GM
jaargang 1 0 n u mm e r 3 7 L E N T E 2 0 1 0
GM KWADRAAT TIJDSCHRIFT OVER GESCHIEDENIS GEOGRAFIE MONUMENTEN MUSEA UTRECht
G M K W A D R A A T J A A R G A N G 1 0 NU M M ER 3 7 L E N T E 2 0 1 0
Bewaren, afstoten of herbestemmen | 4
Gemeente Utrecht | 8
Terug naar toen | 12
Passie voor ganzenflappen | 14
Bond Heemschut | 16
Het Utrechts Archief | 18
Provincie Utrecht | 22
In Hollandse Rading staat een huis | 26
De schatten van... | 29
Nieuwe boeken | 30
GM KWADRAAT is een uitgave van Landschap Erfgoed Utrecht, Het Utrechts Archief, de Provinciale Commissie Utrecht van de Bond Heemschut, de secties Cultuurhistorie en Monumenten van de gemeente Utrecht en het Team cultureel erfgoed van de provincie Utrecht. GM 2 verschijnt 4x per jaar en is ook als pdf te downloaden via http://www.erfgoed-utrecht.nl/publicaties.aspx
Landschap Erfgoed Utrecht Redactie: Mieke Heurneman, Jacquelien Vroemen, Jos Wassink Redactieadres: Bunnikseweg 25 3732 HV De Bilt Telefoon: 030 220 55 34 Fax 030 220 55 44 E-mail:
[email protected] Internet: www.landschaperfgoedutrecht.nl Het Utrechts Archief Contactpersoon: Anne Houk de Jong Postbus 131, 3500 AC Utrecht Telefoon: 030-2866611 E-mail:
[email protected] Internet: www.hetutrechtsarchief.nl Provinciale Commissie Utrecht Bond Heemschut Contactpersoon: Martha de Wit Singel 45 3961 CH Wijk bij Duurstede Telefoon: 0343-575347 E-mail:
[email protected] Internet: www.heemschut.nl/utrecht Secties Cultuurhistorie en Monumenten van de Gemeente Utrecht Contactpersoon: René de Kam Zwaansteeg 11, 3511 VG Utrecht Telefoon: 030-2863990 E-mail:
[email protected] Internet: www.utrecht.nl/cultuurhistorie Team Cultureel Erfgoed van de Provincie Utrecht Contactpersoon: Roland Blijdenstijn Postbus 80300 3508 TH Utrecht Telefoon: 030-2583340 E-mail:
[email protected] Internet: www.provincie-utrecht.nl/chat
Foto omslag: Selecteren van opgravingsvondsten voor nader onderzoek. Grafisch ontwerp www.ontwerpkantoor.nl Druk RotoSmeets GrafiServices ISSN 1571-442X
GM
G M K W A D R A A T T I J D S C H R I F T O V E R G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
De lente staat vanouds symbool voor een nieuw begin en voor u ligt, heel toepasselijk, een GM2 met een aantal nieuwe zaken. Allereerst verwelkomen wij een nieuwe partner: vanaf nu zal de Provincie Utrecht, Team Cultureel Erfgoed van de Provincie Utrecht, telkens een vaste bijdrage leveren aan ons blad. De aftrap is voor Hans Zijlstra die verslag doet van zijn in opdracht van de Provincie uitgevoerde onderzoek naar uitzichtpunten op de Heuvelrug. Verder beginnen wij met een nieuwe rubriek: ‘De schatten van...’ U leest er alles over op bladzijde 29 van dit blad. De nieuwe rubriek komt in de plaats van de Webpeiling, die bij deze is afgesloten. Op 10 en 11 april is het museumweekend, en in het kader daarvan buigen wij ons, samen met het Team Cultureel Erfgoed van de Provincie Utrecht, over de vraag wat we aan moeten met de enorme hoeveelheid museale en arche ologische objecten die in de loop der jaren zijn gevonden en bijeengebracht. Het zijn er te veel om tentoon te stellen aan het publiek, dus liggen ze in depots, die vol raken, waarna er weer nieuwe ruimte bijgebouwd wordt; moet dit tot in de oneindigheid doorgaan? Of moeten er keuzes gemaakt worden en zullen er collecties moeten worden ontzameld? Een eenduidig antwoord is op deze vragen niet te geven. Wel bieden wij u in het artikel Cultuur en Zorg een boeiend voorbeeld van wat er mogelijk is met collecties die zijn afgestoten. Ten slotte nog een rectificatie: in het winternummer werd bij het artikel van Marja Zandberg, ‘Herstel van Cultuurhistorische Landschapselementen’ een verkeerd rapport genoemd, namelijk ‘Natuurlijk verleden’. De juiste titel is: ‘Menselijke natuur’. De redactie
Jacquelien Vroemen, Ton van Rooijen en Marianne de Rijke Landschap Erfgoed Utrecht G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Bewaren , afstoten...
of herbestemmen?
Archeologisch erfgoed komt na een opgraving in dozen
zullen openen om een groot aantal bezoekers over de
tot ons. Gereinigd, geregistreerd op archeologische ken-
drempel te lokken die zullen kunnen genieten van al het
merken en verpakt met een vindplaatsaanduiding. Eén
moois dat er tentoongesteld is, buigen wij ons over de
depotdoos bevat zo’n 14-15 kg aan archeologisch mate
vraag wat we aan moeten met al die objecten die ge-
riaal en heeft het volume van zes schoenendozen. Een
vonden en verzameld zijn door archeologen en musea.
klein onderzoek levert al gauw enkele tientallen depot-
Want ook als er telkens nieuwe depots in gebruik worden
dozen op, een groter onderzoek doorgaans (ruim) meer
genomen: deze zullen op een goed moment vol zitten.
dan 100 depotdozen. Ook het nieuwe depot zal binnen
Wat te doen?
afzienbare tijd vol komen te zitten. Landschap Erfgoed Utrecht (LEU) beheert sinds 1997 een
Archeologisch Erfgoed Het selectievraagstuk bij
provinciaal museumdepot dat permanent verhuurd is.
archeologisch erfgoed is schijnbaar tastbaar en con-
Terwijl het eigenlijk niet de bedoeling was dit depot
creet: je kunt de spullen in de hand houden en ze sor-
zo langdurig als extra ruimte te gebruiken. Volgens
teren naar hoe mooi ze eruit zien en hoe compleet ze
Marianne de Rijke, museumconsulent bij LEU, zouden
zijn. Makkelijk toch? Uit museaal oogpunt misschien wel,
musea gericht na moeten denken over het eigen verza-
hoewel ook hier vragen als ‘behoort het tot onze kern-
melbeleid en eigenlijk niet moeten schromen, ook af en
collectie’ een rol spelen. Voor een archeoloog ligt de zaak
toe te ontzamelen. Ton van Rooijen, medewerker LEU bij
een stuk gecompliceerder. Vondsten zonder museale
het meldpunt archeologie en steunpunt archeologische
factor kunnen archeologisch gesproken baanbrekende
vrijwilligers(groepen), meent dat ook in archeologische
inzichten opleveren. Bijvoorbeeld vissenbotjes uit een
collecties wel gesnoeid zou kunnen worden, waarbij
grondmonster. Een archeoloog zal bij selectie vooral dit
moet worden opgemerkt dat hij dan vooral doelt op
soort vondsten willen bewaren. En minder de vondsten
collecties die gevormd zijn vóór 2000; toen waren er nog
die archeologische verwachtingen en inzichten bevesti-
geen Plan van Eisen, Plan van Aanpak en algemeen be-
gen en bekend zijn uit eerder onderzoek. De presentatie-
leid op het gebied van wat wel en wat niet te bewaren
waarde van de vondst is van ondergeschikt belang.
bij opgravingen. Uit die tijd dateert meer dan 80% van het depotvolume van alle Nederlandse archeologische
Keuzes De archeologie als wetenschap is moeilijk
depots. Met de vondsten die overschieten kunnen ‘leuke
te begrenzen. Kennis en kunde uit talloze disciplines
dingen voor de mensen’ gedaan worden, waarover hier-
liggen aan een archeologisch onderzoek ten grond-
onder meer. Herre Wynia daarentegen, archeoloog van de stad Utrecht, breekt in zijn bijdrage op pagina 8 een lans voor het bewaren van alles wat er uiteindelijk, na het doorlopen van een groot aantal keuzemomenten, in het depot terecht komt. Want: het is het wetenschappelijk bewijsmateriaal voor toekomstige onderzoekers. Wie weet wat die nog kunnen ontdekken met behulp van (nieuwe) onderzoeksmethoden, en wat eenmaal is afgestoten, is voorgoed verloren voor de wetenschap. In het kader van het museumweekend van 10 en 11 april, 4
met als thema verleiding, waarin vele musea hun deuren
O n o n tkoombare ke u ze s in erfgoedland Musea en depots raken steeds voller met verzamelde objecten. In het herfstnummer van GM2 besteedde het Team Cultureel Erfgoed van de Provincie Utrecht aandacht aan het nieuwe archeologisch en bouwhistorisch depot van de gemeente Utrecht. Vorig jaar zijn duizenden dozen met aardewerk, metalen voorwerpen en andere vondsten naar het nieuwe depot over gebracht. In de komende jaren zullen er nog heel wat nieuwe bij komen.
Linkerpagina: viswervels van wachttoren aan de Zandweg, Vleuten-de Meern Rechterpagina: Selecteren van opgravingsvondsten voor nader onderzoek
5
slag. Dat compliceert het maken van keuzes. De oude stempel-archeologen presenteerden zich nog als alleskunners en alles-weters en waren dat meestal ook. De nieuwe lichting archeologen kenmerkt zich door een vergaande mate van denk- en werkspecialisatie. Er zijn veldarcheologen, beleidsarcheologen, botanische specialisten, prospectief archeologen en nog vele andere. Dit vereenvoudigt mogelijk het maken van keuzes, maar maakt het tegelijkertijd moeilijker na te gaan, of het de juiste keuzes zijn. Een intensieve samenwerking tussen de vele deeldisciplines zou dit gemis kunnen compenseren. Een dergelijke samenwerking is niet gebruikelijk in de (huidige) commerciële context van de archeologie. In universitaire settings komt die vaker voor, mede in (inter)nationale onderzoeksprogramma’s. Die samenwerG M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
kingsverbanden zijn in principe tijdgebonden en leveren
6
daarom helaas niet structureel een bijdrage aan de ideeën- en gedachtenvorming en de keuzes, die daaraan impliciet en expliciet ten grondslag liggen. Selectie van archeologisch erfgoed vindt op veel niveaus
denk- en handelingspatroon werkt belemmerend op het
plaats. De selectie begint in de hoofden van onderzoe-
vinden van oplossingen voor dit gezamelijke probleem.
kers en in de vraagstellingen die ze formuleren. Dan zijn
Een voorbeeld is het gemeentelijk depot van de stad
er de keuzes die gemaakt worden door de opgravende
Utrecht en het provinciaal depot van Utrecht. Beide zit-
instelling, de beschrijver, en de depotbeheerder.
ten in hetzelfde gebouw met deels gedeelde voorzieningen, maar depotbeheer en depotruimte staan qua
Opslag en beheer Welke spullen komen naar ver-
organisatie los van elkaar.
wachting ooit nog eens uit de dozen waar ze in zitten?
Een tweede selectie is onontkoombaar in de toekomst.
