VLAAMS VERBOND VAN HET KATHOLIEK SECUNDAIR ONDERWIJS
Guimardstraat 1 - 1040 BRUSSEL LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
STUDIERICHTING WERKTUIGMACHINES
Derde graad BSO 1ste leerjaar/2de leerjaar
Licapnummer: D/1993/0279/049A december 1992
- Licap-uitgave - Brussel -
LESSENTABEL
1ste lj.
WERKTUIGMACHINES
1
2de lj.
Basisvorming
8
8
AV AV AV AV OF AV
2 2
2 2
4
4
Godsdienst Lichamelijke opvoeding Maatschappelijke vorming Nederlands
2 2
2 2
Project algemene vakken
4
4
2
Optie
2.1
Studierichting (fundamenteel gedeelte)
24
24
PV TV
14 1
15 0
9
8
0
1
4
4
TV
TV 2.2
Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica (x) Elektriciteit Elektriciteit (x) Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie (x) 0 Mechanica (x) 1 Meettechniek en kwaliteitszorg (x) 2 Pneumatica-hydraulica (x) 0 Technisch tekenen (x) 3 Technologie (x) 3 Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (E)
Complementair gedeelte: maximum
1 0 0 1 3 3
- Te kiezen uit de vakken en/of de specialiteiten opgesomd in het Besluit van de Vlaamse Executieve van 5 juni 1989 tot vaststelling van de algemene vakken, de kunstvakken, de technische vakken en de praktische vakken. - Wanneer in het complementair gedeelte één of meer vakken gekozen worden die ook voorkomen in de basisvorming of in het fundamenteel gedeelte dan vervallen deze vakken niet in de basisvorming, noch in het fundamenteel gedeelte. - Pedagogische aanbevelingen: PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica (x) 2/3/4C 2/3/4C TV Elektromechanica/Mechanica 1 1 Werkmethode (x) _______________________________ (x) Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen. (E) Voor TV Toegepaste economie Bedrijfsbeheer (D/1996/0279/067) werd er een apart leerplan uitgewerkt. C Staat voor uitbreiding van het aantal lesuren voorzien in het studierichtingsgedeelte.
INHOUD blz. 1 2 3 4 5 6
BEGINSITUATIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 STUDIEPROFIEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 RELATIE DOELSTELLINGEN, EVALUATIE EN GEINTEGREERDE PROEF . . 9 TAXONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 PV
PRAKTIJK/STAGES ELEKTROMECHANICA/MECHANICA . . . . . . . . . . . . . . Eerste en tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
11 13
TV
ELEKTRICITEIT ELEKTRICITEIT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
29 30
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA BEROEPSECONOMIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
34 35
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MECHANICA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
39 40
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA MEETTECHNIEK EN KWALITEITSZORG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
44 45
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA PNEUMATICA - HYDRAULICA . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
50 51
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA TECHNISCH TEKENEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste en tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
55 56
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA TECHNOLOGIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste en tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
61 62
COMPLEMENTAIR GEDEELTE
7
PV
PRAKTIJK/STAGES ELEKTROMECHANICA/MECHANICA . . . . . . . . . . . . . Eerste en tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
83 83
TV
ELEKTROMECHANICA/MECHANICA WERKMETHODE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Eerste en tweede leerjaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
83 83
BIBLIOGRAFIE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
86
-61
BEGINSITUATIE
De meeste leerlingen komen uit een 2de graad van het beroepssecundair onderwijs. De grootste groep leerlingen komt normalerwijze uit de 2de graad BSO 'Metaalbewerking' of 'Nijverheidstechnieken'. Dit leerplan bouwt dan ook verder op de leerplannen van de 2de graad BSO van deze beide studierichtingen. Wij belichten hieronder de beginsituatie in de 3de graad vanuit drie hoeken: de cognitieve, de psychomotorische en de affectieve. 1.1
Cognitief
De specifieke opleiding steunt op kennis en vaardigheden die in de 2de graad tot stand kwamen. Er mag gesproken worden van een heterogene situatie en de aanpak op cognitief gebied moet daarop afgestemd worden. Het doorsnee-kennisniveau van de leerlingen uit de 2de graad 'Metaalbewerking' wordt als referentieniveau aanvaard. Iedere leerling moet anderzijds de beste kansen krijgen, afgestemd op zijn eigen kunnen, zijn dynamiek en zijn aspiraties. De aanpak moet zodanig gedifferentieerd zijn dat er ook individuele toppers zijn in vorming en opleiding. 1.2
Psychomotorisch
Het is normaal dat er op psychomotorisch gebied een grote verscheidenheid is. Daarom zou het totaal verkeerd zijn eenzelfde kunnen, eenzelfde ritme en eenzelfde tempo te eisen van alle leerlingen. De stelregel moet zijn dat de activiteiten zo verdeeld worden dat iedere leerling zijn eigen maximum-kunnen zo dicht mogelijk benadert en dit dan ook succesvol ervaart. 1.3
Affectief
Bij de aanvang van de 3de graad is de beroepsleerling heel wat rijper dan in het 1ste leerjaar van de 2de graad. Het speelse, het nukkige of het dwarszijn is meestal verdwenen als meest opvallende karaktertrek. Toch moet de leerling affectief nog kunnen doorgroeien in een daartoe geëigende situatie. Naast de technisch-opleidende functie heeft de werkplaats nog een belangrijke opvoedende dimensie als ruimte waar gevoel, karakter en temperament kunnen worden getoond, weerspiegeld en gemeten. De leerling moet zichzelf kunnen situeren en evalueren op gebied van zelfvertrouwen, kritische zin en in zijn verhouding tot de buitenwereld. Hij moet zich eveneens ten opzichte van de groep kunnen situeren op het gebied van realiteitszin en sociale participatie. 2
STUDIEPROFIEL
2.1
Algemene doelstellingen van het BSO
Elk onderwijs, ook het beroepsonderwijs, wil drie algemene doelstellingen nastreven: het bieden van mogelijkheden tot brede persoonlijkheidsontplooiing, een voorbereiding tot deelname aan het maatschappelijk gebeuren en een voorbereiding tot deelname aan het functioneren in een beroep. Deze doelstellingen interfereren voortdurend. Elk goed onderwijs is daarom naast opleidend, ook vormend en opvoedend onderwijs.
-7Kennis, vaardigheden en attitudes zullen evenwichtig worden nagestreefd. Ook al zijn cognitieve elementen gemakkelijker te meten, toch moet in het beroepssecundair onderwijs de aandacht prioritair gaan naar het verwerven van vaardigheden en attitudes, waarbij de cognitieve doelstellingen als ondersteuning worden gebruikt. 2.2
Algemene doelstellingen van de studierichting
Rekening houdend met wat hierboven vermeld staat, geven wij hierna een omschrijving van het studieprofiel dat wij in deze 3de graad BSO nastreven. 2.2.1
MET BETREKKING TOT ATTITUDES
-
Kwaliteitszorg en zin voor nauwkeurigheid nastreven.
-
Kritisch ingesteld zijn ten opzichte van het eigen werk.
-
Verantwoordelijkheidszin betrachten bij het afleveren van het werk op school en op het stage-oord.
-
Economisch verantwoord en eerlijk omgaan met materialen.
-
Bewust veiligheidsbevorderend en preventief optreden.
-
Zin voor samenwerking aan de dag leggen.
-
Groeien naar zelfstandigheid, zodat de leraar slechts ondersteunend moet optreden.
2.2.2 -
MET BETREKKING TOT VAARDIGHEDEN EN KENNIS
De leerlingen moeten op het einde van deze 3de graad een veelomvattende praktische vakkennis bezitten. Van deze leerlingen mag worden verwacht dat zij onderstaande opdrachten kunnen uitvoeren. @
Conventionele en niet-conventionele werktuigmachines bedienen.
@
Machines correct instellen.
@
Gereedschappen aanslijpen.
@
Werken naar maat en binnen een gestelde tijd.
@
De eigen werkpost inrichten, met het oog op efficiënt en veilig werken.
@
Oordeelkundig monteren, demonteren en afstellen van mechanische constructies.
@
Schets maken van een te vervaardigen werkstuk.
@
Planlezen en werkgang opstellen voor eenvoudige werkstukken (onderhoud).
-8- Hun praktijkkennis moet worden ondersteund door een minimum aan beroepsgerichte theoretisch-technische kennis. @
Kennis en inzicht hebben in de constructie en de werking van de verschillende types werktuigmachines.
@
Begrippen hebben betreffende de werking en het doel van mechanische onderdelen.
@
Begrippen hebben over het te kiezen materiaal voor een bepaald doel.
@
Tekeningen en schema's begrijpend kunnen lezen en interpreteren.
@
Werkstukken verantwoord opspannen op machines.
@
Gereedschappen onderscheiden en opspannen op machines.
@
Kennis hebben van de voorschriften in verband met veiligheid en hygiëne.
2.2.3
TEWERKSTELLINGS- EN STUDIEMOGELIJKHEDEN
In de sector: - bediener van werktuigmachines, - monteerder (montage-arbeider, bankwerk, matrijzenbouw, mechanisch onderhoud), - medewerker in onderhoudsploeg als gespecialiseerd vakman. Verdere studies: 3de leerjaar van de 3de graad BSO.
3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Zowel de inhoud als de manier van aanbrengen (al handelend van doen naar denken) moet erop gericht zijn de nodige praktische kennis en attitudes bij te brengen zodat de leerling evolueert naar iemand die met inzicht, verantwoordelijkheid en beroepsfierheid een opdracht kan uitvoeren. Door het veelvuldig inschakelen en gebruiken van documentatie zal men de leerlingen de weg wijzen bij het zoeken naar oplossingen zodat zij geleidelijk aan zelfstandiger problemen leren oplossen.
-94
RELATIE TUSSEN DE DOELSTELLINGEN, DE EVALUATIE EN DE GEINTEGREERDE PROEF
- In zijn taak als didacticus heeft de leraar een plannings- en voorbereidingstaak: hij zet het leerplan om in een jaarplanning en de verschillende leerinhouden en doelstellingen zet hij om in een aangepast didactisch proces. De leraar heeft uiteraard ook een beoordelingstaak: hij moet de kennis, de vaardigheden en de attitudes van de leerlingen objectief evalueren in functie van de doelstellingen. - Een verantwoorde evaluatie vertrekt dus van duidelijk geformuleerde en operationele lesdoelstellingen. In dit leerplan worden geen les-, maar leerplandoelstellingen geformuleerd, die een lessenreeks overspannen. Alle leerplandoelstellingen van de vakken van het studierichtingsgedeelte worden omvat door de algemene doelstellingen van de studierichting. De einddoelstellingen sluiten op hun beurt aan bij het studie- of beroepsopleidingsprofiel dat wij in de 3de graad duidelijk nastreven en dat een probleemloze overstap naar een functie- of beroepsprofiel moet kunnen garanderen. Dit functie- of beroepsprofiel werd door de beroepsfederaties geformuleerd binnen de voormalige Hoge Raad voor het Technisch- en Beroepsonderwijs of binnen de huidige sectoriële commissies van de Vlaamse Onderwijsraad. Een leraar die zijn evaluatie ernstig wil opvatten, moet zich dus bewust zijn van de verschillende doelstellingen die hij minimaal moet bereiken om tenslotte aan het studieprofiel te beantwoorden. - In het totale toetsingsmechanisme moet de leraar aandacht hebben voor de permanente evaluatie of het dagelijks werk (zeker voor de praktische vakken), voor de formatieve toetsen (waarin de foutenanalyse en de remediëring een belangrijke rol spelen) en voor de summatieve toetsen of voor de examens. Binnen het evaluatiesysteem neemt de geïntegreerde proef een speciale plaats in. De relatie tussen de geïntegreerde proef, de einddoelstellingen en het nagestreefde studie- of beroepsopleidingsprofiel moet de leraar duidelijk voor ogen staan. De geïntegreerde proef die in de loop van het 2de leerjaar van deze 3de graad moet georganiseerd worden, wil het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes gericht op de beroepsactiviteit evalueren en omvat de vakken van het fundamenteel optioneel gedeelte. De geïntegreerde proef heeft een vakoverschrijdend, een beroeps- en realiteitsgericht karakter. De proef kan de vorm aannemen van een project dat vanaf het begin van het schooljaar opgebouwd wordt en waarvan het zwaartepunt op het einde van het schooljaar ligt. Ook een eindwerk of een praktische realisatie kan op dezelfde wijze langzamerhand tot stand komen. Het concept, het ontwerp, de realisatie van de proef moet van bij het begin van het 2de leerjaar van de 3de graad aandacht krijgen. De aanstelling van de beoordelingsjury, die voor een groot deel uit deskundige buitenstaanders moet bestaan, dient ook in het begin van het schooljaar te gebeuren. Samenvattend kunnen wij besluiten dat bij de interpretatie van dit leerplan voor de 3de graad niet voorbijgegaan kan worden aan het studieprofiel, de einddoelstellingen en de evaluatie ervan in de geïntegreerde proef.
- 10 5
TAXONOMIE
Voor de TV-vakken (TV) is het leerplan opgesteld in de vorm van leerinhouden en verwerking die samen de doelstellingen vormen. Met minimum niveau van verwerking wordt ook aangegeven. Voor dit laatste wordt de taxonomie van BLOOM toegepast met de volgende afkortingen: K = Kennen A = Analyseren
B = Begrijpen S = Synthetiseren
T = Toepassen E = Evalueren
Voor de PV-vakken (PV) gebruiken we de taxonomie voor psychomotorische doelstellingen volgens BRION, met de volgende afkortingen: W = Waarnemen I = Inoefenen
N = Nabootsen B = Beheersen
De B en U in deze kolommen betekenen BASIS en UITBREIDING. De basisdoelstellingen MOETEN bereikt worden.
6
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
- 11 PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica
1
1ste leerjaar: 14 (+2/3/4) u./w. 2de leerjaar: 15 (+2/3/4) u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen komen meestal uit de 2de graad BSO 'Metaalbewerking' of 'Nijverheidstechnieken'. en hebben reeds in die 2de graad de elementaire praktische basistechnieken en -handelingen van het bankwerk, het boren en zagen, het draaien en het slijpen kunnen aanleren en inoefenen. Het opvangen en bijwerken van leerlingen komende uit andere studierichtingen kan geen noemenswaardige moeilijkheden geven. De verschillende basistechnieken kunnen geleidelijk in de 3de graad bijgewerkt worden. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
In de studierichting 'Werktuigmachines' is de praktijk erg belangrijk. Voor de afgestudeerde gaat het niet zozeer om het kennen, maar vooral om het kunnen. De arbeidsmarkt verwacht van de afgestudeerde een veelomvattende praktische vakkennis. Zo beoogt men vooral het beheersen van de verschillende vormgevingstechnieken, het uitvoeren van eenvoudige controlemetingen en het bedienen van machines en gereedschappen. Naast het motorische mag men ook het cognitieve aspect niet totaal uit het oog verliezen. In een aantal leeractiviteiten kan het doen niet losgekoppeld worden van de theoretische achtergronden die het hoe, het waarom en het waarmee verklaren. Als affectieve doelstelling primeert dat de leerling een hart voor zijn vak moet krijgen. Een eerste opdracht voor de leraar is dus de leerlingen voor het praktijkvak te motiveren. Daarnaast achten wij ruime aandacht voor kwaliteitszorg, in al wat ze praktisch ondernemen, erg belangrijk; dit zal van hen werknemers maken die in de bedrijven erg gewaardeerd worden. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De leerlingen blijven stimuleren om af te werken wat ze begonnen zijn en met nauwkeurigheid en volharding te werken naar kwaliteit. Op die manier hebben de leerlingen de allerbeste kans om te slagen, zowel in de school als in het leven. Een uit te voeren werk samen met de leerlingen goed voorbereiden zodat de leerlingen goed weten waarmee, waarom en hoe de opdracht moet worden uitgevoerd. Dit leerplan is een minimumleerplan, men kan er als uitbreiding nog veel aan toevoegen. Deze uitbreiding zal op de eerste plaats bepaald worden in functie van de bekwaamheid en/of belangstelling van de vluggere leerlingen. Materiële factoren in de werkplaats en streekgebonden factoren kunnen hierop een invloed hebben. Het ligt voor de hand dat de moeilijkheidsgraad van de te maken werkstukken kan variëren, om zoveel mogelijk succesbeleving van de leerlingen te waarborgen. Om de overgang, voor de scholen die geen 3de leerjaar van de 3de graad kunnen organiseren, naar het bedrijf zo soepel mogelijk te laten verlopen is het wel aangewezen de leerlingen van het 2de leerjaar van de 3de graad een korte stageperiode te laten doorlopen. De leerling-stagiair zal de concrete bedrijfssituatie beter leren inschatten en ervaren wat later van hem zal worden verwacht.
