Patrick Spriet
Georgette Leblanc - een leven als een opera
Ik ben doelbewust op zoek naar een grafsteen waaronder de resten van drie vrouwen verstoffen. Een Amerikaanse schrijfster, een Franse zangeres en een Belgische onderwijzeres. Om te begrijpen waarom zij samen in deze uithoek zijn begraven, moet je hun sprookje ontrafelen. De zoektocht blijkt geen sinecure te zijn. De necropolis met zijn talloze terrassen is tamelijk uitgestrekt en het groepje arbeiders dat met de hulp van een grijpkraan op een nogal drastische wijze een stel graven ruimt, laat vermoeden dat er haast mee gemoeid is. Oude doden moeten immers plaats maken voor nieuwe; uitbreiden kan hier niet meer. Misschien ben ik wel te laat… Bovendien heeft de tijd zijn werk gedaan en de opschriften van de meeste graven uitgesleten. Het is zoeken naar een speld in de hooiberg tot ik in het hart van de godsakker plots een klein huisje ontwaar, kennelijk de abri van een conciërge. Het knorrige dametje, dat argwanend door het open raam komt loeren, is aanvankelijk niet erg behulpzaam, maar voor iemand die hiervoor honderden kilometers heeft afgelegd, wil ze zich nog eens van haar beste kant tonen. Langs smalle paadjes en wankele treden leidt ze me feilloos naar mijn drie vrouwen die volgens mijn gids in geen jaren bezoek hebben gekregen. Haar opmerking klinkt aannemelijk: ook hun namen op de steen zijn nauwelijks leesbaar. De conciërge merkt de twijfel in mijn ogen op en zonder een woord te zeggen haast ze zich naar huis om ten slotte met een emmer en een borstel op te dagen, klaar voor de schoonmaak. Terwijl de steen met water en zeep wordt gereinigd, verschijnen er woorden die langzaam hun verborgen betekenis onthullen:
Georgette Leblanc en Maurice Maeterlinck
Wie niet in Le Cannet woont, blijft er beter weg. Honderd jaar geleden was het Provençaalse dorp net boven Cannes een idyllisch bijproduct van de trekpleister. Olijfbomen, jasmijnvelden en wijngaarden, een aftands pensionnetje en hoekjes van waaruit het uitzicht over de azuurblauwe zee majestueus was. Vandaag is het zowaar een nachtmerrie geworden. Flatgebouwen hebben de plaats van de idylle ingenomen en het drukke verkeer van de kust naar het kluwen van snelwegen en afritten hogerop, wordt als worst in een vleesmolen door het arme Cannet geperst. Kilometerslange files vullen de dag. Er zijn best nog wel rustige en pittoreske plekjes te vinden in de oude dorpskern, maar als je het mij vraagt, is de balsem de gesel niet waard. Toch weet Le Cannet mij ondanks die zure oprispingen te ontroeren. Een verleiding in de vorm van een begraafplaats, een oase van witglanzend marmer temidden de flats en de files. Mijn bedevaart naar de Cimetière Notre Dame des Anges is geen vrijblijvende wandeling, noch een panische vlucht uit de moderne wereld.
Mon dieu, je ne suis qu’une chose qui repose dans vos mains Georgette Leblanc
38
opmaak_114 kopie.indd 38
01-06-2012 19:43:24
ceerde. Ze heeft hem nooit persoonlijk gekend: ze was pas elf toen de beroemde schrijver in de omgeving van Rouen zijn laatste adem uitblies. Niettemin viel de schaduw van Flaubert over haar leven. Net als Emma in Madame Bovary verlangde Georgette onafgebroken naar opwinding en kleur, naar het hogere en het onbereikbare en verfoeide ze het gezapige, burgerlijke leven rondom haar. Het was beslist geen toeval dat zij haar affiniteit met het personage later uit de doeken deed in een essay over de zoektocht naar de echte Madame Bovary1. Toch kun je haar niet helemaal op het ‘bovarysme’ vastpinnen. In tegenstelling tot Emma verwachtte ze niet dat het allemaal vanzelf ging of dat anderen haar leven op dreef hielpen. Ze schiep zelf de omstandigheden van haar romantisch universum en dat is uiteindelijk de reden waarom je haar interessant gaat vinden. Als een volmaakte drama queen schreef Georgette in haar mémoires: ‘Ik heb heel mijn leven gevochten om de slag te winnen die ik verloor door geboren te worden’. Merkwaardig toch, want haar ouders behoorden tot de welgestelde burgerij en ze kwam materieel helemaal niets tekort. Ze was echter bezeten door de gedachte dat ze een ongewenst kind was, een ‘ongelukje’, alsof ze al in de omstandigheden van haar geboorte een legitimatie zag om zich te verzetten. Moeder verving de school en leerde haar lezen, rekenen, zingen en piano spelen zoals dat ging in de betere kringen van de 19de eeuw. Haar oudere broer en zuster keken niet naar haar om: ze was te jong voor hen. Daardoor groeide ze op in eenzaamheid en ontwikkelde noodgedwongen haar innerlijke leven om niet van verveling dood te vallen. In die fantasiewereld werden zowel de schrijfster als de actrice geboren: ze bedacht en speelde heroïsche personages en applaudisseerde daarna hard voor zichzelf. Vroegrijp, begreep ze snel dat ze haar eigen persoonlijkheid voorlopig moest verbergen achter het gedrag dat men van haar verlangde. Broer Maurice Leblanc, die later succes oogstte met zijn driestuiverromans over de meesterdief Arsène Lupin, beschreef de jonge Georgette bijgevolg als een lief, stil, beleefd maar wonderlijk kind. Als dat wonderlijke kind zichzelf wilde worden, moest ze wel aan haar benepen en provinciale milieu ontsnappen.
