s tichting
ouw
esearch
Gietvloeren, een verkenning in de praktijk
©Copyright SBR, Rotterdam
rapporteur: ing. W. Bassie Bouwcentrum Technologie ir. P. Steyaert IBBC-TNO I
©Copyright SBR, Rotterdam
stic htin g
Gietvloeren, een verkenning in de praktijk Rotterdam, 1989
©Copyright SBR, Rotterdam
De stichting stelt zich ten doel: a. in de bouwnijverheid produktiviteit en kwaliteit te verhogen, en de continuïteit in de werkgelegenheid te bevorderen; b. de kennis op het terrein van de bouwnijverheid te vergroten en te verspreiden naar en binnen alle organisaties waarmede de stichting een relatie onderhoudt; c. voorts al hetgeen dat met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords. De stichting en degenen die aan deze publikatie hebben medegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het verwerken - volgens de huidige stand van wetenschap en techniek - van de in deze publikatie vervatte gegevens. Nochtans moet de mogelijkheid dat zich toch onjuistheden in deze publikatie zouden bevinden niet worden uitgesloten. Degene die van deze publikatie gebruik maakt, aanvaardt daarvoor het risico. De stichting sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze publikatie hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van informatie in deze publikatie.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Stichting Bouwresearch. No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permis sion from the Stichting Bouwresearch.
©Copyright SBR, Rotterdam
3
WOORD VOORAF SAMENVATTING SUMMARY INLEIDING 2
VLOERTYPEN EN VERWERKINGSSYSTEMEN 2.1 2.2
2.3 2.4
3
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 3.1 3.2
3.3 3.4 4
Gietvloertypen 2.1.1 Bindmiddelen 2.1.2 Speciesamenstelling Systemen en uitvoeringsmethoden 2.2.1 De systemen 2.2.2 Het transport van de specie naar de· werkplek 2.2.3 Het gieten van de dekvloer 2.2.4 De nazorg Keuze van vloertypes en -systemen bij het praktijkonderzoek Bij de praktijkproef beschouwd toepassingsgebied
De De Is Op
traditionele dekvloeren resultaten van het praktijkonderzoek de gietvloer werkelijk een gezond alternatief? welke punten zijn nog verbeteringen mogelijk?
UITVOERINGSTECHNIEK EN KWALITEIT 4.1 4.2
4.3
Waarvan is de kwaliteit van gietvloeren afhankelijk? De huidige praktijk 4.2.1 Het bestek 4.2.2 Voorbereiding 4.2.3 Speciesamenstelling 4.2.4 De speciebereiding 4.2.5 Het gieten, de vlakheidsmeting 4.2.6 De nazorg 4.2.7 De afwerking 4.2.8 Uitvlakken Op welke punten kan de kwaliteit van de vloer worden verbeterd?
©Copyright SBR, Rotterdam
4
INHOUD (vervolg) 5
DE GEBRUIKSWAARDE EN DE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN 5.1 5.2 5.3
6
Prestaties die relevant zijn voor dekvloeren Beschikbare kennis per functiegebied 5.2.1 Procestechnische eisen Op welke punten kan de kennis over de gebruikswaarde van gietvloeren worden verbeterd?
RELATIE TUSSEN KWALITEIT, VERKEERSBELASTING EN TOEPASSINGSGEBIED BIJ Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1.
2. 3. 4.