Dat zijn onder andere die objecten, die het depot in
Waar we voor staan is een keuze te maken, die breed ge-
open opstelling showt aan potentiële gebruikers: muse-
dragen wordt door alle partijen; ook het publiek. Andere
ummensen, onderzoekers, schenkers. Maar uit de doos is
zoek- en verzamelmethoden in het verleden hebben ge-
iets anders dan uit het depot. Depots hebben misschien
leid tot collecties, die – na beschrijving – voor het grootste
meer nog dan musea een actief bruikleenbeleid. Depots
gedeelte weggegooid kunnen worden. Honderdduizen-
zijn dienstbaar richting musea, particulieren en onder-
den stukjes van Romeins gedraaid aardewerk bijvoor-
zoekers, die een tijdlang voor onderzoek of expositie
beeld. Die materiaalgroep is zo goed gekend, dat na
spullen willen lenen.
beschrijving een slim bewaarde fractie ervan ruim vol-
De professionalisering in opslag en beheer verloopt re-
staat als bewijsmateriaal.
latief vlot. Met de explosieve groei van het aangelever-
Wat te doen met zulke afgestoten collecties? Vondst-
de volume is echter geen rekening gehouden. De vraag,
materiaal dat wordt afgestoten moet níet de stort op:
hoelang het duurt voordat de depots vol zitten, levert
het moet alleen uit het depot verwijderd worden. Zinvol-
antwoorden op van ‘nu’ tot ‘binnen 5 jaar’. De stan-
lere en bevredigendere oplossingen dan het depot zijn
daardoplossing is het bijhuren van depotruimte. Opval-
zeer wel denkbaar en uitvoerbaar. Elke vondst, gede-
lend is daarbij, dat niet buiten de verantwoordelijkheid
selecteerd of niet, heeft een sterke belevingswaarde.
van de eigen organisatie wordt gedacht. Dit traditionele
Bij archeologen maar ook bij het publiek. Waarom niet
afbeeldingen linkerpagina: Voorbeelden van depots. boven: Inhoud van beerput aan de Kreupelstraat in Amersfoort. links: Kruiwagen vol aardewerk in Hoge Weide. daarnaast: Een opgraving.
nieuwe feiten oplevert over de collectiegeschiedenis. Maar het publiek denkt daar heel anders over. Depot opstellingen vindt men doorgaans heel leuk om te zien omdat zoiets een kijkje geeft in de veelheid van de museumcollectie die doorgaans verborgen blijft. De verzamelaar wordt gestimuleerd zijn eigen verzameling te laten groeien, de specialist kan voorwerpen nu uitgezich aan de grote variëteit van objecten. Op zaal kan een pc neergezet worden waarbij de bezoeker door de collectieregistratie kan browsen. En daar eventueel zijn doen wat we vaak zeggen, dat ‘het erfgoed van ons alle-
eigen favoriete tentoonstelling kan maken. En nog een
maal is’? En het uitdelen bij passende gelegenheden?
groot voordeel: depotopstellingen kosten weinig voor-
Ook het inzetten van archeologische vondsten bij educa-
bereidingstijd en zijn qua presentatie goedkoop.
NUMMER 37 LENTE 2010
breid met elkaar vergelijken en de liefhebber vergaapt
tieve projecten of hands-on tentoonstellingen in musea zou een uitstekende bestemming voor dit materiaal zijn.
Gebruiksvoorwerpen Heel veel cultuurhistorische musea hebben grote aantallen objecten in huis die tot de
Musea Bij presentaties in musea wordt tegenwoor-
categorie gebruiksvoorwerpen horen. Bijvoorbeeld huis-
dig vaak uitgegaan van verhalen die verteld worden.
raad. Vaak zijn er ook meerdere stuks van een voorwerp.
Vaste presentaties worden steeds conceptueler, minder
Het komt nog niet echt veel voor dat die voorwerpen weer
objecten moeten meer verhalen oproepen en bij herin-
een gebruiksfunctie krijgen in een museale opstelling.
richtingen wordt stevig gesnoeid in de te presenteren
Waarom geen presentatie gemaakt waarin de voorwer-
objecten. Daarmee groeit de collectie die in het depot
pen aangeraakt mogen worden? Geen grotere sensatie
staat almaar en er is al zo weinig depotruimte.
bij het publiek dan in een museum, waar iedereen weet
Objecten zijn in het museum uit hun context gehaald
of behoort te weten dat het verboden is voorwerpen aan
maar behouden hun kunsthistorische, antropologi-
te raken, deze nu in handen te mogen nemen. Een andere
sche of welke waarde dan ook. Heel veel objecten zijn
mogelijkheid is het kritisch doornemen van je collectie en
op zichzelf gewoon interessant om te zien, voor stu-
een deel hiervan bestempelen tot rekwisietencollectie of
die, educatie of genoegen zoals een deel van de ICOM
gebruikscollectie bij educatieve projecten. Uiteraard moe-
museumdefinitie luidt.
ten hierbij de officiële regels van de LAMO (Leidraad voor het afstoten van objecten) gehanteerd worden. Objecten
Open depot en depotopstellingen Een depotop-
worden in dit geval echter niet afgestoten maar herge-
stelling op zaal wordt veelal door een conservator niet
bruikt voor specifieke presentatie- of educatiedoelen. Op
zo boeiend gevonden om te presenteren. Vaak wordt
bladzijde 12 kunt u lezen over het gebruik van zulke objec-
gedacht dat het inhoudelijk niet interessant is en geen
ten bij het project Cultuur en Zorg.
•
7
Scherven:
bewaren of niet?
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Maarten René de Kam Lemmens Cultuurhistorie/Monumenten Het Utrechts Archief Utrecht
Onontkoombaar is de dag dat ook het nieuwe archeologisch en bouwhistorisch depot van de gemeente Utrecht uit zijn voegen zal barsten. Maar waarom wordt eigenlijk alles bewaard? Is het niet beter de mooiste dingen te behouden en de rest gewoon weg te gooien? Niemand zit toch te wachten op duizenden scherven van oude potten en pannen? Gemeentelijk archeoloog Herre Wynia heeft daar een heldere mening over.
In een basisrapportage wordt beschreven welke onderzoeksmethode
‘Om een antwoord te vinden op de vraag of je
tensief wordt er gebruik gemaakt van een me-
iets wel of niet moet bewaren, is het interes-
taaldetector? In Utrecht doen we dat vrij veel,
sant om eens te bedenken wat er allemaal al is
waardoor er relatief veel metalen voorwerpen
gebeurd vóórdat een bepaalde vondst in het
in het depot belanden. Maar de grond bevat
depot is terechtgekomen. Archeologie bestaat
veel meer archeologische sporen dan aarde-
namelijk uit heel veel verschillende keuzemo-
werk of metaal. Daar waar ooit geleefd is, is
menten, en pas aan het einde van een lang
veel organisch materiaal achtergebleven, zoals
proces komt een vondst in een depot terecht.
stuifmeelkorrels, zaden en andere etensresten.
Dat begint bij de belangrijke keuze of een be-
Door deze vondsten goed te analyseren, kun-
paald terrein wel of niet onderzocht moet wor-
nen we erachter komen wat de vroegere bewo-
den. Om daar achter te komen, wordt er aan de
ners gegeten hebben. Wat voor soort graan?
hand van de archeologische waardekaart ge-
Vlees van welk dier? Het is allemaal te achter-
keken of het ligt in een gebied met een hoge
halen. Maar dergelijke vondsten zijn moeilijk
archeologische waarde of verwachting. Mocht
te bewaren. Eigenlijk zijn heel veel archeologi-
dat zo zijn, dan wordt er via een bureauon-
sche vondsten niet te bewaren zonder dat ze
derzoek gekeken wat er bekend over is. Heb-
geconserveerd worden. Hout krimpt en valt na
ben er al eerder onderzoeken in de omgeving
enige tijd uit elkaar. Leer verpulvert als er niets
plaatsgehad en wat hebben die voor resulta-
mee wordt gedaan en ook metaal of glas zullen
ten opgeleverd? Vervolgens kan er een boor-
uiteindelijk verdwijnen als het niet geconser-
onderzoek worden uitgevoerd en als daaruit
veerd wordt. Maar conserveren is een dure aan-
blijkt dat er inderdaad archeologische sporen
gelegenheid. Veel vondsten zullen daarom niet
in de grond zitten, wordt er overgegaan tot
worden behandeld en komen dus nooit in het
een proefonderzoek. De resultaten daarvan zijn
depot terecht.
er is gebruikt, wat er is
weer bepalend of er tot een definitief onder-
gevonden en hoe de
zoek moet worden besloten. Een scherf die tij-
Het bewijs ‘Het bodemarchief is een be-
geïnterpreteerd kunnen
dens dat onderzoek wordt gevonden, komt dus
langrijke bron, die echter maar één keer ge-
worden.
eigenlijk al voort uit een hele rij beslissingen en
raadpleegd kan worden. Nadat het onderzoek
selecties.
in het veld is afgelopen, is alles weg. Weliswaar
onderzoeksgegevens
kunnen we met behulp van moderne technie-
8
Conserveren? ‘Maar daarmee houdt het
ken het bodemarchief steeds beter lezen, maar
niet op, want ook tijdens het onderzoek wor-
eenmalig blijft het. Het is dan ook de taak van
den er voortdurend beslissingen genomen. Hoe
de archeoloog om de onderzoeksresultaten zo
diep wordt elk vlak aangelegd bijvoorbeeld?
goed mogelijk beschikbaar te stellen voor an-
Wanneer er een te dikke laag grond in één keer
deren. Dat gebeurt door uitgebreide dagrap-
wordt weggehaald, zullen bepaalde vondsten
porten te maken en door alles nauwkeurig vast
al verdwenen zijn voordat ze ooit gezien zijn.
te leggen in veldtekeningen. En natuurlijk door
Die voorwerpen komen dus nooit in een depot.
de vindplaats van de vondsten nauwkeurig te
Maar ook andere keuzes spelen een rol. Hoe in-
beschrijven. In Utrecht maken we de laatste ja-
ren uitgebreide basisrapportages over de gedane onderzoeken. Daarin wordt beschreven welke onderzoeksmethode er is gebruikt, wat er is gevonden en hoe de onderzoeksgegevens geïnterpreteerd kunnen worden. Want al met al is dat wat er van de vele kubieke meters onderzochte grond overblijft: dagrapporten, tekeningen en een basisrapportage. En natuurlijk de vondsten die tijdens de opgraving zijn gevonden en behouden konden worden. Zij vormen samen de bewijsvoering van het onderzoek. En dat is nu precies waarom de vondsten bewaard moeten blijven. Het is het bewijsmateriaal waar latere onderzoekers ook weer naar kunnen kijken. Dat geldt dus ook voor de duizenden scherven van oude potten en pannen die pas na lange en uitgebreide selectierondes uiteindelijk in het depot zijn beland.’
•
foto linksboven: Een Romeinse paal die omstreeks het jaar 93 na Christus in de grond is geslagen. Hout kan alleen behouden blijven als het wordt geconserveerd. foto links: Ook een Romeinse leren schoenzool met spijkertjes is zeer kwetsbaar en moet goed worden geconserveerd, wil het bewaard kunnen blijven. foto boven: Archeologen voeren een proefonderzoek uit in Rijnvliet in Leidsche Rijn in januari 2010.
