GEZONDHEIDSENQUÊTE ZAANSTREEK-WATERLAND 2005
Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005
Een onderzoek naar de gezondheidssituatie van de volwassen bevolking in de regio Zaanstreek-Waterland.
Carolien Plevier Martine Mulder GGD Zaanstreek-Waterland November 2006
VOORWOORD
Hierbij bied ik u het rapport Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 aan. Dit project is onderdeel van de Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland. In het kader van dit overkoepelende project, dat voortvloeit uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv), wordt de gezondheidssituatie van de bevolking periodiek in kaart gebracht. Het regelmatig herhalen van een dergelijk onderzoek stelt ons in staat trends te volgen en uitgevoerd beleid te evalueren. Het voorliggende onderzoek is het derde vragenlijstonderzoek onder de volwassen bevolking in onze regio. Regionaal onderzoek is van belang omdat de gezondheidssituatie van de regio kan verschillen van het landelijke beeld. Daarnaast zijn er binnen de regio verschillen in de gezondheidssituatie. Daarom zijn in dit onderzoek gemeenten en soms zelfs wijken vergeleken. Voor het goed uitvoeren van preventieprogramma’s is inzicht in risicogroepen van belang. Binnen dit onderzoek is de gezondheidssituatie tussen verschillende groepen (leeftijd, geslacht, etniciteit en opleidingsniveau) vergeleken. Het rapport is in eerste instantie bedoeld voor beleidsmakers en politici die uitspraken kunnen staven met gedegen epidemiologisch onderzoek en het verkregen inzicht in de gezondheidssituatie kunnen gebruiken ter onderbouwing en ontwikkeling van het (gemeentelijke) gezondheidsbeleid. Naast deze uitgebreide rapportage verschijnen ook een vijftal factsheets waarin de resultaten op een beknopte manier worden gepresenteerd. Onze dank gaat uit naar de respondenten die zo bereidwillig de lange en persoonlijke vragenlijst hebben ingevuld. Verder wil ik op deze plaats iedereen bedanken die meegewerkt heeft aan de totstandkoming van dit rapport. De vragenlijst is samengesteld in nauwe samenwerking met de gemeenten in de regio om zo echt aan de informatiebehoefte bij de gemeente te kunnen voldoen, zodat onderzoeksresultaten vertaald zullen worden naar gemeentelijk beleid. Het ministerie voor VWS heeft in de nieuwe preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ duidelijk richting gegeven aan het inzetten op gezond leven. Getuige de onderzoeksresultaten is er ook in deze regio zeker nog gezondheidswinst te behalen, zowel op de speerpunten van de landelijke nota als op andere thema’s. Het kan dan ook niet anders dan dat het rapport zal bijdragen aan de totstandkoming van een gedegen gezondheidsbeleid in de regio. Tevens hoop ik dat met behulp van dit rapport betrokken instanties nog meer gemotiveerd worden tot een effectievere samenwerking op het gebied van de openbare gezondheidszorg: Samen werken aan een gezonde regio!!
Drs. J.P. Detering, directeur GGD Zaanstreek-Waterland
2
INHOUD
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
1.1
Gemeentelijk volksgezondheidsbeleid
1
1.2
Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland
1
1.3
Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005
3
1.4
Opzet rapportage
3
Onderzoeksopzet
4
2.1
Schaalgrootte gezondheidsenquête
4
2.2
Onderzoekspopulatie, steekproef en onderzoeksopzet
4
2.2.1
Onderzoekspopulatie
4
2.2.2
Steekproef
5
2.2.3
Onderzoeksopzet
5
2
2.3
De vragenlijst
2.4
Gegevensverwerking en analyse
11
2.4.1
Statistisch toetsen
11
2.4.1.1 Toetsen voor verschillen in prevalenties
12
2.4.1.2 Determinantenanalyse 3
6
12
Respons
13
3.1
Respons
13
3.2
Representativiteit
14
3.3
Weging
15
3.4
Achtergrondkenmerken
16
3.4.1
Opleidingsniveau
16
3.4.2
Inkomen en bezuinigen
16
3.4.3
Etniciteit en bevolkingsgroep
18
3.4.4
Burgerlijke staat
18
3.4.5
Samenstelling huishouden
19
3.5
4 4.1
Non-respondenten
19
3.5.1
Opzet non-responsonderzoek
19
3.5.2
Respons op het non-responsonderzoek
20
3.5.3
Achtergrondkenmerken non-responsonderzoek
21
3.5.4
Resultaten non-responsonderzoek
23
3.5.5
Conclusie non-responsonderzoek
24
Resultaten
25
Gezondheid
25
4.1.1
Ervaren gezondheid
25
4.1.2
4.1.3
4.1.4
Lichamelijke gezondheid
26
4.1.2.1 Aandoeningen
26
4.1.2.2 Letsel, blessure of vergiftiging
30
4.1.2.3 Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)
31
Psychische gezondheid
31
4.1.3.1 Een psychische aandoening
31
4.1.3.2 Angst en depressie
32
4.1.3.3 Psychisch onwelbevinden
32
4.1.3.4 Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen
33
Sociale omgeving
33
3
INHOUD
4.2
4.4.
5
4.1.4.2 Sociale relaties
36
4.1.4.3 Problemen met kinderen en behoefte aan opvoedingsproblematiek
37
4.1.4.4 Ingrijpende gebeurtenissen
37
4.1.4.5 Gevoelens van (on)veiligheid
38
Leefstijl
39
Verslavingsgedrag
39
4.2.1.1 Roken
39
4.2.1.2 Alcohol
41
4.2.1.4 Drugs
43
4.2.1.5 Gokken
45
Overgewicht, bewegen en voedingsgewoonten
46
4.2.2.1 Overgewicht
46
4.2.2.2 Bewegen
48
4.2.2.3 Voedingsgewoonten
50
Milieu
55
4.3.1
Wonen en overlast
55
4.3.2
Binnenmilieu
56
4.3.3
Bodemvervuiling
59
Zorg
61
4.4.1
Zorggebruik
61
4.4.2
Mantelzorg
65
4.4.3
Medicijngebruik
68
4.4.4
Toegankelijkheid van zorg
69
Samenvatting, discussie en aanbevelingen
71
5.1
Belangrijkste onderzoeksresultaten
71
5.2
Discussie
73
5.3
Conclusie
74
5.4
Aanbevelingen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten
74
5.4.1
Preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’
74
5.4.2
Lokaal gezondheidsbeleid
75
5.4.3
Bevorderen van gezond gedrag
75
5.4.4
Speerpunten GGD Zaanstreek-Waterland
75
6
Literatuur
77
7
Afkortingen
79
8
Definities
80
Bijlagen
81
Brieven en antwoordkaartje
81
1 2
4
34
4.2.1
4.2.2
4.3
4.1.4.1 Eenzaamheid
Aanmeldingsformulier RIVM
85
3a
Vragenlijst Zaanstreek-Waterland
87
3b
Vragenlijst Edam-Volendam
101
4
Herkomst vragen
103
5
Vragenlijst non-responsonderzoek
106
6
Tabellen naar gemeente
108
7
Risicofactoren van ziekten
134
INLEIDING
1 Inleiding 1.1
Gemeentelijk volksgezondheidsbeleid
In de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) is opgenomen dat de gemeenteraad sinds 1 juli 2003 een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid dient vast te stellen. Deze nota dient daaropvolgend iedere vier jaar te worden herzien. Het is de bedoeling dat deze nota gestoeld is op inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking. De wet schrijft daartoe voor dat eenmaal per vier jaar voorafgaande aan de opstelling van de nota door middel van epidemiologische analyse inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking moeten worden verworven. Recentelijk is hieraan toegevoegd dat dit op gestandaardiseerde wijze dient te gebeuren.1 Het basismotief van het gezondheidsbeleid is het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de bevolking. Op gemeentelijk niveau gebeurt dit veelal door het interveniëren op de determinanten van gezondheid, zoals leefstijl, omgevingsfactoren en zorg. Het beoogde doel van de Wcpv, namelijk het behalen van gezondheidswinst, kan tot stand komen door dit samenspel tussen beleid en onderzoek. Inmiddels hebben de negen gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland in het kader van het project ‘Gezondheid staat bovenaan’ een basisnota 2003-2007 geschreven met daaraan toegevoegd een hoofdstuk toegespitst op de lokale situatie. Zij hebben hierbij veelvuldig gebruik gemaakt van de resultaten van de gezondheidsenquête 2001. Langzaam maar zeker bereiden de gemeenten zich voor op het schrijven van de nota voor de periode 2008 – 2011. Actuele cijfers zijn daarbij onmisbaar. De gezondheidsenquête 2005 voorziet hierin.
1.2
Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland
Het verwerven van inzicht in de gezondheidstoestand is door de gemeenten gedelegeerd aan de GGD Zaanstreek-Waterland. De GGD Zaanstreek-Waterland heeft het verzamelen van informatie over de gezondheidstoestand van de inwoners uit haar regio ondergebracht onder een overkoepelend project “Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland”. Aangezien er in de verschillende leeftijdsgroepen (0-11, 12-18, 18-70 jarigen en 70-plussers) verschillende problematiek speelt en er dus voor een goed inzicht in de gezondheidstoestand andere informatie dient te worden verzameld, is de GGD voornemens in een vierjaarlijkse cyclus voor iedere leeftijdsgroep een aparte gezondheidsenquête uit te zetten. Een monitor tracht op een gestructureerde wijze inzicht te verkrijgen in de gezondheidssituatie van de regiobevolking alsmede in de determinanten, die de gezondheid mede bepalen. Kenmerken van een monitor zijn: 1. De informatieverzameling is periodiek en systematisch. 2. De verzamelde informatie is actueel. 3. De gebruikte indicatoren zijn steeds per item hetzelfde. 4. De verzamelde informatie is beleidsrelevant. 5. De monitor kent een ijkpunt. De functies van een gezondheidsmonitor zijn heel divers: signaleren, controleren, waarschuwen, overtuigen, debatgenereren, evalueren van beleid en genereren van interventieprojecten. De gezondheidsmonitor bestaat uit een set ‘kernvariabelen’. Dit zijn variabelen, die structureel zullen worden meegenomen ten behoeve van de gezondheidsmonitor. De kernvariabelen kunnen worden onderscheiden in twee gedeelten: een gezondheidsdeel en een determinantendeel. Het gezondheidsdeel omvat sterfte, ziekte, functionele beperkingen en ervaren gezondheid.
1
INLEIDING
De determinanten die in het kader van de gezondheidsmonitor worden verzameld zijn gegroepeerd op basis van het Basismodel van het RIVM (zie figuur 1.1). Een determinant is een factor die de gezondheid beïnvloedt.
Fysieke omgeving Sociale omgeving
Gezondheid
Gezondheidszorg Leefstijl
Lokaal beleid
Biologische factoren
Demografische factoren en woonplaats
Figuur 1.1 Basismodel
In het • • • •
model worden vier groepen determinanten onderscheiden: Omgevingsfactoren, zowel fysieke als sociale Leefstijl Biologische/genetische factoren Gezondheidszorg
Het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie kan op veel verschillende manieren worden verkregen. Zo kan gebruik gemaakt worden van bestaande registraties, zoals de sterfteregistratie van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Recentelijk heeft de GGD Zaanstreek-Waterland met de Noord-Hollandse GGD’en en de GGD Flevoland een provinciaal sterfteproject uitgevoerd.2 Bestaande registraties bevatten over het algemeen objectieve gegevens. Echter, de meer subjectieve gegevens over aspecten van gezondheid (kwaliteit van leven, klachten, leefstijlgedrag et cetera) kunnen niet via de bestaande registraties verkregen worden. Deze informatie moet bij de bevolking zelf worden ingewonnen, bijvoorbeeld door middel van vragenlijstenonderzoek. Door het herhaaldelijk uitvoeren van een dergelijke gezondheidsmeting kunnen veranderingen in de gezondheidssituatie en effecten van interventies/beleid waargenomen worden. Actuele informatie over de omvang van de gezondheidsproblemen of over de blootstelling aan risicofactoren is onontbeerlijk bij het formuleren van nieuw beleid. Het monitorproject is dan ook een continu project. Gegevens op gemeenteniveau geven de lokale overheid handvatten voor gezondheidsbeleid. Echter, gemeenten van grotere omvang zullen gegevens op wijkniveau nodig hebben om het
2
INLEIDING
lokale gezondheidsbeleid goed vorm te kunnen geven. Zeker omdat in de grotere gemeenten substantiële verschillen in gezondheidstoestand tussen wijken kunnen bestaan. De Gezondheidsmonitor Zaanstreek-Waterland wordt beïnvloed door nationale en lokale ontwikkelingen. Zo zijn er twee landelijke projecten gestart met als doel standaardisatie van vraagstellingen: de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid en de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Binnen deze twee projecten wordt door GGD Nederland samengewerkt met respectievelijk TNO/LVT-Nederland en het RIVM. De aanleiding voor deze projecten was dat er bij GGD’en en thuiszorginstellingen al heel lang gegevens werden verzameld, maar dat er dringend behoefte was aan landelijke spiegelinformatie om de gegevens tegen af te kunnen zetten. Het doel van beide projecten is het opzetten van een landelijk systeem van verzameling en beheer van lokaal verzamelde gegevens, over de jeugd en volwassenen, zodat spiegelinformatie beschikbaar komt voor de regio’s. Zij doet dit door standaarden te ontwikkelen voor een beperkte groep van onderwerpen. Deze standaarden kunnen vragenlijsten zijn die dan bijvoorbeeld in gezondheidsenquêtes worden meegenomen, maar ook een instructie voor het stellen van vragen in de PGO-setting. In principe hebben alle GGD’en en thuiszorgorganisaties in Nederland zich gecommiteerd aan de standaarden. Indien er in deze rapportage gesproken wordt over een standaard worden de standaarden voortkomend uit dit project bedoeld.
1.3
Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005
De gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 borduurt voor een deel voort op het vragenlijstonderzoek dat in 2001 heeft plaatsgevonden.3 Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de omvang en trends van de gezondheidsproblemen in de regio, evenals in factoren die van invloed zijn op het vóórkomen van gezondheidsproblemen. Zo wordt gekeken of er verschillen tussen gemeenten en wijken zijn, maar ook of er verschillen waar te nemen zijn naar geslacht, leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau. Vanzelfsprekend is het ook van belang te bekijken in hoeverre de cijfers uit de regio Zaanstreek-Waterland afwijken van landelijke cijfers.
1.4
Opzet rapportage
De rapportage die voor u ligt is de uitgebreide rapportage van de gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005. Deze rapportage presenteert het vóórkomen van gezondheidsproblemen en factoren die de gezondheid beïnvloeden in de hele regio, alsmede in deelgebieden (gemeenten en zelfs bepaalde wijken) van de regio. Ook zijn de prevalenties weergegeven naar leeftijd, geslacht, etniciteit en opleiding. Al eerder zijn naar aanleiding van de gezondheidsenquête 2005 een tweetal andere rapportages uitgegeven.4,5 Naast deze uitgebreide rapportage, verschijnen een viertal factsheets met ieder een apart thema: - Gezondheid - Leefstijl - Milieu - Zorg Ten slotte verschijnt er een factsheet Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met informatie, die voor gemeenten van belang is, voor de inrichting van deze nieuwe wet (met onderwerpen als: opvoedingsondersteuning, aandoeningen, mantelzorg en informatieloket gemeente). In hoofdstuk 2 wordt de onderzoeksopzet beschreven. De respons en wijze van weging staan in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van het onderzoek. In hoofdstuk 5 worden dwarsverbanden tussen de resultaten gelegd en worden factoren die de uitkomsten van het onderzoek kunnen hebben beïnvloed besproken. Ten slotte beschrijft dit hoofdstuk de belangrijkste conclusies en implicaties voor beleid.
3
ONDERZOEKSOPZET
2
Onderzoeksopzet
2.1
Schaalgrootte gezondheidsenquête
Gegevens op gemeenteniveau geven de lokale overheid handvatten voor gezondheidsbeleid. Echter, gemeenten van grotere omvang kunnen gegevens op kleiner geografisch niveau nodig hebben om het lokale gezondheidsbeleid goed vorm te kunnen geven. In samenspraak met elke gemeente afzonderlijk is bepaald op welk niveau de enquêtegegevens gepresenteerd worden (zie figuur 2.1 voor een overzicht van de regio). Hoe gedetailleerder het uitsprakenniveau, hoe groter de steekproef uit de betreffende gemeente moet zijn. Alle gemeenten verzochten om uitspraken op gemeenteniveau. Binnen de gemeente EdamVolendam werd daarnaast om uitspraken voor de kernen Edam en Volendam gevraagd. De gemeente Zaanstad selecteerde zes aandachtswijken: Zaandam Zuid, Poelenburg, Peldersen Hoornseveld, Rosmolenwijk, Kogerveldwijk en Assendelft (de wijken Assendelft Zuid en Assendelft Noord samen).
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
PURMEREND
OOSTZAAN
EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
Figuur 2.1
Regio Zaanstreek-Waterland
In de analyses is gekeken of de prevalenties op gemeenteniveau significant verschillen van de prevalenties op het niveau van de gehele regio Zaanstreek-Waterland. Daarnaast zijn de prevalenties in de subregio’s binnen een gemeente, vergeleken met de prevalentie van de desbetreffende gemeente (bijvoorbeeld de prevalentie in Edam is vergeleken met de prevalentie in de gemeente Edam-Volendam en de prevalentie in de wijk Poelenburg met de prevalentie in de gemeente Zaanstad).
2.2
Onderzoekspopulatie, steekproef en onderzoeksopzet
2.2.1 Onderzoekspopulatie Alle inwoners van de regio Zaanstreek-Waterland, die op 01-01-2005 in de leeftijd van 18 tot 70 jaar waren, kwamen in aanmerking voor deelname aan het onderzoek. Om problemen met het invullen van de vragenlijst door een taalbarrière zoveel mogelijk te voorkomen zijn uitsluitend mensen met de Nederlandse nationaliteit zijn geselecteerd. Personen die zijn opgenomen in een verpleegtehuis of instelling voor psychiatrische patiënten of verstandelijk gehandicapten vielen buiten het onderzoek.
4
ONDERZOEKSOPZET
2.2.2 Steekproef Afhankelijk van het kleinste geografisch niveau waarop door de gemeenten uitspraken werden gevraagd is de steekproefgrootte samengesteld. Bij de enquête in 2001 was de respons 54,1%. Er is daarom voor een steekproefgrootte van 600 personen per analysegebied gekozen, zodat bij een respons van 50% nog uitspraken op gebiedsniveau mogelijk waren. Voor de gemeente Edam-Volendam betekende dit een steekproef van 1200 personen (600 personen uit Edam en 600 personen uit Volendam). Ten slotte is uit Zaanstad per geselecteerde wijk een steekproef van 600 personen getrokken, met daarnaast nog een kleine steekproef uit het resterende gedeelte van Zaanstad, zodat ook uitspraken op gemeenteniveau konden worden gegenereerd. Met inachtneming van de inclusiecriteria (Nederlandse nationaliteit, niet-geïnstitutionaliseerd en leeftijd) en de benodigde aantallen per postcodegebied is een aselecte steekproef getrokken van A-nummers uit het epidemiologiebestand (18+ jaar) dat jaarlijks wordt aangeleverd door de gemeenten t.b.v. epidemiologisch onderzoek. Om de NAW-gegevens te verkrijgen zijn de adresgegevens van de A-nummers in eerste instantie geprobeerd op te halen uit een adressenbestand van de GGD, waarin de bestanden van JGZ en het BMHK-onderzoek zijn opgeslagen. Vervolgens zijn voor de A-nummers waarvoor geen adres kon worden gevonden in dit bestand de adresgegevens uit de gemeentelijke basisadministratie opgehaald. In totaal zijn 9350 personen geselecteerd voor deelname aan de gezondheidsenquête. De respons en representativiteit van de onderzoekspopulatie worden besproken in hoofdstuk 3.
2.2.3 Onderzoeksopzet In september 2005 zijn de gezondheidsenquêtes met retourenveloppe, begeleidende brief en antwoordkaartje verstuurd (zie bijlage 1 voor begeleidende brief, herinneringsbrieven en antwoordkaartje). Door middel van het terugsturen van een ingevuld antwoordkaartje kon de respondent meedingen naar een fiets of allerlei fietsaccessoires. Op het antwoordkaartje konden naam, adres en telefoonnummer worden ingevuld. In de brief stond vermeld dat het kaartje onafhankelijk van de vragenlijst kon worden teruggestuurd, om de anonimiteit te waarborgen. Bij binnenkomst van het antwoordkaartje werd de persoon opgezocht in het adressenbestand en werd met een code aangegeven dat de enquête ontvangen was. Tevens zijn in dit adressenbestand de loss to follow-up (zoals bijvoorbeeld verhuizingen) en de weigeraars (mensen die telefonisch of door het retourneren van de vragenlijst te kennen gaven niet te willen deelnemen aan het onderzoek) geregistreerd met een specifieke code. De personen die een code hadden gekregen, werd geen herinneringsbrief gestuurd. De overige personen ontvingen na twee weken een herinneringsbrief (zie bijlage 1). Indien in de vier weken nadien geen antwoordkaartje was ontvangen, werd het hele pakket nogmaals opgestuurd (zie bijlage 1). De vragenlijsten zijn bij binnenkomst voorzien van een nummer, dat bij het opschonen van de data gebruikt kon worden om de vragenlijst op te sporen. Ook hebben 2674 mensen naast de vragenlijst een aanmeldingsformulier ontvangen voor een lichamelijk onderzoek op de GGD (zie bijlage 2). De GGD Zaanstreek-Waterland voert dit onderzoek uit in samenwerking met het Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu (RIVM). Het lichamelijk onderzoek bestond uit het meten van lengte, gewicht, de middelen heupomtrek en de bloeddruk. Ook werd er bloed afgenomen voor de bepaling van cholesterol- en suikergehalte. De gegevens van de ingevulde enquête zijn gekoppeld aan de uitslagen van het lichamelijk onderzoek. Dit onderzoek geeft inzicht in het voorkomen van hoge bloeddruk en diabetes in de regio. Bovendien kan onderzocht worden of bepaalde combinaties van risicofactoren (bijvoorbeeld hoge bloeddruk en roken) al dan niet voorkomen. De resultaten van dit onderzoek zullen in 2007 verschijnen.
5
ONDERZOEKSOPZET
2.3
De vragenlijst
De gezondheidsenquête bestaat uit twee gedeelten (zie bijlage 3a en 3b). Het eerste gedeelte betreft de gezondheidsvragenlijst en is naar alle respondenten gestuurd. Het tweede gedeelte betreft een los inlegvel met vragen over de Volendamramp, opgesteld door de GGD Zaanstreek-Waterland in samenspraak met het Nivel en in afstemming met de gemeente Edam-Volendam. Dit inlegvel is alleen gestuurd naar inwoners van de gemeente Edam-Volendam (zie bijlage 3b). Bij het samenstellen van de vragenlijst is gebruik gemaakt van de thema’s uit de gezondheidsenquête 2001.3 De onderwerpen uit de enquête van 2001 zijn onderdeel van de variabelenlijst behorende bij de eerder genoemde gezondheidsmonitor. Deze lijst bevat variabelen, zogeheten ‘kernvariabelen’, die een vast onderdeel van de monitor vormen en daarom periodiek verzameld zullen worden, teneinde trends te kunnen vaststellen. De kernvariabelen zijn in overleg met de gemeenten geselecteerd. Een deel van de kernvariabelen is te vinden in bestaande databronnen. De variabelen die niet via bestaande databronnen te verzamelen zijn, zijn in de gezondheidsenquête opgenomen. Naast de thema’s uit de enquête van 2001 zijn binnen de GGD onderwerpen geïnventariseerd. Dit heeft geresulteerd in een tweetal thema’s die binnen de gezondheidsenquête 2005 extra aandacht hebben gekregen: ‘Huiselijk geweld’ en ‘Milieu’. Het thema ‘Huiselijk geweld’ is geselecteerd met het oog op de ingebruikneming van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) per 1 januari 2006. De gezondheidsenquête 2005 fungeert als een nulmeting voor dit thema. Het thema ‘Milieu’ is in de huidige enquête wat uitgebreider opgenomen dan in de enquête van 2001, omdat het een thema is dat steeds meer politieke en maatschappelijke interesse geniet. Bovendien wordt de GGD in toenemende mate benaderd door burgers met zorgen en vragen over milieugerelateerde onderwerpen. Inzicht dat op basis van deze enquête verkregen wordt, zal gebruikt worden om de Medische Milieukunde binnen de GGD Zaanstreek-Waterland verder vorm te geven en de informatievoorziening betreffende medisch milieukundig gerelateerde onderwerpen te verbeteren. In overleg met de gemeenten zijn, in het kader van de Wmo, de thema’s ‘Mantelzorg’ en ‘Behoefte aan een informatieloket’, toegevoegd. De vragenlijst is uiteindelijk vastgesteld in het regionale ambtenarenoverleg. De gezondheidsenquête is opgebouwd in de lijn van het Basismodel van het RIVM (zie figuur 1.1). Zoals in hoofdstuk 1 werd geïllustreerd wordt in dit model gezondheid gezien als een functie van biologische en genetische factoren, leefstijl, omgeving (fysiek en sociaal) en zorg. De gezondheidsenquête bevat de volgende elementen: • Achtergrondvariabelen, zoals gemeente- of wijkcode, geboortejaar, geslacht, vragen om etniciteit vast te stellen, opleiding, samenstelling huishouden. • Gezondheid (lichamelijke aandoeningen, psychische aandoeningen, beperkingen, kwaliteit van leven, psychisch functioneren, angst en depressie, suïcidegedachten/ -pogingen, eenzaamheid). • Leefstijl (roken, alcoholgebruik, drugsgebruik, gokken, lichaamsbeweging, voeding, overgewicht). • Fysieke omgeving (woonsituatie, binnenmilieu, ventilatiegedrag, gevoelens van onveiligheid, buurtoverlast). • Zorg (zorggebruik, medicijngebruik, mantelzorg, toegankelijkheid en tevredenheid van zorg).
6
ONDERZOEKSOPZET
Om zoveel mogelijk referentiegegevens te hebben is bij het samenstellen van de gezondheidsenquête uitgegaan van de gezondheidsenquête uit 2001, de standaarden behorende bij de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid van GGD Nederland, gezondheidsenquêtes van andere GGD-regio’s en gevalideerde vragenlijsten (zie bijlage 4 voor de bronvermelding bij de enquêtevragen). Toch zullen niet voor alle onderwerpen referentiegegevens voorhanden zijn. Achtergrondvariabelen Gemeente- of wijkcode: De toewijzing naar een gemeente of wijk heeft plaatsgevonden op basis van de zes-cijferige postcode. Leeftijd: De leeftijd is vastgesteld op basis van de standaard Leeftijd van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In deze standaard wordt gevraagd naar het geboortejaar. Leeftijd wordt dan berekend door het geboortejaar van het onderzoeksjaar af te trekken. Leeftijd is in de analyses gesplitst in vier groepen: • 18-24 jaar • 25-39 jaar • 40-54 jaar • 55-69 jaar Etniciteit: Etniciteit is vastgesteld op basis van de standaard Etniciteit. Het gaat uit van het geboorteland van de respondent en zijn/haar ouders. Als tenminste 1 ouder niet in Nederland is geboren, is de respondent als allochtoon gecategoriseerd. In het rapport worden alleen de niet-westerse allochtonen als allochtoon gerekend. Opleiding: De opleiding is bevraagd middels de standaard Opleiding van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Het opleidingsniveau is in de analyses gesplitst in vier groepen: • Laag: geen opleiding en lager onderwijs • Middelbaar 1: LAVO, MAVO, LBO (midden 1) • Middelbaar 2: VWO, HAVO, MBO (midden 2) • Hoog: HBO en universiteit Huishoudsamenstelling: De standaard Huishoudsamenstelling van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid is gebruikt om de huishoudsamenstelling na te vragen. Gezondheid Gezondheid is in dit onderzoek gemeten door middel van ervaren gezondheid, lichamelijke gezondheid en psychische gezondheid. Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid is bekeken met behulp van een vraag naar hoe men zelf de eigen gezondheid ervaart en het rapportcijfer dat men de eigen gezondheid geeft. De vraag betreffende ervaren gezondheid is afkomstig uit de SF-12.6,7 In de analyses worden de categorieën ‘uitstekend’, ‘zeer goed’ en ‘goed’ afgezet tegen de categorieën ‘matig’ en ‘slecht’. De vraag naar het rapportcijfer is afkomstig uit de gezondheidsenquête uit 2001.3 In de analyses is deze vraag omgevormd tot een variabele die weergeeft of iemand zijn gezondheid met een voldoende of een onvoldoende beoordeelt (een cijfer onder de 6 is als onvoldoende gerekend). Lichamelijke gezondheid Het lichamelijk functioneren is beoordeeld aan de hand van de standaard Chronische aandoeningen. Aan de hand van de standaard Chronische aandoeningen is bij dit onderzoek gekeken naar het percentage volwassenen, dat in de afgelopen 12 maanden last heeft gehad van achttien (door de arts) vastgestelde aandoeningen en in welke mate zij hierdoor belemmerd is geweest.
7
ONDERZOEKSOPZET
Psychisch welbevinden Het psychisch welbevinden is gemeten met de MHI-5, de standaard voor Angst en depressie van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid en de standaard Suïcide van de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid. Psychische klachten worden gemeten met behulp van de Mental Health Inventory (MHI-5), een 5-item subschaal van de SF-36.8 Uit een Nederlands onderzoek door Van der Zee, Sanderman en Heyink uit 1993 blijkt de MHI-5 een betrouwbare (α = .85), valide en gevoelige maat voor de gezondheid te zijn.9 De vragen hebben betrekking op de gemoedstoestand vier weken voorafgaand aan het moment dat de vragenlijst wordt ingevuld. De vragen hebben zes antwoordmogelijkheden: ‘altijd’, ‘meestal’, ‘vaak’, ‘soms’, ‘zelden’ en ‘nooit’. Op basis van de vijf vragen wordt een somscore berekend met een waarde tussen de 0 en 100, waarbij een hogere score een betere geestelijke gezondheid weergeeft. In dit onderzoek is het afkappunt 60 gehanteerd om personen te classificeren als psychisch ongezond en gezond.10 Voor het vaststellen van het risico op een angststoornis of een depressie is gebruik gemaakt van de Kessler Psychological Distress Scale (K10; dit is de landelijke standaard Angst en depressie). De K10 bestaat uit tien vragen over niet-specifiek psychisch welbevinden en gaat over het risico op een angststoornis of een depressie in de afgelopen maand. De vragen hebben vijf antwoordmogelijkheden: ‘altijd’, ‘meestal’, ‘soms’, ‘af en toe’ en ‘nooit’. Op basis van de tien vragen kan een somscore berekend worden met een range van 0 en 50. De afkappunten voor de K10 zijn: een score tussen 10 en 15 is een laag of geen risico, een score tussen 16 en 29 is een matig risico en een score tussen 30 en 50 is een hoog risico op een angststoornis of een depressie. Bij dit onderzoek wordt een score van 10 tot en met 29 gerekend tot ‘geen of een matig risico op een angststoornis of een depressie’ en een score van 30 tot en met 50 wordt gerekend tot ‘een hoog risico op een angststoornis of een depressie’.11 Aan de lijst van chronische aandoeningen waaraan men in het afgelopen jaar geleden heeft, is evenals in 2001 het onderwerp ‘aandoening, ziekte of handicap van geestelijke of psychische aard’ toegevoegd. De standaardvraagstelling Suïcide van de Lokale en Nationale Monitor Jeugdgezondheid dient ter vaststelling van het percentage mensen dat de laatste 12 maanden serieus heeft overwogen een einde aan het leven te maken en ter vaststelling van het percentage mensen dat hiertoe een poging heeft gedaan. In dit onderzoek worden de mensen die in het afgelopen jaar ‘heel vaak’ en ‘vaak’ serieus hebben gedacht een eind te maken aan hun leven vergeleken met de mensen die daar ‘af en toe’, ‘een enkele keer’ of ‘nooit’ serieus aan hebben gedacht. De mensen die ‘dat wil ik niet zeggen’ hebben geantwoord zijn niet meegenomen in de analyses. Daarnaast is gekeken naar het percentage mensen dat in de laatste 12 maanden een poging heeft gedaan om een eind te maken aan zijn of haar leven. Ook bij deze analyse zijn de personen die ‘dat wil ik niet zeggen’ hebben geantwoord niet meegenomen in de analyses. Sociaal welbevinden Het sociaal welbevinden is gemeten aan de hand van de kindschaal van de Groningse Vragenlijst over Sociaal gedrag, de standaard Eenzaamheid, belangrijke levensgebeurtenissen en de standaard Sociale onveiligheid. De Groningse Vragenlijst over Sociaal Gedrag (GVSG-45) meet het vermogen om optimaal sociaal te kunnen functioneren. De vragen hebben betrekking op de afgelopen vier weken. De vier antwoordmogelijkheden zijn: ‘nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ en ‘altijd’. De oorspronkelijke vragenlijst bestrijkt middels 45 vragen 9 schalen die weer kunnen worden samengevoegd tot 6 schalen te weten: relatie ouders, relatie partner, relatie kinderen, relatie vrienden, functioneren in het dagelijks leven en functioneren in de vrije tijd. In dit onderzoek is alleen
8
ONDERZOEKSOPZET
de relatie met kinderen bevraagd. De handleiding van de GVSG beschrijft afkappunten voor de schaalscores, waarboven sprake is van een probleem in het interpersoonlijk functioneren.12 In dit onderzoek zijn enkel de vragen over de relatie met kinderen beneden en kinderen boven de 15 jaar meegenomen, omdat deze vragen in het onderzoek van 2001 belangrijke verschillen lieten zien.3 De standaard Eenzaamheid dient ter beschrijving van het vóórkomen van eenzaamheid in de afgelopen tijd. De standaard is afgeleid van de eenzaamheidsschaal van De Jong-Gierveld. De elf vragen zijn zowel positief als negatief gesteld. Er zijn drie antwoordmogelijkheden: ‘ja’, ‘min of meer’ en ‘nee’. De volgende afkappunten van de eenzaamheidsscore worden gehanteerd: score 0 t/m 2 is gedefinieerd als ‘geen eenzaamheid’, score 3 t/m 8 als ‘matige eenzaamheid’, score 9 t/m 10 als ‘sterke eenzaamheid’ en score 11 als ‘zeer sterke eenzaamheid’. In dit onderzoek is een score van 0 t/m 2 als ‘niet eenzaam’ beoordeeld en een score van 3 t/m 11 als ‘eenzaam’. Aan de hand van een vraag, afkomstig is uit de gezondheidsenquête 2001, is bevraagd of men problemen heeft door eenzaamheid. Als mensen het afgelopen jaar enigszins, nogal of ernstige problemen hebben gehad omdat ze zich eenzaam voelden, werden ze bij dit onderzoek gezien als mensen met problemen door eenzaamheid. Voor de variabele ‘sociale steun’ is gebruik gemaakt van twee vragen, afkomstig uit de gezondheidsenquête 2001. Mensen die niet regelmatig met buren omgaan en geen goede vrienden hebben, worden gezien als mensen zonder sociale steun. De Brugha is een vragenlijst die belangrijke levensgebeurtenissen in kaart brengt.13,14 De referentieperiode is het afgelopen half jaar. De vragenlijst bestaat uit 12 belangrijke levensgebeurtenissen (zoals ziek of gewond zijn; overlijden naaste; scheiding; verlies baan, et cetera). Het is bekend uit de literatuur dat belangrijke levensgebeurtenissen van invloed zijn op het psychisch welbevinden en soms zelfs op het lichamelijk functioneren. In de analyses zijn de gebeurtenissen afzonderlijk geanalyseerd. Er wordt daarnaast in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen het wel of niet mee hebben gemaakt van één of meer belangrijke levensgebeurtenissen in de afgelopen zes maanden. Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit: het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Objectieve en subjectieve veiligheid hangen samen met de sociale kwaliteit in een buurt, bestaande uit formele en informele sociale contacten, gevoel van verantwoordelijkheid en gevoelens van gehechtheid. In deze enquête is de standaard Sociale Veiligheid meegenomen om te kunnen vaststellen welk percentage personen zich onveilig voelt. Leefstijl Alcohol- en drugsgebruik Voor het vaststellen van het excessief alcoholgebruik is gebruik gemaakt van de standaard Alcohol van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. De grens voor excessief alcoholgebruik wordt gelegd bij het drinken van 6 of meer glazen per dag op 3 of meer dagen in de week. Er is daarnaast een indeling gemaakt in zwaar drinken volgens de definitie van het CBS (als er op één of meer dagen per week minstens 6 glazen alcohol worden gedronken). Het drugsgebruik is bevraagd met de standaard Drugsgebruik van de Lokale en Nationale en Monitor Volksgezondheid. In de analyses is onderscheid gemaakt tussen het ooit en nooit gebruiken van cannabis en het ooit en nooit gebruiken van harddrugs. Daarnaast is gekeken naar het drugsgebruik (cannabis en harddrugs) in de afgelopen vier weken.
9
ONDERZOEKSOPZET
Roken Het rookgedrag is gemeten met behulp van de standaard Roken van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In de analyses is het percentage personen dat op dit moment rookt gepresenteerd. Daarnaast is het gemiddeld aantal sigaretten per roker weergegeven. Gokken Om het gokgedrag vast te stellen is gebruik gemaakt van een vraag uit de enquête uit 2001. Na het onderzoek uit 2001 bleek dat er ten behoeve van beleidsontwikkeling meer behoefte was aan informatie over problematisch gokgedrag. Daarom zijn twee vragen toegevoegd die in kaart brengen of een respondent vindt dat hij/zij teveel tijd of teveel geld aan het gokken besteedt. Overgewicht Gewicht en lengte zijn gevraagd om de Body Mass Index (standaard Overgewicht) te kunnen berekenen. De BMI wordt berekend op basis van lengte en gewicht (gewicht/lengte2). De afkappunten voor de gewichtsindeling zijn15: • Ondergewicht: BMI<18,5 • Normaal gewicht: 18,5≤BMI<25 • Overgewicht: 25≤ BMI<30 • Ernstig overgewicht: BMI≥30 Voeding Door middel van de standaard Voeding van de Lokale en Nationale en Monitor Volksgezondheid is het eetgedrag nagevraagd. In de standaard wordt gevraagd naar ontbijten en groente- en fruitconsumptie. De criteria voor een gezond voedingspatroon zijn minimaal vijf keer per week ontbijten. De landelijke richtlijnen voor verantwoorde groenteen fruitconsumptie zijn dagelijks twee ons groente en twee keer fruit.16 Bewegen De landelijke norm Bewegen is vastgesteld op iedere dag (7 dagen per week) een half uur matig tot intensief bewegen. Om meer licht te werpen op het beweeggedrag in de regio is daarnaast een ruimere definitie gehanteerd: minder dan 6 dagen per week een half uur matig tot intensief bewegen. Fysieke omgeving Binnenmilieu en ventilatiegedrag De kwaliteit van het binnenmilieu en het ventilatiegedrag is vastgesteld door middel van de standaard Binnenmilieu van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. In de analyses is gekeken naar het percentage personen dat in het afgelopen jaar in de woning binnenmilieuklachten, zoals schimmel- en vochtplekken heeft waargenomen. Aangezien ventilatiegedrag van belang is voor de kwaliteit van het binnenmilieu is ook het ventilatiegedrag in ogenschouw genomen. Bovendien is gevraagd of er binnen gerookt wordt. Buitenmilieu De hinder door lawaai, vuil of stank in de directe woonomgeving is overgenomen uit de enquête uit 2001. Indien er lawaaioverlast had plaatsgevonden is ook gevraagd of het door buren, verkeer, bedrijven of overkomende vliegtuigen kwam. Bovendien is de vraag gesteld of men van mening is dat de nabije omgeving vervuild is. Mensen die op deze vraag ‘weet ik niet’ hebben geantwoord zijn niet meegenomen in de analyse.
10
ONDERZOEKSOPZET
Zorg Zorggebruik Onder zorg worden alle formele en informele activiteiten verstaan, die erop gericht zijn beperkingen in de gezondheidstoestand of zelfredzaamheid van individuen op te heffen, te reduceren, te compenseren en/of te voorkomen.17 Om het zorggebruik in kaart te brengen is gebruik gemaakt van de standaard Zorggebruik van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Voor het analyseren van het zorggebruik zijn de zorgaanbieders afzonderlijk geanalyseerd. Medicijngebruik Ter beschrijving van het medicijngebruik op recept in de afgelopen 2 weken is gebruik gemaakt van de standaard Medicijngebruik van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Mantelzorg Mantelzorg is de zorg die gegeven of ontvangen wordt aan/van een bekende uit de omgeving, zoals partner, ouders, kind, buren of vrienden, wanneer deze persoon of de respondent zelf voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. Een vrijwilliger van een vrijwilligerscentrale valt niet onder deze definitie. In de enquête wordt onderscheid gemaakt tussen het geven en het ontvangen van mantelzorg in het afgelopen jaar. Hiertoe is gebruik gemaakt van de standaard Mantelzorg geven en ontvangen van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid. Deze standaard peilt bovendien de mate waarin de mantelzorger belast is door het geven van mantelzorg. Toegankelijkheid zorg Om de toegankelijkheid van zorg te meten zijn de vragen naar toegankelijkheid van zorg (huisarts, tandarts, apotheek, fysiotherapeut en ziekenhuis) uit de enquête uit 2001 gebruikt.
2.4
Gegevensverwerking en analyse
De vragenlijsten zijn gescand door een extern bedrijf. Dit bedrijf leverde zowel een analysebestand als een bestand dat gebruikt kon worden om vragenlijsten op te sporen gedurende het opschonen van de data. Tijdens het opschonen van de gegevens zijn de open vragen gecodeerd. Fouten of tegenstrijdigheden in beantwoording van de vragen zijn nagekeken en indien nodig aangepast. Analyses zijn gedaan met behulp van SPSS voor Windows versie 12.0.
2.4.1 Statistisch toetsen Statistische toetsen worden gebruikt om vast te stellen of er verschillen in uitkomsten bestaan tussen twee of meer groepen. De toets stelt vast of het gevonden verschil significant is. Significant betekent letterlijk ‘veelbetekenend’. In de statistiek wordt ermee bedoeld: (hoogstwaarschijnlijk) niet op toeval berustend. Er is een significantieniveau van 5% gehanteerd. Dit betekent dat als een uitkomst significant verschillend is, kan worden gezegd dat het verschil voor 95% niet aan het toeval kan worden toegeschreven. Als een resultaat statistisch significant is, hoeft dit niet automatisch in te houden dat het resultaat ook van praktisch belang is (het hoeft niet altijd direct implicaties voor beleid te betekenen). Aan de andere kant is het niet automatisch zo, dat als een resultaat niet statistisch significant is, er sowieso geen beleid op gemaakt behoeft te worden. Indien er in de tekst wordt geschreven dat er een verschil is, dan wordt altijd een significant verschil bedoeld.