- 12 Men moet er echter over waken dat de stageperiode zinvol opgevuld wordt en pedagogisch verantwoord is. De stageperiode moet naast bedrijfservaring ook de gelegenheid bieden leerinhouden verder te verwerken en uit te diepen. Urenverdeling Voor praktijk zijn 14 uren in het 1ste leerjaar en 15 uren in het 2de leerjaar voorzien. Bij het opmaken van het leerplan hebben de leden van de leerplancommissie rekening gehouden met onderstaande mogelijke urenverdeling: 1ste lj. 2de lj. Draaien (+CNC) 4 5 Frezen (+CNC) en schaven 5 6 Boren + kotteren 2 1 Slijpen 2 2 Machineconstructie, onderhoud en thermische behandelingen 1 1 Het werken op NC- of CNC-machines kan zowel bij het draaien als bij het frezen. De voorgestelde uren zullen misschien moeilijk strikt kunnen worden gevolgd. Men kan natuurlijk aanpassingen aanbrengen in functie van de mogelijkheden van de school. Wel zal men ervoor zorgen dat op het einde van de graad de ganse leerstof werd doorgenomen. Scholen die in de 2de graad in het complementair gedeelte 'PV Praktijk Elektromechanica/Mechanica' gekozen hebben voor het pakket Plaatbewerking is een uitbreidingspakket Industriële plaatbewerking als verdieping van deze materie voorzien. Dit kan voor deze scholen best als basisleerstof worden beschouwd zo zij opteren voor een bijkomend lesurenpakket van 2, 3 of 4 uren uit het complementair gedeelte. 4
LEERINHOUDEN, COGNITIEVE EN MOTORISCHE LEERPLANDOELSTELLINGEN
PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica Nr.
LEERINHOUDEN
1
DRAAIEN
1.1
Hulptoestellen
1ste leerjaar: 14 (+2/3/4) u./w.- 2de leerjaar: 15 (+2/3/4) u./w. MOTORISCH
De gereedschappen herkennen, hun gebruik en hun correcte montage op de machine toelichten.
In functie van de werkopdracht de nodige hulptoestellen en gereedschappen op de juiste manier op de machine monteren: - klauwplaat, - meenemers en/of meeneemplaat, - centers en/of brillen, - beitels.
B
Voor elke werkopdracht de verschillende verspaningscondities bepalen en instellen op de machine: - de snijsnelheid, - de rotatiefrequentie, - de aanzet en de snedediepte, - de koeling.
B
De machine instellen en de beitel correct monteren.
B
De gepaste hulptoestellen kiezen en de keuze verantwoorden.
1.2
Verspaningscondities
De gepaste snijsnelheid voor een bepaalde bewerking en voor het te bewerken materiaal uit een tabel kiezen. Uit tabellen de rotatiefrequentie, de aanzet en de snedediepte aflezen. Het begrip standtijd toelichten.
W
N
I
B
- 13 -
COGNITIEF
De factoren die de standtijd beïnvloeden omschrijven. 1.3
In- en uitwendig cilindrisch draaien
De te gebruiken gereedschappen en beitels kiezen en de keuze verantwoorden. De correcte opspanmethode kennen, kiezen en motiveren. Het in de juiste stand lijnen van de losse kop kennen en toelichten.
In- en uitwendig draaien met maattolerantie IT7 en ruwheidswaarde Ra 1,6.
B
De losse kop terug in de aslijn plaatsen met behulp van een cilindrische as en meetklok.
B
Nr. 1.4
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
Conisch draaien Bovenslede onder hoek plaatsen Conisch draailiniaal Sinusliniaal
en
centreren
van
Schroefdraad snijden In- en uitwendige: - driekante schroefdraad - trapeziumschroefdraad
I
B
Een schuine kant aanbrengen.
B
Het draaien van een conus omschrijven.
De bovenslede onder de gewenste hoek instellen.
B
Het conisch draailiniaal instellen.
U
Het sinusliniaal herkennen als controletoestel van een kegel en het praktisch gebruik ervan omschrijven.
De juiste maat met een minimum aantal eindmaten samenstellen.
U
De verschillende soorten opspangereedschappen herkennen en benoemen.
Werkstukken op de draaibank monteren, uitrichten en afwerken met behulp van de verschillende opspangereedschappen: - de onafhankelijke vierklauw, - de draaidoorn, - de spantang, - de klauwplaat met zachte bekken, - de opspanwinkelhaak, - de vaste bril, - de meelopende bril.
Het doel, het gebruik en de opspanmogelijkheden kennen en toelichten.
1.6
N
Het snijden van in- en van uitwendige schroefdraad kennen en toelichten. Het aanslijpen van de schroefdraadbeitel omschrijven.
In- en uitwendig conisch draaien overeenkomstig de gegevens op de werkfiche (kwaliteit NBN 602).
B - 14 -
Opspannen werkstukken
W
Weten welke hoek men moet instellen.
Het conisch draailiniaal herkennen en zijn praktisch gebruik toelichten.
1.5
MOTORISCH
B B B B B
Overeenkomstig de werkfiche in- en uitwendige schroefdraad snijden op het werkstuk (kwaliteit IT7) - driekante schroefdraad, - trapeziumschroefdraad.
B
De beitel aanslijpen.
B
B B
B
1.7
Excentrisch draaien Tussen de centerpunten In de onafhankelijke klauwplaat
Steekkaarten raadplegen.
Centergaten boren.
U
Weten hoe centergaten aan te brengen.
Excentrisch draaien van een werkstuk.
U
De diverse gereedschappen die nodig zijn om excentrisch te draaien herkennen en benoemen.
Het werkstuk in de onafhankelijke klauwplaat opspannen, uitrichten en afwerken.
U
B
De bewerkingsvolgorde toelichten. 1.8
Bewerken van andere materialen Aluminium, koper, kunststof, brons, messing, gietijzer en gelegeerde staalsoorten.
Met behulp van tabellen de meest gepaste verspaningscondities bepalen.
Werkstukken van willekeurig materiaal met de juiste verspaningscondities verwerken.
1.9
Verspanen met snijgereedschappen
De HSS en hardmetalen beitels herkennen.
De hardmetalen snijplaatjes opspannen volgens voorschriften van de fabrikant.
De letters en kleurencodes van de diverse soorten hardmetaal toelichten (volgens tabel BVW nr.6).
Werkstukken in optimale voorwaarden verspanen met hardmetalen snijgereedschappen.
B
Stukken op lengte draaien met toepassing van een van de volgende methoden: - met meetklok en/of eindmaten, - met aanslag, - met digitale aflezing, - met maattrommel.
B
B
- 15 -
hardmetalen
De gevolgen van: - plotselinge temperatuurverandering, - niet juist opspannen, bij het gebruik van hardmetalen kennen en toelichten. 1.10
Op lengte draaien
Het op lengte draaien omschrijven.
Nr. 1.11
1.12
LEERINHOUDEN Meergangige schroefdraad
Oefeningen met draadsnijklok
COGNITIEF
MOTORISCH
Het juiste beitelprofiel kiezen en verantwoorden. De verschillende werkmethoden kennen en toelichten.
De beitel correct instellen.
Het monteren en operationeel maken van de draadsnijklok toelichten.
Een draadsnijklok praktisch gebruiken.
W
N
I
B
U
Meergangige schroefdraad snijden.
U U
Het tijdstip voor het sluiten van het moerslot bepalen. Aan de hand van proeven onderzoeken welke de invloed is van beitelhoeken, koeling, snijsnelheid op de afwerking, de nauwkeurigheid, de spaanproduktie en het opgeslorpt vermogen bij draaibank
1.14
Speciale schroefdraadsnijtechnieken Draadsnijkoppen Schroefdraad rollen
Schroefdraad wervelen
Weten wat de invloed van de verschillende verspaningscondities is op het draaien van een werkstuk. Het aflezen van de meest ideale verspaningscondities op een diagram toelichten. Het begrip effectief vermogen van de hoofdas kennen en toelichten.
Door een proef de leerlingen de gevolgen laten waarnemen.
Draadsnijkoppen herkennen.
De draadsnijkoppen instellen en correct gebruiken bij het draadsnijden.
U
Het bepalen van de buitendiameter en het berekenen van de rotatiefrequentie uitleggen.
De draaibank (aanslag) en het rolapparaat instellen. Schroefdraad rollen.
U
Het bepalen van de rotatiefrequentie van werkstuk en beitel, van de hellingshoek en van de diepte-instelling toelichten.
De draaibank, het wervelapparaat en de beitel instellen.
U
Driekante schroefdraad wervelen.
U
U - 16 -
1.13
U
1.15
De stappen in de informatie-overdracht kennen.
B
De begrippen rechthoekig assenstelsel, metrisch machinesysteem, incrementeel en absoluut kennen.
Op geruit papier met een (X, Z)-assenstelsel enkele absolute en incrementele coördinaten tekenen vanaf een oorsprong (xo,zo).
B
Het begrip positieve en negatieve zin van X- en Z-as verduidelijken.
Met gebruik van de machinemap de (C)NC-machine onderhouden en instellen.
B
De gepaste verspaningscondities voor een bepaalde materiaalsoort en bewerking uit een tabel of van een grafiek aflezen.
Een programma maken voor een eenvoudig werkstuk.
B
De gereedschappen goed opstellen.
B
Bedieningsbord
De functie van elke toets op het toetsenbord kennen en toelichten.
Het bedieningsbord correct bedienen.
B
Bewerkingen en gereedschappen
Een programma begrijpend lezen. De verschillende te gebruiken gereedschappen herkennen.
De gereedschappen monteren, opspannen en afstellen.
B
Een eenvoudig werkstuk draaien
Het opspannen van het werkstuk toelichten.
Het werkstuk opspannen op de machine.
B
(C)NC-draaibank
De verschillen tussen conventionele en (C)NC-draaibanken omschrijven.
De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het werken op (C)NC-machines kennen en toelichten.
- 17 -
Op een schematekening van de machine de X- en de Z-as met hun positieve en negatieve zin aanduiden.
Numeriek bestuurde draaibank
In de machinemap de onderhoudsvoorschriften opzoeken en toelichten. Verspaningscondities
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
Revolverdraaibank
2
FREZEN - SCHAVEN
2.1
Werkstukopspanning
I
B B B
Met behulp van de tabel met de bewerkingsvolgorde, het programma lezen.
De bewerking van het werkstuk simuleren. Een eenvoudig werkstuk verspanen.
B
De nodige correcties uitvoeren.
B
De volgorde van de verschillende bewerkingen omschrijven.
B
Het werkstuk en de snijgereedschappen opspannen op de draaibank. De aanslagen afstellen.
U
Een proefwerkstuk draaien en de nodige correcties aanbrengen.
U
Inzicht hebben in de keuze van de nokken en snijgereedschappen. De volgorde van de verschillende bewerkingen bepalen en toelichten.
Opspannen en regelen snijgereedschappen en nokken.
U
Een werkstuk simuleren.
U
Met behulp van de machinemap de bediening van de machine toelichten.
Een proefwerkstuk draaien en de nodige correcties aanbrengen.
U
De verschillende klassieke opspanmethoden gebruikt bij freesmachines kennen en hun gebruik toelichten.
In functie van de werkopdracht het werkstuk op de machine monteren en opspannen met toepassing van de meest gepaste methode: - in de machinespanschroef, - met aandrukklampen, - tegen opspanwinkelhaak.
U
van
B
B
- 18 -
Draai-automaat
N
Het programma invoeren. Het nulpunt vastleggen.
De keuze van de nodige gereedschappen verantwoorden. 1.17
W
Het vastleggen van het nulpunt bespreken.
Eventuele gereedschapscorrecties bepalen. 1.16
MOTORISCH
B
2.2
De opstelling en het gebruik van het verdeeltoestel omschrijven.
Het verdeeltoestel monteren op de machine.
Het opstellen en opspannen van het werkstuk: - in de klauwplaat, - tussen punten, - tussen punt en klauwplaat, bespreken.
Het werkstuk correct opstellen, opspannen en uitlijnen: - in de klauwplaat, - tussen punten, - tussen punt en klauwplaat.
Direct verdeeltoestel
Het gebruik van het direct verdeeltoestel omschrijven.
Praktisch toepassen bij freesoefeningen van zeskant of andere verdelingen.
B
Frees in het midden plaatsen op een rond werkstuk
De gebruikte methode toelichten en verantwoorden.
Frees in het midden van een rond werkstuk plaatsen.
B
Indirect verdeeltoestel
Het gebruik van het indirect verdeeltoestel omschrijven.
Krukverdraaiing bepalen en instellen.
B
Het bepalen en instellen van de krukverdraaiing toelichten.
Verdelingen maken op een werkstuk.
B
Differentiaal verdeeltoestel
Weten hoe de tandwielen moeten worden opgesteld.
Een opstelling uitvoeren voor een praktische toepassing.
Schroeflijn frezen
Weten hoe de tandwielen worden opgesteld. Het schuin stellen van de tafel toelichten.
Een schroeflijn frezen.
Algemene toepassingen
B B
- 19 -
2.3
Werkstukopspanning in verdeeltoestel
U U
De werkmethode en de bewerkingsvolgorde bepalen en bespreken. Het correct monteren en opspannen van het werkstuk toelichten.
Het werkstuk op de machine opstellen en opspannen.
B
Nr.
2.4
Een werkstuk afwerken op een freesmachine naar een gegeven maat en vorm Met HSS-frees
Werkstukopspanning op draaitafel
COGNITIEF
Pantograaf frezen
W
N
I
De keuze en de montage van de gepaste frezen verantwoorden. Bewerkingsvolgorde kennen.
Het snijgereedschap correct monteren.
B
Praktische toepassingen op het: - frezen van een balk, - frezen van gleuven, - frezen van zwaluwstaart, - frezen van profielen, - frezen van schuine vlakken.
B
De oppervlaktekwaliteit, de nauwkeurigheid, de plaats- en vormtolerantie verklaren aan de hand van de werktekening. Weten welke technologie en methode moet worden toegepast (meeloop- of tegenloopfrezen). De werkmethode bepalen en toelichten. De coderingen op de HM-freesplaatjes verklaren.
Hardmetaalplaatjes opspannen in de frees overeenkomstig de voorschriften.
De opstelling en het gebruik van de draaitafel omschrijven. Het opstellen en opspannen van het werkstuk op de draaitafel toelichten.
2.6
MOTORISCH
Het principe en het instellen van de pantograaffrees toelichten. Het frezen naar model omschrijven.
B
De machine instellen in functie van de gekozen freesmethode.
B
Werkstuk frezen met als kwaliteitseisen: - oppervlaktekwaliteit Ra 1,6, - nauwkeurigheid IT8.
B
De controle van de maten met nauwkeurige meetapparatuur uitvoeren.
B
De draaitafel monteren op de machine. Het werkstuk opspannen op de draaitafel en het werkstuk centreren op de draaitafel.
U
Het werkstuk afwerken. Toepassingen op het frezen van een welbepaalde vorm met de pantograaffrees.
B
U U
- 20 -
2.5
LEERINHOUDEN
U
2.7
2.8
Tandwielen vervaardigen op speciale machines Tandwielsteekmachine Tandwielafwikkelfreesmachine
Schaven Gleuven Afrondingen Schuine vlakken
Inzicht hebben in de kinematische beweging van de machines. De keuze van de tandwielen uit tabellen en hun montage verantwoorden. De keuze van de steekmessen of van de afwikkelfrees toelichten.
De tandwielen monteren en de machine instellen.
De schaafbeitels herkennen en de keuze verantwoorden.
Toepassingen op het: - vormschaven, - schaven van gleuven, - schaven van schuine vlakken.
U
Weten hoe de beitelklep moet gericht staan.
Afschuiningen schaven.
U
De correcte montage van de schaafbeitel toelichten.
U U
De controle van de tandsteek uitvoeren.
Schaven van afschuiningen middel van beitelsupport
2.10
Steken op steekmachine
Weten hoe slagplaats, slaglengte en snijgereedschap ingesteld worden.
Steekkop of steekmachine instellen. Steken van spiebaan volgens gegeven tolerantie en kwaliteit.
U U
2.11
Schaven op sleeschaafmachine
Het instellen van de machine omschrijven. Het opspannen van het werkstuk bespreken.
Toepassing op het schaven van: - horizontale vlakken, - schuine vlakken, - haakse vlakken.
U
2.12
Numeriek bestuurde freesmachine
De verschillende stappen en de informatie-overdracht kennen.
Op een schematekening de assen met hun positieve en de negatieve zin aanduiden. Het (X-Y-Z)-assenstelsel tekenen met absolute en incrementele coördinaten vanaf een nulpunt.