Voor een overzicht van verschenen basisrapportages archeologie en de mogelijkheid om ze te downloaden zie: www.utrecht.nl/cultuurhistorie
9
Nog niet zo lang geleden was Utrecht een stad van grote fabriekshallen, rokende schoorstenen en talloze arbeiders die in de vroege ochtend op weg gingen naar hun werk. Zo was rond 1930 meer dan de helft van de Utrechtse beroepsbevolking werk zaam in de industrie. Al deze arbeiders werkten in de meest uiteenlopende sectoren. Zo kon je in de stad terecht voor sigaren, melkproducten en brood, maar ook voor
Maarten René de Kam Lemmens Cultuurhistorie/Monumenten Het Utrechts Archief Utrecht
treinwagons, bruggen en allerhande drukwerk.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Fabrieken! I n d u s trieel erfgoed in de gemeente U trecht
Vijfhonderd gebouwen Hoewel veel
gepresenteerd, geeft architectuurhistorica Ma-
Utrechtse fabrieken al meer dan dertig jaar
rijke van den Heuvel een interessant overzicht
geleden hun deuren hebben gesloten, zijn er
van het industriële erfgoed dat nog in Utrecht
overal in de stad nog sporen te vinden van het
te vinden is. Het erfgoed wordt in zes verschil-
industriële verleden. Om een goed overzicht
lende bedrijfstakken beschreven. Enkele van de
te krijgen van wat er nog resteert, heeft de ge-
besproken gebouwen zijn nog steeds als zo-
meente Utrecht een uitgebreide inventarisatie
danig in gebruik, andere hebben een nieuwe
gedaan van het industriële erfgoed uit de peri-
functie gekregen waarvoor al dan niet een uit-
ode 1850-1975. Dat heeft een lijst opgeleverd
gebreide renovatie of verbouwing heeft plaats-
van ruim vijfhonderd gebouwen, variërend van
gehad. Maar al deze gebouwen verwijzen naar
transformatorhuisjes en sluiswachterswonin-
een belangrijke periode uit de Utrechtse ge-
enkele gebouwen van de draad-
gen tot veevoederfabrieken, graansilo’s, riool-
schiedenis. Een tijd die veel mensen zich nog
nagelfabriek Neerlandia.
gemalen, drukkerijen en elektriciteitscentrales.
kunnen herinneren. Een tijd ook waarin zij mis-
Gebouwen die vaak met zorg zijn ontworpen
schien wel zelf werkzaam waren in een van de
het Centraal Autoherstel Bedrijf
en bovendien veel vertellen over de ontwikke-
vele Utrechtse fabrieken.
(C.A.B.) aan de Cartesiusweg is in
lingen die Utrecht in de afgelopen twee eeu-
grote foto: Ter hoogte van de splitsing van het Merwedekanaal en de Vaartsche Rijn staan nog
inzet boven: Het gebouw van
1948 gebouwd naar een ontwerp van Sybold van Ravesteyn. inzet onder: In 1895 werd een groot pakhuis aan de Oudenoord 10
•
wen heeft doorgemaakt.
Mooi overzicht In het boek Fabrieken! In-
Fabrieken! Industrieel erfgoed in de gemeente Utrecht, Marijke van den Heuvel, Gemeente Utrecht
gebouwd in opdracht van de
dustrieel erfgoed in de gemeente Utrecht, dat
in samenwerking met Uitgeverij Matrijs,160 pagina’s
firma Wed. P.E. Pompe.
op 15 februari door wethouder Harm Janssen is
ISBN 978 90 5345 401 5 Prijs € 19,95
1 0 0 jaar s ociale wo n i n gbo u w in U trecht
In 2009 was het precies honderd jaar geleden dat de N.V. Maat
gen. Naast arbeiderswoningen, bleek ook al
schappij tot verbetering der Volkshuisvesting Jaffa de eerste
snel behoefte aan middenstandswoningbouw.
woningwetwoningen bouwde in Utrecht. Dankzij de Woning
Met name leraren en ambtenaren stichtten rond 1920 diverse middenstandswoningbouw-
wet van 1901 werd het mogelijk voor instellingen ‘uitsluitend
verenigingen, die veelal aan de oostkant van
werkzaam in het belang van de volkshuisvesting’ om goede
de stad bouwden. Na de Tweede Wereldoor-
woningen te bouwen voor minder draagkrachtige groepen in de samenleving.
log brak een andere tijd aan: de rol van de corporatie werd naar de achtergrond gedrongen, want de overheid had de regie over de bouw van de naoorlogse wijken. Pas in de jaren ’70
foto links:
Men kon daartoe een financiële tegemoetko-
en ’80 zouden de corporaties weer het initiatief
In 1922 werden er 176
ming in de bouwkosten aanvragen bij de ge-
overnemen, om in de jaren ’90 als zelfstandige
in de Schipbeekstraat
meente, die op haar beurt dit voorschot leende
‘vastgoedbeheerder en -ontwikkelaar’ te gaan
en omgeving (Rivie-
van het Rijk. Maar de gemeente Utrecht wor-
opereren.
renwijk). De woningen
stelde aanvankelijk met de vrees voor finan-
Over 100 jaar woningwet in Utrecht valt een
de Woningbouwvereni-
ciële risico’s. Bij falende exploitatie van een
mooi verhaal te vertellen. Dat gebeurt aan de
ging van de Utrechtse
vereniging stonden de gemeenten namelijk
hand van twintig karakteristieke woningbouw-
Christelijke Besturen-
borg voor de terugbetaling aan het Rijk. Na
complexen die tussen 1909 en 2009 in Utrecht
enig gesoebat kon Jaffa uiteindelijk de zestig
zijn gebouwd. Van het gereformeerde Eigen
beneden- en bovenwoningen aan de Paramari-
Haard tot de socialistische Woningbouwver-
bostraat bouwen.
eniging Utrecht, van de middenstandswonin-
woningen opgeleverd
waren gebouwd door
bond. foto rechts: Door de Vereniging De Kersentuin en
gen van Elck Wat Wils en De Tuinwijk tot de
Portaal werden in 2003 huur- en koopwoningen
100 jaar woningwet Na Jaffa volgden vele
portiekflats van Rietveld in Hoograven en de
andere woningbouwverenigingen en corpo-
‘eksperimentele’ flats in Overvecht, tot en met
sche Rijn. (foto: Anton
raties. Overal in Utrecht en in buurgemeente
de duurzame woningbouw van de Kersentuin
van Daal)
Zuilen werden woningbouwcomplexen ge-
in Leidsche Rijn.
gebouwd aan de Atalan tahof in Parkwijk Leid-
bouwd voor de groeiende arbeidersbevolking. De komst van grote industrieën, maar ook de
Het boekje Voor elk wat wils. 100 jaar sociale
vestiging van kantoren – zoals de hoofdkan-
woningbouw in Utrecht is verschenen op de
toren van de NS - zorgden voor een enorme
Woondag op 10 februari 2010 en verkrijgbaar
vraag naar goede en vooral betaalbare wonin-
bij het Informatiecentrum Utrecht.
•
NUMMER 37 LENTE 2010
Bettina van Santen Cultuurhistorie/Monumenten Utrecht
Voor elk wat wils
11
CULTUUR EN ZORG
toen
Caroline Matla Landschap Erfgoed Utrecht
T erug naar
Landschap Erfgoed Utrecht ziet het als één van haar taken om het culturele erfgoed van de provincie
Utrecht bij zoveel mogelijk mensen onder de aandacht te brengen en er zoveel mogelijk mensen van
te laten genieten. Er zijn echter mensen voor wie het niet zo vanzelfsprekend is om naar een museum, archief of tentoonstelling te gaan. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die in een verzorgingstehuis wonen of langdurig in het ziekenhuis liggen. De Provincie Utrecht heeft enkele jaren geleden een onderzoek laten doen naar de mogelijkheden om deze mensen in contact te brengen met erfgoed. Dit onderzoek haakte aan bij de wens van de Provincie om onder andere musea, archieven en historische verenigin gen uit te dagen buiten de muren van hun instelling te denken.
Het onderzoek, dat in 2003 werd uitgevoerd door ErfG M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
goedhuis Utrecht, wees uit dat er in het buitenland al een aantal geslaagde projecten liepen. In met name Groot-Brittannië en de Verenigde Staten zijn musea zich zeer bewust van hun maatschappelijke taken. Hiertoe aangezet door de overheden richten zij zich op vele doelgroepen, en met outreach projecten proberen zij bijvoorbeeld mensen te bereiken die normaal gesproken nooit naar een museum zouden gaan. Een van zulke projecten is het brengen van museale objecten naar de zorginstellingen. De overheid voorziet in de financiering van de speciale projecten, zowel van de medewerker(s) als van de uitvoeringskosten. De zorginstellingen regelen zelf het transport van de objecten. Een voordeel voor de musea is dat deelnemers aan outreach projecten worden meegeteld als bezoekers. Ook in Nederland wordt er op kleine schaal al het één en ander georganiseerd. Het blijft echter vaak bij lokale, éénmalige acties; het blijkt moeilijk om er structureel vorm aan te geven. De Provincie Utrecht vond de combinatie ‘erfgoed en zorg’ echter de moeite waard, en verzocht het Erfgoedhuis Utrecht een pilotproject te ontwikkelen. Ondanks dat de pilot bescheiden van omvang was, waren de reacties zeer positief. Na gesprekken met diverse zorginstellingen en culturele instellingen zag Landschap Erfgoed Utrecht een rol voor zichzelf weggelegd om een aantal projecten te ontwikkelen om de combinatie zorg en erfgoed 12
tot stand te brengen. Dit heeft geresulteerd in drie deel-
projecten: zes reminiscentiekoffers, een verhalenverteller en een tentoonstelling in een ziekenhuis.
Koffers Voor zes verzorgingstehuizen rond Amers-
Verhalenverteller Een ander onderdeel van het
foort zijn zes reminiscentiekoffers1 met verschillende
project is een verhalenverteller. Deze komt langs in een
thema’s ontwikkeld. Deze thema’s zijn: Handen uit de
van de verzorgingstehuizen waar ze al aan de slag zijn
mouwen, Geloof het of niet, Als kind... Eet smakelijk,
gegaan met een themakoffer. De verteller vertelt een
Mijn mooiste dag, Als je haar maar goed zit.
verhaal van vroeger, onder andere aan de hand van het
In de koffers zitten voorwerpen, geluidsfragmenten,
materiaal uit de koffer. Het verhaal is interactief: de be-
filmpjes, geuren en smaken uit de jeugd van de be
woners kan gevraagd worden iets van zichzelf mee te
woners. De bewoners bespreken samen met de acti-
nemen wat aansluit bij het thema, zoals foto’s of kleding.
zolder wel eens heeft uitgeruimd weet hoe blij je kan
Tentoonstelling Ten slotte is van 23 januari tot 26
worden als je een voorwerp van vroeger tegenkomt.
maart de tentoonstelling ‘Terug naar toen’ te bezichti-
Je oude poëziealbum of speelgoed waar je vroeger dol op was. Bij de themakoffers komen allerlei ver-
gen in Meander Medisch Centrum in Amersfoort. In twee gangen van locatie Lichtenberg worden oude filmpjes en foto’s getoond die betrekking hebben op de thema’s
halen los. Reminiscentie is geen therapie, maar heeft
‘Handen uit de mouwen’ over het leven van de huis-
wel een therapeutisch effect. Door oude-
vrouw in 1955 en ‘Geloof het of niet’ over de gescheiden
ren terug te laten blikken op hun leven,
werelden van de katholieken en protestanten, zoals dat
krijgen zij (weer) een gevoel van eigen-
NUMMER 37 LENTE 2010
viteitenbegeleider het materiaal uit de koffer. Wie zijn
vroeger was.
waarde. Het besef dat zij geschiedenis hebben geschreven, is voor veel van
De Provincie heeft geld beschikbaar gesteld om het
hen een belangrijke steun bij het ac-
project Terug naar toen uit te breiden naar een andere
cepteren van hun huidige leven met
streek. Bij alle projecten wordt zoveel mogelijk, met be-
de beperkingen van de ouderdom.
hulp van culturele instellingen, gezocht naar materiaal
Daarbij is reminiscentie gewoon leuk.
en verhalen uit de eigen regio.
