed” voor 80-90 punten, “voldoende / redelijk” voor 70-80 punten en de waardering “onvoldoende / slecht” voor een score van minder dan 70 punten.
30
Bijlage 8 ALGOFUNCTIONAL INDEX ARTROSE HEUP M. Lequesne (1987) Naam: Geb. dat.: Datum: Pijn of onbehagen Tijdens nachtelijke bedrust: - niet of niet significant - alleen bij bewegen of in een bepaalde positie - in rust Ochtendstijfheid - 1 minuut of minder - meer dan 1 minuut maar minder dan 15 minuten - 15 minuten of meer Na 30 minuten staan Met lopen: - niet - alleen na lopen van enige afstand - snel na starten van het lopen en toenemend na enige tijd lopen - na straten van het lopen, niet toenemend Na lange tijd zitten (2 uur) Maximaal te lopen afstand (mag met pijn lopen) Onbeperkt Meer dan 1 km, maar beperkt Ongeveer 1 km (in ongeveer 15 min) Tussen 500-900 m (in ongeveer 8-15 minuten) Tussen 300-500 m Tussen 100-300 m Minder dan 100 m Lopen met één stok of kruk Lopen met twee stokken of krukken Activiteiten dagelijks leven Sokken aantrekken door vooroverbuigen Een voorwerp oppakken van de vloer Een normale trap op- en aflopen In- en uit de auto kunnen stappen
0 1 2 0 1 2 0-1 0 1 2 1 0-1 0 1 2 3 4 5 6 1 2 0-2 0-2 0-2 0-2
Totaal Normgegevens Interpretatie: De maximale totaalscore bedraagt 24. Vanaf een score van 8 t/m 12 (afhankelijk van beroep, levensomstandigheden enz.) is een prothese aan te raden. 31
Bijlage 9 Knee society scale Hoeveel pijn heeft u als u wandelt? Geen Mild of af en toe Matig Ernstig Hoeveel pijn heeft U tijdens traplopen? Geen Mild of af en toe Matig Ernstig Wat is de totale bewegingsuitslag? ……….° ………. (1 punt per 5°) Hoe groot is de instabiliteit mediolateraal? 0-5° 5-10° >10° Hoe groot is de anterioposteriore instabiliteit? 0-5mm 5-10mm >10mm Hoe groot is de actieve extensiebeperking? geen <5° 5-10° >11° Hoe groot is de flexiecontractuur? <5° 5-10° 11°-20° >20° Hoe is de valgus alignement? <10° 10-15° 15-20° 20-25° Hoeveel pijn heeft u in rust? Geen 0 Mild of af en toe Matig
35 30 15 0 15 10 5 0
15 10 5 10 8 5 0 -2 -5 -10 0 -3 -5 -10 0 -2 -4 -6 0 -5 -10
32
Ernstig Hoe ver kunt U wandelen? onbeperkt >1000 meter 500-1000 meter 100-500 meter in huis 10 niet mogelijk 0 Hoe loopt u de trap? normaal op en af normaal op, af met reling met leuning op en af op met reling, af niet mogelijk niet mogelijk Gebruikt u een hulpmiddel? Geen kruk of stok Twee krukken Looprek/walker
-15 50 40 30 20 10 0 50 40 30 15 0 0 -5 -10 -20
knee score Functiescore
33
Bijlage 10 PACIC Een zo goed mogelijke gezondheid behouden kan moeilijk zijn wanneer je een chronische aandoening, zoals artrose, hebt. Wij willen graag meer leren over de soort hulp die u voor uw artrose krijgt van uw zorgteam. Dit kan uw reguliere arts (huisarts of specialist) betreffen, de verpleegkundige, of de doktersassistent(e) die uw ziekte behandelt. Toen ik zorg ontving voor mijn artrose, gedurende de laatste 6 maanden: (Kruis het hokje van uw keuze aan) Bijna nooit 1.
2.
3.
Werd er naar mijn eigen ideeën en verwachtingen gevraagd bij het maken van een behandelplan Werden mij keuzes in de behandeling gegeven waar ik over na kon denken
Werd mij gevraagd of ik ooit problemen heb met mijn medicijnen of de effecten ervan
Soms
Meestal
Bijna Altijd
Over het algemeen niet
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
4.