B
De veiligheidsvoorschriften naleven.
B
De verschillen tussen conventionele en (C)NC-freesmachines omschrijven. De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het werken met een (C)NCfreesmachine kennen en toelichten.
- 21 -
2.9
(C)NC-freesmachine
door
Steken of frezen van een tandwiel.
U
B
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
In de machinemap de onderhoudsvoorschriften opzoeken en toelichten.
Met gebruik van de machinemap de (C)NC-freesmachine onderhouden en instellen.
De gepaste snijsnelheid, rotatiefrequentie en voedingssnelheid, in functie van de opdracht, aflezen uit een tabel of van een grafiek en deze verantwoorden.
Bedieningsbord
De functie van elke toets op het toetsenbord kennen en toelichten.
Het bedieningsbord correct bedienen.
Bewerkingen en gereedschappen
Een programma begrijpend lezen.
Een programma maken voor een eenvoudig werkstuk. De gereedschappen monteren, opspannen en afstellen.
De verschillende te gereedschappen herkennen. Werkstuk klemmen en uitfrezen van eenvoudige figuren
gebruiken
N
I B
B B B
Het monteren en opspannen van het werkstuk op de machine omschrijven.
Het werkstuk monteren en opspannen op de freesmachine.
Het verschil tussen de begrippen machine- en werkstuknulpunt verduidelijken.
Het programma invoeren.
B
Het nulpunt vastleggen.
B
De opeenvolgende bewerkingen simuleren.
B
Een eenvoudig werkstuk frezen.
B
De nodige correcties uitvoeren.
B
Het vastleggen van het nulpunt bespreken. Met behulp van de tabel met de bewerkingsvolgorde het programma lezen. Eventuele gereedschapscorrecties bepalen.
B
- 22 -
Verspaningscondities
W
B
3
COORDINATEN - KOTTEREN
3.1
Horizontale en verticale coördinaten boor- en freesmachines
Opspannen van snijgereedschappen
Opstellen van werkstukken
De machines instellen en bedienen.
B
Met behulp van de onderhoudskaart de smeerpunten en oliepeilen aanduiden op de machine.
Glijdende en draaiende onderdelen smeren en inoliën met gepaste smeermiddelen en -toestellen.
B
De boor-, uitboor- en kottergereedschappen en hun spangereedschap herkennen en benoemen.
Monteren en opspannen in hoofdspil van: - boor-, beitel-, ruimer- en freeshouders, - centreer- en uitlijntoestellen.
De verschillende uitlijn- en centreertoestellen herkennen en benoemen.
B
Op de werktekening de referentievlakken en/of boringen opzoeken.
Een werkstuk nauwkeurig en betrouwbaar opspannen door gebruik te maken van het meest geschikte uitlijn-, richt- en spangereedschap: machinetafel, draaitafel of hoekplaat.
De verspaningsvoorwaarden van HSS en hardmetaalboorbeitels aflezen in tabellen.
De gereedschappen monteren en correct instellen op de machine voor praktisch gebruik bij toepassingen.
B
B B
- 23 -
Uitboorgereedschap
Met de machinemap de onderdelen herkennen en benoemen.
Het gepaste gereedschap kiezen in functie van de stabiliteit en de te bereiken nauwkeurigheid. Meetsystemen
De coördinaten op de tekening aflezen. Het praktisch gebruik van de verschillende meetsystemen toelichten: - de verdeeltrommel, - de eindmaten en de meetklok, - het digitaal verplaatsingsmeettoestel,
Meetsystemen op de machine gebruiken bij praktische kotterbewerkingen.
B
Nr. 3.2
LEERINHOUDEN Toepassingen Boor- en uitboorbewerkingen
COGNITIEF
MOTORISCH
De gepaste gereedschappen, in functie van de uit te voeren bewerkingen en overeenkomstig de werkfiche, kiezen.
Eén of meerdere vlakken van een werkstuk bewerken overeenkomstig de opgegeven werkgang en de voorgeschreven kwaliteitseisen. Bewerkingen kiezen uit: - boor en ruimbewerkingen, - doorlopende boringen, - in- en uitwendig vlakdraaien, - freesbewerkingen.
De werkgang en de bewerkingsvolgorde toelichten.
Onder hoek werken
De keuze van de gereedschappen toelichten.
Opstellen van een werkgang
4
SLIJPEN
4.1
Vlak-, rond- en gereedschapsslijpmachine
Een werkopdracht afwerken overeenkomstig de werktekening en volgens een zelf opgestelde werkgang.
De controle, het scherpen, het rechten van een slijpsteen uitleggen.
Slijpmachines smeren en onderhouden.
De keuze van een gepaste slijpsteen verantwoorden. De veiligheidsvoorschriften kennen en toelichten.
De klankproef uitvoeren.
B
U
B
B B
De rondslijpmachine uitlijnen. Een slijpsteen rechten en scherpen.
I
B
Werkstukken monteren en opspannen onder een bepaalde hoek met behulp van de sinustafel of het sinusliniaal.
Een praktische werkgang bepalen en verantwoorden.
N
- 24 -
De eindmatencombinatie bepalen om een werkstuk onder een welbepaalde hoek met behulp van sinusliniaal of sinustafel te monteren.
W
B B
In- en uitwendig slijpen
Het opspannen van een werkstuk tussen centers toelichten.
Een werkstuk uitwendig cilindrisch slijpen naar opgegeven maat: - diameternauwkeurigheid IT6, - oppervlaktekwaliteit Ra 0,6, - conisch slijpen.
B B U
Een werkstuk inwendig cilindrisch slijpen. Werkstuk vlakslijpen, opspannen met magneettafel en winkelhaak
Het praktisch gebruik van de magneettafel omschrijven. Het opspannen van het werkstuk uitleggen.
4.2
Gereedschapsslijpmachine
De werkgang en de bewerkingsvolgorde bij het slijpen van snijgereedschappen toelichten. 5
VONKVERSPANEN
6
MACHINECONSTRUCTIE EN ONDERHOUD
6.1
Bankwerk
Een werkstuk vlakslijpen naar opgegeven maat: - dikte IT7, - oppervlaktekwaliteit Ra 0,6, - een werkstuk haaks slijpen.
B U
B
De gereedschapsslijpmachine instellen, bedienen en onderhouden. De hulptoestellen monteren. De gepaste slijpsteen opstellen.
B
Slijpen van: boren, frezen en beitels.
B
Weten hoe de machine en het werkstuk worden ingesteld. De veiligheidsvoorzieningen en voorschriften kennen en toelichten.
Een eenvoudig werkstuk uitvonken.
Alle motorische handelingen toelichten en verantwoorden met behulp van de technologische kennis opgedaan in de theoretisch-technische vakken.
Bij onderhoudswerkzaamheden en bij machineconstructie de elementaire bankbewerkingen uitvoeren: - zagen, vijlen, slijpen, - boren, tappen, - ruimen.
B
B
U
De veiligheidsvoorschriften onderhouden.
U
B
B B
- 25 -
Het correct gebruik en het instellen van de gereedschapsslijpmachine uitleggen.
U
Nr. 6.2
LEERINHOUDEN Montage en demontage
COGNITIEF De werkmethode voor het correct monteren en demonteren van: - lagers en lagerbussen, - dichtingen en oliekeerringen, - spieën en pennen, - glijdende verbindingen, opzoeken en toelichten.
MOTORISCH
W
N
Lagers monteren en demonteren.
B
Monteren en demonteren van dichtingen en oliekeerringen.
B
Mechanische constructie oordeelkundig monteren en demonteren.
B
De juiste gereedschappen gebruiken.
B
De goede werking controleren na montage.
B
I
B
Het gebruik van speciale gereedschappen toelichten. De speciale gereedschappen herkennen.
6.3
7
Perswerk
THERMISCHE BEHANDELING
De montage van de matrijs op de pers omschrijven.
De persmatrijs correct monteren op de pers.
U
Het correct gebruik van de pers toelichten.
Perswerk uitvoeren.
U
De verschillende thermische behandelingen omschrijven: - uitgloeien, - harden, - ontlaten. De werkmethoden toelichten.
Werkstukken thermisch behandelen: - uitgloeien, - harden, - ontlaten.
B B B
- 26 -
Op plan, de werking van een mechanische constructie verklaren, de onderdelen herkennen en de montagevolgorde bepalen.
8
INDUSTRIELE PLAATBEWERKING
8.1
Afkantpers Instelling afkantpers @ V-groef @ Afkantmes @ Diepte @ Druk @ Achteraanslag Voorbereiding
Op de juiste manier de gereedschappen aanbrengen.
U
De machine regelen voor de opgegeven plaatdikte.
U
Berekenen van: - de juiste uitsnijlengte of plaatuitslag, - de buiten- en de binnenmaten.
De plaat op juiste maat snijden.
U
De achteraanslag regelen met behulp van een diepteschuifmaat.
U
Eventuele vooraanslag regelen.
U
Platen plooien (rekening houdend met de braamkant).
U
Plooivolgorde - profielen
De bewerkingsvolgorde bepalen en toelichten.
Uitvoering
De berekeningen en de werkgang voor het vervaardigen van profielen, passend in een constructie, uitvoeren en toelichten.
(C)NC-afkantpers (C)NC-afkantpers
- 27 -
8.2
De keuze van de V-groef en van het profielmes toelichten. De diepte-instelling berekenen in functie van de plaatdikte. Het berekenen van de druk toelichten. Het berekenen van de hoofd- en bijmaten omschrijven.
De verschillende stappen in de informatie-overdracht kennen. De verschillen tussen de conventionele en de (C)NC-afkantpers opsommen en toelichten. In de machinemap de onderhoudsvoorschriften opzoeken en toelichten. De veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het werken met de (C)NCafkantpers kennen en toelichten
Met gebruik van de machinemap de (C)NC-machine onderhouden.
U
Nr.
LEERINHOUDEN
COGNITIEF
MOTORISCH
W
N
I
Bedieningsbord
De functie van elke toets op het toetsenbord kennen en toelichten.
Het bedieningsbord correct bedienen.
U
Parameters - plooivolgorde - programma - uitvoering
Het berekenen van de parameters, het bepalen van de plooivolgorde, het opstellen en het lezen van het programma toelichten.
De gereedschappen monteren en de parameters instellen.
U
Het programma invoeren en het werkprogramma simuleren.
U
Plooioefeningen uitvoeren.
U
De nodige correcties aanbrengen.
U
Ponsen
De werkvolgorde voor het kiezen en het opstellen van ponseenheden kennen en toelichten.
Een ponseenheid opstellen en eenvoudige ponsoefeningen uitvoeren.
U
8.4
Knabbelen
De werkwijze omschrijven voor het inen uitwendig knabbelen.
De juiste knabbelmessen monteren.
U
Eenvoudige oefeningen uitvoeren.
U
De werkwijze voor de opstelling van de matrijs kennen en omschrijven.
Een persmatrijs opstellen en het voorgeschreven perswerk uitvoeren.
U
De specifieke veiligheidsvoorschriften met betrekking tot het werken met persmachines kennen en toelichten.
De veiligheidsvoorschriften onderhouden.
8.5
Mechanisch persen
- 28 -
8.3
B
U
- 29 TV Elektriciteit Elektriciteit
1
1ste leerjaar 1 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen komen uit de 2de graad 'Metaalbewerking' of 'Nijverheidstechnieken' en kregen reeds in het TV-vak Elektriciteit kennis van de elementaire basisbegrippen van de elektriciteit. De leerinhouden van dit vak steunen op deze voorkennis en sluiten hierop aan. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het is belangrijk dat de leerlingen van de studierichting 'Werktuigmachines' een minimum theoretischtechnische basiskennis verwerven. Het verwerven van voldoende technisch inzicht in de basisbegrippen van de Elektriciteit, in de praktische werking van elektrische motoren en in het lezen van eenvoudige aansluitschema's zijn voor deze leerlingen zeker van groot belang. Het moet de leerlingen in staat stellen om met enig begrip de elektrische apparatuur als: kolom- en handboormachines, draaibanken, freesmachines, slijpmachines, plaatsnijmachines, knabbelscharen, enz.... op een veilige en verantwoorde wijze te kunnen aansluiten en gebruiken. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De logische opbouw van de leerstof moet zoveel mogelijk ondersteund worden door verhelderende demonstratieproeven en praktische toepassingen. De leerlingen moeten indien mogelijk zelf de vaststellingen doen. Het gebruik van een meettoestel moet voor hen een gewoonte worden. Een duidelijk inzicht wordt verkregen door het oplossen van eenvoudige oefeningen. De leraar moet hierbij van de leerling steeds een gestructureerde oplossing eisen. Het zou ook goed zijn, mocht men kunnen beschikken over een lokaal waar heel wat didactisch materiaal aanwezig is. Immers wat een leerling gezien heeft, zal hij beter kennen. Om het gestelde doel te bereiken is het nodig: - enkel de noodzakelijke theoretische begrippen bij te brengen, al dan niet verder uitgediept volgens de mogelijkheden van de leerling, - de berekeningen beperkt te houden tot eenvoudige voorbeelden; voor alle berekeningen worden de formules opgeven, - de nadruk te leggen op orde en zorg, - steeds het veiligheidsaspect voor ogen te houden, het onder spanning plaatsen gebeurt pas na controle door de leraar, - een duidelijke omschrijving te geven van de opgelegde taak. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektriciteit Elektriciteit Nr. 1
LEERINHOUDEN ELEKTRISCHE GROOTHEDEN Spanning, stroomsterkte en weerstand
1ste leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
De begrippen omschrijven.
B
Grootheden, eenheden en symbolen kennen.
B
WET VAN OHM
B
De polariteit vaststellen.
B
B
De onderlinge invloed op elkaar verklaren.
B
METHODOLOGISCHE WENKEN
Schakelingen uitvoeren en hierop metingen laten uitvoeren met : ampère-, volt- en ohmmeter.
De wet proefondervindelijk vaststellen.
B
De begrippen uitleggen.
B
Grootheden, eenheden en symbolen kennen.
B
Formules gebruiken voor het oplossen van eenvoudige vraagstukken.
E
B
Het verband tussen spanning, stroom en weerstand toelichten.
Het principe van de warmte-ontwikkeling ingevolge stroomdoorgang verklaren.
S
B
B
Met volt- en ampèremeter het vermogen opgeslorpt door een ohmse verbruiker bepalen. Illustreren met de rol van de kWhmeter als energiemeting in elk huis. Illustreren met praktische toepassingen: zekeringen, thermisch relais, warm-watertoestellen, verwarmingsapparatuur, ... Praktische voorbeelden nemen uit het dagelijkse leven.
- 30 -
ARBEID EN VERMOGEN
A
Punten 1, 2 en 3 als herhaling in functie van noodwendigheid.
Eenvoudige oefeningen, op de wet van Ohm, oplossen. 3
T
Stroomzin in stroomkringen bepalen.
Gelijk- en wisselstroom onderscheiden. 2
B
MAGNETISME
De begrippen: magnetisme, magnetische en niet-magnetische materialen, magnetisch veld, veldsterkte, magnetische inductie toelichten.
B
Didactische proeven met kompasnaalden, met staaf- en hoefmagneten en met ijzervijlsel.
5
ELEKTROMAGNETISME
Het ontstaan van een magnetisch veld rond een rechte stroomvoerende geleider toelichten.
B
Proefondervindelijk demonstreren.
Het verband omschrijven tussen: - stroomsterkte en veldsterkte, - stroomzin en zin van het magnetisch veld.
U
Spoel (met/zonder kern)
Het ontstaan van een magnetisch veld in en rond een spoel uitleggen.
B
Kracht uitgeoefend door een magnetisch veld op een stroomvoerende geleider.
Het ontstaan van een kracht (Lorentzkracht) op een stroomvoerende geleider in een magnetisch veld toelichten.
B
Proefondervindelijk vaststellen. Verwijzen naar toepassingen in de dagelijkse praktijk. Aantonen met proef.
Het ontstaan van een EMK in een geleider: - die zich verplaatst in een magnetisch veld, - die onderhevig is aan een veranderlijk magnetisch veld, toelichten.
B
Didactisch demonstreren.
Factoren die de grootte van de geïnduceerde EMK beïnvloeden kennen en bespreken.
B
Het ontstaan, de grootheden en de verschillende basisbegrippen omschrijven.
B
Rechte stroomvoerende geleider
6
7
ELEKTROMAGNETISCHE INDUCTIE
WISSELSTROOM Eenfasig/driefasig
Proefopstelling met 1 en met 3 spoelen in een draaiend magnetisch veld.