11
ONDERZOEKSOPZET
2.4.1.1 Toetsen voor verschillen in prevalenties Om te kunnen beoordelen of verschillen in prevalentiecijfers echte verschillen zijn of berusten op toeval, is gebruik gemaakt van de Chi-kwadraat test. Indien een statistisch significant verschil gevonden werd tussen de prevalentie van een gemeente of subregio in vergelijking met de regio Zaanstreek-Waterland staat in de tabellen het tekentje ‘●’. Een significant verschil tussen Edam of Volendam in vergelijking met de gemeente EdamVolendam wordt aangegeven met ‘◆’. Indien de cijfers van de Zaanse wijken afwijken van de gemeente Zaanstad is een ‘■’ aan de tabel toegevoegd. Zoals in paragraaf 2.3 staat beschreven, zijn niet voor alle onderwerpen landelijke referentiegegevens voorhanden. Daarom worden voor onderwerpen zonder landelijke referentiedata vergelijkingen gemaakt met cijfers uit andere GGD-regio’s. Er is gebruik gemaakt van resultaten van GGD-regio’s die de afgelopen jaren onderzoek hebben gedaan. Bovendien moet de vraag overeenkomen en als zodanig gepresenteerd zijn. Indien we voldoende gegevens hebben aangetroffen in de rapportages van de onderzoeken waarmee vergeleken wordt, zijn verschillen tussen andere onderzoeken en het huidige onderzoek getoetst met de Chi-kwadraat toets. Om veranderingen in de tijd te kunnen waarnemen zijn, waar mogelijk, verschillen tussen de onderzoeken in 2001 en 1993 en het huidige onderzoek getoetst middels de Chi-kwadraat toets. In bijlage 6 staan de prevalenties naar regio voor de diverse onderwerpen. 2.4.1.2 Determinantenanalyse Om gericht beleid te kunnen maken, is het van belang niet alleen zicht te hebben op hoe vaak problematiek voorkomt, maar ook bij wie. In deze rapportage is een risicogroepanalyse gedaan op basis van vier indicatoren: leeftijd, geslacht, etniciteit en opleiding. Om de sociaal-economische status (SES) van een persoon te bepalen, kan gebruik gemaakt worden van een drietal indicatoren: hoogte van het inkomen, beroepsniveau en opleidingsniveau. Deze drie indicatoren blijken vaak geassocieerd te zijn met verschillen in gezondheid en wel zo, dat in het algemeen de frequentie van gezondheidsproblemen lager is naarmate het opleidingsniveau, het beroepsniveau of het inkomen hoger zijn.18 Het beroepsniveau heeft als nadeel, dat bij vrouwen met een partner veelal het beroepsniveau van hun partner bepalend is voor hun gezondheidstoestand. Om goed gebruik te kunnen maken van de indicator inkomen dient het inkomen van het huishouden waartoe men behoort gewogen te worden naar de grootte van het huishouden. Het blijkt dat van deze drie indicatoren opleiding het gemakkelijkst te meten is en bovendien een goede voorspeller van gezondheid. Deze indicator is dan ook meegenomen in de determinantenanalyse. Etniciteit is vastgesteld op basis van het geboorteland van de respondent, het geboorteland van de vader en het geboorteland van de moeder. Indien tenminste één ouder niet in Nederland is geboren wordt de etniciteit van de persoon als ‘allochtoon’ gecodeerd. Het is van belang zich te realiseren dat alle respondenten de Nederlandse nationaliteit bezitten, dus dat de allochtonen in de gezondheidsenquête een zeer selectieve groep betreft. In de analyses naar etniciteit zijn de niet-westerse allochtonen afgezet tegen de autochtonen. De determinantenanalyse (relatie tussen leeftijd, geslacht, etniciteit of SES en de gezondheidstoestand) is eerst univariaat (samenhang tussen één determinant en bijvoorbeeld ziekte) gedaan middels een Chi-kwadraat test. Indien er een significant resultaat werd gevonden, is een analyse uitgevoerd waarin gecorrigeerd is voor de variabelen die univariaat significant bleken te zijn (multivariate analyse). Dit betekent dat de samenhang van meerdere determinanten met een indicator van de gezondheidstoestand bekeken wordt. Logistische regressie is zo’n multivariate analysemethode.
12
RESPONS
3
Respons
Dit hoofdstuk beschrijft de respons op de enquête. Het hoofdstuk gaat in op de mate van selectieve respons en de methode van weging die in dat kader is toegepast. Bovendien worden de resultaten van het uitgevoerde non-responsonderzoek in dit hoofdstuk besproken.
3.1
Respons
Op 6 september 2005 zijn 9350 vragenlijsten verstuurd naar de inwoners van ZaanstreekWaterland. Uiteindelijk zijn 5284 ingevulde vragenlijsten retour ontvangen. De totale respons is 56,5%. Dit percentage verschilt per gemeente. Uit tabel 3.1 blijkt dat de respons in Purmerend, Zeevang en Zaanstad iets lager is. Een lage respons in de gemeente Zeevang heeft te maken met het niet-sturen van herinneringsbrieven. De gemeente Zeevang heeft tijdens het onderzoek aangegeven de voorkeur te geven aan uitspraken op stads/ plattelandsniveau. De respons bleek uiteindelijk toch voldoende om op gemeenteniveau uitspraken te doen. Tabel 3.1
Respons op basis van teruggestuurde vragenlijsten
Aantal aangeschreven personen
Aantal respondenten
Aantal Weigeraars
Aantal loss to follow-up2
Respons Percentage
Zeevang
600
314
5
8
52,3
Landsmeer
600
338
21
9
56,3
Beemster
600
402
16
9
67,0
1200
702
33
17
58,5
Waterland
600
389
8
9
64,8
Wormerland
600
356
14
14
59,3
Oostzaan
600
354
17
5
59,0
Zaanstad
3950
2035
118
110
51,5
Purmerend
600
292
20
18
48,6
Regio Z-W
9350
252
199
56,5
Edam-Volendam
52841
1 De som in deze kolom is niet gelijk aan dit cijfer, gezien het feit dat niet alle personen tot op de gemeente terug te herleiden zijn (102 personen). 2 Redenen voor loss to follow up zijn onder andere verhuizing, overlijden, vakantie. Dit is bekend uit telefonische reacties of teruggekomen enquêtes.
De totale respons (56,5%) is hoger dan de respons op de gezondheidsenquête 2001 (51,8%). De oorzaak voor een hogere respons, vergeleken met 2001, is waarschijnlijk de extra derde mailing die is uitgevoerd. Uit figuur 3.1 blijkt dat met deze mailing 1088 personen zijn bereikt.
13
RESPONS
6000 4832 *
aantal personen
5000 4000 3000
3028
2000 716
1000
1088
0 Mailing 1
Figuur 3.1
Mailing 2
Mailing 3
Totaal
Respons na eerste, tweede en derde mailing*
In het non-responsonderzoek wordt verder ingegaan op de redenen van niet-responderen. Er is nog steeds een tendens dat mensen minder participeren in onderzoek. In dit onderzoek is naast deze algemene tendens een andere factor die de respons beïnvloed kan hebben. Bij de steekproeftrekking is namelijk, voor vrouwen ouder dan 30 jaar, gebruik gemaakt van een adressenbestand dat, zo bleek later, niet geheel bijgewerkt was.
3.2
Representativiteit
In 2001 hebben vrouwen vaker gerespondeerd dan mannen. Bij de mannen bleek de jongste leeftijdsgroep, 18-25 jaar, minder te responderen. Ook in het huidig onderzoek, in 2005, is de respons onder vrouwen hoger dan onder mannen. In dit onderzoek is 54,6% vrouw en 45,4% man ten opzichte van 50,2% respectievelijk 49,8% in de regio Zaanstreek-Waterland (zie figuur 3.2).
60 50 40 Zaanstreek-Waterland
% 30
Respondenten
20 10 0 mannen Figuur 3.2
vrouwen
Percentage mannen en vrouwen in de regio Zaanstreek-Waterland en onder de respondenten van de enquête
Daarnaast zijn er verschillen naar leeftijd waargenomen, zie figuur 3.3 en 3.4.
* Deze respons is gebaseerd op de teruggestuurde antwoordkaartjes en komt niet overeen met het aantal teruggestuurde vragenlijsten (5284)
14
RESPONS
Mannen 40 35 30 25
Zaanstreek-Waterland
% 20 15
Respondenten
10 5 0 18 t/m 24 jaar Figuur 3.3
25 t/m 39 jaar
40 t/m 54 jaar
55 t/m 69 jaar
Leeftijdsverdeling in de regio en onder de respondenten voor mannen
Vrouwen 40 35 30 25 % 20
Zaanstreek-Waterland Respondenten
15 10 5 0 18 t/m 24 jaar
Figuur 3.4
25 t/m 39 jaar
40 t/m 54 jaar
55 t/m 69 jaar
Leeftijdsverdeling in de regio en onder de respondenten voor vrouwen
In figuur 3.3 valt op dat, met name bij de mannen, de leeftijdsgroepen 18 tot en met 24 jaar en 25 tot en met 39 jaar minder responderen. Inwoners van Zaanstreek-Waterland in de leeftijdsgroep van 55 tot en met 69 jaar responderen meer. Opvallend is dat vergeleken met 2001 een sterke daling zichtbaar is in de respons onder 25 tot en met 39 jarigen.3
3.3
Weging
Uit paragraaf 3.1 en 3.2 blijkt dat er een verschil in respons is tussen gemeenten maar ook naar leeftijd en geslacht. Deze selectieve respons versterkt de noodzaak tot weging. Weging betekent dat een categorie respondenten in de analyses meetelt naar de mate waarin deze categorie in de totale populatie is vertegenwoordigd. Er wordt hierbij gebruik gemaakt van een weegfactor. Sommige respondenten tellen zwaarder mee (weegfactor>1) dan anderen (weegfactor<1). Bijvoorbeeld: mannen in de leeftijd van 18 t/m 39 jaar zullen zwaarder meetellen omdat zij ondervertegenwoordigd zijn in de respondentengroep. Een andere belangrijke reden om te wegen is het feit dat de onderzoekspopulatie bij voorbaat niet representatief is voor de regio. Er zijn in elke gemeente of geografisch gebied 600 personen in de steekproef opgenomen, ongeacht de grootte van de gemeente. Dit betekent dat kleinere gemeenten oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. Om van de regio een representatief beeld te geven worden de gegevens door middel van weging gecorrigeerd.
15
RESPONS
Er is in dit onderzoek dan ook gewogen naar geslacht, leeftijd en gemeenten (of geografische gebied). In het hoofdstuk resultaten worden alleen de gewogen prevalenties gepresenteerd, tenzij er expliciet vermeld wordt dat het om ongewogen data gaat. 3.4 Achtergrondkenmerken In deze paragraaf worden de achtergrondkenmerken van de onderzoekspopulatie beschreven. Dit zal voor zowel de onderzoekspopulatie als voor de regio ZaanstreekWaterland worden gepresenteerd. Het regiopercentage wordt weergegeven door een gewogen prevalentie. Er is gewogen naar leeftijd, geslacht en geografisch gebied. 3.4.1 Opleidingsniveau Tabel 3.2 beschrijft het opleidingsniveau in de steekproef, apart voor mannen en vrouwen. In de tabel wordt het ongewogen als het gewogen percentage weergegeven. Tabel 3.2 Opleidingsniveau naar geslacht
Mannen Respondenten %
Vrouwen
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Totaal
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Geen opleiding
1,9
1,8
2,4
2,3
2,2
2,1
Lager onderwijs (basisschool, speciaal basisonderwijs)
7,1
5,7
5,9
5,3
6,5
5,6
Lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals LTS, LEAO, LHNO, VMBO)
21,8
19,4
18,2
18,5
19,9
19,0
Middelbaar algemeen voortgezetonderwijs (zoals MAVO, MULO, MBO-kort, VMBO-t)
13,6
13,8
23,1
21,4
18,9
17,7
Middelbaar beroepsonderwijs en beroepsbegeleidendonderwijs (zoals MBO-lang, MTS, MEAO, BOL, BBL)
22,4
24,1
18,4
20,4
20,2
22,2
Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (zoals HAVO,VWO,HBS, MMS)
6,7
6,9
11,4
12,4
9,2
9,6
Hoger beroepsonderwijs (zoals HBO, HTS, HEAO, HBOV)
18,4
18,5
15,1
14,3
16,4
16,2
Wetenschappelijk onderwijs (universiteit)
6,7
8,9
4,1
3,8
5,2
6,3
Anders
1,4
0,9
1,5
1,7
1,4
1,3
Voor mannen is de meest voorkomende opleiding het middelbaar beroepsonderwijs, voor vrouwen is dit het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs. Mannen zijn dus iets hoger opgeleid dan de vrouwen.
3.4.2 Inkomen en bezuinigen In onderstaande tabel wordt het netto maandinkomen gepresenteerd, zowel van de ondervraagde mannen als van de ondervraagde vrouwen.
16
RESPONS
Tabel 3.3 Het netto maandinkomen van het huishouden naar geslacht
Mannen Respondenten %
Vrouwen
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Totaal
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
< € 850,-
4,2
4,9
7,3
8,5
5,8
6,7
€ 851,- tot en met € 1150,-
7,3
6,8
12,2
12,7
9,9
9,6
€ 1151,- tot en met € 1750,-
30,1
31,5
25,5
22,9
27,7
27,4
€ 1751,- tot en met € 3050,-
38,1
37,7
37,3
39,0
37,6
38,3
€ 3051,- tot en met € 3500,-
8,4
7,2
8,1
8,9
8,2
8,0
11,8
12,0
9,7
8,0
10,7
10,0
€ 3501,- of meer
Ongeveer 15% van de respondenten wilde deze vraag niet beantwoorden. Het merendeel van de respondenten heeft een netto maandinkomen tussen de € 1.151,- en € 3.050,-. Ook is gevraagd of men het afgelopen jaar moeite heeft gehad om rond te komen van het netto maandinkomen van het huishouden. Uit de gegevens blijkt dat in totaal 30,4% moeite heeft om rond te komen (zie tabel 3.4). Tabel 3.4 Kan rondkomen van het netto maandinkomen van het huishouden naar geslacht
Totaal Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Nee, geen enkele moeite
31,2
30,0
Nee, geen moeite, maar ik moet wel opletten op mijn uitgaven
39,4
39,6
Ja, enige moeite
22,4
23,0
Ja, grote moeite
6,9
7,4
Vrouwen blijken meer moeite te hebben om van het inkomen van het huishouden rond te komen. Tevens zijn 25-54 jarigen, allochtonen en mensen met een laag en midden 1 opleidingsniveau risicogroepen. Risicogebieden zijn: - Gemeente Zaanstad - Zaandam Zuid - Poelenburg - Pelders- en Hoornseveld - Rosmolenwijk - Kogerveldwijk Uit de gegevens blijkt dat 67,2% bezuinigt als gevolg van onvoldoende inkomen. Er wordt het meest bezuinigd op uitgaan: 42% bezuinigt op dit terrein (zie tabel 3.5). Tabel 3.5
Top 5 van terreinen waarop men bezuinigt
Zaanstreek-Waterland 1
Uitgaan
2
Kleding
3
Krant of andere abonnementen
4
Vakantie
5
Vrije tijdsbesteding (sport, hobby’s en dergelijke)
17
RESPONS
Vooral vrouwen, 18-39 jarigen, allochtonen en mensen met een laag en midden 1 opleidingsniveau bezuinigen. In de gemeente Zaanstad en dan vooral de wijken Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld, Rosmolenwijk en Kogerveldwijk wordt het meest vaak bezuinigd.
3.4.3 Etniciteit en bevolkingsgroep Voor de bepaling van de etniciteit is de definitie van het CBS gehanteerd: iemand is allochtoon als tenminste één ouder in het buitenland is geboren. In het rapport worden alleen de niet-westerse allochtonen als allochtoon gerekend. In de onderzochte populatie is 5,5% allochtoon. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de etniciteit in de respondentenpopulatie, zowel ongewogen als gewogen. Tabel 3.6 Etniciteit naar geslacht
Mannen
Vrouwen
Totaal
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Nederlands
89,5
89,8
90,2
89,6
89,8
89,7
Surinaams
1,6
1,9
1,7
1,2
1,6
1,6
Antilliaans/Arubaans
0,2
0,4
0,2
0,2
0,2
0,3
Turks
2,8
2,8
2,2
1,7
2,5
2,3
Marokkaans
0,4
0,3
0,4
0,6
0,4
0,4
Overig Westers
4,7
4,3
4,9
6,0
4,8
5,1
Overig niet-westers
0,8
0,5
0,5
0,7
0,6
0,6
Het merendeel van de onderzochte populatie is van Nederlandse afkomst. Ongeveer 5% is van overig westerse afkomst en 2,3% van Turkse afkomst. Hoewel 89,7% van de respondenten van Nederlandse afkomst is, rekent 97,5% zich tot de Nederlandse bevolkingsgroep. Van de respondenten zegt 1,2% van Turkse afkomst te zijn en 0,6% van Surinaamse afkomst.
3.4.4 Burgerlijke staat Het grootste deel van de 18-70 jarigen is gehuwd, zie tabel 3.7. Tabel 3.7 Burgerlijke staat naar geslacht
Mannen
18
Vrouwen
Totaal
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Gehuwd
66,2
57,0
63,8
59,7
64,9
58,4
Samenwonend
11,7
13,9
13,0
15,8
12,4
14,9
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
15,0
21,4
12,5
16,6
13,6
19,0
Gescheiden, gescheiden levend
5,4
6,4
6,2
4,7
5,8
5,5
Weduwe/weduwnaar
1,7
1,4
4,6
3,1
3,3
2,2
RESPONS
3.4.5 Samenstelling huishouden Veel respondenten wonen in een 2- of meer-persoonshuishouden (zie tabel 3.8). Tabel 3.8 Huishoudsamenstelling naar geslacht: 1- of meerspersoonshuishouden
Mannen
Vrouwen
Totaal
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
1-persoonshuishouden
12,7
14,6
12,4
12,1
12,5
13,3
2- of meerpersoonshuishouden
87,3
85,4
87,6
87,9
87,5
86,7
Ongeveer 4% van de ondervraagden woont in een 1-oudergezin (zie tabel 3.9) Tabel 3.9 Huishoudsamenstelling naar geslacht: 1-oudergezin of andere samenstelling
Mannen Respondenten % 1-oudergezin Overige samenstellingen
Vrouwen
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Totaal
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
2,4
2,4
6,1
6,2
4,4
4,3
97,6
97,6
93,9
93,8
95,6
95,7
Het percentage huishoudens met kinderen en zonder kinderen is evenredig verdeeld in de onderzochte populatie (zie tabel 3.10) Tabel 3.10 Huishoudsamenstelling naar geslacht: huishoudens zonder en met thuiswonende kinderen
Mannen
Vrouwen
Totaal
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Respondenten %
Gewogen prevalentie %
Huishoudens zonder thuiswonende kinderen
55,3
53,6
52,6
47,2
53,8
50,4
Huishoudens met thuiswonende kinderen
44,7
46,4
47,4
52,8
46,2
49,6
3.5
Non-respondenten
3.5.1 Opzet non-responsonderzoek De respons op de gezondheidsenquête is 56,5%. In Nederland is een respons van 50% bij een onderzoek geen uitzondering. De 50% die meedoet vergt veel meer inspanning dan voorheen, iets dat de dataverzameling moeizaam, traag en duur maakt. Aan de andere helft van de steekproef (de niet-respondenten) wordt daarnaast wel veel tijd en geld besteed, terwijl dit niet resulteert in een ingevulde vragenlijst. Een probleem is ook dat de responsgeneigdheid niet bij alle groepen in de Nederlandse samenleving even groot is. Het grootste probleem treedt op als non-respons samenhangt met het onderwerp van het onderzoek en als de samenhang niet direct het gevolg is van kenmerken waarvoor gewogen kan worden.19 Selectieve respons kan de resultaten vertekenen en kan resulteren in een onder- of overschatting van de problematiek. Om inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten van de gezondheidsenquête is onderzoek naar selectieve respons van belang. Na het sluiten van de inzendingtermijn op 31 oktober 2005 is onder de niet-respondenten een non-respons onderzoek uitgevoerd. Van de geselecteerde personen die geen vragenlijst
19
RESPONS
(antwoordkaartje) terug hebben gestuurd zijn 224 mensen gebeld (5,5% van de nietrespondenten) met de vraag of zij wel mee wilden werken aan kort telefonisch onderzoek. Deze personen zijn random geselecteerd, op dezelfde wijze als ook de algemene steekproef is geselecteerd (naar regio en leeftijd). Het non-respons onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een vragenlijst, met vragen over de reden van het niet mee willen werken aan de gezondheidsenquête en met enkele gezondheidsvragen. De vragenlijst die is gebruikt bij de afname van dit telefonische onderzoek staat vermeld in bijlage 5. Personen zijn zowel overdag als ’s avonds gebeld, er is maximaal drie keer geprobeerd contact te leggen met de betreffende persoon. De analyses zijn uitgevoerd in SPSS versie 12.0. Verschillen zijn getoetst met behulp van de chi-kwadraat toets.
3.5.2 Respons op het non-responsonderzoek Hoe is de respons op dit onderzoek geweest? In het telefonische gesprek hebben 21 mensen aangegeven de enquête wel te hebben ingevuld. Dit is mogelijk omdat de respondenten van de gezondheidsenquête de mogelijkheid is geboden de vragenlijst en het antwoordkaartje los van elkaar terug te sturen. Het is mogelijk dat zij geen antwoordkaartje, maar wel een vragenlijst hebben teruggestuurd. De steekproef voor het non-responsonderzoek is gehaald uit het administratiebestand waarin de antwoordkaartjes verwerkt zijn. Van de overgebleven 203 personen is bij 45,3% is een non-responsvragenlijst afgenomen (zie tabel 3.11). Tabel 3.11 Respons op het non-responsonderzoek Aantal Volledig afgenomen non-respons vragenlijst
%
92
45,3
Niet bereikt
71
34,9
Weigeren
16
7,9
Onjuist tel nummer
9
4,4
Woont niet op het adres
7
3,4
Persoon kan ons niet te woord staan
5
2,5
Partner vulde gezondheidsenquête in Totaal Heeft de gezondheidsenquête wel ingevuld
3 203
1,5 100
21
De redenen dat sommige respondenten de medewerker van de GGD niet te woord konden staan zijn bijvoorbeeld verblijf in het buitenland is, een handicap of een taalgebrek. Een aantal personen (16) weigerde mee te werken aan het non-responsonderzoek. Van deze mensen is wel bekend waarom ze de gezondheidsenquête niet in wilden vullen. De meeste personen die gebeld zijn voor het non-responsonderzoek, hadden geen zin of geen tijd om een gezondheidsenquête in te vullen. Ongeveer 16% heeft de enquête over het hoofd gezien, 11% vindt de gezondheidsenquête te persoonlijk (zie figuur 3.5).
20
INLEIDING
>\\eq`e >\\ek`a[ 8e[\ij Fm\i_\k_ff][^\q`\e K\g\ijffec`ab >\\eY\_f\]k\XXe&[f\l`kgi`eZ`g\e`\kd\\ K\m\\cmiX^\e MXbXek`\ KXXcgifYc\\d Q`\b '
,
(' (, )'
), *' *,
+' +,
Figuur 3.5 Reden om niet mee te doen aan de gezondheidsenquête (N=108)
Schriftelijk of via internet? In het non-responsonderzoek is gevraagd: “Als u mee zou doen, zou u dan liever schriftelijk of via internet een vragenlijst invullen?” De helft van de deelnemers zou liever schriftelijk een vragenlijst invullen. Ongeveer 30% vult een vragenlijst bij voorkeur via internet in en nog eens 18% zou graag beide mogelijkheden hebben. De telefonisch beantwoorde gezondheidsvragen zijn vergeleken met de antwoorden van de respondenten om een indruk te krijgen of de non-respondenten verschillen van de respondenten ten aanzien van gezondheid. Dit geeft een beeld van de betrouwbaarheid van de resultaten van de gezondheidsenquête.
3.5.3 Achtergrondkenmerken non-responsonderzoek De resultaten die hieronder beschreven worden zijn gebaseerd op de 92 personen die hebben meegewerkt aan het non-responsonderzoek. In onderstaande tabel staat weergegeven hoeveel vragenlijsten er per gemeente zijn afgenomen.
21
RESPONS
Tabel 3.12 Aantal ondervraagde non-respondenten naar gemeente
Aantal aangeschreven personen
Aantal nonrespondenten
Aantal afgenomen non-respons vragenlijsten
Percentage afgenomen non-respons vragenlijsten
Zeevang
600
286
8
2,8
Landsmeer
600
262
9
3,4
Beemster
600
198
6
3,0
Edam-Volendam
1200
498
16
3,2
Waterland
600
211
6
2,8
Wormerland
600
244
6
2,5
Oostzaan
600
246
5
2,0
Zaanstad
3950
1915
29
1,5
Purmerend
600
308
7
2,3
Regio Z-W
9350
4168
92
2,2
Van de 92 personen, is 42,2% vrouw en 57,6% man. Uit figuur 3.6 blijkt dat de verhouding mannen en vrouwen in het non-responsonderzoek representatief is voor de totale groep nonrespondenten. 70 60 50 %
Non-respondenten
40
Non-respons oz
30 20 10 0 man
Figuur 3.6
vrouw
Percentage mannen en vrouwen in de regio, onder de non-respondenten (N=4528) en de deelnemers aan het non-responsonderzoek (N=92).
Ook is gekeken naar de leeftijd van de deelnemers aan het non-responsonderzoek (N=92) en de non-respondenten (N=4528). Uit figuur 3.7 blijkt dat de leeftijd van de deelnemers aan het non-responsonderzoek representatief is voor de non-respondenten. 40 35 30 25
Non-respondenten
% 20
Non-respons oz
15 10 5 0 18 t/m 24 jaar Figuur 3.7
22
25 t/m 39 jaar
40 t/m 54 jaar
55 t/m 69 jaar
Percentage non-respondenten en deelnemers aan het non-responsonderzoek naar leeftijd.
RESPONS
De leeftijds- en geslachtsverdeling van de respondenten van het non-responsonderzoek zijn dus representatief voor de non-respondenten van de gezondheidsenquête.
3.5.4 Resultaten non-responsonderzoek In deze paragraaf worden de resultaten op de gezondheidsvragen van de respondenten vergeleken met de gebelde non-respondenten. In figuur 3.8 worden de resultaten van het non-responsonderzoek weergegeven.
('' 0'
I\jgfe[\ek\e Efe$i\jgfejfe[\iqf\b
!
/' .' -'
,' +' *' )' ('
Figuur 3.8
Mf\ckq`Z_jeXZ_kjfem\`c`^
Mf\ckq`Z_fm\i[X^fem\`c`^
8]^\cfg\e)de[ZfekXZk^\_X[ d\k[\_l`jXikj
?XXcke`\k[\efidY\n\^\e
Jl`b\iq`\bk\
Ifb\e
8cZf_fc[i`eb\eX]^\cfg\eaXXi
'
Resultaten non-responsonderzoek
* Percentage van de respondenten verschilt significant van het percentage van de non-respondenten
Als eerste is gevraagd naar de ervaren gezondheid. De respondenten en non-respondenten van de gezondheidsenquête ervaren hun gezondheid even vaak als matig tot slecht. Ook het alcoholgebruik in de afgelopen 12 maanden onder respondenten van de gezondheidsenquête en onder de deelnemers aan het non-responsonderzoek is vergelijkbaar. Roken komt niet significant meer voor bij de non-respondenten vergeleken met respondenten: 35,9% van de non-respondenten ten opzichte van 27,0% van de respondenten rookt. Als in beide populaties wordt gekeken naar het percentage mensen dat suikerziekte heeft, blijkt dat bij 3,6% van de respondenten suikerziekte is vastgesteld ten opzichte van 2,2% van de non-respondenten (geen significant verschil). Respondenten en non-respondenten verschillen wel ten aanzien van bewegen. De nonrespondenten bewegen meer: 53,3% haalt de norm voor gezond bewegen ten opzichte van 26,6% van de respondenten. Van de respondenten heeft 34,9% de afgelopen twee maanden de huisarts bezocht. De nonrespondenten en de respondenten in het onderzoek zijn even vaak naar de huisarts geweest: 37% van de non-respondenten heeft de afgelopen twee maanden de huisarts bezocht.
23
RESPONS
Gevoelens van onveiligheid komen ’s nachts in beide groepen evenveel voor (bij 14,3% van de respondenten en bij 15,2% van de non-respondenten). De groepen voelen zich even vaak overdag onveilig (respondenten: 6,2%; non-respondenten: 9,8%).
3.5.5 Conclusie non-responsonderzoek De deelnemers aan het non-respons onderzoek zijn wat betreft geslacht en leeftijd representatief voor de non-respondenten. Uit de resultaten blijkt dat respondenten en non-respondenten nauwelijks van elkaar verschillen op het gebied van gezondheid, leefstijl, zorg en veiligheid. Een uitzondering is bewegen: non-respondenten bewegen meer. Een verklaring voor het verschil in bewegen kan zijn dat de vraag naar bewegen als onduidelijk werd ervaren. Door het feit dat in het non-responsonderzoek de respondenten telefonisch werden geënquêteerd werd tijdens dit onderzoek de vraag verduidelijkt, terwijl dit bij het invullen van de schriftelijke vragenlijst vanzelfsprekend niet gebeurd is. Op basis van dit deelonderzoek wordt geconcludeerd dat de resultaten van de gezondheidsenquête maar in beperkte mate vertekend zullen zijn door selectieve respons.
24
GEZONDHEID
RESULTATEN - GEZONDHEID
4
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de gezondheidsenquête besproken. Als eerste wordt ingegaan op de gezondheid, zowel lichamelijk als psychisch. Daarna wordt ingegaan op leefstijl zoals roken, alcoholgebruik, bewegen en voeding. Hoofdstuk 4.3 wordt de fysieke omgeving beschreven, hieronder valt bijvoorbeeld binnenmilieuklachten en ventilatiegedrag. Tenslotte wordt ingegaan op het zorggebruik, mantelzorg en de tevredenheid ten aanzien van zorg. Elk hoofdstuk gaat per thema in op de risicogroepen en risicogebieden (zie bijlage 6: tabel 6.1.1 – 6.4.8 voor prevalenties naar gemeente).
4.1 Gezondheid Dit hoofdstuk schetst een beeld van de gezondheid van de inwoners van ZaanstreekWaterland. Gezondheid is een breed begrip. Dit kan zowel lichamelijke als psychische gezondheid zijn, maar ook de ervaren gezondheid valt hieronder.
4.1.1 Ervaren gezondheid De ervaren gezondheid weerspiegelt het eigen oordeel over de gezondheid. Ervaren gezondheid is een samenvattende gezondheidsmaat voor alle gezondheidsaspecten die voor de persoon in kwestie van belang zijn. Er zijn weinig maten die zo voorspellend zijn voor sterfte als ervaren gezondheid.20 In Nederland oordelen gescheiden vrouwen het meest negatief over hun gezondheid en gehuwden en samenwonenden het meest positief.21 In de regio Zaanstreek-Waterland ervaart 13,3% de gezondheid als matig of slecht.
BEEM STER ZEEVANG
W O RM ER LAN D
ZAAN STAD
O O STZAAN
PU RM ER END
M AR K ER M EER ED AM -VO LEN DAM
W ATERLAND
LAND SM EER
0
5
10
kilom eters G ezondheidsenquête 2005
Figuur 4.1
M atig/slechte ervaren gezondheid Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W
Matig of slechte ervaren gezondheid naar gemeenten
In de gemeenten Beemster, Wormerland, Zeevang en in Edam is men meer tevreden over de eigen gezondheid ten opzichte van de regio Zaanstreek-Waterland (zie figuur 4.1 en bijlage 6: tabel 6.1.1). In de Zaanse wijken Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld en Rosmolenwijk ervaart men de gezondheid vaker als matig tot slecht (zie figuur 4.2).
25
RESULTATEN - GEZONDHEID
Assendelft Kogerveldwijk Rosmolenwijk Pelders- en Hoornseveld Poelenburg Zaandam-Zuid
0
2,5
5
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Figuur 4.2
Matig/slechte ervaren gezondheid Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W Niet weergegeven
Matige of slechte ervaren gezondheid naar wijk in Zaanstad
Groepen die vaker een negatief oordeel over de eigen gezondheid hebben zijn: - 55-69 jarigen - allochtonen - mensen met een laag of midden 1 opleidingsniveau. Het percentage personen dat de gezondheid vaker matig tot slecht beoordeelt, is niet significant gestegen vergeleken met 2001 (12,2%).3 Het percentage mensen in deze regio dat de gezondheid als matig of slecht ervaart (13,3%) is hoger vergeleken met de regio Eemland (11%), maar gelijk aan de regio Gooi- en Vechtstreek (14%).22,23 Tevens is respondenten gevraagd de gezondheid te beoordelen met een rapportcijfer. In de regio blijkt 7,3% de eigen gezondheid een onvoldoende te geven. Het gemiddelde rapportcijfer voor de eigen gezondheid is een 7,6. Inwoners in Landsmeer, Zeevang, Oostzaan en Beemster geven vaker een voldoende voor hun gezondheid. Ook op deze vraag blijkt men in Pelders- en Hoornseveld de gezondheid slechter te beoordelen vergeleken met de regio, maar ook Rosmolenwijk, Poelenburg zijn risicogebieden (zie bijlage 6: tabel 6.1.2). Risicogroepen zijn: 55-69 jarigen, allochtonen en mensen met een laag opleidingsniveau. In 2001 was het rapportcijfer een 7,7.3 Het rapportcijfers is dus gelijk gebleven in de afgelopen vier jaar.
4.1.2 Lichamelijke gezondheid 4.1.2.1 Aandoeningen Ziektelast wordt uitgedrukt in DALY’s, dit is het aantal gezonde levensjaren dat een populatie verliest door ziekten. Hiermee kunnen ziekten worden vergeleken als het gaat om hun invloed op de volksgezondheid. In Nederland veroorzaken hart- en vaatziekten, kanker en psychische aandoeningen de meeste ziektelast. Dit komt enerzijds doordat hart- en vaatziekten en kanker de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte zijn. Anderzijds lijden veel mensen aan psychische stoornissen.24
26
RESULTATEN - GEZONDHEID
In het kader van preventie is het van belang om inzicht te krijgen in de risicofactoren die bij het ontstaan van deze ziekten of aandoeningen meespelen. In bijlage 7 zijn de risicofactoren van verschillende aandoeningen of ziekten beschreven. In de enquête gaat het om aandoeningen van het afgelopen jaar, die vastgesteld zijn door een arts. In de regio Zaanstreek-Waterland komt hoge bloeddruk het meest voor (10%). Ook komen ernstige rugaandoeningen en gewrichtsslijtage vaak voor (zie tabel 4.1 en tabel 4.2). In bijlage 6: tabel 6.1.3 wordt de top-10 van ziekten in de regio weergegeven. In onderstaande tabel wordt de top 10 van ziekten weergegeven voor mannen en vrouwen. Suikerziekte komt bij vrouwen niet voor in de top-10, bij mannen staat dit op de 6de plaats. Tabel 4.1 Top-10 van ziekten voor inwoners van de regio Zaanstreek-Waterland
Zaanstreek-Waterland Mannen
Zaanstreek-Waterland Vrouwen
1
Ernstige rugaandoening
Hoge bloeddruk
2
Hoge bloeddruk
Gewrichtsslijtage van heupen of knieën
3
Gewrichtsslijtage van heupen of knieën
Ernstige aandoening van nek of schouder
4
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
5
Ernstige aandoening van nek of schouder
Ernstige rugaandoening
6
Diabetes mellitus/suikerziekte
Migraine
7
Psychische aandoening
Ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
8
Ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
Psychische aandoening
9
Migraine
Chronisch eczeem
Chronisch eczeem
Chronische gewrichtsontsteking
10
Vergeleken met 2001 komen er in de regio vaker psychische aandoeningen, suikerziekte, beroerte en kanker voor.3 Ernstige rugaandoeningen, migraine en gewrichtsontstekingen komen minder vaak voor, hoewel gewrichtsontstekingen in 2001 op een net iets andere wijze is nagevraagd, namelijk gewrichtsontsteking van handen en voeten en in 2005 is gevraagd naar chronische gewrichtsontsteking.
27
RESULTATEN - GEZONDHEID
Tabel 4.2 Ziekten en aandoeningen in het afgelopen jaar op volgorde van de meest voorkomende aandoeningen vastgesteld door een arts naar onderzoeksjaar
2005 (vastgesteld en niet vastgesteld door een arts) %
2005 (vastgesteld door een arts) %
Hoge bloeddruk
12,2
Ernstige rugaandoening
12,5
9,2 *
Gewrichtsslijtage van heupen of knieën
12,2
9,1
9,8
Ernstige aandoening van nek of schouder
11,8
7,3
-
8,0
7,1
7,7 ∞
5,3 *
9,0
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD Migraine
17,0
10,3
2001 (vastgesteld door een arts) %
Ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
8,1
5,2
Psychische aandoening
4,9
4,6 *
Chronisch eczeem
5,2
3,8
9,7 11,3
1,9 -
Diabetes mellitus/suikerziekte
3,2
3,4 *
1,6
Ernstige darmstoornis
3,0
2,5
2,8
Chronische gewrichtsontsteking
4,0
2,2 *
5,6 ∞
Een vorm van kanker
2,2
2,0 *
0,9
Psoriasis
2,0
1,7
-
Onvrijwillig urineverlies
5,3
1,5
-
Vernauwing van de bloedvaten in de buik of benen
1,8
1,3
-
Andere ernstige hartaandoening
1,4
1,2
-
Hartinfarct
1,3
1,1
-
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA
1,1
1,0 *
0,5
∞ Vraag in 2001 is niet helemaal gelijk aan de vraag in 2005 - Deze aandoening is niet nagevraagd in 2001 * Significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2001
Als wordt gekeken naar het hebben van minimaal één chronische aandoening blijkt dit voor 41% van de respondenten te gelden. In Pelders- en Hoornseveld komen vaker chronische aandoeningen voor, in Assendelft juist minder vaak (zie bijlage 6: tabel 6.1.4). Het percentage mensen met een aandoening neemt toe met de leeftijd (zie figuur 4.3). Bovendien hebben vrouwen vaker een chronische aandoening. Etniciteit hangt niet samen met het hebben van een chronische aandoening, in tegenstelling tot opleiding. Mensen met een lage opleiding en een opleiding van midden 1 niveau hebben 1,5 keer zo vaak een chronische aandoening.
28
RESULTATEN - GEZONDHEID
70
60,0
60 45,6
50 %
40 30 20
28,0 19,8
10 0 18-24 jaar Figuur 4.3
25-39 jaar
40-54 jaar
55-69 jaar
Percentage respondenten met minimaal één chronische aandoening naar leeftijd
Als het percentage mensen met een bepaalde ziekte wordt vergeleken met de regio ZuidHolland Zuid, blijkt dat hoge bloeddruk, migraine, gewrichtsslijtage aan heupen of knieën, chronische gewrichtsontsteking, onvrijwillig urineverlies, vernauwing van de vaten en hartaandoeningen minder vaak voorkomen in Zaanstreek-Waterland.25 Astma en eczeem komen in de regio Zaanstreek-Wateland vaker voor vergeleken met de regio Zuid-Holland Zuid (zie tabel 4.3). Tabel 4.3 Prevalentie van chronische aandoeningen voor de regio Zaanstreek-Waterland en de regio Zuid Holland Zuid
ZaanstreekWaterland (vastgesteld door een arts) % Hoge bloeddruk Ernstige rugaandoening
10,3 9,2 *
GGD ZuidHolland Zuid (vastgesteld door een arts) % 13,1 * 8,6
Gewrichtsslijtage van heupen of knieën
9,1
11,4 *
Ernstige aandoening van nek of schouder
7,3
7,8
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
7,1
5,6 *
Migraine
5,3 *
7,0 *
Ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
5,2
5,6
Psychische aandoening
4,6 *
-
Chronisch eczeem
3,8
3,0 *
Diabetes mellitus/suikerziekte
3,4 *
3,6
Ernstige darmstoornis
2,5
2,8
Chronische gewrichtsontsteking
2,2 *
4,1 *
Een vorm van kanker
2,0 *
2,0
Psoriasis
1,7
1,3
Onvrijwillig urineverlies
1,5
3,2 *
Vernauwing van de bloedvaten in de buik of benen
1,3
2,3 *
Andere ernstige hartaandoening
1,2
2,0 *
Hartinfarct
1,1
1,1
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA
1,0 *
1,4
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005 - Deze aandoening is niet nagevraagd in de regio Zuid Holland Zuid
29
RESULTATEN - GEZONDHEID
Chronische aandoeningen kunnen de oorzaak zijn van belemmeringen bij de uitvoer van dagelijkse bezigheden. Iets meer dan eenderde voelt zich helemaal niet belemmerd in zijn dagelijkse bezigheden, op school of werk of in zijn vrije tijd (zie figuur 4.4). Ongeveer 17% wordt sterk belemmerd. Omgerekend naar de populatie in Zaanstreek-Waterland betekent dit dat 87425 personen (41%) in deze regio een chronische aandoening hebben. Van deze 87425 personen voelen 55952 mensen zich belemmerd in hun dagelijkse bezigheden.
17% 36% sterk belemmerd licht belemmerd niet belemmerd
47%
Figuur 4.4
Mate van belemmering bij een chronische aandoening
Tweederde van de mensen met een chronische aandoening heeft de afgelopen maand pijn gehad. Bij bijna één op de tien mensen met een chronische aandoening is deze pijn (heel) ernstig (zie tabel 4.4).
Tabel 4.4
Mate van pijn in de afgelopen vier weken bij mensen met een chronische aandoening (N=2041) Pijn bij een chronische aandoening
%
Heel licht
10,5
Licht
23,7
Nogal
23,1
Ernstig
8,0
Heel ernstig
0,8
In de regio Gooi- en Vechtstreek en Eemland rapporteerde men het hebben van minimaal 1 chronische aandoening op basis van 19 aandoeningen (de categorie anders is hierin meegenomen). Als dit ook voor deze regio wordt gedaan blijkt dat 43,9% minimaal 1 chronische aandoening heeft, gebaseerd op 19 aandoeningen. Dit percentage is lager vergeleken met andere regio’s in Nederland (namelijk 48% in de regio Gooi- en Vechtstreek en 56% in de regio Eemland).22,23 4.1.2.2 Letsel, blessure of vergiftiging Er is in de enquête gevraagd naar het aantal keer dat men de afgelopen drie maanden letsel, blessure of vergiftiging heeft opgelopen. Het betreft hier letsels, blessures en vergiftigingen die plotseling zijn ontstaan en die medisch zijn behandeld. In deze regio blijkt 12% van de volwassen bevolking in de afgelopen drie maanden letsel, blessure of vergiftiging te hebben gehad. Bij het merendeel is dit één keer voorgekomen (10%), 1% heeft dit meer dan twee keer opgelopen. In Edam-Volendam en meer specifiek
30
RESULTATEN - GEZONDHEID
in Volendam heeft men de afgelopen drie maanden vaker letsel, blessure of vergiftiging opgelopen (zie bijlage 6: tabel 6.1.5). In tegenstelling tot andere thema’s lopen 18-24 jarigen en mannen een hoger risico. Ook mensen met een laag opleidingsniveau vormen een risicogroep. Letsel, blessure of vergiftiging is vaak ontstaan tijdens het sporten. Bovendien geeft 6,5% aan dat de blessure, de vergiftiging of het letsel op een andere wijze is ontstaan (zie tabel 4.5). Tabel 4.5
Waar is het letsel, de blessure of de vergiftiging ontstaan? Ontstaan van letsel, de blessure of de vergiftiging
%
In het verkeer
0,5
Tijdens het sporten
3,3
Tijdens betaald werk
1,8
Als gevolg van geweld of opzettelijke zelfverwonding
0
Anders
6,5
4.1.2.3 Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) Jaarlijks vinden zo’n 100.000 SOA-consulten bij de huisarts en 50.000 consulten op SOApoli’s en GGD’en plaats. Chlamydia is de meest voorkomende SOA, per jaar zijn er naar schatting 60.000 nieuwe chlamydia infecties, slechts een minderheid wordt gediagnosticeerd. De afgelopen vijf jaar is er een toename in het aantal gevallen van syfilis, HIV en chlamydia. Gonorroe is ongeveer gelijk gebleven. De oorzaak is waarschijnlijk een combinatie van factoren: actiever testbeleid, onbeschermde seks bij homoseksuele mannen, toename van onveilig seksueel gedrag, verbeterde registratie en verhoogde alertheid op SOA.26 In de regio Zaanstreek-Waterland heeft 0,5% van de bevolking het afgelopen jaar een SOA gehad. Het merendeel is hiervoor naar de huisarts geweest (85%). Door de lage prevalenties is het niet mogelijk om risicogroepen en risicogebieden voor dit thema in kaart te brengen. Bijna 2% heeft behoefte aan voorlichting ter voorkoming van een SOA. Dit zijn vooral de jongeren van 18 tot 24 jaar en laag opgeleiden (respectievelijk 3,9% en 3,1% heeft behoefte aan voorlichting).