Werd mij een lijst gegeven met adviezen om mijn gezondheid te verbeteren
5.
Was ik tevreden over de organisatie van de artrosezorg die ik kreeg
□
□
□
□
□
Werd mij uitgelegd hoe mijn eigen handelen of gedrag mijn gezondheid beïnvloedt
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
6.
7.
Werd mij gevraagd om te vertellen wat mijn eigen doelen zijn in de zorg voor mijn artrose
34
8.
Werd ik geholpen om specifieke doelen op te stellen om mijn eetgedrag en bewegingspatroon te verbeteren
□
□
□
□
□
35
Bijna nooit
Over het algemeen niet
Soms
Meestal
Bijna Altijd
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
13. Werd ik geholpen een behandelplan te maken dat ik in mijn dagelijkse leven kon toepassen
□
□
□
□
□
14. Werd ik geholpen om vooruit te plannen, zodat ik zelfs als ik me ziek of niet lekker voel met mijn artrose om kan gaan
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
17. Werd ik aangemoedigd om aan activiteiten bij mij in de buurt mee te doen die mij zouden kunnen helpen
□
□
□
□
□
18. Werd ik doorverwezen naar bijvoorbeeld een diëtist, een fysiotherapeut of een maatschappelijk werker
□
□
□
□
□
□
□
□
□
□
9.
Werd mij een kopie van mijn behandelplan gegeven
10. Werd ik aangemoedigd om naar een cursus of groepsbijeenkomst te gaan die mij zou kunnen helpen om te gaan met mijn artrose 11. Werden mij direct of in een onderzoek vragen gesteld over mijn leefstijl (roken, bewegen, eten etc.)
12. Was ik zeker dat mijn arts of verpleegkundige rekening hield met wat ik belangrijk vond toen zij mij behandelingen adviseerden
15. Werd mij gevraagd hoe mijn artrose mijn leven beïnvloedt
16. Werd na een bezoek aan de huisarts, medisch specialist of verpleegkundige contact met mij opgenomen om nog eens te vragen hoe het met mij ging
19. Werd mij verteld waarom mijn bezoek aan andere specialisten, chirurg, een orthopeed, belangrijk zijn in mijn behandeling
36
20. Werd mij gevraagd hoe mijn bezoeken aan andere artsen verliepen
□
□
□
□
□
Hebt u nog aanvullende opmerkingen?
37
Bijlage 11 Nottingham Health Profile (NHP)
38
39
40
41
Bijlage 12 Artrose educatie checklist
Ziekte-inzicht
Datum Datum Opmerkingen
Wat is artrose Is artrose ook reuma Hoe ontstaat artrose Wat gebeurt er bij artrose Invloed van weer of voeding Diagnose Verloop Secundaire artrose Botontkalking en artrose Klachten/symptomen Pijn Stijfheid Bewegingsbeperking Zwelling Verandering in lichaamshouding Oorzaak klachten
Behandeling Medicijnen Bewegen Oefenen Overbelasting voorkomen Gewrichtsbescherming Afvallen Hulpmiddelen Schoenen
Leven met artrose Zelfmanagement ADL/HDL Beroep Omgaan met gevoelens Ontspanning Sporten Seksualiteit
Diversen Beweegprogramma Reumafonds Vakantie/reizen Patiëntenvereniging
Verstrekt voorlichtingsmateriaal
42
Bijlage 13
Flowchart voor patiënten met werk diagnose artrose heup en/of knie Patiënt met knie en/of heupklachten consulteert huisarts, fysiotherapeut of ziekenhuis
Afwezigheid werkdiagnose artrose
Werk diagnose artrose I.c.m aanwezigheid van Red Flags
Huisarts en/of medisch specialist
Blijvende onduidelijkheid m.b.t. diagnose BMI > 25 en gemotiveerd tot af vallen
Diëtist(e)
Blijvende beperkingen tijdens ADL en werk van fysieke aard én wanneer patiënt zelf hindernissen ervaart waardoor bepaalde activiteiten niet meer uitgevoerd kunnen worden
Ergotherapeut(e) Revalidatiearts Bedrijfsarts
Bij invalidiserende artrose
Medisch specialist
Vragen over specifieke behandelmogelijkheden
Medisch specialist Nurse Practitioner
Inadequate copingstijl
Psycholo(o)g(e)
Fysiotherapeut