- 31 -
4
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
De meest gebruikte formules bij enkelfase en bij driefasennetten herkennen en kunnen gebruiken bij het oplossen van praktische toepassingen. 8
9
ENERGIETRANSPORT
DRIEFASEN ASYNCHROONMOTOR MET KOOIROTOR
De opbouw, het werkingsprincipe en het begrip transformatieverhouding bespreken van de: - enkelfase transformator, - driefasen transformator.
ENKELFASE ASYNCHROONMOTOR
B U
Schematisch het opwekken en het transport van elektrische energie toelichten.
B
De opbouw van het verdeelnet toelichten.
B
Het werkingsprincipe fysisch uitleggen. Het begrip nominale rotatiefrequentie en slip toelichten.
B
Het aansluiten van de driefasen asynchroonmotor met kooirotor uitleggen: - ster/driehoek aanlopen, - omkeren van draaizin. 11
U
De opbouw en het werkingsprincipe uitleggen en het omkeren van draaizin bespreken bij: - zelfaanlopende motoren, - niet-zelfaanlopende motoren.
U
B B B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Formules geven voor het oplossen van toepassingen.
Illustreren en metingen uitvoeren op didactisch demonteerbare transformator met afzonderlijke spoelen.
Een schema van het elektrische verdeelnet is hier noodzakelijk.
- 32 -
10
TRANSFORMATOREN
T
12
REGLEMENTERING - KWALITEITSMERK
12.1
Gevaren van elektriciteit Elektrocutie Brandgevaar
Gevaren voor personen en omgeving toelichten. Algemene voorzorgsmaatregelen omschrijven.
B
12.2
Reglementeringen ARAB AREI
Het doel van de diverse reglementeringen toelichten en de specifieke voorschriften in verband met de werkomgeving aanhalen.
B
12.3
Kwaliteitsmerk
Het doel omschrijven en de kwaliteitsmerken op toestellen herkennen.
B
12.4
Eerste hulp bij ongevallen
Te nemen maatregelen bij brand en bij elektrocutie toelichten.
B
13
AANSLUITEN VAN MOTOREN
De gebruikte elektrische symbolen herkennen. Het kenplaatje begrijpend lezen.
B
- 33 -
B
Lijst met genormaliseerde symbolen ter beschikking stellen (NBN C 03617-2).
B
Aansluitschema's (bedradingsschema's) en de diverse aanduidingen (doorsneden en type van de kabel, type van schakelaars en beveiligingen, enz...) begrijpend lezen.
B
Het doel en de functie van de beveiliging omschrijven. Thermische beveiliging instellen. Het doel van de aarding toelichten. Het doel en de werking van de noodstop omschrijven.
B B B
Eenvoudige aansluitingen laten uitvoeren,met de nodige aandacht voor de regels van goed vakmanschap.
B
- 34 -
TV Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie
1
2de leerjaar : 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit is een totaal nieuw leervak. Er is geen voorkennis. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De overgang van school naar bedrijf is voor alle leerlingen een belangrijke stap. Het is dan ook evident dat jongeren die hun secundaire studies beëindigen, een aantal basisprincipes van bedrijfsorganisatie kennen. De algemene doelstelling van het vak Beroepseconomie is dan ook de leerlingen een algemeen beeld te geven van de ingewikkeldheid van het bedrijf en het bedrijfsleven. Deze doelstelling kan alvast bereikt worden: - door de leerlingen een algemeen beeld te geven van de structuur van de bedrijven met een minimum aan basiskennis, - door de leerlingen aan te sporen tot nadenken, tot het zoeken naar oplossingen en tot gemotiveerd werken via het kritisch bespreken van actuele problemen, - door de leerlingen te overtuigen van het feit dat een goede organisatie aanleiding geeft tot het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de produktie, - door de integratie van kwaliteitszorg, veiligheid en hygiëne in al hun activiteiten aan te moedigen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
De toegemeten tijd is kort, hieruit volgt de noodzaak het leerplan soepel te interpreteren. Ga praktisch tewerk gezien het grote aanbod van studiemateriaal en de voortdurende verandering op technisch, economisch en sociaal gebied. Kies als toetssteen een produktiebedrijf in de vakspecialiteit van de leerlingen, groot genoeg om alle delen van het leerplan aan bod te laten komen. Geef bij de theoretische uitleg zoveel mogelijk een praktische toepassing. Een bedrijfsbezoek biedt alvast vele mogelijkheden om de geziene leerstof te illustreren. Geef de leerlingen bij bedrijfsbezoeken welbepaalde opdrachten. Analyseer en bespreek deze opdracht daarna in klasverband. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Beroepseconomie Nr. 1
LEERINHOUDEN ORGANISATIE
2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
De noodzaak van het beroep omschrijven. De verschillende bedrijfsvormen kennen.
2
ECONOMISCH PRODUCEREN
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B B
Zoveel mogelijk voorbeelden geven uit de eigen specialiteit.
De specifieke kenmerken van elke bedrijfsvorm omschrijven.
U
Begrippen als goederenstroom, geldstroom, diensten- en arbeidscircuit verklaren.
B
De onderlinge samenhang beschrijven.
B
Het hoe en waarom van economisch produceren toelichten: - werkplaatsuitrusting, - personeelsbezetting.
B
In functie van deze beide gegevens de ideale produktielijn uitzetten.
U
Gebruik maken van een PERT-planning.
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen beroepsspecialiteit.
- 35 -
3
DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
K
4
PRODUKTIE
Woorden als produceren, produktiviteit en rendement begrijpen.
B
Gebruik voorbeelden uit de praktijk.
5
PLANNING
Weten wat planning is.
B
De noodzaak ervan inzien.
B
Als uitgangspunt een praktisch voorbeeld kiezen uit de eigen school.
De verschillende soorten planningen toelichten.
B
Nr. 6
7
LEERINHOUDEN KOSTPRIJSBEREKENING
MARKETING
MAGAZIJNBEHEER
8.1
Voorraadbeheer
K
Weten hoe een kostprijs tot stand komt. Weten hoe de prijs van een herstelling wordt bepaald. De verschillende kostprijsfactoren omschrijven. Weten wat men onder 'marketing' verstaat.
B U U
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren aan de hand van een praktisch voorbeeld.
U U
Illustreren voorbeeld.
Het begrip 'vrije markteconomie' omschrijven.
U
Het doel en het beheer van de voorraden beschrijven. Voor- en nadelen van voorraden bespreken. Een idee hebben van wat normalerwijze steeds in voorraad moet zijn. (onderdelen, grondstoffen, gereedschappen enz.).
B
met
een
praktisch
Praktische voorbeelden uit de eigen specialiteit.
B B
8.2
Bestellingen
Weten hoe een bestelling tot stand komt.
U
8.3
Administratie
Verschillende classificatiesystemen bespreken. De voordelen van het gebruik van de computer bij het magazijnbeheer omschrijven: - voorraadbeheer,
U U
Liefst originele formulieren gebruiken.
- 36 -
8
VERWERKING
- beheer van magazijnbestellingen, - enz. Computer en aangepaste software gebruiken.
9
PERSONEEL
INTEGRALE KWALITEITSZORG (IKZ)
10.1
Kwaliteitsbeheersing en IKZ
10.2
10.3
Kwaliteitsmotivatie, -kosten en -systemen
Kwaliteitskringen
Verloop van de bestellingen uitleggen. De receptie van goederen uitleggen. Belang van transport bespreken.
U
Rechten en plichten van werkgever en werknemer bondig omschrijven. De soorten statuten en arbeidsovereenkomsten bespreken. Weten wat men verstaat onder "sociale zekerheid".
B
Het begrip kwaliteitsbeheersing en IKZ omschrijven. De kerngedachte kennen en concretiseren in de Demingcirkel. De zes basisregels van Ishikawa kunnen verwoorden.
B
Begrippen kwaliteitsmotivatie, kwaliteitskosten en kwaliteitssystemen bondig uitleggen. De controlesystemen bespreken.
B
Nut van kwaliteitskringen bespreken. Concrete uitwerking binnen het bedrijf bespreken.
B B
Mogelijke samenwerking met vakleraar Informatica.
U U
B B
Overleggen met de leraar van het vak Bedrijfsbeheer. Voorbeeldformulieren van arbeidsovereenkomsten aan de leerlingen geven. - 37 -
10
U
B B
B
Met praktische voorbeelden deze begrippen illustreren.
Nr.
LEERINHOUDEN
11
VEILIGHEID EN HYGIENE
11.1
Arbeidsongevallen
VERWERKING
K
Mogelijke oorzaken van ongevallen opsommen.
B
Voorkomen bespreken.
11.2
Eerste hulp bij ongevallen
van
B
B
Gevolgen van arbeidsongevallen, zowel voor werkgever als voor werknemer, omschrijven.
B
dienst
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
EHBO
B
11.3
Reglementeringen
Specifieke voorschriften voor het beroep opzoeken en omschrijven.
B
11.4
Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing
Het doel en bevoegdheden van het Comité en van de Dienst veiligheid, gezondheid en verfraaiing omschrijven.
B
Wettelijke voorschriften aangaande verkiezing en samenstelling van dit Comité kennen.
S
U
- 38 -
Basisregels in verband met eerste hulp bij ongevallen toepassen. de
A
Concrete voorbeelden uit de school, vooral in de eigen werkplaats.
arbeidsongevallen
Werking van omschrijven.
T
Het ARAB en het AREI ter beschikking hebben voor opzoekingswerk.
- 39 -
TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica
1
1ste leerjaar : 1 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerinhouden van dit vak kunnen steunen op de leerstof van het vak 'TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica' van de 2de graad BSO 'Metaalbewerking' en 'Nijverheidstechnieken'. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Het is belangrijk dat de leerlingen van deze studierichting een minimum theoretisch-technische basiskennis verwerven van de werking van verbrandingsmotoren, pompen en compressoren. Ook het verwerven van voldoende technisch inzicht in het algemeen werkingsprincipe van: - overbrengingssystemen en hefwerktuigen, - verwarmings- en koelinstallaties, is van groot belang voor deze leerlingen. Deze basiskennis moet hen in staat stellen om met voldoende kennis te kunnen handelen in reële situaties die zowel in de werk- als in de eigen leefomgeving kunnen voorkomen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Gezien de beperkte tijd is het aangewezen zoveel mogelijk te werken met didactische modellen. De diverse onderwerpen moeten helemaal niet wiskundig worden benaderd, maar zo praktisch mogelijk en ervaringsgericht zijn. Men zal dan inspelen op hun eigen leefwereld als jonge mensen en op hun toekomstige leefwereld als volwassenen. Het zou ook goed zijn, mocht men kunnen beschikken over een lokaal waar heel wat didactisch materiaal aanwezig is. Slechts wat een leerling gezien heeft kan hij goed kennen. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Mechanica Nr.
1ste leerjaar: 1 u./w.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
1
THEORETISCHE MECHANICA
Korte herhaling van de basisbegrippen uit de leerstof van de 2de graad: - kracht en zwaartekracht, - actie en reactie, - arbeid en vermogen, - rendement.
2
VERBRANDINGSMOTOREN
Een verbrandingsmotor herkennen en het elementair onderhoud toelichten.
B
Een studiebezoek aan een garage is zeer nuttig.
2.1
Benzinemotor
De principewerking van de 2- en van de 4-takt benzinemotor omschrijven.
B
De principiële verschillen tussen de 2en de 4-taktmotor toelichten.
B
Didactische modellen van een 2- en van een 4-taktmotor gebruiken ter illustratie. Illustreren met videofilms.
Het principe van de dieselmotor omschrijven.
B
Het verschil tussen benzine- en dieselmotor toelichten.
B
2.3
Dieselmotor
Elektrisch gedeelte
De elektrische onderdelen nodig voor de goede werking van benzine- en van dieselmotoren opnoemen.
B
T B
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Praktisch illustreren met voorbeelden en toepassingen.
Didactische panelen of wandplaten gebruiken ter illustratie.
Van elk onderdeel het doel en de principewerking toelichten.
B
Het elementair onderhoud van de elektrische installatie kennen en toepassen.
B
- 40 -
2.2
K
Koeling en smering
Het doel en de principewerking van het koel- en van het smeringsysteem omschrijven.
B
Ook aandacht hebben voor wintertemperaturen.
2.5
Ophanging, vering en remmen
De basisprincipes omschrijven van: - de ophanging, - de vering, - de reminstallatie.
B
Illustreren met videofilms. Een bezoek aan de garage is zeer nuttig.
3
POMPEN EN COMPRESSOREN
Firmaplaatgegevens lezen en toelichten.
B
De verschillende soorten pompen en compressoren opnoemen en hun gebruik toelichten.
B
Men moet niet alle soorten pompen en compressoren bespreken. Men kan zich beperken tot die types die op de school aanwezig zijn.
De principewerking van pompen en compressoren uitleggen.
B
De veiligheidsvoorschriften kennen, toelichten en toepassen. Het onderhoud van deze machines toelichten.
4
OVERBRENGINGSSYSTEMEN
- 41 -
2.4
B B
De gelijkenissen tussen pompen en compressoren opnoemen.
U
De verschillende mechanische overbrengingssystemen omschrijven: - translatie 6 translatie, - translatie 6 rotatie, - rotatie 6 translatie, - rotatie 6 rotatie.
B
Van elk systeem het doel en de principewerking bondig uitleggen.
B
Wat men bespreekt ook laten zien. Talrijke voorbeelden kunnen praktisch getoond worden in de werkplaatsen. De principes demonstratief uitleggen met didactische opstellingen.
Nr. 5
LEERINHOUDEN HEFWERKTUIGEN
VERWERKING
K
De verschillende soorten hefwerktuigen kennen en omschrijven: - ketting- en kabeltakels, - katrollen, - kranen.
B
B
B
Het vastmaken omschrijven.
B
lasten
De onderhouds- en de veiligheidsvoorschriften kennen en toepassen. PERSLUCHTINSTALLATIES
H Y D R A U L I S C H E INSTALLATIES
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Toepassingen van het gebruik van perslucht opnoemen.
B
Illustreren met voorbeelden uit de werkplaats.
De werking van eenvoudige persluchtinstallaties met behulp van het installatieschema uitleggen.
B
Praktisch illustreren op de pneumatische simulator of op een PC met behulp van aangepaste software.
De veiligheids- en onderhoudsvoorschriften kennen en toepassen. 7
S
B
Het onderhoud praktisch toelichten op installaties in de werkplaatsen van de school.
Voorbeelden opsommen van toepassingen waarbij oliedruk wordt gebruikt als krachtbron.
B
Illustreren met praktische voorbeelden uit de werkplaats.
De werking van eenvoudige hydraulische installaties met behulp van het schema uitleggen.
B
Praktisch illustreren op een hydraulische simulator of op een PC.
- 42 -
6
A
Illustreren met: - een werfbezoek, - documentatie van fabrikanten, - dia's, - videofilm.
Van elk hefsysteem het doel en het werkingsprincipe toelichten. van
T
De veiligheids- en onderhoudsvoorschriften kennen en toepassen.
B
Het onderhoud praktisch toelichten op de installaties in de werkplaatsen van de school.
8
OVERDRACHT VAN WARMTE
Enkele praktische toepassingen van warmte-overdracht bespreken.
B
Leerlingen voorbeelden laten opzoeken uit hun eigen leefwereld.
8.1
Centrale verwarmingsinstallatie
De verschillende soorten centrale verwarmingsinstallaties toelichten: - met stookolie, - met gas.
B
Men kan hier best een huisinstallatie bespreken.
De principewerking van deze installaties uitleggen.
B
8.2
9
Warmteverliezen
KOELINSTALLATIES
B - 43 -
De normale en de wettelijke onderhouds- en de veiligheidsvoorschriften kennen en toepassen. De basisprincipes voor het berekenen van de warmteverliezen kennen en toepassen.
B
Weten wat men verstaat onder het begrip k-waarde van bouw- en isolatiematerialen.
B
Het principe van koeling en het werkingsprincipe van koelinstallaties toelichten.
Tabellen met de k-waarden ter beschikking stellen van de leerlingen. Leerlingen enkele k-waarden laten opzoeken in deze tabellen.
U
Als voorbeeld de huishoudelijke koelkast en/of de diepvrieskast nemen.
- 44 -
TV Elektromechanica/Mechanica Meettechniek en kwaliteitszorg
1
1ste leerjaar: 2 u./w.