Delicieus, maar een beetje gek ‘Er was geen vezel in haar’, beweerde de vrouw van Emile Verhaeren, ‘die niet onnatuurlijk was, geen misleidend maakwerk en niet kunstmatig’. De dichter Charles Van Lerberghe omschreef haar dan weer als ‘delicieus, maar een beetje gek’. Dergelijke typeringen suggereren dat Georgette Leblanc (1869-1941) geen gewone vrouw was, waarop stereotiepen van toepassing zijn. Dat was wel het minste wat je over haar kon zeggen. Alles aan haar was buitenissig, van haar persoonlijkheid tot haar leven en elke poging om Georgette Leblanc in een paar woorden te vatten, is wellicht tot mislukken gedoemd. Toch is er een vaststelling waar je niet omheen kunt: Leblanc veroorzaakte bij een aantal tijdgenoten nogal wat irritatie door haar geëxalteerde persoonlijkheid, een aversie die echter lijkt te verdampen wanneer men haar in 2012 van op afstand probeert op te roepen. Dan verschijnt een vrouw bij wie de capriolen eerder een poëtisch parfum verspreiden en is men geneigd haar als een onbegrepen en mysterieus personage te zien in de opera die haar leven was. Geen ontwrichte, stuurloze beeldenstormster, maar een romantische vrouw die met al de poëtische middelen waarover zij beschikte een persoonlijke vendetta voerde tegen de conventies van haar omgeving en de zinloosheid van het bestaan. Georgette Leblanc was als operazangeres, actrice en schrijfster nogal omstreden. Het is dus niet verwonderlijk dat haar naam vandaag weinig tot de verbeelding spreekt. Haar enige renommee dankt ze aan een jarenlange verhouding met de Gentse schrijver en Nobelprijswinnaar Maurice Maeterlinck (1862-1949) die haar aanvankelijk als zijn muze profileerde, maar zich na de breuk tussen hen oneindig veel moeite getroostte haar uit zijn leven te bannen en haar reputatie besmeurde. Gelukkig houdt de geschiedenis daar geen rekening mee. Op eigen kracht is Georgette Leblanc toch tot een merkwaardige icoon uitgegroeid in de schaduw van de generatie vrouwen die het artistieke leven van Parijs in de ‘roaring twenties’ gekruid hebben: Janet Flanner, Margaret Anderson en Nathalie Barney om er een paar te noemen. Maar de ouverture van haar leven is ook al schilderachtig. Georgette kwam in de Franse provinciestad Rouen op de wereld in het zelfde jaar (1869) waarin Gustave Flaubert zijn l’Education sentimentale publi-
1
Georgette Leblanc: Un pèlerinage au pays de Madame Bovary,
E. Sansot & Cie, Paris, 1913
39
opmaak_114 kopie.indd 39
01-06-2012 19:43:25
Vader Leblanc liet oogluikend toe dat zijn opgroeiende dochter bij Aloys Klein het orgel leerde bespelen, uitsluitend omdat het orgel mystieke vibraties voortbracht die bij het meisje religieuze gevoelens moesten wekken. Ze kreeg er ook stiekem zangles en toen de grote operacomponist Jules Massenet bij de heer Klein in Rouen op bezoek kwam, begeleidde hij haar prompt op de piano. Hij werd op slag verleid door haar passionele manier van zingen en het was ook Massenet die haar even later in de opera introduceerde. Op een dag vluchtte de adolescente helemaal naar Parijs om er de steractrice Sarah Bernhardt en haar entourage op een lied in haar loge te vergasten. Bernhardt was verbluft door zoveel branie en talent: ‘Georgette, je hebt alles in huis om een grote te worden’. Vader Leblanc was met die fratsen iets minder opgetogen en bewoog hemel en aarde om de zangcarrière van zijn dochter te dwarsbomen. Een meisje van stand hoorde in die tijd helemaal niet in het openbaar te zingen. Om van haar vader verlost te zijn, trouwde Georgette in ruil voor haar moeders erfdeel2 met een dubieuze Spanjaard. Het was een gewaagd plan, want ze kende de man nauwelijks. Algauw bleek dat hij gokschulden had; hij dronk, was brutaal en mishandelde haar. Ze werd zwaar ziek van haar misstap en belandde in een sanatorium. Toch liep het allemaal nog goed af. Broer Maurice haalde zijn zusje daar weg en zorgde voor geld en een eigen stek in Parijs, zolang ze maar uit de buurt van Rouen bleef en er geen schandaal meer kon schoppen. Ze had gewonnen. Het echte leven kon nu eindelijk beginnen! Haar opulente salon aan de Avenue Victor Hugo werd meteen een magneet voor schrijvers, dichters en Rozekruisers zoals Jules Renard, Stéphane Mallarmé, Anatole France en de curieuze Sâr Péladan. Georgette was in de hoofdstad uitgegroeid tot een mooie, uitdagende en elegante vamp, de schaamte voorbij. Gekleed in een oogverblindende jurk en een gouden ketting met een diamant schreed ze door Parijs en stapte een voorname patisserie binnen waar ze tot verbijstering van alle aanwezigen een paar delicieuze taartjes aan haar honden voerde… De schrijver Pierre Louÿs vond het tafereel verrukkelijk decadent. Maar al die bijzondere
2
mensen slaagden er niet in tot haar wezen door te dringen. Hun aandacht gaf haar slechts het oppervlakkige gevoel dat ze speciaal was en toch niet alleen. Het was uiteindelijk de smoorverliefde Camille Mauclair die haar het ultieme cadeau schonk dat haar leven een andere wending gaf: een boek van de mysticus Ralph Waldo Emerson met een inleiding van een zekere Maurice Maeterlinck, de ‘Belgische Shakespeare’. Emerson liet haar koud, doch de woorden van de Belg gingen recht naar haar hart. Onmiddellijk besefte Georgette dat dit de enige man op de wereld was die ze kon liefhebben. Ze had bij hem ideeën en gevoelens aangetroffen die met haar ‘geheime wezen’ overeenstemden. Eindelijk was een pure zielsverwant aan de horizon opgedoken ook al had ze hem nog nooit gezien of gesproken. Geëmancipeerde muze Haar zangcarrière kreeg snel vorm ondanks het gebrek aan een professionele opleiding. Na een paar opgemerkte rolletjes in de Opéra-Comique deed Georgette auditie bij De Munt in Brussel, vooral om dichter bij haar held Maeterlinck te zijn die in Gent woonde. Ze debuteerde er als Anita in La Navarraise van Massenet, maar het was vooral met een nogal sensuele Thaïs dat ze opzien baarde. Enige provocatie was haar niet vreemd: in Carmen van Bizet deed ze alles anders dan men gewend was en haar Spaanse zigeunerin was zowaar blond, een blasfemie in de opera. Bepaalde critici vonden het dolletjes, maar een van haar tegenspelers werd zo pissig van haar capriolen dat hij op een avond de theaterdolk door een echte verving… De vamp genoot van het bloed dat op haar jurk spatte. Hoe heviger, hoe meer Georgette. De lyrische kunst was echter niet de ideale manier om Maeterlinck te strikken: hij verafschuwde muziek en opera. Liever luisterde hij naar de wind die het gras streelde. Op een winteravond in 1895 nam de jurist en oprichter van l’Art Moderne, Edmond Picard, het initiatief voor een mondain partijtje in zijn huis in Brussel waarvoor Georgette en Maeterlinck ook waren uitgenodigd. Om haar held te charmeren had de diva zich naar haar gevoel ‘très Mélisandesque’ uitgedost met op haar voorhoofd een flitsende diamant, het haar opgemaakt in een quasimiddeleeuwse stijl en een goudkleurige, zijden
Haar moeder was intussen overleden en Georgette kon op 21-
jarige leeftijd vrijelijk over het geld beschikken.