Ouderen hebben al een natuurlijke behoefte om te vertellen over vroeger. 2 Vooral voor dementerende ouderen is reminisceren een prettige activiteit, omdat dit vermogens aanspreekt die ze nog wél hebben. De
Landelijk Utrecht is niet de enige provincie die het belang van erfgoed in de zorg heeft ingezien. Ook andere provincies zijn projecten aan het ontwikkelen en op zoek naar mogelijkheden om contacten te leggen tussen
aansluiting met het heden is voor dementerende
culturele instellingen en zorginstellingen. Momenteel
ouderen vaak niet meer mogelijk. Herinneringen uit
wordt er een landelijke studiedag georganiseerd voor
het verdere verleden kunnen echter weer heel levendig
provinciale instellingen om te kijken wat de mogelijk
worden.
heden zijn.
3
•
1 R eminiscentie is een methode waarbij ouderen groepsgewijs prettige herinneringen ophalen uit hun jeugdjaren. 2 B arendsen I. en W. Boonstra: Terug naar toen. p. 146 3 B arendsen I. en W. Boonstra: Terug naar toen. p. 177
13
Eeuwenoude vogelvangtechnieken worden in ons land nog steeds, op kleine schaal, beoefend. In het vorige nummer van GM2 kon u lezen over de eendenkooien in de Provincie Utrecht. Hieronder een inter
Evert H
oolwerf
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Dick A. Jonkers
view met een zogenaamde ganzenflapper.
e ganz t met enhu 1946 Ganz r p o ld e Maat
n f la p
pers,
Passie voor
Al ruim voordat de ganzen in de herfst uit hun broed
In je eentje kun je dat werk tegenwoordig niet meer aan,
gebieden in het hoge noorden en het oosten arriveren,
zoveel materiaal heb je bij je. Vroeger ging je op pad
begint het bij Eemdijker Evert Hoolwerf te kriebelen.
met alleen een rietschermpje waar je achter kon staan
Hij is ganzenflapper en kan haast niet wachten tot het
en nam je maar een paar ganzen mee. Nu hebben we
vangseizoen begint. Het ganzen vangen is bij Evert als
een hut, waarin we droog, goed verscholen en uit de
het ware aangeboren. Het zit al heel lang in de familie
wind kunnen staan, plus vijf kooien met lokganzen.’
en is generaties lang overgedragen van vader op zoon.
Onderzoek Wanneer de vanginstallatie gereed is, Voor de dood De vanginstallatie van Evert staat in
worden de lokganzen dichtbij de netten geplaatst. Dat
de Bikkerspolder tussen Eemdijk en Bunschoten in het
zijn de mannetjes (genten) van de ganzenparen. Zij
Eemland, een van de mooiste en meest uitgestrekte
staan langs de sloot en hebben een leren tuigje om dat
poldergebieden van Nederland. Groot open water van
bevestigd is aan een kettinkje met een pen, die in de
de randmeren van Flevoland is voor de ganzen dichtbij
grond is gestoken. Tussen die lokkers is voer gestrooid.
aanwezig om ’s nachts op te slapen en te kunnen drinken
De vrouwtjes zitten samen met de jongen in een kooi in
of baden. De graslanden gebruiken ze om voedsel te zoe-
de ganzenhut. Dan is het wachten tot er ganzen komen
ken. Evert vertelt: ‘Vroeger vingen we ganzen ‘voor de
overvliegen. Om ze te verleiden in de richting van de
dood’. We aten ze zelf op of verkochten ze aan poeliers.
netten te vliegen, wordt soms op een lokfluit geblazen.
Door allerlei wetten is dat aan banden gelegd en sinds-
Zo gauw ze daar in de buurt zijn worden de vrouwtjes
dien zijn we gaan vangen voor ringonderzoek.’
en jongen naar boven gegooid. Die vliegen vervolgens regelrecht naar hun partner/vader. Het is de bedoeling
14
‘Het is een heel werk voordat je aan de slag kunt. Je be-
dat de wilde ganzen daarop reageren; zodra de ganzen
gint in november met het ingraven van twee slagnet-
binnen het bereik van het slagnet komen, wordt de trek-
ten. Een aan de zuidkant en een aan de noordkant van
lijn overgehaald en slaat het net over de ganzen heen.
een sloot, wat te maken heeft met de windrichting. Van-
Nadat de ganzen gevangen zijn worden ze uit de net-
uit beide netten wordt een treklijn naar de hut gelegd.
ten gehaald, in kooien gezet en vervolgens geringd door
Voordat je alles ingegraven en geïnstalleerd hebt, ben
een speciale ringer die hiervoor het hele seizoen dage-
je met een paar man wel anderhalf tot twee dagen zoet.
lijks beschikbaar is.
V roeger vingen we ganzen ‘ voor de dood ’ W e aten ze zelf of verkochten ze aan poeliers De vangactiviteiten van Evert en zijn helpers zijn van
zou uitdrukken zou het ganzenonderzoek een dure aan-
groot belang voor wetenschappelijk onderzoek, dat deel
gelegenheid worden. Jaarlijks voer ik alleen al duizend
uitmaakt van een project van Alterra in Wageningen.
kilo tarwe en haver aan de beesten. We krijgen een ver-
Kolganzen worden het meest gevangen; daarnaast ook
goeding van iets meer dan 1,25 euro per gevangen gans.
rietganzen en brandganzen. De vangst van een rotgans,
En het kost heel veel vrije tijd, maar daar staat tegen-
roodhalsgans, kleine rietgans, taigagans of nijlgans be-
over dat het mooi werk is, want je bent tijdens het vang
hoort tot de uitzonderingen. Evert en zijn mannen zien
seizoen dagelijks in de vrije natuur bezig.’
kans jaarlijks van half november tot begin februari ge-
Totaal zijn er in het hele land nog elf ganzenvangers
middeld tussen de 300 en 400 ganzen te bemachtigen
actief: vier in Eemland, verdeeld over Utrecht en Gelder-
Van oudsher hebben zij een eigen naamgeving voor de
land, drie in Noord-Brabant, in Friesland ook drie en een
ganzen. Een kolgans is een kliek, een rietgans heet zwar-
in Zeeland.
te, een brandgans blaffer en een grauwe gans schiering. Tussen de ganzen bevinden zich af en toe geringde
Kunnen we het ganzenflappen ook eens in de
exemplaren die al eerder door Evert of door anderen ge-
praktijk zien? ‘Een bezoek van een paar mensen te-
vangen zijn
gelijk kan altijd geregeld worden. We staan dagelijks ‘op de hut’ – behalve op zondag – van 15 november tot de eerste week van februari. We maken een erwtensoepje
allemaal bij het vangen van ganzen komt kijken. Je bent
klaar of bakken een visje. Het enige dat we aan de be-
er het hele jaar mee bezig. Als je dit alles in uren en geld
zoekers vragen is een vrijwillige bijdrage.’
D e Nederla n d s e V ere n igi n g va n G a n ze n flapper s
Deze nationaal actieve vereniging is gevestigd in Eemdijk. Het doel is om het ambacht van de ganzenvangst met slagnetten in stand te houden. Sinds 1978 is het niet meer mogelijk om ganzen voor de consumptie te vangen. Daarom is men nu
•
NUMMER 37 LENTE 2010
Inspanningen Evert: ‘Vrijwel niemand weet wat er
actief voor het wetenschappelijk onderzoek. Er zijn nog maar 12 ganzenvangplaatsen in Nederland en het is niet eenvoudig deze op vrijwillige basis in stand te houden. Mede omdat de verzorging van lokganzen en het onderhoud van de vanginstallaties, bewaarkooien e.d. materialen kostbaar is. Maar ook neemt de belangstelling, o.a. door vergrijzing, af. Ook de wettelijke verankering dient beter g eregeld te worden. Zorgen waar de vereniging zich druk om maakt! Meer informatie bij:
[email protected]. M eer wete n ?
Kijk op internet en tijdens veldbezoek. Een afspraak om het ganzenvangen mee te maken, kan gemaakt worden via
[email protected]. Een ganzenflapfilm van Wim Smeets is te bekijken op: www. vogeljaar.nl/vogeljaartv.shtml. Meer informatie over het onderzoek en het volgen van de gezenderde ganzen op: www. blessgans.de. Of www.geese.org en www.geese.org/gsg
15
V oor aankondiging
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Maartende Martha Lemmens Wit Commissie Het Utrechts Heemschut Archief Utrecht
excursie s tee n fabriek
Op 29 februari 2009 werd het Utrechts Landschap eigenaar van de voormalige steenfabriek de Bosscherwaarden in Wijk bij Duurstede, waarmee dit industriële monument is gered van de ondergang.
De Provincie Utrecht maakte de restauratie van
den georganiseerd waarin alle aspecten rondom
de Bosscherwaarden mogelijk door een grote
de stenenfabricage aan bod komen en gidsen
financiële bijdrage. De gerestaureerde steen
een rondleiding verzorgen door het bijzondere
fabriek wordt ontwikkeld tot een openbaar
uiterwaardenlandschap langs de Lek.
podium waar bezoekers kunnen genieten van het rivierenlandschap, de natuur, de geschie-
In de volgende uitgave van GM2 vindt u het
denis van de steenfabriek en culturele evene-
gedetailleerde programma en de deelname-
menten. Speciaal voor de leden van de Bond
voorwaarden.
Heemschut en de lezers van GM2 wordt zaterdag 17 juli 2010 een excursie naar de Bosscherwaar16
Fotografie: Henk Ruiter
•
de B o s s cherwaarde n
NUMMER 37 LENTE 2010
V er s terki n g geledere n U trechtse C ommissie H eemschut Heemschut is actief op zoek om jonge mensen te interesseren voor bescherming van ons erfgoed. In deze uitgave stelt Claudia van Kouwen zich voor. In 2006 behaalde ik een Master Cultureel Erf-
tuur maar ik vind dat juist de diversiteit van
goed aan de Universiteit Utrecht. Voor mijn
gebouwen de omgeving mooier maakt. Bij
afstuderen richtte ik me op de invulling en het
Bond Heemschut hoop ik aan die diversiteit
belang van het begrip ‘authenticiteit’ in kunst
te kunnen bijdragen door bijvoorbeeld mee te
en erfgoed. Recent ben ik afgestudeerd aan de
denken over vraagstukken zoals de Belle van
masteropleiding Vraagstukken van Beleid en
Zuylen in Leidsche Rijn.
Organisatie waarin ik me heb gespecialiseerd in het beleid rond het herbestemmen van mo-
Het aandragen van nieuwe oplossingen en
numenten. Omdat de wereld en de techniek
mogelijkheden om de cultuurhistorie te be-
razendsnel veranderen, hebben veel oude ge-
houden is belangrijk om je doel te bereiken.
bouwen al hun functie verloren en zullen in
Ook Bond Heemschut kan niet tegen alle plan-
de toekomst nog veel meer gebouwen hun
nen stemmen die verandering inhouden om-
functie verliezen. Dit geldt niet alleen voor in-
dat het behoud van de cultuurhistorie pas
dustrieel erfgoed maar ook voor bijvoorbeeld
gerealiseerd wordt als het voor alle partijen
boerderijen en postkantoren.
iets oplevert. Dat is nu nog vaak niet het geval
Ik sta niet achter de oplossing om zulke gebou-
en dan moeten de monumenten en stads- en
wen te slopen en te vervangen door nieuwe
dorpsgezichten helaas het onderspit delven.
blinkende architectuur. Ik ben een liefheb-
Reden genoeg om het behoud van de Utrecht-
ber van moderne spraakmakende architec-
se cultuurhistorie te ondersteunen!