4.1.3 Psychische gezondheid Mensen met een slechte psychische gezondheid hebben last van psychische klachten of zelfs psychische stoornissen. In deze gezondheidsenquête wordt psychische gezondheid gemeten met verschillende instrumenten, als eerste wordt gekeken naar hoeveel mensen een psychische aandoening hebben. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op het risico op een angst- of depressiestoornis. Vervolgens wordt er gekeken naar het psychisch onwelbevinden. In de laatste paragraaf wordt gekeken naar het percentage mensen die wel eens aan zelfmoord gedacht hebben en daadwerkelijk een zelfmoordpoging hebben gedaan. 4.1.3.1 Een psychische aandoening Psychische aandoeningen (ook wel psychische stoornissen genoemd) zijn te verdelen in drie groepen, namelijk: psychosen, persoonlijkheidsstoornissen en overige niet-psychotische stoornissen. In Nederland komen psychische aandoeningen veel voor. De meest voorkomende aandoeningen zijn depressie- en angststoornissen en problemen met alcohol en drugs. Psychische aandoeningen zorgen voor veel ziektelast en een hoog ziekteverzuim.27 Het percentage mensen met een psychische aandoening is de afgelopen vier jaar in de regio gestegen van 1,9% naar 4,6%.3 Psychische aandoeningen komen in deze regio vaker voor in de wijk Zaandam Zuid en minder vaak in Beemster en Edam-Volendam (zie bijlage 6: tabel 6.1.6). De aandoening komt vaker voor in de leeftijd van 40-54 jaar en bij mensen
31
RESULTATEN - GEZONDHEID
met een laag opleidingsniveau. Bij mannen en bij vrouwen komt even vaak een psychische aandoening voor. 4.1.3.2 Angst en depressie Van de volwassen bevolking krijgt 1 op de 7 ooit depressie.28 In de enquête zijn 10 vragen gesteld waaruit het risico op angststoornis of een depressie berekend kan worden. De score wordt in drie categorieën ingedeeld, namelijk laag tot geen risico op een angststoornis of een depressie, medium risico en hoog risico. Bij de analyse naar risicogroepen en risicogebieden wordt een hoog risico op een angststoornis of een depressie vergeleken met de andere twee categorieën samen. Uit tabel 4.6 blijkt dat bij 34,4% van de inwoners in ZaanstreekWaterland een risico op een angststoornis of een depressie aanwezig is. Bij 5% van de inwoners is er sprake van een hoog risico op een angststoornis of een depressie. Tabel 4.6
Risico op een angststoornis of een depressie Risico op angststoornis of depressie
%
Weinig of geen
65,6
Matig
29,4
Hoog
5,0
In de Zaanse wijken Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld en Rosmolenwijk is het risico op een angststoornis of een depressie hoger vergeleken met het regionaal gemiddelde, terwijl het risico in Wormerland, Oostzaan en Zeevang lager is (zie bijlage 6: tabel 6.1.7). Een hoog risico op een angststoornis of een depressie komt vaker voor bij vrouwen, allochtonen en mensen met een laag opleidingsniveau. Bij laag opgeleiden is het risico het grootst, zij hebben vergeleken met hoog opgeleiden 3,5 keer zoveel kans op een hoog risico op een angststoornis of een depressie. Als wordt vergeleken met de regio Zuid Holland Noord, blijkt dat het percentage met een hoog risico op een angststoornis en depressie overeen te komen met de regio ZaanstreekWaterland (namelijk 4,5% heeft een hoog risico op een angststoornis of een depressie).29 4.1.3.3 Psychisch onwelbevinden Psychisch onwelbevinden omvat gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen.30 Ongeveer 16% van de Nederlanders rapporteert psychisch onwelbevinden, gemeten met de RAND. De score van de MHI-5 loopt van 0 (zeer ongezond) tot 100 (perfect gezond). Bij een score van meer dan 60 is een respondent gekwalificeerd als gezond, en bij een score van 60 of minder als ‘ongezond’.31 Bij 16% van de inwoners in Zaanstreek-Waterland is sprake van psychisch onwelbevinden. In de Zaanse wijken Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld, Kogerveldwijk en Rosmolenwijk komt psychische problematiek vaker voor. In Waterland en Wormerland komt psychosociale problematiek minder voor (zie bijlage 6: tabel 6.1.8). Bij 40-54 jarigen, vrouwen, allochtonen en mensen met een lage opleiding of midden 1 komen is er vaker sprake van psychisch onwelbevinden. Het psychisch onwelbevinden is gelijk gebleven vergeleken met 2001 (15,8%).3 De psychische gezondheid in deze regio is in vergelijking met andere regio’s, zelfs iets beter vergeleken met de regio Eemland (zie tabel 4.7).22,23,25
32
RESULTATEN - GEZONDHEID
Tabel 4.7
Psychische ongezondheid (MHI-5) in vergelijking met de regio Eemland, regio Gooi- en Vechtstreek en regio Zuid-Holland Zuid ZaanstreekWaterland %
Eemland %
Gooi- en Vechtstreek %
Zuid-Holland Zuid %
16,1
20,0*
16,0
16,6
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Ook zijn de scores op de psychische ongezondheid vergelijkbaar met landelijke cijfers (zie tabel 4.8).36 Tabel 4.8
Score psychische ongezondheid (MHI-5) voor regio Zaanstreek-Waterland en landelijke data Zaanstreek-Waterland
CBS (25-74 jaar)
Man
80,0
80,9
Vrouw
75,8
76,6
Totaal
77,3
78,7
4.1.3.4 Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen Uit onderzoek is weinig bekend over zelfmoordgedachten of -pogingen. Er zijn uitsluitend cijfers beschikbaar over medisch behandelde zelftoegebrachte letsels. Er is geen afzonderlijke registratie van suïcidepogingen, parasuïcide en automutilatie. In de periode 1999-2003 zijn jaarlijks 14.000 mensen behandeld aan zelftoegebracht letsel. Er overlijden jaarlijks gemiddeld 1500 mensen aan zelftoegebracht letsel. Meer mannen overlijden aan zelftoegebracht letsel, maar meer vrouwen verwonden zichzelf.32 Zelfmoordgedachten en zelfmoordpogingen geven een beeld van de psychische gezondheid in de regio. Van de respondenten heeft 0,7% (heel) vaak gedacht aan zelfmoord (zie tabel 4.9). Tabel 4.9
Aan zelfmoord gedacht % Heel vaak
0,2
Vaak
0,5
Af en toe
1,7
Enkele keer
3,7
Nooit Dat wil ik niet zeggen
92,2 1,6
Een kleiner percentage (0,4%) heeft daadwerkelijk wel eens een zelfmoordpoging ondernomen. De aantallen zijn te klein om uitspraken te doen naar risicogroepen en risicogebieden. In deze regio blijken evenveel mensen een zelfmoordpoging te hebben gedaan vergeleken met de regio Zuid Holland Noord (0,4% vergeleken met 0,3% in Zuid Holland Noord).29
4.1.4 Sociale omgeving Je eenzaam voelen is subjectief: namelijk het gevoel dat de contacten niet de diepgang of frequentie hebben waar men behoefte aan heeft. Het gaat daarbij dus niet alleen om de kwantiteit, maar ook om de kwaliteit van sociale relaties. Sociale relaties hebben
33
RESULTATEN - GEZONDHEID
een grote invloed op het persoonlijke welzijn.33 Factoren die van invloed zijn op sociale relaties zijn iemands persoonlijkheid, gezondheid, opleiding, urbanisatiegraad, specifieke levensgebeurtenissen, de levensfase waarin iemand zich bevindt en het actief zijn binnen verenigingsverband.34 4.1.4.1 Eenzaamheid Voor het bepalen van eenzaamheid is gebruikt gemaakt van de eenzaamheidsschaal van De-Jong-Gierveld. Aan de hand van 11 vragen wordt een totaalscore berekend voor elke respondent. De scores worden onderverdeeld in 4 categorieën, namelijk niet eenzaam, matig eenzaam, ernstig eenzaam en zeer ernstig eenzaam. Uit de gegevens blijkt dat 38% zich eenzaam voelt, bij 7,3% is er sprake van (zeer) ernstige eenzaamheid.
('' /' q\\i \iejk`^
-'
dXk`^ +'
e`\k
)' ' (/$)+ aXXi
Figuur 4.5
),$*0 aXXi
+'$,+ aXXi
,,$-0 aXXi
kfkXXc
Percentage mensen dat eenzaam is (matig of ernstig) naar leeftijd en totaal
Risicogebieden in deze regio zijn: Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld en Rosmolenwijk. In de gemeenten Edam-Volendam, Zeevang, Waterland, Wormerland en in de wijk Assendelft voelt men zich minder eenzaam, vergeleken met de regio (zie figuur 4.6 en bijlage 6: tabel 6.1.9).
34
RESULTATEN - GEZONDHEID
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
Eenzaamheid
kilometers
Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W
Gezondheidsenquête 2005
Figuur 4.6
Eenzaamheid in de regio Zaanstreek-Waterland
Risicogroepen zijn: - 55-69 jarigen - allochtonen - mensen met een laag opleidingsniveau In de enquête is gevraagd of men problemen heeft gehad omdat men zich eenzaam voelde. Het merendeel van de volwassenen van 18-70 jaar (87%) heeft het afgelopen jaar geen problemen gehad door eenzaamheid. Bijna 10% heeft enigszins problemen ondervonden. Ongeveer 3% van de inwoners van Zaanstreek-Waterland heeft nogal/ernstige problemen gehad omdat ze zich eenzaam voelden. Eenzaamheid kan men onderverdelen in sociale eenzaamheid en emotionele eenzaamheid. Sociale eenzaamheid is gekoppeld aan een tekort aan sociale integratie, het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden of vriendinnen. Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één andere persoon, in de meeste gevallen een levenspartner.35 In deze regio wordt voornamelijk sociale eenzaamheid ervaren. Bij 9,4% is er sprake van ernstige sociale eenzaamheid en bij 3,7% is er sprake van ernstige emotionele eenzaamheid. In de regio Zaanstreek-Waterland komt eenzaamheid vaker voor dan in de regio Eemland, maar minder vaak dan in de regio Gooi- en Vechtstreek in (zie tabel 4.10).22,23 Tabel 4.10
Eenzaamheid in vergelijking met de regio Eemland en regio Gooi- en Vechtstreek Zaanstreek-Waterland %
Eemland %
Gooi- en Vechtstreek %
38,1
31,0*
40,0*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
35
RESULTATEN - GEZONDHEID
4.1.4.2 Sociale relaties In de enquête is gevraagd naar het contact met de buren, het hebben van goede vrienden en het sporten in georganiseerd verband. Deze vragen geven een indicatie van de aanwezigheid van sociale relaties. Bijna eenderde (29%) van de respondenten heeft niet regelmatig contact met de buren. De percentages verschillen sterk naar gemeenten. In onderstaande tabel wordt weergegeven welke gemeenten en wijken meer, gelijk of minder contact hebben met de buren als wordt vergeleken met het regiopercentage (zie bijlage 6: tabel 6.1.10). Tabel 4.11
Contact met de buren, naar gemeente en wijk Meer contact met buren vergeleken met de regio
Gelijk
Minder contact met buren vergeleken met de regio
Beemster
Landsmeer
Purmerend
Waterland
Zaanstad
Pelders- en Hoornseveld
Wormerland
Edam
Rosmolenwijk
Oostzaan
Zaandam Zuid
Kogerveldwijk
Zeevang
Poelenburg
Edam-Volendam Volendam Assendelft
Het zijn voornamelijk de jongere leeftijdsgroep (18-39 jaar), mannen, allochtonen en hoog opgeleiden die niet regelmatig contact hebben met de buren (zie figuur 4.7).
60 51,2 50 40
33,9
% 30
23,1
20
20,4
10 0 18-24 jaar Figuur 4.7
25-39 jaar
40-54 jaar
55-69 jaar
Niet regelmatig contact met de buren naar leeftijd
Vergeleken met vier jaar geleden heeft men evenveel contact met de buren (in beide jaren 29,1%).3 Van de respondenten geeft 3,5% aan helemaal geen goede vrienden te hebben. In Poelenburg en Rosmolenwijk geven vaker aan geen goede vrienden te hebben (zie bijlage 6: tabel 6.1.11). Uit de analyses blijkt dat het juist de 55-69 jarigen en de laagopgeleiden zijn die een risicogroep vormen. Ook allochtonen blijken vaker aan te geven geen goede vrienden te hebben. In vier jaar tijd is het percentage mensen dat aangeeft geen vrienden te hebben gedaald van 5,4% in 2001 naar 3,5% in 2005.3
36
RESULTATEN - GEZONDHEID
Ook het lid zijn van een sportvereniging geeft een indicatie van de aanwezigheid van sociale relaties. Ongeveer eenderde van de respondenten (34,8%) geeft aan te sporten in georganiseerd verband. In het hoofdstuk Leefstijl wordt verder ingegaan op dit onderwerp. 4.1.4.3 Problemen met kinderen en behoefte aan opvoedingsproblematiek Het sociaal functioneren is bevraagd met behulp van de kindschaal van de Groningse Vragenlijst over Sociaal Gedrag (GVSG). Er is gekeken naar de relatie die mensen met hun kinderen hebben. In deze regio blijkt 13,6% van de inwoners problemen met hun kinderen te hebben. Als wordt gekeken binnen huishoudens met thuiswonende kinderen, blijkt 15,2% problemen met kinderen te hebben. In de gemeente Purmerend komen problemen met kinderen vaker voor, in de gemeente Oostzaan en Landsmeer minder vaak. Ook in de wijk Zaandam Zuid is het percentage mensen dat problemen heeft met kinderen lager vergeleken met de regio ZaanstreekWaterland (zie bijlage 6: tabel 6.1.12). Tabel 4.12
Percentage dat problemen met hun kinderen heeft naar onderzoeksjaar Problemen met kinderen
2005 %
2006 %
Mannen
16,8
15,0
Vrouwen
10,4
10,3
Totaal
13,6
12,7
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Het percentage respondenten dat problemen heeft met hun kinderen is in vier jaar tijd gelijk gebleven (zie tabel 4.12)3. Ongeveer 2% van alle inwoners geeft aan behoefte te hebben aan opvoedingsondersteuning. Ongeveer 86% heeft hier geen behoefte aan en bij 12% is deze vraag niet van toepassing. Het type opvoedingsondersteuning waaraan men behoefte heeft is zeer verschillend. Ongeveer een kwart van de mensen die behoefte heeft aan opvoedingsondersteuning zou graag een folder willen of een gesprek met een opvoedkundige (met alleen de ouders). Ongeveer 20% van deze groep mensen wil graag een cursus of een gesprek met een opvoedkundige en het kind (ongewogen data). 4.1.4.4 Ingrijpende gebeurtenissen In de enquête is gevraagd naar welke levensgebeurtenissen men de afgelopen 6 maanden heeft meegemaakt. De prevalenties worden in onderstaande tabel weergegeven. De helft van de respondenten heeft één van deze levensgebeurtenissen meegemaakt. Gebeurtenissen die het meeste voorkomen zijn ziekte, verwonding of het slachtoffer zijn van criminele handelingen van iemand in de omgeving en het overlijden van een familielid. Vooral in Pelders- en Hoornseveld heeft men vaak een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt in tegenstelling tot inwoners van Edam-Volendam, die dit minder vaak hebben meegemaakt (zie bijlage 6: tabel 6.1.13). De risicogroepen die vaker een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt in de afgelopen zes maanden zijn vrouwen, allochtonen en hoog opgeleiden.
37
RESULTATEN - GEZONDHEID
Tabel 4.13 Prevalentie van belangrijke levensgebeurtenissen in de afgelopen zes maanden naar onderzoeksjaar
2005 % Uzelf leed aan een ernstige ziekte, bent ernstig gewond geraakt of slachtoffer geworden van criminele handelingen Iemand uit uw naaste omgeving heeft een ernstige ziekte, is gewond geraakt of is het slachtoffer van (ernstige) criminele handelingen Uw ouder, kind of partner overleed Een zeer goede vriend of een familielid overleed (tante, neef, grootouder, broer of zus et cetera)
6,7
2001 % 4,9 *
20,2
20,2
5,1
4,9
16,5
15,8
U bent gescheiden
2,3
1,2 *
Uw vaste relatie werd verbroken
4,0
2,6 *
U had ernstige problemen met een goede vriend, buurman/ buurvrouw of familieleden
5,3
4,9
U werd werkloos of u bent al langer dan een maand niet succesvol in het vinden van een baan
4,1
1,6 *
U bent ontslagen
1,6
1,3
U had een grote financiële crisis
6,2
3,3 *
U had problemen met de politie en/of justitie
0,8
0,3 *
Iets waaraan u waarde hechtte is verloren of gestolen
2,3
1,8
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Uit deze tabel blijkt dat men meer ernstige ziekte, verwondingen of criminele handelingen heeft meegemaakt vergeleken met 2001.3 Bovendien valt op dat er in de afgelopen jaren een toename te zien is in scheidingen en het aantal verbroken relaties. Verder zijn er vergeleken met 2001 meer financiële problemen en werkloosheid3. 4.1.4.5 Gevoelens van (on)veiligheid Mensen voelen zich ’s nachts (15%) vaker onveilig dan overdag (5,8%). Onveiligheidsgevoels overdag komen vaker voor in Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld en Rosmolenwijk (zie bijlage 6: tabel 6.1.14) en minder vaak in Beemster, Edam-Volendam, Volendam, Waterland en Zeevang. In de gemeente Zaanstad en dan vooral de wijken Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld, Rosmolenwijk en Kogerveldwijk voelt men zich ’s nachts vaker onveilig (zie bijlage 6: tabel 6.1.15). De jongere leeftijdsgroepen (18-39 jaar) rapporteren vaker zich ’s nachts onveilig te voelen. Vrouwen voelen zich ’s nachts 3,5 keer zo vaak onveilig in vergelijking met mannen. Allochtonen voelen zich zowel overdag als ’s nachts vaker onveilig dan autochtonen. Ook mensen met een lage opleiding of opleiding midden 1 voelen zich vaker onveilig (zowel overdag als ’s avonds).
38
LEEFSTIJL
RESULTATEN - LEEFSTIJL
4.2
Leefstijl
Een ongezonde leefstijl levert een belangrijke bijdrage aan de ziektelast in Nederland. Hiervan veroorzaakt roken het meeste gezondheidsverlies: 13% van de totale ziektelast is toe te schrijven aan roken. Naast roken nemen ook andere determinanten een behoorlijk deel van de ziektelast voor hun rekening: te weten overmatig alcoholgebruik (4,5%), ernstig overgewicht (9,7%), het eten van teveel verzadigd vet (0,8%), te lage groente- en fruitconsumptie (3,8%) en lichamelijke inactiviteit (4,1%).24 Dit hoofdstuk gaat op een aantal van deze determinanten in en beschrijft de leefstijl (roken, alcohol, drugs, gokken, overgewicht, bewegen en voedingsgewoonten) van de inwoners van Zaanstreek-Waterland.
4.2.1 Verslavingsgedrag 4.2.1.1 Roken Roken is niet alleen slecht voor hart- en bloedvaten, het veroorzaakt of verergert ook astmatische klachten/bronchitis en kan longkanker veroorzaken. Daarnaast verhoogt roken het risico op andere soorten kanker (o.a. aan nieren en alvleesklier) en heeft het negatieve effecten op de voortplanting. Uit onderzoek van het CBS bleek in 2005 29,5% van de 18-74 jarigen te roken (mannen: 33,8% en vrouwen: 25,3%). Meer dan een kwart van deze rokers waren zware rokers (20 of meer sigaretten per dag), zo becijferde het CBS.36 In de regio rookt 29,8% van de inwoners. In Zaanstad wordt meer gerookt dan in de andere gemeenten in de regio (zie figuur 4.8 en bijlage 6: tabel 6.2.1).
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Figuur 4.8
Roken Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Prevalentie van roken in de regio Zaanstreek-Waterland
Uit figuur 4.9 blijkt dat ruim 11 procent van de rokers in de regio een zware roker (20 sigaretten per dag) is.
39
RESULTATEN - LEEFSTIJL
+(#.
+, +' *, *' ), )' (, (' , '
*.#.
0#.
0#(
Xi \k k\ e
Xi \k k\ e 5
+ '
j `^
j `^ $+ '
*(
$* ' )(
((
$) '
j `^
j `^
Xi \k k\ e
Xi \k k\ e
Xi \k k\ e j `^ ($ ('
'#-
If
fb k^
\\ e j`^
Xi \k k\ e
(#-
Figuur 4.9
Aantal sigaretten per dag onder rokers
Het percentage rokers varieert met de leeftijd: in het bijzonder de jong volwassenen (18-25jarigen) roken: 36,7% ten opzichte van 24,2% van de 55-plussers. Ook mannen roken meer dan vrouwen 34,2% ten opzichte van 25,1%. Verschillen naar etniciteit zijn niet gevonden. Figuur 4.10 beschrijft het percentage rokers naar opleidingsniveau. Uit de analyses blijkt dat het percentage rokers daalt naarmate het opleidingsniveau stijgt (van 42,7% voor laag opgeleiden naar 21,2% voor hoog opgeleiden).
+,
+)#.
+'
*,#-
*, *'
),#,
),
)(#)
)' (, (' , '
cXX^
d`[[\e(
d`[[\e)
_ff^
Figuur 4.10 Percentage rokers naar opleidingsniveau
In vergelijking met de prevalentie van roken gemeten in 1993 en 2001, blijkt het percentage rokers in 2005 lager te zijn dan het percentage in 1993.37 Sinds 2001 is geen verandering waargenomen (zie tabel 4.14).3 Tabel 4.14
Percentage rokers naar onderzoeksjaar
Rokers
2005 %
2001 %
1993 %
29,8
30,4
34,6*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
40
RESULTATEN - LEEFSTIJL
In de regio Zaanstreek-Waterland is de prevalentie van roken hoger dan in de regio Gooi- en Vechtstreek, maar lager dan in de regio Noord-Kennemerland waar respectievelijk 27% en 33,7% van de inwoners in deze leeftijd rookt.23,38 4.2.1.2 Alcohol De schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik zijn talrijk. Teveel alcohol heeft negatieve effecten op diverse organen en systemen van het menselijk lichaam, zoals lever, nieren, centraal zenuwstelsel, immuunsysteem en hart en bloedvaten. Bovendien kan overmatig alcoholgebruik alcoholverslaving of afhankelijkheid van alcohol tot gevolg hebben. Deze verslaving kan resulteren in stemmings- en angststoornissen. Naar verwachting geldt voor alle 40-jarige Nederlanders dat overmatig drinken een verlies in levensverwachting oplevert van 0,2 levensjaren. Overmatig alcoholgebruik verhoogt het risico op verschillende vormen van kanker, evenals het risico op verhoogde bloeddruk en daarmee het risico op beroerte en coronaire hartziekten. Verder verhoogt overmatig alcoholgebruik het risico op beschadiging van hersenen en zenuwen. Tenslotte heeft (over)matig alcoholgebruik gevolgen voor de vruchtbaarheid bij zowel mannen als vrouwen, en bij zwangere vrouwen voor de ontwikkeling van het kind voor en na de geboorte. Vanuit het oogpunt van preventie is het lastige aan het genotmiddel alcohol dat naast de vele negatieve gevolgen van overmatig alcoholgebruik is gebleken dat matig alcoholgebruik juist een lager risico geeft op coronaire hartziekten en (iets minder duidelijk) op beroerte dan geheelonthouding of hoog alcoholgebruik. Wanneer alle Nederlanders matig zouden drinken, zullen er jaarlijks circa 2.300 minder gevallen van hart- en vaatziekten en kanker zijn (respectievelijk 1.800 en 500) en circa 800 minder sterfgevallen (ofwel 1%).39,40 De definities van zwaar of excessief drinken verschillen tussen verschillende studies, waardoor de gegevens moeilijk te vergelijken zijn. In dit onderzoek is de grens voor excessief alcoholgebruik, evenals in 2001, gelegd bij het drinken van 6 of meer glazen per dag op 3 of meer dagen in de week. Figuur 4.11 presenteert het excessief alcoholgebruik in de regio Zaanstreek-Waterland. Volgens deze definitie is in de regio Zaanstreek-Waterland 5,1% van de inwoners een excessieve drinker. In Waterland is het percentage excessieve drinkers hoger dan het regionaal gemiddelde (8,1%); in Wormerland is het percentage lager dan het regionaal gemiddelde (2,3%).
41
RESULTATEN - LEEFSTIJL
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
Excessief alcoholgebruik
kilometers
Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Gezondheidsenquête 2005
Figuur 4.11 Prevalentie van excessief alcoholgebruik in de regio Zaanstreek-Waterland
Het excessieve alcoholgebruik in Zaandam Zuid (8,7%) is hoger dan in Zaanstad als geheel, maar ook hoger dan het regio-percentage. Zie bijlage 6: tabel 6.2.2 voor de prevalentie van excessief alcoholgebruik naar gemeente en wijk. Onder mannen zijn de verschillen nog duidelijker. In Waterland en Zaandam Zuid drinkt respectievelijk 15,5% en 16,6% van de mannen excessief t.o.v. ruim 8,5 procent in de regio Zaanstreek-Waterland. Slechts 3,5% van de mannen uit Wormerland is een excessieve drinker. De 18-25 jarigen drinken 1,3 keer zo vaak excessief in vergelijking met de 55-69 jarigen. Mannen drinken 5,3 keer vaker teveel dan vrouwen. Verschillen naar etniciteit zijn evenals in het onderzoek in 2001 niet gevonden. Laag opgeleiden drinken bijna twee maal zo vaak excessief als hoog opgeleiden. In vergelijking met de gezondheidsenquête van 2001 zien we een stijging in het excessieve alcoholgebruik.3 De cijfers betreffende excessief alcoholgebruik in 1993 wijken niet af (zie tabel 4.15).37 Tabel 4.15
Percentage excessief alcoholgebruik naar geslacht en onderzoeksjaar Excessief alcoholgebruik
2005 %
2001 %
1993 %
Mannen
8,6
5,9*
9,7
Vrouwen
1,7
0,7*
2,0
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Volgens het CBS is er sprake van ‘zwaar drinken’ als er op één of meer dagen per week minstens 6 glazen alcohol worden gedronken. Volgens deze definitie was landelijk in 2005 10,8% van de bevolking van 12 jaar en ouder een zware drinker.36 In Zaanstreek-Waterland ligt dit percentage op 16,8%. In vergelijking met andere regio’s blijkt het percentage zware drinkers in deze regio hoger te liggen, met uitzondering van de regio NoordKennemerland waar een vergelijkbaar deel van de volwassen populatie zwaar drinkt (zie tabel 4.16).22,23,38,41
42
RESULTATEN - LEEFSTIJL
Tabel 4.16 Percentage zware drinkers in vergelijking met de regio Eemland, de regio Gooi- en Vechtstreek, de regio Noord-Kennemerland en de regio Amstelland de Meerlanden
Zware drinkers
ZaanstreekWaterland %
Eemland %
Gooi- en Vechtstreek %
NoordKennemerland %
Amstelland de Meerlanden %
16,8
11,0*
12,0*
15,9
11,2*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
4.2.1.4 Drugs Voor het gebruik van drugs geldt evenals voor alcoholgebruik, dat de overgang van matig gebruik naar problematisch gebruik cq. afhankelijkheid (verslaving) een grote diversiteit aan lichamelijke, psychische, sociale en maatschappelijke problemen kan veroorzaken. In Nederland zijn naar schatting 400.000 cannabisgebruikers. Drie procent van hen maakt gebruik van de ambulante zorg.42,43 Hoe vaker en hoe meer drugs gebruikt wordt, hoe meer risico iemand loopt. Maar ook op de korte termijn kunnen risico’s bestaan. Met korte termijn risico’s worden hier bedoeld: risico’s die snel na het gebruik kunnen optreden en ook kunnen optreden bij éénmalig gebruik. De effecten kunnen echter wel ernstig en soms ook blijvend zijn. Natuurlijk zijn deze risico’s bij het ene middel waarschijnlijker dan bij het andere middel. De lange termijneffecten zijn uitputting van het lichaam doordat het gebruik teveel energie van het lichaam vraagt, zoals bij speed, XTC en cocaïne of doordat het lichaam verwaarloosd wordt. Daarnaast kan beschadiging van organen (longen, lever, hart) optreden en is er gevaar voor verminderde vruchtbaarheid.28 In de regio heeft 23,1% van de inwoners ooit cannabis gebruikt. In tegenstelling tot de mannen in Landsmeer, waar een hoger percentage (34,4%) wel eens cannabis heeft gebruikt, is het percentage onder de mannen uit Zeevang en Beemster juist lager (respectievelijk 16,0% en 19,4%) dan het regionaal gemiddelde (26,8%; zie bijlage 6: tabel 6.2.3). In Beemster (5,0%) en Wormerland (4,8%) is door de mannen significant minder harddrugs gebruikt, in Zaanstad (12,1%) significant meer dan door de Zaans/Waterlandse mannen (9,4%). In bijlage 6, tabel 6.2.3 en 6.2.4 staan de prevalenties naar gemeente en wijk gepresenteerd. Drugsgebruik varieert met de leeftijd (zie figuur 4.12). Het percentage neemt af met de leeftijd. Zo is het percentage personen dat ooit cannabis heeft ruim 18 keer zo hoog onder 18-24 jarigen, 10,3 keer zo hoog onder 25-39 jarigen en 5,2 keer zo hoog onder 40-54 jarigen in vergelijking met 55-69 jarigen. Hoewel de verschillen minder groot zijn, zien we ook bij het harddrugsgebruik deze leeftijdsgradiënt: 18-24 jarigen en 25-39 jarigen hebben respectievelijk 6,4 en 6,2 keer zo vaak harddrugs gebruikt in vergelijking met de 55-69 jarigen. De 40-54 jarigen gebruikten 4,3 keer zo vaak harddrugs.
43
RESULTATEN - LEEFSTIJL
50 45 40 35 18-24 jaar
30
25-39 jaar
% 25
40-54 jaar
20
55-69 jaar
15 10 5 0 Cannabisgebruik
Harddruggebruik
Figuur 4.12 Percentage drugsgebruikers (ooit) naar leeftijd
Het percentage mannen dat ooit harddrugs heeft gebruikt is hoger onder mannen dan onder vrouwen (respectievelijk 9,4% en 6,2%). Evenals in 2001 is er geen verschil in cannabisgebruik gevonden tussen autochtone en allochtone Nederlanders. Het harddrugsgebruik verschilt wel: 7,7% van de autochtonen ten opzichte van 1,4% van de allochtonen. Uit de analyses blijkt dat het opleidingsniveau enkel van invloed is op het cannabisgebruik en niet op het harddrugsgebruik (zie figuur 4.13). Hoe hoger de opleiding hoe hoger het gebruik.
30 25
laag
20
midden1
% 15
midden2 hoog
10 5 0 Cannabisgebruik
Harddruggebruik
Figuur 4.13 Percentage drugsgebruikers naar opleidingsniveau
Bijna 4% van de Zaankanters en Waterlanders heeft in de afgelopen vier weken cannabis gebruikt (zie bijlage 6: tabel 6.2.5). Het cannabisgebruik is lager in Beemster (1,3%) en Edam-Volendam (1,1%). Opvallend is dat mannen uit Landsmeer (10,3%) en Zaanstad (7,5%) significant vaker cannabis hebben gebruikt in de afgelopen maand in vergelijking met het regionaal gemiddelde (5,5%). Anderhalf procent van de inwoners van ZaanstreekWaterland heeft in de afgelopen vier weken harddrugs gebruikt. In Rosmolenwijk (3,8%) is het gerapporteerde harddrugsgebruik in de afgelopen maand hoger dan het regionaal gemiddelde (zie bijlage 6: tabel 6.2.6).
44
RESULTATEN - LEEFSTIJL
Zoals te verwachten is het recente cannabisgebruik onder jongere respondenten hoger dan onder de oudere respondenten (variërend van 51,5% voor de 18-24 jarigen tot 3,0% voor de 55-69 jarigen). Bij het harddrugsgebruik in de afgelopen maand zien we een vergelijkbaar beeld. Ook mannen hebben in de afgelopen maand vaker cannabis gebruikt dan de vrouwen (70,8% versus 29,2%). Er zijn geen verschillen in recent harddrugsgebruik tussen de seksen gevonden. Opvallend is dat het cannabis- en harddrugsgebruik in de afgelopen maand ook varieert naar opleidingsniveau. Het gebruik onder laag en hoog opgeleiden is lager dan onder de midden 1 en midden 2 opgeleiden. 4.2.1.5 Gokken In Nederland zijn ongeveer 950.000 mensen die wel eens op een fruitautomaat spelen, 450.000 mensen zijn wel eens in een casino te vinden en van al deze mensen zijn er zo rond de 60.000 verslaafd.44 De kenmerken van een gokverslaving zijn dat iemand voortdurend aan gokken denkt en de drang om te gokken niet kan weerstaan. Daarnaast houdt iemand zich niet aan de eigen regels en voornemens en keer op keer wordt teveel tijd en geld aan gokken besteed dan men zich voorgenomen had. De pogingen om het gokken enigszins te verminderen of zelfs helemaal te stoppen slagen niet.44 Bijna 36% van de inwoners in de regio doet weleens mee aan kansspelen. Alleen in de gemeente Edam-Volendam (50,2%) wordt meer gegokt dan in de andere gemeenten in Zaanstreek-Waterland. Binnen de gemeente Edam-Volendam wordt in de kern Edam minder gegokt dan in Volendam: respectievelijk 34,1 en 55,9%. Ook in Poelenburg en Peldersen Hoornseveld geven inwoners minder vaak aan wel eens te gokken (zie bijlage 6: tabel 6.2.7). Gemiddeld wordt er in de regio 8,27 euro per week (ongewogen data) uitgegeven aan gokken (het maximaal gerapporteerde bedrag is 850 euro per week). In figuur 4.14 staat het gokgedrag naar leeftijd gepresenteerd. Naarmate men ouder wordt, wordt er vaker meegedaan aan kansspelen (van 18,8% voor 18-25 jarigen tot 42,3% voor 55-69 jarigen). Er is geen significant verschil gevonden tussen de vier leeftijdsgroepen in het percentage mensen dat vindt teveel geld aan gokken uit te geven. Ouderen geven wel vaker aan teveel tijd aan gokken te spenderen.
45 40 35
%
30
18-24 jaar
25
25-39 jaar
20
40-54 jaar
15
55-69 jaar
10 5 0 Deelname kansspelen
Teveel geld aan gokken
Teveel tijd aan gokken
Figuur 4.14 Gokgedrag naar leeftijd
Vrouwen en hoog opgeleiden nemen minder vaak deel aan kansspelen (zie figuur 4.15). Mensen met een lage opleiding geven vaker aan teveel tijd aan gokken te besteden.
45
RESULTATEN - LEEFSTIJL
45 40 35
%
30
laag
25
midden1
20
midden2
15
hoog
10 5 0 Deelname kansspelen
Teveel geld aan gokken
Teveel tijd aan gokken
Figuur 4.15 Gokgedrag naar opleidingsniveau
Sinds 1993 en 2001 heeft er een daling in het aantal personen dat wel eens deelneemt aan kansspelen plaatsgevonden (zie tabel 4.17).3,37 Tabel 4.17
Percentage gokkers naar onderzoeksjaar 2005 % Gokkers
36,0
2001 % 57,0*
1993 % 47,2*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
4.2.2 Overgewicht, bewegen en voedingsgewoonten 4.2.2.1 Overgewicht Evenals in de andere Westerse landen is in Nederland overgewicht een toenemend volksgezondheidsprobleem, zowel bij jeugdigen als bij volwassenen. De belangrijkste oorzaken voor overgewicht zijn te weinig bewegen en teveel voedselinname. Een goede balans tussen energieverbruik en energie-inname is dan ook erg belangrijk. Mensen die met overgewicht kampen lijden vaker aan onder andere hart- en vaatziekten, diabetes, kanker en gewrichtsklachten.45 Overgewicht wordt bepaald aan de hand van de BMI (BMI = gewicht/lengte2). Bij een BMI tussen 25-30 is sprake van matig overgewicht. Een BMI van 30 of meer duidt op ernstig overgewicht.16 Bijna 45% van de Nederlandse 20-plussers lijdt aan matig overgewicht en 10,7% van de 20plussers lijdt aan ernstig overgewicht.36 Uit landelijke studies is bekend dat overgewicht de kans op borstkanker bij vrouwen na de overgang verhoogt. Bij een BMI van 25 - 30 is het risico 12% verhoogd; bij een BMI van 30 en hoger is het risico 25% hoger. Ook voor darmkanker zijn de aanwijzingen vrij duidelijk, vooral bij mannen. Bij een BMI van 25-30 is het risico op darmkanker 15% verhoogd, bij een BMI van 30 of hoger is het risico 33% hoger dan bij mensen die geen overgewicht hebben. Verder is overgewicht een relatief sterke risicofactor voor enkele minder vaak voorkomende vormen van kanker als baarmoeder-, nier- en slokdarmkanker. Afhankelijk van de mate van overgewicht en het type kanker is de kans hiervoor verhoogd met 36 tot 152%.46 In de regio Zaanstreek-Waterland lijdt 48,5% van de inwoners (55,8% van de mannen en 41,2% van de vrouwen) aan matig tot ernstig overgewicht (zie figuur 4.16). In de gemeente Purmerend is het percentage mensen dat te zwaar is (54,9%) hoger dan in de regio Zaanstreek-Waterland. In Edam is ‘slechts’ 1 op de drie vrouwen te zwaar. In de
46
RESULTATEN - LEEFSTIJL
aandachtswijk Zaandam Zuid zijn vrouwen vaker te zwaar (50,8%), zowel in vergelijking met de hele regio alsook in vergelijking met Zaanstad als geheel (zie ook bijlage 6: tabel 6.2.8).
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Overgewicht Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Figuur 4.16 Prevalentie van overgewicht in de regio Zaanstreek-Waterland
In Poelenburg (15,9%) lijden meer mensen aan extreem overgewicht in vergelijking met de regio Zaanstreek-Waterland (11,8%). In Beemster, Wormerland en Edam is dit percentage juist weer lager (zie bijlage 6: tabel 6.2.9). Het overgewicht stijgt met de leeftijd (zie figuur 4.17). Gecorrigeerd voor geslacht blijkt in de groep 55-69 jaar 4 keer zoveel overgewicht voor te komen dan in de groep 18-24 jaar. In de leeftijd van 25-39 en 40-54 jaar wordt respectievelijk 2,3 en 3,9 keer zo vaak aan overgewicht geleden dan in de jongste leeftijdsgroep. Verschillen naar geslacht zijn er ook: gecorrigeerd voor leeftijd en opleiding lijden vrouwen 1,8 keer zo vaak aan overgewicht dan mannen. In dit onderzoek verschillen autochtone en allochtone respondenten niet in het vòòrkomen van overgewicht.
70 60 50 18-24 jaar
40
25-39 jaar
%
40-54 jaar
30
55-69 jaar 20 10 0 Overgewicht
Ernstig overgewicht
Figuur 4.17 Overgewicht naar leeftijd
47
RESULTATEN - LEEFSTIJL
De prevalentie van overgewicht neemt toe naarmate de opleiding daalt (zie figuur 4.18). In de groep respondenten met het laagste en het midden 1 opleidingsniveau is het percentage personen met overgewicht respectievelijk 3,2 en 1,5 keer zo groot in vergelijking met het hoogste opleidingsniveau.
80 70 60
laag
50
midden1
% 40
midden2
30
hoog
20 10 0 Overgewicht
Ernstig overgewicht
Figuur 4.18 Overgewicht naar opleidingsniveau
De prevalentie van matig tot extreem overgewicht in onze regio is hoger dan in de regio Eemland. Daar is 44% van de volwassenen te zwaar.22 Sinds 1993 is bij zowel mannen als vrouwen een stijging in het extreem overgewicht waar te nemen (zie tabel 4.18).37 Tabel 4.18
Percentage ernstig overgewicht naar geslacht en onderzoeksjaar Extreem overgewicht
2005 %
2001 %
1993 %
Mannen
11,2
9,7
5,0*
Vrouwen
12,4
9,3*
7,0*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Het percentage mannen en vrouwen met ernstig overgewicht is hoger dan in de regio Eemland waar respectievelijk 8% van de mannen en 10% van de vrouwen veel te zwaar is.22 4.2.2.2 Bewegen Lichamelijke activiteit is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl. Zo verlaagt regelmatige activiteit de kans op hart- en vaatziekten, diabetes, darm- en borstkanker, botontkalking, overgewicht, een slecht slaappatroon, spanningen en depressies. Hoewel veel mensen weten dat bewegen gezond is, doet 57% van de Nederlandse bevolking dit in onvoldoende mate.47 De norm voor gezond bewegen is een half uur matig intensief bewegen per dag. In Nederland voldoet 52,5% van de bevolking van 12 jaar en ouder aan deze norm.48 Ook in dit onderzoek is deze norm gehanteerd. In de regio beweegt 74,7% onvoldoende. Inwoners uit Purmerend en Pelders- en Hoornseveld bewegen vaker te weinig (respectievelijk 81,8% en 81,0%). Met deze strenge norm blijkt er in Wormerland en Zaanstad minder vaak te weinig bewogen te worden (zie bijlage 6: tabel 6.2.10). Indien de norm iets soepeler wordt gesteld (6 of 7 dagen een half uur matig intensief bewegen per dag) dan blijkt dat nog steeds 63,3% van de inwoners deze norm niet haalt. In Purmerend
48
RESULTATEN - LEEFSTIJL
wordt minder bewogen dan in de regio (74,1% haalt de ruimere norm niet). Inwoners van Beemster, Wormerland en Zaanstad bewegen meer (zie bijlage 6: tabel 6.2.11). Uit de analyses blijkt dat met het toenemen van de leeftijd het percentage dat de beweegnorm niet haalt stijgt (zie figuur 4.19).
90 80 70
%
60
18-24 jaar
50
25-39 jaar
40
40-54 jaar
30
55-69 jaar
20 10 0 Niet half uur per dag bewegen
Niet 6 of 7 dagen een half uur bewegen
Figuur 4.19 Beweeggedrag naar leeftijd
Vrouwen bewegen meer dan mannen: respectievelijk 28,7 en 22,7% haalt de norm. Allochtonen bewegen vaker te weinig in vergelijking met autochtonen, die 1,5 keer zo vaak de norm wel halen (zie figuur 4.20).
