Gemeente Heusden
Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’
Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
Gemeente Heusden
Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’
Witteveen+Bos van Twickelostraat 2
referentie
projectcode
status
HDN15-1/posm/001
HDN15-1
definitef
projectleider
projectdirecteur
datum
drs. M.F.X. Veul
ir. W. Hendriks
14 augustus 2007
autorisatie
naam
paraaf
goedgekeurd
drs. K.E. van der Bijl
Het kwaliteitsmanagementsysteem van Witteveen+Bos is gecertificeerd volgens ISO 9001 : 2000
postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44
© Witteveen+Bos Niets uit dit bestek/drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Witteveen+Bos Raadgevende ingenieurs b.v., noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
INHOUDSOPGAVE
blz.
1. INLEIDING 1.1. Achtergronden 1.2. Totstandkoming bodembeleidsplan 1.3. Leeswijzer
1 1 2 2
2. VISIE OP DUURZAAM BODEMGEBRUIK 2.1. Inleiding 2.2. De bodem in breder perspectief 2.3. De thema’s voor het bodembeleid in Heusden
3 3 3 4
3. DOELEN EN ACTIES 3.1. Ruimtelijke ordening 3.1.1. Bodem en de lagenbenadering 3.1.2. Beoordeling bodemkwaliteit bij bestemmingsplan 3.2. Koude-warmteopslag (KWO) 3.3. Water en waterbodem 3.3.1. Afkoppelbeleid 3.3.2. Waterbodem 3.4. Archeologie 3.5. Bouwen 3.6. Besluit bodemkwaliteit 3.6.1. Generiek beleid 3.6.2. Gebiedspecifiek beleid voor vormzand 3.6.3. Gebiedspecifiek beleid voor metalen in het grondwater 3.7. Overige onderwerpen 3.7.1. Onderzoek bodemkwaliteit volkstuinen 3.7.2. Grondwaterstanden
7 7 7 7 8 9 9 10 11 11 13 13 14 15 15 15 16
4. SAMENVATTING EN UITVOERINGSPROGRAMMA
17
laatste bladzijde
18
bijlagen I Toelichting wettelijk kader II Recente beleidswijzigingen
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 Bodem in breder perspectief definitief d.d. 14 augustus 2007
aantal bladzijden 3 3
1. INLEIDING 1.1. Achtergronden De bodem is de basis voor allerlei maatschappelijke activiteiten, zoals wonen, werken en recreëren. Deze activiteiten stellen eisen aan de kwaliteit van de bodem. Daarnaast kunnen deze activiteiten ook de kwaliteit van grond en grondwater beïnvloed hebben. Hierbij gaat het niet alleen om de chemische kwaliteit (bijvoorbeeld milieuhygiënische geschiktheid voor wonen, groen, industrie etc.), maar ook om de fysische en ecologische kwaliteit (bijvoorbeeld geschiktheid voor koude-warmteopslag etc.). Het gebruik van de bodem wordt mede bepaald door de bodemkwaliteit. Om diverse vormen van bodemgebruik ook in de toekomst mogelijk te houden wil Heusden de bodem beschermen, beheren en waar nodig schoon maken. De gemeente Heusden wil de bodem op een duurzame manier gebruiken. Het gemeentelijk bodembeleid geeft invulling aan de wijze waarop het duurzaam bodemgebruik kan worden vormgegeven. In dit bodembeleidsplan wordt de visie van de gemeente Heusden op duurzaam bodemgebruik gepresenteerd. Deze visie is leidend bij het uitvoeren van activiteiten in en op de bodem voor de middellange termijn, tot ongeveer 2020. Wat deze visie concreet betekent voor de komende jaren is uitgewerkt in de doelen en activiteiten die een tijdshorizon hebben tot 2010. Dit bodembeleidsplan is een vervolg op het vorige bodembeleidsplan dat de doelstellingen en acties voor de jaren 2003 tot en met 2005 beschreef. Dat de gemeente eigen beleid voor bodem vastlegt, past in de trend naar decentralisatie, zoals door het ministerie van VROM is ingezet. Gemeenten hebben in het nieuwe beleid de mogelijkheid om voor 26 bodemthema’s lokale bodemambities op te stellen. De thema’s variëren van chemische kwaliteit tot archeologische waarden en koude-warmteopslag, zie ook tabel 2.1. Na de invoering van het Besluit bodemkwaliteit (ter vervanging van het Bouwstoffenbesluit) kan een gemeente kiezen om aan te sluiten bij een generiek landelijke kader of te kiezen voor een gebiedspecifieke invulling. In Heusden biedt dit mogelijkheden voor een gebiedsgerichte aanpak voor de vormzandproblematiek én voor de verhoogde gehalten aan metalen in het grondwater. Naast de vrijheid om de eigen visie op de bodem vast te leggen en hierop beleid te voeren, heeft de gemeente Heusden ook een aantal bodemtaken uit te voeren die voort komen uit wetten en andere regels (zie onderstaand kader). wettelijk kader bodembeleid Er zijn diverse wetten en regelingen van toepassing op het bodembeleid. Het gaat dan met name om de volgende wetten: -
Wet bodembescherming (Wbb);
-
Bouwstoffenbesluit (Bsb), in 2008 te vervangen door het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk);
-
Wet milieubeheer (Wm);
-
Wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo);
-
Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);
-
Woningwet (Ww);
-
Verdrag van Malta;
-
Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) en Verdrag van Aarhus
Voor een toelichting op deze wetten wordt verwezen naar bijlage I.
In het bodembeleidsplan 2003-2005 is het wettelijk kader uitgebreid beschreven en vertaald in doelstellingen en acties. Deze acties zijn grotendeels uitgevoerd en hebben geleid tot een goede en efficiënte uitvoering van de verplichte bodemtaken. Daar waar de wettelijke taken nog aandacht behoeven zijn deze meegenomen in de uitwerking van de doelen en activiteiten in dit beleidsplan. Het voorliggende bodembeleidsplan is er vooral op gericht om het gebruik van de bodem in breder perspectief te plaatsen. Als achtergrondinformatie zijn nog twee bijlagen opgenomen: een toelichting op bovengenoemde wetten in bijlage I en een toelichting op recente beleidswijzigingen in bijlage II.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
1
1.2. Totstandkoming bodembeleidsplan Bodem is een breed onderwerp geworden dat raakvlakken heeft met verschillende beleidsvelden zoals water, ruimtelijke ordening, bouwen en natuur. Daarom is bij de totstandkoming van dit bodembeleidsplan een workshop gehouden met medewerkers van verschillende teams om te bepalen voor welke onderwerpen in het nieuwe bodembeleidsplan beleid moest worden gemaakt. Het motto dat uit de workshop naar voren kwam was: ‘van bodemverontreiniging (daar heb je last van) naar bodem als ondergrond voor duurzaam bodemgebruik (kansen benutten)’. Uit de workshop bleek duidelijk de wens om bodem in breder perspectief te zien. Het bodembeleid moet handvatten bieden voor o.a. koudewarmteopslag, de bodemtoets bij bestemmingsplannen en de toepassing van bagger op de kant. Dit zijn een aantal onderwerpen waarvoor in dit bodembeleidsplan doelen en activiteiten zijn geformuleerd, die de komende jaren verder worden uitgewerkt. Voor een verdere toelichting op de thema’s die in de workshop benoemd zijn, zie paragraaf 2.3. Na de workshop is een concept-bodembeleidsplan opgesteld dat is voorgelegd aan de deelnemers aan de workshop. De opmerkingen zijn verwerkt tot een ontwerp-bodembeleidsplan dat geschikt was voor externe consultatie. Het ontwerp-bodembeleidsplan is voorgelegd aan de provincie en het waterschap om de haalbaarheid van een aantal doelen en activiteiten te toetsen. Ook is dit ontwerpbodembeleidsplan ter vaststelling aangeboden aan het college van burgemeester en wethouders en aan de gemeenteraad. 1.3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de visie van de gemeente Heusden op duurzaam bodemgebruik gepresenteerd. In hoofdstuk 3 komen de onderwerpen aan de orde waar Heusden zich de komende jaren in het bodembeleid op richt. Daarbij is uitgewerkt welke doelen Heusden wil halen en welke activiteiten daarvoor nodig zijn. In hoofdstuk 4 komt de samenvatting aan de orde, waarbij de uit te voeren acties zijn uitgezet in de tijd (2007 tot en met 2010).