BEGINSITUATIE
In de 2de graad hebben de leerlingen uit de BSO-studierichtingen 'Metaalbewerking' en 'Nijverheidstechnieken' reeds kennis gemaakt met eenvoudige en vaak gebruikte meetgereedschappen. Zij hebben deze instrumenten in de praktijk leren gebruiken en onderhouden. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Meten is nauw verbonden met het produktieproces. Om die reden moet het zo functioneel mogelijk gebeuren, dit wil zeggen: op de juiste plaats, op het juiste tijdstip en op de juiste wijze. Dit vraagt een ruime kennis van de meettoestellen en meetmethoden. Hieruit volgt dat meten niet mag gezien worden als een op zichzelf staande handeling, maar als een onderdeel van het produktieproces. De leerlingen moeten een goed inzicht hebben in de werking van de meettoestellen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het vak Meettechniek en kwaliteitszorg moet direct aanleunen bij de praktijk, dit wil zeggen dat hoofdzakelijk die onderwerpen worden behandeld die de leerling later veel zal moeten toepassen. Men zal de leerlingen het verband moeten laten inzien tussen Meettechniek en Technisch tekenen. Ingeschreven maten, op een tekening, moeten ook gemeten kunnen worden. De leerstof zal men ook zo aanschouwelijk mogelijk voorstellen, daarom is het nodig in het leslokaal steeds de nodige meettoestellen bij de hand te hebben. Streven naar kwaliteitszorg is een attitude die de leerlingen zich moeten eigen maken via alle vakken. Geef dus de voorgeschreven items niet als een droge leerstof, maar laat ze de leerlingen toepassen op zaken uit hun eigen leefwereld. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Meettechniek en kwaliteitszorg Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
MEETTECHNIEK
1.1
Bijzondere schuifmaten Schuifmaten @ diepteschuifmaat @ schuifmaat voor gleuven @ schuifmaat voor groeven Precisieschuifmaten Schuifmaten met meetklok Digitale schuifmaten
De afleesnauwkeurigheid van elk type van schuifmaat herkennen.
Schroefmaten Schroefmaat met nonius Wijzerplaatmicrometer Digitale schroefmaten
1.2
1.3
Meetklokken Tastermeetklok Z e l f c e n t r e r e n d e boringsmeetklok
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
Gebruik maken van alle types die in de werkplaats gebruikt worden.
Metingen uitvoeren met de schuifmaten.
B
De leerlingen hun eigen stukken uit de praktijk laten opmeten.
De schroefmaten identificeren naar constructievorm en gebruiksdoel.
B
Illustreren met praktische metingen op werkstukken uit de werkplaats.
Het doel en het correct gebruik van de verschillende soorten schuifmaten toelichten.
De afleesnauwkeurigheid en het correct gebruik van de verschillende schroefmaten toelichten.
B
B
De verschillende soorten schroefmaten gebruiken bij opmetingen.
B
De meetklokken identificeren naar hun gebruik.
B
De afleesnauwkeurigheid kennen en het praktisch gebruik en het aflezen toelichten. De meetklokken correct gebruiken bij metingen.
B
B
Meetopstellingen maken, die de leerlingen ook in de praktijk zullen moeten realiseren.
- 45 -
1
1ste leerjaar: 2 u./w.
Nr. 1.4
LEERINHOUDEN Eindmaten
VERWERKING
K
Volgens de kwaliteitsklasse het doel en het gebruik van eindmaten toelichten.
B B
Met eindmaten een gegeven maat opbouwen.
De kalibers onderscheiden naar hun doel en gebruik. De inscripties op de kalibers toelichten.
1.7
Controle van platte vlakken
Hoekmetingen Hoekmeetinstrumenten Hellingsmeetinstrumenten Richtingsmeetinstrumenten
De meetmethoden en de apparatuur voor de controle op vlakheid en op rechtheid omschrijven. Controlemetingen uitvoeren. De verschillende meetgereedschappen herkennen, hun doel en hun praktisch gebruik toelichten: - universele en optische hoekmeter, - sinusliniaal, - sinushoekmeter. Hoekmetingen praktisch uitvoeren.
E
METHODOLOGISCHE WENKEN De nadruk leggen op de zorg bij het gebruik van eindmaten.
B B
Ook vermelden dat kalibers ook onderhevig zijn aan slijtage. B
Het correct werken met kalibers omschrijven. 1.6
S
- 46 -
Kalibers Penkalibers Vorkkalibers Pendraadkalibers Draadkalibers met rollen
A
B
Het onderhoud van de eindmaten bespreken. 1.5
T
B B
Bijvoorbeeld de vlakheid van machinetafels controleren. B
B B B B
Hoeken van zelfgemaakte werkstukken nauwkeurig laten nameten.
1.8
Schroefdraadmeting Schroefdraadkammen Schroefdraadkalibers Schroefdraadmicrometers
De verschillende schroefdraden van elkaar onderscheiden. De betekenis van het ISO-passingsstelsel kennen en toelichten.
B U
De schroefdraadgegevens uit schroefdraadtabellen aflezen.
1.9
Controle van meetgereedschappen
B
B
De voorwaarden opsommen en toelichten waaraan moet voldaan worden om correcte controles en ijkingen te realiseren.
B
Meten van zwaluwstaarten
De meetmethode kennen.
1.11
Hardheidsmetingen
Het begrip hardheid verklaren.
B
Het principe van de verschillende hardheidsmetingen omschrijven.
B
Het doel, het werkingsprincipe en het gebruik van de waterpas verklaren.
B
Het belang van de afleesnauwkeurigheid toelichten.
B
De waterpas
B
Leerlingen meettoestellen uit de werkplaats laten controleren met behulp van laboratoriummeetinstrumenten.
Geen berekeningen maken. Het begrip verduidelijken met praktische demonstratieproeven.
Leerlingen een gewone waterpas horizontaal laten houden met de losse hand. Nadien hetzelfde herhalen met een precisiewaterpas.
- 47 -
Het principe van de controle en de ijking van meetgereedschappen toelichten.
1.10
1.12
Afspreken met de leraar Technisch tekenen om overlapping te vermijden.
U
De verschillende meetmethoden en het gebruik van de apparatuur, voor het opmeten van schroefdraad, kennen en toepassen.
NBN E 03-001. Gebruik van schroefdraadtabellen sterk aanbevolen.
Nr. 1.13
1.14
LEERINHOUDEN Meten van tandwielen
Ruwheidsmetingen
KWALITEITSZORG
2.1
Begrip kwaliteit
2.2
Kwaliteitszorg Functieketen Kwaliteitsspiraal
K
B
Het principe van de controle van tandwielen toelichten. De werking, het instellen en het correct gebruik van de tandwielschuifmaat uitleggen.
U
De verschillende afwijkingen bij afgewerkte oppervlakken omschrijven: vormfouten, golvingen, en ruwheid.
B
Het belang van de ruwheidsmeting begrijpen. De betekenis van de specifieke kenmerkende ruwheidswaarden Ra en Rt kennen.
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
U
Deze afwijkingen onderscheiden van de totaalfout.
B
- 48 -
2
VERWERKING
Het praktisch bepalen van de oppervlakteruwheid toelichten.
B
Met voorbeelden aantonen dat het begrip kwaliteit steeds relatief is.
B
Met een concreet voorbeeld de afhankelijkheid van de kwaliteit met de relatie producent-consument aantonen.
B
De zorg voor de kwaliteit in elke fase van de functieketen met de kwaliteitsspiraal illustreren.
B
Ruwheidsmetingen demonstreren tijdens de les met ruwheidstestplaatjes of met ander beschikbare apparatuur.
Kwaliteitszorg is vooral een attitude. De opgegeven items niet theoretisch geven maar verwerk en illustreer ze met praktische voorbeelden eigen aan de leefwereld van de leerlingen.
2.3
Kwaliteitsbeheersing
De begrippen kwaliteitsbeoordeling, kwaliteitsherstel en kwaliteitsbeheersing van een fabricageproces kennen en met een voorbeeld toelichten.
B
Vanuit deze begrippen de betekenis en het belang van de Demingcirkel bespreken.
B
Totale kwaliteitszorg
De factoren die de totale kwaliteitszorg beïnvloeden kennen en opsommen.
2.5
Kwaliteitsborging
Met eigen woorden kwaliteitsborging omschrijven.
B
2.6
Pareto-analyse
Met eigen woorden de techniek van de Pareto-analyse toelichten.
B
2.7
Oorzaak/gevolg diagram
Het opstellen van een oorzaak/gevolg diagram (visgraatdiagram) toelichten.
B
met
praktische
B
Een dergelijk diagram zelf opstellen en tekenen.
- 49 -
2.4
Illustreren voorbeelden.
U
2.8
Histogram
Het doel en de opbouw van een histogram met eigen woorden omschrijven en toelichten.
B
2.9
Keurings- en controlekaart
Het doel en het praktisch gebruik van de keurings- en van de controlekaart bespreken.
B
2.10
Kwaliteitscirkel
De betekenis en het nut van de kwaliteitscirkel toelichten.
B
Voor een zelfgemaakt werkstuk het visgraatdiagram tekenen. Illustreren voorbeeld.
met
een
praktisch
- 50 -
TV Elektromechanica/Mechanica Pneumatica-hydraulica
1
2de leerjaar: 1 u./w.
BEGINSITUATIE
Dit leerplan kan enkel steunen op de parate kennis van de leerlingen die zij op het gebied van de pneumatica en de Hydraulica reeds verworven hebben vanuit hun eigen ervaringswereld. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De algemene doelstelling is de leerlingen vooral praktisch inzicht en kennis te laten verwerven omtrent alle aspecten van de mechanische automatisering. Het gaat hier over de pneumatische, de elektropneumatische, de hydropneumatische, de hydraulische sturingen. De drempelvrees naar de automatie moet bij de leerlingen volledig verdwijnen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het ligt zeker niet in de bedoeling dat de leerlingen automatiseringssystemen gaan ontwerpen, wel dat ze eenvoudige systemen leren begrijpen, onderhouden en eventueel herstellen. Leerstofoverdracht in een BSO-studierichting vraagt een meer praktisch didactische aanpak, zeker waar het abstracte leerinhouden zoals Pneumatica en Hydraulica betreft. Daarom is het noodzakelijk dat de lessen in hoofdzaak in het laboratorium doorgaan om zo al doende tot inzicht te komen. Punt 1.6 vraagt om deze reden de meeste aandacht en tijd. Inhoudelijk ligt de nadruk vooral op het kennen van de symbolen, het herkennen van de toestellen en het begrijpen van eenvoudige basisschakelingen. Kennismaking met meer geavanceerde apparatuur, zoals PLC, kan onder de vorm van een demonstratie bijdragen tot een beter totaaloverzicht van de mogelijkheden binnen de automatisering. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Pneumatica-hydraulica Nr.
LEERINHOUDEN
1
PNEUMATICA
1.1
Toepassingsgebied
2de leerjaar: 1 u./w. VERWERKING
K
Toepassingen opsommen waarbij perslucht gebruikt wordt voor: - verstuiven, - transport, - rotatiebewegingen, - automatiseringen.
Luchtconditionering
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De leerlingen zelf toepassingen laten zoeken uit hun eigen leefwereld.
De verschillende onderdelen op een pneumatisch schema: - energiebron, - stuurorganen, - energie-omvormers, opzoeken en herkennen.
B
Nieuwe symbolen aanbrengen als ze voorkomen in een nieuwe opgave.
De symbolische voorstelling van de verschillende elementen opzoeken in de tabellen.
B
B
Norm NBN E 04-003 gebruiken.
Het doel, het principe en de algemene opbouw van de perslucht-conditioneringsinstallatie omschrijven.
B
De voorwaarden waaraan perslucht moet voldoen kennen.
B
De veiligheidsvoorschriften bij werkzaamheden aan de compressorgroep kennen.
B
Elke leerling zijn eigen tabel met symbolen laten opstellen. De verschillende delen laten zien op de installatie in de school.
Een aantal praktische tips bij onderhoudswerkzaamheden meegeven.
- 51 -
1.3
Symbolische voorstelling
T
B
De voordelen opnoemen die het gebruik van persluchttechniek biedt. 1.2
B
Nr.
1.4
1.5
LEERINHOUDEN
Cilinders
Ventielen
VERWERKING
K
De verschillende types compressoren kennen en herkennen.
U
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Illustreren met tekeningen en documentatiemateriaal van fabrikanten van compressoren.
Het werkingsprincipe van de verschillende cilinders verklaren: - enkelwerkende cilinders, - dubbelwerkende cilinders, - zuigerstangloze cilinders, - .....
B
De constructie en de werking van de verschillende soorten ventielen toelichten.
B
Men kan best de verschillende cilinders bespreken op het ogenblik dat ze voorkomen in een toepassing. Zeker niet allemaal na elkaar doornemen. Ventielen laten opzoeken in catalogi.
B B
B
- 52 -
De plaats en de aansluitingswijze op een schema aanduiden. De soorten ventielbedieningen kennen en bespreken: - handbediening, - mechanische bediening, - pneumatische bediening, - elektrische bediening, - ... Montage- en demontagevoorschriften kennen, de correcte werking nagaan en mogelijke fouten opsporen van: - smoorventiel, - terugslagventiel, - snelontluchtingsventiel, - ...
T
1.6
Schakelingen
Met behulp van een schema de verschillende onderdelen die nodig zijn verzamelen en het schema praktisch realiseren.
B
Het schema bestuderen en de werking uitleggen.
1.7
Elektropneumatica
B
Eenvoudige schema's zelf vervolledigen.
B
Fouten in een eenvoudig schema opsporen en corrigeren.
U U
De principewerking van verschillende sensortypes verklaren.
U
B
HYDRAULICA
2.1
Kenmerken van de hydraulica
De verschillen tussen hydraulica en pneumatica toelichten.
2.2
Hydraulische kring
De verschillende symbolen van de hydraulica kennen en herkennen in een schema. Een enkelvoudige hydraulische kring uit een globaal schema halen en bespreken. Van deze kring de opbouw, de delen en hun functie verklaren.
- 53 -
Enkele elektropneumatische schema's ontleden en hun werking uitleggen.
2
De schema's worden door de leerlingen in het laboratorium uitgewerkt.
Vertrekken van een blokschema. De nadruk leggen op de beveiligingen.
B
B
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K U
B
2.3
Pomptypes
De principewerking van de verschillende pompen kennen.
2.4
Hydraulische energie-omvormers
Het werkingsprincipe van hydraulische cilinders, motoren, variatoren verklaren.
U
Het gebruik van deze energie-omvormers bespreken.
U
2.5
Schemalezen
De verschillende ventielen en hun symbolen kennen en herkennen in schema's.
B
VRIJ PROGRAMMEERBARE BESTURING (PLC)
Het verschil tussen stuur- en commandoventielen toelichten.
B
Het schema van basisschakelingen lezen en de werking uitleggen.
B
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Indien mogelijk de schema's praktisch laten uitvoeren door de leerlingen. U
Het doel omschrijven.
B
De opbouw van een PLC in een blokschema weergeven, de voornaamste kenmerken van de samenstellende delen opnoemen.
U
Eenvoudige programma's opstellen, invoeren en uittesten.
S
Overzicht met alle symbolen ter beschikking stellen van de leerlingen. (Norm NBN 04-003)
Eenvoudige foutendiagnose in een hydraulische kringloop opstellen. 3
A
- 54 -
2.6
Hydraulische ventielen
T
U
Afhankelijk van de beschikbare apparatuur in de school.
- 55 -
TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen
1
1ste leerjaar: 3 u./w. 2de leerjaar: 3 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerlingen hebben reeds, in de 2de graad, kennis gemaakt met het ISO-passingstelsel, de maataanduiding, de oppervlaktegesteldheid en de vorm- en plaatstoleranties. De andere leerinhouden zijn voor hen nieuw. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Vooraf willen wij duidelijk stellen dat de doelstelling van Technisch tekenen in het BSO niet dezelfde kan en mag zijn als deze voor het TSO. Waar voor het TSO de klemtoon ligt op het uitvoeren van een technische tekening, dient in het BSO het tekenen te worden opgevat als middel om een tekening te lezen. De beroepsleerling zal wellicht nooit tekenaar (kunnen) worden. Wij moeten de leerling brengen tot het begrijpen van de tekening. In dit kader dient dit leerplan Technisch tekenen dan ook eerder gezien als een leerplan Tekeninglezen. Vele beroepsschoolleerlingen hebben reeds heel wat moeite de ruimtelijke voorstelling van een, in vlakke projectie, getekend werkstuk te begrijpen. De betekenis van de op een tekening voorkomende symbolen moeten goed begrepen worden om vertaalproblemen naar de praktijk toe tot een minimum te beperken. Een technische tekening, zelfs van een eenvoudig onderdeel, bevat een volledige en ondubbelzinnige omschrijving van het te vervaardigen produkt. Het is deze totaal-informatie die ook de beroepsleerling moet leren lezen en begrijpen. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het tekenonderricht moet praktijkgericht zijn. In de tekenlessen zal er ruimschoots gebruik worden gemaakt van modellen en andere didactische leermiddelen. Men zal bij voorkeur werkstukken kiezen die in de praktijkoefeningen voorkomen en niet zoeken naar irreële werkstukken. Om het leerproces te activeren zal men altijd gebruik maken van afgewerkte tekeningen voor het tekeninglezen. Als er iets getekend wordt geeft men altijd voorgedrukte bladen. Alle meetkundig- en projectietekenen dient geïntegreerd te worden in het Technisch tekenen, dus niet afzonderlijk geven. Men zal ook zoveel mogelijk gebruik maken van normen, documentatiemateriaal en tabellen. Daar waar het kan mag ook de PC als tekenmiddel worden gebruikt. Een goede didactische werkvorm is de zelfevaluatie. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Technisch tekenen Nr. 1
LEERINHOUDEN DOORSNEDEN
MAATAANDUIDING
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Leerlingen in het bezit stellen van de NBN-normen. Voorgedrukte tekeningen gebruiken en laten aanvullen.