•
17
Anne Houk de Jong Het Utrechts Archief G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Het Stichtse Groepsfoto Soest
R u im ee n ee u w s poor tussen U trecht en B aarn Utrecht vormde tegen het einde van de negentiende eeuw het startpunt voor een aantal lokaalspoorwegen die door de Nederlandse Centraal-Spoorweg-Maatschappij (NCS) werden geëxploiteerd. Deze maatschappij werd 150 jaar geleden opgericht en vormt de aanleiding voor de tentoonstelling ‘De stad uit met het Stichtse lijntje’ die in Het Utrechts Archief te zien is. Hierin wordt een van de mooiste lokale spoorverbindingen 18
uitgelicht, namelijk het traject tussen Utrecht en Baarn, het zogeheten Stichtse lijntje.
De halte Soestdijk in oktober 2009, foto: V.M. Lansink
Paltz, Soest Zuid/Nieuwe weg, Soest, Soestdijk en Baarn Buurtstation. Al snel ontdekte men hoe plezierig het was om op deze manier te kunnen reizen tussen de stad en zijn groene omgeving. Er ontwikkelde zich een levendig forensenverkeer, waarmee het Stichtse lijntje een grote invloed had op de ontwikkeling van de omgeving van Utrecht. Zo vestigde zich dankzij de spoorlijn de zeep fabriek in Den Dolder, waarmee het dorp zich verder vormde. Bilthoven begon met villabebouwing voor meneeuw door hun ligging aan het spoor sterk gegroeid.
Dagje naar het strand Behalve voor het werk trok men er ook in de vrije tijd graag met de trein op uit, de natuur in. In de jaren ‘20 stapten vele gezinnen bepakt en bezakt met mand-
NUMMER 37 LENTE 2010
sen uit de stad, en ook Soest en Baarn zijn begin vorige
jes, emmertjes en schepjes op de trein voor een heer-
lijntje
lijke stranddag bij het ‘Biltsche meertje’. Naast dit gratis zwemwater, ontwikkelde zich in de jaren ’30 een heus zwemparadijs, de Biltse Duinen. De reis er naar toe was, met de Biltse Duinen-express, al een attractie. Dat dit recreatiegebied zo dicht in de buurt lag, was eigenlijk te danken aan de spoorlijn. Voor de aanleg van het baanvak Bilthoven-Den Dolder in 1863 was veel zand nodig geweest om het hoogteverschil van ruim 5 meter geleidelijk te overbruggen. Hiervoor werd in de directe omgeving zand afgegraven, waarna in het gebied ondiepe
Reizen tussen stad en land
plassen ontstonden. Met zijn duinachtige karakter werd
De treinen tussen de steeds verder groeiende stad en
het gebied weldra ontdekt als ideale locatie voor een
het groene buitengebied reden niet hard en stopten
dagje uit.
bij diverse haltes en stopplaatsen. Tussen Utrecht en Baarn waren dat er in totaal twaalf en alleen al binnen
Vrouwen aan het spoor
de Utrechtse stadsgrenzen kon men op vier haltes in-
Wat voor de één een ontspannend vrijetijdstochtje was,
en uitstappen: Utrecht Buurtstation, Amsterdamsche
was voor de ander hard werken, zo blijkt uit verhalen
Straatweg, Vechtbrug en Blauwkapel (destijds gemeen-
van spoorwegmedewerkers. Vele ploegen wegwerkers,
ten Maartensdijk). Vervolgens ging het via Groenekan-
rangeerders en sein- en wisselwachters hielden materieel
schedijk, Bilthoven, Den Dolder (Doldersche weg), De
en reizigers op de rails. Ook werkten er veel vrouwen aan
19
T entoonstelling
De stad uit met het Stichtse lijntje Ruim een eeuw spoor tussen Utrecht en Baarn De tentoonstelling biedt een mooi beeld van ruim honderd jaar rond dit lokaalspoor: het materieel, de stationnetjes en halteplaatsen, de vele werkers aan het spoor, Het Buurtstation
het opkomend woon-werkverkeer, en het regionale toe-
te Utrecht bij het
risme. Het Stichtse lijntje is ook in een hedendaags per-
Leidseveer, ca. 1936. Fotobureau Union,
spectief gezet. De treinreis is per film opnieuw te maken,
Collectie Het Utrechts
waarbij uitgestapt kan worden op enkele historische ‘hal-
Archief, nr. 40570
teplaatsen’.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Hiervan is ook een dvd gemaakt (€ 14,95) en een wandelgidsje waarmee het traject van het Stichtse lijntje te voet het spoor. Zo trad Johanna Frederica Carolina Rutèl-ter Linden in 1898 bij de NCS in dienst als eerste chef van de halte Soestdijk. Opmerkelijk genoeg pas op 52-jarige leeftijd. Als weduwe van de stationschef van Putten kon haar karige pensioen wel een aanvulling gebruiken, en gelukkig voor haar, kon ze als haltechef in Soestdijk aan de slag. In Putten had ze al veel ervaring opgedaan, met onder meer een cursus telegrafie voor het doorseinen
Looptijd: t/m 24 mei 2010 Plaats: Het Utrechts Archief | Hamburgerstraat 28 | 3512 NS Utrecht Tijden: dinsdag t/m zaterdag 10.00 uur – 17.00 uur Toegang: gratis Bij de tentoonstelling wordt een bijzondere ‘Spoordag’
van treinen. Op 1 januari 1901 verliet ze het spoor, als
georganiseerd op zondag 18 april 2010.
een van de weinige vrouwelijke stationschefs die bij de NCS werkzaam waren geweest.
SPOORDAG
Een echt vrouwenberoep was dat van de overwegwach-
Het spoor terug in de tijd
teres, die bij spoorwegovergangen de overwegbomen
Speciaal op deze dag geven oud NS-medewerkers een
bedienden. Als echtgenotes van spoorwerkers hadden
rondleiding door de tentoonstelling. Guus Veenendaal –
ze de gelegenheid om het bescheiden loon van hun
historicus en auteur van een groot aantal boeken over de
man wat aan te vullen. Vanuit de bij de overweg gelegen
Nederlandse en Amerikaanse spoorwegen – komt vertel-
wachterswoning had men duidelijk zicht op de overweg.
len over het spoor ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.
Getooid in een zwarte cape met rode kraag, zorgden ze
Bent of kent u een machinist, conducteur, spoorwegwer-
ervoor dat de spoorbomen met een draaimechanisme
ker, rangeerder of andere spoorwegbeambten, of heeft u
werden neergelaten, en nadat de trein gepasseerd was
zelf vroeger bij het spoor gewerkt? Neem dan uw oude
weer omhooggetakeld.
foto’s, documenten en vooral verhalen mee. Datum: Zondag 18 april
Het beroep van overwegwachteres stierf in de jaren ’60 geheel uit nadat steeds meer spoorwegovergangen 20
kan worden afgelegd (€ 4,95)
waren geautomatiseerd.
Plaats: Het Utrechts Archief | Hamburgerstraat 28 |
•
3512 NS Utrecht Tijd: 13.00 – 17.00 uur Toegang: gratis
B obb y in B ilthoven In Bilthoven werd de spoorwegovergang in de Julianalaan van 1928 tot 1942 bewaakt door overwegwachteres mevrouw Timmer. Deze spoorwegovergang lag net voorbij station Bilthoven in het aftakkende lijntje richting Zeist. Met een belsignaal van een elektrisch kloksein kreeg zij de waarschuwing dat een trein naderde uit de richting Huis ter Heide of vanaf het station Bilthoven. Het was bijna uitgesloten dat mevrouw Timmer dit belsignaal miste, want haar trouwe hondje Bobby was als extra paar oren altijd paraat en trok aan haar rokken als het kloksein klonk. Als overwegwachteres moest je stevig in je schoenen staan, want er werd regelmatig gemopperd als men vond dat men te lang voor de overweg moest wachten. Overwegwachteres mevrouw Timmer en haar hondje
Op het Stichtse lijntje zette de NCS diverse typen stoomlocomotieven in. Ze kenmerkten zich door hun
Bobby bij de handels voor het bedienen van de overwegbomen aan de Julianalaan te Bilthoven (afkomstig uit Spoor- en Tramwegen, 29 aug. 1942)
opvallende okergele kleur. De zogeheten ‘tenderlo-
om hun luxe vormgeving. Met name de tweede klasse:
comotieven’ hadden geen aparte kolenwagen, maar
de banken hadden omkeerbare kussens: een pluchen
een ingebouwde laadruimte voor kolen. Voordeel
winterzijde en een leren zomerzijde. De leuningen
van deze locomotieven was dat ze op hun eindpunt
waren van fraai houtsnijwerk en de plafonds waren
niet gedraaid hoefden te worden voor de terugreis
beschilderd met kraanvogels, vissen en bloemen. De
omdat ze zowel voor- als achteruit konden rijden. De
lampen waren van messing, er waren bovenlichtjes
relatief lichte locomotieven konden bovendien snel
van geslepen glas en op de vloer lag een loper met
optrekken en remmen en waren dus geschikt voor de
het NCS-embleem. Aan de buitenzijde waren de rijtui-
lokaaldienst met veel tussenstops. Achter de locomo-
gen beslagen met teakhouten, geverniste latten. De
tief werden twee tot vier houten rijtuigen gekoppeld
rijtuigen hadden grote coupés met een middengang,
(derde klasse en tweede klasse) en een aparte baga-
in plaats van de toen gebruikelijke compartimenten
gewagen.
met elk hun eigen deurtje. Aan de uiteinden van de
Met de elektrificatie van het baanvak Den Dolder-
rijtuigen waren open balkons die vooral in de zomer-
Baarn in 1948, maakten de stoomlocomotieven met
maanden, als de treinen bomvol dagjesmensen zaten,
hun houten rijtuigen plaats voor elektrische treinen.
populair waren. Eén van deze rijtuigen is bewaard ge-
Aanvankelijk werden naar Baarn de zogenaamde
bleven en is te zien in het Spoorwegmuseum.
Blokkendozen ingezet, herkenbaar aan de hoekige
Uiteraard werd op deze lijn ook Koninklijk gereisd. De
vormen en daterend van ver voor de Tweede Wereld-
twee koninklijke salonrijtuigen werden alleen ingezet
oorlog. Met de nieuwe elektrische treinen in de jaren
voor de leden van het Koninklijk Huis, in het bijzonder
’50 verschenen op het traject vooral de treinstellen in
voor Koningin Moeder Emma die op Paleis Soestdijk
‘stroomlijnvorm’. Ook dit is verleden tijd; tegenwoor-
woonde. Deze salonrijtuigen met de nummers A1 en
dig wordt de dienst uitgemaakt door het zogenaam-
A2 (A was eerste klasse) leken met hun luxe fauteuils
de Plan V uit de jaren ’60, afgewisseld met Sprinters.
meer op rijdende woonkamers. Het publiek reisde
NUMMER 37 LENTE 2010
Van stoom naar stroom
tweede of derde klasse. In 1956 werd de eerste klasse Lokale luxe: reizen op het pluche
afgeschaft, waarop de derde klasse werd gewijzigd in
De rijtuigen voor de lokaaltreinen van de NCS waren
tweede klasse en de oude tweede klasse veranderd
met hun tweede en derde klasse zitplaatsen bekend
werd in eerste klasse.