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
2
2. VISIE OP DUURZAAM BODEMGEBRUIK 2.1. Inleiding Om de kwaliteit van de bodem in Heusden te behouden, streeft de gemeente duurzaam bodemgebruik na. Duurzaam bodemgebruik betekent dat op een zorgvuldige manier wordt omgegaan met ingrepen in en het gebruik van de ondergrond, om te voorkomen dat er functies van de bodem verloren gaan. In de Beleidsbrief bodem (zie onderstaand kader) spreekt het ministerie van VROM over duurzaam bodembeheer. In Heusden wordt de term duurzaam bodemgebruik aangehouden, omdat dit een meer actieve term is en benadrukt dat het gaat om gebruik van de bodem voor verschillende maatschappelijke functies. duurzaam bodembeheer in de Beleidsbrief Bodem van VROM Duurzaam bodembeheer is gericht op het veilig stellen van de gebruiksmogelijkheden van de bodem op de langere termijn. Een gezonde en levende bodem levert maatschappelijke diensten. Een gezonde bodem kan zich (eerder) herstellen van verstoring of verandering van het gebruik, kan water, gassen, stoffen en energie opslaan en bewaren, en is in staat tot afbraak en synthese van stoffen. Ook heeft een gezonde bodem het natuurlijke vermogen om ziekten en plagen te voorkomen of te onderdrukken, een dragend vermogen te bieden en een stabiele fysieke structuur. De bodem herbergt een historisch archief en draagt een landschappelijke identiteit. Deze maatschappelijke diensten kunnen in gevaar komen bij onzorgvuldige ingrepen in de bodem. Dit is niet alleen een ecologisch maar ook een economisch probleem. Er moet inzicht zijn in de effecten van dergelijke ingrepen, zowel in ruimte als in tijd om afwenteling naar ‘elders of later’ te vermijden. Het meewegen van deze effecten in beslissingen over ingrepen in de bodem, draagt bij aan een duurzaam bodemgebruik. (Bron: ministerie VROM, Beleidsbrief Bodem, 24 december 2003).
Een visie op de kwaliteit en het gebruik van de bodem, vormt het uitgangspunt voor de omgang met de bodem bij gemeentelijke activiteiten. In dit hoofdstuk wordt de overkoepelende gemeentelijke visie op de bodem tot 2020 toegelicht (paragraaf 2.2.). Daarnaast wordt toegelicht voor welke thema’s de gemeente Heusden bodembeleid maakt, mede op basis van de keuzes die in de workshop zijn gemaakt (paragraaf 2.3). 2.2. De bodem in breder perspectief De maatschappelijke betekenis van de bodem is aan het veranderen. In het verleden was de mens afhankelijk van de draag-, productie- en regulatiefunctie van de bodem om te kunnen wonen en leven. Door technologische vooruitgang is de rol van de bodem steeds kleiner geworden. Men is de bodem als ‘maakbaar’ gaan zien. Alle (bodem)problemen leken technisch oplosbaar. Echter de technische oplossingen brachten weer andere problemen met zich mee. Een voorbeeld is de bouw van woningen in een laaggelegen gebied (technisch mogelijk door het ophogen van de bouwgrond), waarna vervolgens wateroverlast in de woonwijk ontstaat. Lang heeft men weinig aandacht gehad voor de duurzaamheid van de bodem. Echter sinds enkele jaren wordt gezocht naar manieren om duurzamer met de ondergrond om te gaan bij veranderingen in het ruimtegebruik. lagenbenadering Vanuit de gedachte van duurzaam bodemgebruik wordt de relatie met de ruimtelijke ordening steeds belangrijker. Daarom is de lagenbenadering ontwikkeld. De lagenbenadering is een methode om een analyse te maken van de ruimtelijke structuren in een gebied en zijn omgeving. Met de lagenbenadering kan antwoord worden gegeven op vragen als: - Wat is er mogelijk in dit gebied? - Met welke context moet ik rekening houden? - Welke kansen en belemmeringen zijn er?
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
3
De bodem vormt samen met het biotisch systeem en het watersysteem de ondergrond. Dit is de eerste laag in de lagenbenadering. De tweede laag wordt gevormd door de netwerken, zoals de verkeers- en de groenstructuur. De derde laag is de occupatielaag en bestaat uit onder andere de gebouwen. De kwaliteiten van de ondergrond bepalen mede hoe de netwerklaag en occupatielaag zich ontwikkelen. Door de uitsplitsing in drie lagen geeft de lagenbenadering een eerste beeld van de geschiktheid van een bepaalde locatie en eventueel optredende conflicten (tussen bijvoorbeeld de wegenstructuur en groenstructuur). aandacht voor de ondergrond bij ruimtelijke planvorming Te weinig of te laat aandacht voor de ondergrond bij een ruimtelijke ontwikkeling kan leiden tot problemen in de uitvoeringsfase of gebruiksfase, zoals het onverwacht aantreffen van een bodemverontreiniging, wateroverlast, verzakkende woningen. Daarom is het belangrijk om al vroeg in de planvorming informatie te verzamelen over de ondergrond. In het kader van de lagenbenadering is het ook van belang om de bodem breder te bekijken. Dat betekent dat bodembeleid en –beheer niet alleen gericht is op de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem, maar dat ook gekeken wordt naar de fysische en ecologische kwaliteit, bodemwaarden, bodemprocessen en ingrepen in de bodem. Dit kan de gemeente doen door in het bodembeleid niet alleen ambities vast te stellen voor de bodemkwaliteit, maar ook voor de andere bodemthema’s. In een landelijke project is een Routeplanner voor Lokale bodemambities opgesteld, waarin 26 thema’s worden onderscheiden waarvoor een gemeente beleid kan maken (zie tabel 2.1). Tabel 2.1. De thema’s voor lokale bodemambities Ambities voor chemische bodemkwaliteit
Ambities voor bodemprocessen
Diffuse kwaliteit
Bodemdaling
Diffuse belasting
Erosie
Grondwater
Verarming
Lokale verontreiniging
Verzuring
Waterbodem
Vermesting
Ambities voor fysische bodemkwaliteit
Verdroging
Draagkracht
Versnippering
Verdichting
Verzilting
Afdekking
Ambities voor ingrepen
Ambities voor ecologische bodemkwaliteit
Delfstoffen
Biodiversiteit
Drinkwater
Vruchtbaarheid
Grondverzet
Ambities voor bodemwaarden
Ondergronds ruimtegebruik
Aardkundige waarden
Warmte-koude opslag
Archeologische waarden
Niet gesprongen explosieven
Cultuurhistorische waarden
2.3. De thema’s voor het bodembeleid in Heusden In het kader van de totstandkoming van het bodembeleidsplan is een workshop gehouden met medewerkers van verschillende teams die met het bodembeleid te maken hebben. In de workshop zijn de bodemthema’s besproken en is aangegeven op welke thema’s de gemeente Heusden beleid wil maken. Daarbij zijn de thema’s uit tabel 2.1. als richtsnoer gebruikt. De medewerkers konden aangeven hoe zij te maken krijgen met bodem in hun eigen werkveld en welke wensen ze hebben voor het bodembeleid. Na een inventarisatie zijn een aantal thema’s geselecteerd om uit te werken in het bodembeleidsplan. Hieronder wordt kort toegelicht welke thema’s dit zijn en waarom hiervoor beleid gewenst is. De uitwerking van de doelstellingen en acties met betrekking tot deze thema’s komt aan de orde in hoofdstuk 3.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
