God breekt in de Geschiedenis binnen Lezen: Handelingen 17:1-4, 16-34 Jos M. Strengholt Zij reisden via Amfipolis en Apollonia naar Thessalonica, waar een Joodse gemeenschap was. Naar zijn gewoonte ging Paulus naar hun synagoge en sprak drie sabbatten achtereen met hen over wat er in de Boeken stond. Aan de hand daarvan liet hij hun zien dat de Christus, die zij verwachtten, na veel lijden moest sterven en daarna weer levend zou worden. "Wel", zei hij, "de Jezus over wie ik spreek, is de Christus!" Enkele Joden raakten ervan overtuigd dat Paulus de waarheid sprak en sloten zich bij hem en Silas aan. Dat was ook het geval met een hele groep gelovige Grieken en verscheidene invloedrijke vrouwen uit de stad.[…] Terwijl Paulus in Athene op hen wachtte, viel het hem op dat er overal in de stad beelden van allerlei goden stonden; dat stoorde hem. Hij ging naar de synagoge en sprak met de Joden en de andere gelovigen. Elke dag discussieerde hij op het marktplein met de mensen, die daar toevallig waren. Hij raakte ook in discussie met enkele Epicureïsche en Stoïcijnse wijsgeren. Sommigen van hen merkten schamper op: "Wat wil die praatjesmaker eigenlijk?" Omdat Paulus over Jezus en Zijn opstanding sprak, zeiden anderen: "Het lijkt wel of hij ons in andere goden wil laten geloven." Zij namen hem mee naar de Areopagus en vroegen: "Mogen wij eens wat meer horen over die leer van u? Want die is nieuw voor ons. Wij hebben u dingen horen zeggen die ons vreemd in de oren klinken. Wij zouden wel eens willen weten wat u daarmee bedoelt." De Atheners en de vreemdelingen in de stad hadden alle tijd om naar de nieuwste ideeën te luisteren en daarover verder te praten. Paulus ging midden op de Areopagus staan en zei: "Mannen van Athene, aan alles in de stad zie ik dat u buitengewoon godsdienstig bent. Want terwijl ik hier rondliep en de beelden en altaren van uw goden bekeek, zag ik ook een altaar waarop stond: 'Voor de onbekende god'. U hebt Hem vereerd, zonder Hem te kennen. En nu kom ik u over Hem vertellen. De God Die de hele wereld heeft gemaakt, de Here van hemel en aarde, woont niet in tempels die door mensen zijn gebouwd. Hij hoeft ook niet door mensen verzorgd te worden, omdat Hij niets nodig heeft. Hij geeft ons leven en adem en alles wat wij nodig hebben. Hij heeft alle volken laten voortkomen uit één mens, die door Hem was gemaakt, en verspreidde hen over de aarde. Hij stelde vast hoelang zij zouden leven en binnen welke grenzen zij zouden wonen. Hij bepaalde dat de mensen Hem zouden zoeken, in de hoop dat zij Hem (misschien na veel rondtasten) zouden vinden. Toch is God niet ver bij ons vandaan, want in Hem leven, bewegen en zijn wij. Eén van uw dichters heeft het zo gezegd: 'Wij zijn uit Hem voortgekomen.' Wij zijn dus uit God voortgekomen en moeten niet denken dat wij Hem kunnen uitbeelden in goud, zilver of steen. God is niet te vangen in een kunstwerk of de verbeelding van een mens. Hij heeft de domheid van de mensen een hele tijd geduldig verdragen, maar roept hen nu allemaal op tot een volledige ommekeer. Want Hij heeft een dag vastgesteld, waarop Hij rechtvaardig over de mensheid zal oordelen, door een Man die Hij daartoe heeft aangewezen. Om iedereen te garanderen dat Hij Zijn woord zal houden, heeft Hij die Man uit de dood laten terugkomen. Toen zij Paulus hoorden vertellen dat er iemand uit de dood was teruggekomen, lachten sommigen hem uit. Maar anderen zeiden: "Daarover moet u nog eens wat meer vertellen." En daarmee verliet Paulus hen.
1
Sommige mannen sloten zich bij hem aan en werden christen. Onder hen waren Dionysius, een stadsbestuurder, en een vrouw, die Damaris heette, en nog enkele anderen.