40
opmaak_114 kopie.indd 40
01-06-2012 19:43:25
sjaal om de hals gevouwen. Na het diner zong Georgette het Chanson de Mélisande, een gedicht van Maeterlinck op muziek van Gabriel Fauré. De schrijver was niet erg onder de indruk van haar vertolking, des te meer van haar ravissante uiterlijk. Er was nog iets wat hem trof: hij zag in haar ogen een smart die sterker was dan haar glimlach en zelfbewuste houding. De smart van een getroebleerde ziel. Ze was anders dan ze zich voordeed, haar innerlijk intrigeerde hem ook. Hij viel voor het hele pakket. De Fransschrijvende Maeterlinck was op dat moment al een gevestigde naam, maar het eclatante succes moest nog komen. Hij leefde teruggetrokken in een arcadische wereld met zijn bijtjes en rozenstruiken. Het arcadische had een keerzijde. Hij bokste en fietste en ging als een arbeider op café, zaken die Georgette vreemd toeschenen, een kant die volkomen in tegenspraak leek met zijn etherische poëzie. Hij was niet de mystieke intellectueel die ze verwachtte. Zijn stugheid schrikte haar af, net zoals zijn onverzorgde nagels en de routine van maaltijden en werktijden waar hij zich strikt aan hield en die haar wanhopig maakten. Toch waren de irritaties geen breekpunt. De tegenstelling tussen zijn teksten en zijn persoonlijkheid intrigeerde haar. Hoewel tegengesteld aan haar, was hij precies zoals zij wilde. In Maeterlinck zitten twee mensen verscholen, schreef ze: ‘De dichter met zijn gevoeligheden en de Vlaming die als een versterkte burcht de gevoelsmens gevangen houdt’. Maar in zijn brieven aan haar liet hij niets aan de verbeelding over, daarin sprak hij over een grote, eeuwige liefde die onbezoedeld de tijd zou doorstaan. ‘Ik denk dat we altijd van elkaar zullen blijven houden, ook wanneer we niet meer van elkaar houden’. Die grote liefde werd meteen op de proef gesteld. Maeterlinck dacht er niet aan de affaire op te zeggen die hij met zijn Engelse vertaalster Laurence Alma-Tadema had. Georgette accepteerde de opgedrongen driehoeksverhouding omdat ze ‘slechts het geluk van Maeterlinck nastreefde’. Bij haar was de overgave kennelijk totaal. Voor de schrijver echter, was de liefde eerder een abstractie die hij liever met woorden bezong. De realiteit mocht immers niet te dicht komen, dat kon zijn verbeelding aantasten. Na een tijdje verdween Laurence weer van het toneel, maar de blauwdruk van de complexe relatie tussen Maeterlinck en Leblanc tekende zich toch al af. Er waren niet alleen de interne wrijvingen, ook
de buitenwereld was vijandig. De ouders van Maeterlinck waren niet zo opgetogen over de keuze van hun zoon en zij waren niet de enigen die er zo over dachten. Wanneer bijvoorbeeld de directeur van Le Figaro op bezoek kwam, zei hij omomwonden: ‘Ik kan me niet voorstellen dat de grote Maeterlinck met een zangeresje samenleeft’. Uitspraken die ongetwijfeld sporen hebben nagelaten en hun schaduw over de relatie wierpen. Er werd wel eens over een verbintenis gesproken om die twijfels uit te bannen, maar Georgette hield de boot af. Voor haar - die strikt genomen nog met de malafide Spanjaard getrouwd was - was het huwelijk een formele valstrik die de poëtische allures van hun verheven relatie ondermijnde. Je kon begrip opbrengen voor haar excuses, ware het niet dat er toch een zweem van teleurstelling in school. Op termijn heeft ze zich zelfs nadrukkelijk als Mme Maeterlinck geprofileerd, ook wel omdat zoiets interessant was voor haar eigen carrière. Gek genoeg dook er in 1917 een notarieel document op waarin werd gesuggereerd dat zij en Maurice ooit in Engeland waren getrouwd. Een formaliteit of een van hun theatrale farces? Het antwoord was eigenlijk niet zo relevant: de spirituele verbintenis was voor hen veel belangrijker en niet in het minst voor Maeterlinck die in Georgette een sparringpartner voor zijn literaire ontwikkeling zag. Dit vormde eigenlijk de kern van hun verhouding, voorbij de liefde. Voor Maeterlinck was het van bij het begin al duidelijk dat hij Georgette nodig had, dat ze niet het naïeve zangeresje was dat anderen in haar zagen, dat ze scherpzinnig was en ideeën aanreikte. Haar brieven en gesprekken waren vaak de antwoorden op de metafysische vragen waarmee hij worstelde. En zoals elke schrijver maakte hij daar kwistig gebruik van. Het punt was echter, dat Georgette Leblanc niet alleen een verliefde vrouw was die Maurice wilde verwennen. Ze bleek ook een geëmancipeerde vrouw te zijn die haar eigen leven wilde leiden, naast het zingen en acteren een carrière als schrijfster ambieerde en voor elke bijdrage aan het oeuvre van Maeterlinck erkentelijkheid wilde. Hoe vrouwelijk, verleidelijk, extravagant en toegeeflijk ze zich ook gedroeg, haar intellectuele behoeftes waren prominent aanwezig. Daar kon de schrijver moeilijk mee om. In 1897 kwam het zowaar tot een verhitte discussie wanneer hij La sagesse et la destinée publiceerde en in het voorwoord onhandig vermeldde dat ‘het eigenlijk of toch ongeveer haar werk was’…
41
opmaak_114 kopie.indd 41
01-06-2012 19:43:25
Ze reageerde anders dan een vrijgevige muze: ze voelde zich bestolen, zelfs verraden. Waarom prijkte haar naam dan niet op de titelpagina? Zijn excuus was dat niemand geloofde dat zij daartoe in staat was3 en hij zich op die manier niet belachelijk wilde maken. Het was beslist geen onterechte opmerking, gezien de laatdunkende kritiek van een aantal kennissen over Georgette. Doch Maeterlinck vond in de eerste plaats dat de schrijver soeverein was en later verwoordde hij die gedachte op een nogal wrede en hooghartige wijze: ‘De man die creeert, doet wat zijn ziel hem ingeeft en heeft die ziel niet te danken aan een vrouw, zelfs niet een vrouw die hij liefheeft’. Georgette suggereerde in haar memoires dat hij niettemin ‘zeven jaar wilde wachten met publiceren zodat ze rustig aan haar eigen oeuvre kon werken’. Een potsierlijk idee dat niemand ernstig kon nemen, al schonk zij ons binnen die perimeter toch één, klein pareltje: Le choix de la vie4. Het onderwerp van deze Bildungsroman was de levensscholing van het aardige, maar naïeve plattelandsmeisje Rose door een ontwikkelde dame waarin we moeiteloos de schrijfster herkennen. Geen hilarische lessen in étiquette zoals in My fair Lady, maar hoe een vrouw haar diepste wezen moest leren doorgronden om gelukkig te kunnen worden. Aanvankelijk dacht de hoofdfiguur dat het volstond een kopie naar zichzelf te kneden – une grande fille de mes idées – tot ze er finaal achter komt dat het meisje anders in elkaar stak en slechts het geluk kon vinden door haar eigen weg te volgen. Eer dat gebeurt, heeft de lezer een traktaat over de liefde en de emancipatie met een poëtische en filosofische ondertoon over zich heen gekregen. Het boek dat in de eerste plaats voor vrouwen was geschreven, verwierf enige fervente bewonderaars zoals de schrijfster Colette, maar betekende toch niet de stap naar een grote carrière. Het leek of Georgette met deze enige roman meteen al haar kruit had verschoten, ware het niet dat zij in de jaren na Le choix heel veel tijd en energie stak in de wereldwijde opvoering van zijn theaterstukken - van Parijs tot Moskou en hierdoor tot de ambassadrice van Maeterlincks oeuvre uitgroeide.