• 21
Panorama ‘Alles wat de Nederlandsche natuur bezit aan treffende momenten – stem mingsvolle waterpartijen, ruwe en ernstige heigezichten, bosschen met hun
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
Hans Zijlstra Provincie Utrecht
grillig licht en kleurenspel, al de ruime pracht der vergezichten over heuvels en donkere boomtoppen in glanzend uitgestrekte vlakten – vindt men hier vereenigd binnen een afstand van niet meer dan 10 uren gaans, een stapje voor een flinke fietsrijder.’ J.D.C. van Dokkum, In en om Utrecht, Utrecht 1910
In de afgelopen honderd jaar is de Heuvelrug van ge-
uitzichtpunten op als de Trompenberg, de Zwaluwen-
daante veranderd. Het deels kale heuvellandschap is
berg, de Amerongse berg en de Koerheuvel. In totaal
na 1900 begroeid geraakt waardoor langzamerhand de
zijn 140 punten in het rapport opgenomen. Doel van het
bossen zijn ontstaan die wij nu kennen. Een groot deel
onderzoek naar uitzichtpunten is een intensievere be-
van de resterende ruimte is ingevuld door uitbreiding
leving van het veelzijdige karakter van het Heuvelrug-
van de bebouwing en aanleg van wegen. Een eeuwen-
gebied. De bebossing heeft de sporen van menselijke
oud cultuurlandschap is daardoor versnipperd geraakt.
activiteiten deels aan het zicht onttrokken, zonder ze uit
Provincies (Utrecht en Noord-Holland), gemeenten, na-
te wissen. Dit maakt het heuvelruggebied tot een echt
tuurbeschermers en particuliere grondeigenaren werken
ontdeklandschap met cultuurhistorische elementen van
nu samen om deze versnippering tegen te gaan (pro-
de prehistorie tot heden.
gramma Heel de Heuvelrug). Naast natuurontwikkeling en recreatie is daarbij aandacht voor cultuurhistorie. Als
Stuwwallen Vorm en plaats van de heuvels bepaal-
eerste uitwerking van de cultuurhistorische visie op de
den in belangrijke mate de cultuurhistorische ontwik-
Heuvelrug heeft Provincie Utrecht een onderzoek laten
keling. De stuwwallen die samen de Heuvelrug vormen
uitvoeren naar bestaande en verdwenen uitzichtpunten.
zijn ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien,
Het rapport Een schitterend panorama biedt de histori-
150.000 jaar geleden. Het Heuvelruggebied bestaat uit
sche achtergrond voor een visie op de plaats en de vorm
een aantal stuwwallen, zoals de stuwwal tussen Zeist
van nieuwe uitzichtpunten op de Utrechtse Heuvelrug.
en Rhenen met het hoogste punt – de Amerongse berg
Een viertal nieuwe uitzichttorens staat al aangegeven in
– van 70 meter. Kleinere stuwwallen zijn te vinden bij
het gebiedsprogramma 2010-2013.
Amersfoort (Amersfoortse berg), Soest (Soester berg), Baarn en Hooge Vuursche. In het Gooi vinden we klei-
22
Voor het rapport is een onderscheid gemaakt tussen
nere stuwwallen bij Hilversum en bij de dorpen Laren-
signaleringspunten en oriëntatiepunten. Onder de sig-
Blaricum-Huizen. Op de heuvels verschenen hier en daar
naleringspunten vallen uitzichttorens en theekoepels
kloosters en galgenbergen, op de flanken vinden we
maar ook villa’s met uitzichttorens en hooggelegen ‘uit-
grafheuvels terug en werden wegen aangelegd. Aan de
spanningen’ die wegens het uitzicht in de belangstel-
voet van de heuvels ontstonden boerderijen, kastelen
ling stonden. Kerktorens, galgenbergen en watertorens
en dorpen en verschenen vanaf de zeventiende eeuw de
waren belangrijke oriëntatiepunten in het landschap.
buitenplaatsen. Vanaf de vroege Middeleeuwen werden
De Heuvelrug leverde daarnaast een reeks natuurlijke
de heuveltoppen als uitzichtpunt benut. In de walburg
Heuvelrug
NUMMER 37 LENTE 2010
ren htto U it z ic as r B tre f Qua r c h ie A : n (bro ) d la n Eem
Ansi chtk aart (bro uitz n: A icht rchi tore ef Ee n Ba mlan arn d) ca. 1 9301
oo te l A m er sf ar t Be rg ho A ns ic ht ka ) nd la m hi ef Ee (b ro n: A rc
ijk to re rt m et ui tk
-1 94 n ca . 19 20
0
942
D oel van het onderzoek naar uitzichtpunten is een i n te n s ievere belevi n g va n het veelzijdige karakter va n het H e u velr u ggebied
23
O p de hoogste punten werden watertore n s gebo u wd
op de Heimenberg (Rhenen) trokken Frankische bewo-
In de achttiende en de negentiende eeuw werden op
ners zich rond 700 terug bij aanvallen van de Friezen.
diverse plaatsen in het onderzoeksgebied koepels en
Vanaf hun hoge positie hadden ze goed zicht op het ri-
torens gebouwd om optimaal van het uitzicht te kun-
vierengebied en de Gelderse Vallei. Jachtgezelschappen
nen genieten. De buitenlandse inspiratie vertaalde zich
benutten heuveltoppen als uitzichtpunten om het wild
in de bouw van uitspanningen in chaletstijl, zoals het
te volgen. Ook de Tafelbergen in het Gooi dienden ver-
Zwitsersche Huis op de Darthuizerberg. De beplanting
moedelijk als uitzichtpunten voor jagers. Benamingen
met naaldbomen, die vanaf 1820 op gang kwam, wekte
als Warandebergen en Stichtse Lustwarande (warande
associaties met het berglandschap in Duitsland en Zwit-
= jachtgebied) herinneren daaraan. Bij landgoederen
serland. Ook jachthuizen werden in chaletstijl gebouwd.
verschenen sterrenbossen met een stervormig lanen-
Aan de zuidkant van Hilversum, op de Birkenheuvel, ont-
patroon om het wild in het vizier te krijgen. Herkenbare
stond een jachthuis dat zicht bood op de Loosdrechtse
sterrenbossen zijn tegenwoordig nog terug te vinden bij
plassen en de Domtoren te Utrecht.
kasteel Amerongen (Manege) en op het landgoed Den
Vanaf 1890 ontstond vanwege het steeds verder dicht-
Treek.
groeien van het gebied behoefte aan hogere uitzicht-
De Heuvelrug was tot ver in de Middeleeuwen groten-
punten in de vorm van houten en metalen uitkijktorens.
deels bebost. Het Goyerbos ten zuiden van Hilversum
De meeste daarvan werden geplaatst ten oosten van
maakte ooit deel uit van een uitgestrekt bosgebied.
Zeist (Driebergen, Doorn) en op de Amersfoortse berg.
Tegen het eind van de Middeleeuwen was de ontbos-
Deze torens kwamen tegemoet aan de vraag van een
sing echter al een eind gevorderd, waardoor er sprake
groeiende stroom toeristen en nieuwe bewoners op de
was van uitzicht over grote afstanden. Er ontstonden
Heuvelrug. Begin twintigste eeuw speelde het uitzicht
bijzondere zichtrelaties: vanaf het klooster Hohorst op
een belangrijke rol bij de inrichting van villaparken te
de Heiligenberg ten zuiden van Amersfoort hadden de
Hilversum en Amersfoort (Bergkwartier).
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
monniken zicht op de Domtoren te Utrecht. Dergelijke
24
zichtrelaties waren tot 1900 kenmerkend voor het Heu-
Een fijnmazig netwerk In de eerste decennia
velruggebied. Kerktorens speelden als opvallende oriën
van de twintigste eeuw was er sprake van een fijnma-
tatiepunten een centrale rol. De torens werden benut
zig netwerk van zichtrelaties en richtingaanduidingen,
om wegen uit te zetten. Domlanen en Torenlanen in
deels van recreatieve oorsprong, deels uit de koker van
diverse gemeenten geven aan dat kerktorens in het
plaatselijke overheden. Op de hoogste punten werden
verleden van grote afstand zichtbaar waren. De Dom-
watertorens gebouwd die als zichtbepalende elementen
laan in Doorn bood tot de jaren 1920 uitzicht op de
fungeerden. Een viertal kerktorens was onderdeel van
Domtoren. Het Laantje zonder Eind (Zeist) vormde een
het netwerk van meetpunten die werden gebruikt voor
zichtlijn naar de Onze Lieve Vrouwetoren te Amersfoort.
de zogenaamde rijksdriehoeksmeting, de basis voor de kartering van Nederland in de negentiende eeuw.
Panoramalandschap In de achttiende eeuw werd
Het toeristische netwerk werd verfijnd door de aanleg
de Heuvelrug ontdekt door wandelaars en reizigers.
van fietspaden en plaatsing van richtingaanwijzers, on-
Opvallende attractiepunten waren de Grebbeberg
der andere door de vereniging Utrecht Met Omstreken
(Koningstafel), de Tafelberg bij Blaricum en de Leeuwen-
(U.M.O.). Oriënteertafels wezen fietsers en wandelaars
berg bij Naarden. Het uitzicht vanaf de Grebbeberg over
op bezienswaardigheden in de verte. De ANWB-wandel-
het rivierengebied deed toeschouwers aan het buiten-
route uit 1914 volgde de kam van de Heuvelrug langs
land denken. De Tafelberg en de Leeuwenberg boden
een reeks uitzichtpunten.
goed zicht op de scheepvaart op het Gooimeer. Deze
Naast de uitzichttorens voor toeristen ontstonden in de
vergezichten zouden gedurende de negentiende eeuw
jaren 1930 brandtorens in het Heuvelruggebied. Met
grotendeels gehandhaafd blijven. Het uitzicht vanuit
behulp van communicatieapparatuur konden de leden
de zuidelijke Heuvelrug – de stuwwal tussen Zeist en
van de bosbrandweer elkaar inlichten over de plaats van
Rhenen – werd gekenmerkt door zicht over de rivieren,
brandhaarden. In de toren van de Pyramide van Auster-
naast zichtrelaties met de Domtoren en de Onze Lieve
litz (1804) werd in 1948 een nog bestaande oriënteerta-
Vrouwetoren te Amersfoort. De noordelijke Heuvelrug
fel geplaatst voor het snel lokaliseren van brandhaarden.
(Baarn tot Huizen) bood vooral zicht op het Gooimeer.