100
88,5
90 80
74,1
73,4
70
62,6
60
autochtoon
% 50
allochtoon
40 30 20 10 0 Niet half uur per dag bewegen
Niet 6 of 7 dagen een half uur bewegen
Figuur 4.20 Beweeggedrag naar etniciteit
In de multivariate analyses werden geen verschillen in beweegpatroon tussen de diverse opleidingsniveaus gevonden. Indien de ruimere marge van 6 of 7 dagen een half uur matig intensief bewegen wordt gehanteerd worden dezelfde verschillen tussen groepen gevonden met uitzondering van het verschil naar geslacht dat niet wordt gevonden uitgaande van deze ruimere norm. In de regio sport 34,8% in georganiseerd verband. In Wormerland is dit percentage hoger: 44,0%. In de aandachtswijken van Zaanstad: Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld is dit percentage lager dan in de regio, maar ook lager dan in de gemeente Zaanstad (zie bijlage 6: tabel 6.2.12). Vooral de jong volwassenen (18-39 jaar) sporten in
49
RESULTATEN - LEEFSTIJL
georganiseerd verband. Verschillen naar geslacht zijn niet gevonden. Autochtonen zijn 1,8 keer vaker lid van een sportclub. Het percentage personen dat via een sportclub sport is lager onder laag opgeleiden (variërend van 16,3% voor laag opgeleiden tot 45,5% voor hoog opgeleiden). Uit tabel 4.19 blijkt dat er ten opzichte van 2001 een hoger percentage personen onvoldoende beweegt en dat ook het percentage personen dat lid is van een sportclub is afgenomen.3 Tabel 4.19
Percentage beweegarmoede en lid van sportclub naar onderzoeksjaar 2005 %
2001 %
Onvoldoende bewegen
74,7
61,0*
Sportclub
34,8
38,3*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
4.2.2.3 Voedingsgewoonten Slechte voedingsgewoonten (veel vet, weinig vezels, niet voldoende groente en fruit) hebben een groot effect op de gezondheid. Niet alleen beïnvloeden ze voor een belangrijk gedeelte het gewicht, maar ook hebben ze effect op de mondgezondheid en het ontstaan van hart- en vaatziekten, diabetes en kanker (rectumkanker).45 Ontbijten Onderzoek heeft uitgewezen dat ontbijten een positieve invloed heeft op het behouden van een gezond gewicht.49,50 Als norm voor een verantwoord eetpatroon is minimaal vijf keer week ontbijten gehanteerd. Een op de vijf inwoners van Zaanstreek-Waterland voldoet niet aan deze norm. In de gemeenten Beemster, Edam-Volendam (ook apart voor Edam en Volendam), Waterland en Zeevang wordt meer ontbeten dan in de regio (zie bijlage 6: tabel 6.2.13). In Poelenburg en Rosmolenwijk wordt vaker onvoldoende ontbeten in vergelijking met de regio alsook in vergelijking met de gemeente Zaanstad. In Assendelft wordt vaker ontbeten dan in Zaanstad. Jongeren ontbijten vaker te weinig (zie figuur 4.21).
30
26,7
25
22,8 19,2
20 % 15
12,9
10 5 0 18-24 jaar
25-39 jaar
Figuur 4.21 Ontbijtgedrag naar leeftijd
50
40-54 jaar
55-69 jaar
Niet dagelijks ontbijten
RESULTATEN - LEEFSTIJL
In de multivariate analyses werd geen verschil in ontbijtgedrag tussen de seksen gevonden. Gecorrigeerd voor leeftijd en opleidingsniveau blijken allochtonen ruim 2 keer zo weinig te ontbijten in vergelijking met autochtone respondenten. Verschillen naar opleidingsniveau zijn er wel (zie figuur 4.22). Lager opgeleiden en middelbaar opgeleiden blijken tussen de 3,9 en 1,5 keer zo vaak onvoldoende te ontbijten dan hoger opgeleiden.
35
31,7
30 25 %
22,4 18,8
20 15
12,7
Niet dagelijks ontbijten
10 5 0 laag
midden1 midden2
hoog
Figuur 4.22 Ontbijtgedrag naar opleidingsniveau
Het ontbijtgedrag in de regio Zaanstreek-Waterland is sinds 2001 verbeterd (zie tabel 4.20).3 Tabel 4.20
Percentage personen dat niet vijf dagen per week ontbijt naar onderzoeksjaar 2005 % Onvoldoende ontbijten
20,1
2001 % 30,9*
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
In de regio Eemland (23%) wordt meer ontbeten in vergelijking met de regio ZaanstreekWaterland.22 Groenten en fruit Groenten en fruit beschermen vooral tegen slokdarmkanker en maagkanker. Of het ook voor darmkanker geldt, is nog niet overtuigend aangetoond.24 Het Nederlandse Voedingscentrum schrijft in haar Richtlijnen Goede Voeding 2 ons groente en 2 stuks fruit voor. Uit de laatste voedselconsumptiepeiling uit 2003 onder jong volwassenen (19-30 jaar) bleek dat er voor de consumptie van groente en fruit reden was tot zorg. Zo haalde geen van de deelnemers de richtlijn van 200 gram groente en slechts 2% van de deelnemers at 150 gram groente. Het percentage onder deze jong volwassenen dat de richtlijn voor fruit behaalde was eveneens laag (81% eet iedere dag fruit: gemiddelde inname 98 gram (norm 200 gram)).51 In de regio eet bijna 72% niet dagelijks twee ons groente (zie bijlage 6: tabel 6.2.14). Uit ons onderzoek blijkt daarnaast dat ruim 71% van de inwoners in de regio ZaanstreekWaterland onvoldoende fruit eet (zie bijlage 6: tabel 6.2.15). In Landsmeer en Zeevang wordt iets meer groente en fruit gegeten: daar eet respectievelijk 60,7% en 66,2% onvoldoende groente en bijna 65% onvoldoende fruit. In de regio wordt gemiddeld 171 gram groente per dag genuttigd (ongewogen data). Ook blijkt dat er gemiddeld meer dan een half stuk fruit te weinig gegeten wordt per dag (consumptie fruit is gemiddeld: 1,4 stuks per dag (ongewogen data)).
51
RESULTATEN - LEEFSTIJL
Zoals uit figuur 4.23 blijkt neemt de groente- en fruitconsumptie toe met de leeftijd.
100 90 80 70 60 % 50 40 30 20 10 0
Groenteconsumptie Fruitconsumptie
18-24 jaar
25-39 jaar
40-54 jaar
55-69 jaar
Figuur 4.23 Percentage personen dat onvoldoende groente en fruit consumeert naar leeftijd
Mannen en vrouwen eten even vaak te weinig groente. Uit de analyses blijkt wel dat mannen vaker te weinig fruit eten (2,6 keer zo weinig). Verschillen naar etniciteit in de groente- en fruitconsumptie zijn niet gevonden. Naarmate het opleidingsniveau daalt, neemt ook het percentage personen dat voldoende groente en fruit eet af. Personen in de laagste opleidingscategorie eten 2,1 keer zo weinig groente en fruit in vergelijking met personen in de hoogste opleidingscategorie (zie figuur 4.24).
78 76 74 72 70 % 68 66 64 62 60 58
Groenteconsumptie Fruitconsumptie
laag
midden1 midden2
hoog
Figuur 4.24 Percentage personen dat onvoldoende groente en fruit consumeert naar opleidingsniveau
In vergelijking met de regio Eemland wordt in de regio Zaanstreek-Waterland even vaak te weinig groente of fruit gegeten.22 Uit analyses naar de invloed van bewegen, ontbijten en groente- en fruitconsumptie op matig en extreem overgewicht blijkt dat in deze studie enkel dat personen die onvoldoende bewegen vaker aan overgewicht leiden (zie figuur 4.25).
52
RESULTATEN - LEEFSTIJL
-' ,' +'
3.[X^\eg\in\\b mfc[f\e[\Y\n\^\e
+0#0 +(
.[X^\eg\in\\b mfc[f\e[\Y\n\^\e
*' )' ()#/
('
/#(
' Fm\i^\n`Z_k
Figuur 4.25 Relatie beweegpatroon en (extreem) overgewicht
53
54
MILIEU
RESULTATEN - MILIEU
4.3 Milieu Dit hoofdstuk bespreekt de kwaliteit van het binnen- en buitenmilieu van de inwoners in Zaanstreek-Waterland. Als eerste wordt het type woning waarin men woont besproken. Daarbij wordt ingegaan op de eventuele aanwezigheid van overlast van stank en geluid. Paragraaf 4.3.2 gaat in op het binnenmilieu, hierin komen onderwerpen als ventileren, de concentratie verbrandingsproducten en schimmel- en vochtplekken aan de orde. Als laatste wordt het vermoeden van mogelijke bodemvervuiling in de omgeving besproken.
4.3.1 Wonen en overlast Van de respondenten woont 68,6% in een koopwoning en 31,4% woont in een huurwoning. Veelal woont men in een eengezinswoning of een vrijstaand huis (zie tabel 4.21). Andere woontypes zijn vaak een woonboot, stacaravan, bus of een senioren/55+ woning. Tabel 4.21
Type woning (N=5186) Type woning
%
Eengezinswoning of vrijstaand huis
80,8
Meergezinswoning
17,2
Aanleunwoning of serviceflat
0,3
Anders
1,8
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Stankoverlast in de directe woonomgeving Ongeveer 20% van de Nederlandse bevolking heeft last van geuroverlast. Dit komt doordat veel woningen zich dicht bij geurhinderbronnen zoals industrie, verkeer en landbouw bevinden. Geurhinder is iets subjectiefs: de één kan het lekker vinden, de ander kan er misselijk van worden.52 Geur wordt veroorzaakt door vluchtige chemische verbindingen in de lucht. Een functie van het waarnemen van geuren is het alarmeren voor gevaar, bijvoorbeeld brand.53 Of een geur als hinderlijk wordt aangemerkt (stank) is afhankelijk van de concentratie, de intensiteit en de hedonische waarde.46 Geurhinder kan, afgezien van de stof die dit veroorzaakt, slecht zijn voor de gezondheid. Dit kan klachten als hoofdpijn, benauwdheid, misselijkheid en slaapstoornissen veroorzaken.46 Uit de analyse van de enquêtegegevens blijkt dat in deze regio 4% vaak overlast ervaart door stank. Dit percentage is hetzelfde als in 2001, toen 3,4% van de bevolking daar melding van maakte.3 In de gemeente Zaanstad en dan vooral de wijken Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornsveld, Rosmolenwijk en Kogerveldwijk komt stankoverlast het meest voor (zie bijlage 6: tabel 6.3.1). Vooral allochtonen geven aan hinder te hebben van stank (13,5% van de allochtonen heeft hinder van stank en 3,5% van de autochtone bevolking). Lawaaioverlast in de directe woonomgeving Nederland is een dichtbevolkt land en waar veel mensen wonen is veel lawaai. Volgens het RIVM staat minder dan eenderde van de woningen in stille gebieden (gemiddeld minder dan 50dB).54 De geluidsbelasting zal de komende jaren toenemen, dit is vooral het gevolg van de hoge bevolkingsdichtheid, de voortgaande verstedelijking en de hiermee samenhangende groei van verkeer. Effecten op de gezondheid worden waargenomen bij geluidsniveaus van 40 dB. Meer dan 70% van de Nederlandse huishoudens is blootgesteld aan geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A).55 Blootstelling aan geluid kan hinder en slaapverstoring veroorzaken en kan leiden tot een verminderd prestatievermogen. Blootstelling aan geluid kan via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten.56
55
RESULTATEN - MILIEU
In de provincies Utrecht, Zuid- en Noord-Holland komt een hogere geluidsbelasting voor vergeleken met andere provincies.57 In deze regio speelt ook de hinder aan vliegtuiglawaai een rol. Het aantal klachten over vliegtuiglawaai in Nederland is toegenomen, maar dit is gezien de in gebruik name van de Polderbaan zoals verwacht. De Polderbaan is op 1 november 2003 in gebruik genomen (zie figuur 4.26). De Polderbaan wordt alleen van en naar het noorden gebruikt, de baan is één van de twee primaire banen voor nachtvluchten (naast de Kaagbaan). Over de Polderbaan is veel discussie geweest. Aanleg ervan zou de Zwanenburgbaan ontlasten en heeft daardoor inderdaad de geluidsoverlast voor omwonenden verminderd. Maar de baan leverde nieuw-gehinderden juist extra overlast op, vooral in Spaarndam, Assendelft, Castricum en Uitgeest.58
Figuur 4.26 Start- en landingsbanen van Schiphol
Uit de resultaten van de enquête blijkt dat 14,6% vaak hinder ondervindt van lawaai. Dit percentage is gestegen vergeleken met 2001 (10,5%)3. In Zaanstad, Poelenburg, Rosmolenwijk en Assendelft komt lawaaioverlast het meest voor (zie bijlage 6: tabel 6.3.2). Het is vooral de jongere leeftijdsgroep, van 18-24 jaar, die hinder ondervindt van lawaai. De mensen, die overlast ervaren, geven aan dat overkomende vliegtuigen de belangrijkste bron van lawaai is (zie tabel 4.22). Tabel 4.22
Bronnen van lawaaioverlast Bronnen lawaaioverlast
%
Overkomende vliegtuigen
32,0
Verkeer
30,7
Buren
27,2
Bedrijven in de buurt Anders
9,3 14,2
Hangjeugd, schreeuwende kinderen, bouw- en werkuitvoering en uitgaanspubliek zijn andere bronnen van geluidsoverlast die vaak genoemd zijn.
4.3.2 Binnenmilieu Mensen zijn gemiddeld 85% van hun tijd binnenshuis, waarvan 70% in de eigen woning. Als er vervuilde bronnen aanwezig zijn in de woning en er wordt te weinig geventileerd, kunnen mensen blootgesteld worden aan schadelijke stoffen. Verschillende stoffen kunnen zich door slechte ventilatie ophopen.
56
RESULTATEN - MILIEU
Vocht Wonen in een vochtig huis kan luchtwegaandoeningen verergeren. In vochtige woningen neemt de kans op astmaklachten toe met een factor 1,5-3,5. Het is niet duidelijk welke specifieke stoffen in vochtige woningen verantwoordelijk zijn voor deze gezondheidseffecten, mogelijk spelen allergenen, huisstofmijten en schimmels een rol (deze laatste twee groeien goed op vochtige plaatsen).56 In deze regio heeft 28,3% van de huishoudens het afgelopen jaar schimmel- of vochtplekken gehad in de woning. Bij de meeste mensen komt schimmel of vocht in de badkamer of douche voor (zie tabel 4.23). Tabel 4.23
Waar zitten schimmel- en vochtplekken? Plaatsen van schimmel- en vochtplekken
%
Badkamer/douche
20,8
Slaapkamer
3,7
Woonkamer
3,0
Kelder op kruipruimte
2,7
Gang/trap
1,4
Anders
3,1
In de gemeente Waterland en in Pelders- en Hoornseveld komen de meeste schimmelen vochtplekken voor (zie bijlage 6: tabel 6.3.3). Vrouwen geven vaker dan mannen aan schimmel- en vochtplekken in huis te hebben. Bovendien hebben allochtonen vaker schimmel- en vochtplekken in huis vergeleken met autochtonen (respectievelijk 36,5% en 27,7%). In 2001 is ook gevraagd naar de aanwezigheid van schimmel- en vochtplekken, hier is echter gevraagd naar schimmel- en vochtplekken in het afgelopen half jaar (en niet afgelopen jaar zoals in 2005). Toen bleek 17% schimmel- en vochtplekken in huis te hebben.3 Vergeleken met de regio Utrecht en Zuid-Holland Zuid, komen in de regio ZaanstreekWaterland vaker schimmel- en vochtplekken voor (28,3% vergeleken met 22,5% in de regio Utrecht en 26% in de regio Zuid-Holland Zuid).25,59 Tabaksrook Door roken komen schadelijke stoffen in de binnenlucht. Veel van deze stoffen zijn kankerverwekkend. Niet-rokers ademen tabaksrook uit de omgeving in (passief roken). Passief roken kan luchtwegklachten verergeren. Bovendien verhoogt passief roken het risico op longkanker en hartaandoeningen met ongeveer 20 procent. Passief roken van de moeder heeft effecten op het ongeboren kind; lager geboortegewicht, verhoogde kans op wiegendood, grotere kans op infecties en luchtwegklachten.60 In deze regio wordt bij 30% van de huishoudens binnenshuis gerookt. In de wijken Zaandam Zuid, Rosmolenwijk en Poelenburg wordt meer in huis gerookt vergeleken met de regio Zaanstreek-Waterland, terwijl in Beemster, Wormerland en Assendelft minder in huis gerookt wordt (zie bijlage 6: tabel 6.3.4). Mannen roken vaker in huis dan vrouwen. Ook blijkt dat de jongste leeftijdsgroep vaker in huis rookt (3,3 keer vaker dan de 55-69 jarigen). Laagopgeleiden roken 3,2 keer vaker in huis vergeleken met hoog opgeleiden. Het percentage huishoudens waar binnen gerookt wordt is hoger vergeleken met de regio Zuid-Holland Zuid, daar wordt in 28% van de huishoudens gerookt.25
57
RESULTATEN - MILIEU
Verbrandingsproducten Verbrandingsproducten komen in de lucht terecht door slecht gebruik van de openhaard of gasfornuis of bij een afvoerloze geiser. Bij onvolledige verbranding komen koolmonoxide en stikstofdioxide vrij. Koolmonoxide is een reukloos gas, het wordt snel opgenomen in het bloed en bindt zich aan hemoglobine. Dit belemmert daardoor het zuurstoftransport. Blootstelling aan stikstofdioxide kan luchtwegklachten verergeren en mogelijk ook veroorzaken.56 Een verhoogde kans op verbrandingsproducten hangt samen met op gas koken, een open keuken, ventileren, roken in huis, het verwarmingssysteem, de CV en de geiser. Een verhoogd risico op verbrandingsproducten heeft vooral als oorzaak: koken op gas, een open keuken en/of in huis roken gecombineerd met slecht ventileren. Tabel 4.24
Percentage mensen met verhoogde kans op verbrandingsproducten (N=5292) Verhoogde kans op verbrandingsproducten
%
Door verwarmingssysteem
7,3
Door aanvoer van lucht voor CV
15,9
Door afvoerloze geisers
3,0
Door koken op gas en slecht ventileren
35,3
Door open keuken en slecht ventileren
35,2
Door roken in huis en slecht ventileren
20,5
Er zijn nog een aantal andere stoffen (zoals allergenen, vluchtige organische stoffen, radon, en asbest), die zich door slechte ventilatie in het binnenmilieu kunnen ophopen en daardoor gezondheidsschade kunnen veroorzaken. Het voerde te ver om deze stoffen uitgebreid na te vragen in de enquête. Door ventileren kan men deze en andere stoffen uit de woning verwijderen en daarmee het binnenmilieu verbeteren. Volgens VROM moet men 24 uur per dag ventileren. In deze regio wordt niet altijd goed geventileerd. Tussen de 54,5% en 68,4% van de mensen in deze regio ventileert niet continu. In de woonkamer is de ventilatie het slechtst (zie figuur 4.27 en bijlage 6: tabel 6.3.5-6.3.8).
80 70
68,4
60
54,5
58,4
Slaapkamer
Badkamer
62,8
50 % 40 30 20 10 0 Woonkamer
Keuken
Figuur 4.27 Percentage mensen dat niet continu de woonkamer, slaapkamer, badkamer of keuken ventileert
Het ventilatiegedrag in deze regio is vergelijkbaar met de regio Zuid-Holland Zuid.25 De woonkamer wordt in onze regio beter geventileerd (zie tabel 4.25).
58
RESULTATEN - MILIEU
Tabel 4.25
Ventilatiegedrag in de regio Zaanstreek-Waterland en de regio Zuid-Holland Zuid ZaanstreekWaterland %
Zuid-Holland Zuid %
Ventileert niet continu de woonkamer
68,4
71*
Ventileert niet continu de slaapkamer
54,5
55
Ventileert niet continu de badkamer
58,4
57
Ventileert niet continu de keuken
62,8
63
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Er zijn verschillende soorten ventilatiesystemen. In deze regio wordt door de helft van de inwoners gebruik gemaakt van uitsluitend natuurlijke ventilatie (zie tabel 4.26). Tabel 4.26
Ventilatiesystemen Ventilatiesysteem
%
Uitsluitend natuurlijke ventilatie
50,4
Mechanische ventilatie (keuze uit standen en aan of uit) in combinatie met ventilatierooster
20,0
Mechanische ventilatie (altijd aan) in combinatie met ventilatierooster
15,6
Natuurlijke ventilatie in combinatie met ventilator in raam of muur
9,7
Mechanische ventilatie met recirculatie
2,0
Anders
2,3
Ventilatie is extra belangrijk in huishoudens waar binnen gerookt wordt. Bij 30% van de huishoudens wordt binnen gerookt. Het ventilatiegedrag van deze huishoudens is hetzelfde als van huishoudens waar niet in huis wordt gerookt: 68,1% versus 68,4% ventileert de woonkamer niet continu.
4.3.3 Bodemvervuiling Gezondheidsrisico’s van bodemverontreiniging worden vooral bepaald door de kans dat mensen met de verontreiniging in contact komen. Gezondheidseffecten die in verband worden gebracht met het wonen op of naast verontreinigde grond zijn een lager geboortegewicht, aangeboren afwijkingen en bepaalde typen kanker. Daarnaast wordt een verhoogd aantal klachten zoals vermoeidheid, slaperigheid en hoofdpijn gerapporteerd door mensen die dicht in de buurt van een verontreinigde locatie wonen. Het is moeilijk vast te stellen of deze klachten direct worden veroorzaakt door stoffen in de bodem of indirect een effect zijn van stress en angst.60 Uit de enquête blijkt dat 7,5% van de mensen in de regio Zaanstreek-Waterland van mening is dat de bodem in de nabije omgeving vervuild is. Eenderde van de mensen geeft aan dit niet te weten (zie tabel 4.27). Tabel 4.27
Percentage mensen dat van mening is dat de bodem in de nabije omgeving vervuild is Bodem in de nabije omgeving is vervuild
%
Ja
7,5
Nee
59,2
Weet ik niet
33,3
59
RESULTATEN - MILIEU
Wat is volgens de inwoners in de regio de oorzaak van deze vervuiling? Ruim 44% van de inwoners in de regio Zaanstreek-Waterland is van mening dat dit door een (voormalig) fabrieksterrein komt. Ook denkt ongeveer eenderde van de mensen die bezorgd zijn over bodemvervuiling dat dit door illegale storting komt (36,7%). Verder is 3,8% van mening dat de vervuiling door mens/dier is veroorzaakt en 2,8% ziet asbest als oorzaak van de veronderstelde bodemvervuiling. In de gemeenten Oostzaan, Landsmeer en Zaanstad is men het meest bezorgd over bodemvervuiling (zie figuur 4.28 en bijlage 6: tabel 6.3.9). In Zaanstad is men in de wijken Zaandam Zuid, Poelenburg en Rosmolenwijk vaker van mening dat de bodem vervuild is. Bezorgdheid over bodemvervuiling hangt niet samen met geslacht, leeftijd, etniciteit of opleiding.
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Mening bodem vervuild Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Figuur 4.28 Inwoners die van mening zijn dat de bodem vervuild is in de nabije omgeving.
60
ZORG
RESULTATEN - ZORG
4.4.
Zorg
Het gebruik en de kwaliteit van zorgvoorzieningen is van invloed op de gezondheid van de bevolking. Tevredenheid met de zorg hangt onder andere samen met het spanningsveld tussen zorgbehoefte en zorggebruik en de toegankelijkheid van zorg. In dit hoofdstuk wordt op deze onderwerpen ingegaan.
4.4.1 Zorggebruik De huisarts is de poortwachter van de zorg en daarmee een belangrijke indicator van het zorggebruik. Landelijk blijkt 73,1% van de bevolking het afgelopen jaar een bezoek te hebben gebracht aan de huisarts (67% van de 20-44 jarigen en 70,3% van de 45-65 jarigen).35 In Zaanstreek-Waterland heeft bijna 38% van de vrouwen de afgelopen twee maanden een bezoek gebracht aan de huisarts in vergelijking met 29,0% van de mannen (zie bijlage 6: tabel 6.4.1). In figuur 4.29 staat de prevalentie van personen die de afgelopen twee maanden een bezoek aan de huisarts heeft gebracht gepresenteerd. Het valt op dat in de gemeente Waterland het huisartsbezoek hoger ligt dan het regionaal gemiddelde, terwijl in de gemeente Wormerland het huisartsbezoek juist lager is. In het afgelopen jaar is 78,6% van de vrouwen en 68,8% van de mannen bij de huisarts geweest (zie bijlage 6: tabel 6.4.2).
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Bezoek huisarts Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Figuur 4.29 Prevalentie van personen die de afgelopen twee maanden een bezoek aan de huisarts hebben gebracht in de regio Zaanstreek-Waterland
Het vóórkomen van ziekte stijgt met de leeftijd. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat het huisartsbezoek ook stijgt met de leeftijd. In vergelijking met de jongste leeftijdsgroep gaan 40-54 jarigen en 55-69 jarigen tussen de 1,3 en 1,6 keer zo vaak naar de huisarts (zie figuur 4.30).
61
RESULTATEN - ZORG
0' /' .' -'
?l`jXikj\eY\qf\b`e X]^\cfg\e)dXXe[\e
,' +'
:fekXZkd\k_l`jXikj `eX]^\cfg\eaXXi
*' )' (' ' (/$)+aXXi ),$*0aXXi +'$,+aXXi ,,$-0aXXi
Figuur 4.30 Huisartsbezoek naar leeftijd
Vrouwen zijn vaker ziek en gaan vaker naar de huisarts dan mannen. Tussen autochtonen en allochtonen is geen verschil in huisartsbezoek gevonden ondanks het gevonden verschil in ervaren gezondheid en psychisch onwelbevinden. Het huisartsbezoek onder de laag en midden 1 opgeleiden is hoger dan het bezoek onder de hoogst opgeleiden (zie figuur 4.31).
0' /' .' -'
?l`jXikj\eY\qf\b`e X]^\cfg\e)dXXe[\e
,' +'
:fekXZkd\k_l`jXikj `eX]^\cfg\eaXXi
*' )' (' ' cXX^
d`[[\e( d`[[\e)
_ff^
Figuur 4.31 Huisartsbezoek naar opleidingsniveau
In vergelijking met het huisartsbezoek in 1993 blijkt het bezoek in 2005 vergelijkbaar te zijn.37 Tabel 4.28
Percentage personen dat het afgelopen jaar de huisarts heeft bezocht naar geslacht en onderzoeksjaar Huisartsbezoek
2005 %
1993 %
Mannen
68,8
70,8
Vrouwen
78,6
81,3
Het huisartsbezoek in de afgelopen twee maanden en in het afgelopen jaar is vergelijkbaar met het huisartsbezoek in de regio Eemland.22 In vergelijking met de regio Gooi- en
62
RESULTATEN - ZORG
Vechtstreek en de regio Noord-Kennemerland is het huisartsbezoek in Zaanstreek-Waterland in het afgelopen jaar lager (zie tabel 4.29).23,37 Tabel 4.29 Huisartsbezoek in het afgelopen jaar in vergelijking met de regio Eemland, Gooi- en Vechtstreek en de regio Noord-Kennemerland ZaanstreekWaterland %
Eemland %
Gooi- en Vechtstreek %
NoordKennemerland %
73,7
72,0
77,0*
79,5*
Huisartsbezoek afgelopen jaar
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Indien het gebruik van de overige zorgaanbieders vergeleken wordt, valt op er het vaakst gebruik wordt gemaakt van de tandarts, gevolgd door een medisch specialist (zie figuur 4.34). Het gebruik van de medisch specialist neemt toe met de leeftijd, terwijl het gebruik van de tandarts afneemt (zie figuur 4.32). 90 80 70 60 % 50 40 30 20 10 0
18-24 jaar 25-39 jaar 40-54 jaar
Overig
Thuiszorg
Paramedici
GGZ/maatschappelijk werk
Tandarts
Medisch specialist
55-69 jaar
Figuur 4.32 Zorggebruik naar leeftijd
Naast het feit dat vrouwen vaker de huisarts bezoeken, maken zij ook vaker gebruik van de overige zorgverleners met uitzondering van maatschappelijk werk/GGZ: dit gebruik is voor mannen en vrouwen gelijk (zie figuur 4.33).
63
RESULTATEN - ZORG
0' /' .' -' ,' +' *' )' (' '
dXe
Fm\i`^
K_l`jqfi^
GXiXd\[`Z`
n\ib
KXe[Xikj
D\[`jZ_jg\Z`Xc`jk
mifln
Figuur 4.33 Zorggebruik naar geslacht
Uit de paragrafen 4.1.1 en 4.1.3 bleek dat allochtonen een slechtere ervaren gezondheid en een slechtere psychische gezondheid hebben. Uit de analyse van de zorgconsumptiegegevens blijkt dat allochtonen niet vaker naar een medische specialist, tandarts, de GGZ of maatschappelijk werk, paramedici of thuiszorg gaan (zie figuur 4.34).
0' /' .' -' ,' +' *' )' (' '
XlkfZ_kffe
Fm\i`^
K_l`jqfi^
GXiXd\[`Z`
n\ib
KXe[Xikj
D\[`jZ_jg\Z`Xc`jk
XccfZ_kffe
Figuur 4.34 Zorggebruik naar etniciteit
Tussen de diverse opleidingsniveaus zijn geen verschillen in zorgconsumptie gevonden. Een uitzondering hierop is het gebruik van thuiszorg dat onder de laag opgeleiden 7,3 keer zo hoog is dan onder de hoog opgeleiden. Het zorggebruik in de regio Zaanstreek-Waterland is vergeleken met het zorggebruik in andere GGD-regio’s. Uit deze analyse bleek dat het bezoek aan een specialist in vergelijking met de regio Gooi- en Vechtstreek (41%) lager is en in vergelijking met de regio Eemland gelijk. Het tandartsbezoek in de regio Gooi- en Vechtstreek (76%) is lager, terwijl het in de regio Eemland (85%) hoger is dan het Zaans/Waterlands percentage. Het gebruik van de thuiszorg is in de regio Gooi- en Vechstreek (6%) hoger en in de regio Eemland gelijk (zie tabel 4.30).22,23,38
64
RESULTATEN - ZORG
Tabel 4.30 Zorggebruik in vergelijking met de regio Eemland, de regio Gooi- en Vechtstreek en de regio Noord-Kennemerland ZaanstreekWaterland %
Eemland %
Gooi- en Vechtstreek %
NoordKennemerland %
Medisch specialist
33,7
33,0
41,0*
36,7*
Tandarts
78,4
85,0*
76,0*
89,9*
6,0*
8,5*
Thuiszorg
2,4
3,0
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Landelijk blijkt 77,9% van de bevolking in het afgelopen jaar naar de tandarts te zijn geweest (86,5% van de 20-44 jarigen en 78,2% van de 45-64 jarigen).35
4.4.2 Mantelzorg Mantelzorg is de zorg die iemand ontvangt of geeft aan een bekende uit de omgeving, zoals een partner, ouders, kind, buren of vrienden, als iemand voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bestaan uit huishoudelijke activiteiten, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts. Mantelzorg wordt niet betaald. Een vrijwilliger uit een vrijwilligerscentrale is geen mantelzorger. Mantelzorg heeft in verschillende opzichten vergaande en minder vergaande gevolgen, afhankelijk van de aard en de omvang van de zorg en de situatie. In het algemeen hangt de ervaren (over)belasting samen met de verhouding tussen draaglast en draagkracht van de mantelzorger. De belasting neemt vooral toe naarmate men meer uur per week helpt en de sociale afstand tussen de mantelzorger en hulpbehoevende kleiner is. Ook degenen die helpen omdat er geen alternatief voorhanden is, zijn zwaarder belast. Overbelasting kan zowel lichamelijke, psychische als sociale gevolgen hebben voor de mantelzorger.61 In de regio heeft 12,8% (7,2% mannen en 18,4% vrouwen) het afgelopen jaar mantelzorg gegeven en 3,1% (1,8% mannen en 4,5% vrouwen) mantelzorg ontvangen. In de gemeente Edam-Volendam is minder mantelzorg gegeven in vergelijking met het regionaal gemiddelde. In de gemeenten Waterland (17,5%) en Zeevang (17,0%) is juist meer (met name meer door mannen) mantelzorg gegeven (zie figuur 4.35 en bijlage 6: tabel 6.4.3). Ook in de Zaanse wijk Pelders- en Hoornseveld wordt meer mantelzorg gegeven.
65
RESULTATEN - ZORG
BEEMSTER ZEEVANG
WORMERLAND
ZAANSTAD
OOSTZAAN
PURMEREND
MARKERMEER EDAM-VOLENDAM
WATERLAND
LANDSMEER
0
5
10
kilometers Gezondheidsenquête 2005
Mantelzorg geven Prevalentie lager dan Z-W Prevalentie gelijk aan Z-W Prevalentie hoger dan Z-W
Figuur 4.35 Prevalentie van personen die het afgelopen jaar mantelzorg hebben gegeven in de regio Zaanstreek-Waterland
In alle gemeenten wordt evenveel gebruik gemaakt van mantelzorg door de inwoners van 18-70 jaar. De inwoners van Pelders- en Hoornseveld (6,2%) en Poelenburg (6,7%) gaven aan vaker mantelzorg te hebben gebruikt in vergelijking met het gebruik in Zaanstad en het gebruik in de regio (zie bijlage 6: tabel 6.4.4). Ruim 13% van de mantelzorgers voelt zich zwaar belast door de mantelzorg. Het geven van mantelzorg komt voornamelijk neer op de 40-69 jarigen. De 40-54 jarigen voelen zich echter minder zwaar belast dan de jongere leeftijdsgroepen, mogelijk verband houdende met de levensfase waarin men zit (studerend, jong gezin, beginnend werkend, pensioen). De jongste en de oudste respondenten hebben het afgelopen jaar het vaakst mantelzorg ontvangen (zie figuur 4.36).
30 25 18-24 jaar
20
25-39 jaar
% 15
40-54 jaar
10
55-69 jaar
5 0 Zwaar belast Afgelopen jaar Afgelopen jaar door mantelzorg mantelzorg mantelzorg gekregen gegeven Figuur 4.36 Mantelzorg naar leeftijd
66
RESULTATEN - ZORG
Vrouwen geven 3,2 keer zo vaak mantelzorg als mannen. Zij voelen zich echter niet vaker zwaar belast door de mantelzorg. Zij ontvangen daarnaast ook vaker mantelzorg (zie figuur 4.37).
20 18 16 14 12 % 10 8 6 4 2 0
man vrouw
Afgelopen jaar mantelzorg gegeven
Zwaar belast door mantelzorg
Afgelopen jaar mantelzorg gekregen
Figuur 4.37 Mantelzorg naar geslacht
Verschillen in het geven en gebruiken van mantelzorg en de daarmee gepaard gaande belasting tussen allochtonen en autochtonen zijn niet gevonden. In figuur 4.38 valt op dat personen met de twee hoogste opleidingsniveaus het meest vaak mantelzorg geven. Echter, de lager opgeleiden voelen zich het zwaarst belast. Zij ontvangen zelf ook het vaakst mantelzorg. Dit laatste is te verklaren door het feit dat zij ook een slechtere gezondheid hebben.
35 30 25 20 % 15 10 5 0
laag midden1 midden2 hoog
Afgelopen jaar mantelzorg gegeven
Zwaar belast door mantelzorg
Afgelopen jaar mantelzorg gekregen
Figuur 4.38 Mantelzorg naar opleidingsniveau
Vergelijking met de cijfers uit 2001 is niet mogelijk, omdat het onderwerp mantelzorg toen niet is uitgevraagd. In deze regio wordt minder mantelzorg gegeven in vergelijking met de regio Gooi- en Vechtstreek (17%), maar het percentage is gelijk aan de regio Eemland.22,23 Er wordt meer mantelzorg gegeven dan in de regio Noord-Kennemerland waar 9,1% van de bevolking mantelzorg geeft.37 In de regio Gooi- en Vechtstreek blijkt 12% zich zwaar belast te voelen door de mantelzorg.23
67
RESULTATEN - ZORG
4.4.3 Medicijngebruik Het CBS heeft becijferd dat 14,4% van de bevolking (0-115 jaar) in de twee weken voorafgaande aan het vraaggesprek een geneesmiddel heeft gebruikt dat was voorgeschreven door een arts (voor de 20-44 jarigen was dit 26,2% en voor de 45-64 jarigen 49,2%).35 In de vragenlijst aan de respondenten uit Zaanstreek-Waterland is gevraagd welke medicijnen (al dan niet op recept) zij hadden gebruikt in de afgelopen 14 dagen. In figuur 4.39 zijn de resultaten gepresenteerd voor medicijnen voor hart- en vaatziekten, paracetamol, hoestmedicatie, slaapmiddelen, antidepressiva en diabetes. Paracetamol wordt het meest frequent gebruikt. Daarnaast blijkt dat paracetamol, hoestmedicatie en antidepressiva vaker op jonge leeftijd worden gebruikt. Medicijnen voor hart- en vaatziekten en medicijnen voor suikerziekte worden vaker op hogere leeftijd gebruikt. Vrouwen blijken vaker paracetamol en slaap- en kalmeringsmiddelen te gebruiken (zie figuur 4.39). Mannen gebruiken 1,3 keer vaker medicijnen voor het hart en de bloedvaten en 1,8 keer vaker medicijnen tegen diabetes.
man
ie kt e
a siv es
ep r
Su ik er z
n de le An tid
id
ica tie
aa pm
Sl
Ho es t
m ed
kt e
Pa ra ce t
tz ie t/ va a Ha r
em ol
vrouw
n
%
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Figuur 4.39 Medicijngebruik naar geslacht
Allochtonen gebruiken vaker hoestmedicatie. Ondanks de hogere kans op een angst- of depressiestoornis gebruiken zij niet vaker antidepressiva (zie figuur 4.40).
68
RESULTATEN - ZORG
0' /' .' -' ,' +' *' )' (' '
XlkfZ_kffe
bk \e GX iX Z\ k\ ?f d fc \j kd \[ `ZX Jc k`\ XX gd `[ [\ 8e c\ e k`[ \g i\ jj `m X Jl `b \i q`\ bk \
XccfZ_kffe
?X
ik&
mX X
kq `\
Figuur 4.40 Medicijngebruik naar etniciteit
Lager opgeleiden gebruiken vaker paracetamol, hoestmedicatie, slaap- en kalmeringsmiddelen, medicatie voor hart- en vaatziekten en astmamedicatie dan hoger opgeleiden.
4.4.4 Toegankelijkheid van zorg Een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse gezondheidszorgsysteem is dat er een rechtvaardige verdeling van beschikbare voorzieningen voor de gehele bevolking moet zijn (gelijke toegankelijkheid). Daarnaast krijgt het begrip keuzevrijheid vooral de laatste jaren veel aandacht, mede in verband met recente zorgvernieuwingen en het nieuwe zorgstelsel. Toegankelijke zorg betekent dat personen die zorg nodig hebben, op tijd en zonder grote drempels toegang hebben tot de zorgverlening.62 In dit kader zijn de fysieke en telefonische bereikbaarheid van de zorgverleners van belang. Bijna 1,5% van de inwoners in de regio vindt dat hij/zij de huisarts niet goed kan bezoeken. Dit wordt met name gerapporteerd door inwoners van Pelders- en Hoornseveld (5,0%) en Rosmolenwijk (3,3%, zie bijlage 6: tabel 6.4.5). Het percentage personen dat ontevreden is over de telefonische bereikbaarheid van de huisartsen in de regio is veel hoger: 14,4% vindt dat ze de huisarts niet goed kunnen bereiken. Positieve uitzonderingen zijn de plattelandsgemeenten: Beemster, Waterland, Edam-Volendam, Wormerland, Oostzaan, Landsmeer en Zeevang. In Zaanstad (17,7%) en meer specifiek de wijken Zaandam Zuid (23,6%), Poelenburg (25,4%), Pelders- en Hoornseveld (30,8%) en Rosmolenwijk (26,0%) is dit percentage nog hoger dan het regionaal gemiddelde (zie bijlage 6: tabel 6.4.6). Ruim 2% van de inwoners van Zaanstreek-Waterland is ontevreden over de fysieke bereikbaarheid van de tandarts. In Purmerend (4,5%) en in Pelders- en Hoornseveld (4,3%) is de ontevredenheid groter. In Zaanstad is men juist meer tevreden (zie bijlage 6: tabel 6.4.7). De telefonische bereikbaarheid van de tandarts is veel beter in vergelijking met de telefonische bereikbaarheid van de huisarts. De bereikbaarheid verschilt niet zoveel in de regio. In de regio is 4,2% ontevreden. In Oostzaan is men vaker ontevreden over de telefonische bereikbaarheid van de tandarts. In Beemster (1,7%) is men juist meer tevreden (zie bijlage 6: tabel 6.4.8). In vergelijking met 2001 is de fysieke bereikbaarheid van de huisarts verbeterd, terwijl er een verslechtering in de telefonische bereikbaarheid van de huisarts is opgetreden4. De bereikbaarheid van de tandarts is gelijk gebleven (zie tabel 4.31).
69
RESULTATEN - ZORG
Tabel 4.31
Percentage personen dat vindt dat ze de huisarts of tandarts niet goed kunnen bezoeken of telefonisch kunnen bereiken naar onderzoeksjaar 2005 %
2001 %
Huisarts niet goed bezoeken
1,4
2,8*
Tandarts niet goed bezoeken
2,1
2,7
Huisarts niet goed telefonisch bereiken
14,4
Tandarts niet goed telefonisch bereiken
4,2
12,9* 4,4
* significant verschillend van het percentage in Zaanstreek-Waterland 2005
Bijna 78% van de 18-70 jarigen zou indien dit mogelijk zou zijn ’s avonds of in het weekend naar een zorgverlener gaan.
70
SAMENVATTING
5 Samenvatting, discussie en aanbevelingen Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste uitkomsten van de gezondheidsenquête onder 18-70 jarigen. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten bediscussieerd en worden aanbevelingen voor beleid geformuleerd.