Amok rond Debussy
3
5
De zangkunst van Georgette Leblanc stond vaak ter discussie. Van alle beledigingen die zij naar het hoofd kreeg geslingerd, was die van de schrijver Jean Lorrain veruit de dodelijkste: ‘Wanneer Georgette zingt’, zei hij, ‘hoort men de afonie der groten’… Uit haar schaarse opnamen blijkt echter dat ze niet de beroerde sopraan was die sommigen van haar maakten. Geen grote stem, wel een inlevingsvermogen dat haar gebreken compenseerde. In december 1898 kreeg Georgette de eer om de gloednieuwe Salle Favart van de Opéra-Comique in te zingen met Carmen van Bizet. In Brussel had ze de gemoederen beroerd met een blonde zigeunerin. In Parijs werden zulke fratsen niet op prijs gesteld. Daarom ondernam ze samen met directeur Albert Carré een uitstapje naar Andalusië om de authenticiteit wat aan te scherpen. Het mocht niet baten: de première werd een catastrofe en zij werd aan de deur gezet. Carré vond haar interpretatie een vulgaire karikatuur en haar vocale prestatie ondermaats. Over die plotse koerswending van de directeur had ze zo haar eigen mening: Georgette had Carré niet in haar bed geduld. De gevolgen van de breuk waren echter rampzalig. In 1902 verwierf Carré namelijk de wereldpremière van de opera Pelléas et Mélisande van Claude Debussy, naar het gelijknamige stuk van Maeterlinck. Debussy’s enige opera bleek algauw een muzikaal ijkpunt van de 20ste eeuw te worden die in stilistisch opzicht met elke traditie brak, met harmonieën die de symbolistische sfeer van het stuk verklankten. Een opera zonder aria’s waarin de acteurs op een natuurlijke wijze moesten zingen, een quasi monotone voordracht, die geen al te hoge vocale eisen stelde. Georgette had zichzelf al jaren tevoren tot de ideale Mélisande verklaard, een personage dat uit haar eigen leefwereld leek voort te komen en waarbij haar vocale beperkingen geen belemmering konden zijn. Mélisande zingen diende een hoger doel en betekende voor haar een initiatie in het esoterische werk van Maeterlinck dat anders gesloten bleef, een mystiek huwelijk dat ze op een echte manier niet kon vervullen. Ook Maeterlinck steunde haar. Doch Albert Carré
Georgette zei hierover dat haar frivole uiterlijk en gedrag ver-
Het verlies van de stem door een aandoening van de stem-
hinderde dat men haar introspectieve aard ernstig nam.
banden.
4
6
Charpentier, Paris 1904.
Aria’s uit Sapho en Thaïs ca. 1903
42
opmaak_114 kopie.indd 42
01-06-2012 19:43:26
stelde zijn veto en Debussy verschuilde zich achter het ultimatum van Carré, ook al had de componist diverse repetities met Georgette doorlopen, wellicht om Maeterlinck te sussen. Het werd uiteindelijk de jonge Schotse Mary Garden die de rol van Mélisande zong, een keuze die niemand in vraag stelde behalve de gedupeerden. De rol van Debussy in deze kwestie bleef onduidelijk, maar uit alles bleek toch dat de fysieke uitstraling van de zangeres voor hem geen detail was7. Maurice Maeterlinck was ziedend omdat Carré en vooral Debussy het hadden aangedurfd zijn vertrouwen te tarten, hij die de componist ten slotte carte blanche had gegeven. Hij bewoog hemel en aarde opdat Georgette toch de rol zou krijgen en diende zelfs een klacht in bij een commissie. Hij vond er geen gehoor. Op een dag werd het hem teveel. Hij zocht Debussy in zijn flat op en sloeg hem met zijn massieve wandelstok bijna het hoofd in, waarop de doodsbange componist een flauwte kreeg en zijn vrouw ijlings om een portie vlugzout snelde. Bijna kwam het tot een duel tussen de twee. Maurice ging alvast in de tuin wat oefenen en schoot de kat van Georgette overhoop. Tot een confrontatie tussen de componist en de auteur kwam het gelukkig niet. Ook Carré bleef niet gespaard van zijn grief: Maeterlinck droeg een toverkol op de heer Carré met een infernale vervloeking te bestoken, alsof het om een scène uit een van zijn stukken ging. Het mocht allemaal niet baten. Tenslotte liet Maeterlinck in Le Figaro een brief publiceren waarin hij openlijk afstand nam van Debussy’s opera. De affaire leidde in Parijs tot heel wat gegniffel terwijl men in het ondernemende gedrag van de anders afzijdige Maeterlinck slechts de hand van zijn muze zag. Octave Mirbeau vond in de ontsporing zelfs het bewijs dat zijn vriend volkomen door haar ‘verderfelijke geest’ bezeten was. Maeterlinck zwoer de opera nooit te gaan bekijken. Achttien jaar later deed hij het toch en tot zijn verrassing vond hij de voorstelling best genietbaar. Vervolgens liet hij weten
7
spijt te hebben van het incident met Debussy. Georgette was voor hem dan al lang quantité négligéable geworden. In de Munt te Brussel herhaalde het scenario zich en greep Georgette opnieuw naast de rol van Mélisande. Het duurde uiteindelijk tot 1912 vooraleer haar droom werkelijkheid werd in de opera van Boston met kostuums die zij zelf voor deze productie ontworpen had. De Amerikanen konden de flair van de Franse zangeres overigens wel waarderen en in New York werd ze door de pers als een diva assoluta ontvangen, gekleed in een mantel van luipaard, een gevederde bevermuts en een sjaal van bruine chiffon. Ze hielden van haar als van een sacraal wezen dat uit het oeuvre van Maeterlinck was gestapt. Dat de malaise rond P&M haar in grote verlegenheid had gebracht, was veel gezegd. Vrijwel onmiddellijk wierp Georgette zich bij wijze van compensatie op een nieuwe carrière als hoofdactrice en producent van de nieuwste stukken van Maeterlinck. Sommigen verweten haar dat hij door haar toedoen het symbolisme voor meer wereldse onderwerpen had verlaten. Kortom, voor vrouwen van vlees en bloed zoals Monna Vanna in plaats van de etherische Mélisande. Romantische, gedreven personages die Georgette letterlijk op het dramatische lijf waren geschreven. De wereldtournee van de Troupe Maeterlinck waarover Georgette de leiding had, werd trouwens een groot succes, al was haar suggestieve naaktheid in Monna Vanna daar misschien wel mee de oorzaak van. De Londense Times schreef: ‘Een mooie vrouw met de allure van een volbloed madonna’. In 1907 schitterde ze weer als Ariane in BarbeBleue, een opera van Paul Dukas op een libretto van Maeterlinck. Voor Georgette betekende de veeleisende rol van Ariane evenveel als die van Mélisande, doch niet in het minst omdat het een triomfantelijke en onverhoopte terugkeer werd naar de Opéra-Comique van Albert Carré. Die had zijn vijandige houding intussen wat afgezwakt. De opera van Dukas werd voor haar zelfs een soort cultus die de Chevaliers d’Ariane in het leven riep, een club van vijftig devote fans die elke voorstelling bijwoonde. Het succes van Georgette dat ook zijn succes betekende, had een merkwaardig effect op Maeterlinck, dat men niet anders dan als afgunst kan omschrijven, een meer dan dubieuze ontwikkeling binnen hun relatie die de aftakeling aankondigde. Haar lange buitenlandse tournees
In de expo Debussy, la musique et les arts in het Musée de
l’Orangerie van Parijs (22.02.2012 tot 11.06.2012) wordt de affiniteit van Debussy met The Blessed Damozel van DG Rosetti geïllustreerd. Aan het idee dat dit portretschilderij de volmaakte Mélisande weerspiegelde, valt moeilijk te ontkomen. Evenmin valt moeilijk te ontkomen aan de frappante gelijkenis met Georgette Leblanc. Claude Debussy zag het niet…
43
opmaak_114 kopie.indd 43
01-06-2012 19:43:26
en afwezigheid eisten hun tol en het leek wel of hij haar onafhankelijkheid als een bedreiging begon te zien, voor zover dat niet altijd stiekem het geval was geweest. Ze werd voor hem een rivale in de kunst. Maeterlinck verdroeg ook niet dat de naam van Georgette naast zijn naam op de affiches kwam. Zijn aandeel in het creatieve proces vond hij oneindig veel gewichtiger dan haar interpretatie op de scène.