4
ruimtelijke ordening Vanuit het team ruimtelijke ordening is behoefte aan inzicht in de randvoorwaarden en kansen van bodem bij ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld locatiekeuze), aansluitend bij de lagenbenadering. Daarom is in dit bodembeleidsplan de lagenbenadering toegelicht (zie paragraaf 2.2) en wordt dit gedurende de looptijd van dit bodembeleidsplan verder uitgewerkt. Op dit moment worden de meeste bestemmingsplannen getoetst op de bodemkwaliteit. Een checklist waarin de werkwijze voor de bodemtoets bij bestemmingsplannen (check verdachte puntbronnen, historisch bodembestand, verwijzing naar BKK/BBP etc.) is uitgewerkt zou handig zijn. In dit bodembeleidsplan is het opstellen van zo’n checklist opgenomen als één van de activiteiten die de komende jaren wordt uitgevoerd. koude-warmte opslag Koude-warmte opslag (KWO) in de bodem kan bijdragen aan een duurzaam energiegebruik. Een KWO-systeem kan echter gevolgen hebben voor (de kwaliteit van) het grondwater. Daarom is KWO een onderwerp dat in het waterplan is opgenomen. Aangezien het ook een bodemingreep betreft, verdient dit onderwerp ook aandacht in het bodembeleidsplan. water en waterbodem Een relevant onderwerp op het raakvlak van water- en bodembeleid is het afkoppelen van verhard oppervlak voor infiltratie van regenwater in de bodem. In het kader van het waterbeleid is afkoppelen gewenst (vasthouden van water in een gebied), echter infiltratie in de bodem kan gevolgen hebben voor de grondwater- en bodemkwaliteit. Het afkoppelbeleid is reeds uitgewerkt en opgenomen in het waterplan. In het bodembeleid wordt aangesloten bij het afkoppelbeleid uit het waterplan (zie paragraaf 3.3.1). In de loop der jaren zijn de watergangen in Heusden langzaam minder diep geworden door slibaanwas. De watergangen worden gebaggerd om de toegekende functie (o.a. aan- en afvoerfuncties, ecologische functies) te verbeteren. Voor de vrijkomende bagger zijn verschillende verwerkingsopties mogelijk. Voor de toepassing van baggerspecie op het land moet rekening worden gehouden met bodemregelgeving (Bouwstoffenbesluit, straks Besluit bodemkwaliteit). De voorkeur gaat ernaar uit om de bagger zo dicht mogelijk bij de plaats van herkomst toe te passen (op het land of in het oppervlaktewater). Met het Besluit bodemkwaliteit lijken de mogelijkheden voor toepassing verruimd te worden (grens van 20 meter uit de kant wordt losgelaten). Wel moet er een bodemfunctiekaart van de ontvangende bodem zijn om toepassing mogelijk te maken. In de uitwerking van het bodembeleid is dit als actie opgenomen. archeologie Bij het opstellen van bestemmingsplannen en het uitvoeren van projecten moet rekening worden gehouden met het eventueel voorkomen van archeologische vondsten in de bodem. Dit op basis van het Verdrag van Malta. Archeologie is een thema dat steeds meer aandacht krijgt en is ook opgenomen in de thema’s voor lokale bodemambities. Binnen de gemeente Heusden bestaat de wens om gemeentelijk archeologiebeleid te ontwikkelen en een gemeentespecifieke archeologische inventarisatie te laten maken. Dit zal echter pas op de langere termijn haalbaar zijn. Op dit moment wordt in het bodembeleid vastgelegd wat er minimaal voor archeologie moet gebeuren en wordt een doorkijk gegeven naar eventueel aanvullend beleid in de toekomst. bouwen Om te voorkomen dat er wordt gebouwd op verontreinigde grond moet bij elke aanvraag voor een bouwvergunning beoordeeld worden of de bodem geschikt is om op te bouwen. Dit betekent dat de aanvrager van een bouwvergunning een bodemonderzoek indient, en dat de gemeente dit onderzoek controleert. De Woningwet en bouwverordening bieden de mogelijkheid om het verplichte bodemonderzoek te schrappen als op andere wijze (bijv. eerder onderzoek, bodemkwaliteitskaart) kan worden aangetoond dat de bodemkwaliteit ter plaatse onverdacht is.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
5
De gemeente Heusden wil uitwerken in welke situaties en onder welke voorwaarden er geen verkennend onderzoek hoeft te worden uitgevoerd bij een bouwaanvraag. Daartoe moet op basis van de jurisprudentie worden uitgezocht welke wettelijke mogelijkheden hiervoor zijn. Besluit bodemkwaliteit Het Besluit Bodemkwaliteit vormt het nieuwe beleidskader voor bouwstoffen, grond en bagger. In het Besluit zijn de landelijke referentiewaarden voor bodembeheer en grondverzet opgenomen. Er wordt niet alleen meer getoetst aan de bodemkwaliteit, maar ook aan de functie van een gebied (bodemfunctieklassen). Voor de toepassing van grond en baggerspecie wordt onderscheid gemaakt in een gebiedspecifiek en een generiek kader (zie bijlage II voor een verdere toelichting op het Besluit). Het Besluit bodemkwaliteit maakt het voor gemeenten mogelijk om gebiedspecifiek beleid te maken, daar waar de landelijke generieke normen te ruim of te krap worden bevonden. In Heusden kan op de volgende manieren gebruik worden gemaakt van de beleidsruimte die het Besluit bodemkwaliteit biedt: - schone gebieden beschermen door de huidige kwaliteiten vast te leggen en te zorgen dat de kwaliteit niet verslechterd (stand still principe); - het bieden van een pragmatisch oplossing voor de omgang met bodemverontreiniging als gevolg van vormzand (zware metalen). De risico’s van dit type bodemverontreiniging zijn inmiddels goed bekend. Er kan bijvoorbeeld worden volstaan met het aanwijzen van een zone waarin het vormzand ondanks normoverschrijding toch kan worden hergebruikt; - gebiedsgericht grondwaterbeheer: in sommige bodemonderzoeken blijkt dat er op diverse plekken in Heusden verhoogde gehalten aan metalen in het grondwater worden aangetroffen, zonder dat daar een oorzaak voor is aan te wijzen. In het kader van het gebiedspecifieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit kan (met behulp van de risicotoolbox) worden onderzocht in hoeverre deze gehalten risico’s opleveren en of er mogelijkheden zijn om deze verhoogde gehalten te accepteren in bepaalde gebieden of situaties.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
6
3. DOELEN EN ACTIES In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt waar de beleidsuitvoering zich in Heusden de komende jaren op richt. Per onderwerp is een korte toelichting opgenomen en vervolgens zijn de doelen en activiteiten uitgewerkt. 3.1.