De opzet van het praktijkonderzoek Enige gegevens omtrent het verzuim van vloerenieggers De screedtester Literatuur
©Copyright SBR, Rotterdam
5
WOORD VOORAF De studiecommissie B22 "Cementgebonden dekvloeren" van Stichting Bouwresearch heeft vanaf 1975 onderzoek verricht naar eigenschappen van de vanouds bekende, gestreken vloeren. Verschillende publikaties zagen het licht, waaronder de norm NEN 2741 "Met cement gebonden dekvloerenkwaliteit en uitvoering".*) Reeds in 1984 kwam deze commissie tot de conclusie dat de verwerking van dekvloerspecies door gieten of vloeien in veel gevallen een wezenlijke verbetering zou kunnen betekenen ten opzichte van de traditionele verwerkingstechniek. Een verbetering van zowel de uitvoeringskwaliteit als van de arbeidsomstandigheden. In 1985 ging een nieuwe studiecommissie van start, SBR-commissie "Gietvloeren", met als taak het nieuwe gebied in kaart te brengen. Het resul taa t van deze verkenning verscheen in 1987 als SBR-publikatie 162 "Gietvloeren, een gezond alternatief". In deze publikatie kwam onder meer naar voren dat er ten aanzien van het procédé en het produkt "gietvloer" grote kennislacunes waren. In de vervolgfase van het onderzoek is getracht hierin te voorzien. Daarbij is aangesloten bij de uitvoeringspraktijk zoals die omstreeks 1987 gangbaar was. Een belangrijke plaats werd bij dit onderzoek ingeruimd voor een vergelij king van de arbe idsomstandigheden. Evenals bij fase 1 waren ook hier het Ministerie van Sociale Zaken en de Stichting Arbouw nauw bij het onderzoek betrokken en participeerden z lJ in de kos ten. Hetzelfde geld t voor het toenmalige NEOM (thans NOVEM) vanwege het bela.ng van de verwerking van het restprodukt rookgasontzwavelingsgips tot grondstof voor anhydriet-gietvloeren. In deze voor u liggende publikatie zijn de thans aanwezige mogelijkheden van de diverse gietvloertechnologieën nog eens naast elkaar gezet, maar nu duidelijker gekwantificeerd op basis van eigen onderzoek, aangevuld met informatie uit andere bronnen. Het nu verrichte onderzoek is te beschouwen als een eerste stap op weg naar een aparte produktnorm voor gietvloeren naast de bestaande norm NEN 2741 voor gestreken cementgebonden dekvloeren. Een dergelijke norm kan de grondslag vormen voor certificering van grondstoffen en systemen. Op deze wijze kan in een bestek op eenvoudige wijze de relatie gelegd worden tussen een functionele eis, afgeleid uit het gebruik van een vloer en de uiteindelijk bereikte kwaliteit van het eindprodukt. Om zover te komen dient nog het nodige (laboratorium-)onderzoek te worden verricht. Het is in deze fase van groot belang dat grondstoffenleveranciers en applicateurs hun aandeel gaan leveren.
*)
als normcommissie 35378 met dezelfde samenstelling.
©Copyright SBR, Rotterdam
6
Ten tijde van het verschijnen van deze publikatie was de studiecommissie "Gietvloeren" als volgt samengesteld: ing. F.C.M. Rosier, voorzitter ir. A. Rip, coördinator J. v.d. Berg H.P. Burger ing. A.L.F. Kerklaan ir. J.J.M. Kortman D. v.d. Kraan H.M. Krikhaar ing. W. van Laecke ing. R. Lievestro ing. W. Loeve ing. H. v.d.Meiden ir. L.J.G. Moonen ing. J.D. Ohldevendt ing. M.W. Verver dr. ir. G.J.L. van der Wegen
Medicom 6, Amsterdam Stichting Bouwresearch, Rotterdam Medicom 6, Leiden Bedrijfsschap STS, Den Haag Wilma Bouw, Den Haag Directoraat Generaal van de Arbeid, Voorburg Standaart's Vloerenbedrijf B.V., Capelle aan den Ijssel ENCl N.V. Den Bosch WTCB, Brussel KIWA N.V., Rijswijk R.G.D. Dir. Bouw, Den Haag Stichting Arbouw, Amsterdam NOVEM, Sittard KlWA N.V., Rijswijk Technische Universiteit, Delft INTRON B.V., Maastricht
De rapportage werd verzorgd door ing. W. Bassie (Bouwcentrum Technologie, Maarssen) en ir. P.D. Steyaert (IBBC-TNO, Rijswijk).