Ik vind het boek Handelingen een schitterend bijbelboek. De arts Lukas, de enige niet-Jood onder de schrijvers van de boeken die nu in onze bijbel zijn gebundeld, doet in het boek Handelingen verslag van de eerste 25 jaar van de kerkgeschiedenis. In zijn eerste boek, het Evangelie naar Lukas, sprak hij over het leven, en de dood en opstanding van Jezus. En nu, in zijn tweede boek, Handelingen, laat hij zien hoe dat verhaal van Jezus in de wereld werd verspreid. Opvallend is dat hij zijn verhaal begint in Jeruzalerm, waar Jezus stierf en opstond uit de dood, om uit te komen in Rome, het hart van de wereld van toen. En nog steeds wordt dat verhaal van Jezus verder verteld. Op onze wereld noemen 2 miljard mensen zich Christen. Het christelijke geloof heeft wereldwijd veel meer aanhang en veel meer invloed gekregen dan enige andere religie ooit op aarde. En het percentage christenen blijft wereldwijd groeien. Ik kijk met bewondering naar de hoofdpersonen uit het boek handelingen. Petrus, Paulus, Barnabas, Jakobus, ze waren allemaal bezig met een Mission Impossible. Een mission om Joden en Grieken in een denkproces te brengen dat hun denkbeelden en hun wereldbeeld op de kop ging zetten. Aanhangers van wat voor religie dan ook zijn natuurlijk geen van allen graag bereid om een radikale verandering van denken door te maken. Want die verandering van denken is pijnlijk en kan je duur komen te staan. Dat toch dagelijks overall ter wereld jonge mannen, vrouwen, ouderen, mensen van allerlei achtergronden, hun geloof op Jezus Christus stellen hoewel dit voor hen desastreuze gevolgen heeft, is heel bijzonder. Waarom zijn mensen bereid alle schepen achter zich te verbranden, zich doodsgevaar op de hals te halen, hun leven te geven, voor een religie? Voor een opvatting? Een mening? Paulus en zijn medezendelingen waren bereid de grootste gevaren te trotseren, en ook hun bekeerlingen waagden hun nek. Waarom? Paulus preekte drie weken lang in Thessaloniki, vooral in de synagoge. Hij begon op al zijn reizen in alle steden waar hij kwam telkens om eerst de Joden het Evangelie te brengen. Met Gods verbondsbeloften, met het Oude Testament, met de profeten, met de Wet, waren juist de Joden de natuurlijke doelgroep van Paulus en de andere apostelen. En telkens zien we, dat Paulus juist in de synagoge, veel volgelingen voor Jezus wist te winnen. Opvallend genoeg waren het juist de Grieken in de synagoge die het meest enthousiast op de boodschap van Paulus reageerden. We lazen: Enkele Joden raakten ervan overtuigd dat Paulus de waarheid sprak en sloten zich bij hem en Silas aan. Dat was ook het geval met een hele groep gelovige Grieken en verscheidene invloedrijke vrouwen uit de stad.[…]
2
Die Grieken die naar de synagoge gingen waren mannen en vrouwen die tot het besef waren gekomen dat de God van Israel de ware God was. Ze probeerden zich ook stipt aan de morele regels van de wet van God te houden. Maar, helaas voor die Grieken, de Joden van de synagoge lieten deze Grieken nooit werkelijk tot hun gemeenschap met God toe. Immers, de meeste Joden waren van mening dat die omgang met God alleen was voorbehouden aan leden van het Joodse volk. Nageslacht van Abraham via de lijn van Jakob. Wie er werkelijk bij wilde horen, moest dus Jood worden. Sommige Grieken deden dat dan ook, maar voor de meesten was het ondenkbaar om van nationaliteit te veranderen door zich te laten besnijden. En dan komt Paulus met zijn bevrijdende boodschap! Je hoeft geen Jood te worden, je hoeft je niet aan het Joodse volk gelijk te maken. Je hoeft je niet te laten besnijden. Wie tot Jezus komt, wordt rechtstreeks kind van God de Vader. In Jezus Christus vallen de muren van de wet en van nationaliteit, van Jood of Griek, man en vrouw, slaaf of vrije, voorgoed weg. Juichend kwamen de Grieken die God vereerden in de synagoge tot geloof. Dit gebeurde is stad na stad waar Paulus kwam. Het leidde vaak tot jaloezie onder de nationalistische joodse leiders. Ik wil daar nu niet teveel op ingaan, maar telkens opnieuw zien we in het boek Handelingen dat de Joodse leiders de jonge kerk gingen vervolgen. In de eerste eeuw was het niet zozeer het Romeinse rijk dat Christenen vervolgde, maar de synagoge. Dat overkwam Paulus ook in Thessalonika. Hij moest vluchten om zich het vege lijf te redden. In Berea kwam hij bij een synagoge die hem veel positiever ontving, maar