5.1 Belangrijkste onderzoeksresultaten Gezondheid Hoe men de gezondheid zelf ervaart is de afgelopen vier jaar gelijk gebleven. In een aantal Zaanse wijken en in de oudste leeftijdsgroep (55-69 jaar) is de ervaren gezondheid slechter vergeleken met de regio. Met betrekking tot de lichamelijke gezondheid valt op dat het percentage inwoners met een psychische aandoening, diabetes, kanker en een beroerte de afgelopen vier jaar is gestegen. Het percentage mensen met een rugaandoening is gedaald, maar staat nog steeds op nummer 2 van meest voorkomende ziekten in deze regio. Hoge bloeddruk komt van de 18 gevraagde ziekten het meest vaak voor. In Pelders- en Hoornseveld komen vaker chronische aandoeningen voor. Een letsel, blessure of vergiftiging komt bij 12% van de inwoners voor. Vaak is dit ontstaan tijdens het sporten. Ongeveer 0,5% van de inwoners heeft een SOA. Het vóórkomen van psychisch onwelbevinden is in de afgelopen vier jaar gelijk gebleven en ook vergeleken met andere regio’s wijkt deze regio niet af. Het vóórkomen van psychische aandoeningen is wel gestegen in de afgelopen 4 jaar. Ongeveer 5% van de inwoners heeft een hoog risico op een angststoornis of een depressie. Vrouwen, lager opgeleiden en allochtonen hebben een hoger risico op een angststoornis of een depressie. Bij meer dan eenderde van de inwoners is er sprake van matige of ernstige eenzaamheid. Sociale eenzaamheid komt in deze regio vaker voor dan emotionele eenzaamheid. Vooral bij de oudere leeftijdsgroep, allochtonen en mensen met een lage opleiding komt eenzaamheid vaak voor. Er is geen eenduidig beeld als wordt vergeleken met andere regio’s: vergeleken met sommige regio’s komt eenzaamheid in deze regio vaker voor, vergeleken met andere regio’s weer minder vaak. Nog steeds heeft 29% niet regelmatig contact met de buren. Een positieve verandering in de afgelopen 4 jaar is wel dat meer mensen goede vrienden hebben. In de regio rapporteert 13,6% van de inwoners problemen met hun kinderen. Echter, 2% heeft behoefte aan opvoedingsondersteuning. Veel mensen hebben een ingrijpende gebeurtenis meegemaakt in het afgelopen half jaar (50%). Er is sinds 2001 een toename te zien in het percentage mensen dat een scheiding, verbroken relatie, werkeloosheid, financiële problemen, ziekte of slachtofferschap van een criminele handeling heeft meegemaakt. Leefstijl In de regio rookt 29,8% van de bevolking. Er wordt meer gerookt in Zaanstad en vaker door jong-volwassenen, mannen en lager opgeleiden. Het percentage rokers is sinds 2001 niet veranderd. Elf procent van de rokers is een zware roker (meer dan een pakje per dag). Door 5,1% van de bevolking in de regio wordt excessief alcoholgebruik gebruikt. In gemeente Waterland en Zaandam Zuid is het excessief alcoholgebruik hoger. Jongeren, mannen en lager opgeleiden drinken vaker excessief. In vergelijking met 2001 is het excessief alcoholgebruik toegenomen. Bijna 17% van de volwassen bevolking drinkt zwaar (CBS-definitie). In vergelijking met landelijke cijfers en cijfers uit andere regio’s wijkt de regio Zaanstreek-Waterland ongunstig af. Ongeveer 4% van de bevolking heeft de afgelopen maand cannabis gebruikt. Het gebruik onder mannen in Landsmeer en Zaanstad is hoger dan in de regio. Anderhalf procent heeft
71
SAMENVATTING
de afgelopen vier weken harddrugs gebruikt. Het gebruik in de Rosmolenwijk is hoger dan in de regio. Het drugsgebruik onder jongeren is hoger dan onder ouderen. Daarnaast is drugsgebruik onder middelbaar opgeleiden hoger. Bijna 36% van de inwoners doet wel eens mee aan kansspelen. In de gemeente EdamVolendam wordt meer gegokt dan in de andere gemeenten. Het deelnemen aan kansspelen neemt toe met de leeftijd. Verder wagen mannen, autochtonen en mensen met een lage opleiding vaker een gokje. Sinds 1993 en 2001 heeft er een daling in het percentage gokkers plaatsgevonden, ondanks de opening van een casino na 2001 in Zaanstad. Uit het onderzoek blijkt dat een klein percentage van de gokkers vindt dat ze teveel geld of teveel tijd aan gokken spendeert. Ouderen en lager opgeleiden geven vaker aan teveel tijd aan gokken te spenderen. In de regio Zaanstreek-Waterland lijdt 48,5% van de inwoners aan matig tot ernstig overgewicht. In de gemeente Purmerend is het percentage mannen dat te zwaar is hoger dan in de regio. In Zaandam Zuid zijn vrouwen vaker te zwaar. In Poelenburg komt extreem overgewicht vaker voor dan in Zaanstreek-Waterland. De prevalentie van overgewicht is sinds 1993 toegenomen en is eveneens hoger dan de prevalentie in de regio Eemland. Het overgewicht neemt toe met de leeftijd en neemt ook toe naarmate het opleidingsniveau daalt. Bovendien zijn vrouwen vaker te zwaar. Op de determinanten van overgewicht; bewegen en voeding, is nog winst te behalen. Uit ons onderzoek blijkt dat 74,7% van de inwoners niet voldoet aan de landelijke norm voor gezond bewegen. Bovendien sport slechts 34,8% in georganiseerd verband. Het beweegpatroon in de regio is verslechterd sinds 2001. Risicogebieden voor onvoldoende bewegen zijn: Purmerend (norm bewegen) en Zaandam Zuid, Poelenburg, Pelders- en Hoornseveld (sportclub). Risicogroepen met betrekking tot bewegen zijn vrouwen, allochtonen en ouderen. Ruim 1 op de 5 inwoners ontbijt te weinig. Dit percentage is lager dan het percentage in 2001 toen één op de drie inwoners te weinig ontbeet. In Poelenburg en Rosmolenwijk wordt vaker te weinig ontbeten. Het verantwoorde ontbijtgedrag daalt met de opleiding. In de regio eet 72% van de inwoners onvoldoende groente en 71% onvoldoende fruit volgens de landelijke Richtlijn Goede Voeding. Hoewel de percentages hoog zijn, zijn ze vergelijkbaar met de percentages gemeten in de regio Eemland. De groente- en fruitconsumptie daalt met de leeftijd en met het opleidingsniveau. Mannen eten vaker te weinig fruit. Milieu Recentelijk heeft het RIVM opnieuw geschat dat 2-5% van de ziektelast in Nederland kan worden toegeschreven aan milieufactoren.63 Geur- en geluidshinder hebben effect op de gezondheid. Geuroverlast kan hoofdpijn, benauwdheid en misselijkheid veroorzaken. Geluidsoverlast kan hinder en slaapverstoring veroorzaken en via lichamelijke stressreacties kan het leiden tot verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. De overlast van geluid is in deze regio de afgelopen 4 jaar toegenomen van 10,5 naar 14,6%. Vliegtuigen en verkeer blijken de grootste bron van geluidshinder te zijn. Assendelft komt naar voren als risicogebied. Dit heeft te maken met overlast door vliegtuigen, doordat Assendelft overlast heeft van zowel de Polder- als de Zwanenburgbaan van Schiphol. Eenderde van de inwoners in deze wijk ervaart geluidsoverlast. In het kader van het binnenmilieu is gevraagd naar schimmel- en vochtplekken, ventileren en roken in huis. Veel huishoudens hebben last van schimmel en vochtplekken, voornamelijk in de badkamer. Vergeleken met andere regio’s komt dit in deze regio vaker voor. Ook wordt in deze regio vaker in huis gerookt (28%). De wijken Zaandam Zuid, Rosmolenwijk en Poelenburg wijken op een negatieve manier af. Het binnenmilieu kan verbeterd worden door ventileren, maar ook dit wordt in veel huishoudens niet continu gedaan: tussen de 54 en 68% ventileert niet continu.
72
SAMENVATTING
Ongeveer 7,5% is bezorgd over bodemvervuiling in de nabije omgeving. Veel mensen denken dat dit komt door (voormalige) fabrieksterreinen en illegale storting. Zorg Ongeveer 69% van de mannen en 78,6% van de vrouwen is het afgelopen jaar bij de huisarts geweest. Dit percentage is gelijk aan het percentage in 1993. Als er gekeken wordt naar de overige zorgaanbieders dan valt op dat er het vaakst gebruik gemaakt wordt van de tandarts, gevolgd door de medisch specialist. Vrouwen gebruiken meer zorg dan mannen. Alleen het bezoek aan maatschappelijk werk/GGZ is gelijk tussen de seksen. Ondanks het verschil in gezondheid gebruiken de allochtonen in het onderzoek evenveel zorg als de autochtonen. Ook is er geen verschil in zorggebruik naar opleidingsniveau gevonden, met uitzondering van het gebruik van thuiszorg wat onder laag opgeleiden 7,3 keer zo hoog is dan onder hoog opgeleiden. Het zorggebruik in onze regio is over het geheel genomen gelijk aan het gebruik in andere GGD-regio’s. In de regio heeft 12,8% (7,2% mannen en 18,4% vrouwen) het afgelopen jaar mantelzorg gegeven en 3,1% (1,8% mannen en 4,5% vrouwen) mantelzorg ontvangen. In de gemeente Edam-Volendam is minder en in de gemeenten Waterland en Zeevang is juist meer mantelzorg gegeven in vergelijking met het regionaal gemiddelde. Ook in de Zaanse wijk Pelders- en Hoornseveld wordt meer mantelzorg gegeven. Het geven van mantelzorg komt met name neer op de 40-69 jarigen. De 40-54 jarigen voelen zich het minst zwaar belast. Vrouwen geven en ontvangen vaker mantelzorg dan mannen. Lager opgeleiden gebruiken meer mantelzorg en als ze mantelzorg geven voelen ze zich vaker zwaar belast dan hoger opgeleiden. Hoger opgeleiden op hun beurt geven weer vaker mantelzorg.
5.2 Discussie Het versturen van een tweede herinneringsbrief heeft effect gehad op de respons, aangezien de respons hoger is dan vier jaar geleden (56,5%). Landelijk gezien worden met postenquêtes vergelijkbare cijfers gevonden. Een andere methodiek zoals het brengen en halen van enquêtes zou mogelijk de respons kunnen verhogen. Dit is, vanwege de ontoegankelijkheid van portiekflats, niet in de hele regio Zaanstreek-Waterland toepasbaar en verdient daarom niet de voorkeur. Het is waarschijnlijk dat respondenten gezonder zijn en er een gezondere leefstijl op na houden in vergelijking met non-respondenten, hierdoor zijn de gepresenteerde cijfers waarschijnlijk een onderschatting van de problematiek. Om dit effect gedeeltelijk te ondervangen is gewogen naar leeftijd, geslacht en postcodegebied. Om zicht te krijgen op de grootte van de nonresponsbias op de prevalentieschattingen is een non-responsonderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat, behalve met betrekking tot het onderwerp bewegen, er geen verschillen zijn tussen de respondenten en non-respondenten. In het achterhoofd houdende dat in het non-responsonderzoek niet alle onderwerpen uitgevraagd konden worden, kan hieruit de voorzichtige conclusie getrokken worden dat het effect van de non-respons op de prevalentieschattingen mogelijk niet heel groot is in dit onderzoek. Voor het vergelijken van de onderzoeksresultaten met andere regio’s is het effect van de onderschatting minder groot, aangezien in deze onderzoeken ook sprake is van selectieve non-respons. Als er in dit onderzoek wordt gesproken over allochtonen waarbij vaker problematiek voorkomt, moet men zich realiseren dat het om een selecte groep gaat die geënquêteerd is. Alleen de allochtonen met een Nederlandse nationaliteit zijn gevraagd mee te doen aan de enquête. Dit zijn zeer waarschijnlijk de allochtonen die al meer de Nederlandse leefgewoonten hebben overgenomen en bovendien de Nederlandse taal zo machtig zijn dat zij de vragenlijst konden invullen. In de enquête zijn, waar mogelijk, de standaarden van de Lokale en Nationale Monitor
73
SAMENVATTING
Volksgezondheid opgenomen met als doel landelijke spiegelinformatie te verkrijgen. Helaas is er nog geen landelijke dekking aangezien andere GGD-regio’s de volwassen gezondheidsenquête waarin de standaarden zijn opgenomen nog moeten uitvoeren. Daarom is er in de resultaten vergeleken met GGD-regio’s die wel gebruik gemaakt hebben van dezelfde standaarden. Ten tijde van de volgende gezondheidsenquête zal wel landelijke spiegelinformatie voorhanden zijn.
5.3
Conclusie
Het gaat best goed met de gezondheid van de inwoners in deze regio. De resultaten van veel thema’s komen overeen met andere regio’s of landelijke cijfers. Ook is de gezondheidssituatie op een aantal thema’s, zoals ervaren gezondheid en sociaal netwerk, gelijk gebleven. In vergelijking met 2001 zijn verbeteringen waargenomen op het aantal mensen dat weleens deelneemt aan kansspelen, het percentage mensen dat onvoldoende ontbijt en het percentage mensen dat ontevreden is over de fysieke bereikbaarheid van de huisarts. In vergelijking met 2001 is er een toename van psychische aandoeningen, diabetes, kanker en beroertes. Daarnaast is de lawaaioverlast toegenomen. Ook drinken meer mensen excessief en kampen meer vrouwen met extreem overgewicht. Bovendien zijn minder mensen lid van een sportclub. Ten slotte is er in deze regio vaker sprake van binnenmilieuproblematiek getuige het vaker voorkomen van schimmel- en vochtplekken in de woning en het vaker in huis roken in vergelijking met andere regio’s. Uit het onderzoek blijkt dat op diverse thema’s dezelfde risicogroepen aan te wijzen zijn, namelijk vrouwen (gezondheid), mannen (leefstijl), ouderen, allochtonen en laagopgeleiden. Over het algemeen genomen zijn gebieden die ongunstig afwijken vaak: Zaanstad, aandachtswijken van Zaanstad, Purmerend en Edam-Volendam.
5.4
Aanbevelingen naar aanleiding van de onderzoeksresultaten
5.4.1 Preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ De Wcpv stelt dat de minister van VWS met ingang van 2002 een nota dient op te stellen met daarin de landelijke prioriteiten op het gebied van de collectieve preventie. De nieuwe preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ gaat vooral over een betere afstemming tussen rijksbeleid en lokaal beleid. Duidelijk is dat preventie een steeds grotere rol speelt in de curatieve gezondheidszorg. De nota benadrukt dat een sterke inzet op gezond leven noodzakelijk is, omdat de gezondheid van de Nederlanders verslechterd. Dit wordt met name veroorzaakt door roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht. Het uiteindelijke doel is er op gericht dat mensen langer in goede gezondheid leven. De landelijke overheid heeft een aantal instrumenten tot haar beschikking om mensen te stimuleren tot gezond leven, zoals wetgeving, voorlichting en prijsbeleid. Het voorkomen en tegengaan van roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht (voeding en bewegen) levert een grote bijdrage aan het beperken van de belangrijkste volksgezondheidsproblemen in Nederland. Daarom zijn deze drie leefstijlfactoren speerpunt in deze preventienota. Naast deze drie leefstijlfactoren zijn twee ziektes tot speerpunt benoemd: diabetes en depressie. Diabetes is deels erfelijk bepaald (type 1) of een verouderingsziekte (type 2). Maar het al op jonge leeftijd ontwikkelen van diabetes type 2 kan voor een aanzienlijk deel voorkomen worden met een gezonde leefstijl. Ook vroegsignalering en goede ketenzorg leveren gezondheidswinst op. Depressie is één van de belangrijkste psychische stoornissen waar met preventie gezondheidswinst te boeken is. Mensen met een depressie roken en drinken relatief vaak en zijn vaker te zwaar. Ook bij depressie kan vroegsignalering en tijdige interventie een flink deel van de ziektelast voorkomen. Daarom zijn ook depressie en diabetes als speerpunt gekozen.64
74
SAMENVATTING
5.4.2 Lokaal gezondheidsbeleid Het uitwerken en de uitvoering van het preventiebeleid in Nederland is een cyclisch proces, waarin de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen van het RIVM, de landelijke preventienota en de gemeentelijke nota’s op elkaar voortbouwen.64 De uitvoering van de collectieve preventie vindt voor een groot deel plaats op lokaal niveau. De gemeente en GGD zijn hierin belangrijke spelers, in samenwerking met de lokale vertegenwoordigers van zorgaanbieders, zorgverzekeraars en zorgvragers. Van belang voor een goed lokaal preventiebeleid is het bundelen van krachten, door samen te werken aan de formulering en uitwerking van het lokale beleid, met gemeenschappelijke lokale prioriteiten en beleidsdoelen. Een goede epidemiologische analyse van de gezondheidssituatie is in dit proces onontbeerlijk ter onderbouwing van keuzen in beleid.
5.4.3 Bevorderen van gezond gedrag Er zijn diverse beleidsinstrumenten bij de bevordering van gezond gedrag, zoals voorlichting, wet- en regelgeving en omgevingsgerichte interventies. Om zoveel mogelijk gezondheidswinst te behalen is een combinatie van instrumenten en locaties waar de interventie wordt aangeboden het meest effectief. Om de effectiviteit van interventieprogramma’s te vergroten wordt tegenwoordig bij het ontwikkelen en uitvoeren van preventieve activiteiten vaak de doelgroep betrokken. De interventie zal op deze wijze meer aansluiten bij de leefwereld van de doelgroep. Het verminderen van de gezondheidsachterstand zal dan veelal via een integrale, vaak wijkgerichte, aanpak plaatsvinden.
5.4.4 Speerpunten GGD Zaanstreek-Waterland In dit rapport is een beeld geschetst van de gezondheidssituatie van de bevolking in Zaanstreek-Waterland. Er is ingegaan op veranderingen in de tijd, verschillen van het landelijk beeld, risicogroepen en risicogebieden. Toch blijft de vraag aan welk thema prioriteit dient te worden gegeven. Om tot een aanbeveling te komen zijn alle onderwerpen in een interne sessie met beleidsfunctionarissen, gezondheidsbevorderaars en epidemiologen beoordeeld aan de hand van een aantal criteria, zodat op basis van een nauwkeurige beoordeling een probleem geprioriteerd kon worden. Deze criteria zijn: - Omvang van het probleem - Toename (is het probleem toegenomen vergeleken met 2001 of komt het in deze regio vaker voor vergeleken met andere regio’s of landelijk) - Is het een regionaal probleem of landelijk probleem - Ernst van het probleem/gezondheidsrisico’s - Politieke of maatschappelijke interesse voor het probleem Bovendien is gekeken of er voor het probleem bewezen effectief of veelbelovend interventies beschikbaar zijn. Als laatste is gekeken naar de landelijke speerpunten van de nieuwe preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’.64 Voor de GGD zijn voor de komende vier jaar de volgende 6 speerpunten geformuleerd: • • • • • •
Psychosociale problematiek Overgewicht, voeding en bewegen Excessief alcoholgebruik Binnenmilieu Opvoedingsproblematiek Diabetes
75
SAMENVATTING
Psychosociale problematiek is geprioriteerd omdat het een probleem is dat in de afgelopen vier jaar is toegenomen. Bovendien is het een probleem van grote omvang, met een grote individuele en maatschappelijke ziektelast. Ten slotte is het een onderwerp dat politieke en maatschappelijke interesse geniet en is het een landelijk speerpunt in de nieuwe preventienota.64 Het aanpakken van overgewicht, het bevorderen van een gezond voedingspatroon en het stimuleren van voldoende bewegen is gekozen omdat het risicofactoren zijn voor verschillende ziekten en ze daarmee verantwoordelijk zijn voor een aanzienlijk aandeel in de ziektelast. Uit het onderzoek is gebleken dat een aanzienlijk deel van de bevolking er een ongezonde leefstijl op na houdt. Er zijn veelbelovende interventies voorhanden om de overgewichtsproblematiek aan te pakken. Ook is overgewicht een landelijk speerpunt.64 Het excessief alcoholgebruik in de regio is hoog en zelfs toegenomen sinds 2001. Overmatig alcoholgebruik kan belangrijke gezondheidseffecten hebben. Het is een probleem wat middels preventie goed aangepakt kan worden en het staat bovendien in de nieuwe preventienota.64 Het thema binnenmilieu is gekozen vanwege de grote omvang van binnenmilieuproblematiek in de regio. Aangezien een slecht binnenmilieu grote gezondheidseffecten heeft, is aanpak van belang. Zeker gezien het feit dat door ventileren het binnenmilieu vaak verbeterd kan worden. Opvoedingsproblematiek is gekozen, vanwege de omvang van de problematiek en de gevolgen die het kan hebben voor zowel ouders als kinderen. Bovendien is het een thema dat zowel politieke als maatschappelijke interesse heeft. Het is daarnaast een thema wat in het kader van de Wmo belangrijk is. Er zijn landelijk, maar ook internationaal, veelbelovende interventies voorhanden die opvoedingsproblematiek op een gedegen en effectieve manier aanpakken. Diabetes is het laatste onderwerp dat als speerpunt is aangemerkt. De prevalentie is de afgelopen vier jaar toegenomen, een trend die ook landelijk te zien is geweest. Diabetes heeft een grote ziektelast in termen van verloren levensjaren, alsmede in termen van beperkingen en vermindering van de kwaliteit van leven. De ziekte is, door preventie van bijvoorbeeld overgewicht, goed intervenieerbaar. Het is daarom niet verwonderlijk dat het ook een speerpunt in de landelijke preventienota is.64 De GGD beveelt aan voor de volwassen bevolking interventieprojecten in te zetten op deze zes thema’s. Op welke wijze deze interventieprojecten vorm moeten krijgen, zal in de komende periode verder uitgewerkt moeten worden.
76
LITERATUUR
6 Literatuur 1
Wet collectieve preventie volksgezondheid. 25 mei 1990 en wetswijziging d.d. 13 juli 2002 (Staatsblad 468).
2
Lier van A. Sterfte in Noord-Holland en Flevoland. Analyse van sterftecijfers in de provincies Noord-Holland en Flevoland 1996-2002. GGD Zaanstreek-Waterland, september 2005.
3
Plevier C. Gezondheidsenquête ZaanstreekWaterland 2001. GGD Zaanstreek-Waterland, september 2001.
4
Piet F.D. Huiselijk geweld in ZaanstreekWaterland. De aard en omvang van huiselijk geweld in de regio Zaanstreek-Waterland. GGD Zaanstreek-Waterland, juni 2006.
5
Boom C. De gezondheidssituatie van de volwassen bevolking in Volendam 4,5 jaar na de ramp. GGD Zaanstreek-Waterland, juli 2006.
6
www.sf-36.org/tools/sf12.shtml, augustus 2006.
7
Ware J.E., Kosinski M., Keller S.D. A 12-item Short-Form Health Survey. Constructions of Scales an Preliminary Tests of Reliability and Validity. Medical Care. 1996;34(3):220-233.
8
9
10
Zee K.I. van der, Sanderman R. Het meten van de algemene gezondheidstoestand met de RAND-36. Een handleiding. Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, 1993. Zee K.I. van der, Sanderman R., & Heyink J. De psychometrische kwaliteiten van de MOS 36-item Short Form Health Survey (SF-36) in een Nederlandse populatie. Tijdschrift Sociale Gezondheidszorg 1993;71:183-191. Perenboom R., Oudshoorn K., Herten L. van, Hoeymans N., & Bijl B. Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid: Bepaling afkappunten en wegingsfactoren voor de MHI-5 en GHQ-12. Leiden: TNO Preventie en Gezondheid. Publ. nr. 99.067 2000.
11
Daly Grande E. The Kessler psychological distress scale (K10). DEPARTMENT OF HUMAN SERVICES - Centre for Population Studies in Epidemiology. 2002;14:1-2.
12
Jong A. de, Lubbe van der P.M. Groningse Vragenlijst over Sociaal Gedrag – Zelfbeoordelings-vragenlijsten voor het vaststellen van problemen in het interpersoonlijk functioneren. Groningen: Rob Giel Onderzoekscentrum en Rijksuniversiteit Groningen, 2001.
13
Brugha T.S., Babington P., Hurry J., Tennant C. The list of threatening experiences: a subset of 12 life events categories with considerable long-term contextual treat. Psychological Medicine. 1985;17(1):189-194.
14
Brugha T.S., Cragg D. The list of threatening experiences: the reliability and validity of a brief life events questionnaire. Act. Psychiatric Scandinavia. 1990;82:77-81.
15
WHO Expert Committee Physical Status. The use en interpretation of anthropometry. WHO technical Report Series nr 854, 1995.
16
www.voedingscentrum.nl/voedingscentrum/ Public, augustus 2006.
17
RIVM. VTV 1997 VI, Zorgbehoefte en zorggebruik. Bilthoven, 1997.
18
Mackenbach J.P. Ongezonde verschillen. Over sociale stratificatie en gezondheid in Nederland. 1994, Assen.
19
Stoop I.A.L. De jacht op de laatste respondent. Nonrespons in steekproefonderzoek. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2005.
20
Hoeymans N., Picavet H.S.J., Tijhuis M.A.R. Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, december 2005.
21
Hoeymans N., Picavet H.S.J., Tijhuis M.A.R. Hoeveel mensen voelen zich niet gezond? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, december 2005.
22
Vos de N. Gezondheidspeiling volwassenen 2004. Resultaten van een gezondheidspeiling onder volwassenen van 20-65 jaar in de regio Eemland. GGD Eemland, 2005.
23
Acker van M.B. Gezondheidspeiling van de inwoners van 19 jaar en ouder in de regio Gooi- en Vechtstreek. GGD Gooi- en Vechtstreek, 2005.
24
Hoeymans N., Gommer A.M., Poos M.J.J.C. Ziektelast in DALY’s samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, juni 2006.
25
Terpstra J.S., Sanavro F.L., Leeuwenburg J. Gezondheidsmonitor 2006. GGD Zuid Holland Zuid, juni 2006.
26
www.soaaids-professional.nl, juli 2006.
27
Land van ’t H., Ruiter de C., Berg van den M., Schoemaker C. Vraag. In: Brancherapporten VWS. Den Haag: VWS, mei 2005.
28
www.trimbos.nl, oktober 2006.
29
Tielen H., Broek van den I., Dijk van A., Paijmans I. Geestelijke gezondheid (19-64 jaar), juni 2006.
30
Schoemaker C., Hoeymans N. Psychische gezondheid samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, december 2005.
77
LITERATUUR
31
32
33
34
35
Lanting L.C., Stam C., Hertog den P.C., Brugmans M.J.P. Zelftoegebracht letsel samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, maart 2006. Hortulanus R., Machielse A., Meeuwsen L. Sociaal isolement. Elsevier Overheid, ’s Gravenhage, 2003. Witte K.E., Houweling D.A., Lucht van der F. Sociale relaties samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, mei 2002. Fokkema T., Van Tilburg T. Eenzaam en dan? De (on)mogelijkheden van interventies bij ouderen, oktober 2005.
49
Crossman A., Anne Sullivan D., Benin M. The family environment and American adolescents’ risk of obesity as young adults. Soc. Sci. Med. 2006 Nov;63(9):2255-67.
50
Song W.O., Chun O.K., Obayashi S., Cho S., Chung C.E. Is consumption of breakfast associated with body mass index in US adults? J. Am. Diet. Assoc. 2005;105(9):1373-82.
51
Hulshof K.F.A.M., Ocké M.C., Rossum van C.T.M., Buurma-Rethans E.J.M., Brants H.A.M., Drijvers J.J.M.M., Doest ter D. Resultaten van de voedselconsumptiepeiling 2003. Bilthoven: RIVM, 2004.
52
Campen van N.L. Van geur naar hinder. Chemiewinkel, Universiteit Utrecht, februari 2003.
53
Passchier Vermeer W., Kluizenaar de Y., Steenbekkers J.H.M., Dongen van J.E.F., Wijlhuizen G.J., Miedema H.M.E. Milieu en gezondheid 2001, overzicht van risico’s, doelen en beleid. Augustus 2001.
54
Jabaaij L. Geluidsoverlast gaat gepaard met gezondheidsproblemen. Huisarts en wetenschap. 2005;48(8):387.
36
www.statline.cbs.nl/statweb, juli 2006.
37
Rozema B., Gezondheidsenquête Zaanstreek/ Waterland 1993. Zaandam: juni 1994. GGD Zaanstreek, GGD Waterland.
55
www.rivm.nl/gezondheidenmilieu/themas/ geluid/blootstellinggeluid/index.jsp, oktober 2006.
38
Jellema A., Poort E. Gezondheidsprofiel NoordKennemerland. GGD Noord-Kennemerland, april 2005.
56
39
Laar van M. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, juni 2005.
Passchier-Vermeer W. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 17 mei 2005.
57
Houweling D.A. Geluid samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, mei 2005.
58
www.wikipedia.org, oktober 2006.
59
Haks K., Ameijden van E., Putten van der A. Gezondheid en Milieu. GG&GD Utrecht, april 2005.
60
www.rivm.nl, oktober 2006.
61
Schreuder Goedheijt T., Visser G. Factsheet Expertisecentrum Informele zorg. Mantelzorg in Nederland. EIZ. 2003.
62
Smits J.M.P., Droomers M., Westert G.P. Sociaal Economische Status en toegankelijkheid van zorg in Nederland. Bilthoven: RIVM, 2002b.
63
Hoeymans N., Hoogenveen R.T., Poos M.J.J.C. Wat is de bijdrage van risicofactoren? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, juni 2006.
64
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’. Den Haag. PG/OGZ/2.720.104. 2006.
40
41
78
Perenboom R.J.M. Wat is de gezonde levensverwachting en hoe wordt deze berekend? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, september 2005.
Laar van M.W., Cruts A.A.N., Verdurmen J.E.E., Ooyen van M.M.E. Nationale Drug Monitor. Jaarbericht 2004. Utrecht: Trimbos-Instituut, 2004. Brinke ten J.M., Verhagen C.E. Hoe gezond is de regio? Gezondheidspeiling 2002. GGD Amstelland- de Meerlanden, mei 2003.
42
Stichting Informatievoorziening Zorg. Ladis Nieuwsflits. Cannabis 2004. Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS).
43
www.drugsinfo.nl, augustus 2006.
44
www.gokverslaving.nl, augustus 2006.
45
www.voedingscentrum.nl, oktober 2006.
46
www.kwfkankerbestrijding.nl, augustus 2006.
47
www.sport.nl, augustus 2006.
48
www.rivm.nl/vtv, Nationale Atlas Volksgezondheid, augustus 2006.
AFKORTINGEN
7 Afkortingen
ASHG
Advies- en steunpunt huiselijk geweld
BMHK
Baarmoederhalskanker
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
COPD
Chronic obstructive pulmonary disease (COPD). Chronische obstructieve longziekten
DALY
Disability-adjusted life years
GBA
Gemeentelijke basisadministratie
GGD
Gemeenschappelijke gezondheidsdienst
LVT
Landelijke vereniging voor thuiszorg
MHI-5
Mental Health Inventory (5 vragen)
OR
Odds ratio
PGO
Periodiek Gezondheidskundig Onderzoek
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
SES
Sociaal economische status
SOA
Seksueel overdraagbare aandoening
TNO
Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
Wcpv
Wet collectieve preventie volksgezondheid
Wmo
Wet maatschappelijke ondersteuning
79
DEFINITIES
8 Definities
80
Aselect
Willekeurig
Chronische aandoening
Onomkeerbare aandoeningen, zonder uitzicht op volledig herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur
Determinant
Factor die de gezondheid beïnvloedt
Epidemiologie
Studie van het vóórkomen en de verspreiding van ziekten onder de bevolking
Etniciteit
Een etniciteit is een sociaal-culturele identiteit, die een bepaalde groep mensen of een aantal bevolkingsgroepen verbindt. Om de etniciteit vast te stellen wordt gebruik gemaakt van het geboorteland van vader, moeder en respondent.
Excessief
Buitensporig, overmatig
Inclusiecriteria
Criteria, die bepalen of een persoon in aanmerking komt voor deelname aan een onderzoek
Niet-eligible
Het niet voldoen aan de inclusiecriteria van het onderzoek
Niet-geïnstitutionaliseerd
Het niet woonachtig zijn in een instituut of instelling als verpleeghuis, verzorgingstehuis of tehuis voor gehandicapten
Odds ratio
Een odds ratio is een verhouding van twee odds die elk de kansverhouding ‘aandeel problematisch/aandeel nietproblematisch’ weergeven. Met deze techniek worden bijvoorbeeld de kansverhouding van de vrouwen met die van de mannen vergeleken
Prevalentie
Het percentage van de bevolking (of populatie) dat gedurende een bepaalde periode aan een bepaalde ziekte lijdt
Interventie
Het beïnvloeden van een determinant of ziekte in een gewenste richting
Loss to follow up
Personen die niet bereikt konden worden middels de mailing door bijvoorbeeld verhuizing, overlijden et cetera
Ongewogen data
Gegevens waarbij bij de berekening ervan geen rekening is gehouden met de leeftijds- en geslachtsverdeling in de algemene bevolking en het verschil in respons tussen de geografische gebieden
Onwelbevinden
Het zich niet goed voelen
Operationaliseren
De wijze waarop een onderwerp in de enquête is uitgevraagd
Reminder
Herinneringsbrief
Respons
Percentage personen, dat deelneemt aan het onderzoek
Risicofactoren
Kenmerken van personen die een verhoogd risico op ongezondheid met zich meebrengen
Risicogebied
Een te identificeren (sub)populatie met een verhoogde kans op een ongewenste gebeurtenis, zoals bijvoorbeeld ziekte
Significant
Verschil in uitkomst die niet toe te schrijven is aan toeval
Steekproef
Selectie van personen, die uitgenodigd worden om deel te nemen aan het onderzoek. Deze personen voldoen aan de inclusiecriteria van het onderzoek (leeftijd 18 tot 70 jaar, Nederlandse nationaliteit, niet-geïnstitutionaliseerd).
BIJLAGE 1
<postcode> <woonplaats>
Zaandam, 6 september 2005 Onderwerp: Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 Geachte De GGD Zaanstreek-Waterland verricht één maal in de vier jaar een gezondheidsenquête onder de inwoners van Zaanstreek-Waterland. Waarom dit onderzoek? Voor de GGD en de gemeente waar u woont, is informatie over de gezondheidssituatie van de inwoners erg belangrijk. Hulpverlening en activiteiten ter bevordering van de gezondheid moeten zo goed mogelijk aansluiten bij de behoefte van de mensen. Daarom zijn ook gegevens over uw gezondheid van groot belang. Wij willen u vragen uw medewerking te verlenen door deze vragenlijst in te vullen. Waarom u? De GGD verstuurt aan 9350 inwoners tussen 18 en 70 jaar in Zaanstreek-Waterland een vragenlijst. Er zijn willekeurig namen en adressen uit het bevolkingsbestand gehaald. Daar zat ook uw naam en adres bij. Hoe werkt het? Het is van belang dat degene wiens naam op de envelop staat de vragenlijst invult. Het invullen van de vragenlijst zal ongeveer 45 minuten in beslag nemen. De ingevulde vragenlijst kunt u in de bijgevoegde antwoordenvelop terugsturen (u hoeft geen postzegel te plakken). De GGD verzekert u dat de gegevens die u invult anoniem worden verwerkt. Bij de vragenlijst zit een antwoordkaartje. Door het invullen (en terugsturen) van dit kaartje laat u ons weten dat u de vragenlijst heeft teruggestuurd. U zult dan geen herinneringsbrief meer ontvangen. Bovendien maakt u daarmee kans op een mooie prijs: onder de inzenders wordt een fiets verloot en 18 fietsaccessoires. U kunt het antwoordkaartje afzonderlijk van de vragenlijst terugsturen, maar u kunt het kaartje natuurlijk ook bij de vragenlijst in de antwoordenvelop voegen. Het kaartje zal dan bij binnenkomst direct van de vragenlijst gescheiden worden. Wij verzoeken u vriendelijk de vragenlijst binnen 2 weken terug te sturen. Mocht u nog vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van deze vragenlijst of dit onderzoek, dan kunt u contact opnemen met mevrouw Drs. M. Mulder, mevrouw Drs. H. Zwikker of mevrouw M. Kes (075-6519278) van de GGD Zaanstreek-Waterland. Tenslotte, hoe meer mensen de vragenlijst invullen, des te beter het beeld van de gezondheid van de bevolking. Hierdoor kunnen gemeenten en de GGD beter werken aan de gezondheid van iedereen, dus ook aan uw gezondheid. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet,
Drs. J.P. Detering, directeur De GGD heeft een privacy- en klachtenreglement. Meer informatie kunt u vinden in de GGD-folders: ‘De bescherming van uw persoongegevens bij de GGD’ en ‘klachten? U kunt er iets mee doen’. Informatie hierover vindt u ook op onze website: www.ggdzw.nl.
81
BIJLAGE 1
<postcode> <woonplaats>
Zaandam, 26 september 2005 Onderwerp: Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 Geachte Ongeveer twee weken geleden heeft u van de GGD Zaanstreek-Waterland een gezondheidsenquête gekregen. Voor zover ons bekend hebben wij het antwoordkaartje dat in de vragenlijst zat nog niet van u ontvangen. Wij weten dus niet of u ons al een ingevulde vragenlijst heeft toegestuurd. Vandaar dat u deze herinneringsbrief ontvangt. Ook kan het zijn dat u de vragenlijst heeft teruggestuurd maar niet de antwoordkaart. U kunt deze brief dan als niet verzonden beschouwen en wij danken u voor uw medewerking. Wij verzoeken u vriendelijk, als u dat nog niet heeft gedaan, om de vragenlijst alsnog in te vullen. De GGD verzekert u dat de gegevens die u invult anoniem worden verwerkt. U kunt de lijst in de antwoordenvelop terugsturen. Een postzegel plakken is niet nodig! Om het onderzoek tot een succes te maken is het belangrijk dat zoveel mogelijk inwoners van de regio ZaanstreekWaterland de vragenlijst invullen. Gemeenten en GGD hebben deze informatie nodig om concrete plannen te maken voor een goed gezondheidsbeleid. Bovendien kan de gemeente zo activiteiten gericht op de bevordering van gezondheid beter af stemmen op de behoefte van de inwoners. Het is belangrijk dat degene wiens naam op de envelop staat, de vragenlijst invult. Bij de vragenlijst zit een antwoordkaartje. Door het invullen van dit kaartje laat u ons weten dat u de vragenlijst heeft teruggestuurd en maakt u kans op een fiets of één van de 18 fietsaccessoires. U kunt het antwoordkaartje afzonderlijk van de vragenlijst terugsturen, maar u kunt het kaartje natuurlijk ook bij de vragenlijst in de antwoordenvelop terugsturen. Het kaartje zal bij binnenkomst direct van de vragenlijst gescheiden worden. Indien nodig kunt u een nieuwe vragenlijst aanvragen bij mevrouw Drs. H. Zwikker of mevrouw M. Kes, via telefoonnummer: 075 6519278. Dit telefoonnummer kunt u ook bellen voor eventuele vragen over het onderzoek. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet,
Drs. J.P. Detering, directeur
De GGD heeft een privacy- en klachtenreglement. Meer informatie kunt u vinden in de GGD-folders: ‘De bescherming van uw persoongegevens bij de GGD’ en ‘klachten? U kunt er iets mee doen’. Informatie hierover vindt u ook op onze website: www.ggdzw.nl.
82
BIJLAGE 1
<postcode> <woonplaats>
Zaandam, 10 oktober 2005 Onderwerp: Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005 Geachte Enige tijd geleden ontving u van de GGD Zaanstreek-Waterland een gezondheidsenquête. Tot nu toe hebben wij van u geen antwoordkaart ontvangen. Deze kaart zat bij de aan u toegestuurde gezondheidsvragenlijst. Het is natuurlijk mogelijk dat u nog geen tijd heeft gehad of om een andere reden de vragenlijst niet heeft ingevuld. Wij doen u middels deze brief echter nog een laatste vriendelijk verzoek om uw medewerking. Ook kan het zijn dat u de vragenlijst heeft teruggestuurd maar niet de antwoordkaart. U kunt deze brief dan als niet verzonden beschouwen en wij danken u voor uw medewerking. Om het onderzoek tot een succes te maken is het belangrijk dat zoveel mogelijk inwoners van de regio ZaanstreekWaterland de vragenlijst invullen. Gemeenten en GGD hebben deze informatie nodig om concrete plannen te maken voor een goed gezondheidsbeleid en bovendien kunnen wij activiteiten gericht op de bevordering van de gezondheid beter af stemmen op de behoefte van de inwoners. Daarom zijn gegevens over uw gezondheid van belang. Het is belangrijk dat degene wiens naam op de enveloppe staat, de vragenlijst invult. Wij hebben opnieuw een vragenlijst, antwoordenvelop en antwoordkaart toegevoegd. U kunt de vragenlijst gratis in de antwoordenvelop terug sturen. Bij de vragenlijst zit een antwoordkaartje. Door het invullen van dit kaartje laat u ons weten dat u de vragenlijst heeft teruggestuurd. Bovendien maakt u kans op een fiets of één van de 18 fietsaccessoires. U kunt het antwoordkaartje afzonderlijk van de vragenlijst terugsturen, maar u kunt het kaartje natuurlijk ook bij de vragenlijst in de antwoordenvelop stoppen. Het kaartje zal bij binnenkomst direct van de vragenlijst gescheiden worden. De GGD verzekert u dat de gegevens die u invult anoniem worden verwerkt. Wilt u de vragenlijst en het antwoordkaartje zo spoedig mogelijk naar ons terugsturen? Heeft u vragen of opmerkingen over dit onderzoek, dan kunt u contact opnemen mevrouw Drs. M. Mulder, mevrouw Drs. H. Zwikker of mevrouw M. Kes, via telefoonnummer: 075 6519278. Bij voorbaat hartelijk dank voor uw medewerking. Met vriendelijke groet,
Drs. J.P. Detering, directeur
De GGD heeft een privacy- en klachtenreglement. Meer informatie kunt u vinden in de GGD-folders: ‘De bescherming van uw persoongegevens bij de GGD’ en ‘klachten? U kunt er iets mee doen’. Informatie hierover vindt u ook op onze website: www.ggdzw.nl.
83
BIJLAGE 1
Postzegel plakken niet nodig
GGD Zaanstreek-Waterland T.a.v. afdeling B en O; Gezondheidsenquête 2005 Antwoordnummer 1200 1500 VC Zaandam
84
BIJLAGE 2
Bijlage 2: Aanmeldingsformulier lichamelijk onderzoek Geachte meneer, mevrouw, Hoe gezond zijn de mensen in de regio Zaanstreek-Waterland? Zijn er mensen in uw regio die last hebben van astma, suikerziekte of hartklachten? Hoeveel mensen hebben een hoge bloeddruk? Om deze en nog veel meer vragen te beantwoorden is dit gezondheidsonderzoek opgezet door de GGD Zaanstreek-Waterland in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Met behulp van dit onderzoek is het mogelijk veranderingen in de tijd te monitoren en bestaand beleid te evalueren. De opzet van dit onderzoek Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het thuis invullen van de gezondheidsenquête van de GGD. U treft deze vragenlijst aan in deze envelop. Voor het tweede deel van het onderzoek wordt een deel van de mensen, die de vragenlijst hebben teruggestuurd en die willen deelnemen aan het lichamelijk onderzoek, in het voorjaar van 2006 uitgenodigd voor een kort lichamelijk onderzoek op de GGD. U wordt uitgenodigd Hierbij willen wij u uitnodigen deel te nemen aan het lichamelijk onderzoek bij de GGD. Door uw deelname levert u een belangrijke bijdrage aan het in kaart brengen van de gezondheidstoestand van de regionale bevolking en het zoeken naar de juiste maatregelen om chronische ziekten tegen te gaan. Hoe kunt u deelnemen? Onderaan deze pagina vindt u een deelnameformulier waarop u kunt aangeven wel of niet deel te willen nemen aan het lichamelijk onderzoek op de GGD. Tevens kunt u aangeven op welke dagen u wel of niet naar de GGD kunt komen. Het deelnameformulier stuurt u met de enquête en het antwoordkaartje van de enquête in de antwoordenvelop naar de GGD. Uit de groep mensen die aangeeft te willen deelnemen aan het lichamelijk onderzoek selecteren we op willekeurige wijze 650 personen, die uiteindelijk zullen worden uitgenodigd voor het onderzoek op de GGD. Deze personen ontvangen schriftelijk een uitnodiging voor het onderzoek op de GGD waarbij rekening wordt gehouden met de dagen die u hebt opgegeven. Uw deelname aan het project is geheel vrijwillig. U kunt zich dan ook op ieder moment zonder opgaaf van reden terugtrekken. -------------------------------------------------------------------------------------------------------Deelnameformulier aan lichamelijk onderzoek Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek bestaat uit het meten van uw lengte, gewicht, middel- en heupomtrek en bloeddruk. De medewerker neemt 2 buisjes bloed af. Dit zal alleen gebruikt worden voor de bepaling van het cholesterol- en het suikergehalte. Na het onderzoek vernietigen wij het bloed. Het onderzoek bij de GGD vraagt ongeveer 30 minuten van uw tijd. De gemaakte reiskosten kunnen vergoed worden. Bij het maken van afspraken voor het onderzoek op de GGD proberen we zoveel mogelijk rekening te houden met de tijden die u het beste uitkomen. De tijden van het onderzoek zijn tussen 8.15 en 15.00 uur. Ook wanneer u voor langere tijd afwezig bent, bijvoorbeeld vakantie, kunt u dit opgeven. Enkele weken nadat u de antwoordkaart hebt opgestuurd, krijgt u een uitnodiging voor het lichamelijk onderzoek op de GGD. De informatie, verzameld met behulp van de gezondheidsenquête en het lichamelijk onderzoek wordt aan elkaar gekoppeld. Deze informatie wordt anoniem (dus zonder naamsvermelding) verwerkt en
85
BIJLAGE 2
uitsluitend gebruikt voor het maken van statistieken. Uit deze statistieken kan geen herkenbare informatie worden afgeleid over afzonderlijke personen. Dit onderzoek is goedgekeurd door de Medisch Ethische Commissie.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------S.V.P. aankruisen wat van toepassing is O Ik doe mee aan het lichamelijk onderzoek (periode februari – juli 2006). Ik kom bij voorkeur op: 1e keus: dag __________________ tijdstip ___________ 2e keus: dag __________________ tijdstip ___________ Ik ben afwezig in de periode: _________________________ Wilt u hieronder uw naam en adresgegevens invullen? Naam: Mw./Dhr. ____________________________________ Adres: ____________________________________________ Postcode en woonplaats: _ _ _ _ _ _ ____________________ Geboortedatum : _________________ telefoonnummer (thuis): _______________ telefoonnummer (werk): _____________________ O Ik doe niet mee aan het onderzoek
86
VGa verder met vraag 9
6. Bent u hoofdkostwinner?
Veel succes!