Op eenvoudige tekeningen de doorsneden oordeelkundig aanbrengen.
B
De maataanduiding op een tekening oordeelkundig aanbrengen.
B
Maataanduidingen en gelijktijdig bespreken.
Op een tekening, de maataanduiding van helling, tapsheid en conushoek aanbrengen.
B
Tekeningen van werkstukken uit de praktijk gebruiken.
werkgang
Maattoleranties (NBN 101/102/137/138/139/ NBN 580/E 02-001/E 04-005)
Oppervlaktetoestand
(NBN 88-02)
Ruwheidswaarden, fabricatieprocédé, behandeling, bekleding en bewerkingstoeslag
De normbladen raadplegen. De basisgegevens identificeren.
B
B
Eenvoudige toleranties aanbrengen op een tekening. Aanbevolen passingen identificeren in een tabel.
B
Vertrekkend van monsters, de symbolen, vergezeld van één of meer aangepaste aanduidingen op een tekening aanbrengen.
B
De leerlingen in het bezit stellen van de NBN-normen. Gebruik praktijkoefeningen.
B De ruwheidplaatjes moeten aanwezig zijn in de tekenklas. Gebruik een tabel die de nominale waarden Ra, de ruwheidsklassen en de oppervlakteruwheid bij verspanende bewerkingen weergeeft.
- 56 -
(NBN E04-005)
2.3
De normbladen raadplegen.
B
Maataanduiding voor kegels Helling - tapsheid - conussen
2.2
K
(NBN 518)
Coördinaten, afschuiningen Symmetrische elementen Samenstellingen 2.1
VERWERKING
(NBN E 04-008)
Doorsneden en snijvlakken Schikkingen en voorstelling Arceringen 2
1ste en 2de leerjaar: 3 u./w.
2.4
Vorm- en plaatstolerantie (NBN 88-03)
3
NORMALISATIE
3.1
Schroefdraadvoorstelling (NBN E03-001/E04-006 en E04-010) (NBN 112/115/586 en E03-003)
Lasaanduiding
(NBN F01-001)
B
In eenvoudige samenstellingstekeningen de schroefdraadvoorstellingen in hun tekenvormen en met hun maataanduidingen herkennen: - zichtbare en verborgen schroefdraad, - in doorsnede aangegeven draadstukken, - de grens van de bruikbare schroefdraad, - schroefdraad in samenaanzichten.
B
Tekeningen aanvullen met de nodige schroefdraadvoorstellingen en de gepaste maataanduidingen.
B
Geprogrammeerde cursus gebruiken. Alleen die vorm- en plaatstoleranties die men in het laboratorium kan nameten.
- 57 -
3.2
Op een tekening de vorm- en plaatstoleranties aflezen en/of zelf aanbrengen: - rechtheid, rondheid, vlakheid en cilindriciteit, - evenwijdigheid, loodrechtheid en helling, - concentriciteit, coaxialiteit en symmetrie.
Inzicht verwerven in de symbolische voorstelling van de meest gebruikte lasnaden.
B
De normbladen raadplegen. De symbolische lasaanduiding herkennen en de maataanduiding aflezen.
B B
Eenvoudige aanvuloefeningen gebruiken. De leerlingen de NBN-normen laten raadplegen.
Nr. 4
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
B
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
PROJECTIETEKENEN Snijlijnen van vlakken (rechte en gebogen) Ontvouwingen van enkelvoudige lichamen en van elkaar snijdende buizen
Construeren.
B
Construeren.
B
Aan de hand van de ontvouwing het lichaam opnieuw samenstellen met dik papier.
5
VAKTEKENEN
5.1
Inzicht in de soorten tekeningen
Onderscheiden en herkennen van een schets, een produktietekening en een samenstelling.
5.2
Stuktekening
Van een samenstelling stuktekeningen maken.
B
Gebruik voorbeelden uit de werkplaats.
5.3
Samenstellingen
Eenvoudige samenstellingstekeningen tekenen.
B
Neem eenvoudige onderdelen van werktuigmachines of hulpgereedschappen.
5.4
Materiaalstaat
De symbolen van de staalsoorten, kunststoffen en non-ferrometalen opzoeken.
B
Gebruik van catalogi.
Een materiaalstaat volledig opmaken.
B
Toepassingen op het inoefenen van de ruimtelijke voorstelling van ingewikkelde werkstukken.
B
Illustreren met een praktisch uitgewerkt voorbeeld uit een eenvoudige samenstelling.
TEKENINGLEZEN Verbreding en verdieping van de inzichten in verband met tekeninglezen ten opzichte van de 2de graad
Voldoende tijd besteden aan tekeninglezen en verwerven van ruimtelijk inzicht.
- 58 -
6
B
7
MACHINE-ELEMENTEN
7.1
Tandwielen
Kogel- en rollagers
De volledige, de vereenvoudigde en de symbolische voorstellingen identificeren.
B
Normbladen ter beschikking stellen van de leerlingen.
De vertandingsgegevens op tekeningen herkennen en verklaren.
B
(NBN E04-002)
Drukveren Trekveren Schotelveren 7.3
Tijdens het tekeninglezen kan de theorie worden bijgebracht. Meer complexe tekeningen zijn synthese-oefeningen op verworven inzichten en vaardigheden.
De voorstelling identificeren.
B
De afmeting inschrijven op een tekening. (NBN 10-A11)
Enkel- en dubbelrij diepgroefkogellager Cilindrisch en conisch rollager Druklager Naaldlager
B
De volledige, de vereenvoudigde en de symbolische voorstellingen van de verschillende kogellagers kennen.
B
De aanduidingen op tekeningen herkennen en toelichten.
B
Normbladen moeten aanwezig zijn in het tekenlokaal. Gebruik voorbereide tekeningen. Gebruik maken van het in de handel beschikbaar materiaal: voorgedrukte bladen met de vormsymbolen ...
- 59 -
Veren
B
(NBN 671)
Cilindrische tandwielen met uitwendige rechte vertanding Kegeltandwiel met rechte vertanding
7.2
De moeilijkheidsgraad van volgende gegevens systematisch verhogen: - doorsneden, - maataanduiding, - kegelvormen, - maattoleranties, - oppervlaktetoestand, - vorm- en plaatstoleranties, - schroefdraadvoorstellingen, - lasaanduidingen.
Nr. 7.4
LEERINHOUDEN Toleranties Kogellager Cilindrisch rollager
7.5
Toepassingen Kogellager Cilindrisch rollager
8
SYNTHESE-OEFENING
VERWERKING
K
De aangeduide toleranties voor lagers op werktekeningen identificeren.
In samenstellingstekeningen de te gebruiken lagers opzoeken en identificeren.
T
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Tolerantietabellen moeten aanwezig zijn.
B
U
Heel kleine dossiers bieden de mogelijkheid goede resultaten te bereiken. Catalogi ter beschikking stellen van de leerlingen en deze correct leren gebruiken.
- 60 -
Eenvoudige samenstellingen ontwerpen en volledig uitwerken: - deeltekeningen, - samenstellingstekening, - materialenlijst, - enz.
B
- 61 -
TV Elektromechanica/Mechanica Technologie
1
1ste leerjaar: 3 u./w. 2de leerjaar: 3 u./w.
BEGINSITUATIE
De leerinhouden van dit vak sluiten aan op de reeds geziene leerstof Bankwerk, boren en zagen en Draaien van het vak TV Elektromechanica/Mechanica Technologie van de 2de graad BSO 'Metaalbewerking'. Toch kan het nuttig zijn, afhankelijk van de concrete klassituatie, sommige leerstofelementen op gepaste ogenblikken te herhalen. 2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
Technisch inzicht verwerven via kennis van materialen, gereedschappen, toestellen, werkmethoden, enz. De leerlingen inzicht bijbrengen in het principe, in de mogelijkheden en in de toepassingen van de meest toegepaste verspaningstechnieken. De snijvoorwaarden, de snij- en opspangereedschappen voor draaien, frezen, slijpen van elkaar onderscheiden met het doel zo efficiënt en zo economisch mogelijk om te springen met gereedschappen, materialen en werktuigmachines. 3
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het vak Technologie vormt de grondslag voor de Praktijk en moet er als het ware één geheel mee vormen. Theorie en praktijk moeten zo nauw mogelijk, ook in de tijd, op elkaar aansluiten. Bijgevolg is het wenselijk dat vak toe te vertrouwen aan de leraar die ook de Praktijk geeft. Theorieën die men in de Praktijk niet kan toepassen, hebben voor de leerlingen niet veel zin. De theorie zal zoveel mogelijk met didactisch materiaal, met praktische demonstraties en met bedrijfsbezoeken worden ondersteund. Deze bedrijfsbezoeken worden dan best grondig voorbereid en nadien besproken tijdens de lessen Technologie. 4
LEERINHOUDEN, VERWERKING (LEERPLANDOELSTELLINGEN) EN METHODOLOGISCHE WENKEN
TV Elektromechanica/Mechanica Technologie Nr.
LEERINHOUDEN
1ste en 2de leerjaar: 3 u./w. VERWERKING
K
De algemene eigenschappen en het praktisch gebruik van de verschillende staalsoorten kennen: - ongelegeerd staal, - gelegeerd staal: @ laaggelegeerd staal, @ hooggelegeerd staal.
B
Het verschil tussen deze verschillende staalsoorten kennen.
B
Staalsoorten die een warmtebehandeling ondergingen
De algemene kenmerken en de toepassing kennen van: - veredelstaal, - carboneerstaal, - nitreerstaal, - verenstaal, - staal voor oppervlakteharding.
B
Illustreren met toepassingsvoorbeelden uit de werkplaats.
Bijzondere staalsoorten
De algemene eigenschappen en het praktisch gebruik van de bijzondere staalsoorten kennen: - automatenstaal, - roestvaststaal, - gereedschapsstaal, - zilverstaal.
B
Samen met de leerlingen een eenvoudige tabel met eigenschappen en praktisch gebruik opstellen.
1
MATERIALEN
1.1
Staal
Algemeen
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
De verschillende soorten in hun toepassingen laten zien aan de leerlingen.
B
- 62 -
In een tabellenboek deze materiaalsoorten met hun kenmerkende eigenschappen opzoeken en begrijpend aflezen.
B
Materiaalkenmerken en -testen
De begrippen treksterkte, hardheid en elasticiteitsmodulus kennen en toelichten. De respectievelijke eenheden kennen.
Warmtebehandeling van staal
Oppervlakteharden
en
B
Het principe van de verschillende proeven kennen en toelichten in functie van de eigenschappen die men wil onderzoeken: - trekproef, - hardheidsproef, - buigproef.
U
Indien mogelijk de demonstratief uitvoeren.
Het doel van de verschillende warmtebehandelingen opsommen en toelichten: - harden, ontlaten, normaal gloeien, zacht gloeien, spanningsvrij gloeien en veredelen.
B
De verschillende warmtebehandelingen demonstreren in de werkplaats.
De werkwijze en de te nemen voorzorgen omschrijven.
U
Het doel en het algemeen principe van het: - cementeren, - nitreren, kennen en toelichten. De beide staalsoorten identificeren.
B
Het doel en het principe toelichten van de verschillende oppervlaktehardingsprocédés: vlamharden en inductieharden.
U U
proeven
Een studiebezoek aan een staalbedrijf, waar dergelijke warmtebehandelingen worden uitgevoerd, is sterk aanbevolen.
- 63 -
Warmtebehandeling gecombineerd met chemisch proces
symbolen
B
Nr. 1.2
1.3
LEERINHOUDEN Gietijzer
Non-ferrometalen
VERWERKING De algemene eigenschappen gietijzer kennen.
K van
B
De belangrijkste eigenschappen en het algemeen symbool van grijs giet-ijzer kennen (FGG).
B
Enkele algemene eigenschappen van ongelegeerd en van gelegeerd gietstaal kennen.
U
Kunststoffen
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN Een bezoek aan een gieterij wordt sterk aanbevolen.
B
Illustreren met praktische voorbeelden uit de eigen leefwereld van de leerlingen.
De indeling van de kunststoffen in thermoharders en thermoplasten toelichten in verband met hun specifieke eigenschappen en de vormgevingstechnieken.
U
Illustreren met didactisch materiaal vervaardigd uit verschillende kunststofmaterialen.
Van de meest gebruikte kunststoffen het voorkomen, het toepassingsgebied en de belangrijkste eigenschappen opsommen en toelichten.
B
Veel gebruikte kunststoffen: PVC, polyamide, polystyreen, polycarbonaat, bakeliet, polyester...
Toepassingsvoorbeelden van de besproken non-ferrometalen opnoemen. 1.4
T
B
- 64 -
De belangrijkste kenmerkende eigenschappen van de verschillende nonferrometalen omschrijven: - aluminium, - aluminiumlegeringen, - koper, - koperlegeringen (messing en brons).
B
Het verspanend verwerken van kunststoffen als PVC en polyamide toelichten vooral vanuit het oogpunt van de specifieke eigenschappen van dit materiaal. 1.5
Materialen voor pakkingen
De verschillende specifieke materialen voor pakkingen kennen en opnoemen.
U
B
Koelmiddelen
de
B
De eisen, in verband met de afwerkingsnauwkeurigheid en de oppervlaktetoestand van de dichtingsvlakken, voor het realiseren van goede dichtingen met behulp van pakkingen kennen en toelichten.
U
Het verschil tussen statische en dynamische pakkingen toelichten.
U
De noodzaak van smering omschrijven.
B
De eigenschappen waaraan smeermiddelen moeten voldoen opsommen en toelichten.
B
De betekenis van de genormaliseerde oliespecificaties kennen en toelichten.
B
Het doel en het praktisch gebruik van koelmiddelen bij verspanende bewerkingen bespreken.
B
- 65 -
1.7
Smeermiddelen
in
Pakkingen uit verschillende materialen tonen aan de leerlingen.
Het materiaal waaruit een pakking is vervaardigd identificeren.
1.6
Praktisch demonstreren werkplaats.
Illustreren door gebruik te maken van smeerschema's van machines uit de eigen werkplaats.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
De specifieke eigenschappen waaraan koelmiddelen moeten voldoen opsommen en toelichten: - afkoeling van werkstuk en gereedschap, - glijden en afvoeren van spanen. De mogelijke nadelige gevolgen voor mens, milieu en gereedschappen opsommen: reuk, bacteriënvorming, gomafzetting, nevelvorming, aantasting verflagen.
2.1
Algemene veiligheidsvoorschriften
De algemene veiligheidsvoorschriften met betrekking tot boorwerk kennen en toepassen.
2.2
Boor- en uitboormachines Semi-coördinatenboormachine Coördinatenboormachine Verticale boormachine Horizontale boormachine
De verschillende uitvoeringsvormen herkennen en de hoofdonderdelen benoemen. Het specifieke doel van elke machine toelichten. In functie van de uit te voeren bewerkingen de meest geschikte machine verantwoord kiezen.
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
B
- 66 -
BORINGEN
T
B
De middelen om deze nadelige gevolgen te beperken opnoemen en toelichten. 2
B
B
B
Refereren naar het ARAB.
Illustreren met foto's, dia's of met documentatie van machinefabrikanten. B B
2.3
2.4
Uitboren
De horizontale boor- en freesmachine (Boren, uitboren, frezen, draaien)
De voornaamste soorten machineruimers herkennen en benoemen.
B
De werkmethode van het voorboren en van het ruimen toelichten.
B
Het opspannen van het werkstuk bespreken.
B
Het boorgereedschap en de bijbehorende opspanmiddelen herkennen.
B
De verschillende hoeken van uitdraaibeitels kennen en aanduiden. De verschillende systemen van fijnstelling kennen en identificeren.
B B
De invloed van de stand van de beitel tegenover de boringen toelichten.
B
De voorwaarden voor stabiel uitboorwerk opsommen en toelichten.
B
De opbouw en de werking van de universele kotterkop toelichten.