Ruimtelijke ordening
3.1.1. Bodem en de lagenbenadering In het kader van duurzaam bodemgebruik is er een belangrijke relatie tussen bodem en ruimtelijke ordening. Vanuit het beleidsveld ruimtelijke ordening is behoefte aan inzicht in de randvoorwaarden en kansen vanuit bodem bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een manier is om bij elke (grotere) ruimtelijke ontwikkeling een analyse te maken van de ondergrond, de netwerklaag en de occupatielaag (zie toelichting lagenbenadering in paragraaf 2.2). Doel van deze analyse is te beoordelen welke kansen en belemmeringen in het plangebied aan de orde zijn om daarmee in de planvorming rekening te kunnen houden. Om de inbreng van bodem in ruimtelijke ontwikkelingen verder te stimuleren kan bij elke ruimtelijke ontwikkeling een ‘bodemtoets’ of ‘grondlaagtoets’ worden uitgevoerd (= analyse van de ondergrond, de eerste laag uit de lagenbenadering). Deze grondlaagtoets is ook een onderwerp waar een werkgroep van het Platform Bodembeheer Brabant (PBB)1 zich mee bezighoudt. De grondlaagtoets is een soort stappenplan voor het inwinnen van informatie over, afwegen en beoordelen van en adviseren over alle relevante bodemaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het is een hulpmiddel dat de bodemmedewerker kan gebruiken om, in samenwerking met ruimtelijke ordening, in elke planfase de juiste (bodem)informatie te verzamelen en hierover te adviseren. doel Vroegtijdig en volledig inzicht in de bodemaspecten bij ruimtelijke ordeningsprojecten door middel van het uitvoeren van een ‘grondlaagtoets’ bij belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen. activiteiten - Bij elk ruimtelijk ontwikkelingsproject overleg tussen de medewerker RO en de medewerker bodem om te beoordelen of en hoe het aspect bodem wordt meegenomen. - Specifieke grondlaagtoets voor gemeente Heusden ontwikkelen (mede op basis van uitkomsten PBB). - Bij elke ruimtelijke ontwikkeling grondlaagtoets uitvoeren en resultaten hiervan opnemen in ruimtelijk plan. 3.1.2. Beoordeling bodemkwaliteit bij bestemmingsplan Een belangrijke juridisch instrument in de ruimtelijke ordening is het bestemmingsplan. Bij een nieuw bestemmingsplan of de wijziging van een bestemmingsplan geldt dat de bodemkwaliteit beoordeeld moet worden. Dit is een wettelijke taak. Uit een bodemonderzoek (minimaal historisch onderzoek) kan blijken dat de bodem minder geschikt is voor de activiteiten die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Ook kan een sanering nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Een eventuele bodemverontreiniging kan van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Saneringskosten worden niet zelden ten laste van de exploitatie van een bestemmingsplan gebracht. Hierdoor worden bijvoorbeeld woningen uiteindelijk duurder of zullen in het plangebied extra voorzieningen moeten worden gecreëerd. 1
Het Platform Bodembeheer Brabant (PBB) is een samenwerking tussen de gemeenten, regionale milieudiensten en de provincie Noord-Brabant. Werkgroepen van het Platform stellen handreikingen en rapporten op over bodembeheer en -beleid die de deelnemers kunnen gebruiken bij de dagelijkse uitvoering van hun (bodem)werkzaamheden. Doordat gezamenlijk onderwerpen worden uitgewerkt hoeft niet elke gemeente zelf het wiel uit te vinden. Hierdoor worden kosten bespaard en wordt de kwaliteit van (de uitvoering van) het bodembeleid verbeterd.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
7
bodemsaneringskosten in het bestemmingsplan Als een bestemmingsplan wordt opgesteld (of geactualiseerd) dienen de beoogde functies financieel realiseerbaar te zijn binnen de planpee
riode. Op grond van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO, artikel 9, 2 lid) dient het bestemmingsplan alle informatie te verschaffen die bepalend is voor de financiële uitvoerbaarheid. Dit betreft tevens informatie over de te nemen bodemsaneringsmaatregelen en de daaraan verbonden kosten, alsmede de wijze waarop deze kosten zullen worden gedragen. Hierbij geldt natuurlijk wel dat de saneringsmaatregelen noodzakelijk moeten zijn om de gewenste bestemming (functie) te kunnen realiseren.
doel Zorgen dat bij elke nieuw bestemmingsplan en bij elke actualisatie van een bestemmingsplan wordt gekeken naar de bodemkwaliteit en of dit een probleem kan opleveren voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. activiteiten - Opstellen checklist voor beoordeling bodemkwaliteit bij bestemmingsplannen (eventueel ook uit te breiden naar andere milieuonderwerpen). 3.2. Koude-warmteopslag (KWO) KWO is een systeem voor energieopslag in de bodem. Bij KWO is sprake van open en van gesloten systemen. Hoe werkt een open systeem van KWO? Om koude-warmteopslag (KWO) te realiseren worden in een watervoerende laag (aquifer) twee of meer putten geboord op een onderlinge afstand van 100 tot 150 meter. De diepte van de bronnen bedraagt doorgaans 50 tot 150 m. In de zomer wordt, als er vraag naar koeling is, koud grondwater (12°C) uit één van de putten opgepompt. Met een warmtewisselaar wordt de koude aan het gebouwencircuit afgegeven. De koude wordt onttrokken aan het opgepompte grondwater. Het opgewarmde grondwater wordt in een tweede put, genaamd ‘warme bron’, geïnjecteerd. In de winter als er behoefte aan warmte is, wordt het opgeslagen warme grondwater weer opgepompt. Via dezelfde warmtewisselaar wordt de warmte afgegeven aan het watercircuit in het gebouw zodat het gebruikt kan worden als voorverwarming van de ventilatielucht. Het grondwater koelt door deze afgifte van warmte af en wordt weer in de tweede put, genaamd ‘koude bron’, geïnjecteerd. Hier blijft het opgeslagen tot er in de volgende zomer weer behoefte aan koeling is.