Verder onderzoek en behandeling huisarts en/of fysiotherapeut en/of medisch specialist
Bij behoefte aan voorlichting en afwezigheid van noodzaak therapeutische interventies
1 of 2 voorlichtings consulten
Bij voldoen aan NNGB en goede copingstijl
Individueel behandeltraject
Bij niet voldoen aan NNGB i.c.m klachten op lokaal stoornis niveau m.a.g uittreden of bij niet kunnen deelnemen aan beweegprogramma Bij tussentijds optreden van ontstekingsverschijnselen waar fysiotherapeutisch handelen ontoereikend blijkt
Huisarts Medisch specialist
Bij voldoen NNGB i.c.m afwijkende copingstijl Beweegprogramma Bij niet voldoen NNGB i.c.m. voldoende fysieke- en mentale condities
Nazorg of natraject naar, bij voorkeur met FOZL, Fy’net en Fy’west samenwerkende, sportverenigingen en/of sport-, wandel-, fiets-, zwem-, beweegclubs. Hier kan een patiënt -volgsysteem worden toegepast.
Bijlage 14 Puntenscore aan de onderdelen van de diagnostiek. (bron; werkgroep artrose Beyaert 2009) Anamnese van de knie: - crepiteren - niet traumatische hydrops - startstijfheid/ ochtendstijfheid (minstens 3 maanden klachten )
2 punten 2 punten 3 punten
Lichamelijk onderzoek van de knie: - bewegingsbeperking - crepiteren - verbreding van het gewricht (Bony enlargement) - standsafwijking
2 punten 2 punten 3 punten 2 punten
Totaal 10 van 15 punten= artrose aantoonbaar Anamnese van de heup: - liespijn bovenbeen mediaal - startstijfheid / ochtendstijfheid - functiebeperking
2 punten 3 punten 2 punten
Lichamelijk onderzoek van de heup: - Afwijkend looppatroon 2 punten - bewegingsbeperking (endorotatie / heupflexie) / teken v. Drehmann 4 punten - antalgische houding 2 punten Totaal 10 van de 15 punten = artrose
Bijlage 15 Borgscore
45
Bijlage 16
Artrose Deze algemene informatiefolder is samengesteld om u in het kort te informeren over artrose. Artrose is een veel voorkomende gewrichtsaandoening: 650.000 mensen in Nederland hebben artrose. Daar komen ieder jaar zo’n 78.000 nieuwe mensen bij. Wat is artrose? Artrose is een aandoening waarbij het kraakbeen in kwaliteit achteruitgaat en dunner en zachter wordt. Dit proces kan in alle gewrichten optreden, maar er zijn gewrichten waarin het vaker voorkomt zoals nek, onderrug, knieën, heupen, duim, vingers en grote teen. Bij artrose treedt er slijtage van het gewrichtskraakbeen op, waarbij het gladde gewrichtskraakbeen in de loop van de tijd steeds ruwer wordt. Na verloop van tijd ontstaan er blaren en scheuren in het kraakbeen. In de meest voortgeschreden gevallen is er sprake van een volledige afwezigheid van kraakbeen tussen de botdelen in een gewricht. Oorzaken van artrose Ondanks dat er veel onderzoek gedaan is naar artrose, is niet precies bekend wat de oorzaak ervan is. De oorzaak kan enerzijds liggen in een te grote (eenmalige of langdurige) belasting bij normaal kraakbeen of in de aanwezigheid van abnormaal kraakbeen bij een normale belasting. Slechts bij een kleine groep patiënten is een duidelijke oorzaak van de artrose aan te wijzen, zoals een ongevalletsel met gewrichtsbeschadiging of een aangeboren afwijking. Omdat artrose in sommige families vaker voorkomt, lijken erfelijke factoren een rol te spelen bij het ontstaan en het verergeren van artrose. Ook lijken sommige erfelijke kenmerken tot artrose te leiden. Wat gebeurt er bij artrose? Een gewricht wordt in de regel gevormd door twee botstukken waarvan de uiteinden zijn bekleed met kraakbeen. Kraakbeen is een spiegelglad weefsel dat samen met het gewrichtssmeer dat in het gewricht wordt aangemaakt een soepele beweging mogelijk maakt. Daarbij is het kraakbeen erg