©Copyright SBR, Rotterdam
7
SAMENVATTING Gietvloeren kunnen worden samengesteld op basis van cement of anhydr iet. De speciebere id ing en het spec ietransport v inden in Neder land plaats volgens zes verschillende systemen. Zowel de bindmiddelen als de systemen worden behandeld in hoofdstuk 2. In het praktijkonderzoek waren zowel met anhydriet (natuurlijk en synthetisch) als met cement gebonden materialen betrokken. Van de in totaal negen "in het cinderzoek betrokken projecten waren er zes uitgevoerd met gietvloeren op basis van synthetisch anhydriet, twee met gietvloeren op basis van natuuranhydriet en slechts één met een gietvloer op basis van cement. Het onderzoek was gericht op de technologie van de gietvloeren en op de arbeidsomstandigheden tijdens de uitvoering. Het omvatte een praktijkonderzoek tijdens de uitvoering, een praktijkonderzoek circa twee weken na de u i tvoer ing en een labora tor iumonderzoek aan de gebruikte species voor en na verharding. Uit de resultaten van het onderzoek naar arbeidsomstandigheden blijkt dat vooral de drastische vermindering van de fysieke inspanning een belangrijk winstpunt is van de giettechniek ten opzichte van tradit ionele techn ieken voor het leggen van dekvloeren . De mogelij kheden voor werkonderbreking zijn echter doorgaans te beperkt en de blootstelling van de werkers aan stof en lawaai te groot. Het rapport doet aanbevelingen voor verbetering van deze zaken. Bij het technisch onderzoek bleek dat de vlakheid van de constructievloer vaak onvoldoende was; daardoor was een grote dikte van de gietvloer noodzakelijk. Dit leidde weer tot lange droogtijden. De druksterkte van gietvloeren bleek bij de onderzochte vloeren op een niveau van 20 - 40 N/mm 2 te liggen en daarbij per vloer slechts kleine variaties te vertonen. De vlakheid bleek, uitgaande van de gestelde eisen, eveneens goed. Hechting werd alleen bereikt als de draagvloer met een hechtprimer was voorbehandeld. Gepleit wordt voor het opstellen van een norm waarin kwaliteitseisen ten aanzien van materiaal, verwerking en prestatie van gietvloeren zijn vastgelegd. Ten aanzien van de gebruikskwaliteit heeft het onderzoek slechts een eerste indruk opgeleverd. Mede op baais van ervaring die in ander verband door de onderzoekers I"Jas opgedaan is een keuzetabel opgesteld de relatie tussen kwaliteit van met anhydriet gebonden gietvloeren, de verkeersbelas t ing en het toepassingsgebied is aangegeven. Deze tabel zal in een later stadium worden bijgesteld als verder onderzoek daartoe aanleiding geeft.
©Copyright SBR, Rotterdam
8
SUMMARY Cast-insitu fIool' coverings are finishing layers which are sprayed on to the sub-fIool' in the form of a thin liquid mortor which spreads out into a more or less smooth surface under gravity. Cast-insitu fIool' finishes can be made with either a cement or anhydrite-binder. In the Netherlands six different systems are used for mortor preparation and transport. These systems Rnd the binder materials are treated in Chapter 2. Practical investigations have been carried out on cast-insitu floor finishes made from anhydrite (natural and syntheticl and cement-bonded materiais. In total nine investigations have been carried out of which six were on finishes based on synthetic anhydrite, two were on finishes based on natural anhydrite and only one was carried out on a cement based finish. The investigations covered both cast-insitu floor finishing technology and the working conditions during laying. Practical investigations were made during laying and about two weeks afterwards. In add i t ion, labora tory stud ies were made of the mortor used in the investigations, before af ter hardening. From the investigations into working conditions it appeared that, in particular, the great t'eduction in physical effort required with the technique gives it an impo!'tant advantage over traditional methods. The possibility of breaks during the laying is however and the exposure of workers to dust and noise excessi ve. The report makes recommendations for improvements in these aspects. From the technical investigations it appeared that the smoothness of the surface of the load-bearing sub-floor is of ten unsatisfactory and a result a relatively thick finish is needed. This leads to longel' drying times. For the floors investigated the compression strength of the finish appeared to be in the range 20 to 40 N/mm2. Although the strength varied from floor to floor the strength varied very little over a particular floor. The smoothness of the floor surface, in accordance with the specifications, was also good. Adhesion to the load bearing sub-floor could only be achieved by pretreatment with an adhesion primer. A plea is made in the report for the setting up specification standards for cast-insitu fIool' finishes.
of
quality
The investigations only give a first impression of the quality of fIool' finishes during use. Based on experience obtained in other investigations a select ion table has been drawn up which relates the quality of anhydrite-bonded floor finishes to "traffic" loads and fields of application. The intention is to add to this table as information becomes available from further investigations.
©Copyright SBR, Rotterdam