KWO wordt primair geassocieerd met energie, maar het kan ook gevolgen hebben voor (kwaliteit van) water en bodem. De volgende water-/bodemaspecten zijn van belang: - doorboring van beschermende kleilagen vormt een bedreiging voor de kwaliteit van het diepere grondwater; - te hoge temperatuurschommelingen in het grondpakket kunnen de chemie van het grondwater beinvloeden; - bij bodemwisselaars (gesloten systemen, zie kader) is de kans aanwezig dat bij incidenten de gebruikte vloeistof in het grondwaterpakket terecht komt; - KWO wordt momenteel per project ingericht. Door onderlinge beïnvloeding van systemen worden toepassingsmogelijkheden voor projecten in de omgeving beperkt. Dit pleit voor collectieve oplossingen. Door het combineren van projecten kunnen systemen efficiënter ingezet worden en wordt het aantal boringen beperkt.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
8
gesloten- of warmtepompsystemen In de bodem bevindt zicht een gesloten circuit dat wordt gevuld met water of met een mengsel van water en een antivriesmiddel (meestal glycol, voorheen monoethyleenglycol (halfwaardetijd 15 à 18 dagen), tegenwoordig monopropyleenglycol dat minder milieubelastend is). Het circuit bestaat uit horizontale en verticale lussen. De verticale U-vormige lussen van polyethyleen (PE) (ook wel collectoren genoemd) worden verticaal in een boorgat geplaatst (tot een diepte van 3 tot 50 m of nog dieper) en onderling verbonden door middel van horizontale slangen. Deze zogenaamde grondleidingen zijn van flexibeler materiaal en bevinden zich in de bovenste meter van de bodem. De vloeistof in de verticale lussen neemt de temperatuur van de bodem aan en wordt gebruikt om via een warmtewisselaar en eventueel via een warmtepomp koude of warmte aan een gebouw te leveren. De opgewarmde of gekoelde vloeistof wordt terug in de verticale lussen gepompt om in de bodem af te koelen respectievelijk op te warmen. De collectoren en horizontale slangen bevinden zich in de bodem buiten de begrenzing van bebouwing. De vloeistof in het circuit wordt op overdruk gehouden. Lekdetectie vindt plaats door middel van het controleren van deze druk. Als de druk te laag is, is er sprake van een lekkage. Lekkage wordt hiermee dus niet voorkomen, alleen gedetecteerd. Als er lekkage optreedt is dat over het algemeen niet in de verticale lussen maar in de horizontale grondleidingen daar die van kwetsbaarder materiaal zijn gemaakt. De capaciteit van gesloten systemen is niet te regelen. Als de capaciteit in de praktijk onvoldoende blijkt te zijn, dienen er lussen bij te worden geplaatst of bij een te grote capaciteit worden er lussen ontkoppeld. Een collector heeft een invloedsfeer van 1 à 2 m waarbinnen de bodemtemperatuur enkele graden kan dalen of stijgen.
De provincie Noord-Brabant is bevoegd gezag voor het (diepe) grondwater2. De gemeente Heusden staat (in het kader van duurzaam energiegebruik) positief tegenover KWO. In het algemeen zullen de volgende aandachtspunten gelden (conform waterplan): - KWO niet in directe omgeving van drinkwaterwinning en vooral met duurzame systemen; - KWO-systemen zijn niet toegestaan in grondwaterbeschermingsgebieden, EHS en attentiegebieden; - voorkeur gaat uit naar gecontroleerde systemen. Naast gebruik van infiltratie- en onttrekkingsbronnen betekent dit voldoende monitoring en een georganiseerde vorm van beheer; - geen toepassing van bodemwisselaars in verband met risico’s voor de grondwaterkwaliteit. Geldt voor aanleg, beheer en vooral ook beëindiging; - inzet KWO voor meerdere projecten (opschaling) vanwege efficiëntie en beperking van het aantal bronnen. doel Stimuleren en toestaan KWO onder de randvoorwaarde dat het geen negatieve gevolgen heeft voor het grondwater. activiteiten - Bij gemeentelijke (bouw)projecten nagaan of de voordelen van KWO (energiebesparing) opwegen tegen de nadelen (effecten grondwaterkwaliteit); - Bij particuliere projecten collectieve KWO-systemen stimuleren door voorlichting hierover te geven. - Het opzetten van gemeentelijk beleid hoe om te gaan met KWO binnen de gemeente Heusden. 3.3.
Water en waterbodem
3.3.1. Afkoppelbeleid Afkoppelen draagt bij aan een duurzaam watersysteem en er wordt voldaan aan de trits vasthoudenbergen-afvoeren. Doordat verhard oppervlak niet (meer) is aangesloten op het rioolsysteem krijgt regenwater de kans om te infiltreren in de bodem of naar het oppervlaktewater af te stromen. Dit draagt bij aan duurzaam waterbeheer. Afkoppelen brengt echter ook risico’s met zich mee.
2
De provincie dient in dit kader te beoordelen of in een specifiek project of gebied een KWO-systeem kan worden toegestaan.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
9
Door verontreinigde verharde oppervlakken, zoals drukke wegen en parkeerplaatsen, af te koppelen kan verontreiniging optreden van bodem, grond- en/of oppervlaktewater. Met goede voorzieningen, bijvoorbeeld bezinking, filters, bodempassage en goed gebruik van de verharde oppervlakken (zoals geen zout strooien en chemievrij onkruidbeheer in afkoppelgebieden) kunnen de risico’s worden beperkt. Om verantwoord om te gaan met afkoppelen heeft de gemeente Heusden eigen afkoppelbeleid vastgesteld. Om te bepalen welke gebieden geschikt zijn om af te koppelen moet worden gekeken naar de mogelijkheden voor bodeminfiltratie. De bodeminfiltratie is afhankelijkheid van de doorlatendheid van de bodem. Deze doorlatendheid wordt uitgedrukt in de k-waarde. doel De gemeente past afkoppelen toe om een duurzaam watersysteem te stimuleren en probeert bodeminfiltratie te realiseren waar mogelijk. activiteiten - Toepassen afkoppelbeleid zoals vastgelegd in de notitie ‘Afkoppelen’ en in het waterplan. - Bepalen k-waarde van de verschillende bodemtypen in Heusden als hulpmiddel om te bepalen waar bodeminfiltratie mogelijk is. - Inventarisatie k-waarden opnemen als kaartlaag in BIS (of in het nieuwe informatiesysteem voor de omgevingsvergunning). 3.3.2. Waterbodem Om de watergangen op diepte te houden en de verschillende functies te behouden worden onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd in de watergangen. Bij het onderhoud van de waterbodems komt bagger vrij. Onder het oude beleidskader (Bouwstoffenbesluit) was het niet zonder meer mogelijk om bagger van verschillende kwaliteiten (klasse-indeling) op de kant te zetten. Voor het verspreiden van baggerspecie over aangrenzende percelen gelden op grond van het nieuwe Besluit bodemkwaliteit de volgende voorwaarden: voor onderhoudsspecie waarvan de kwaliteit voldoet aan de Maximale Waarden voor verspreiden van baggerspecie over het aangrenzende perceel geldt de ontvangstplicht; de baggerspecie mag tot aan de perceelsgrens worden verspreid; er hoeft niet te worden getoetst aan de kwaliteit van de ontvangende bodem; de verspreiding over aangrenzende percelen hoeft niet te worden gemeld. Om een partij baggerspecie te mogen toepassen op de landbodem (elders dan een aangrenzend perceel) moet de partij worden getoetst aan: 1. de bodemkwaliteitsklasse van de ontvangende bodem en; 2. de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem (wonen en industrie). Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij (grond of) baggerspecie moet voldoen aan de strengste norm. Wanneer een gemeente (nog) geen bodemfunctieklassenkaart heeft (zie kader), dan mogen alleen partijen grond en baggerspecie worden toegepast die voldoen aan de Achtergrondwaarden. bodemfunctieklassenkaart Een kaart met bodemfunctieklassen is nodig om als toepasser te bepalen aan welke bodemfunctieklasse de kwaliteit van de toe te passen grond of baggerspecie moet worden getoetst. De kaart met de bodemfunctieklassen geeft de ligging aan van: -
gebieden met de bodemfunctieklasse wonen;
-
gebieden met de bodemfunctieklasse industrie.