elastisch, zodat het schokken kan opvangen zoals die bijvoorbeeld optreden bij het hardlopen. Omdat kraakbeen zijn voeding krijgt van het gewrichtssmeer en niet van bloedvaten, is het nogal kwetsbaar en herstelt het slecht. Bij artrose raakt het kraakbeen door welke oorzaak dan ook beschadigd. Het gaat in kwaliteit achteruit. De ernst van het kraakbeenverlies hoeft niet altijd te betekenen dat u meer last heeft. Omdat er minder kraakbeen is, kan het gewricht minder goed de schokken van een beweging opvangen. De botuiteinden bewegen minder glad en soepel. Daardoor neemt de belasting van het bot onder het kraakbeen toe. Het bot tracht deze grotere belasting op te vangen door zich te verbreden. Aan de rand van het gewricht kunnen zich op deze wijze benige uitsteeksels vormen. Deze veranderingen in het gewricht kunnen leiden tot een andere stand of een misvorming van het gewricht. Artrose wordt daarom ook wel aangeduid met de Latijnse naam artrosis deformans; “deformans”betekent “vervorming”. Beloop van artrose Artrose is een chronische gewrichtsaandoening die geleidelijk, in de loop der jaren verergert. Van artrose is bekend dat deze een wisselend verloop kent; “goede dagen” worden vaak afgewisseld met “minder goede dagen”.De belangrijkste complicatie van artrose is pijn. De ernst van de pijn kan sterk variëren van een licht ongemak tot forse pijn. De aandoening verloopt bij iedereen weer anders. Het valt niet te voorspellen in welke mate iemand pijn, stijfheid en bewegingsbeperkingen zal ondervinden. Hoe stel je het vast? De diagnose artrose wordt vooral gesteld op basis van het verhaal van de patiënt (de anamnese) en het lichamelijk onderzoek. Soms is een röntgenfoto nodig. De verdere behandeling hangt natuurlijk af van de ernst van de klachten en de ernst van de artrose.
46
Behandeling De belangrijkste problemen waar u als patiënt mee wordt geconfronteerd zijn pijn en functiebeperking. Het belangrijkste doel dat wij met de behandeling voor ogen hebben is het behouden van de functie en indien mogelijk het doen verminderen van pijn, dan wel het verminderen van het functieverlies. In eerste instantie proberen wij dit te bereiken door u zo goed mogelijk voor te lichten over de aandoening artrose. Verder proberen wij u op weg te helpen met het zelf leren omgaan met artrose. In een later stadium behoren ook behandeling met medicijnen (pijnstillers) en operatieve ingrepen tot de behandelmogelijkheden. Bewegen Het bewegen en belasten van gewrichten is noodzakelijk voor de smering van het gewricht en de voeding van het kraakbeen. De uitdrukking “rust roest” gaat letterlijk op voor artrose. Tijdens uw alledaagse activiteiten kunt u zelf veel doen om minder klachten te krijgen. Heel belangrijk is dat u een balans weet te vinden tussen in beweging blijven en rust nemen. U zult daarbij zelf uw grenzen moeten leren kennen. Vermijden van overbelasting Overbelasting van het gewricht leidt meestal tot een toename van de klachten. Activiteiten die het gewricht zwaarder belasten dan het gewricht op dat moment aankan, moeten dan ook zoveel mogelijk vermeden worden. Voor de knie en heup zijn activiteiten als zwaar tillen, springen, hurken, knielen en trappen lopen vaak zwaar belastend en kan meer klachten veroorzaken. Gewichtsverlies Het verband tussen overgewicht en het ontstaan van artrose van de knie en heup is onomstotelijk aangetoond. Het verminderen van gewicht leidt tot minder pijnklachten bij met name artrose van de knie. Een diëtiste kan u hierbij adviseren. Gewrichtsbescherming Het is van belang gewrichten