1 Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland Biologie Trainingsmateriaal De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.nl2 Traininingsmateri...
Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland
Biologie Trainingsmateriaal
De slimste bijbaan van Nederland!
lyceo.nl
Traininingsmateriaal Biologie Lyceo-trainingsdag 2015 Jij staat op het punt je eerste examentraining in het vak biologie te geven en bent daarom van harte uitgenodigd op de Lyceo-trainingsdag. Ter voorbereiding op deze dag vragen wij jou bijgaand trainingsmateriaal zorgvuldig door te nemen. -
Het Lyceo-stappenplan Een theoriepresentatie Een drietal opdrachten
Wij willen je vragen de onderdelen van het trainingsmateriaal goed voor te bereiden zodat we er tijdens de trainingsdag direct mee aan de slag kunnen gaan. Zo haal je het beste uit jouw trainingsdag! Het Lyceo-stappenplan Lyceo heeft een eigen stappenplan ontwikkeld. Het Lyceo-stappenplan vind je in het trainingsmateriaal. Met het stappenplan kunnen leerlingen gemakkelijk en gestructureerd een examenopgave aanpakken en zo het maximale aantal punten scoren. Zorg ervoor dat jij het stappenplan kent en gebruik het stappenplan bij het maken en uitleggen van de opdrachten. Een theoriepresentatie Een Lyceo-examentraining is opgebouwd uit blokken van twee uur. Een blok begint met een presentatie door de trainer over de theorie van een domein (onderwerp van de examenstof). Om je kennis te laten maken met de examenstof hebben we in dit trainingsmateriaal een theoriepresentatie van een domein opgenomen. De theoriepresentatie zal tijdens de trainingsdag aan bod komen. Bereid de presentatie daarom goed voor door per slide te bedenken wat je vertelt aan de examenleerlingen. Uit de presentatie moet blijken dat je de theorie beheerst en de stof gestructureerd kan overbrengen. Maak de presentatie interessant, wees helder en geef goede voorbeelden. Drie opdrachten In het trainingsmateriaal zijn drie verschillende opdrachten uit de Lyceo-examenbundel opgenomen. De opdrachten komen elk uit een ander domein (onderwerp van de examenstof). Maak de drie examenopdrachten volgens het Lyceo-stappenplan en neem jouw uitwerkingen mee naar de trainingsdag. Wij wensen je heel veel succes met de voorbereidingen en zien je graag op de trainingsdag!
1
Inhoudsopgave Lyceo-stappenplan
3
Theoriepresentatie
4
Opdrachten
13
2
Lyceo-stappenplan Met het Lyceo-stappenplan beantwoord je stap voor stap iedere examenvraag. De stappen helpen je gestructureerd een examenopgave aan te pakken en zorgen ervoor dat je het maximale aantal punten scoort voor een vraag. Het stappenplan is makkelijk te onthouden omdat de stappen samen het woord G O B E T A vormen. G oed lezen O vernemen B egrijp de vraag E xtra hulpmiddelen T oepassen A ntwoord controleren G oed lezen Lees de opgave goed door, onderstreep belangrijke informatie en bekijk hoeveel punten de opgave waard is. O vernemen Neem belangrijke informatie over. Schrijf alle gegevens (waarden, formules, figuren etc.) op met het goede symbool en zet deze meteen om naar SI-eenheden. Overschrijven van de juiste informatie levert je al punten op. B egrijp de vraag Begrijp de vraag door deze in jouw eigen woorden te formuleren en vast te stellen over welk domein/onderwerp het gaat. Let hierbij op signaalwoorden en bepaal de stappenplannen en/of formules die je bij de vraag gebruikt. E xtra hulpmiddelen Bedenk of je extra hulpmiddelen nodig hebt. Zijn er nog extra formules of waarden uit de binas of van het formuleblad te halen? Overschrijven van juiste waarden en formules levert je al punten op. T oepassen Pas toe door de gevonden formules, figuren of vergelijkingen uit te werken. Schrijf alle denkstappen op en kom tot een antwoord. A ntwoord controleren Controleer of het antwoord juist en realistisch is door de vraag nog eens te lezen. Kloppen jouw berekeningen? Heb je de juiste eenheid gebruikt en het getal goed afgerond (decimalen)?
Tip: Rekenmachine Een rekenmachine helpt je om het juiste antwoord te berekenen maar vergeet niet al jouw denkstappen op te schrijven.
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1.