dij voor een luttel bedrag op jaarbasis huren. Georgette adoreerde elke steen en dwaalde ’s nachts met brandende kaarsen door de gangen in een middeleeuws habijt. De sportieve Maeterlinck daarentegen, rolschaatste door de gangen om de grote afstanden snel te kunnen overbruggen. Nu en dan ondernam Georgette als een pseudo-châtelaine een excursie op een ezeltje dat zij Cadichon doopte. Toen de Russische theatergigant Stanislawski hen daar opzocht n.a.v. de wereldpremière van L’oiseau bleu in Moskou, kwam hij diep onder de indruk van de sfeer en de excentrieke bewoners. Ook schrijvers als Marcel Proust kwamen er een kijkje nemen, aangetrokken door de kleurrijke verhalen. Het was onmiskenbaar dat de actrice het leven van Maeterlinck in een richting had geduwd die hij zonder haar niet was ingeslagen. Georgette ontvouwde grootse plannen! In enkele lokalen werd wat woonruimte voorzien; de rest van de site wilde zij transformeren in een totaaltheater. In elk geval heeft zij er twee megalomane theatervoorstellingen gemonteerd die de geschiedenis zijn ingegaan: Lady Macbeth10 en Pelléas et Mélisande. Het was de bedoeling dat Sarah Bernhardt de rol van Pelléas11 op zich nam en Georgette die van Mélisande – wat een duo! – , maar Sarah was toen al slecht te been en zag af van de medewerking. Voor Maeterlinck, die het gedoe als een aanslag op zijn zenuwen beschouwde, werden de helse repetities een zware beproeving. Hij verschool zich in de krochten van het gebouw en toen het hem teveel werd dreigde hij de cast ter plekke af te knallen. Kortom, hij was zichzelf. De pers omschreef het spektakel, dat het midden hield tussen een circusrevue en een middeleeuws wagenspel, niettemin als ‘très Maeterlinckien’. De ambities van Georgette werden door de houding van Maurice niet getemperd. Wandrille moest tot een waarachtig Théâtre Maeterlinck uitgroeien met de uitstraling van Bayreuth, geheel gewijd aan de glorificatie van de auteur. Daartoe verzamelde ze de nodige fondsen en medewerking, doch de oorlog van 1914-18 stak er een stokje voor. Intussen verschenen nog meer donkere wolken boven haar hoofd.
Rolschaatsen in Saint Wandrille Een van de markante aspecten in hun verhouding, betrof de behuizing. Maeterlinck groeide op in een beschermde wereld, maar het is bij uitstek het grootouderlijke kasteel Ryvissche bij Zwijnaarde dat zijn jeugd markeerde en zijn verbeelding prikkelde, een middeleeuwse sprookjesburcht die als een imprint door zijn werk circuleerde. Hij zocht de stilte en de afzondering op en paradoxaal genoeg hield hij van ruime, luchtige kamers en kale, witte muren in tegenstelling tot de donkere en gesloten wereld van zijn werk8. Nadat hun verblijf in Parijs had uitgewezen dat Maeterlinck moeilijk in een stad kon aarden, zocht Georgette ijverig naar idyllische oorden in Normandië zoals het pittoreske landhuis van Gruchet Saint-Simeon waar Maurice met zijn bijtjes goed gedijde9. In haar onverzadigbare zucht naar het overtreffende en extreme viel haar oog weldra op Saint Wandrille, een reliek uit haar jeugd die voor altijd haar hart had gestolen. Een gotische abdij die de sfeer van de imaginaire kastelen uit zijn werk evenaarde: ruïnes, bossen en waterpartijen, arcaden en eindeloze kloostergangen en een kapel geflankeerd door grafzerken. Een plek waarop de tijd geen vat leek te hebben, de politiek des te meer. Al jaren waren de benedictijnen uit hun abdij verdreven wegens de antiklerikale houding van de Franse regering. Sindsdien trok de verlaten site de aandacht van een industrieel die de abdij tot een fabriek wilde verbouwen. Maeterlinck redde Saint-Wandrille echter van de ondergang: in 1907 kon hij de ab-
8
Soms wordt dit aan de invloed van Georgette toegeschreven.
Dat is betwistbaar: zij hield van een flamboyante stijl. De soberheid van Maeterlinck was volgens haar een gevolg van zijn scholing bij de Jezuïeten.