B
De voornaamste bewerkingen opsommen en bespreken.
B
De gepaste snijsnelheid in tabellen opzoeken en kiezen.
B
De onderdelen van de horizontale boor- en freesmachines herkennen en benoemen.
Volgens tabellen.
B
- 67 -
2.5
Ruimen
Gebruik maken van een schematische voorstelling van de machine.
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
De functies van de verschillende onderdelen van de horizontale boor- en freesmachine omschrijven (blokschema). De frees-, de afvlak- en de draaibewerkingen identificeren. 2.6
2.8
Verplaatsingsmeetsystemen Schaalringen Meetklokken Optische aflezing Digitale aflezing Spantechniek Positioneren Uitlijnen Centreren
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
B
Het gebruik van de kotterbank toelichten voor: - gewoon boorwerk, - uitboren met boorstangen.
U
Opspan- en ondersteuningselementen voor lange boorstangen kennen en onderscheiden.
U
De bij de kotterbank behorende gereedschappen en opspanmiddelen kennen en hun gebruik toelichten.
U
Het belang van de instelhandelingen bij machinale bewerkingen toelichten.
B
De op de machine aangebrachte verplaatsingsmeetsystemen kennen en hun correct gebruik bespreken.
B
De stelmiddelen herkennen en benoemen.
T
B
- 68 -
2.7
De kotterbank
B
Demonstreren met de systemen die in de werkplaats beschikbaar zijn.
De verschillende positioneertoestellen herkennen en benoemen: - meetklok, - meetstift, - uitlijnmicroscoop.
Spangereedschap
De werkwijze voor het positioneren van een werkstuk bespreken bij positionering ten opzichte van: - de aftekening, - referentievlakken, - een referentieboring.
B
Het gebruik van eindmaten en meetdoornen bij het instellen van verticale en horizontale machines illustreren met praktische voorbeelden.
B
De opspan- en de steunelementen herkennen en benoemen.
B
Het opspannen van dunne en/of lange stukken bespreken.
Praktische voorbeelden op schema laten uitwerken door de leerlingen. B
Aan de hand van praktische voorbeelden de juiste span-, aanleg- en steunelementen kiezen. 3
DRAAIEN
3.1
Verspaningstechnologie
B
De basisbegrippen snijsnelheid, aanzet en inzet definiëren en toelichten. De basisbeitelvorm en de verschillende beitelhoeken kennen.
B B
- 69 -
2.9
B B U
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
K
De opeenvolgende fasen bij de spaanvorming opsommen.
B
B
T
Het bepalen van de gepaste snijsnelheid, in functie van het te verspanen materiaal en van de uit te voeren bewerking, met behulp van een diagram toelichten en toepassen.
B
Het bepalen van de rotatiefrequentie met behulp van tabellen toelichten en toepassen.
B
U
De factoren die de spaanvorming beinvloeden kennen en toelichten.
B
De mogelijke gevaren bij slechte spaanvorming bespreken.
B
De invloed van de beitelpuntvorm op de oppervlaktegesteldheid toelichten.
B
Het begrip economische snijsnelheid en standtijd definiëren. Het doel en het belang van het gebruik van koel- en smeervloeistof omschrijven.
B B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Tabellen en diagrammen ter beschikking stellen van de leerlingen.
- 70 -
De invloed van de grootte van de beitelhoeken op de verspaning uitleggen.
A
3.2
Snijgereedschappen (NBN 498)
Het optreden van beitelaangroei en beitelsleet verklaren. Het doel van spaanbrekers toelichten.
U
De optredende onderscheiden.
U
B
snijkrachten
De basisbeitelvormen kennen.
B
Het belang van de spaanhoek toelichten.
Illustreren met didactische film. B
De gepaste HM-kwaliteit in tabellen opzoeken en kiezen. 3.3
Werkstukhouders
soorten
B
De gepaste werkstukhouder kiezen in functie van de werkopdracht. 3.4
3.5
Aanslagen
Draaibewerkingen Excentrisch draaien
Het doel van omschrijven.
een
B
aanslag
B
Het nut van een veiligheidskoppeling op de voedingsas verklaren.
B
Het begrip excentrisch draaien omschrijven.
B
De verschillende manieren van excentrisch draaien bespreken.
U
Het bepalen van de excentriciteit met de meetklok uitleggen.
U
Vooral de werkstukhouders bespreken die ter beschikking zijn in de eigen werkplaats.
Samenwerking met de praktijk is hier sterk aanbevolen.
- 71 -
De verschillende werkstukhouders kennen.
B
Nr.
LEERINHOUDEN
VERWERKING
Conisch draaien
De verschillende methoden voor het conisch draaien kennen en toelichten.
Rillen en kartelen
De begrippen rillen en kartelen definiëren.
Veertrekken
4
FREZEN
4.1
Snijvoorwaarden
B
B
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Demonstreren in de werkplaats. B
Het praktisch uitvoeren van ril- en kartelbewerkingen toelichten.
B
Het verschil tussen een trek- en drukveer toelichten.
U
Het vervaardigen van trek- en drukveren omschrijven.
U
De schroefdraadsnijmethoden kennen en toelichten.
B
De voornaamste schroefdraadgegevens aflezen in tabellen.
B
De fundamentele snijkantvorm bij frezen herkennen.
B
Het bepalen van de snijvoorwaarden: - aanzet per tand,
A
B
Het verschil tussen rillen en kartelen uitleggen.
De spaanvorming uitleggen.
T
- 72 -
Schroefdraadsnijden (in- en uitwendig)
K
Tabellen met de genormaliseerde schroefdraadgegevens ter beschikking stellen van de leerlingen.
B B
- aanzet per omwenteling, - snijsnelheid, - aanzetsnelheid, met behulp van tabellen en diagrammen toelichten en toepassen. 4.2
Freessoorten
De meest gebruikte frezen kennen en hun specifiek gebruik toelichten.
Tabellen met de richtwaarden voor de frezen en diagrammen ter beschikking stellen van de leerlingen.
B
De keuze van een frees voor een welbepaalde opdracht motiveren. 4.3
Bevestigingssystemen
De montage en het vastklemmen van frezen bespreken.
B B
De gepaste bevestigingsmethode voor elk type frees beschrijven en toepassen. Freesmethoden
Het meelopend en het tegenlopend frezen definiëren en hun toepassing toelichten. De keuze van de toegepaste freesmethode toelichten en motiveren.
4.5
Freesbewerkingen
De bewerkingsvolgorde voor het frezen van: - balkvormen, - gleuven, - profielen, bespreken en praktisch vastleggen.
4.6
Verdeeltoestel
Het werkingsprincipe van het verdeeltoestel met directe en met indirecte verdeling omschrijven.
- 73 -
4.4
B
B B
Ook rekening houden met de constructie van de machine.
B
B
Gebruik een didactisch verdeeltoestel.
Nr.
4.7
VERWERKING
K
B
Het bepalen van: - het aantal krukomwentelingen, - het aantal verdelingen, - de te gebruiken deelcirkel, toelichten.
B
Het monteren van het verdeeltoestel op de freestafel omschrijven.
B
Frezen van schroefvormige groeven
Het begrip schroeflijn definiëren.
U
Het principe van het frezen van schroefvormige groeven kennen.
U
Frezen van tandlat en tandwielen
Het principe van het frezen van een tandlat of van tandwielen met rechte o f m e t s c h u i n e v e r t a n d in g schematisch toelichten.
U
T
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
- 74 -
4.8
LEERINHOUDEN
De methode voor het realiseren van gelijke lengteverdelingen omschrijven met: - voedingsspil en nonius, - voedingsspil en verdeeltoestel.
U
Het principe van de cirkelvormige verdeling van cilinders met behulp van het verdeeltoestel bespreken.
U
Schematische voorstelling van de opstelling van het werkstuk, de frees en het verdeeltoestel op de freesmachine gebruiken.
5
SLIJPEN
5.1
Snijvoorwaarden
Het begrip omtreksnelheid van de slijpsteen definiëren.
B
De verschillende snelheden, die bij het vlak- en rondslijpen een rol spelen, kennen en onderscheiden.
B
5.2
Slijpschijven Slijpsteenvormen Aanduidingen op de slijpstenen Eigenschappen van slijpstenen Uitbalanceren van slijpstenen
De verschillende slijpsteenvormen kennen, herkennen en hun praktisch gebruik bespreken.
B
De aanduidingen op de slijpstenen begrijpen en toelichten.
B
De noodzaak van het uitbalanceren van slijpstenen omschrijven.
B
De techniek van het uitbalanceren van slijpstenen kennen. De gepaste slijpsteen, voor een welbepaalde werkopdracht kiezen en de keuze motiveren.
B
Tabellen met richtwaarden en grafieken voor het slijpen ter beschikking stellen van de leerlingen.
U
Technische documentatie en fiches van slijpsteenfabrikanten ter beschikking stellen van de leerlingen.
- 75 -
Met behulp van tabellen en/of grafieken de juiste snijwaarden bepalen en toelichten: - steensnelheid, - werkstuksnelheid, - rotatiefrequenties, - aanzet, - aanzetsnelheid, - slijpdiepte.
B
Nr. 5.3
LEERINHOUDEN De vlakslijpmachine Beschrijving Slijpmogelijkheden Onderhoud Veiligheidsvoorschriften
VERWERKING
K
De soorten vlakslijpmachines identificeren.
B
De hoofdonderdelen herkennen.
B
Het doel van het onderhoud en de specifieke veiligheidsvoorschriften omschrijven.
B
Opspannen van werkstukken Op de vlakslijpmachine Op de rondslijpmachine
De hoofdonderdelen herkennen.
B
De verschillende bewegingen bij de rondslijpmachine onderscheiden.
B
Het doel van het onderhoud en de veiligheidsvoorschriften omschrijven.
De opspanvoorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het slijpen van werkstukken opsommen. De verschillende opspanmiddelen en methoden kennen en hun gebruik toelichten.
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
vlakslijpmachines
B
B
De werkmethode opstellen voor het: - uitwendig rondslijpen, - inwendig rondslijpen, - uit- en inwendig conisch slijpen, - insteekslijpen. 5.5
S
- 76 -
De rondslijpmachine Beschrijving Slijpmogelijkheden Onderhoud Veiligheidsvoorschriften
A
Schema's van gebruiken.
B
De werkmethode voor het vlak-, het evenwijdig-, het haaks- en het naar maat slijpen bespreken en bepalen. 5.4
T
B U U U B B
6
OPSTELLEN VAN EEN WERKVOLGORDE
De verschillende vormgevingstechnieken van toepassing bij de oefening opsommen. Een logische volgorde van de noodzakelijke bewerkingen opstellen.
B
De gepaste gereedschappen kiezen in functie van het uit te voeren werk.
B
De bijzondere gereedschappen die moeten worden gebruikt herkennen.
B
De snijsnelheid kiezen in functie van het te bewerken materiaal en het gebruikte snijmateriaal.
B
De rotatiefrequentie vastleggen met inachtname van de toegelaten snijsnelheid.
B
De voorwaarden in verband met de oppervlaktegesteldheid interpreteren en toelichten hoe die worden bereikt.
B
Het verschil tussen NC- en CNCsturing uitleggen.
B
NUMERIEK BESTUURDE MACHINES (C)NC-sturing Besturingsproces @ Studie van de werkstuktekening
Aangepaste tekeningen lezen.
B
De symbolen van de tekening identificeren.
B
Tabellen en grafieken ter beschikking stellen van de leerlingen. - 77 -
7
B
Nr.
LEERINHOUDEN
@ Werkanalyse
VERWERKING
K
De bestuurbare assen kennen en deze op de tekeningen aflezen.
B
Het werkanalyseblad begrijpend lezen en toelichten.
B
De toegepaste symbolen kennen, identificeren en hun betekenis toelichten. De gebruikte symbolen interpreteren.
B
7.2
NC-gestuurde assen
Het begrip gestuurde as toelichten.
B
B
- 78 -
B
Het algemeen werkingsprincipe met behulp van dit blokschema uitleggen. De verschillende NC-stuursystemen opsommen en hun principe toelichten: - puntsturing, - lijnsturing, - baansturing.
METHODOLOGISCHE WENKEN
B
B
NC-stuursystemen
E
B
De verschillende hoofdelementen van een (C)NC-machine in een blokschema voorstellen.
7.1
S
B
Van een eenvoudig werkstuk het programma opstellen. @ (C)NC-machine
A
B
Van een eenvoudig werkstuk de werkontleding zelf opstellen. @ Programmeren
T
De verschillende assen in een cartesiaans assenstelsel herkennen.
B
De asbenamingen bepalen met toepassing van de linkerhandregel. Codering Assen (bewegingsrichting) @ Beweging gereedschap (letters zonder accent) @ Beweging tafel (letters met accent)
7.4
Genormaliseerde asopstelling Z-as (hoofdspil) @ Hoofdspil draagt het gereedschap (verticale of horizontale hoofdspil) @ Hoofdspil draagt het werkstuk (draaibank) X- en Y-assen
7.5
Besturingselementen
Van een (C)NC-sturing de verschillende besturingselementen kennen en toelichten.
7.6
Besturingssystemen
De verschillende besturingssystemen kennen en op de machine herkennen: - elektrische, - elektrohydraulische, - stappenmotoren, - ...
De verschillende bewegingsrichtingen van het werkstuk, van de gereedschappen en van de slede identificeren en op de machine aanduiden.
B
De verschillende bewegingen in de praktijk demonstreren op de machine in de werkplaats.
Op perspectieftekeningen de genormaliseerde assen tekenen en hun positieve en negatieve zin aanduiden voor: - een verticale freesmachine, - een kotterbank, - een draaibank.
B
B
B
Ook toepassen op de machines die in de school opgesteld staan en in de werkplaats toelichten.
De verschillende elementen zoals: - in- en output, - processor, - hardware en software, - programmatie en codes, - interface, - sturing en vermogendeel.
- 79 -
7.3
B
Nr. 7.7
7.8
LEERINHOUDEN Opbouw van de computer CPU Geheugens @ RAM @ ROM
Programmatie Werkstuk in coördinatenstelsel
K
B
Het begrip centrale verwerkingseenheid (CPU) definiëren en zijn taak binnen de computerconfiguratie omschrijven.
U
Het begrip geheugen omschrijven en het verschil tussen RAM- en ROMgeheugen verduidelijken.
U
Het plaatsen van het werkstuk in het coördinatenstelsel toelichten.
B
Het principe van het absoluut programmeren kennen en toelichten.
B
Een eenvoudig werkstuk programmeren in absolute programmatie. Incrementeel programmeren
B
Het principe van het incrementeel programmeren omschrijven.
B
Een eenvoudig werkstuk programmeren in incrementele programmatie. Adresformaat volgens ISO 7.9
Programmatievolgorde binnen een blok Blok- of volgnummer
T
B
De gegevens van de tabel met ISOadresformaten identificeren.
B
Het bloknummer identificeren.
B
A
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
- 80 -
Absoluut programmeren
VERWERKING
7.10
Voorbereidende G-functie
Op een bestaande machine de aanwezige G-functies identificeren.
Opdrachtcodes
De verschillende opdrachtcodes kennen en hun betekenis toelichten: - voeding, - rotatiefrequentie, - werktuigcodering, - hulpfuncties.
Berekening van de baan van een geprogrammeerd punt
BEWERKEN VAN ZEER HARDE MATERIALEN
8.1
Zeer harde materialen Definitie Toepassingsvoorbeelden
B
De plaats van een te programmeren punt correct bepalen.
U
Bij draaistukken de plaats van het middelpunt van de beitelafronding bepalen.
U
De baan van het snijgereedschap (beitel of frees) vastleggen, uittekenen en de nodige coördinaten bepalen.
U
Het begrip zeer hard materiaal definieren en verduidelijken met een aantal voorbeelden.
U
Verklaren waarom deze materialen niet met de klassieke verspaningstechnieken kunnen worden verwerkt.
U
Illustreren met een praktische toepassing die in de praktijk zal worden uitgevoerd. - 81 -
8
B
Nr. 8.2
8.3
LEERINHOUDEN Ultrasoon verspanen Werkingsprincipe Toepassingsvoorbeelden
K
De onderdelen van een ultrasoon verspanende werktuigmachine herkennen.
U
B
U
Praktische voorbeelden opsommen waarbij de techniek van het ultrasoon verspanen wordt toegepast.
U
U
De voordelen van deze verwerkingsmethode opsommen.
U
S
E
METHODOLOGISCHE WENKEN
Illustreren met fotomateriaal, dia's, videofilm en/of documentatiefolders van machinefabrikanten.
Het principe van het vonkverspanen omschrijven.
U
De opeenvolgende fasen bij de kratervorming uitleggen.
U
Het verband tussen de afmetingen van de elektrode en werkstuk aantonen.