Overige gebieden, zoals landbouw- en natuurgebieden, worden niet ingetekend. Uitgangspunt bij de indeling in bodemfunctieklassen, is dat de klasse die wordt toegekend aan een gebied overeenkomt met de gevoeligste bodemfunctie binnen het betreffende gebied. Voor de overige gebieden, die niet in een bodemfunctieklasse wonen of industrie zijn ingedeeld, moet de kwaliteit van toe te passen grond en baggerspecie altijd voldoen aan de Achtergrondwaarden.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
10
Bij toepassing van baggerspecie in het oppervlaktewater is het waterschap bevoegd gezag. Hierbij geldt een andere klasse-indeling dan voor landbodems en wordt alleen getoetst aan de actuele waterbodemkwaliteit om te bepalen of toepassen van de partij is toegestaan. doel Toepassen bagger op de bodem (aangrenzend perceel of overige landbodem) volgens de regels van het Besluit bodemkwaliteit. activiteiten - Opstellen bodemfunctieklassenkaart om toepassing van baggerspecie van verschillende kwaliteiten (in generiek kader Besluit bodemkwaliteit) mogelijk te maken. - Op basis van de bodemfunctieklassenkaart beoordelen of generiek kader voldoende mogelijkheden biedt voor toepassing grond en baggerspecie (en indien nodig gebiedsgericht beleid opstellen). 3.4. Archeologie Het verdrag van Malta (Valletta) bepaalt dat archeologisch erfgoed bij bouwactiviteiten en graafwerkzaamheden zoveel mogelijk moet worden ontzien. Een centraal principe van het verdrag is dat de bodemverstoorder verantwoordelijk is voor de archeologische kosten die ontstaan bij bodemverstoring. Dit is het zogenaamde ‘veroorzakerbeginsel’. Gevolg is dat archeologisch vooronderzoek voorafgaand aan planvorming is vereist. De gemeenteraad van Heusden moet daarom bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan rekening houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. Het is hierbij belangrijk om te toetsen wat de archeologische verwachtingen zijn en waar de aandachtsgebieden liggen, omdat daar de trefkans op archeologische vondsten groter is. Kaartmateriaal hierover heeft Heusden niet. Daarom wordt als ‘grofmaziger’ alternatief uitgegaan van de Cultuurhistorische waardenkaart (CHW) van de provincie Noord-Brabant. Archeologische onderzoeken die de komende jaren worden uitgevoerd zullen worden opgenomen in het BIS, zodat de archeologische informatie in de gemeente Heusden zich langzamerhand uitbreidt. Omdat Heusden binnen het taakveld Monumenten geen archeologische deskundigheid heeft, wordt overwogen om deze expertise in te lenen bij externen (mogelijk een naburige gemeente). De ontwikkeling van archeologiebeleid in Heusden staat nu nog in de kinderschoenen, maar wordt de komende jaren verder vorm gegeven. Voor de langere termijn wordt overwogen om een archeologische inventarisatie uit te laten voeren (inclusief archeologisch kaart) en eventueel een archeologisch beleidsplan op te stellen. doel Het doel is om bij elk nieuwe bestemmingsplan voldoende rekening te houden met archeologie om te voldoen aan het Verdrag van Malta en de doorwerking daarvan in de Nederlandse regelgeving. activiteiten - Bij elk nieuw bestemmingsplan checken op archeologie, minimaal via de CHW van de provincie. - Resultaten archeologische (veld)onderzoeken, die worden uitgevoerd in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen, opnemen in BIS (of in het nieuwe informatiesysteem voor de omgevingsvergunning). - Besluit nemen over eventueel inhuren van archeologische expertise en ontwikkelen archeologiebeleid. 3.5. Bouwen In de gemeente Heusden worden regelmatig grotere en kleine bouwplannen uitgevoerd. Om te voorkomen dat er wordt gebouwd op verontreinigde grond moet bij elk bouwplan beoordeeld worden of de bodem geschikt is voor de functie die er moet komen. Dit is een verplichting op grond van de Woningwet (inclusief Besluit indieningsvereisten) en de Bouwverordening.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
11
In de huidige praktijk dient de aanvrager van een bouwvergunning een bodemonderzoek in, en de gemeente Heusden beoordeelt dit onderzoek (bodemtoets bij bouwvergunning). Daarbij kunnen zich de volgende situaties voor doen: - er is geen verontreiniging, de gemeente geeft de bodemgeschiktheidsverklaring af, de bouwvergunning wordt verleend en het plan kan doorgang vinden; - er is wel een verontreiniging, afhankelijk van de spoedeisendheid van de verontreiniging worden beheersmaatregelen getroffen of moet een sanering worden uitgevoerd. Pas daarna kan verder worden gegaan met de uitvoering van het bouw- of bestemmingsplan. Bij de gemeente Heusden is al veel bodeminformatie bekend, omdat er de afgelopen jaren vanuit verschillende (wettelijke) aanleidingen bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Al deze bodemgegevens zijn opgenomen in het BIS. Daarnaast beschikt de gemeente over een bodemkwaliteitskaart (BKK), die een beeld geeft van de diffuse bodemkwaliteit in de gemeente. In sommige situaties is het onnodig dat een initiatiefnemer voor een bouwproject (vaak een burger) een nieuw bodemonderzoek laat uitvoeren, omdat op basis van de BKK of eerder uitgevoerd onderzoek kan worden aangetoond dat de bodem op die locatie onverdacht is. Om te komen tot lastenvermindering voor burgers (die het bodemonderzoek moet betalen) en de gemeente (die het bodemonderzoek moet beoordelen) wil de gemeente gebruik maken van de ontheffingsmogelijkheid van het verkennend bodemonderzoek. ontheffing van de bodemonderzoeksplicht Burgemeester en wethouders kunnen op grond van de Bouwverordening artikel 2.1.5. ontheffing verlenen van de verplichting tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek. In de bijlage behorende bij het Besluit indieningsvereisten (§3.2.6) is toegelicht dat ontheffing kan worden verleend van het verkennend onderzoek als uit een historisch onderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is of als reeds voldoende bodemgegevens bekend zijn. Dit roept de vraag op wanneer sprake is van situaties met voldoende gegevens over de bodemgesteldheid. In de toelichting op de Modelbouwverordening wordt als voorbeeld van voldoende gegevens genoemd: een eerder onderzoek dat kwalitatief gelijkwaardige informatie heeft opgeleverd. Bijvoorbeeld een onderzoek in het kader van aan- en verkoop of een bodemonderzoek uitgevoerd voor een eerdere bouwvergunning op het perceel. Het is een bestuurlijke vrijheid om een BKK in combinatie met een BBP als voldoende onderzoeksresultaat te beschouwen. Als de BKK als voldoende resultaat wordt beschouwd, kan de gemeente ervoor kiezen om nog wel altijd een historisch onderzoek uit te (laten) voeren. De beoogde werkwijze dient te worden vastgelegd in de bouwverordening.