10
Drama van Shakespeare in een vertaling van Maeterlinck
9
11
Sarah Bernhardt deed wel vaker mannenrollen
Hij schreef er La vie des abeilles (1901)
44
opmaak_114 kopie.indd 44
01-06-2012 19:43:26
Tijdens de repetities van l’Oiseau Bleu in Parijs was Maurice in de ban geraakt van een figurante, de piepjonge Renée Dahon. Prompt nodigde hij Renée naar Wandrille uit waar het meisje een hele zomer doorbracht. Wat aanvankelijk een onschuldige affaire leek, groeide uit tot een steekspel waarvan Georgette uiteindelijk de dupe werd. De situatie werd kritisch nadat ze in 1912 uit Amerika was teruggekeerd en het mooie popje niet meer uit Wandrille was weg te slaan. Renée was in alles het tegendeel van de actrice en ze was vooral jonger en aanhankelijker, geen muze die bijzondere eisen aan de schrijver stelde. Ze nestelde zich parmantig in de cocon van de intussen vijftigjarige schrijver en opnieuw werd Georgette een jarenlange driehoeksverhouding opgedrongen, maar dan een die ze deze keer onmogelijk kon winnen. Te laat besefte ze dat hun eeuwige liefde niet eeuwig was en dat het onderhoud van de relatie waar eelt op groeide, een ander talent vereiste dat ze niet bezat. Maeterlinck had de tragiek in een eerdere brief aan haar treffend aangekondigd: ‘Vroeg of laat’, schreef hij, ‘ging het schone ten onder aan zijn eigen schoonheid’. De oorlog bracht zijn impulsieve kant weer naar boven: hij wilde zich prompt aanmelden voor het front. Georgette stak al haar energie en overtuigingskracht in een petitie om te beletten dat de Nobelprijswinaar zomaar aan flarden werd geschoten. Ze slaagde in haar opzet zonder dat Maeterlinck van de zaak op de hoogte was. Toen de Duitsers oprukten, bleek zijn enige zorg de wijnkelder te zijn - ze mochten aan zijn Châteauneuf du Pape niet raken - terwijl Georgette ijverig zijn manuscripten en brieven bijeenschraapte en ze op zolder onder de planken verborg. Uit voorzorg trok Maeterlinck zich daarop met de twee vrouwen terug in zijn villa Les Abeilles in Nice waar de droom intact was gebleven dankzij de weelderige prieeltjes, wijngaarden, olijfbomen, het isolement en de nabijheid van de zee die voor Maurice zo belangrijk was, het enige dat hij in Wandrille had gemist. De affaire met Renée was niet de enige reden waarom Georgette haar toevlucht zocht in een paar akkefietjes met zowel mannen als vrouwen. In haar ogen voelde ze zich vrij - de vrijheid die ook Maurice zich permitteerde - en anderzijds was ze ervan overtuigd dat niets het unieke, mystieke verbond met Maeterlinck kon opheffen. Een dwa-
ling en een excuus om in troebel water te vissen. Georgette had zich in de lesbische kringen van Parijs laten opmerken en met haar secretaresse Mathilde Deschamps had ze een meer dan formele relatie waarover fel gespeculeerd werd. Ten slotte zocht Georgette haar geluk bij de acteur Roger Karl, een stap die de totale breuk met Maeterlinck inleidde. Het leek wel of hij op zulke ‘misstappen’ zat te wachten om de intenties die hij al lang koesterde, legitiem te maken. Hij trouwde in 1919 met Renée Dahon. Het vooruitzicht dat ze hem nooit meer zou zien, bezorgde Georgette een zware depressie. De ondankbare Maeterlinck verweet haar de talloze momenten dat ze hem alleen had gelaten en had verwaarloosd, hij verweet haar feitelijk haar zelfstandigheid, een eigen leven te hebben geleid. Hij sloot een compromis niet uit: ‘Mettertijd zullen we zien wat op de ruïnes kan worden gebouwd’. Maar Georgette zag niets in dat compromis en trok haar eigen conclusies. Ze schreef een prachtig, aandoenlijk boekje over hun honden Louis, Jules, Gaston, Adhémar en Golaud , alsof ze het over hun fictieve kinderen had, een ultiem liefdestestament van een verslagen vrouw. Georgette verloor letterlijk alles door de breuk. Ze was vijftig geworden en haar carrière was voor een groot deel met die van hem verbonden en daar werd nu een streep onder getrokken. Ze mocht zich niet langer Mme Maeterlinck noemen en ook de huur van haar geliefde Wandrille was stopgezet. Niet minder rampzalig was de ontdekking dat Mathilde Deschamps haar intussen veel geld had ontfutseld: ze was op slag bankroet. Het licht dat aan het eind van de tunnel opdoemde, was Amerika. De enige plek waar men al haar creatieve ambities ernstig nam, ver verwijderd van Maeterlincks rancuneuze invloed. Het avontuur tegemoet ziende, reisde Georgette met Monique Serrure, een Brusselse onderwijzeres die haar werk had opgezegd om haar leven aan haar idool te wijden, in 1920 naar New York. In een van de reiskoffers stak een klompje heilige grond van Wandrille, het enige souvenir van een afgesloten tijdperk.
12
Nos Chiens, Editions Charpentier et Fasquelle, 1919
13
Georgette had twee boeken geschreven die bestemd waren
voor de Amerikaanse markt: The girl who found the blue bird, Dodd Meade, New York 1912 (over het doofblinde fenomeen Helen Keller) en The children’s blue bird, Dodd Meade, New York 1913 dat erg veel succes had en vele herdrukken kende.
45
opmaak_114 kopie.indd 45
01-06-2012 19:43:26
recitals16 gaven met poëzie van Verhaeren, Mallarmé of Baudelaire en liederen van de modernste componisten zoals Milhaud, Debussy, Stravinsky, Antheil en Satie. Hun flair en hoogstaande programma trok de aandacht van Otto Kahn, een mecenas die veel interesse had in opera, maar ook in de Franse kunst. Hij koos Georgette als impresario17 en hij wilde ook een film met haar financieren. Met die garantie ging ze terug naar Frankrijk om er een oude liefde, de cineast Marcel L’Herbier te polsen die aan een nieuw, opzienbarend project werkte: l’Inhumaine. Margaret en Georgette beleefden de trip als een soort huwelijksreis. Ze logeerden een poosje bij Georgettes zuster in Tancarville aan de monding van de Seine in een somber kasteel, dat over de brede rivier en de velden uitkeek. In The Fiery Fountains18 vertelde Margaret geanimeerd over dit verblijf bij de zure châtelaine die ondanks haar rijkdom als een vrek leefde. Bij haar eerste kennismaking met Europa noteerde Margaret nuchter: ‘I was as repelled by the French as I was attracted by their country’19. Later vatte ze meer sympathie op voor de Fransen toen bleek dat lesbiennes er als ‘een charmant ras’ gedoogd werden in tegenstelling tot de bekrompenheid waarmee ze in haar geboorteland werd geconfronteerd. Het idee om in de film te stappen was niet nieuw. Georgette had eerder contact opgenomen met iconen als Abel Gance en Charlie Chaplin, maar dat liep nergens op uit. L’Herbier kende ze van vroeger20 en hij was een rijzende ster in de filmwereld. L’inhumaine (1924) was een zeer ambitieuze, stomme film die het pronkstuk van de modernistische stijl moest worden, een art deco monument met decors van o.m. Fernand Léger en muziek van Darius Milhaud. De 54-jarige Georgette was eigenlijk te oud voor de rol van de bekoorlijke vamp Claire Lescot, maar ze slaagde er wonderwel in om met haar ongewone, extatische vertolking de aandacht