Wat is uw leeftijd?
1
3 4
Jaar
Bij sommige vragen kunt u zelf het antwoord invullen in de vakjes, bijvoorbeeld:
Voorbeeld 4
Als u bij deze vraag ‘nee’ heeft aangekruist, kunt u vraag 7 en 8 overslaan en verdergaan met vraag 9.
nee
ja
mag u wel één of meerdere vragen overslaan, bijvoorbeeld:
In principe dient u alle vragen te beantwoorden door een kruisje te zetten bij het door u gekozen antwoord. Soms
Voorbeeld 3
2
8 Wat is het netto maandinkomen van uw huishouden?
niet meerekenen.
Eventuele kinderbijslag of vakantie-uitkering moet u
uit arbeid, pensioen, uitkeringen of alimentatie.
komen? Netto is het bedrag dat u maandelijks op
netto maandinkomen van uw huishouden rond te
7 Heeft u het afgelopen jaar moeite gehad om van uw
uw bank- of girorekening krijgt. Dit zijn inkomsten
LET OP: dit geldt alleen voor vragen waar u maar 1 antwoord mag geven. Voor vragen waar u meerdere
vrouw
antwoorden mag geven, moet u het foutieve antwoord met Typex weglakken.
Wat is uw geslacht?
man
geven, dan maakt u het hokje van het juiste antwoord helemaal zwart en zet een cirkel om dit antwoord.
Indien u per ongeluk het verkeerde antwoord heeft aangekruist en bij nader inzien toch een ander antwoord wilt
Voorbeeld 2
Wat is uw geslacht?
vrouw
Nee
Ja
Minder dan € 850, € 851,- tot en met € 1.150, € 1.151,- tot en met € 1.750, € 1.751,- tot en met € 3.050, € 3.051,- tot en met € 3.500, € 3.501,- of meer Wil ik niet zeggen
Ja, enige moeite Ja, grote moeite
op mijn uitgaven
Nee, geen enkele moeite Nee, geen moeite, maar ik moet wel opletten
maar heb een duurzame relatie
Woon niet samen met een partner,
Met andere volwassene(n)
Met mijn ouder(s)
Met kind(eren) van 18 jaar en ouder
Met kind(eren) van 12 t/m 17 jaar
man
Met kind(eren) van 4 t/m 11 jaar
Met kind(eren) tot en met 3 jaar
Met een partner
personen
Gehuwd Samenwonend Ongehuwd, nooit gehuwd geweest Gescheiden, gescheiden levend Weduwe/weduwnaar
Man Vrouw
Veel vragen kunt u beantwoorden door een kruisje te zetten bij het door u gekozen antwoord, bijvoorbeeld:
Elke regel moet u invullen.
6 Met welke personen woont u momenteel samen?
waartoe u behoort, uzelf meegerekend?
5 Uit hoeveel personen bestaat het huishouden
4 Wat is uw burgerlijke staat?
3 Wat is uw postcode?
2 Wat is uw geboortejaar?
1 Wat is uw geslacht?
Algemene vragen
Voorbeeld 1
• Wilt u de vragenlijst met een donkerblauwe of zwarte pen invullen?
• Als u klaar bent met invullen, controleer dan of u geen vragen vergeten bent.
gerust even de vragenlijst opzij en vul deze verder in op een ander tijdstip dat u schikt.
• Het invullen van de vragenlijst neemt ongeveer 45 minuten in beslag. Als u meer tijd nodig heeft, leg dan
Kies dus steeds het antwoord dat het beste bij u past.
• Er zijn geen ‘goede’ of ‘foute’ antwoorden. Het gaat om uw antwoorden en uw eigen ervaringen.
• Het is belangrijk geschreven teksten binnen de daarvoor aangegeven kaders te noteren.
Wanneer u meerdere antwoorden mag aankruisen, staat dit apart bij de vraag vermeld.
van toepassing is. Over het algemeen is het de bedoeling dat u één hokje aankruist.
• De meeste vragen kunt u beantwoorden door een kruisje te zetten in het hokje bij het antwoord dat voor u
kunt u de tussenliggende vragen overslaan.
volgorde van de lijst. Alleen als bij een antwoord staat vermeld dat u kunt doorgaan naar een verdere vraag,
• Neemt u rustig de tijd voor het doorlezen en beantwoorden van de vragen. Beantwoord de vragen in de
• Het is belangrijk dat de vragenlijst wordt ingevuld door diegene aan wie de vragenlijst gericht is.
Leest u deze toelichting goed door, voordat u aan de vragenlijst begint!!
De vragenlijst gaat onder andere over gezondheid, zorggebruik, leefstijl en woonomgeving.
Toelichting bij de vragenlijst
Gezondheidsenquête Zaanstreek-Waterland 2005
BIJLAGE 3A
87
88
11 Wat is uw geboorteland?
getuigschrift.
Een opleiding afgerond met diploma of voldoende
10 Wat is uw hoogst voltooide opleiding?
het eerste hokje aankruisen.
Indien u nergens op bezuinigt, kunt u dat bij
U mag meerdere antwoorden aankruisen.
onvoldoende inkomen?
9 Op welke terreinen bezuinigt u nu als gevolg van
3
HBO-V, kandidaats wetenschappelijk onderwijs)
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk:
Wetenschappelijk onderwijs (universiteit) Anders, namelijk:
4
4
5
Zeer goed
overdraagbare aandoening gehad?
17 Heeft u in de afgelopen 12 maanden een seksueel
Ja Nee V Ga naar vraag 19 Dat wil ik niet zeggen V Ga naar vraag 19
6 6,5 7 7,5 8 8,5 9 9,5 10
3 dan zijn?
2
1
Zeer slecht
Uitstekend Zeer goed Goed Matig Slecht
voor uw gezondheid de laatste tijd, wat zou dat
16 Als u zelf een cijfer van 1 tot 10 zou mogen geven
noemen?
15 Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid
Nu volgen een aantal vragen over uw gezondheid en over zaken die daarmee te maken hebben.
Hoger beroepsonderwijs (zoals HBO, HTS, HEAO,
Gezondheid
Nederlandse Surinaamse Antilliaanse Arubaanse Turkse Marokkaanse Overig, namelijk:
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk:
Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk:
Atheneum, Gymnasium, HBS, MMS)
Slechts 1 antwoord mogelijk.
14 Tot welke bevolkingsgroep rekent u zichzelf?
13 Wat is het geboorteland van uw vader?
12 Wat is het geboorteland van uw moeder?
wetenschappelijk onderwijs (zoals HAVO, VWO,
Hoger algemeen en voorbereidend
MTS, MEAO, BOL, BBL, INAS)
beroepsbegeleidend onderwijs (zoals MBO-lang,
Middelbaar beroepsonderwijs en
MAVO, (M)ULO, MBO-kort, VMBO-t)
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (zoals
LTS, LEAO, LHNO, VMBO)
Geen opleiding (lager onderwijs niet afgemaakt) Lager onderwijs (basisschool, speciaal basisonderwijs) Lager of voorbereidend beroepsonderwijs (zoals
Op geen enkel terrein Auto of kosten voor vervoer Vrije tijdsbesteding (sport, hobby’s en dergelijke) Krant of andere abonnementen Huisvesting/reparaties aan woning Cadeautjes, verjaardagen Stookkosten Telefoneren Kleding Voeding Vakantie Uitgaan Anders, namelijk:
BIJLAGE 3A
Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct of TIA
Hartinfarct
b
c
Migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn
Hoge bloeddruk
f
g
p
p Chronische gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma,
t
s
r
namelijk:
Andere langdurige ziekte of aandoening,
geestelijke of psychische aard?
Heeft u een aandoening, ziekte of handicap van
elleboog, pols of hand
Andere ernstige of hardnekkige aandoening van
nek of schouder
5
q Andere ernstige of hardnekkige aandoening van de
chronische reuma, reumatoïde artritis)
heupen of knieën
t
s
r
q
o
o Gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) van
(inclusief hernia)
m
n
l
n Ernstige of hardnekkige aandoening van de rug
Chronisch eczeem
l
k
j
i
h
g
f
e
d
c
b
a
m Onvrijwillig urineverlies (incontinentie)
Psoriasis
3 maanden
Ernstige of hardnekkige darmstoornissen langer dan
CARA/COPD
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of
k
j
i
(geen spataderen)
h Vernauwing van de bloedvaten in de buik of benen
Een vorm van kanker (kwaadaardige aandoening)
e
of angina pectoris)
d Een andere ernstige hartaandoening (zoals hartfalen
Diabetes mellitus/suikerziekte
a
12 maanden heeft gehad?
aankruisen of u die heeft of in de afgelopen
20 Wilt u bij de volgende ziekten en aandoeningen
arts vastgesteld
Ja, niet door
Nee
Ja Nee
19 Heeft u behoefte aan voorlichting ter voorkoming
van seksueel overdraagbare aandoeningen?
Ja Nee
18 Bent u hiervoor bij de huisarts geweest?
vastgesteld
Ja, door arts
Helemaal niet Een klein beetje Nogal Veel Heel erg veel
Geen V Ga naar vraag 24 Heel licht Licht Nogal Ernstig Heel ernstig
Sterk belemmerd Licht belemmerd Niet belemmerd
Ja, ernstig beperkt Ja, een beetje beperkt Nee, helemaal niet beperkt Doe deze bezigheden niet
Ja, ernstig beperkt Ja, een beetje beperkt Nee, helemaal niet beperkt Doe deze bezigheden niet
van uw lichamelijke gezondheid?
6
in het soort werk of andere bezigheden ten gevolge
27 Was u gedurende de afgelopen vier weken beperkt
lichamelijke gezondheid?
bereikt dan u zou willen ten gevolge van uw
26 Heeft u gedurende de afgelopen vier weken minder
Ja Nee
Ja Nee
De volgende paar vragen gaan over uw lichamelijke gezondheid en uw dagelijkse activiteiten.
25 Een paar trappen oplopen.
tafel, stofzuigen, fietsen.
24 Matige inspanning, zoals het verplaatsen van een
bij deze bezigheden, en zo ja, in welke mate?
bezigheid aangeven of u op dit moment door uw gezondheid ernstig, een beetje of helemaal niet beperkt wordt
De volgende vragen gaan over bezigheden die u zou kunnen doen op een doorsnee dag. Wilt u bij iedere
buitenshuis als huishoudelijk werk?
pijn gehinderd in uw normale werk, zowel werk
23 In welke mate bent u de afgelopen vier weken door
22 Hoeveel pijn had u de afgelopen vier weken?
school of in uw werk, of in uw vrijetijdsbesteding?
uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, op
21 In welke mate wordt u hierdoor belemmerd bij het
BIJLAGE 3A
89
90
Ja, één keer Ja, twee keer Ja, meer dan twee keer Nee V Ga naar vraag 30
Op een andere manier
zelfverwonding
In het verkeer Tijdens het sporten Tijdens betaald werk Als gevolg van geweld of opzettelijke
Ja Nee
Ja Nee
weken zo in de put, dat niets u kon opvrolijken?
33 Hoe vaak zat u gedurende de afgelopen vier
weken erg zenuwachtig?
32 Hoe vaak was u gedurende de afgelopen vier
7
Meestal
Altijd
Vaak
Soms
Wilt u a.u.b. bij elke vraag het antwoord geven dat het best benadert hoe vaak u zich zo voelde.
Zelden
De volgende vragen gaan over hoe u zich voelt en hoe het met u ging in de afgelopen vier weken.
(zoals depressieve of angstige gevoelens)?
gewoonlijk ten gevolge van emotionele problemen
werk of andere bezigheden niet zo zorgvuldig als
31 Deed u gedurende de afgelopen vier weken uw
angstige gevoelens)?
emotionele problemen (zoals depressieve of
minder bereikt dan u zou willen ten gevolge van
30 Heeft u gedurende de afgelopen vier weken
Nu volgen enkele vragen over emotionele problemen en uw dagelijkse activiteiten.
Meerdere antwoorden mogelijk.
29 Dit letsel of deze blessure is ontstaan:
onderstaande vraag over het laatst opgelopen letsel, vergiftiging of blessure.
Als u in de laatste drie maanden meerdere letsels, blessures of vergiftigingen heeft opgelopen, dan gaat de
bent geweest.
u naar een ziekenhuis, EHBO, arts of fysiotherapeut
medisch zijn behandeld; dat wil zeggen waarvoor
blessures die plotseling zijn ontstaan en die
Het gaat hierbij om letsels, vergiftigingen en
opgelopen?
meerdere keren een letsel, vergiftiging of blessure
28 Heeft u in de afgelopen drie maanden één of
Nooit
Meestal
Altijd
Vaak
Soms
45 Hoe vaak voelde u zich somber of depressief?
meer stil kon zitten?
44 Hoe vaak voelde u zich zo rusteloos dat u niet
43 Hoe vaak voelde u zich rusteloos of ongedurig?
42 Hoe vaak voelde u zich hopeloos?
kon komen?
41 Hoe vaak was u zo zenuwachtig dat u niet tot rust
40 Hoe vaak voelde u zich zenuwachtig?
duidelijke reden?
39 Hoe vaak voelde u zich erg vermoeid zonder
8
Meestal
Altijd
Soms
Af en toe
beantwoorden door het juiste antwoord aan te kruisen? Alle vragen gaan over de afgelopen maand.
Zelden
De onderstaande vragen gaan over eventuele psychische klachten. Wilt u alle onderstaande vragen
(zoals vrienden of familie bezoeken)?
vier weken gehinderd bij uw sociale activiteiten
emotionele problemen u gedurende de afgelopen
38 Hoe vaak hebben uw lichamelijke gezondheid of
weken een gelukkig mens?
37 Hoe vaak was u gedurende de afgelopen vier
vier weken somber en neerslachtig?
36 Hoe vaak voelde u zich gedurende de afgelopen
weken veel energie?
35 Hoe vaak had u gedurende de afgelopen vier
vier weken kalm en rustig?
34 Hoe vaak voelde u zich gedurende de afgelopen
*Ga naar vraag 45
*
*Ga naar vraag 42
*
Nooit
Nooit
BIJLAGE 3A
bij mijn vrienden terecht.
11. Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijd
10. Vaak voel ik me in de steek gelaten.
9. Ik mis mensen om mij heen.
verbonden voel.
8. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw
9
7. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen.
6. Ik vind mijn kring van kennissen te beperkt.
5. Ik mis gezelligheid om mij heen.
narigheid kan terugvallen.
4. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van
3. Ik ervaar een leegte om mij heen.
2. Ik mis een echt goede vriend of vriendin.
ik dagelijks met mijn probleempjes terecht kan.
1. Er is altijd wel iemand in mijn omgeving bij wie
van toepassing is.
Kruis op iedere regel het antwoord aan dat op u
op u, zoals u de laatste tijd bent, van toepassing is?
de volgende uitspraken aangeven in hoeverre die
51 Er volgen nu enkele uitspraken. Wilt u van elk van
nomen om een eind te maken aan uw leven?
50 Heeft u de laatste 12 maanden een poging onder-
leven?
serieus over gedacht een eind te maken aan uw
49 Heeft u in de laatste 12 maanden er wel eens
minderwaardig of waardeloos?
48 Hoe vaak vond u zichzelf afkeurenswaardig,
Soms
Min of meer
Ja
Ja Nee Dat wil ik niet zeggen
Heel vaak Vaak Af en toe Een enkele keer Nooit Dat wil ik niet zeggen
47 Hoe vaak voelde u zich zo somber dat niets hielp
om u op te vrolijken?
Meestal
Altijd
46 Hoe vaak had u het gevoel dat alles veel moeite kostte?
Nee
Af en toe
Nooit
1-2
0
1
0
Nee Enigszins Nogal Ernstig 2
3-4
3
5-6
7-9
4-5
10 of meer personen
6 of meer personen
U mag hier meer dan één hokje aankruisen.
10
Geen enkele gebeurtenis.
gestolen.
U bent ontslagen. U had een grote financiële crisis. U had problemen met de politie en/of justitie. Iets waaraan u waarde hechtte is verloren of
maand niet succesvol in het vinden van een baan.
U werd werkloos of u bent al langer dan een
buurman/buurvrouw of familieleden.
U bent gescheiden. Uw vaste relatie werd verbroken. U had ernstige problemen met een goede vriend,
(tante, neef, grootouder, broer of zus et cetera).
Uw ouder, kind of partner overleed. Een zeer goede vriend of een familielid overleed
geworden van (ernstige) criminele handelingen.
ziekte, is gewond geraakt of is het slachtoffer
Iemand uit uw naaste omgeving heeft een ernstige
(ernstige) criminele handelingen.
gewond geraakt of slachtoffer geworden van
van de volgende levensgebeurtenissen in de afgelopen 6 maanden heeft meegemaakt?
Uzelf leed aan een ernstige ziekte, bent ernstig
55 Wilt u hiernaast aankruisen of u één of meerdere
Soms gebeuren er ingrijpende dingen in het leven. Hieronder staan enkele van die gebeurtenissen genoemd.
Ingrijpende gebeurtenissen
54 Hoeveel goede vrienden heeft u?
53 Met hoeveel buren gaat u regelmatig om?
omdat u zich eenzaam voelde?
52 Heeft u het afgelopen jaar problemen gehad
BIJLAGE 3A
91
92
62 Ik kon bij (één van) mijn kinderen aankloppen voor
63 Ik was goed op de hoogte van wat mijn kinderen
65 Ik vond het plezierig om met mijn kinderen om te
gaan.
mijn kinderen.
dergelijke).
64 Ik was goed op de hoogte van de problemen van
11
Vaak
V Ga verder met vraag 61.
Soms
deden (uitgaan met vrienden, werk, school, en
Altijd
Altijd
Ja, ik heb kinderen, ouder dan vijftien jaar.
V Ga door naar vraag 66.
hulp of ondersteuning.
Vaak
Nee, ik heb geen kinderen ouder dan vijftien jaar.
Soms
Nooit
V Ga verder met vraag 56.
Ja, ik heb kinderen van vijftien jaar of jonger.
jonger. V Ga door naar de vragen van groep B.
Nee, ik heb geen kinderen van vijftien jaar of
V Ga door naar vraag 66.
Nee, ik heb helemaal geen kinderen.
Nooit
61 Ik kon goed met mijn kinderen opschieten.
In welke mate was dit de laatste vier weken het geval?
van toepassing is.
Kruis a.u.b. aan welke van de twee mogelijkheden op u
kinderen gaat of misschien om uw pleeg- of stiefkinderen.
vragen niet uit of het om uw biologische (‘echte’)
maakt bij de beantwoording van deze en de volgende
Heeft u kinderen, ouder dan vijftien jaar? Let op: het
Groep B
te gaan.
60 Ik vond het plezierig om met mijn kinderen om
nodig hadden.
59 Mijn kinderen konden bij mij terecht als zij hulp
(met vriendjes samen, op school en dergelijke).
58 Ik wist van mijn kinderen wat ze overdag deden
(uitgaan, TV kijken, spelletjes spelen en dergelijke).
57 Ik deed van alles samen met mijn kinderen
56 Ik kon goed met mijn kinderen opschieten.
In welke mate was dit de laatste vier weken het geval?
van toepassing is.
Kruis a.u.b. aan welke van de drie mogelijkheden op u
of stiefkinderen.
(‘echte’) kinderen gaat of misschien om uw pleeg-
volgende vragen niet uit of het om uw biologische
Let op: het maakt bij de beantwoording van deze en de
Heeft u kinderen van vijftien jaar of jonger?
Groep A
Anders, namelijk:
opvoeddeskundige en ouder met kind
Opvoedspreekuur: Gesprek met
opvoeddeskundige en ouders alleen
Folder over opvoeding Cursus Opvoedspreekuur: Gesprek met
Nee V Ga naar vraag 67 Niet van toepassing V Ga naar vraag 67 Ja
Meerdere antwoorden mogelijk.
geweld was of waren?
69 Kunt u aangeven wie de dader(s) van het huiselijk
Meerdere antwoorden mogelijk.
68 Om welke vorm van huiselijk geweld ging het?
geweest van huiselijk geweld?
67 Bent u in de afgelopen 12 maanden slachtoffer
• Seksueel misbruik (aanranding of verkrachting)
12
Mijn partner Mijn ex-partner Mijn kind Een ander familielid Een huisvriend Anders, namelijk:
Psychisch/emotioneel geweld Lichamelijk geweld Ongewenste seksuele toenadering Seksueel misbruik
Ja Nee V Ga verder naar vraag 76 Dat wil ik niet zeggen V Ga verder naar vraag 76
• Ongewenste seksuele toenadering (seksueel getinte opmerkingen, ongewenst aangeraakt, et cetera)
• Lichamelijk geweld (mishandeling, schoppen, slaan, et cetera)
• Psychisch of emotioneel geweld (getreiterd, gekleineerd of uitgescholden worden, et cetera)
Het kan gaan om:
(ex)partners, vrienden). Slachtoffers en daders van geweld kunnen zowel vrouwen, kinderen als mannen zijn.
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd (gezinsleden, familieleden,
Huiselijk geweld komt overal voor, ook in de regio Zaanstreek-Waterland.
De volgende vragen gaan over huiselijk geweld.
u behoefte?
66b Zo ja, aan welk type opvoedondersteuning heeft
66a Heeft u behoefte aan opvoedingsondersteuning?
BIJLAGE 3A
Meerdere antwoorden mogelijk.
Zo ja, met wie of bij welke instantie?
besproken en/of bij een instantie gemeld?
74 Heeft u het huiselijk geweld met iemand
kinderen getuige van het huiselijk geweld?
73 Waren bij deze gelegenheden minderjarige
72 Wat was het geslacht van de dader?
drugs gebruikt?
71b Had de dader volgens u alcohol gedronken of
13
gelegenheden alcohol gedronken of drugs gebruikt?
71a Had u als slachtoffer bij één of meer van deze
slachtoffer geweest van huiselijk geweld?
70 Hoe vaak bent u in de afgelopen 12 maanden
Bij de politie Met vrienden/familie/kennissen Bij slachtofferhulp Met mijn huisarts Bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling Bij GGZ Dijk en Duin Bij een andere instantie Anders, namelijk:
Ja Nee
Ja Ja, soms Nee
Man Vrouw
Ja, alcohol Ja, drugs Ja, zowel alcohol gedronken als drugs Nee, geen alcohol gedronken en geen drugs Weet niet
gebruikt
Ja, ik had alcohol gedronken Ja, ik had drugs gebruikt Ja, ik had alcohol gedronken en drugs gebruikt Nee, ik had geen alcohol gedronken of drugs
Eenmalig Een aantal keren Maandelijks Wekelijks Dagelijks
Ik ben één keer bang geweest Ik ben af en toe bang Ik ben vaak bang Ik ben heel vaak bang
Nee V Ga verder naar vraag 78 Ja
Iemand om mijn verhaal aan kwijt te kunnen Contact met andere slachtoffers Tijdelijke opvang Hulp om een einde te maken aan het geweld Hulp voor de dader Andere hulp Ik heb geen behoefte aan hulp
Ik vind het vervelend daarover te praten Niet ernstig genoeg Uit angst Uit schaamte Ik wil de dader niet verraden Ik ben bang voor de dader Men kan toch niet helpen Ik weet niet waar ik het moet melden Ik heb geen behoefte aan hulp Anders, namelijk:
79 Hoe lang bent u (zonder schoenen)?
van vóór de zwangerschap invullen.
Indien u zwanger bent hier graag uw gewicht
78 Hoeveel kilo weegt u (zonder kleren)?
14
centimeter
kilogram
In het volgende vragenblok worden vragen gesteld over uw manier van leven.
Leefstijl
personen?
77 Hoe vaak bent u bang voor deze persoon of
een gezinslid, een huisgenoot of een huisvriend?
76 Bent u zelf wel eens bang voor uw (ex-)partner,
Meerdere antwoorden mogelijk.
zou dat dan moeten zijn?
75 Als u behoefte hebt aan hulp, wat voor hulp
Meerdere antwoorden mogelijk.
Zo nee, waarom niet?
BIJLAGE 3A
93
94 2
1
2
3
3
83 Rookt u (wel eens)?
telt ook als ontbijt.
NB: drinkontbijt, ontbijtreep, muesli en dergelijke
een ontbijt?
82 Hoeveel dagen in de week gebruikt u gewoonlijk
6
4
5
4
5
6
1
2
3
4
5
6
meer dan 5 glazen
7dgn
7dgn
meer dan 5
7dgn
Ja Nee, maar vroeger wel V Ga naar vraag 85 Nee, ik heb nooit gerookt V Ga naar vraag 85
minder dan 1
Aantal dagen per week
5
drinkt u dan?
4
1
glazen vruchtensap (vers geperst of uit pak)
3
Aantal glazen vruchtensap 2
5
meer dan 5 stuks
Op de dagen dat u vruchtensap drinkt, hoeveel
kersen, kunt u een handje vol voor 1 stuk tellen.
appel of 2 mandarijntjes. Bij klein fruit, zoals
5
4
NB: 1 stuk fruit is bijvoorbeeld een middelgrote
3
1
eet u dan?
2
4
2
Aantal stuks fruit
1
Aantal dagen per week
minder dan 1
3
Op de dagen dat u fruit eet, hoeveel stuks fruit
Vruchtensap (vers geperst of uit pak)
Fruit
of drinkt u gewoonlijk vruchtensap?
81 Hoeveel dagen in de week eet u gewoonlijk fruit
Sla/rauwkost
minder dan 1
Gekookte/gebakken groenten
Aantal opscheplepels
NB: Een opscheplepel is ongeveer50 gram.
15
1
hoeveel opscheplepels eet u dan gewoonlijk?
Op de dagen dat u groenten, sla of rauwkost eet,
Sla/rauwkost
minder dan 1
op bijvoorbeeld een broodje gezond telt niet mee.
Gekookte/gebakken groenten
Aantal dagen per week
stamppotten) tellen ook mee, maar een blaadje sla
NB: Groenten in eenpansgerechten (zoals
gekookte of gebakken groenten, sla of rauwkost?
80 Hoeveel dagen in de week eet u gewoonlijk
aankruisen.
U mag bij deze vraag meer dan één hokje
heeft gedronken?
drank u in de afgelopen 12 maanden wel eens
86 Wilt u aangeven welke soorten alcoholhoudende
namelijk:
Andere drugs,
Methadon
Heroïne (horse, smack of bruin)
Cocaïne (ook crack/gekookte coke/Freebase)
mushrooms)
Hallucinogene paddestoeltjes (paddo’s of magic
LSD
XTC (ecstasy, MDMA)
Amfetamine (pep, speed en dergelijke)
Cannabis (hasj, marihuana of wiet)
Bij elk middel één hokje aankruisen.
85 Heeft u de volgende middelen wel eens gebruikt?
84 Wat rookt u en hoeveel?
16
Ja, in de afgelopen 4 weken
Ja, langer dan 12 maanden geleden
Nee, nooit gebruikt
V Ga naar vraag 92
Ik heb nooit alcoholhoudende dranken gedronken
gedronken V Ga naar vraag 92
maanden geen alcoholhoudende dranken
Ik dronk vroeger wel, maar ik heb de afgelopen 12
met vruchtensap (bijvoorbeeld breezers, shooters)
Alcoholhoudende drank gemengd met frisdrank of
wodka of ander gedestilleerd
Bier (geen alcoholarm of alcoholvrij/malt bier) Wijn, sherry, port, vermout Likeur, advocaat, bessenjenever, citroenjenever Jenever, brandewijn, vieux, rum, cognac, whisky,
Ja, in de afgelopen 12 maanden, maar niet in de afgelopen 4 weken
pakje(s) pijptabak (van 50 gram) per week
sigaren per week
± ±
sigaretten (uit pakje of zelf gerold) per dag
±
BIJLAGE 3A
blikje of flesje bier 1,5 glas. Dus twee flesjes bier is
flesje bier 1,5 glas. Dus twee flesjes bier is 3 glazen
b. 6 of meer glazen
a. 4 of meer glazen
6 of meer glazen op één dag?
17
gedronken en hoe vaak dronk u in dezelfde periode
meer glazen alcoholhoudende drank op één dag
91 Hoe vaak heeft u de afgelopen zes maanden 4 of 5-6 keer per week
3-4 keer per week
1-2 keer per week
1-3 keer per maand
3-5 keer per half jaar
1-2 keer per half jaar
nooit
5
opgetild) c. niet van toepassing
minuten
minuten
uur
uur
uur
minuten
minuten
minuten
minuten
gemiddelde tijd per dag
uur
uur
d. klussen/doe-het-zelven
18
minuten
minuten
gemiddelde tijd per dag
uur
aantal dagen per week
minuten
minuten
gemiddelde tijd per dag
uur
uur
c. tuinieren
b. fietsen
a. wandelen
Vrije tijd
c. niet van toepassing
met zware boodschappen lopen)
b. zwaar inspannend werk (zoals vloeren schrobben,
(zoals koken, afwassen, strijken et cetera)
aantal dagen per week
aantal dagen per week
7 dagen per week
gemiddelde tijd per dag
6
uur
waarbij regelmatig zware dingen moeten worden
a. licht en matig inspannend werk
(halve glazen naar boven afronden).
4
b. zwaar inspannend werk (lopend werk of werk
Huishoudelijke activiteiten
drank gebruikelijk is. Reken voor een blikje of
3
uur
Het gaat hierbij nog steeds om vrijdag t/m zondag.
Elke dag
glas/glazen
Ik drink op zo’n weekenddag gemiddeld
2
aantal dagen per week
1
a. licht en matig inspannend werk
Lichamelijke activiteit op werk of school
c. niet van toepassing
Met een glas wordt bedoeld een glas dat voor die
gemiddeld?
drank gebruikt, hoeveel glazen drinkt u dan
90 Als u op zo’n dag in het weekend alcoholhoudende
gemiddeld genomen alcoholhoudende drank?
wordt bedoeld vrijdag t/m zondag) drinkt u
89 Op hoeveel van de 3 weekenddagen (hiermee
3 glazen (halve glazen naar boven afronden).
b. fietsen van/naar werk of school
a. lopen van/naar werk of school
dat voor die drank gebruikelijk is. Reken voor een
Woon/werkverkeer
zo’n dag mee bezig was?
verrichtte en hoeveel tijd u daar gemiddeld op
dagen per week u de onderstaande activiteiten
afgelopen maanden. Wilt u aangeven hoeveel
93 Neem in uw gedachten een normale week in de
andere inspannende activiteiten?
bezig met fietsen, klussen, tuinieren, sporten en/of
alles bij elkaar opgeteld, tenminste een half uur
92 Op gemiddeld hoeveel dagen per week bent u,
Het gaat hierbij nog steeds om maandag t/m
3 dagen 2 dagen 1 dag Minder dan 1 dag Ik drink nooit in het weekend V Ga naar vraag 91
glas/glazen
Ik drink op zo’n doordeweekse dag gemiddeld
V Ga naar vraag 89
4 dagen 3 dagen 2 dagen 1 dag Minder dan 1 dag Ik drink nooit op doordeweekse dagen
donderdag. Met een glas wordt bedoeld een glas
gemiddeld?
drank gebruikt, hoeveel glazen drinkt u dan
88 Als u op zo’n doordeweekse dag alcoholhoudende
drank?
drinkt u gemiddeld genomen alcoholhoudende
(hiermee wordt bedoeld maandag t/m donderdag)
87 Op hoeveel van de 4 doordeweekse dagen
BIJLAGE 3A
95
96
niet van toepassing
19
99 Hoe woont u?
In een aanleunwoning of serviceflat Anders, namelijk:
appartement)
Meerdere antwoorden mogelijk.
104 Hoe wordt uw woning voorzien van warm water?
20
plaats vanuit de ruimte waar CV-ketel is geplaatst)?
heeft u een ‘open’ CV-ketel (aanvoer van lucht vindt
buiten door een gesloten kanaal/aanvoerpijp) of
CV-ketel (aanvoer van lucht komt rechtstreeks van
In een meergezinswoning (flat, bovenwoning,
103a Indien u een eigen CV hebt: Heeft u een ‘gesloten’
(in een rij, twee onder één kap, vrijstaand)
Meerdere antwoorden mogelijk.
103 Hoe wordt uw woning voornamelijk verwarmd?
zoals:
e. Andere zaken,
d. Overkomende vliegtuigen
c. Bedrijven in de buurt
b. Het verkeer
a. De buren
komt dat dan vooral door:
102 Als u last heeft van lawaai in uw omgeving,
c. Stank
b. Vuil
a. Lawaai
in uw directe woonomgeving (eigen straat of buurt)?
101 Hoe vaak heeft u hinder van lawaai, vuil of stank
100 Is dit een koopwoning of een huurwoning?
In een eengezinswoning of vrijstaand huis
Ja Nee
98 Vindt u dat u teveel tijd besteed aan kansspelen?
euro/week
Ja Nee
Leefomgeving en milieu
minuten
uur
Ja Nee, maar vroeger wel gedaan V Ga naar vraag 99 Nee V Ga naar vraag 99
97 Vindt u dat u teveel geld besteed aan kansspelen?
aan kansspelen?
96 Hoeveel geld bent u gemiddeld per week kwijt
95 Doet u wel eens mee aan kansspelen?
(sportvereniging, sportschool, enzovoort)?
Ja Nee
minuten
uur
minuten
minuten
uur
• zwemmen
minuten
minuten
uur
uur
• tennis
• anders, namelijk:
uur
• voetbal
94 Doet u aan sport in georganiseerd verband
f.
e. sport:
Vaak
Zelden/nooit
Altijd
104a
Combiketel Boiler Collectief warmwater systeem
Door één (of meer) geiser(s) V Ga naar vraag
Gesloten Open Weet niet
Gashaard(en) en/of ‘moederhaard’ op gas Hete luchtverwarming Vloer en/of wandverwarming Houtkachel of ‘allesbrander’ Open haard Elektrische kachel Anders
blokverwarming)
Collectief centraal verwarmingssysteem (stads- of
met eigen CV-(combi)ketel V Ga naar vraag 103a
Centrale verwarming (radiatoren of convectoren)
Soms
Nooit
Soms
Vaak
Koopwoning Huurwoning
BIJLAGE 3A
21
Ja Nee
109 Heeft u een open keuken?
Ja Nee
minder dan 1 uur per etmaal
nooit
1-8 uur per etmaal
Nee Ja, in de badkamer/douche Ja, in de gang/op de trap Ja, in de woonkamer Ja, in de slaapkamer Ja, in kelder of kruipruimte Ja, op andere plekken
Anders
samen met luchtverwarming)
meer dan 8 uur per etmaal
continu
Mechanische ventilatie met recirculatie (meestal
met ventilatieroosters of klapraampjes
Mechanische ventilatie (altijd aan) in combinatie
ventilatieroosters of klapraampjes
en/of aan-uit stand) in combinatie met
Mechanische ventilatie (met keuze uit standen
in raam of muur
Natuurlijke ventilatie in combinatie met ventilator
klapraampjes/bovenlicht/open deur)
Uitsluitend natuurlijke ventilatie (met bijvoorbeeld
Gesloten Open Weet niet
108 Wordt er in uw woning op gas gekookt?
d. Keuken
c. Badkamer
b. Slaapkamer
a. Woonkamer
één hokje aankruist.
Let u er a.u.b. op dat u bij elke regel (a, b, c, d)
open, mechanische ventilatie aan)?
geventileerd (raam op een kier, ventilatieschuiven
volgende ruimten van uw woning wordt gelucht of
107 Kunt u aangeven hoe lang er in de winter in de
U mag meerdere antwoorden aankruisen.
woning en zo ja, waar dan?
12 maanden) schimmel- of vochtplekken in uw
106 Had u in het afgelopen jaar (dus in de laatste
beschouwing laten)
(Eventuele afzuigkap in de keuken buiten
105 Welk ventilatiesysteem is in uw woning aanwezig?
‘open’ afvoer (geen afvoerpijp)?
‘gesloten’ afvoer (met afvoerpijp naar buiten) of een
Heeft deze geiser (of één van deze geisers) een
104a Indien u (één of meer geisers) hebt geantwoord:
Ja Nee Weet ik niet
meerekenen. ‘De pil’ ook niet.
ziekenhuisopname hebt gebruikt moet u niet
voorgeschreven. Medicijnen die u tijdens een
22
Het kunnen ook medicijnen zijn die al eerder waren
die door een arts zijn voorgeschreven?
115 Wanneer heeft u voor het laatst medicijnen gebruikt
Ja, soms
Ja Nee Weet niet
Langer dan een jaar geleden of nooit
12 maanden geleden
In de afgelopen 14 dagen Langer dan 14 dagen maar minder dan
Nee
Ik ga daarom minder vaak uit Ik kom niet meer op bepaalde plaatsen Ik ga ’s avonds nooit meer alleen weg Ik ga ’s avonds niet meer uit Nee Weet niet
Ja, vaak
Het volgende vragenblok bevat vragen over zorggebruik en mantelzorg.
Zorg
waar u ’s avonds liever niet alleen zou komen?
114 Zijn er in uw wijk of uw buurt plekken of straten
Maximaal 3 antwoorden mogelijk.
slachtoffer wordt van een misdrijf?
gewijzigd speciaal om te voorkomen dat u
113 Heeft u in de afgelopen jaren uw uitgaanspatroon
’s Avonds/‘s nachts
Overdag
112 Voelt u zich wel eens onveilig?
Zelden
Er wordt niet gerookt Minder dan 5 sigaretten/sigaren per dag 5-9 sigaretten/sigaren per dag 10-14 sigaretten/sigaren per dag 15 of meer sigaretten/sigaren per dag
De volgende vragen gaan over hoe veilig u zich voelt in uw leef/woonomgeving.
Veiligheid
vervuiling?
111a Zo ja, wat is volgens u de oorzaak van deze
omgeving van uw woning vervuild?
111 Is naar uw mening de bodem in de nabije
per dag door alle personen samen?
110 Hoeveel wordt er gemiddeld bij u in huis gerookt
BIJLAGE 3A
97
98
a
Plaspillen
enzovoort
Antibiotica zoals penicilline en sulfapreparaten
Medicijnen voor de huid (bij acne, eczeem, jeuk,
h
i
Medicijnen tegen allergie
Medicijnen tegen astma, CARA
k
l
Homeopathische middelen
Andere medicijnen,
p
q
namelijk:
Medicijnen voor de ogen (zalf of druppels)
o
q
p
o
m
n
Medicijnen tegen suikerziekte
n
l
k
j
i
h
g
f
e
m Hormonen (anders dan ‘de pil’)
23
Medicijnen tegen reuma, gewrichtspijnen, enzovoort
j
roos, wonden)
Antidepressiva
de zenuwen
Slaap- en kalmeringmiddelen, middelen tegen
spijsverteringsmiddelen
Medicijnen tegen maag- en darmklachten of
g
f
e
bloeddruk
d
c
Ja Nee 120b Heeft u momenteel een eigen tandarts?
24
Ja Nee
120a Heeft u momenteel een eigen huisarts?
namelijk:
Anders,
acupuncturist, iriscopist, et cetera)
Alternatieve behandelaars (homeopaat,
Vrijgevestigd psychiater
Vrijgevestigd psycholoog
CAD/verslavingszorg
Algemeen Maatschappelijk Werk
heidszorg)
RIAGG/GGZ (instellingen voor geestelijke gezond-
Alfa-hulp)
Thuiszorg (wijkverpleegkundige, gezinsverzorging,
Oefentherapeut Cesar/Mensendieck
Logopedist
Fysiotherapeut
Ergotherapeut
Diëtist
GGD of GG&GD (gemeentelijke gezondheidsdienst)
Bedrijfsarts
Tandarts of mondhygiënist
Medisch specialist
Op recept
recept hebt gekregen? Niet gebruikt
tact gehad met een van de volgende zorgverleners?
Pijn- en koortswerende middelen zoals paracetamol
119 Heeft u in de afgelopen 12 maanden voor uzelf con- Nee
voorgeschreven door een arts of dat u dit zonder
keer
Ja
Langer dan 12 maanden geleden Nog nooit
12 maanden geleden
In de laatste 2 maanden Langer dan 2 maanden, maar minder dan
kunt u dan erachter ook invullen of het medicijn is
d Medicijnen voor het hart, de bloedvaten of de
c
Zonder recept
contact gehad?
aankruisen. Indien u een medicijn aankruist,
Hoe vaak hebt u in de afgelopen 2 maanden
contact voor het aanvragen van een herhaalrecept.
consult, hiermee wordt niet bedoeld telefonisch
Bezoek aan huisarts, huisbezoeken en telefonisch
gehad met een huisarts?
118 Wanneer heeft u voor het laatst voor uzelf contact
meerdere van de hieronder staande medicijnen
b Medicijnen tegen hoest, verkoudheid, griep, keelpijn, b
a
Langer dan een jaar geleden of nooit
12 maanden geleden
In de afgelopen 14 dagen Langer dan 14 dagen maar minder dan
de afgelopen 14 dagen heeft gebruikt? U kunt
117 Kunt u hieronder aankruisen welke medicijnen u
middelen zijn.
Dit kunnen bijvoorbeeld ook homeopathische
die zonder recept waren gekocht?
116 Wanneer heeft u voor het laatst medicijnen gebruikt
BIJLAGE 3A
Meerdere antwoorden mogelijk.
Van wie krijgt u momenteel deze hulp?
afgelopen 12 maanden mantelzorg gegeven?
122a Geeft u momenteel mantelzorg of heeft u de
gemiddeld per week?
d Hoeveel uur mantelzorg krijgt u momenteel
c
Meerdere antwoorden mogelijk.
b Waaruit bestaat deze mantelzorg?
gezondheid mantelzorg gekregen?
121a Heeft u de afgelopen 12 maanden vanwege uw
25
Nee V Ga door naar vraag 123
V Ga door naar vraag 123
Ja, maar ik geef die mantelzorg nu niet meer
V Ga door naar vraag b
Ja, ik geef die mantelzorg nu nog
Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld uren per week
Partner Kinderen (Schoon)ouders Andere familieleden Buren/vrienden/kennissen Anders, namelijk:
Regeling geldzaken en/of andere administratie Andere zaken, namelijk:
kapper, enzovoort)
Hulp in de huishouding (boodschappen, schoonmaken) Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging (wassen, aankleden) Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding, enzovoort Begeleiding en/of vervoer (bij bezoek aan arts,
Nee V Ga door naar vraag 122a
V Ga door naar vraag 122a
Ja, maar ik krijg die mantelzorg nu niet meer
V Ga door naar vraag b
Ja, en ik krijg die mantelzorg nu nog
Mantelzorg wordt niet betaald. NB: Een vrijwilliger die werkt vanuit een vrijwilligerscentrale, is geen mantelzorger.
uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer, geldzaken regelen, enzovoorts.
kind, buren of vrienden, als u voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt bent. Deze zorg kan bestaan
Mantelzorg is de zorg die u ontvangt van of geeft aan een bekende uit uw omgeving, zoals uw partner, ouders,
werkzaamheden als mantelzorger?
behoefte aan hulp in verband met uw
Heeft u, naast eventuele hulp die u al ontvangt,
Meerdere antwoorden mogelijk.
Aan wie geeft u mantelzorg?
belast voelt u zich momenteel?
geldt dat minder. Alles bij elkaar genomen, hoe
en moeilijk vol te houden. Voor andere mensen
of in het weekend naar een zorgverlener gaan?