U
De instelwaarden voor een vonkverspaning kiezen.
A
Illustreren met fotomateriaal, dia's, videofilm en/of documentatiefolders van machinefabrikanten.
Het principe van het ultrasoon verspanen omschrijven.
De onderdelen van een vonkverspaningsmachine herkennen.
T
U
- 82 -
Vonkverspanen Definitie Werkingsprincipe Gestelde eisen Fasen bij de kratervorming
VERWERKING
- 83 COMPLEMENTAIR GEDEELTE
PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica
1ste leerjaar: 2/3/4 uur 2de leerjaar: 2/3/4 uur
Hiervoor vindt men voldoende leerinhouden in het leerplan PV Praktijk/Stages Elektromechanica/Mechanica van het fundamenteel gedeelte. Er zijn de uitbreidingsleerinhouden (U) die men kan verwerken, indien men opteert voor deze extra uren. Eventueel kunnen ook bepaalde leerinhouden uit de basisleerstof verder uitgediept en ingeoefend worden. _______________________________________
TV Elektromechanica/Mechanica Werkmethode
1
1ste leerjaar: 1 u./w. 2de leerjaar: 1 u./w.
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerlingen moeten zich bewust worden van het belang van een goede werkvoorbereiding. Zij moeten zich spontaan de volgende vragen stellen: @ @ @ @ @
Wat is de beste, de meest efficiënte werkmethode? Welke onderdelen en welke gereedschappen zijn er voorhanden? Hoe kunnen we deze gereedschappen efficiënt gebruiken? Waarom is de ene werkgang beter dan de andere? Waarom lukt iets niet bij mij en wel bij mijn klasgenoot?
Zij moeten de gevolgen van een slechte werkmethode en van een gebrek aan orde inzien. 2
ALGEMENE METHODOLOGISCHE WENKEN
Het is wenselijk dat dit lesuur toevertrouwd wordt aan de leraar die ook praktijk geeft. De leraar kan zowel klassikaal als individueel en naargelang van de opdrachten van de leerlingen, wijzen op verschillende manieren om bepaalde handelingen goed en vlug uit te voeren. In het 1ste leerjaar van de 3de graad zal men vooral klassikaal werken. Leraar en leerlingen zullen samen zoeken naar de beste en meest efficiënte werkmethode. In het 2de leerjaar zal men geleidelijk overstappen naar meer individueel onderricht, daar de praktijkoefeningen individueel kunnen verschillen en de leerling geleidelijk zelfstandiger moet leren werken. 3
LEERINHOUDEN
Het is niet mogelijk de leerinhouden voor dit vak uit te schrijven op een gelijkaardige manier als voor de andere technische vakken. Voor elke praktijkopdracht moet de leerling vooraf de werkmethode bepalen en de bewerkingsvolgorde opstellen. Dit noemt men de werkvoorbereiding.
- 84 Uiteindelijk is het de bedoeling dat hij of zij voor elke opdracht de meest aangepaste werkmethode kan bepalen. In de geïntegreerde proef zal dit trouwens bijzonder belangrijk worden. De werkvoorbereiding is vooral afhankelijk van de opdrachten en kan dus verschillen van leerling tot leerling. Toch zijn er bij elke opdracht bepaalde elementen die steeds terugkomen. Wij hebben ze hier voorgesteld als een reeks vragen die logischerwijze moeten worden beantwoord. Het antwoord, op deze en nog andere vragen, wordt gegeven door de leerling met de hulp van de leraar. Voor elke opdracht die men moet uitvoeren zal men eerst de opgave grondig bestuderen. 3.1
Definitie
Werkvoorbereiding is de studie naar het uitvoeren (Praktijk) van opeenvolgende handelingen (Technologie) op één of meerdere samenhorende werkstukken (Materialenleer) om deze op een verantwoorde wijze (economisch en veilig) op de voorgeschreven vorm en afmetingen te brengen (Tekenen, Meettechniek). Vermits de aard van de te maken oefeningen, werkstukken of toestellen bepalend is voor de te volgen werkvoorbereiding, zal men zich houden aan het volgen van een algemene gedachtengang. Deze te volgen gedachtengang zal toepasselijk zijn op alle mogelijke opdrachten: gewone enkelvoudige werkstukken, oefeningen, werkstukken voor samenbouw, werkstukken die een afwerking vergen op verschillende machines, het maken van toestellen en zeker het herstellen van defecte onderdelen. 3.2
Opdracht
- Herstelling defecte onderdelen. - Uitgaande van een tekening (plan) of bestaand werkstuk. De beroepsleerling moet beschikken over een volledige tekening of een bestaand werkstuk aangepast aan het niveau, die een duidelijk inzicht geeft en toelaat, naast de materiaalkeuze en de tolerantie, vooral het fundamentele van het werkstuk te kennen. STUDIE VAN HET PLAN - Inzicht (tekening kunnen lezen) in de samenstelling. Inzicht in de montagetekeningen. Inzicht in de stuk- of deeltekeningen. - Een duidelijke voorstelling van de werking van het stuk of toestel. - Bespreking van de materiaalkeuze: eventueel gebruik halffabrikaten of/en standaardelementen. - Aan de hand van de nauwkeurigheid, tolerantie en afwerkingsgraad een verantwoorde machine- en gereedschapskeuze kunnen maken. Gereedschapskeuze omvat: @ spangereedschap, eventueel opstellingen, @ meetgereedschap, @ snijgereedschap. 3.3
De uitvoering
3.3.1
STUDIE VAN DE UIT TE VOEREN BEWERKINGEN
- Enkelvoudig werkstuk. - Enkelvoudig werkstuk in serie. - Werkstukken voor samenbouw.
- 85 Bij werkstukken voor samenbouw zal men: - een gemotiveerde keuze maken van de volgorde van afwerking van de onderdelen, onder andere rekening houdend met lassamenstellingen, onderdelen die in samenstelling zullen bewerkt worden, enz. - Een duidelijk beeld verwerven in de logische samenbouw van het geheel. - Het functionele kunnen onderscheiden van het algemene. - Het economisch aspect niet verwaarlozen. 3.3.2
OPSTELLEN VAN DE WERKMETHODE
Men zal veelal uitgaan van een enkelvoudig stuk doch men zal steeds verwijzen naar andere methoden van afwerking wanneer men dit werkstuk in groten getale moet maken (serie). Eventueel gebruik van kalibers. 3.3.3
OPSTELLEN BEWERKINGSPLANNING
- Verantwoorde keuze maken van de volgorde van bewerkingen, bijvoorbeeld: draaien, frezen, boren, lassen, enz. - Bewerkingen kunnen analyseren rekening houdend met de principes die besproken werden in punt 6 (Opstellen van een werkvolgorde) van het vak TV Elektromechanica/Mechanica Technologie (zie blz. 77). - Opstelling: @ Bij draaibank bijvoorbeeld: tussen centers, klauwplaat (welke?), klauwplaat + center, afwerken op volle baar, afwerken met overmateriaal, gebruik brillen, stelplaat, en dergelijke. @
Bij freesmachine bijvoorbeeld: rechtstreeks op de tafel, freeskaliber, spanvijs, deelkop, en dergelijke.
3.3.4
AFWERKING
Opeenvolging van de bewerkingen met de gebruikte gereedschappen. Alle ruwe bewerkingen eerst: alle maten eerst afruwen, alle maten nabewerken. 3.3.5
CONTROLE
Procescontrole. 3.3.6 -
INVULLEN VAN WERKINSTRUCTIE MET:
rotatiefrequenties, aanzet, voeding (snedediepte), eventueel snijtijd, afwerkingen in verband met: @ veiligheidsvoorschriften, @ gebruik hulpapparatuur, @ aandacht voor functionele delen of samenbouw.
- 86 7
BIBLIOGRAFIE
7.1
Naslagwerken
Integrale kwaliteitszorg in het Technisch Onderwijs. NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. Spuitgieten (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. Ultrasoon bewerken (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. Vonkerosie (Vormgevingstechnieken). NVKSO - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel, 1986. Veiligheid & gezondheid bij de arbeid. Provinciaal Veiligheidsinstituut - Jezusstraat 28 - 2000 Antwerpen - D/1990/0180/1. CAD in theorie en praktijk - deel 1: CAD 2D. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 028 0. CAD in theorie en praktijk - deel 2: CAD 3D. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 029 9. CAD in theorie en praktijk - deel 3: CAD/CAM. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 030 2. CNC Theorie en praktijk. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 033 7. Flexibele produktie automatisering - deel 1: Numerieke besturing. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 037 X. Flexibele produktie automatisering - deel 2: Produktiesystemen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 032 9. Flexibele produktie automatisering - deel 3: Industriële robots. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 026 4. Polytechnisch zakboekje. Standaard Educatieve Uitgeverij - Belgiëlei 147a - 2018 Antwerpen, ISBN 90 622 8087 0. Tabellen mechanische techniek. Educaboek - Stam Technische Boeken - Culemborg - Nederland, ISBN 9011 007476. Tabellenboek voor metaaltechniek Plantyn - Santvoortbeeklaan 21-25 - 2100 Deurne-Antwerpen, ISBN 90 301 5695 3. Verspaningstechnologie - deel 1: Draaien. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 031 0. Werken met CNC-machines. Directoraat-Generaal van de Arbeid - Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - Postbus 90804 - 2509 LV Den Haag, ISBN 90-5307-127-X. BIANCHI, L. & STOLK, J., Pomptechnologie.
- 87 Educaboek BV - Culemborg - Nederland, ISBN 90 11 017390. BOOTSMAN, C., Robot- en hanteersystemen. Waltman - Leiden - Nederland, ISBN 90 212 310 18. DEPPERT, W. & STOLK, K., Pneumatische besturingen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 004 3. DEPPERT, W. & STOLK, K., Pneumatische toepassingen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 005 1. DIETZEL, F., Technische warmteleer. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6373 008 6. DUBBEL, Taschenbuch für den Maschinenbau. Springer Verlag - Berlin. FLIPSE, A., Theoretische mechanica. Delta Press Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 626 2. GOORDEN, H., VGOS Doe-boek. LICAP - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel. KAAS, E. & STAKENBORG, M., CAD/CAM/CAE in de werktuigbouw. Kluwer Technische Boeken BV - Deventer - Antwerpen, ISBN 90 201 2320 3. KOPPER, J. & WERTWIJN, G., Beginselen van sterkteleer en grafostatica. Educaboek BV - Culemborg - Nederland, ISBN 90 11 244001. KRIST, T., Fundamentele pneumatiek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 003 5. KRIST, T., Hydraulica. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 006 X. LANGEREIS, F., Werkplaatsmeettechniek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 700 276 15. PICHOL, K., Omvormtechniek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 016 7. SCHAD, E. & ZEBISCH, J., Basiskennis hydrauliek. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 013 2. STOUTE, J. & SCHUT, M., Digitale besturingstechniek. Waltman - Postbus 63 - 2300 AB Leiden - Nederland, ISBN 90 212 3181 6. TIMOSHENKO & YOUNG, Technische mechanica. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 041 8. VAN DE VELDE, J., Hydrauliek en pneumatiek voor mobiele werktuigen. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 489 8. VAN KIMMENAEDE, A., Technische warmteleer (Oefeningen en uitwerkingen). Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 631 9.
- 88 VAN ROTTERDAM, E., Sterkteleer 1. Delta Technica - Oudewater - Nederland, ISBN 90 6674 307 7. VLOT, C. & KLOK, F., Automatisering van de produktiebesturing. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 019 1. WEISSBACH, W., Materialenkennis en materiaalbeproeving. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 009 4. WEISSBACH, W., Vraagstukken materialenkennis. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 010 8. WITTE, H., Verspanende gereedschapswerktuigen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 001 9. WUICH, W., Lijmen - Lassen - Solderen. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland, ISBN 90 6376 012 4. 7.2
Tijdschriften
MB Extra - Vakblad voor de werktuigbouw. De Vey Mestdagh - Markt 51 - 4331 LK Middelburg - Nederland. M - tijdschrift (European Journal of Mechanical Engineering). BVW - Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel. Hydropneuma. FIMOP - Louizalaan 500 - 1050 Brussel. Fabrimetal Magazine. Fabrimetal - Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel. Lastijdschrift. BIL - Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel. 7.3
Normen
NBN 88-02
Technische tekening - Oppervlaktetoestand (1ste uitgave).
NBN 88-03
Technische tekening - Vorm- en plaatstoleranties (1ste uitgave).
NBN 101
ISO-tolerantiestelsel - Grondbegrippen (3de uitgave).
NBN 102
ISO-tolerantiestelsel - Gebruikelijke maatafwijkingen voor nominale afmetingen kleiner dan of gelijk aan 500 mm (3de uitgave).
NBN 112
Trapezium-schroefdraad (2de uitgave).
NBN 115
Schroefdraad - ISO-pijpschroefdraad (2de uitgave).
- 89 NBN 137
Toleranties en passingen - Nominale afmetingen groter 500 mm - Algemeenheden (2de uitgave).
NBN 138
Toleranties en passingen - Nominale afmetingen groter 500 mm - Gebruikelijke maatafwijkingen van assen en gaten (2de uitgave).
NBN 139
Toleranties en passingen - Nominale afmetingen groter 500 mm - Verificatiemaatafwijkingen van assen en gaten (2de uitgave).
NBN 498
Gereedschappen - Draaibeitels - Draaibeitels met hardplaten (1ste uitgave).
NBN 518
Tekeningen - Maataanduiding (1ste uitgave).
NBN 580
Tekeningen - Aanduiding van maattoleranties (1ste uitgave).
NBN 602
Maatafwijkingen voor maten zonder tolerantieaanduiding (1ste uitgave).
NBN 671
Tekeningen - Tandwielen (1ste uitgave)(met erratum).
NBN 863
Oppervlakteruwheid - Grondbegrippen en genormaliseerde gegevens (1ste uitgave).
NBN E 02-001
Selectie van tolerantievelden en aanbevolen passingen (4de uitgave).
NBN E 03-001
Schroefdraad - Terminologie en definities (3de uitgave).
NBN E 03-003
Driehoekige metrische ISO-schroefdraad - Algemeenheden en voornaamste afmetingen (3de uitgave).
NBN E 03-004
Driehoekige metrische ISO-schroefdraad - Grensafmetingen en toleranties (2de uitgave).
NBN E 04-001
Technische tekeningen - Aanzichten (3de uitgave).
NBN E 04-002
Technische tekeningen - Voorstelling van veren (1ste uitgave).
NBN E 04-003
Technische tekeningen - Symbolen voor hydraulische en pneumatische installaties (1ste uitgave).
NBN E 04-005
Technische tekeningen - Inschrijving van maten en toleranties voor kegels (conussen) (1ste uitgave).
NBN E 04-006
Technische tekeningen - Lijnsoorten (3de uitgave).
NBN E 04-008
Technische tekeningen - Doorsneden (2de uitgave).
NBN E 04-010
Technische tekeningen - Vereenvoudigde voorstelling van schroefdraad (2de uitgave).
NBN E 04-012
Technische tekeningen - Formaten (2de uitgave).
7.4
Reglementen
AREI (Algemeen reglement voor elektrische installaties).
- 90 Bedrijfsfederatie der voortbrengers en verdelers van elektriciteit in België Tervurenlaan 34 bus 38 - 1040 Brussel - Tel.: (02)733 96 07. ARAB (Algemeen reglement voor arbeidsbeveiliging). Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid - Centrale bibliotheek Belliardstraat 51 - 1040 Brussel - Tel.: (02)233 44 44. 7.5
Nuttige adressen
FABRIMETAL Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)511 23 70. BEC (Belgisch Elektrotechnisch Comité) Ravensteingalerij 3 - 1000 Brussel - Tel.: (02)512 00 28. BIL (Belgisch Instituut voor Lastechniek) Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)512 28 92. BIN (Belgisch Instituut voor Normalisatie) Brabançonnelaan 29 - 1040 Brussel - Tel: (02)734 92 05. BVW (Belgische Vereniging van Werktuigkundigen) Lakenweversstraat 21 - 1050 Brussel - Tel.: (02)511 82 86. FIMOP (Belgische vereniging van fabrikanten en invoerders van materiaal voor industriële hydrauliek, pneumatiek en automatisering) Louizalaan 500 - 1050 Brussel - Tel.: (02)640 77 35. NVVA (Nationale Vereniging tot Voorkoming van Arbeidsongevallen) Gachardstraat 88 bus 4 - 1050 Brussel - Tel.: (02)648 03 37. WTCM (Wetenschappelijk en Technisch Centrum van de Metaalverwerkende nijverheid) Celestijnenlaan 300 C - 3001 Heverlee - Tel.: (016)23 49 31 - 22 09 21.