Eindexamen 04I – In figuur 1 is onder andere een cel met celwand van een plant weergegeven. _____ figuur 1
De celwand bestaat uit cellulose dat opgebouwd wordt uit glucosemoleculen met behulp van het enzym cellulosesynthase. Dit enzym wordt in de cel gevormd en naar het plasmamembraan getransporteerd. Voor de opbouw van de primaire structuur van cellulosesynthase en voor de bewerking tot actief enzym, zijn achtereenvolgens twee organellen verantwoordelijk. a. (2p) Noem deze twee in de figuur zichtbare organellen. De cel in figuur 1 ligt in een zoutoplossing en heeft turgor. Er is evenwicht bereikt. Drie plaatsen zijn aangegeven met de letters P, Q en R. b. (2p) Op welke van deze plaatsen (P, Q of R) is de osmotische waarde het hoogst? 2.
Eindexamen 07I – Lees het onderstaande artikel. Het verschil tussen een kort leven van circa 13 jaar en een normaal leven van ruim 75 jaar wordt soms veroorzaakt door één veranderd basenpaar. Dit bleek toen onderzoekers de genetische oorzaak ontdekten van de zeer zeldzame verouderingsziekte Hutchinson-Gilford Progeria Syndroom (HGPS). Bij patiënten die lijden aan deze ziekte is in een bepaald gen in chromosoom 1 op een bepaalde plaats de base cytosine (C) door thymine (T) vervangen. Hierdoor is op die plaats het triplet GGC in de coderende DNA-streng veranderd in GGT (De coderende streng is de complementaire streng van de template). Zo’n verandering zal veelal niet tot een verandering in het door dit gen gecodeerde eiwit leiden. Maar bij deze mutatie gaat het toch mis, namelijk tijdens de vorming van het mRNA. Het gevormde eiwit (lamine A) wordt hierdoor vijftig aminozuren korter dan normaal en dat heeft een funeste invloed op de vorm en het functioneren van het kernmembraan.
13
a. (1) Leg uit waardoor een mutatie van GGC naar GGT veelal niet tot een verandering in het door dit gen gecodeerde eiwit zal leiden. Genen bestaan behalve uit gedeelten die coderen voor aminozuren (exons) uit niet-coderende fragmenten (introns). Deze introns worden bij de vorming van functioneel mRNA uit pre-mRNA met behulp van enzymen weggeknipt, waardoor alleen de exons overblijven die aan elkaar worden gekoppeld. Die enzymen knippen op plaatsen met een bepaalde reeks basen in het RNA. In de afbeelding is schematisch een willekeurig gen met introns en exons afgebeeld. Te zien is hoe vanuit het gen in vier stappen het eiwit P wordt gemaakt. _____ figuur 1
b. (2p) Welke van de volgende beweringen over de genummerde delen in de afbeelding is juist ? A De hoeveelheid thymine in (1) is gelijk aan die in (2). B Functioneel mRNA wordt aangegeven met (3). C Het aantal aminozuren in (5) is gelijk aan het aantal nucleotiden in (3). D Het proces tussen (3) en (5) vindt plaats in de kern. Uit onderzoek is gebleken waardoor het bij de mutant misgaat tijdens de vorming van mRNA voor het lamine A: er is een extra knipplaats in het 'pre-mRNA'. Deze nieuwe knipplaats bevindt zich in het voorlaatste exon, waardoor het laatste intron 150 nucleotiden langer wordt.
14
Hieronder is in een tabel schematisch het gen voor lamine A met introns en exons weergegeven. Aangegeven is waar in het mutantgen een extra knipplaats ontstaat.
DNA
I
II
III
IV
lamine A
Stel dat de vorming van lamine A vanuit het lamine A-gen op overeenkomstige wijze kan worden voorgesteld als de vorming van eiwit P vanuit gen P in figuur 1. c. (4p) Teken in de tabel schematisch hoe de vorming van het afwijkende lamine A vanuit het mutantgen A op overeenkomstige wijze kan worden voorgesteld. Noteer in de uitwerkbijlage in de derde kolom de namen van de getekende structuren (die overeenkomen met de structuren 2 tot en met 6 in de afbeelding bij de inleiding).
15
3.
Eindexamen 00I – Figuur 1 geeft een theoretisch model weer van de regulatie van de secretie van hormonen. _____ figuur 1
a. (1p) Noem twee perifere hormoonklieren waarvan de regulatie van de activiteit in overeenstemming met de gegevens in dit schema plaatsvindt. Op een bepaald moment is het XH-gehalte van het bloed verhoogd. Route 1 kan een bijdrage leveren aan het weer normaal worden van het XH-gehalte in het bloed. b. (2p) Beschrijf in de juiste volgorde de gebeurtenissen die via route 1 leiden tot een normaal XH-gehalte van het bloed. Begin je beschrijving bij de invloed van XH op de hypothalamus.