125 Indien dit mogelijk zou zijn, zou u dan ’s avonds
bereikbaarheid van:
124 Bent u tevreden over de telefonische
één hokje aankruist.
Let u er a.u.b. op dat u bij elke regel (a, b, c, d, e)
26
verzorging van een ander. Zij vinden de zorg zwaar
Sommige mensen voelen zich erg belast door de
123 Kunt u uw zorgverlener goed bezoeken?
e
d
c
gemiddeld per week?
b Hoeveel uur mantelzorg geeft u momenteel
Ja Nee
e De fysiotherapeut
d De apotheek
c Het ziekenhuis
b Uw tandarts
a Uw huisarts
e De fysiotherapeut
d De apotheek
c Het ziekenhuis
b Uw tandarts
a Uw huisarts
Ja Nee
Ja
Ik ben daar nooit geweest
Ik ben daar nooit geweest / ik heb Nee nooit gebeld
Nee
Ja
Partner Kinderen (Schoon)ouders Andere familieleden Buren/vrienden/kennissen Anders, namelijk:
Niet of nauwelijks belast Enigszins belast Tamelijk zwaar belast Zeer zwaar belast Overbelast (kan de zorg eigenlijk niet meer volhouden)
Incidenteel (niet elke week) Gemiddeld uren per week (inclusief reistijd)
BIJLAGE 3A
99
100 Heeft u alle vragen die op u van toepassing zijn ingevuld? Kijk dit eventueel nog even na.
krijgen op het terrein van zorg en welzijn. De gemeente wil haar burgers graag goed informeren. Een aantal
Ik zou graag terecht willen met vragen over:
het informatieloket in de gemeente?
126 Wat voor soort vragen wilt u kunnen stellen aan
27
hulpverlening
Mogelijkheden voor hulpmiddelen Ziektebeelden Opvoeding van kinderen Psychosociale problemen Gezond gedrag Anders, namelijk:
Hartelijk dank voor uw medewerking!!!
noteren.
28
Indien u opmerkingen heeft over de vragenlijst of over antwoorden die u gegeven heeft, dan kunt u ze hieronder
te doen in de loterij. Bovendien zult u dan geen herinneringsbrief meer ontvangen.
wensen van burgers wat betreft het verstrekken van informatie over zorg en welzijn stellen wij u de volgende
Mogelijkheden voor zorg- en hulpverlening Wettelijke regelingen en financiering van zorg en
Zaanstreek-Waterland? Een postzegel plakken is niet nodig. Vergeet niet het antwoordkaartje in te vullen om mee
terecht. Een informatieloket is ook telefonisch bereikbaar en via internet. Om beter inzicht te krijgen in de
vraag:
Wilt u de vragenlijst binnen twee weken in de bijgevoegde antwoordenveloppe terugsturen naar de GGD
mogelijk nog gaan doen. Een informatieloket is centraal gelegen in de gemeente en u kunt er met vragen
gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland heeft een informatieloket ingericht, andere gemeenten zullen dit
Dit is het einde van de vragenlijst!
Met de komst van de Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning zal de gemeente in de toekomst meer taken
BIJLAGE 3A
BIJLAGE 3B
Bijlage 3b: Vragenlijst Edam-Volendam 6811198240
Aanvullende vragen inwoners Edam-Volendam De gemeente Edam-Volendam en de GGD zouden graag van de inwoners van EdamVolendam wat extra informatie ontvangen bovenop de vragen die al in de Gezondheidsenquête 2005 gesteld worden. Het betreft vragen over de voorzieningen in de gemeente en vragen gerelateerd aan de cafébrand 2001. We willen u vragen om naast de uitgebreide vragenlijst ook deze korte vragenlijst in te vullen en met de uitgebreide gezondheidsenquête 2005 terug te sturen naar de GGD. Invulinstructie
-
Ook bij deze vragenlijst geldt dat u de vragen kunt beantwoorden door een kruisje te zetten bij het antwoord van uw keuze. Indien u per ongeluk het verkeerde antwoord heeft aangekruist en bij nader inzien toch een ander antwoord wilt geven, dan maakt u het hokje van het juiste antwoord helemaal zwart en zet u een cirkel om dit antwoord. In principe dient u alle vragen te beantwoorden door een kruisje te zetten bij het door u gekozen antwoord. Soms mag u vragen overslaan, dit staat dan bij de instructie. Op de achterzijde van dit formulier kunt u bij de vragen 9, 16 en 17 een toelichting geven op uw antwoord. Uw antwoord moet binnen het vak worden geschreven. Wilt u de vragenlijst met donkerblauwe of zwarte pen invullen?
Veel succes!!!
Voorzieningen 1 - Hieronder ziet u een aantal organisaties/diensten. Zou u per organisatie/dienst willen aangeven: - of u er bekend mee bent; - of u er het afgelopen jaar gebruik van heeft gemaakt.
bekend met organisatie/dienst? Evean Thuiszorg Steunpunt mantelzorg Zorgwijzer Opvoedspreekuur
ja
nee
afgelopen jaar gebruik gemaakt van organisatie/dienst? ja
nee
Stichting Maatschappelijke dienstverlening (SMD) Tafeltje dekje Sociale Alarmering Preventief huisbezoek Keuzeadviseur Mentorproject Klussendienst Maatschappelijk werk Stichting Welzijn Edam Stichting Club- en Buurthuiswerk Volendam Nicolaashof Seniorenactiviteiten Restaurant Dagopvang/dagverzorging Meermin Seniorenactiviteiten Restaurant Dagopvang/dagverzorging
101
BIJLAGE 3B
1918198243
Vragen volendamramp 2 3 4 5 6 7 8
-
ja
nee
Was u 31 december 2000 in of in de buurt van Café het Hemeltje in Volendam? Heeft u verwondingen opgelopen tijdens de brand? Zijn er familieleden van u overleden? Zijn er vrienden van u overleden? Zijn er familieleden van u ernstig gewond geraakt? Zijn er vrienden van u ernstig gewond geraakt? Als u bovenstaande vragen met 'nee' beantwoordde, heeft u dan misschien iets anders meegemaakt bij de ramp? Zo ja, vul uw antwoord a.u.b. hieronder in BLOKLETTERS in.
Heeft u op alle vragen 2 t/m 8 'nee' geantwoord? In dit geval kunt u doorgaan naar vraag 16. Heeft u op één van de vragen 2 t/m 8 'ja' geantwoord? Vult u dan a.u.b. ook de vragen 9 t/m 15 in.
ja
nee
ja
nee
9 - Ik heb mijn leven na de brand weer min of meer op orde 10 - Ik bezoek de huisarts in verband met gevolgen van de brand 11 - Ik gebruik geneesmiddelen in verband met gevolgen van de brand 12 - Ik loop bij een specialist in verband met gevolgen van de brand 13 - Ik bezoek een psycholoog in verband met gevolgen van de brand 14 - Ik zit na de ramp in een zelfhulpgroep 15 - Er is voldoende zorg in het dorp beschikbaar voor mijn problemen Zo nee, vul dan a.u.b. hieronder in BLOKLETTERS in wat er voor u aan ontbreekt.
16 - Ik vind, alles bij elkaar, dat de zorg goed was geregeld voor mensen die gevolgen van de brand hebben ondervonden Zo nee, vul dan a.u.b. hieronder in BLOKLETTERS in wat er voor u aan ontbreekt.
Hartelijk dank voor het invullen van dit gedeelte van de gezondheidsenquête 2005!
102
BIJLAGE 4
Bijlage 4: Herkomst vragen Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Vraag Vraag Vraag Vraag
28 29 30 31
Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
32 33 34 35 36 37 38
Vraag 39 Vraag 40 Vraag 41 Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
42 43 44 45 46
Omschrijving Geslacht Geboortejaar Postcode Burgerlijke staat Aantal personen huishouden Met wie woont u momenteel samen Moeite om van uw netto inkomen rond te komen Netto inkomen Bezuinigen Hoogst voltooide opleiding Geboorteland Geboorteland moeder Geboorteland vader Tot welke bevolkingsgroep rekent u zichzelf Gezondheid algemeen Rapportcijfer gezondheid SOA in de afgelopen 12 maanden Voor SOA naar de huisarts geweest Behoefte aan voorlichting over SOA Ziekten Belemmerd Pijn Door pijn gehinderd Beperking matige inspanning Beperking trap lopen Minder bereikt t.g.v. lichamelijke gezondheid Beperkt in het soort werk t.g.v. lichamelijke gezondheid Letsel of blessure Ontstaan letsel of blessure Minder bereikt t.g.v. emotionele problemen Niet zorgvuldig uw werk t.g.v. emotionele problemen Zenuwachtig In de put Kalm en rustig Veel energie Somber en neerslachtig Gelukkig mens Hoe vaak hebben lichamelijke en emotionele problemen u gehinderd Hoe vaak vermoeid Hoe vaak zenuwachtig Hoe vaak zenuwachtig en niet tot rust kunnen komen Hoe vaak hopeloos Hoe vaak rusteloos Hoe vaak rusteloos dat u niet meer stil kan zitten Hoe vaak somber Hoe vaak het gevoel dat alles moeite kost
Bron Standaard Geslacht + enquête 2001 Standaard Leeftijd + enquête 2001 Standaard Geografische indicator + enquête 2001 Standaard Burgerlijke staat Standaard Huishoudsamenstelling Standaard Huishoudsamenstelling Standaard Inkomen Standaard Inkomen Standaard Inkomen Standaard Opleiding Standaard Etniciteit + enquête 2001 Standaard Etniciteit + enquête 2001 Standaard Etniciteit + enquête 2001 Standaard Etniciteit + enquête 2001 SF12 en standaard KvL enquête 2001 Toegevoegd GGD Toegevoegd GGD Toegevoegd GGD Standaard Chronische aandoeningen Standaard Chronische aandoeningen SF36 en enquête 2001 Standaard KvL + SF12 Standaard KvL + SF12 Standaard KvL + SF12 Standaard KvL + SF12 Standaard KvL + SF12 Standaard Standaard Standaard Standaard
Ongevallen Ongevallen KvL + SF12 KvL + SF12
Standaard Standaard Standaard Standaard Standaard Standaard Standaard
KvL KvL KvL KvL KvL KvL KvL
+ + + + + + +
MHI-5 MHI-5 MHI-5 en SF12 SF12 MHI-5 en SF12 MHI-5 SF12
Concept standaard Angst en depressie Concept standaard Angst en depressie Concept standaard Angst en depressie Concept Concept Concept Concept Concept
standaard standaard standaard standaard standaard
Angst Angst Angst Angst Angst
en en en en en
depressie depressie depressie depressie depressie
103
BIJLAGE 4
Vraag 47 Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
48 49 50 51 52 53 54 55 56
Vraag 57 Vraag 58 Vraag 59 Vraag 60 Vraag 61 Vraag 62 Vraag 63 Vraag 64 Vraag 65 Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
66 66a 67 68 69 70 71a 71b 72 73 74
Vraag Vraag Vraag Vraag
74a 74b 75 76
Vraag 77 Vraag 78 Vraag 79 vraag 80 Vraag 81 Vraag 82 Vraag 83 Vraag 84
104
Omschrijving Hoe vaak somber dat niets hielp om u op te vrolijken Hoe vaak vond u zichzelf minderwaardig Suïcidegedachte Suïcidepoging Eenzaamheid Eenzaamheid problemen Buren Hoeveel vrienden Ingrijpende gebeurtenissen Ik kon goed met mijn kinderen <15 jaar opschieten Ik deed alles samen met mijn kinderen <15 jaar
Bron Concept standaard Angst en depressie
Concept standaard Angst en depressie Standaard Suïcide JGZ Standaard Suïcide JGZ Standaard Eenzaamheid Enquête 2001 Enquête 2001 Enquête 2001 Brugha Life Events Scale Groningse Vragenlijst voor Sociaal Gedrag (GVSG) Groningse Vragenlijst voor Sociaal Gedrag (GVSG) Ik wist van mijn kinderen wat ze overdag deden Groningse Vragenlijst voor Sociaal <15 jaar Gedrag (GVSG) Mijn kinderen konden bij mij terecht <15 jaar Groningse Vragenlijst voor Sociaal Gedrag (GVSG) Ik vond het plezierig om met mijn kinderen om Groningse Vragenlijst voor Sociaal te gaan <15 jaar Gedrag (GVSG) Ik kon goed met mijn kinderen opschieten Groningse Vragenlijst voor Sociaal >15 jaar Gedrag (GVSG) Ik kon aankloppen voor hulp >15 jaar Groningse Vragenlijst voor Sociaal Gedrag (GVSG) Ik was goed op de hoogte van wat mijn kinderen Groningse Vragenlijst voor Sociaal deden >15 jaar Gedrag (GVSG) Ik was op de hoogte van de problemen van mijn Groningse Vragenlijst voor Sociaal kinderen >15 jaar Gedrag (GVSG) Ik vond het plezierig om met mijn kinderen om te Groningse Vragenlijst voor Sociaal gaan >15 jaar Gedrag (GVSG) Behoefte aan opvoedingsondersteuning Toegevoegd GGD Welk type opvoedingsondersteuning Toegevoegd GGD Slachtoffer huiselijk geweld Concept standaard Huiselijk geweld Welke vorm van huiselijk geweld Concept standaard Huiselijk geweld Wie waren daders huiselijk geweld Concept standaard Huiselijk geweld Hoe vaak slachtoffer geweest Concept standaard Huiselijk geweld Slachtoffer en alcohol Limburgse gezondheidsenquête Dader en alcohol Limburgse gezondheidsenquête Geslacht van de dader Limburgse gezondheidsenquête Waren bij deze gelegenheden kinderen getuige Toegevoegd GGD Heeft u huiselijk geweld met iemand besproken Concept standaard Huiselijk geweld en/of gemeld Met welke instantie Concept standaard Huiselijk geweld Waarom niet Concept standaard Huiselijk geweld Wat voor hulp Concept standaard Huiselijk geweld Wel eens bang voor een gezinslid, huisgenoot, GGD Drenthe vriend Hoe vaak bang voor deze persoon GGD Drenthe Gewicht Standaard BMI + enquête 2001 Lengte Standaard BMI + enquête 2001 Eten groente, sla Standaard Voeding Eten fruit en drinken van vruchtensap Standaard Voeding Ontbijten Standaard Voeding Rookt u wel eens Standaard Roken Wat rookt u en hoeveel Standaard Roken
BIJLAGE 4
Omschrijving Middelengebruik Soorten alcoholhoudende drank Alcohol doordeweeks Glazen doordeweeks Alcohol weekend Glazen weekend Hoe vaak meer dan 4 glazen Op hoeveel dagen een half uur bewegen Uren bewegen Sport u in georganiseerd verband Doet u wel eens aan kansspelen Geld aan kansspelen Vindt u dat u teveel geld besteed aan kansspelen Vindt u dat u teveel tijd besteed aan kansspelen Hoe woont u Koop- of huurwoning Hinder Lawaai, komt door Verwarming van de woning Gesloten of open cv Warm water in de woning Gesloten of open systeem geiser Welk ventilatiesysteem Schimmelplekken Ventilatie Wordt er in de woning op gas gekookt Open keuken Roken in huis Is naar uw mening de bodem in de nabije omgeving vervuild Vraag 111a Wat is volgens u de oorzaak Vraag 112 Onveilig voelen Vraag 113 Uitgaanspatroon gewijzigd Vraag 114 Zijn er in de wijk plekken of straten waar u ’s avonds niet alleen komt Vraag 115 Medicijnen door een arts voorgeschreven Vraag 116 Medicijnen zonder recept Vraag 117 Welke medicijnen Vraag 118 Laatst contact met de huisarts/hoe vaak contact in afgelopen 2 mnd’en Vraag 119 Contact zorgverleners Vraag 120a Heeft u een eigen huisarts Vraag 120b Heeft u een eigen tandarts Vraag 121 Mantelzorg ontvangen Vraag 122 Mantelzorg gegeven Vraag 123 Kunt u uw zorgverlener goed bezoeken Vraag 124 Tevreden telefonische bereikbaarheid zorgverleners Vraag 125 Gebruik ’s avonds en in het weekend zorgverlener Vraag 126 Informatieloket
Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 103a 104 104a 105 106 107 108 109 110 111
Bron Standaard Druggebruik Standaard Alcohol Standaard Alcohol Standaard Alcohol Standaard Alcohol Standaard Alcohol Standaard Alcohol Enquête 2001 Standaard Bewegen (Squash) Enquête 2001 Enquête 2001 Toegevoegd GGD Toegevoegd GGD Toegevoegd GGD Enquête 2001 Enquête 2001 Enquête 2001 Enquête 2001 Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Concept standaard Binnenmilieu Toegevoegd GGD Toegevoegd GGD Standaard Sociale onveiligheid Standaard Sociale onveiligheid Standaard Sociale onveiligheid Standaard Standaard Standaard Standaard
Medicijngebruik Medicijngebruik Medicijngebruik Medicijngebruik
Standaard Medicijngebruik Standaard Medicijngebruik Toegevoegd GGD Standaard Mantelzorg ontvangen Standaard Mantelzorg geven Enquête 2001 Enquête 2001 Enquête 2001 Toegevoegd GGD
105
BIJLAGE 5
Bijlage 5: Vragenlijst non-responsonderzoek Non-responsonderzoek gezondheidsenquete 2005 1 - Postcode
2 - Leeftijd
3 - Geslacht Man
Vrouw
4 - Wat is uw geboorteland? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk
5 - Wat is het geboorteland van uw moeder? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk
6 - Wat is het geboorteland van uw vader? Nederland Suriname Nederlandse Antillen Aruba Turkije Marokko Overig, namelijk 7 - Wat is uw reden om niet mee te doen? Geen zin Geen tijd Ziek Verhuisd Overleden Taalprobleem Vakantie Anders, namelijk
106
BIJLAGE 5
8 - Als u mee zou doen, zou u dan liever schriftelijk of via internet een vragenlijst invullen? Schriftelijk
Internet
9 - Hoe zou u over het algemeen uw eigen gezondheid noemen? Uitstekend
Zeer goed
Goed
Matig
Slecht
10 - Heeft u in de afgelopen 12 maanden wel eens alcohol gedronken? Ja Ik dronk vroeger wel, maar ik heb de afgelopen 12 maanden geen alcoholhoudende drank gedronken Ik heb nooit alcoholhoudende drank gedronken 11 - Rookt u (wel eens)? Ja
Nee, maar vroeger wel
Nee, ik heb nooit gerookt
12 - Heeft u in de afgelopen 12 maanden diabetes mellitus/suikerziekte gehad? Nee
Ja, maar niet door een arts vastgesteld
Ja, door een arts vastgesteld
13 - Op gemiddeld hoeveel dagen per week bent u, alles bij elkaar opgeteld, tenminste een half uur per dag bezig met fietsen, klussen, tuinieren, sporten en/of andere inspannende activiteiten? 0
1
2
3
4
5
6
7 dag(en) per week
14 - Wanneer heeft u voor het laatst voor uzelf contact gehad met een huisarts? Hiermee
bedoelen we bezoek aan huisarts, huisbezoeken en telefonisch consult. Telefonisch contact voor het aanvragen van een herhalingsrecept wordt niet bedoeld. In de laatste 2 maanden Langer dan 2, maar minder dan 12 maanden geleden Langer dan 12 maanden geleden Ik heb nog nooit voor mijzelf contact met de huisarts gehad 15 - Voelt u zich wel eens onveilig? Ja, vaak
Ja, soms
Zelden
Nee
Ja, vaak
Ja, soms
Zelden
Nee
A) Overdag B) 's Avonds/'s Nachts
Hartelijk dank voor uw medewerking!
107
BIJLAGE 6
Bijlage 6: Tabellen naar gemeente 6.1 Gezondheid 6.1.1 Ervaren gezondheid 6.1.2 Rapportcijfer onvoldoende 6.1.3 Top 10 van ziekten in de regio Zaanstreek-Waterland 6.1.4 Minimaal 1 chronische ziekte vastgesteld door een arts 6.1.5 Letsel, blessure of vergiftiging 6.1.6 Psychische aandoening 6.1.7 Hoog risico op angststoornis of depressie 6.1.8 Psychische ongezondheid 6.1.9 Eenzaamheid 6.1.10 Contact met buren 6.1.11 Vrienden 6.1.12 Problemen met kinderen 6.1.13 Ingrijpende gebeurtenis meegemaakt 6.1.14 Veiligheidsgevoelens, overdag 6.1.15 Veiligheidsgevoelens, ‘s nachts
108
6.2 Leefstijl 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4 6.2.5 6.2.6 6.2.7 6.2.8 6.2.9 6.2.10 6.2.11 6.2.12 6.2.13 6.2.14 6.2.15
Roken Excessief alcohol Ooit cannabis gebruikt Ooit harddrugs gebruikt Cannabis gebruikt in de afgelopen maand Harddrugs gebruikt in de afgelopen maand Gokken Matig en ernstig overgewicht Ernstig overgewicht Onvoldoende bewegen (norm bewegen) Onvoldoende bewegen (soepele norm) Sporten in georganiseerd verband Onvoldoende ontbijten Onvoldoende groente Onvoldoende fruit
6.3 Milieu 6.3.1 6.3.2 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.3.7 6.3.8 6.3.9
Hinder stank Hinder lawaai Schimmel- of vochtplekken In huis roken Ventileert de woonkamer niet continu Ventileert de slaapkamer niet continu Ventileert de keuken niet continu Ventileert de badkamer niet continu Bodemvervuiling
6.4 Zorg 6.4.1 6.4.2 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6 6.4.7 6.4.8
Huisarts bezocht in de afgelopen 2 maanden Huisarts bezocht in het afgelopen jaar Mantelzorg gegeven Mantelzorg ontvangen Ontevreden over de bezoekmogelijkheid van de huisarts Ontevreden over de telefonische bereikbaarheid huisarts Ontevreden over de bezoekmogelijkheid van de tandarts Ontevreden over de telefonische bereikbaarheid tandarts
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.1
Prevalentie van personen met een matig tot slechte ervaren gezondheid
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen
vrouwen 14,6
12,1
Beemster
2,9 ●
10,9
Edam-Volendam
7,2 ●
14,9
totaal 13,3 6,9 ● 11,0
8,9 ● ◆
8,4 ●
Edam
7,9
Volendam
7,0
17,0
11,9
Waterland
9,3
14,9
12,1
Wormerland
7,5
10,8
Oostzaan
13,6
11,8
12,6
Purmerend
11,9
16,1
14,1
Landsmeer
8,6
11,2
9,9
8,9 ●
8,5 ●
8,7 ●
Zeevang
8,8
Zaanstad
14,6
15,0
14,8
Zaandam Zuid
15,1
22,0 ● ■
18,6 ●
Poelenburg
22,5 ● ■
18,3
20,4 ● ■
●
21,0 ● ■
Pelders/Hoornseveld
18,8
Rosmolenwijk
12,8
21,4 ● ■
17,3 ●
Kogerveldwijk
14,0
19,1
16,5
Assendelft
10,6
11,5
11,0
TABEL 6.1.2
23,1
●■
Prevalentie van personen die hun gezondheid een onvoldoende geven
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
7,3
7,3
7,3
6,4
4,5 ●
✷
totaal
Beemster
2,6
Edam-Volendam
4,5
6,7
5,6
Edam
5,9
6,4
6,1
Volendam
4,1
6,8
5,4
Waterland
4,9
6,1
5,5
Wormerland
3,9
7,3
5,4
Oostzaan
5,7
3,3 ●
4,5 ●
Purmerend
10,7
5,7
8,1
Landsmeer
4,8
3,4 ●
4,1 ●
Zeevang
2,8 ✷
4,8
3,8 ●
Zaanstad
7,4
9,1
8,3
Zaandam Zuid
8,8
10,0
9,4
14,0 ●
13,0 ● ■
8,7
13,4 ●
11,2 ●
Rosmolenwijk
7,4
13,5
●
10,5 ●
Kogerveldwijk
5,3
12,5 ●
Assendelft
5,3
Poelenburg Pelders/Hoornseveld
✷ ● ◆ ■
12,0 ●
5,8
8,9 5,5
Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
109
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.3
Top 10 van ziekten in de regio Zaanstreek-Waterland Zaanstreek-Waterland
1
Hoge bloeddruk
2
Ernstige rugaandoening
3
Gewrichtsslijtage van heupen of knieen
4
Ernstige aandoening van nek of schouder
5
Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD
6
Migraine
7
Ernstige aandoening van elleboog, pols of hand
8
Psychische aandoening
9
Chronisch eczeem
10
Diabetes mellitus/ suikerziekte
TABEL 6.1.4
Prevalentie van personen die het afgelopen jaar minimaal 1 chronische aandoening hebben gehad (vastgesteld door een arts)
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen 37,3 ●
totaal
44,6
41,0
Beemster
29,3
44,1
36,6
Edam-Volendam
39,4
39,4
39,4
Edam
38,4
42,2
40,3
Volendam
39,9
38,7
39,3
Waterland
38,7
38,4
38,5
Wormerland
38,2
44,4
40,9
Oostzaan
40,3
45,9
43,1
Purmerend
33,3
47,3
40,4
Landsmeer
44,6
42,9
43,7
Zeevang
36,9
43,5
40,2
Zaanstad
37,2
45,1
41,2
Zaandam Zuid
44,1
48,7
46,4
Poelenburg
39,7
43,5
41,6
Pelders/Hoornseveld
45,8
59,3 ● ■
52,9 ● ■
Rosmolenwijk
42,0
43,5
42,7
Kogerveldwijk
40,7
45,2
43,0
Assendelft
29,0 ● ■
39,5
34,3 ● ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
110
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.5
Prevalentie van personen die de afgelopen 3 maanden letsel, vergiftiging of blessure hebben gehad
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
13,5
10,7
12,1
Beemster
10,2
10,1
10,2
Edam-Volendam
18,8 ●
14,1 ●
16,5 ●
Edam
14,6
8,2 ◆
11,4 ◆
Volendam
20,3 ●
16,3 ●
18,3 ●
Waterland
13,5
8,6
11,1
Wormerland
13,2
6,9
10,5
Oostzaan
9,3
10,7
10,0
Purmerend
11,2
9,3
10,2
Landsmeer
15,4
15,2
15,3
Zeevang
9,5
13,2
11,4
Zaanstad
13,7
11,2
12,5
Zaandam Zuid
15,5
9,2
12,3
Poelenburg
12,4
8,2
10,3
Pelders/Hoornseveld
11,6
12,2
11,9
Rosmolenwijk
9,4
8,9
9,1
Kogerveldwijk
9,0
12,7
10,9
11,0
8,5
9,8
Assendelft
TABEL 6.1.6
Prevalentie van personen die het afgelopen jaar een psychische aandoening hebben gehad (vastgesteld door een arts)
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
3,8
5,3 ✷
2,2
totaal 4,6
✷
1,4 ●
Beemster
0,5
Edam-Volendam
0,8 ✷
1,5 ●
1,1 ●
Edam
3,3 ◆
1,0 ✷
2,2 ●
0 ✷
1,6 ✷
0,8 ✷
Waterland
2,9
4,2
3,6
Wormerland
1,5 ✷
7,3
4,0
Oostzaan
3,6
4,6
4,1
Volendam
Purmerend
4,8
7,6
6,2
Landsmeer
4,1
3,9
4,0
Zeevang
3,4 ✷
2,6 ✷
3,0
Zaanstad
4,4
5,2
4,8
Zaandam Zuid
8,3 ●
7,2
7,7 ● ■
Poelenburg
3,7
8,9 ■
6,3
Pelders/Hoornseveld
2,7 ✷
6,5
4,7
Rosmolenwijk
2,9
✷
6,5
4,8
Kogerveldwijk
4,1 ✷
6,6
5,3
Assendelft
0,8 ✷
4,9
2,8
✷ ● ◆ ■
Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
111
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.7
Prevalentie van personen met een hoog risico op een angststoornis of depressie
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
4,1
6,1
5,1
Beemster
1,7 ✷
4,7
3,2
Edam-Volendam
2,7
5,1
3,8
Edam
3,9
3,6
3,7
Volendam
2,3 ✷
5,6
3,9
Waterland
3,3
3,2
3,2
Wormerland
0,8 ✷
4,5
2,4 ● ✷
2,5 ●
Oostzaan
3,3
1,6
Purmerend
3,2 ✷
8,4
5,9
Landsmeer
3,3 ✷
4,6
4,0
Zeevang
1,3 ✷
3,6
2,4 ●
Zaanstad
5,7 ●
6,1
5,9
Zaandam Zuid
9,8 ●
9,1
9,4 ● ■
Poelenburg
9,8 ●
8,8
9,3 ● ■ ●■
8,8 ● 8,6 ●
Pelders/Hoornseveld
7,2
10,2
Rosmolenwijk
4,1
12,8 ● ■
Kogerveldwijk
6,9
8,4
7,7
Assendelft
1,9 ✷
4,4
3,2 ■
TABEL 6.1.8
Prevalentie van personen die psychisch ongezond zijn
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
13,9
18,2
16,1
Beemster
10,5
14,3
12,4
Edam-Volendam
10,9
17,9
14,3
Edam
12,2
14,4
13,3
Volendam
10,6
19,2
14,7
Waterland
9,5
14,3
11,8 ●
Wormerland
7,2 ●
14,9
10,5 ●
Oostzaan
10,3
14,5
12,4 ●
Purmerend
12,3
27,3
Landsmeer
12,3
16,8
14,6
9,2
16,1
12,7
Zeevang
19,9
Zaanstad
17,2 ●
14,8 ●
16,0
Zaandam Zuid
21,9 ●
25,8 ● ■
23,9 ● ■
Poelenburg
24,1 ●
27,2 ● ■
25,6 ● ■
Pelders/Hoornseveld
22,7 ●
23,9 ■
23,3 ● ■
●
30,7
●■
26,1 ● ■
Rosmolenwijk
21,2
Kogerveldwijk
19,0
24,9 ● ■
22,0 ● ■
Assendelft
12,1
14,8
13,5
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
112
totaal
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.9
Prevalentie van personen die, matig of ernstig eenzaam zijn
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
38,4
37,7
38,1
Beemster
34,5
33,3
33,9
Edam-Volendam
35,2
29,2 ●
32,3 ●
Edam
43,5
32,8
38,2
Volendam
32,7
28,1 ●
30,4 ●
Waterland
32,5
29,4 ●
31,0 ●
Wormerland
30,6 ●
25,7 ●
28,5 ●
Oostzaan
34,9
33,8
34,3
Purmerend
39,1
42,3
40,8
Landsmeer
36,4
35,1
35,7
Zeevang
29,8 ●
34,9
32,4 ●
Zaanstad
40,2
40,1
40,1
Zaandam Zuid
41,6
49,2 ● ■
45,4 ●
Poelenburg
51,5 ● ■
39,4
45,4 ●
●■
37,6
44,2 ●
Pelders/Hoornseveld
51,6
Rosmolenwijk
51,6 ● ■
49,4 ● ■
50,5 ● ■
Kogerveldwijk
48,5 ●
38,8
43,7
Assendelft
26,9 ● ■
35,2
31,0 ● ■
TABEL 6.1.10
Prevalentie van personen die niet regelmatig contact met de buren hebben
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen
vrouwen 25,8
32,4 ●
17,3
totaal 29,1
●
16,4 ●
Beemster
15,6
Edam-Volendam
28,6
17,1 ●
23,0 ●
Edam
30,7
25,1 ◆
27,9
Volendam
28,0
14,4 ●
21,4 ●
Waterland
21,7 ●
22,3
22,0 ●
Wormerland
20,9 ●
26,8
23,5 ●
Oostzaan
22,3 ●
25,8
24,0 ●
●
25,5
36,3 ●
Purmerend
47,4
Landsmeer
24,7
25,8
25,2
Zeevang
18,4 ●
18,1 ●
18,2 ●
Zaanstad
29,8
28,8
29,3
Zaandam Zuid
34,8
28,2
31,5
Poelenburg
34,4
27,1
30,7
Pelders/Hoornseveld
39,0 ■
38,2 ● ■ ●
38,6 ● ■ 34,4 ●
Rosmolenwijk
35,2
33,6
Kogerveldwijk
37,8
32,2
35,0 ●
Assendelft
17,6 ● ■
21,6 ■
19,6 ● ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
113
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.11
Prevalentie van personen die geen goede vrienden hebben
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
3,6
3,3
3,5
Beemster
3,0
3,0
3,0
Edam-Volendam
3,4
1,5
2,5
Edam
2,4 ✷
1,6 ✷
2,0
Volendam
3,8
1,5 ✷
2,7
Waterland
3,4
1,8 ✷
2,6
Wormerland
4,0
1,8 ✷
3,1
Oostzaan
5,5
3,7
4,6
Purmerend
4,2
4,6
4,4
Landsmeer
2,7 ✷
2,5 ✷
2,6
Zeevang
4,9
2,5 ✷
3,7
Zaanstad
3,2
3,5
3,3
Zaandam Zuid
7,0 ● ■
3,7
5,4
Poelenburg
8,1 ● ■
4,3
6,2 ● ■
✷
Pelders/Hoornseveld
3,7
5,4
4,6
Rosmolenwijk
6,7 ■
6,6 ● ■
6,6 ● ■
Kogerveldwijk
6,2
4,7
5,4
Assendelft
2,7 ✷
4,5
3,6
TABEL 6.1.12
Prevalentie van personen die problemen met hun kinderen hebben
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
16,8
10,4
13,6
Beemster
14,2
8,1
11,2
Edam-Volendam
14,1
8,8
11,5
Edam
17,8
7,3
12,6
Volendam
13,0
9,4
11,3
Waterland
18,0
7,4
12,7
Wormerland
18,8
8,3
14,3
Oostzaan Purmerend Landsmeer
7,1 ● 19,6 9,5 ●
8,8 ●
10,5 17,7
●
9,8
18,6 ● 9,7 ●
Zeevang
12,8
8,7
10,7
Zaanstad
16,3
7,5 ●
11,9
Zaandam Zuid
13,0
5,6 ●
Poelenburg
18,8
9,4
Pelders/Hoornseveld
24,9 ● ■
Rosmolenwijk
21,0
6,8
13,6
Kogerveldwijk
27,0 ● ■
6,2
16,7 ■
Assendelft
13,1
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
114
totaal
10,8
11,7
9,3 ● 14,1 17,5 ■
12,4
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.13
Prevalentie van personen die de afgelopen 6 maanden een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
47,3
52,4
49,9
Beemster
42,7
50,6
46,6
Edam-Volendam
39,0 ●
47,0 ●
42,9 ●
Edam
41,6
41,9 ●
41,7 ●
Volendam
38,3 ●
49,0
43,5 ●
Waterland
45,0
51,6
48,3
Wormerland
42,1
49,7
45,4 ●
Oostzaan
45,6
43,7
Purmerend
45,4
55,4
44,7 50,5
Landsmeer
46,0
49,5
47,8
Zeevang
39,3
54,4
46,9
Zaanstad
50,3
53,1
51,7
Zaandam Zuid
48,0
52,1
50,1
Poelenburg
51,3
54,3
52,8
Pelders/Hoornseveld
54,1
57,3
55,8 ●
Rosmolenwijk
52,6
55,4
54,1
Kogerveldwijk
41,2
54,2
47,7
Assendelft
42,2
52,4
47,3
TABEL 6.1.14
Prevalentie van personen die zich overdag vaak of soms onveilig voelen
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
4,3
7,3 ✷
3,5
totaal 5,8
●
2,2 ●
Beemster
0,9
Edam-Volendam
2,4
4,8
3,6 ●
Edam
4,1
6,6
5,3
Volendam
1,9 ✷
4,3
3,0 ●
Waterland
2,8 ✷
2,8 ●
2,8 ●
Wormerland
4,8
5,4
5,1
Oostzaan
2,5 ✷
4,4
3,5
Purmerend
7,5
7,7
7,6
Landsmeer
1,6 ✷
8,1
4,9
Zeevang
0,5 ✷
3,4
2,0 ●
Zaanstad
3,7
8,8
6,3
Zaandam Zuid
11,6 ● ■
13,5 ●
12,6 ● ■
Poelenburg
10,4 ● ■
15,3 ● ■
12,9 ● ■
Pelders/Hoornseveld
12,3 ● ■
13,0 ●
12,7 ● ■
Rosmolenwijk
10,4
●■
Kogerveldwijk
8,1 ■
Assendelft
5,7
9,7
10,1 ● ■
10,4
9,2 ●
3,9 ■
4,8
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
115
BIJLAGE 6
TABEL 6.1.15
Prevalentie van personen die zich ‘s nachts soms of vaak onveilig voelen
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
7,6
21,3
Beemster
2,9 ●
10,8 ●
6,8 ●
Edam-Volendam
4,1 ●
12,6 ●
8,3 ●
Edam
6,5
12,9 ●
9,7 ●
Volendam
3,4
12,5 ●
7,8 ●
Waterland
4,2
10,2 ●
7,2 ●
Wormerland
9,4
14,3 ●
Oostzaan
8,6
11,5
●
Purmerend
9,4
22,8
16,2
Landsmeer
4,1
23,4
13,9
Zeevang
1,8 ●
14,5 ●
8,2 ●
Zaanstad
8,0
25,9 ●
16,9 ●
14,5
11,5 10,0 ●
Zaandam Zuid
17,9 ● ■
33,2 ● ■
25,6 ● ■
Poelenburg
15,5 ● ■
35,5 ● ■
25,5 ● ■
●■
●■
25,5 ● ■
Pelders/Hoornseveld
16,6
Rosmolenwijk
15,0 ● ■
32,2 ●
23,9 ● ■
Kogerveldwijk
15,7 ● ■
31,5 ●
23,5 ● ■
13,7 ● ■
10,6 ● ■
Assendelft
7,5
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
116
vrouwen
33,6
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.1
Prevalentie van personen die roken
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
34,7
24,8
29,8
Beemster
29,0
18,7 ●
23,9 ●
Edam-Volendam
26,7 ●
24,9
25,8 ●
Edam
36,4 ◆
26,7
31,5
Volendam
23,6 ●
24,3
24,0 ●
Waterland
22,0 ●
23,1
22,6 ●
Wormerland
26,9 ●
18,7
23,4 ●
Oostzaan
32,0
23,6
27,8
Purmerend
29,6
28,7
29,2
Landsmeer
32,7
24,9
28,7
Zeevang
26,3 ●
19,5
22,9 ●
Zaanstad
41,8 ●
24,2
33,0 ●
Zaandam Zuid
42,0
24,1
33,0
Poelenburg
41,1
31,3
36,2 ● ●■
35,4 ●
Pelders/Hoornseveld
37,1
33,8
Rosmolenwijk
39,1
35,0 ● ■
37,0 ●
Kogerveldwijk
30,2 ■
30,0
30,1
Assendelft
24,9 ● ■
22,7
23,8 ● ■
TABEL 6.2.2
Prevalentie van personen die in de afgelopen zes maanden meer dan 3 keer per week 6 of meer glazen alcohol hebben gedronken
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
8,6
1,7
totaal 5,1
✷
3,9
Beemster
5,9
1,8
Edam-Volendam
9,7
1,2 ✷
5,5
Edam
5,3
0,7 ✷
3,0
Volendam
11,2
1,4 ✷
6,4
Waterland
15,5 ●
0,7 ✷
8,1 ●
Wormerland
3,5 ●
0,7 ✷
2,3 ●
Oostzaan
7,2
0 ✷
3,6
Purmerend
8,0
2,4
✷
5,2
Landsmeer
7,6
0,7 ✷
4,1
10,0
1,4 ✷
5,7
Zeevang Zaanstad Zaandam Zuid
8,5 16,6 ● ■
Poelenburg
1,6 ● ■
Pelders/Hoornseveld
7,6 ●■
1,7
5,1
0,8 ✷
8,7 ● ■
5,9 ● ■
3,7
0 ✷
3,6
0,7
✷
1,2 ✷
Rosmolenwijk
1,7
Kogerveldwijk
5,5
4,5 ● ■
5,0
Assendelft
8,8
1,4 ✷
5,1
✷ ● ◆ ■
Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
117
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.3
Prevalentie van personen die ooit cannabis hebben gebruikt
Gewogen prevalenties
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
26,8
19,5
23,1
Beemster
19,4 ●
14,0 ●
16,7 ●
Edam-Volendam
22,9
16,2
19,6 ●
Edam
34,4 ● ◆
20,7
27,5
Volendam
19,1 ●
14,7
17,0 ●
Waterland
28,7
16,8
22,8
Wormerland
23,0
12,2 ●
18,3 ●
Oostzaan
25,1
15,6
20,3
Purmerend
24,9
20,7
22,8
Landsmeer
34,4 ●
19,9
27,0
Zeevang
16,0 ●
18,8
17,4 ●
Zaanstad
28,5
21,3
24,9
Zaandam Zuid
22,4
16,7
19,6
Poelenburg
21,8
19,0
20,4
Pelders/Hoornseveld
22,1
18,1
20,1
Rosmolenwijk
28,7
19,3
23,8
Kogerveldwijk
25,0
21,5
23,3
Assendelft
23,3
14,3
TABEL 6.2.4
■
18,8
Prevalentie van personen die ooit harddrugs hebben gebruikt
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
9,4
6,2
7,8
3,4
4,2 ●
Beemster
5,0
●
totaal
Edam-Volendam
10,5
5,2
7,9
Edam
11,5
5,6
8,5
Volendam
10,3
5,2
7,8
Waterland
6,2
5,4
5,8
Wormerland
4,8 ●
5,1
5,0
Oostzaan
8,9
7,1
8,0
Purmerend
6,1
4,6
5,4
Landsmeer
11,5
4,2
7,8
4,5
5,9
5,2
Zeevang Zaanstad
12,1 ●
7,7
9,9 ●
Zaandam Zuid
14,3
3,5 ■
8,9
Poelenburg
8,1
7,2
7,6
Pelders/Hoornseveld
3,4 ✷
6,7
5,2 ■
Rosmolenwijk
11,4
7,3
9,3
Kogerveldwijk
14,2
4,5
9,4
4,5
4,0 ● ■
Assendelft ✷ ● ◆ ■
118
mannen
3,5 ● ■
Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.5
Prevalentie van personen die de afgelopen maand cannabis hebben gebruikt
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
5,5
2,2
Beemster
2,6 ✷
0 ●
1,3 ●
Edam-Volendam
1,4 ✷
0,9 ✷
1,1 ●
Edam
1,5 ✷
1,5 ✷
1,5 ●
Volendam
1,3 ✷
0,7 ✷
1,0 ✷
Waterland
5,4
1,5 ✷
3,5
Wormerland
1,5 ✷
3,7
2,4
3,8
✷
Oostzaan
5,4
0,7
Purmerend
4,0
4,1
4,0
1,8 ✷
6,0
10,3 ●
Landsmeer
3,0
Zeevang
3,8
0,8 ✷
2,3
Zaanstad
7,5 ●
1,7
4,6
Zaandam Zuid
5,1
1,8 ✷
3,4
Poelenburg
6,2
1,7 ✷
4,0
Pelders/Hoornseveld
4,5
0,6
✷
2,5
Rosmolenwijk
6,1
2,0 ✷
4,0
Kogerveldwijk
6,3
2,9 ✷
4,6
4,0 ■
2,0 ■
0 ✷
Assendelft
TABEL 6.2.6
Prevalentie van personen die de afgelopen maand harddrugs hebben gebruikt
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
1,4
1,6 ✷
totaal 1,5
✷
0,2 ✷
0,3 ✷