Een hartstochtelijke dilettante Niets was toeval in de wereld van Georgette Leblanc. Ongeveer een jaar nadat ze in New York arriveerde, een periode vol bittere armoede, honger en twijfels over de toekomst, stelde een vriend haar aan een zekere Margaret Caroline Anderson (1886-1973) voor. Een ontmoeting die je niet anders kon omschrijven dan een wederzijdse coup de foudre, want ondanks de taalbarrière14 voelden beide vrouwen instinctief aan dat ze voor elkaar waren voorbestemd. Margaret, die enkel van vrouwen hield, was zeventien jaar jonger, maar had in haar leven bijna zoveel beleefd als Georgette. Ook zij kwam uit een welgesteld milieu, was aantrekkelijk, elegant en uitdagend en hield van muziek, boeken en kunst. Ze cultiveerde de vrijheid om haar leven volgens haar eigen smaak, inzichten en genoegens te leiden en niet door wat sommige intellectuelen haar wilden opdringen. Wanneer Margaret in 1914 het avant-garde tijdschrift The Little Review lanceerde, betekende dat vooral een statement van een hartstochtelijke dilettante. In 1920 werd The Little Review een legende toen de primeur van James Joyces Ulysses een veroordeling wegens ‘obscene literatuur’ opleverde. Margaret vond dat haar statement hiermee definitief werd afgerond en keerde terug naar haar eerste liefde: de muziek en de piano. Ze schonk haar radeloze Franse vriendin daarmee de impuls de draad op te nemen en verder te leven. De jaren twintig groeiden onverhoopt uit tot een wervelende periode waarin Georgette zich opnieuw orienteerde, een tijd waar ze later met veel genoegen op terugkeek. Het begon allemaal in de zomer van 1921 wanneer de vrouwen een afgelegen huisje in New Jersey huurden en Allen Tanner15 de avant-garde componist George Antheil meebracht, een legendarische muzikale herrieschopper die iedereen de gordijnen injoeg. Maar hun enthousiasme was toch aanstekelijk en tijdens die wilde en creatieve zes maanden met Tanner en Antheil werkte Georgette zowaar aan een artistieke comeback. Daarop huurden de vrouwen een keldertheater in New York waar ze meer dan zestig
16
Georgette zong, Margaret begeleidde haar op de piano
17
Ze leidde een eigen agentschap, The Art Direction Georgette
Leblanc Inc. met een kantoor op de 23ste etage van de Fisk Building in Manhattan, een symbool van succes en aanzien 18
Rider & Company, London, 1953
19
De Fransen zijn even afstotelijk, als hun land mij betovert
gette was erg beperkt
20
L’Herbier had een documentaire over Wandrille willen maken:
15
Garden Party chez Maeterlinck
14
Margaret sprak toen geen woord Frans. Het Engels van GeorDe pianist die Georgette aan Margaret heeft voorgesteld
46
opmaak_114 kopie.indd 46
01-06-2012 19:43:27
af te leiden. Het verhaal over een actrice, die haar jonge aanbidder afwijst om haar carrière te kunnen ontplooien was haar bovendien op het lijf geschreven, maar met zijn artistieke en maatschappelijke pretenties was de film een draak waarvan slechts de curieuze vormgeving en de bevreemdende sfeer overeind bleef. L’Inhumaine veroorzaakte ophef, maar wilde te veel en te hard een meesterwerk zijn. Een ongeëvenaard document van zijn tijd was het wel. Voor Georgette betekende de rol geen doorbraak – het was haar laatste optreden in een film –, maar ze werd hierdoor wel een voetnoot in de filmgeschiedenis en mogelijkerwijs de inspiratiebron voor het vreemde personage van Norma Desmond in Billy Wilder’s Sunset Boulevard uit 1950. Terug in Amerika zette Georgette haar triomftocht verder met recitals in Chicago en San Francisco en met privé-avonden bij vooraanstaande families als Vanderbilt. De pers had de Française tot een ster uitgeroepen en ze liet zich al de aandacht best welgevallen. Haar foto’s in het Waldorf Astoria Hotel met een bontmantel van 8000 dollar versterkten het imago van een Amerikaanse societyfiguur. Aan het sprookje kwam plots een einde toen Otto Kahn haar liet vallen. Hij wilde niet gecompromitteerd worden door de geruchten over haar lesbische relatie met Margaret Anderson. Ondanks de belangstelling voor haar opvattingen over vrouwen en liefde21, werd Georgette op haar onconventionele gedrag afgerekend. Met hun poëzie en zangrecitals toerden Georgette en Margaret ook door België, Spanje en Italië waar ze de aristocratie en verfijnde geesten beroerden. Zo nodigde de prins Von Thurn und Taxis hen uit om in zijn kasteel in Duino d’Annunzio’s Le martyre de Saint Sébastien uit te voeren. Diezelfde Gabriele d’Annunzio stond plots in vuur en vlam voor Georgette en hij zag in haar zijn nieuwe Duse22. Dergelijke brandjes ondermijnden de relatie met Margaret nauwelijks. Ook zij hield er andere liefdes op na, zij
het uitsluitend met vrouwen. In 1927 trokken de dames zich grotendeels terug uit het actieve concertleven om zich op het schrijven toe te leggen. Niet ver van het kasteel van haar zuster in Tancarville, hadden Georgette, Margaret en Monique Serrure al een tijdje een afgelegen vuurtoren gevonden met weinig comfort, doch een site die volkomen overeenstemde met hun romantische ideeën23. De Zwitserse tenor Huges Cuénod getuigde dat de dames ‘verontrustend verschilden van elke middenklasse vrouw uit die tijd met hun oosterse tralala, brandende wierook, zwarte thee en gekleurde kussens. Ze waren altijd op zoek naar het ongewone en naar romantische huizen omdat ze zich met hun extreme poëzie niet aan een banaal leven konden aanpassen’. Of zoals Margaret het eens uitdrukte: ‘Mijn grootste vijand is de werkelijkheid en die heb ik meer dan dertig jaar succesvol bestreden’. In de vuurtoren werkte Georgette aan een finale editie van haar mémoires over Maeterlinck24. Met de inkomsten van het boek huurde ze het Pavillon de la Muette, een 18de eeuws jachthuis in de bossen van St. Germain waar ze nog eenmaal de glamour en de glitter beleefde van de grote dagen. Er waren soirées met Darius Milhaud en Luigi Pirandello en ze zong er Mélisande in een verblindende wijnrode baljurk met een turban, maar als je goed toekeek zag je achter haar het behang opkrullen en water door het plafond sijpelen.
23
Sindsdien heeft de plek al zijn charme verloren door de aan-
leg van een enorme brug over de Seine waarover het drukke verkeer zowel overdag als ‘s nachts op en neer dendert. 24
Souvenirs (1895-1919), Ed. Bernard Grasset, Paris 1931. Tien
jaar eerder was al een versie gepubliceerd in een Amerikaanse krant waarover ze niet te spreken was. In de straten van New York waren billboards verschenen met titels als ‘Twintig jaar liefde zonder huwelijk’ en de krant zelf sprak van ‘Alle intieme details van de meest bijzondere romance uit de geschiedenis door de vrouw die het vuur van het dichterlijke genie Maeterlinck voedde’. Die toon deed afbreuk aan de integriteit die ze betrachtte en in de Franse editie tot uiting kwam, ook dankzij
21
de afstand der jaren.