ook daar ontstonden problemen zodat hij opnieuw de benen moest nemen. En toen kwam hij in Athene. Bij wat in die stad gebeurde willen we vanmorgen wat langer stilstaan. Paulus verbaast zich over de grote massa goden die de stad Athene beheersten. Zijn geest werd in hem geprikkeld, zegt Lukas. Hij irriteerde zich mateloos, zou je ook kunnen zeggen. Paulus was natuurlijk best wat gewend, want hij was geboren in Tarsis en had al heel wat grote Griekse steden bezocht; Athene sloeg alles. In Cairo hebben we op elke straathoek een moskee waar dagelijks vanaf de minaret de Islam over de stad wordt opgedrongen. Bij ons in de straat hebben we een heel radikale moskee, waar haat tegen Christenen wordt gepreekt. Aan de moskee verbonden is een kleine apotheek. Een christelijke medewerkster van mijn kantoor wilde daar onlangs een medicijn tegen hoofdpijn halen. Ze werd totaal genegeerd en kreeg niet wat ze wilde – omdat ze niet de islamitische hoofddoek draagt. In Athene in die tijd had je op elke hoek wel een afgodsbeeld voor de een of andere god, die zich aan de bevolking opdrong. We zien, dat Paulus juist dat grote aantal goden als aanknopingpunt gebruikt om mensen in het hart te raken. En het duurt dan ook niet lang, of een aantal religieuze filosofen in de stad horen over Paulus die iets te vertellen heeft. ‘Interessant, die man heeft een nieuwe mening, daar moeten we eens naar luisteren, iets helemaal nieuw, machtig interessant!’
3
Lukas noemt de Epicureische en Stoicijnse wijsgere, de belangrijkste filosofische stromingen van die tijd. De Stoicijnen waren aanhangers van een wijsgeer uit Cyprus, Zeno geheten, die in de 4e eeuw voor Christus onderwijs gaf in Athene. Hun filosofie is interssant; hun ideeen gingen erom dat mensen in harmonie met de natuur leefden, en in de praktijk legden ze grote nadruk op het primaat van het rationele denken en op de individuele zelfgenoegzaamheid. Hun theologie was pantheistisch: God is de wereldziel, Hij is in alles, ja Hij is alles, en alles is God. Waar het voor die Stoicijnen dus om draaide was dat je alles wat je overkwam, moest zien als iets wat zo voor je was bedoeld, en daarmee moest je in harmonie leren te zijn. Je niet verzetten tegen de stroom van het leven. Hun overtuigingen doen me enorm denken aan de hutspot van new age opvattingen tegenwoordig, waarbij ook wordt benadrukt dat God in alles is, en dat de individuele mens met zijn denken en voelen zichzelf geheel tot wet is. Alles draait om ‘mijn’ ervaring. Een geluid dat je trouwens ook verdacht vaak onder christenen hoort. ‘Als ik iets zo beleef, dan is dat zo, dan moet je daar niet aankomen.’ Die Zeno leefde ongeveer in dezelfde tijd als de wijsgeer Epicurus, die ook volgelingen had in Athene, de Epicureers. Die Epicurus zou in onze tijd veel aanhang hebben. ‘Ach ja’, zei hij, ‘er zijn wel goden, maar daar weten we verder niet veel van, ze bemoeien zich niet met de wereld. Waar wij ons over moeten druk maken is het leven dat we kennen, het hier en nu. En het belangrijkste in het leven, is dat je het leven geniet. Zo veel mogelijk plezier, en geen pijn, of angst voor de dood.’ De dood was voor Epicurus trouwens het einde van alles, want de hele wereld is maar een klont atomen. Is het denken van de post-christelijke wereld wezenlijk anders dan de filosfie van die Grieken? Niet echt he? Velen in onze samenleving zeggen ook: ‘Ja, er moet wel iets zijn, maar wat? Dat weten we niet.’ Het zogenaamde ietsisme. De mensen willen best luisteren naar de christelijke boodschap van Paulus. Het is nieuw wat ze horen, best interessant. Ze willen best wel naar Paulus luisteren. Hij had wat nieuws te zeggen, en als iets nieuw is, hebben de meeste mensen wel interesse om het eens aan te horen. Paulus werd voor de Raad van de Areopagus, de raad van wijsgeren van de stad, uitgenodigd om te spreken. ‘Laat eens horen, man, wat voor nieuwe vreemde dingen je ons te zeggen hebt’, luidde het verzoek. Paulus begint de Atheners dan te prijzen voor het feit dat ze buitengewoon ontzag voor godheden hebben. Tenminste, het gehoor van Paulus zal die woorden wel als compliument hebben opgevat. Als in Egypte een moslims aan mij vraagt wat ik van de Islam vind, zeg ik natuurlijk ook niet als opening dat ik het een domme, onderdrukkende, anti-christelijke, verknipte godsdienst vindt. Dat schept nu eenmaal niet zoveel relatie met mensen.