Verder ontstond vanaf 1950 een netwerk van lucht-
De Heuvelrug was in deze periode een panoramaland-
wachtposten, bedoeld om Russische vliegtuigen tijdig
schap met weidse vergezichten.
waar te kunnen nemen. Door de ontwikkeling van de
die al s zichtbepale n de eleme n te n fungeerden
radar waren deze posten een tiental jaren later al weer
29,6 meter opgetrokken. Voor herstel van de Tafelberg
overbodig. Met het uitzicht was het toen op de meeste
zijn plannen gemaakt door het Goois Natuurreservaat.
plaatsen wel gedaan. Woningbouw en toenemende be-
Provincie Utrecht richt nu een project in om te komen
bossing, naast verminderde belangstelling van toeristen
tot concrete ontwerpvoorstellen voor zichtpunten in
en dagjesmensen, zaten het uitzicht in de weg.
het hele Heuvelruggebied. Deze initiatieven vormen een waardevolle bijdrage aan de beleving van de natuur en
Tegenwoordig is er hernieuwde belangstelling voor het
de cultuurhistorie van het veelzijdige landschap op de
uitzicht op en vanaf de Heuvelrug. Enkele opvallende
Heuvelrug.
uitzichtpunten zijn al in ere hersteld. De Pyramide van
•
Austerlitz is weer een uniek uitzichtpunt in de Austerlitzer bossen en de vernieuwde uitkijktoren De Kaap bij
U it z ic h tt o re n De Kaa (f o to H p 2009 a n s Z ij ls tr a )
W a te rt
o re n H
a s Z ij ls tr to H a n 0 0 9 (f o 2 m u il v e rs
NUMMER 37 LENTE 2010
Doorn is door de Vereniging Natuurmonumenten tot
)
De cultuurhistorische visie en het rapport over de uitzichtpunten zijn beschikbaar op www.heeldeheuvelrug.nl
25
Arien Heering Landschap Erfgoed Utrecht
I n H ollandsche R ading
staat een Een huis dat de meeste mensen niet zal opvallen: een doodgewone twee onder–een–kapper uit 1953,
vlak na de Tweede Wereldoorlog. Juist het ‘gewone’ maakt dit huis echter bijzonder. Het verkeert namelijk nog nagenoeg geheel in de oorspronkelijke staat. De – inmiddels hoogbejaarde – eigenaresse was in 1969 de tweede bewoner en haar voorganger had gehuurd; beide bewoners hebben geen veranderingen in het huis doorgevoerd. En de bewoonster heeft gelukkig veel documentatie over haar huis bewaard.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
De achterzijde van het huis,
26
rond 1960
linkerpagina: het huis aan de voorkant, van links naar rechts: de keuken, het doorzonvenster met ‘stormkering’, de toog en de woonkamer.
Wederopbouw De overheid voerde in de jaren na
In de eerste tien tot vijftien jaar na de oorlog zijn de be-
de oorlog een zeer strakke regie over de bouwsector.
kende doorzonwoningen met platte daken nog niet zo
Zo wees ze iedere gemeente jaarlijks een bouwcon-
dominant als in de decennia daarna. Bakstenen huizen
tingent toe en bemoeide zich tot op detailniveau met
met houten kozijnen en pannen zadeldaken blijven in
de regelgeving. In de jaren vijftig lag de gemiddelde
zwang om de verbondenheid en de vertrouwdheid met
bouwproductie op 60.000 woningen per jaar, waar-
de vooroorlogse samenleving voor de bewoners te be-
van het grootste deel bestond uit woningwetwonin-
waren. Een dergelijk traditioneel vormgegeven huis
gen, met overheidssteun gebouwde sobere woningen
liet de firma Floor & Bikker ontwerpen door architect
in opdracht van de overheid of een woningbouwcorpo-
Dick Egberts, die in zijn woonplaats Hilversum onder
ratie. Ook de duurdere particuliere woningbouw werd
andere de huidige peuterspeelzaal Woelwater aan de
met premies gestimuleerd. Particuliere beleggers waren
J. Banckertlaan en de Westerkerk (1956) aan de Fr. van
soms enigszins afwachtend vanwege de hoge bouw-
Eedenlaan ontwierp. Egberts was van alle stijlmarkten
kosten en de door de overheid bevroren huren. Zo niet
thuis. De voormalige Westerkerk is gebouwd in een
de in Hollandsche Rading geboren en getogen aanne-
traditionele(bouw)stijl terwijl Egberts in Tuindorp Oost-
mer Dirk Floor. Hij kocht meerdere bouwpercelen in zijn
zaan in Amsterdam de Regenboogkerk ontwierp, een
dorp, waarop hij onder architectuur gebouwde woonhui-
moderne hoge platte doos met losstaande klokkentoren.
NUMMER 37 LENTE 2010
huis
zen neerzette, die hij deels verkocht en deels verhuurde. Particuliere en sociale woningbouw verschilden niet we-
Het huis Volgens één van de bouwtekeningen gaat
zenlijk. Het parool was steeds soberheid; het belangrijkste
het om ‘twee landhuizen’. Dichter bij de waarheid komt
verschil de maatvoering. In de sociale woningbouw was
de bouwtekening waarop ‘een blokje van twee wonin2
de woonkamer maximaal 18 m , die van dit huis is 32 m .
gen’ staat. Het ontwerp van de voorgevel suggereert
Ook de ideologie van hygiëne, gezondheid en efficiency
echter duidelijk één villa en roept associaties op met
zag je in beide categorieën woonhuizen terug in lichte
een landhuis door de bakstenen gevel met het hoge
kleuren, grote glaspuien en betegelde – want gemakke-
pannendak met lage goothoogten, de vensters met
lijk schoon te houden – keukens, badkamers en gangen.
roedeverdeling en houten luiken. De façade heeft één
2
27
voordeur, een monumentale entree met zware houten
Het huis werd verwarmd met twee kolenkachels in de
balken in het linker woonhuis. Het landelijke karakter
kamer: één in het ‘eethoekje’ en één in het woonkamer-
van de façade werd oorspronkelijk nog versterkt door de
gedeelte aan de straatkant. Aardig is dat de zithoek met
houten bekisting om de afvoerpijp met regenton eron-
potlood op de plattegrond is ingetekend rondom de
der, die inmiddels is verdwenen.
kachel. In een huis zonder centrale verwarming bepaal-
De entree van het rechter deel - met een simpele beton-
de de plaats van de kachel noodgedwongen de indeling;
plaat boven de deur - suggereert eerder een zij-ingang
in onze centraal verwarmde huizen is dat gewoonlijk de
dan een voordeur. Ook al omdat daarachter de garage
televisie.
lag met de dubbele ronde houten deuren, terwijl het
Woningwetwoningen werden destijds volgens voor-
linker woonhuis oorspronkelijk geen garage had. De
schrift uitgerust met een standaardkeuken, bestaande
straat was in 1953 nog nauwelijks bebouwd. De huizen
uit een servieskast, een aanrecht met een pannenplank
waren op het zuidwesten georiënteerd, lagen dus goed
erboven en twee onderkastjes met daartussen een gor-
op de zon, en hadden aan de voorkant een geheel vrij
dijntje. De keuken van het huis is ook zo gemaakt, zij het
uitzicht. De achtergevel met het voor die tijd grote ‘door-
dat het granito aanrecht langer is met dubbele onder-
zonvenster’ doet ineens modern en ‘jaren zestig’ aan. Dat
kastjes. De servieskast kan zowel vanuit de keuken als
een zo grote ruit in die tijd echt een nouveauté moet
vanuit de kamer geopend worden en dient daarmee te-
zijn geweest, daarvan getuigt de balk die bij zware wind
vens als doorgeefluik. Opvallend detail is dat er nergens
in twee inkepingen in het raamkozijn werd gezet.
in de keuken een lade zit. Op de eerste verdieping bevonden zich drie slaapkamers
Interieur Traditionele vormen en materialen met een
en een douche met een vaste wastafel maar zonder de
landelijke uitstraling vinden we ook overal in het interi-
luxe van een tweede wc op de slaapverdieping. Het ver-
eur. De toog bij garderobe en wc, halverwege de trap
langen naar hygiëne en frisse lucht moet de reden ge-
bijvoorbeeld, de planken vloer, de teracotta tegels in de
weest zijn van de openslaande deur naar een balkon op
hal en de prefab deuren met ‘houten’ vernislaag. De wat
de ouderslaapkamer aan de achterkant.
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
smal uitgevallen balken in het plafond in de woonkamer – waaraan waarschijnlijk niet al te veel geld mocht wor-
Museumstuk De keuken is cultuurhistorie en kan zo
den gespendeerd – hebben geen constructieve functie
naar het Openluchtmuseum. Zij realiseert zich tegelijker-
maar dienen de ‘landhuisbeleving’.
tijd dat een nieuwe eigenaar de keuken zeker gaat moderniseren. De bouwtekeningen, rekeningen, foto’s en krantenknipsels van het huis in Hollandsche Rading gaan daarom naar het archief van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente De Bilt, als aanvulling op het reeds bestaande dossier. Op die manier worden ze ontsloten en blijven ze dus toegankelijk.
•
Bewoont of kent u ook een pand met bijzondere cultuurhistorische kenmerken waarvan u vindt dat die gedocumenteerd zouden behoren te worden, neem dan contact met ons op om een passende oplossing te zoeken.
B ro n n e n
- Marieke Kuipers (red), Toonbeelden van de wederopbouw, architectuur, stedenbouw en landinrichting van herrijzend Nederland, Zwolle 2002. - Prof. Dr. Koos Bosma (red), Bouwen in Nederland, 600-2000, Zwolle 2007. - Arien Heering, Onbekend maakt onbemind, in GM 2 lente 2007, nummer 1. - Bouwtekeningen, foto’s, aantekeningen van de eigenaresse. - Gesprek met de bewoonster van het huis op 14 augustus 2009. - Dossier van het huis in Hollandse Rading, dienst Bouw- en Woningtoezicht gemeente De Bilt. 28
- Foto’s: bewoonster, Bettina van Santen en Arien Heering
I n de A L L E R L A A T S T E [ W E B ] peiling . . .
Een Belle van Zuylen toren van 262 meter hoog
Natalie Joosten Landschap Erfgoed Utrecht
verpest de skyline van Utrecht In de vorige GM2 vroegen we uw mening over
Volgens onze lezers een goed besluit: de meer-
de plannen voor de 262 meter hoge Belle van
derheid van de stemmers stond negatief tegen-
Zuylen toren. Op 22 januari werd bekend dat
over de plannen. Kijk voor de uitslag op www.
de gemeente Utrecht en projectontwikkelaar
erfgoed-utrecht.nl.
Burgfonds hebben besloten de verdere ontwik-
Dit was tevens de laatste webpeiling. Wij gaan
keling van de Belle van Zuylen in Leidsche Rijn
verder met een nieuwe rubriek waarover u hier-
Centrum te beëindigen.
onder alles kunt lezen.
de s chatte n van . . . In de rubriek ‘De schatten van’ staan in dit blad elke keer bijzondere objecten of ver zamelingen van de bewoners van de provincie Utrecht centraal. Alles komt in aanmer king als er maar een mooie herinnering of verhaal aan vast zit. Op de website www. erfgoed-utrecht.nl kunt u hier vervolgens meer over lezen en zien. En laten we de relatie zien met bijzondere stukken uit een museum. Deze eerste keer komen we meer te weten
graag naar de foto: hij heeft daarop zo’n krach-
over de verzameling van Marianne de Rijke.
tige en bijzondere uitstraling.”
Zij is museumconsulent bij Landschap Erfgoed Wat vind je het mooiste werk uit het Armando museum? Waaruit bestaat je verzameling?
”Toen in 1998 het Armandomuseum werd ge-
“Veel van Armando: zo’n 75 boeken, een aantal
opend vond ik dat natuurlijk geweldig. Eigenlijk
cd’s en videobanden, 2 litho’s, veel archiefma-
behoren alle schilderijen van Armando, pasteus
teriaal en 1 originele foto door Steye Raviez ge-
en met veel zwart en rood tot mijn favorieten.”
maakt.”
NUMMER 37 LENTE 2010
Utrecht.
Wilt u meer weten over de verzameling Hoe is je fascinatie voor Armando ooit
van Marianne de Rijke?
begonnen?