met artrose goed te gebruiken. Als u geen pijn hebt, is de kans groter dat u de gewrichten sneller overbelast door teveel te willen (doen). Met andere woorden: Probeer op goede dagen niet te gaan inhalen. Het is beter zuinig op uw gewrichten te zijn. U dient de gewrichten goed te gebruiken. Een ergotherapeut of fysiotherapeut kan u hierover adviezen geven. Verander van houding Belangrijk is dat u bij uw dagelijkse activiteiten zoveel mogelijk probeert af te wisselen tussen staan, lopen en zitten. Vermijd lang achter elkaar zitten of staan, of andere eenzijdige belastingen, zoals een langdurige rit in de auto. Oefeningen Pijnklachten bij artrose treden meestal op door irritatie of pijn van spieren en pezen, kapsel, banden en bot. Deze pijn kunt u verlichten door de spieren zo soepel en sterk mogelijk te houden en te zorgen voor ontspanning. Hoe beter de spieren in conditie zijn, hoe beter zij het gewricht kunnen ondersteunen. Het oefenen van spieren en gewrichten heeft een gunstig effect op de klachten van artrose van de heup en de knie. Goed getrainde spieren en spierbalans zijn noodzakelijk om de impact van belasting af te zwakken en om de stabiliteit van gewrichten te behouden. Een fysiotherapeut kan u beter leren bewegen, u wordt sterker, uw conditie gaat vooruit en u hebt minder last van pijn en stijfheid. Omdat u bij deze oefeningen begeleid wordt, kunt u ze op een goede manier uitvoeren. Om het effect te behouden, dienen deze oefeningen langdurig dagelijks te worden uitgevoerd. Schoenen Draag gemakkelijke schoenen die niet knellen en die uw voeten voldoende steun geven. Bijvoorbeeld schoenen met een vetersluiting en dikke schokdempende zolen met voldoende soepelheid. Goed verend schoeisel verminderd de impact van belasting op de gewrichten.
47
Loophulpmiddelen Het juist gebruik van een stok, kruk of rollator op advies van de zorgverlener vermindert de belasting op het gewricht, waardoor pijn vermindert en de functie kan verbeteren. Aanpassingen thuis Kijk of er aan de inrichting van uw huis of tuin eenvoudige aanpassingen kunnen plaatsvinden waardoor uw dagelijks leven gemakkelijker wordt. Een ergotherapeut kan u hierbij adviseren. Voeding Een gezonde voeding wordt aanbevolen. Bij het gebruik van glucosamine geldt dat het effect na 3 maanden bekeken moet worden en het advies is te stoppen als er geen duidelijke verbetering is. De vergoeding van glucosamine is afhankelijk van de zorgverzekeraar. Goede Nachtrust Een goede nachtrust draagt ertoe bij dat u zich fitter voelt en dat uw spieren beter in staat zijn uw gewrichten te steunen en te stabiliseren. Indien uw slaap verstoord wordt door lichamelijke factoren (pijn, ongemak) en/of psychische factoren (vrees, angst) wordt aanbevolen uw slaappatroon te bespreken met uw zorgverlener. Aanpassingen op het werk Specifieke activiteiten die tijdens uw beroepsuitoefening schade toebrengen aan gewrichten, dienen vastgesteld te worden en voor zover mogelijk te worden aangepast. Dit biedt in veel gevallen een uitstekende mogelijkheid artrose gunstig te beïnvloeden. Voorkomen van gewrichtsletsel Het voorkomen van gewrichtsletsels (verstuikingen, ontwrichtingen) is belangrijk als het gaat om het voorkomen van gewrichtsslijtage. Het is heel belangrijk dat het letsel goed wordt nabehandeld en dat overbelasting van het gewricht wordt voorkomen. Sportbeoefening Verantwoord sporten vermindert het risico op artrose. Daarnaast blijft het natuurlijk belangrijk gewrichtsblessures vroeg te diagnosticeren en effectief te behandelen en ze volledig na te behandelen.
48