In de Amerikaanse kranten werd ze daarover meer dan eens
geïnterviewd 22
Eleanora Duse, de Sarah Bernhardt van Italië waarmee
d’Annunzio een beroemde affaire had, was het jaar voordien overleden.
47
opmaak_114 kopie.indd 47
01-06-2012 19:43:27
Wat religie betrof, noemde Georgette zichzelf een instinctieve gelovige zonder God zodat Gurdjieff in aanmerking kwam om die leegte op te vullen. Tijdens de periode in Fontainebleau vormde de zelfobservatie geen probleem. Beiden vrouwen hadden een beschouwende aard en de oefeningen van Gurdjieff hielpen hen later bij het schrijven van hun herinneringen. Maar zijn vreemde aanpak bracht niet het onmiddellijke effect teweeg dat zij verwacht hadden. Georgette nam zelfs even het woord ‘teleurstelling’ in de mond en ze had het gevoel ‘uit zichzelf gedreven te worden’. Toch bleven zowel Margaret als Georgette naar Gurdjieff terugkeren als kalveren naar de waterpoel. Een gebrek aan organisatie, middelen en vooral een auto-ongeluk dat hem bijna het leven kostte, deed het instituut uiteindelijk kapseizen en Gurdjieff naar bescheidener projecten grijpen. Vanaf de jaren dertig trok hij zich met zijn discipelen in Parijs terug, die hij in zijn kleine appartement op mysterieus gemurmel, harmoniummuziek, kruidige gerechten en veel drank (toasts!) onthaalde. Georgette en Margaret behoorden tot een studiegroep die een speciale plaats innam tussen de volgelingen: The Rope26. Op één na waren het allemaal lesbische vrouwen en het opvallende was dat het om sterke vrouwen ging die hun kostbare autonomie hadden ingeruild voor een vorm van knechting. Kennelijk had Gurdjieff toch een gevoelige snaar geraakt en kwam hij tegemoet aan de behoefte aan zingeving en sturing. In de zelfde periode werd Georgette trouwens ernstig ziek en bracht haar goeroe troost. Elke dag mocht ze in zijn manuscript All & Everything27 lezen dat ze omschreef ‘als de gewichtigste gebeurtenis in haar leven’. Ze kreeg nieuwe energie, voelde de pijn niet langer en geloofde dat Gurdjieff haar kon redden. In 1939 viel de wereld van Georgette, Margaret en Monique letterlijk aan stukken. De diagnose was kanker en een oorlog was nakend. Het trio probeerde nog in Amerika te ontschepen, ook in de hoop dat de kanker van Georgette daar beter bestreden kon worden, doch de Belgische Moni-
In de ban van een goeroe ‘Het leven begint bij vijftig’, schreef Georgette nogal aanmatigend in haar boek La machine à courage25, het vervolg van haar mémoires. Ze had het daarin niet over een nieuwe liefde, noch over een aangrijpende kunstervaring, maar over haar ontmoeting in 1924 met de Armeense goeroe George Ivanovich Gurdjieff, die zij een ontmoeting met de Waarheid noemde. Met enige zin voor overdrijving die haar eigen was, beweerde ze dat haar hele leven in functie van dat ene moment was opgebouwd. Gurdjieff was een buitenbeentje in de resem spirituele leiders die de twintigste eeuw teisterde. Zijn mantra kwam er op neer dat de mensen continu ‘sliepen’, zelfs als ze alert waren. Door shocks en zelfobservatie konden ze uit de slaaptoestand geraken en daar wilde de goeroe bij helpen. In de vroege jaren twintig dook hij plots met zijn oosters getinte choreografieën in het Westen op – in New York, Chicago en Boston, maar ook in Parijs. Een soort tempeldansen waarbij de esoterische harmonie tussen de muziek, het decor, de kledij, de kleuren en de beweging centraal stond. Het waren ook ‘oefeningen in geestelijke ontwikkeling’ en ze vormden een belangrijk onderdeel van Gurdjieffs boodschap die in het Instituut voor Harmonieuze Ontwikkeling gestalte kreeg. Een leerschool die de mens aan een ‘Hoger Bewustzijn’ moest helpen. In 1924 vestigde hij zich met zijn instituut in het Château du Prieuré in Avon bij Fontainebleau. Gurdjieff bleek erg bedreven te zijn in het ontmoedigen en zelfs het affronteren van zijn volgelingen – het door hem gezochte shockeffect – en in het opheffen van zijn eigen mythe. Dit excentrieke en wispelturige gedrag miste zijn effect niet op intellectuelen die hierdoor ontregeld geraakten, maar daarna des te meer overtuigd werden van zijn uitzonderlijke betekenis die alle systemen of andere spirituele leiders declasseerde. Het liep met Georgette Leblanc en Margaret Anderson niet anders. In New York was hij ‘the talk of the town’ en werden zijn curieuze voorstellingen druk bijgewoond. Vooral Margaret was onder de indruk gekomen en in 1924 reisden zij en Georgette Gurdjieff achterna naar Fontainebleau om zijn leerlingen te worden.
26
Een van de leden was Kathryn Hulme die beroemd zou wor-
den met haar roman The Nun’s Story, in 1958 verfilmd door Fred Zinnemann met Audrey Hepburn in de hoofdrol. 27
25
Het magnum opus van Gurdjieff, de bundeling van zijn ge-
dachten en parabels.
Editie postuum gepubliceerd door J.B. Janin, 1947
48
opmaak_114 kopie.indd 48
01-06-2012 19:43:27
que kreeg van de overheid geen toelating het land te verlaten. De vrouwen bleven daarom samen in Frankrijk en vonden een toevlucht in een snoezig huisje hoog boven Cannes dat zij de Chalet Rose doopten. Daar overleed Georgette Leblanc in 1941. Monique Serrure bleef er wonen tot haar dood in 1961. Pas aan het eind van de jaren vijftig keerde Margaret Anderson naar Le Cannet terug dat zij tijdens de bezetting had verlaten, om er uiteindelijk in 1973 naast Georgette en Monique begraven te worden. In 1939 beleefde Parijs ook een reprise van Pelléas et Mélisande28. De rol van Mélisande ging naar een zekere Renée Dahon. ❚
Naast de geciteerde werken, heb ik voor dit stuk gebruik gemaakt van: Gillian Opstad: Debussy’s Mélisande, The lives of Georgette Leblanc, Mary Garden and Maggie Teyte, The Boydell Press, Woodbridge 2009 en van Maxime Benoît-Jeannin: Georgette Leblanc, Le Cri, Bruxelles 1998 Le Cannet – grafsteen van Georgette Leblanc foto: Patrick Spriet.
Abdij van Saint Wandrille
28
Niet de opera van Debussy, wel het theaterstuk met de inci-
dentele muziek van Gabriel Fauré
49
opmaak_114 kopie.indd 49
01-06-2012 19:43:28