Kijk dan op www.erfgoed-utrecht.nl.
“Rond 1985 heb ik ooit een boek cadeau gekregen. Omdat ik het zo mooi vond kocht ik daarna bijna alle boeken die ik van hem tegenkwam. Ik vind het gewoon een heel unieke man die in zijn schilderijen ook nog eens heel veel rood en zwart gebruikt, toevallig mijn lievelingskleuren. Meedoen?
En Berlijn is mijn favoriete stad en daar heeft hij
Koestert u zelf ook een bijzon-
jarenlang een atelier gehad. Toen hij viool ging
der object of heeft u een bijzon-
spelen bij Tata Mirando en een eigen gelegen-
dere verzameling? En wilt u daar
heidsquintet had, kocht ik natuurlijk ook zijn
iets over vertellen én daarmee in
CD’s.”
GM² verschijnen? Kijk dan voor meer informatie
Waarom koester je de foto van Armando?
en de wijze van aanmelding op
”Op een gegeven moment weten mensen dat je
www.erfgoed-utrecht.nl.
bewondering voor de man hebt en krijg je veel
Of stuur een e-mail aan
cadeau. De foto heb ik dan ook van een vriend
n.joosten@landschaperfgoed
gekregen die familie is van de fotograaf Steye
utrecht.nl.
Raviez. Hij is eind jaren ’60 gemaakt en ik kijk
29
Fred Vogelzang G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
H. Buiter e.a, Alleen schoon is mooi.
I. Dekker, eindred., Zochergroen. Wandelen
De geschiedenis van het Griftpark,
langs bijzondere bomen in het Utrechtse
Amsterdam 2009,
Singelgebied, Utrecht 2009, 112 p., geïll,
240 p, geïll, isbn 978 90 79156 108
isbn 978 90 807345 7 9
‘Hondenwachten op communicatiecursus’... Het boek
Even intensief wandelen de Utrechters langs hun singels,
Alleen schoon is mooi over het Utrechtse Griftpark is een
door het Zocherpark. In Zochergroen, een uitgave van
mooie studie naar een park en tegelijk een sociale his-
het Milieucentrum Utrecht, wordt in de vorm van een
torie van de omgang met de ruimte en met het milieu.
aantal wandelingen dit park nader toegelicht. Met name
Dat een hondenwacht op cursus wordt gestuurd omdat
de monumentale bomen, waarvan een flink aantal nog
hij een baasje aanspreekt op zijn asociale gedrag, is een
uit de eerste helft van de negentiende eeuw stamt, toen
mooie illustratie van onze maatschappelijke mentaliteit
J.D. Zocher dit park ontwierp, krijgen alle aandacht. Ook
en biedt daarmee zicht op achterliggende maatschap-
in de natuur wordt geschiedenis gemaakt. Het plan-
pelijke ontwikkelingen. Het boek begint met een schets
ten van exotische bomen trekt exotische insecten aan,
van het gebied in de negentiende eeuw, toen allerlei be-
en opvallend genoeg vinden die hun weg naar de ma-
drijven en fabrieken zich ten noordoosten van de oude
gen van inheemse vogelsoorten. Zoals de Nederlandse
Utrechtse binnenstad vestigden. Langzamerhand wer-
keuken internationaal is geworden, past ook de natuur
den de gasfabriek, de houtfabriek en de gemeentelijke
zich aan. Behalve de (historische) achtergronden van
vaalt ingebouwd door woonwijken. Toen de bedrijvig-
de natuur beschrijft het boekje een aantal interessante
heid verdween, hadden omwonenden en stadsbestuur
gebouwen. De achtergrondinformatie verdiept de bele-
ieder zo hun eigen ideeën over wat er met deze ‘schone
ving van flora en fauna.
lei’ diende te gebeuren. De lei bleek helaas ongelooflijk vervuild, de keerzijde van ons industriële verleden. Grote en vooral langdurige acties, overleggen, alternatieve plannenmakerij en veel politiek steekspel waren het gevolg. De kosten voor sanering waren enorm en de techniek nog experimenteel. Uiteindelijk is het park min of meer ‘ingepakt’ en wordt het nu intensief gebruikt.
I. Isings e.a, Schitterend! Twintig eeuwen glas uit Utrechtse bodem, Utrecht 2009, 176 p., geïll, isbn 978 90 5345 387 2 Utrecht is niet alleen een centrum van de film, ook in de Nederlandse archeologie speelt de stad een belangrijke rol, met een van de beste archeologische diensten van het land. De afgelopen decennia zijn er in de stad vele opgravingen gedaan, waarbij ook glaswerk in alle soorten en maten uit de grond is gehaald. En hoewel glas kwetsbaar is, zijn er toch prachtige vondsten gedaan die op zeer kunstzinnige wijze zijn gefotografeerd en in dit boekwerk worden weergegeven. Na een algemene inleiding over de geschiedenis van het glas wordt een waaier van glazen, potjes, schaaltjes en flesjes weergegeven, chronologisch geordend en voorzien van een heldere uitleg. Werkelijk een Schitterend! boekwerkje, dat meteen een spoedcursus glasherkennen 30
biedt. Onmisbaar voor iedereen die in archeologie en cultuurgeschiedenis is geïnteresseerd.
B. Agterberg e.a,
C.L. van Groningen, Slot Zeist. Een Vorstelyk
Sensationele voorstellingen en passend
stuk Goet, Driebergen-Rijsenburg 2009,
vermaak. Film en bioscoop in Utrecht,
176 p, geïll, isbn 978 90 78568 11 7
Utrecht 2009, 192 p. en cd-rom, geïll, isbn 978 90 5345 386 5
Kregen de Utrechters met het Griftpark te maken met
Bert Hogenkamp was bijzonder hoogleraar geschiedenis
waren die (mythische?) resten onder het maaiveld juist
van de film, radio en televisie en dat klinkt niet alleen als
een pré. Willem Adriaan van Nassau-Odijk bouwde juist
een prachtig vak, dat is het ook, zo bewijst de bundel Sen-
op die plek zijn lustslot, om zo gebruik te kunnen maken
sationele voorstellingen en passend vermaak. Het boek
van het predikaat ‘ridderhofstad’. Deze bastaard uit het
biedt een keur van onderzoeksresultaten die onder de be-
huis van Oranje was een levensgenieter en een luxe be-
zielende leiding van Hogenkamp de laatste jaren boven
staan werd door de enorme erfenis van zijn vrouw geluk-
water zijn gekomen. Ze vormen samen bijna een cultuur-
kig ook mogelijk gemaakt. Met zijn slot bij Zeist leek hij
geschiedenis van Utrecht van de afgelopen eeuw. Utrecht
de Zonnekoning naar de kroon te willen steken. Hij bleef
is een filmstad, misschien wel dé filmstad van Nederland
echter op de kleintjes letten: door te beweren dat zijn
en de goed geschreven, informatieve bijdragen laten zien
lustoord een voortzetting was van het aloude kasteel
waarom. Vanaf de introductie van het medium film op de
Seyst (iets wat nog niet archeologisch is aangetoond),
kermis, het ontstaan van de eerste vaste bioscopen, tot de
kon hij gebruik maken van vrijstelling van grondbelas-
receptie van films bij het publiek, het gebruik van films in
ting. Er werden kosten noch moeite gespaard om hier
de Tweede Wereldoorlog tot de verschillende festivals in
een prachtige buitenplaats met uitgestrekte formele tui-
de stad, het komt allemaal aan bod. Een zeer onderhou-
nen, waterpartijen en ook kolfbaan aan te leggen. De
dend boek, dat bovendien ook een cd-rom bevat met be-
geschiedenis van dit slot wordt door Catharina van Gro-
langrijke filmfragmenten.
NUMMER 37 LENTE 2010
een onverwachte ondergrondse erfenis, bij Slot Zeist
ningen in Een Vorstelyk stuk Goet fraai uit de doeken gedaan.
De boeken ‘1000 jaar kerkgeschiedenis in de provincie Utrecht, studenten onderzoeken religieus erfgoed’ en ‘Waarheid, Goedheid, Schoonheid, de Utrechtse neogotiek, Alfred Tepe en het St. Bernulp husgilde’ zijn in het Jaar van het religieus erfgoed uitgebracht door Landschap Erfgoed Utrecht en waren binnen de kortste keren uitverkocht. Ze zijn nu herdrukt en tegen verzendkosten (5 euro) te bestellen. Zie hiervoor de website van Landschap Erfgoed Utrecht.
31
Fred Vogelzang
L. Jongen, Het leven van de heilige bisschop
C. van den Hoek, samenst., WijkToenWijkNu.
Sint Ludger. De Middelnederlandse tekst
De verhalen. Levensverhalen uit Cothen,
uitgegeven, hertaald en ingeleid door
Langbroek en Wijk bij Duurstede,
Ludo Jongen, Hilversum 2009,
168 p, geïll, isbn 978 90 812961 1 3
G M K W A D R A A T G E S C H I E D E N I S G E O G R A F I E M O N U M E N T E N M U S E A
96 p., geïll, isbn 978 90 8704 089 5 Herinnering, daar draait het om in het boekje Wijktoen Willibrord en Bonifatius zijn bekende missionarissen,
Wijknu. De verhalen. Vijfentwintig inwoners van Wijk
waarbij de heilige Ludger wat magertjes afsteekt. Sint
bij Duurstede, Langbroek en Cothen zijn geïnterviewd
Ludger beschrijft zijn leven. Hij is afkomstig uit de Vecht-
over hun leven. Mensen uit alle ‘walks of life’, voor-
streek (er is nogal wat strijd tussen Zuilen, Breukelen en
al geboren in de jaren twintig en dertig van de vori-
Nederhorst over waar de heilige ter wereld kwam), en
ge eeuw. De basis vormen gesprekken, maar er is niet
werd in de latere Middeleeuwen door de aanhangers
gekozen die interviews sec vast te leggen. Hoewel een
van de Moderne Devotie herontdekt, die in zijn levens-
bijgevoegde cd de mogelijkheid biedt om de onder-
loop een voorbeeld zagen. De Amersfoortse Devoten
vraagden te beluisteren, hebben de auteurs de infor-
blijken een heiligenleven van de man te hebben beze-
matie omgewerkt tot verhaaltjes. Opvallend genoeg
ten, dat nu in modern Nederlands is omgezet en van
hebben de meeste bijdragen de sfeer van een ouder-
een heldere historische inleiding is voorzien.
wets jeugdboek. Die sfeer geeft het geheel een wat
Het boekje laat zien dat Ludger niet altijd een heilig
nostalgische ondertoon, ook al omdat veel van de ge-
boontje was. Toen hij eens een uitbrander kreeg omdat
ïnterviewden met enige weemoed op dat verleden te-
hij het evangelie slecht voorlas, gebruikte hij dit stand-
rugkijken en zich beperken tot vriendelijke anecdotes.
je om een extra studiereis naar Engeland los te praten.
De samensteller omschrijft het boek als een sociale ge-
Zijn tekort aan kennis van de heilige schrift moest na-
schiedenis van deze streek, maar juist door die nostal-
tuurlijk worden aangevuld, zo hield hij zijn abt voor,
gie moet dat met enige voorzichtigheid behandeld
en waar kon dat beter dan op de beroemde klooster-
worden.
scholen in Engeland? De abt was zo gek niet of hij kon dat niet weigeren. Dat Ludger in onze contreien op de achtergrond is geraakt, komt vooral omdat zijn werkgebied in Duitsland lag. Daar zijn diverse kerken en kloosters die de herinnering levend houden.