De voorgestelde werkwijze is dat de aanvrager voortaan een vragenformulier historisch onderzoek invult waarin hij aangeeft om welke locatie het gaat en wat hem/haar bekend is over het huidige en vroegere gebruik en over de bodemkwaliteit. De gemeente toetst vervolgens het vragenformulier en kijkt in het BIS en de BKK wat er bekend is over de betreffende locatie. Indien er voldoende gegevens zijn en de locatie is onverdacht, dan kan hiermee worden volstaan. Indien blijkt dat er weinig tot niets bekend is over de locatie, of als er sprake is van een verdachte situatie, dan wordt de aanvrager verzocht een verkennend bodemonderzoek te laten uitvoeren en het bodemrapport in te dienen bij de gemeente. Met deze werkwijze wordt kosten bespaard (minder onderzoek nodig), maar wordt wel tegemoet gekomen aan het uitgangspunt om het bouwen op verontreinigde grond te voorkomen. doel De doelstelling is om in onverdachte situaties bij de bouwaanvraag geen aanvullend bodemonderzoek meer te verlangen, maar de bodemkwaliteit te beoordelen op basis van een vragenformulier en bij de gemeente bekende bodemgegevens (bodemkwaliteitskaart, BIS, eerdere onderzoeken). activiteiten - Juridisch onderzoek (check jurisprudentie) of het mogelijk is om vrijstelling te verlenen van de bodemonderzoeksplicht als sprake is van een onverdachte locatie en/of al voldoende gegevens over de bodemkwaliteit beschikbaar zijn. - Opstellen ‘vragenformulier historisch onderzoek’ die door de aanvrager van een bouwvergunning wordt ingevuld en ingediend.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
12
-
Eventuele nieuwe werkwijze rond vrijstelling bodemonderzoeksplicht opnemen in gemeentelijke bouwverordening.
3.6. Besluit bodemkwaliteit Het Besluit Bodemkwaliteit vormt het nieuwe beleidskader voor bouwstoffen, grond en bagger. In het Besluit zijn de landelijke referentiewaarden voor bodembeheer en grondverzet opgenomen. Er wordt niet alleen meer getoetst aan de actuele bodemkwaliteit, maar ook aan de functie van een gebied (bodemfunctieklassen). Voor de toepassing van grond en baggerspecie wordt onderscheid gemaakt in een gebiedspecifiek en een generiek kader (zie ook bijlage II). In deze paragraaf wordt toegelicht hoe Heusden inspeelt op het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit (paragraaf 3.6.1) en voor welke situaties gebiedspecifiek beleid wordt opgesteld (paragraaf 3.6.2 en 3.6.3). 3.6.1. Generiek beleid Aangezien Heusden een relatief schone gemeente is zal zij grotendeels kunnen volstaan met het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit. Het is wel van belang dat Heusden een bodemfunctieklassenkaart opstelt om toepassing van verschillende kwaliteiten grond en baggerspecie mogelijk te maken. Immers als de gemeente geen bodemfunctieklassenkaart heeft mag alleen nog grond en baggerspecie worden toegepast die voldoet aan de Achtergrondwaarden (zie ook toelichting in paragraaf 3.3.2). De indeling van de bodemfunctieklassenkaart kan worden gebaseerd op de zone-indeling uit de bodemkwaliteitskaart. Ook kan de functieklasse worden afgeleid van het actuele gebruik en/of de toegekende functie in bestemmingsplannen. In de huidige situatie worden de schone gebieden in Heusden beschermd door het stand still principe dat is uitgewerkt in de huidige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. In het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit geldt standstill op klasseniveau. In de praktijk kan dit betekenen dat in een woongebied met concentraties van stoffen die slechts in beperkte mate de Achtergrondwaarden overschrijden, op de lange termijn deze concentraties kunnen toenemen tot (ten hoogste) de Maximale Waarden voor de klasse wonen. Mocht deze uitwerking van standstill-beginsel voor een bepaald gebied tot onwenselijke resultaten leiden, dan kan de gemeente Heusden ervoor kiezen om het desbetreffende gebied niet in te delen in een functieklasse op de functieklassenkaart. Er mag dan alleen grond en baggerspecie worden toegepast die voldoet aan de Achtergrondwaarden. Een andere manier is om in het gebiedspecifieke kader Lokale Maximale Waarden op te stellen die strenger zijn dan de normen voor de functieklasse wonen. In het kader van de op te stellen bodemfunctiekaart dient onderzocht te worden of extra aandacht voor de bescherming van schone gebieden (stand still op locatieniveau) gewenst is. Ook in het generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit is gebruik van een bodemkwaliteitskaart zinvol. De kaart kan namelijk als milieuhygiënische verklaring gebruikt worden voor de kwaliteit van een partij grond of baggerspecie. Op deze manier kan binnen het gebied waarop de bodemkwaliteitskaart betrekking heeft vrij grondverzet plaats vinden, waardoor kosten voor partijkeuringen kunnen worden bespaard. Heusden beschikt over een bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan die is opgesteld conform de Vrijstellingsregeling Grondverzet en de Interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Deze BKK/BBP is nog geldig tot 2010. Het is mogelijk om nog gebruik te maken van deze oude BKK/BBP tot maximaal 5 jaar na inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit. Vanaf 2010 zal Heusden een nieuwe bodemkwaliteitskaart moeten opstellen om gebruik te kunnen blijven maken van de mogelijkheden voor vrij grondverzet. doel Waar mogelijk gebruik maken van het generieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit en de huidige bodemkwaliteitskaart met bodembeheerplan.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
13
activiteiten - Opstellen bodemfunctieklassenkaart om toepassing van baggerspecie en grond van verschillende kwaliteiten mogelijk te maken (zie ook paragraaf 3.3.2). - Onderzoek of het gewenst is om voor bepaalde schone gebieden strengere normen vast te stellen om normopvulling (tot Maximale Waarde voor de functieklasse) te voorkomen. - Tot 2010 nog gebruik maken van grondstromenbeleid zoals vastgelegd in huidige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. - Op termijn opstellen nieuwe bodemkwaliteitskaart/bodembeheerplan conform Besluit bodemkwaliteit en nieuwe Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. 3.6.2. Gebiedspecifiek beleid voor vormzand In Heusden komt op verschillende plekken vormzand voor. Dit vormzand was een overblijfsel van het productieproces van scheepsschroeven (Lips BV). Het is deels terechtgekomen op stortlocatie(s) en deels verspreid toegepast in wegen, erfverhardingen, ondiepten/plassen. Uit eerder verricht bodemonderzoek en een opgesteld beheersplan (Grondwaterbeheerssysteem stortlocatie vormzand te Drunen, Tauw, augustus 1992), blijkt dat het vormzand verontreinigd is met koper en zink (soms tot boven de interventiewaarde) en dat er op twee manieren sprake is van verspreidingsrisico’s: - verspreiding naar de omgeving via het grondwater; - verspreiding naar de directe omgeving via verwaaiing van stofdeeltjes. Inmiddels is uit diverse grondwateronderzoeken3 gebleken dat verpreidingsrisico’s verwaarloosbaar klein zijn. Dit vanwege de minimale uitloging van koper en zink uit het vormzand. Monitoring van grondwater wordt nog bij een stortplaats uitgevoerd ter controle of er inderdaad geen verspreiding naar het grondwater plaats vindt. Ook speelt mee dat diverse stortlocaties in Drunen, waar vormzand terecht is gekomen inmiddels bebouwd, verhard of van een leeflaag voorzien zijn, waardoor het directe contact met de verontreinigende stoffen niet meer mogelijk is. De wens van de gemeente is om te komen tot een gebiedspecifieke oplossing voor het vormzand. Gebiedsgericht beleid met eigen normen voor de gebieden waar het vormzand voorkomt, zou een oplossing kunnen bieden. Het Besluit Bodemkwaliteit biedt namelijk de mogelijkheid om Lokale Maximale Waarden vast te stellen tussen de Achtergrondwaarde en het Saneringscriterium4. doel Van ad hoc aanpak vormzand naar een gebiedsgerichte aanpak op basis van het gebiedspecifieke kader uit het Besluit bodemkwaliteit. activiteiten - Nadere analyse concentraties koper en zink en toetsing aan (toekomstige) gebruiksfuncties met risicotoolbox; - Indien nodig gebiedspecifieke normen (Lokale Maximale Waarden) vaststellen om hergebruik van vormzand mogelijk te maken.