1,3 ✷ 0,7 ✷
Beemster
0,5
Edam-Volendam
2,3
Edam
1,5 ✷
0 ✷
Volendam
2,6 ✷
0,5 ✷
1,5
Waterland
0 ✷
1,5 ✷
0,8 ✷
Wormerland
0 ✷
2,9 ✷
1,3 ✷
1,3 ✷
0,7 ✷
1,0 ✷
✷
✷
0,9 ✷
Oostzaan
0
Purmerend
0,7
Landsmeer
2,1 ✷
0 ✷
1,1 ✷
Zeevang
1,7 ✷
0 ✷
0,8 ✷
Zaanstad
2,0
2,3
2,2
Zaandam Zuid
2,4 ✷
0,5 ✷
1,5 ✷
0 ✷
0 ✷
0 ✷
1,1 ✷
1,1 ✷
1,1 ✷
✷
3,8 ●
Poelenburg Pelders/Hoornseveld
●■
1,1
Rosmolenwijk
4,9
Kogerveldwijk
2,5 ✷
0,5 ✷
1,5 ✷
0 ✷
2,2 ✷
1,1 ✷
Assendelft
2,7
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
119
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.7
Prevalentie van personen die wel eens gokken
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
38,5
33,2
35,8
Beemster
39,1
30,1
34,6
Edam-Volendam
57,5 ●
42,5 ●
50,2 ●
Edam
41,0 ◆
27,3 ◆
34,1 ◆
Volendam
63,3 ●
48,1 ●
55,9 ●
Waterland
40,8
34,0
37,4
Wormerland
37,0
31,7
34,7
Oostzaan
38,0
32,9
35,4
Purmerend
35,0
29,5
32,2
Landsmeer
50,6 ●
31,5
40,9
Zeevang
37,8
35,9
36,8
Zaanstad
34,3 ●
33,6
33,9
Zaandam Zuid
33,6
28,4
31,0
Poelenburg
30,8 ●■
21,7 ● ■
26,2 ● ■
●■
22,5 ● ■
Pelders/Hoornseveld
22,2
Rosmolenwijk
42,8 ■
26,5
34,3
Kogerveldwijk
32,5
31,8
32,1
Assendelft
40,3
32,3
36,3
TABEL 6.2.8
22,7
Prevalentie van personen die matig of ernstig overgewicht hebben
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
55,8
41,2
48,5
Beemster
51,1
35,4
43,3 ●
Edam-Volendam
53,8
36,5
45,3
Edam
48,3
30,3 ●
39,3 ●
Volendam
55,8
38,8
47,6
Waterland
53,3
35,4
44,4
Wormerland
49,3
38,2
44,5
Oostzaan
52,0
46,7
49,3
Purmerend
64,6
45,6
54,9 ●
Landsmeer
56,1
38,7
47,3
Zeevang
50,3
36,2
43,2
Zaanstad
51,5 ●
41,1
46,3
Zaandam Zuid
58,2
50,8 ● ■
54,5 ● ■
Poelenburg
47,0 ●
43,4
45,2
Pelders/Hoornseveld
47,8
46,3
47,0
Rosmolenwijk
53,9
41,4
47,4
Kogerveldwijk
50,4
43,2
46,9
Assendelft
56,9
33,6 ●
45,3
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
120
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.9
Prevalentie van personen die ernstig overgewicht hebben
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
11,2
12,4
Beemster
7,6
8,9
8,2 ●
Edam-Volendam
9,8
9,4
9,6
Zaanstreek-Waterland
Edam
8,9
11,8
6,9 ●
7,9 ●
Volendam
10,1
10,3
10,2
Waterland
7,5
10,1
8,8
Wormerland
7,3
7,4
Oostzaan
12,1
13,1
12,6
Purmerend
12,4
13,7
13,1
Landsmeer
10,1
11,5
10,8
7,4 ●
Zeevang
8,9
10,4
9,6
Zaanstad
11,9
13,4
12,6
Zaandam Zuid
11,4
14,6
13,0
Poelenburg
14,3
17,4
15,9 ●
Pelders/Hoornseveld
8,2
16,7
12,7
Rosmolenwijk
14,6
12,0
13,2
Kogerveldwijk
12,8
15,4
14,1
Assendelft
10,6
10,3
10,4
TABEL 6.2.10
Prevalentie van personen die onvoldoende bewegen (volgens de norm gezond bewegen)
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
78,2
71,3
74,7
Beemster
72,7
71,6
72,2
Edam-Volendam
83,1
71,4
77,4
Edam
80,4
67,2
73,8
Volendam
84,4
73,3
79,0
Waterland
76,9
73,0
75,0
Wormerland
69,7 ●
65,8
68,0 ●
Oostzaan
78,6
68,2
73,4 ●
81,8 ●
Purmerend
84,2
79,5
Landsmeer
77,1
67,3
72,1
Zeevang
80,7
71,0
75,8
Zaanstad
73,0 ●
67,5 ●
70,3 ●
Zaandam Zuid
74,0
75,5 ■
74,7
Poelenburg
79,5
73,0
76,2 ■
Pelders/Hoornseveld
83,7 ■
78,5 ● ■
81,0 ● ■
Rosmolenwijk
80,4
74,0
77,1 ■
Kogerveldwijk
78,8
66,7
72,8
Assendelft
77,6
68,5
73,1
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
121
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.11
Prevalentie van personen die onvoldoende bewegen (soepele norm: op minder dan 6 dagen voldoende bewegen)
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
66,5
60,1
63,3
Beemster
60,4
55,9
58,2 ●
Edam-Volendam
70,5
60,1
65,4
Edam
66,9
54,2
60,6
Volendam
72,0
62,4
67,4
Waterland
68,4
61,9
65,2
Wormerland
60,2
46,7 ●
54,4 ●
Oostzaan
65,4
62,1
63,7
Purmerend
79,1 ●
69,3 ●
74,1 ●
Landsmeer
65,1
55,4
60,2
Zeevang
64,4
58,7
61,5
Zaanstad
57,9 ●
56,7
57,3 ●
Zaandam Zuid
63,5
60,3
61,9
Poelenburg
70,0 ■
66,9 ■
63,9
Pelders/Hoornseveld
70,0
■
66,7
Rosmolenwijk
70,5 ■
63,4
66,8 ■
Kogerveldwijk
64,7
54,3
59,5
Assendelft
65,5
56,5
61,0
TABEL 6.2.12
■
68,3 ■
Prevalentie van personen die sporten in georganiseerd verband
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
35,5
34,1
34,8
Beemster
37,2
39,7
38,5
Edam-Volendam
34,5
33,3
33,9
Edam
21,1 ● ◆
31,8
26,4 ● ◆
Volendam
39,1
34,0
36,6
Waterland
30,6
35,9
33,2
Wormerland
41,4
47,3 ●
44,0 ●
Oostzaan
33,5
39,3
36,5
Purmerend
37,9
31,2
34,5
Landsmeer
34,2
36,4
35,3
Zeevang
34,4
38,2
36,3
Zaanstad
33,2
33,2
33,2
Zaandam Zuid
28,4
22,5 ● ■
25,4 ● ■
Poelenburg
25,4 ●
19,6 ● ■
22,5 ● ■
Pelders/Hoornseveld
22,3 ● ■
23,9 ● ■
23,1 ● ■
Rosmolenwijk
28,2
27,6
27,9 ●
Kogerveldwijk
38,0
32,2
35,1
Assendelft
41,7 ■
35,7
38,7 ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
122
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.13
Prevalentie van personen die onvoldoende ontbijten
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
24,0
16,1
20,1
Beemster
12,4 ●
12,9
12,6 ●
Edam-Volendam
15,5 ●
Edam
20,5
Volendam
13,9 ●
Waterland
19,6
10,8 ●
15,2 ●
Wormerland
20,8
11,1
16,6
Oostzaan
23,3
11,0
17,0
Purmerend
23,3
22,4 ●
22,8
Landsmeer
24,3
12,8
18,4
9,9 ●
12,8 ●
9,7 ●
15,1 ●
10,1 ●
12,0 ●
6,2 ●
12,6 ●
Zeevang
19,0
Zaanstad
27,5 ●
16,3
21,8
Zaandam Zuid
29,2
16,5
22,8
Poelenburg
33,3 ●
26,8 ● ■
30,0 ● ■
Pelders/Hoornseveld
28,1
21,2
24,5
Rosmolenwijk
37,5 ● ■
23,5 ● ■
30,2 ● ■
Kogerveldwijk
25,5
20,1
22,8
Assendelft
25,4
TABEL 6.2.14
8,8 ● ■
17,1 ■
Prevalentie van personen die onvoldoende groente consumeren
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
71,5
72,4
71,9
Beemster
66,4
71,6
69,0
Edam-Volendam
73,6
72,4
73,0
Edam
65,6
67,8
66,7 ● ◆
Volendam
76,7
74,3
75,5
Waterland
71,7
64,9 ●
68,3
Wormerland
74,0
67,5
71,2
Oostzaan
71,9
72,0
71,9
Purmerend
73,1
78,1
75,7
Landsmeer
57,2 ●
64,2 ●
60,7 ●
Zeevang
66,3
66,1
66,2 ●
Zaanstad
68,9
71,6
70,2
Zaandam Zuid
73,9
66,5
70,2
Poelenburg
73,5
70,5
72,0
Pelders/Hoornseveld
69,6
67,3
68,4
Rosmolenwijk
68,3
71,4
69,9
Kogerveldwijk
77,7 ■
73,0
75,4
Assendelft
71,7
74,9
73,3
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
123
BIJLAGE 6
TABEL 6.2.15
Prevalentie van personen die onvoldoende fruit consumeren
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
80,1
62,1
71,1
Beemster
77,5
59,7
68,7
Edam-Volendam
76,5
67,9 ●
72,3
Edam
74,9
58,8 ◆
66,9
Volendam
77,4
71,4 ●
74,5
Waterland
76,4
57,0
66,7
Wormerland
72,6 ●
58,2
66,4
Oostzaan
79,9
67,9
73,8
Purmerend
80,0
71,1 ●
75,4
Landsmeer
72,0 ●
58,1
64,9 ●
Zeevang
75,0
54,6 ●
64,8 ●
Zaanstad
80,7
57,4 ●
69,0
Zaandam Zuid
78,7
55,9
67,3
Poelenburg
72,7 ● ■
68,0 ■
70,4
Pelders/Hoornseveld
80,1
62,7
71,0
Rosmolenwijk
76,1
72,3 ● ■
74,1
Kogerveldwijk
80,5
61,9
71,2
Assendelft
86,8 ●
62,9
74,9 ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
124
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.3.1
Prevalentie van personen die vaak hinder hebben van stank
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
4,0
3,9
3,9
Beemster
1,8 ✷
0,5 ✷
1,2 ✷
Edam-Volendam
1,6 ✷
0,6 ✷
1,1 ●
Edam
0,5 ✷
2,4 ✷
1,4 ✷
Volendam
2,0 ✷
0 ✷
1,0 ✷
Waterland
1,0 ✷
0,5 ✷
0,8 ✷
Wormerland
1,1 ✷
2,9 ✷
1,9 ●
✷
totaal
Oostzaan
3,3
1,6
Purmerend
0,7 ✷
3,1
1,9
Landsmeer
2,2 ✷
3,5
2,9
Zeevang
0,8 ✷
2,7 ✷
1,7 ●
Zaanstad
7,3 ●
6,1 ●
6,7 ●
5,3
7,6 ●
Zaandam Zuid
10,0 ●
Poelenburg
14,1 ● ■
Pelders/Hoornseveld
6,6
Rosmolenwijk
6,6 2,5 ✷
Assendelft
TABEL 6.3.2
8,0
10,0 ●
Kogerveldwijk
18,7 ● ■ ●
2,5
16,4 ● ■ 7,3 ●
11,0 ● ■
8,9 ●
9,9 ●
10,0 ● ■
6,1
4,3
Prevalentie van personen die vaak hinder hebben van lawaai
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen
vrouwen 14,5
14,7 ●
totaal 14,6 7,9 ●
Beemster
5,3
Edam-Volendam
5,5 ●
Edam
6,2 ●
Volendam
5,3 ●
4,8 ●
5,1 ●
Waterland
7,6 ●
9,0 ●
8,3 ●
Wormerland
8,6 ●
8,8 ●
8,7 ●
Oostzaan
11,0
Purmerend
8,3
Landsmeer
10,1
●
10,6 6,4 ●
6,0 ● 8,6 ●
11,1
13,0
12,0
12,0
10,2 ●
12,2
11,2
Zeevang
6,9 ●
6,1 ●
6,5 ●
Zaanstad
22,8 ●
19,6 ●
21,2 ●
Zaandam Zuid
18,2
16,5
17,3
Poelenburg
23,6 ●
27,8 ● ■
25,7 ●
Pelders/Hoornseveld
14,2 ■
9,9 ■
12,0 ■
●
20,7 ●
Rosmolenwijk
19,2
22,0
Kogerveldwijk
17,6
13,7
15,7 ■
Assendelft
31,2 ● ■
33,4 ● ■
32,3 ● ■
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
125
BIJLAGE 6
TABEL 6.3.3
Prevalentie van personen die schimmel- of vochtplekken in huis hebben
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
24,9
31,7
28,3
Beemster
29,5
34,7
32,1
Edam-Volendam
16,8 ●
23,4 ●
20,0 ●
Edam
20,7
27,5
24,1
Volendam
15,6 ●
22,1 ●
18,7 ●
Waterland
34,3 ●
37,8
36,0 ●
Wormerland
25,2
31,6
28,0
Oostzaan
21,7
30,5
26,2
Purmerend
16,9
31,6
24,4
Landsmeer
37,5 ●
27,7
32,5
Zeevang
22,6
29,0
25,8
Zaanstad
28,0
33,1
30,5
Zaandam Zuid
30,7
28,1
29,4
Poelenburg
31,6
34,3
33,0
Pelders/Hoornseveld
32,7
38,2
35,5 ●
Rosmolenwijk
22,9
33,8
28,6
Kogerveldwijk
29,0
35,1
32,1
Assendelft
20,8
26,5
23,6 ■
TABEL 6.3.4
Prevalentie van personen waarbij in huis wordt gerookt
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
27,3
29,9
Beemster
24,1
●
25,1
24,6 ●
Edam-Volendam
25,8 ●
28,6
27,2
Edam
25,8
32,3
29,1
Zaanstreek-Waterland
32,4
Volendam
26,0
27,4
26,7
Waterland
31,4
21,6
26,5
Wormerland
20,9 ●
26,5
23,4 ●
Oostzaan
34,5
25,2
29,8
Purmerend
35,8
29,5
32,6
Landsmeer
30,0
28,3
29,1
Zeevang
32,2
25,6
28,9
Zaanstad
33,3
26,9
30,1
Zaandam Zuid
46,0 ● ■
33,6
39,8 ● ■
Poelenburg
42,4 ● ■
32,8
37,6 ● ■
Pelders/Hoornseveld
30,0
34,0
32,1 ●■
37,6 ● ■
Rosmolenwijk
33,2
41,7
Kogerveldwijk
28,5
33,2
30,8
Assendelft
19,5 ● ■
27,3
23,3 ● ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
126
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.3.5
Prevalentie van personen die de woonkamer niet continu ventileren
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
69,5
67,2
68,4
Beemster
69,8
70,9
70,3
Edam-Volendam
66,5
68,8
67,6
Edam
72,4
71,4
71,9
Volendam
64,8
68,1
66,4
Waterland
71,0
65,1
68,0
Wormerland
67,5
64,6
66,3
Oostzaan
67,9
67,1
67,5
Purmerend
61,4
62,9
62,1 ●
Landsmeer
70,4
68,4
69,4
Zeevang
58,1 ●
68,8
63,5
Zaanstad
73,0
69,6
71,3 ●
Zaandam Zuid
72,8
73,7
73,2
Poelenburg
74,3
69,8
72,0
Pelders/Hoornseveld
72,1
70,9
71,5
Rosmolenwijk
62,7 ■
63,5
63,1 ● ■
Kogerveldwijk
71,0
70,9
70,9
Assendelft
59,2 ● ■
63,7
61,5 ● ■
TABEL 6.3.6
Prevalentie van personen die de slaapkamer niet continu ventileren
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
56,7
52,3
54,5
Beemster
58,9
54,8
56,9
Edam-Volendam
65,1 ●
63,3 ●
64,2 ●
Edam
55,4 ◆
56,3
55,8 ◆
Volendam
68,6 ●
66,1 ●
67,4 ●
Waterland
60,5
55,1
57,8
Wormerland
53,8
55,1
54,4
Oostzaan
60,8
46,3
53,4
46,4
46,9 ●
●
Purmerend
47,4
Landsmeer
56,4
45,0 ●
50,6
Zeevang
47,0 ●
50,3
48,7 ●
Zaanstad
58,2
53,6
55,9
Zaandam Zuid
68,2 ● ■
62,3 ● ■
65,2 ● ■
Poelenburg
63,5
60,4 ●
62,0 ● ■
Pelders/Hoornseveld
56,0
54,2
55,1 ●■
49,9 ■
Rosmolenwijk
56,0
44,3
Kogerveldwijk
51,9
55,1
53,5
Assendelft
54,8
44,0 ● ■
49,4 ■
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ◆ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
127
BIJLAGE 6
TABEL 6.3.7
Prevalentie van personen die de keuken niet continu ventileren
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
62,6
63,0
62,8
Beemster
66,6
67,2
66,9
Edam-Volendam
67,3
66,5
66,9 ●
Edam
62,9
66,6
64,8
Volendam
69,0
66,8
67,9
Waterland
65,7
65,1
65,4
Wormerland
60,6
61,7
61,1
Oostzaan
60,9
62,4
61,7
Purmerend
47,1 ●
54,7 ●
51,0 ●
Landsmeer
64,7
68,7
66,7
Zeevang
58,1
68,7
63,4
Zaanstad
67,6 ●
66,1
66,8 ●
Zaandam Zuid
74,5 ●
73,5 ●
74,0 ● ■
Poelenburg
63,0
63,2
63,1 ■
58,8 ■
Pelders/Hoornseveld
61,0
56,8
Rosmolenwijk
52,5 ● ■
54,5 ● ■
53,5 ● ■
Kogerveldwijk
66,6
64,4
65,5
Assendelft
57,8 ■
61,4
59,6 ■
TABEL 6.3.8
Prevalentie van personen die de badkamer niet continu ventileren
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
58,6
58,3
58,4
Beemster
56,9
53,4
55,2
Edam-Volendam
62,6
60,4
61,6
Edam
59,0
59,0
59,0
Volendam
64,2
61,2
62,7
Waterland
63,6
58,3
61,0
Wormerland
52,2
51,5
51,9 ●
Oostzaan
60,4
58,4
59,4
55,1
51,8 ●
●
Purmerend
48,4
Landsmeer
59,7
61,4
60,6
Zeevang
51,0
63,1
57,0
Zaanstad
61,8
60,2
61,0 ●
Zaandam Zuid
71,1 ● ■
60,1
65,5 ●
Poelenburg
67,4 ●
72,8 ● ■
70,1 ● ■
Pelders/Hoornseveld
65,3
62,0
63,6
Rosmolenwijk
53,8
53,9
53,8 ■
Kogerveldwijk
62,9
64,8
63,9
Assendelft
56,7
54,3
55,5
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
128
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.3.9
Prevalentie van personen die van mening zijn dat de bodem in de omgeving vervuild is
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen
vrouwen 12,1
11,2
totaal 11,6
0 ✷
3,4 ●
1,7 ●
Edam-Volendam
2,3 ●
1,7 ●
2,0 ●
Edam
7,0 ◆
4,9 ● ◆
5,9 ● ◆
Volendam
0,8 ✷
0,6 ✷
0,7 ✷
Waterland
9,2
10,2
10,6
8,1
Beemster
Wormerland Oostzaan
15,5
26,9
9,7 9,6 ●
21,3 ●
Purmerend
5,5 ●
2,0 ✷
3,7 ●
Landsmeer
20,2 ●
17,8 ●
19,0 ●
Zeevang
3,7 ●
2,9 ●
3,3 ●
Zaanstad
16,2 ●
20,0 ●
18,1 ●
Zaandam Zuid
11,9
24,5 ●
18,2 ●
Poelenburg
21,7 ●
17,0
19,3 ● 9,8 ■
Pelders/Hoornseveld
12,4
Rosmolenwijk
37,4 ● ■
32,5 ● ■
34,8 ● ■
Kogerveldwijk
15,2
17,3
16,2 ●
Assendelft
✷ ● ◆ ■
9,7
7,4
■
■
6,0 ● ■
7,8 ● ■
Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Edam-Volendam Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
129
BIJLAGE 6
TABEL 6.4.1
Prevalentie van personen die de afgelopen 2 maanden de huisarts hebben bezocht
Gewogen prevalenties
mannen
totaal
Zaanstreek-Waterland
29,0
37,8
33,4
Beemster
23,6
37,3
30,4
Edam-Volendam
29,9
39,3
34,5
Edam
27,2
34,2
30,7
Volendam
31,0
41,2
36,0
Waterland
36,0 ●
41,4
38,7 ●
Wormerland
24,4
26,8 ●
25,4 ●
Oostzaan
29,4
36,1
32,8
Purmerend
27,6
40,0
33,9
Landsmeer
30,0
42,4
36,3
Zeevang
28,3
30,7
29,5
Zaanstad
28,6
37,3
32,9
Zaandam Zuid
24,1
43,9
34,1
Poelenburg
35,3
38,4
36,8
Pelders/Hoornseveld
36,5
44,7
40,8 ● ■
Rosmolenwijk
32,8
44,4
38,8 ● ■
Kogerveldwijk
24,3
39,3
31,8
Assendelft
25,3
30,8
28,0 ●
TABEL 6.4.2
Prevalentie van personen die het afgelopen jaar de huisarts hebben bezocht
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen
vrouwen 78,6
68,8 ●
71,8
totaal 73,7
●
64,4 ●
Beemster
57,2
Edam-Volendam
71,5
77,4
74,4
Edam
64,9
74,9
69,9
Volendam
74,0
78,7
76,3
Waterland
71,0
82,9
76,9
Wormerland
66,1
76,7
70,6
Oostzaan
64,7
79,6
72,3
Purmerend
70,3
78,5
74,4
Landsmeer
76,5
81,8
79,2 ●
Zeevang
67,5
73,9
70,7
Zaanstad
65,8
78,9
72,4
Zaandam Zuid
63,2
84,6
74,0
Poelenburg
67,6
82,2
74,9
Pelders/Hoornseveld
70,8
77,9
74,5
Rosmolenwijk
69,6
84,1
77,2
Kogerveldwijk
59,0 ●
78,2
68,6
Assendelft
63,8
77,5
70,6
● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
130
vrouwen
BIJLAGE 6
TABEL 6.4.3
Prevalentie van personen die het afgelopen jaar mantelzorg hebben gegeven
Gewogen prevalenties
mannen
Zaanstreek-Waterland
7,2
18,4
12,8
Beemster
8,4
18,4
13,4
Edam-Volendam
5,1
14,3 ●
Edam
7,5
17,3
Volendam
4,4
13,4
8,7 ●
21,9
17,5 ●
13,2 ●
Waterland
vrouwen
totaal
9,6 ● 12,4
Wormerland
5,7
15,1
Oostzaan
3,5
19,1
11,5
Purmerend
5,7
19,4
12,7
Landsmeer
9,2
20,6
15,0
13,3 ●
Zeevang Zaanstad Zaandam Zuid Poelenburg
20,7
17,0 ●
7,4
18,3
12,9
10,4
14,0
12,2
13,4
10,6
20,5
16,8 ●
7,8
Pelders/Hoornseveld
9,8
12,8
●■
Rosmolenwijk
5,8
15,8
11,0
Kogerveldwijk
3,1 ✷
16,4
9,7
Assendelft
6,0
17,7
11,8
TABEL 6.4.4
Prevalentie van personen die het afgelopen jaar mantelzorg hebben ontvangen
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
1,8
4,5
totaal 3,1
Beemster
1,3
✷
3,2
2,2
Edam-Volendam
1,0 ✷
3,4
2,2
Edam
0,8 ✷
5,2
3,0
Volendam
1,1 ✷
2,7
1,9
Waterland
0 ✷
3,1
1,5
Wormerland
1,6 ✷
2,5 ✷
2,0
Oostzaan
0,8 ✷
3,9
2,4
Purmerend
1,9
✷
6,2
4,1
Landsmeer
1,1 ✷
3,5
2,3
Zeevang
1,3 ✷
4,1
2,7
Zaanstad
2,2
4,3
3,2
Zaandam Zuid
1,7 ✷
2,7 ✷
2,2
Poelenburg
5,1 ● ■
8,4 ● ■
6,7 ● ■
Pelders/Hoornseveld
5,3 ● ■
7,1
6,2 ● ■
Rosmolenwijk
2,6
✷
4,9
3,8
Kogerveldwijk
3,3 ✷
3,6
3,5
0 ✷
3,2
1,6
Assendelft
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
131
BIJLAGE 6
TABEL 6.4.5
Prevalentie van personen die ontevreden zijn over het bezoeken van de huisarts
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
1,7
1,2
1,4
0 ✷
0 ✷
0 ✷
Edam-Volendam
0,2 ✷
0,8 ✷
0,5 ✷
Edam
Beemster
0,7 ✷
0 ✷
0,4 ✷
Volendam
0 ✷
1,1 ✷
0,5 ✷
Waterland
2,2 ✷
0 ✷
1,1 ✷
Wormerland
1,7 ✷
0,6 ✷
1,2 ✷
✷
✷
Oostzaan
0,9
Purmerend
3,6 ✷
0 ✷
1,7 ✷
Landsmeer
0,5 ✷
0 ✷
0,2 ✷
Zeevang
0,7 ✷
1,4 ✷
1,0 ✷
Zaanstad
1,1 ●
2,2 ●
1,7
Zaandam Zuid
1,9 ✷
2,3 ✷
2,1
Poelenburg
3,0 ✷
2,3 ✷
2,7
●■
2,4
4,2
1,6
●
5,0 ● ■
Pelders/Hoornseveld
5,9
Rosmolenwijk
4,1 ● ■
2,5 ✷
3,3 ● ■
Kogerveldwijk
1,8 ✷
2,3 ✷
2,0
Assendelft
1,5 ✷
0,6 ✷
1,0 ✷
TABEL 6.4.6
Prevalentie van personen die ontevreden zijn over de telefonische bereikbaarheid van de huisarts
Gewogen prevalenties Zaanstreek-Waterland
mannen 14,4 ●
vrouwen
totaal
14,5
14,4
12,1
10,6 ●
Beemster
9,1
Edam-Volendam
2,7 ●
8,2 ●
5,4 ●
Edam
3,5 ✷
9,8
6,7 ●
Volendam
2,5 ✷
7,7 ●
5,0 ●
Waterland
7,8 ●
7,9 ●
7,9 ●
Wormerland Oostzaan Purmerend
11,3
10,5 ●
9,5
4,9 ● 18,1
7,4 ● 15,4
6,2 ● 16,7
Landsmeer
6,5 ●
7,7 ●
7,1 ●
Zeevang
7,2 ●
7,1 ●
7,1 ●
Zaanstad
17,4 ●
18,1 ●
17,7 ●
Zaandam Zuid
25,8 ● ■
21,4 ●
23,6 ● ■
Poelenburg
23,7 ●
27,0 ● ■
25,4 ● ■
Pelders/Hoornseveld
25,6 ● ■
35,6 ● ■
30,8 ● ■
●■
26,0 ● ■
●
Rosmolenwijk
23,9
Kogerveldwijk
15,2
14,9
Assendelft
12,2
10,4
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
132
totaal
27,9
15,0 ■
11,3
■
BIJLAGE 6
TABEL 6.4.7
Prevalentie van personen die ontevreden zijn over het bezoeken van de tandarts
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
totaal
Zaanstreek-Waterland
3,0
1,2
2,1
Beemster
0,5 ✷
0,5 ✷
0,5 ✷
Edam-Volendam
1,2 ✷
1,6
1,4
Edam
2,8 ✷
0,5 ✷
1,6
Volendam
0,6 ✷
1,9 ✷
1,3 ✷
Waterland
2,4 ✷
0,9 ✷
1,7
Wormerland
2,4 ✷
1,2 ✷
1,8
✷
2,5
Oostzaan
4,5
0,6
Purmerend
7,3 ●
1,9 ✷
4,5 ●
Landsmeer
2,1 ✷
2,7 ✷
2,4
Zeevang
0 ✷
0,6 ✷
0,3 ✷
Zaanstad
1,3 ●
0,8
1,1 ●
Zaandam Zuid
2,2 ✷
2,2 ✷
2,2
Poelenburg
3,7 ■
1,9 ✷
2,8 ■
■
✷
5,9
Rosmolenwijk
4,1 ■
3,1 ● ■
3,6 ■
Kogerveldwijk
5,1 ■
2,0 ✷
3,5 ■
Assendelft
1,6 ✷
1,1 ✷
1,3 ✷
TABEL 6.4.8
2,8
4,3 ● ■
Pelders/Hoornseveld
Prevalentie van personen die ontevreden zijn over de telefonische bereikbaarheid van de tandarts
Gewogen prevalenties
mannen
vrouwen
Zaanstreek-Waterland
4,4
4,0 ✷
1,5
totaal 4,2
✷
1,7 ●
Beemster
1,9
Edam-Volendam
0,3 ✷
1,2 ✷
0,7 ✷
Edam
1,1 ✷
2,7 ✷
1,9 ●
0 ✷
0,7 ✷
0,4 ✷
Waterland
4,7
4,6
4,6
Wormerland
4,3
3,3
3,9
Oostzaan
4,8
9,4 ●
7,2 ●
Volendam
●
Purmerend
8,8
3,1
5,9
Landsmeer
4,0
7,7 ●
5,9
Zeevang
4,4
5,8
5,1
Zaanstad
3,0
4,5 ●
3,7
Zaandam Zuid
2,1 ✷
2,4 ✷
2,2
Poelenburg
4,6
3,4
4,0
Pelders/Hoornseveld
5,8
2,4 ✷ ✷
4,0
Rosmolenwijk
2,2
✷
2,3
Kogerveldwijk
3,8 ✷
3,8
3,8
Assendelft
3,5
4,2
3,8
2,2
✷ Vanwege lage prevalentie kunnen gegevens niet getoetst worden ● Geografisch gebied verschilt significant van de regio Zaanstreek-Waterland ■ Geografisch gebied verschilt significant van de gemeente Zaanstad
133
BIJLAGE 7
Bijlage 7: Risicofactoren van ziekten Hieronder vindt u een beschrijving van de aandoeningen en de risicofactoren ervan, op volgorde van aandoeningen die het meeste voorkomen in de regio Zaanstreek-Waterland. Hoge bloeddruk In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 10,3% De medische naam voor hoge bloeddruk is hypertensie. De bloeddruk wordt bepaald door de kracht waarmee het hart het bloed in de vaten pompt. Als de bloeddruk op meerdere momenten te hoog is wordt er gesproken van verhoogde bloeddruk, dit kan zowel een verhoogde bovendruk (systolische waarden) als onderdruk (diastolische waarden) zijn. Het gaat hierbij om waarden boven 140 mm Hg systolische waarde en/of hoger dan 90 mm Hg diastolische waarde. Schommelingen zijn normaal gedurende de dag of door geestelijke of lichamelijke activiteit. Is de bloeddruk in rust verhoogd dan kan dit door de constante hoge druk op den duur leiden tot het ontstaan van afwijkingen aan de structuur van de vaten. De vaten worden stug en dit levert op hun beurt weer een bijdrage aan het verhoogd blijven van de bloeddruk. Bij slechts 5% van de mensen met hypertensie is een achterliggende ziekte (zoals een ziekte van de nieren of bijnieren) de oorzaak.1 Wel is gebleken dat bepaalde leef- en eetgewoonten een nadelige invloed op de bloeddruk kunnen hebben. Mensen die roken of te zwaar zijn hebben meer kans op een hoge bloeddruk. Ook weinig lichaamsbeweging, overmatig alcoholgebruik en veel stress hebben hierop een ongunstige invloed.2 Ernstige rugaandoeningen In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 9,2% Nek- en rugklachten zijn de meest voorkomende problemen van het bewegingsapparaat. Er wordt geschat dat er bijna 3,3 miljoen personen van 25 jaar of ouder zijn met langdurige klachten aan nek of rug. Veel mensen geven aan dat de klachten zich laag in de rug voordoen. De volgende factoren spelen een rol bij het ontstaan van rugklachten: leeftijd, lichamelijke fitheid, kracht van rug- en buikspieren en psychosociale problemen zoals angst, depressie en ontevredenheid op het werk.3 Gewrichtsslijtage van heupen en knieën In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 9,1% Gewrichtsslijtage of artrose komt het meest voor in de heupen en knieën.4 De belangrijkste kenmerken zijn verlies van kraakbeen en reactieve botwoekeringen (osteofyten) in het gewricht.5 Risico’s voor het verkrijgen van gewrichtsslijtage zijn een combinatie van systemische factoren (zoals genetische kenmerken) en lokale gewrichtsfactoren (zoals spierzwakte, overgewicht en overmatige beweeglijkheid van het gewricht).4 Het dagelijks functioneren kan door artrose erg worden beperkt. De patiënt kan afhankelijk worden van zijn omgeving en van gezondheidszorgvoorzieningen.5 Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 7,1% Astma, chronische bronchitis en longemfyseem zijn longaandoeningen waarbij sprake is van vernauwing van de luchtwegen. Vroeger waren al deze aandoeningen bekend onder CARA, tegenwoordig wordt er over COPD gesproken als het over chronische bronchitis en longemfyseem gaat. Astma hangt samen met allergieën en is vermoedelijk erfelijk bepaald. COPD wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door roken. Bij een klein deel van de mensen met COPD spelen langdurige blootstelling aan stofdeeltjes tijdens het werk of een aangeboren enzymgebrek een rol. Een grote groep Nederlanders, geschat op 10-20% heeft een chronische luchtwegaandoening. Dit aantal zal de komende jaren stijgen.6
134
BIJLAGE 6
Migraine In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 5,3% Migraine is hoofdpijn die in aanvallen komt. Migraine ontstaat doordat de samenwerking tussen bloedvaten en de zenuwbanen in de hersenen tijdelijk verstoord raakt. Aanleg en vrouwelijke hormonen hebben invloed op migraine. Bepaalde stoffen in voedingsmiddelen kunnen migraine uitlokken bijvoorbeeld smaakversterker, sulfiet (in wijn), nitraat (in bleekselderij, andijvie, spinazie, sla, venkel, koolrabi, spitskool, chinese kool en rode bieten) en aspartaam (kunstmatige zoetstof).7 Ook kan migraine uitgelokt worden door fel licht, sterke geuren, stress, lichamelijk inspanning.8 Psychische aandoening In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 4,6% Een psychische aandoening is een aandoening waarvoor vaak geen fysieke oorzaak kan worden vastgesteld. Het betreft meestal een onevenwicht in het mentale welzijn van een persoon in zodanige mate dat normaal functioneren verstoord wordt. Soms kunnen hormonale verstoringen of hersenfunctie-afwijkingen aanduiding geven voor een psychische aandoening. Psychische aandoeningen worden beschreven in de DSM, een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek.9 Psychische aandoeningen komen in ons land veel voor. De meest voorkomende stoornissen zijn depressie- en angststoornissen en problemen met alcohol en drugs. Psychische aandoeningen staan in de top-20 van aandoeningen met de grootste ziektelast.10 Determinanten van psychische ongezondheid zijn: - Persoonsgebonden factoren: factoren die de weerbaarheid en veerkracht van een individu bepalen. Erfelijke aanleg, de persoonlijkheid en de gezondheidstoestand van het individu spelen hierbij een rol. - Omgevingsgebonden factoren: sociale of fysieke kwetsbaarheid wordt bepaald door die kenmerken van de sociale en fysieke omgeving die van invloed zijn op de directe (of micro-) leefsituatie. De hoeveelheid contacten, sociaal economische status, stedelijkheid van de woonplek en fysische factoren zoals het klimaat. - Gebeurtenissen in iemands leven.11 Chronisch eczeem In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 3,8% Eczeem is een allergische ontstekingreactie van de huid. Er bestaat atopisch eczeem (of constitutioneel eczeem) en contacteczeem. Atopisch eczeem is erfelijk bepaald, maar in sommige gevallen is de oorzaak onduidelijk.12 Atopisch geeft aan dat er aangeboren inwendige factoren zijn waardoor men allergisch kan worden voor stoffen uit de leefomgeving.13 Contacteczeem wordt veroorzaakt door overgevoeligheid voor een bepaalde stof, zoals nikkel, zeep, rubber enzovoort. Een risicofactor voor contacteczeem is ambachtelijke arbeid. In sommige beroepen ziet men dat contacteczeem vaker voorkomt dan anderen, de meeste meldingen komen uit de industrie (nat werk, cement, latex).12 Diabetes In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 3,4% Diabetes mellitus ofwel suikerziekte, is een chronische stofwisselingsziekte die gepaard gaat met een te hoog glucosegehalte in het bloed. De Wereld Gezondheidsorganisatie heeft de grenswaarden bepaald waarboven sprake is van diabetes mellitus. De meest voorkomende vormen van diabetes mellitus zijn type 1 en type 2. Type 1 diabetes mellitus ontstaat als gevolg van de afbraak van insulineproducerende cellen (beta-cellen) van de alvleesklier (pancreas), waardoor een absoluut tekort van het hormoon insuline ontstaat. Mensen met type 1 diabetes moeten dagelijks insuline spuiten om de bloedglucose op peil te houden. Zonder toediening van insuline treedt een levensbedreigende situatie op. Type 1 diabetes ontstaat in korte tijd en meestal bij mensen
135
BIJLAGE 7
onder de dertig jaar. Type 1 diabetes zou kunnen optreden door genetische aanleg en omgevingsfactoren zoals voeding en virussen. Type 2 diabetes mellitus ontstaat als gevolg van stoornissen in de afscheiding van insuline en/of het niet optimaal benutten van de aanwezige insuline door weefsels (insulineresistentie). Hierdoor ontstaat op den duur een te hoog glucosegehalte in het bloed. Type 2 diabetes kan optreden door ongezonde voeding, overgewicht en lichamelijke inactiviteit. Type 2 diabetes ontstaat geleidelijker dan type 1 diabetes en de eerste klachten zijn vaak vaag. Daardoor wordt de diabetes vaak pas na jaren herkend en gediagnosticeerd.14 Kanker In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 2,0% Kanker is na hart- en vaatziekten de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland. Ieder mens loopt een bepaald risico om kanker te krijgen. Ruim 1 op de 3 Nederlanders krijgt in de loop van het leven kanker. Een ongezonde leefstijl is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van kanker. Bij 5% van alle gevallen van kanker speelt erfelijke aanleg een rol. Bepaalde leefgewoonten en leefomstandigheden vormen een risico op een aantal soorten kanker: - Roken - Ongezond eten - Overmatig alcoholgebruik - Onvoldoende beweging - Overmatige blootstelling aan zon - Werken met kankerverwekkende stoffen zoals asbest. Milieufactoren spelen een kleine rol, niet meer dan 1% van alle gevallen van kanker wordt veroorzaakt door milieuverontreiniging.15 Psoriasis In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 1,7% Psoriasis is een chronische huidziekte, die bij zo’n 2% van de Nederlandse bevolking voorkomt. De belangrijkste kenmerken zijn schilfering, roodheid, verdikking van de huid. Psoriasis kan zich op iedere leeftijd openbaren, maar meestal zo tussen het 15e en 20e levensjaar. Psoriasis ontstaat door abnormale aanmaak van huidcellen, keratinocyten genaamd. De oorzaak van psoriasis is nog grotendeels onbekend. Erfelijkheid speelt een rol, maar ook omgevingsfactoren zoals stress, huidbeschadiging, infecties en bepaalde geneesmiddelen kunnen risicofactoren zijn.16 Onvrijwillig urineverlies In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 1,5% Onvrijwillig urineverlies ofwel incontinentie komt in Nederland bij één miljoen mensen voor (750.000 vrouwen en 250.000 mannen). Incontinentie kan veroorzaakt worden door problemen met de blaas, blaashals en urinebuis. Bijvoorbeeld omdat de blaas geïnfecteerd is. Ook kan de oorzaak van incontinentie het zenuwstelsel zijn. Het blaascentrum kan bijvoorbeeld uitgeschakeld zijn.12 Vernauwing van de bloedvaten In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 1,3% Vernauwingen zijn het gevolg van vetafzettingen en verkalking in de slagaders. Dit heet artherosclerose of slagaderverkalking. Roken, hoge bloeddruk, suikerziekte, overgewicht, een te hoog cholesterolgehalte en onvoldoende beweging spelen een rol bij het ontstaan van artherosclerose.17
136
BIJLAGE 6
Hartinfarct en ernstige hartaandoeningen In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 1,1-1,2% Belangrijke leefstijlfactoren die van invloed zijn op hart- en vaatziekten zijn: roken, voeding (groenten, fruit, vis en verzadigde vetten), alcohol, lichamelijke (in)activiteit. De invloed van leefstijlfactoren kan rechtstreeks verlopen maar verloopt vaak via: overgewicht, hypertensie, hypercholesterolemie en diabetes.18 Beroerte In de regio Zaanstreek-Waterland in 2005: 1,0% Als de bloedvoorziening naar de hersenen ergens onderbroken wordt spreken we van een beroerte. Per jaar krijgen in Nederland 41.000 mensen voor het eerst een beroerte. Een beroerte kan grote gevolgen hebben, zowel lichamelijk, psychisch als sociaal. Bijvoorbeeld verlammingen, taal- en spraakstoornissen, halfzijdige uitval van het gezichtsveld en stoornissen in denken, emoties en gedrag. Er zijn verschillende risicofactoren voor een beroerte. Leeftijd (hoe ouder hoe groter de kans op een beroerte), geslacht (mannen hebben een verhoogd risico) en genetische factoren spelen een rol. Bovendien zijn hoge bloeddruk, hoog cholesterolgehalte, hartziekten en suikerziekte risicofactoren. Ook veroorzaken roken, onvoldoende lichaamsbeweging, overgewicht een verhoogd risico op een beroerte. Tenslotte is uit onderzoek gebleken dat het drinken van meer dan 2 glazen alcohol per dag en het gebruik van de pil of hormonen het risico op een beroerte verhogen.19
Literatuur 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
12 13 14
15 16 17 18 19
www.spreekuurthuis.nl, oktober 2006. www.hartstichting.nl, oktober 2006. Koes B.W., Tulder van M.W. Nek- en rugklachten samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 16 mei 2003. http://utopia.knoware.nl/~wwitsel/main/artikelen/arthrose1.html, juli 2006 Schouten J.S.A.G. Wat is artrose? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, november 2002. www.novartis.nl/aandoeningen/astma.shtml?highLightLeft=30, september 2006. www.nhgartsennet.nl, juni 2006. www.astrazeneca.nl/patienten/zenuwstelsel/migraine.asp, juni 2006. www.wikipedia.org, oktober 2006. Land van ’t H., Ruiter de C., Berg van den M., Schoemaker C. In: Brancherapporten VWS. Den Haag: VWS, mei 2005. Witte K.E. Wat zijn de determinanten van psychische (on)gezondheid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten, 24 november 2004. www.kring-apotheek.nl, juni 2006. www.huidziekten.nl, juni 2006. Baan C.A., Wolleswinkel-van den Bosch J.H., Eysink P.E.D., Hoeymans N. Wat is diabetes mellitus en wat is het beloop? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, december 2005. www.kwfkankerbestrijding.nl, oktober 2006. www.novartis.nl, oktober 2006. www.uzleuven.be, oktober 2006. Jager-Geurts M.H., Peters R.J.G., Dis van S.J., Bots M.L. Hart- en vaatziekten in Nederland 2006, cijfers over ziekte en sterfte. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 2006. www.hartstichting.nl, oktober 2006.
137
NOTITIES
138
GGD Zaanstreek-Waterland Hoofdvestiging Regio Zaanstreek Vurehout 2 1507 EC Zaandam Tel. (075) 651 92 92 Fax (075) 616 30 16 [email protected] Nevenvestiging: Regio Waterland Waterlandlaan 65 1441 RS Purmerend
WWW.GGDZW.NL