4
Ik zeg dan bijvoorbeeld: ‘Het is heel belangrijk dat mensen in God geloven en Hem gehoorzaam zijn.’ Wat ik daar verder mee bedoel laat ik dan in het midden, maar de moslims denkt natuurlijk dat ik hem een compliment maak. Zo ook Paulus. ‘Jullie zijn enorm religious’, zegt hij tegen de mannen van Athene. In Athene was Paulus veel altaren tegen gekomen voor de goden. In die tijd hadden mensen de gewoonte om voor hun welvaart, of gezondheid, of genezing, of redding na een schikbreuk, de goden te danken. Soms wisten ze niet welke god ze moesten danken; er waren er ook nogal wat, en dan kon je op je altaar zetten: voor de onbekende god. Schrijvers uit de oudheid melden inderdaad dat er nogal wat van dat soort altaren in de stad Athene waren. Paulus zegt niet dat die bepaalde onbekend God van het altaar dat hij zag, de ware God is. Wat hij in wezen doet is tegen de mensen in Athene zeggen: ‘Hoor eens, met al jullie religiositeit moeten jullie toch erkennen dat als het om de goden gaat, voor jullie sommige dingen onduidelijk zijn. Jullie zijn toch niet zo goed op de hoogte, want je geeft zelf toe dat ook aan jullie nog onbekende goden zijn. Ik vertel jullie nu, hoe de ware aard van God is.’ En dan begint in feite de kern van Paulus’ preek: ‘Er is maar één God, die alles heeft geschapen. En wij zijn zo geschapen, met onze begrenzingen, dat we voortdurend tegen de grenzen van onszelf aanlopen. En dat heeft God gedaan, zodat we wel buiten onszelf naar iets meer, naar God zouden zoeken’, zegt Paulus. De Joden in de synagoge van Thesslonika, en de Griekse wijsgeren, ze hoorden het welwillend aan. Paulus zegt niet veel anders dan ze wel ongeveer geloven. Maar inThessalonika lachen ze Paulus na verloop van tijd uit, en in Athena fluiten ze hem uit – wanneer? Niet na een soort algemeen religieus praatje over God en het leven en dat we goed voor elkaar moeten zijn. Daarover mag je rustig doorbabbelen. Ze gaan hem uitjouwen als Paulus gaat praten over de dood en opstanding van Jezus. Om die boodschap wordt Paulus vervolgd door de synagoge, en belachelijk gemaakt door de Grieken. Net zoals wij tegenwoordig alles mogen geloven, en verkondigen, maar zodra we gaan zeggen dat Jezus dood was en na drie dagen weer leefde, dan is het gedaan met de tolerantie. De gedachte dat Jezus morsdood ging en daarna weer springlevend werd, is een aanstoot voor de mensheid. Het is een aanstoot omdat we met die boodschap het terrein verlaten van mooie, fijnzinnige, religieuze opvattingen. We betreden dan het terrein van de geschiedenis en de feiten, en wel op zo’n manier dat het ons persoonlijk wel moet raken. Bijna alle mensen kunnen respect opbrengen voor mooie, vage en niet te controleren religieuze opvattingen, maar zodra we het hebben over de concrete, historische Jezus
5
die dood was en levend werd, worden ze boos. Waarom? Omdat we met die Jezus eigenlijk zeggen: hierover valt niet te discussiëren, het is een kwestie van feiten. Moslims geloven dat hun profeet Mohammed in zijn eentje in een grot waar niemand bij was allerlei openbaringen van God kreeg. Je moet het gewoon geloven. Hindoes geloven in alles, atheïsten geloven niks, maar wij praten bij de opstanding van Jezus niet over of je het wel of niet gelooft. De opstanding van Jezus is niet een geloofszaak in de eerste plaats, maar een historisch feit. Die exclusieve claim op de waarheid, daar kunnen de meeste mensen niet mee leven. Christenen zeggen: het is gewoon zo, geloof het of niet. Maar de opstanding van Jezus is toch iets waarin wij geloven? Jazeker, maar we geloven het omdat we weten dat het historisch waar is. Paulus en de apostelen die Jezus gekend hadden en zijn dood aan het kruis hebben gezien, die zijn daarna de wereld ingetrokken met de boodschap dat ze hem ook gezien hebben na zijn opstanding. Hij was echt levend geworden. Zichtbaar en tastbaar. Ik wil u uitdagen om hierover na te denken. Als wij zeggen: Ik geloof in de dood en opstanding van Jezus Christus, dan bedoelen we niet: ‘We geloven dat het is gebeurd.’ We bedoelen: ‘We weten dat het is gebeurd en we geloven dat het beslissend effect heeft op ons leven. Wij vertrouwen dat de dood en opstanding van Jezus ons in een relatie met God plaatst. Wie dat gelooft, heeft eeuwig leven – met Jezus.’ Kon Paulus dan bewijzen dat Jezus uit de dood was opgestaan? Ja en nee. Ik kan u niet bewijzen dat ik in Egypte woon. Ik kan wel net doen alsof. Ik kan via Egypte post naar u sturen, ik kan een ansichtkaartje van de pyramiden opsturen, maar bewijst dat dan dat ik daar woon? Alles kan natuurlijk een grote truc zijn. Een bizar verzinsel om u om de tuin te leiden. Het visum in mijn paspoort kan een vervalsing zijn. Het zou kunnen, maar waarschijnlijk is het niet. En als er nu eens 12 gemeenteleden hier zeggen dat ze naar me toe zijn geweest in Egypte, ze beweren dat ze bij me gelogeerd hebben, dat ze in mijn huis zijn geweest? Twijfelt u dan? Nog steeds zouden ze u allemaal iets op de mouw kunnen spelden. De apostelen gingen de wereld door, en allemaal vertelden ze op hun eigen manier over hoe ze Jezus na zijn echte dood, springlevend hebben gezien. Ze hebben zelfs met Hem gesproken. Hij sprak met hen, Hij at met hen, Hij liet zijn kapotgeslagen handen zien. Paulus wijdt in de eerste brief aan de Corinthiërs een hoofdstuk aan de opstanding van Jezus. Nooit zegt hij: ‘Je moet het gewoon geloven’, nee hij zegt: ‘Vraag maar na bij de 500 mensen die Hem na zijn opstanding hebben gezien, die kunnen je garanderen dat het echt is.’ En Paulus zelf, en Jakobus, Johannes, Markus, Mattheüs, en alle andere apostelen, ze zijn allemaal gemarteld en gedood omdat ze van dat verhaal geen afstand wilden
6
doen. Dat is niet omdat ze hun verhaal geloofden op een vage manier, maar omdat ze het zelf hadden gezien. ‘Ja maar hoe kan dat nou. Kan iemand die dood is weer levend worden? Wij hebben dat nooit meegemaakt, dan is dat toch niet geloofwaardig?’ Nee, inderdaad, en dat is de enorme irritatie van het Evangelie. Het is te gek voor woorden. Als wat de apostelen hebben verkondigd en wat wij geloven waar is, dan is de boodschap van de synagoge dus onwaar, want daar wordt gepreekt dat God zijn Knecht alleen zal verheerlijken, Hij zal hem niet laten doodgaan. En dan is de hele filosofie van de wereld onjuist, want die filisofie probeert juist te berederen wat logisch en geloofwaardig is. Binnen die denkkaders bestaat niet dat een dode levend wordt. Jezus was dood en is levend geworden. Dat is de meest ongeloofwaardige boodschap van de wereld. De apostelen konden in het begin ook niet geloven wat ze zagen, en alleen omdat Thomas zijn vingers in de gaten in de handen van Jezus kon doen, kon hij het aanvaarden. Toen wisten ze het. Dit is een historisch feit. Het gaat weliswaar in tegen alles wat we denken en geloven, maar het is toch echt. Net zoals Julius Caesar de Belgen heeft verslagen, en daar hebben we alleen zijn eigen verslag van over in een boekje, net zoals Karel de Grote heeft geleefd, net zoals Napoleon voor Moskou stond met zijn leger, zo was Jezus dood, en Hij is levend geworden. Het is ongeloofwaardig, maar daarom niet minder waar. Want alle feiten wijzen erop. Een leuk religieus idee kan iemands leven niet zo op de kop zetten, als het aanvaarden van deze werkelijkheid. De dood heeft niet het laatste woord. Dat wat het meest zeker lijkt in het leven, de dood, is niet zeker meer. Het is pijnlijk om te constateren dat je denken, je diep ingeslepen rationele overtuigen, zo kwetsbaar zijn. Het is als een aardbeving die de vaste grond onder de voeten doet wankelen. Alles wat ooit vast leek, staat nu op losse schroeven. De werkelijkheid om ons heen is veel minder doorzichtig dan je altijd dacht. Als het zo is dat God iemand die dood was weer levend maakte, dan is immers alles mogelijk. Dat wat wij als het meest zekere in ons leven beschouwen, dat is de dood, blijkt niet absoluut te zijn. Die gedachte zou je tot juichen moeten aanzetten. De dood heeft niet het laatste woord. Alle zorgen in mijn leven hebben niet het laatste woord. De ellende van mijn bestaan kan door God worden doorbroken. Maar die gedachte is voor veel mensen onaanvaardbaar. Want als je accepteert wat zich schreeuwend duidelijk aan je opdringt, dat Jezus weer levend is geworden na drie dagen dood in een graf te hebben gelegen, dan worden al je rationele zekerheden onder je weggeslagen.
7
Is er dan inderdaad een God die in ons dagelijkse leven ingrijpt? Heeft de God die hemel en aarde maakte, dan ook vandaag met de wereld te doen? Ja. Want Hij heeft van zich doen horen in de geschiedenis, op een bepaalde plaats en een bepaalde dag. Op een bepaald moment midden in onze eigen geschiedenis. Wie zich daartegen verzet, verzet zich tegen een historisch feit. Opervlakkig gesproken kan je de wereld heel makkelijk rationeel en zonder God bekijken. Dat valt ons niet moeilijk. We hebben God al behoorlijk naar de randen van ons bestaan verwezen. Voor de meesten is hij er voor de zondagmorgen, en hooguit voor de doordeweekse dagen rond de Kerst. Maar als je de historische dood en opstanding van Jezus niet verdisconteerd in je rationele kijk op het leven, zou het wel eens kunnen zijn dat je uiteindelijk een veel te platte kijk op de werkelijkheid hebt. Want God grijpt in in ons bestaan, eerst door zijn eigen Zoon te laten triomferen over de dood, die kille werkelijkheid die koud is als een scheermes. En ook nu, door voor hen die willen leven met die historische werkelijkheid van zijn Zoon die dood was en is opgestaan. Door te aanvaarden wat historisch is gebeurd, gaat een hemel open die voor hen die zich verzetten tegen die werkelijke opstanding van Jezus, nooit opengaat. Nu niet en nooit niet. Paulus wist dit. En ook de andere apostelen. En met hen honderden getuigen van de opgestane Heer in die tijd. Die mensen waren betrouwbare getuigen, geen leugenaars die flauwekulverhaaltjes ophingen. En daarom kwamen in rap tempo duizenden, duizenden, duizenden mensen tot geloof. Daarom is er een Kerk onstaan die zich al snel tot in Rome uitstrekte. Daarom is nu in ieder land ter wereld, hoe zwaar de verdrukking ook is, een gemeente van Jezus Christus die zelfs als dat nodig is met hun eigen dood weigert toe te geven aan de machten van de leugen die niet aanvaarden wat werkelijk is gebeurd. Mensen die de historische werkelijkheid verwerpen om aan hun eigen denkkaders vast te houden, hebben in wezen iets treurigs. Je moet wel erg krampachtig zijn om niet te kunnen leven met de grootste inbreuk die God in de geschiedenis van de mensheid heeft gedaan. Voor ons is het dus zaak om hierover helder te zijn. Laten we met de andere 2 miljard christenen op aarde vandaag opnieuw Gods werkelijkheid omarmen als de enige echte werkelijkheid. Wie de realiteit aanvaardt en in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven. Leven dat voortvloeit uit Zijn dood opstanding. Hallelujah!
8