3
De uitgevoerde onderzoeken zijn: -
Nader bodemonderzoek, DHV, maart 1998;
-
Monitoring Groenewoud II te Drunen, Tauw, november 1994;
-
AROS fase 1 t/m 4, Voormalige stortplaats Groenewoud gemeente Drunen, afdeklaag en grondwater, IWACO, november 1997;
4
Grondwateronderzoek industrieterrein Groenewoud Drunen, Bakker, augustus 2000.
Onder voorwaarden mogen ook Lokale Waarden worden vastgesteld boven de Interventiewaarde.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
14
3.6.3. Gebiedspecifiek beleid voor metalen in het grondwater In sommige bodemonderzoeken blijkt dat er op diverse plekken in Heusden verhoogde gehalten aan metalen worden aangetroffen, zonder dat daar een oorzaak (puntbron) voor is aan te wijzen. Vanwege deze verhoogde gehalten voldoet het grondwater niet altijd aan de normen en zouden in sommige situaties bepaalde beheers- of saneringsmaatregelen genomen moeten worden. Omdat niet duidelijk is wat de verontreinigingsbron is, zijn deze gehalten eigenlijk te beschouwen als een soort achtergrondwaarden. Onder het nieuwe Besluit bodemkwaliteit zal getoetst moeten worden of deze verhoogde gehalten risico’s opleveren voor mensen, ecosystemen of op verspreiding. Voorgesteld wordt om tot een pragmatische oplossing te komen voor het verschijnsel van zware metalen in het grondwater door te onderzoeken welke mogelijkheden het nieuwe beleid hiervoor biedt. doel De doelstelling is acceptatie van de verhoogde achtergrondgehalten in het grondwater indien geen duidelijke puntbron is aan te wijzen. Bij ingrepen in of gebruik van het grondwater kunnen de verhoogde gehalten als achtergrondwaarden worden gezien. activiteiten - Toetsen verhoogde gehaltes op basis van nieuwe normen (met risicotoolbox). - Uitwerken beheersaanpak grondwater met gebiedsgerichte normen (Lokale Maximale Waarden) die past binnen het nieuwe beleidskader. 3.7.
Overige onderwerpen
3.7.1. Onderzoek bodemkwaliteit volkstuinen Volkstuinen zijn te beschouwen als een gevoelige functie, omdat mensen graag groente telen in hun volkstuin en dit vervolgens opeten. Via de groenten kunnen verontreinigende stoffen worden opgenomen in het lichaam en eventueel gezondheidsrisico’s met zich mee brengen. Daarom is in de Wet op de openluchtrecreatie de verplichting opgenomen om bij de aanleg van grotere volkstuincomplexen (>10.000 m2) bodemonderzoek uit te voeren en te beoordelen of de bodemkwaliteit geschikt is voor de teelt van consumptiegewassen. Bij de aanleg van kleine volkstuinen en bij bestaande volkstuinen is deze wettelijke verplichting er niet. De gemeente kan echter wel verantwoordelijkheid nemen door informatie te verstrekken aan de burger over de bodemkwaliteit van de volkstuinen en over de mogelijke beperkingen die deze oplegt aan het gebruik van de bodem. Daartoe kan bijvoorbeeld in de toelichting van de bodemkwaliteitskaart per kwaliteitszone worden aangegeven in hoeverre beperkingen bestaan met betrekking tot het telen van consumptiegewassen voor eigen gebruik. In Heusden is geen structureel onderzoek uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van de volkstuinen. Op dit moment bestaat de wens om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van de volkstuinen om deze informatie vervolgens te kunnen verspreiden onder de eigenaren en gebruikers van de volkstuinen doel Structureel inzicht verwerven in de kwaliteit van de volkstuinen in de gemeente Heusden door het uitvoeren van bodemonderzoek activiteiten - Uitvoeren bodemonderzoek bestaande volkstuinen. - Bij aanleg nieuwe grote volkstuinen(complex) bodemonderzoek laten uitvoeren en beoordelen of locatie geschikt is voor gewasteelt. - Burgers actief informeren en voorlichten over bodemkwaliteit in volkstuinen.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
15
3.7.2. Grondwaterstanden In het wetsvoorstel gemeentelijke watertaken5 wordt de verbreding van het gemeentelijke rioolrecht tot een bestemmingsheffing geregeld. Hiermee kan de gemeente ook voorzieningen bekostigen voor hemelwaterafvoer en de aanpak van grondwaterproblemen in bebouwd gebied. Tevens krijgt de gemeente via een zorgplicht een formele rol toegekend in de aanpak van stedelijke grondwaterproblemen. Het gemeentelijke beleid hiervoor komt in de toekomst te staan in het huidige gemeentelijke rioleringsplan (GRP) dat hiertoe wettelijk een bredere grondslag krijgt. Het wetsvoorstel gaat uit van de verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar voor maatregelen op het eigen terrein. Indien in het bebouwd gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming, dan krijgt de gemeente een zorgplicht. Dit betekent dat de gemeente maatregelen moet nemen waarmee de problemen zoveel mogelijk voorkomen worden. Deze gemeentelijke zorgplicht geldt alleen als het gaat om maatregelen die doelmatig zijn en niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap of provincie behoren. Voor het uitvoeren van de gemeentelijke (grond)watertaak is een goed en toegankelijk grondwatermeetnet in het stedelijk gebied onontbeerlijk. doel Structureel inzicht verwerven in de grondwaterstanden in bebouwd gebied in de gemeente Heusden. activiteiten - Zorgen voor een goed en toegankelijk grondwatermeetnet in het stedelijk gebied (dit wordt in het waterplan uitgewerkt).
5
De volledige naam is Wet verankering en bekostigen gemeentelijke watertaken.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
16
4. SAMENVATTING EN UITVOERINGSPROGRAMMA In onderstaande tabel zijn alle activiteiten die de gemeente de komende jaren uitvoert in het bodembeleid samengevat en uitgezet in de tijd. Indien het een doorlopende activiteit betreft zijn kruisjes gezet in alle kolommen. activiteiten
2007
2008
2009
2010
X
X
X
ruimtelijke ordening Bij elk ruimtelijk ontwikkelingsproject overleg tussen de medewerker RO en X de medewerker bodem om te beoordelen of en hoe het aspect bodem wordt meegenomen. Specifieke grondlaagtoets voor gemeente Heusden ontwikkelen.
X
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling grondlaagtoets uitvoeren en resultaten hier-
X
X
X
X
X
X
X
X
van opnemen in ruimtelijk plan. Opstellen checklist voor beoordeling bodemkwaliteit bij bestemmingsplannen
X
(eventueel ook uit te breiden naar andere milieuonderwerpen). koude-warmte opslag Bij gemeentelijke (bouw)projecten nagaan of de voordelen van KWO (energiebesparing) opwegen tegen de nadelen (effecten grondwaterkwaliteit). Bij particuliere projecten collectieve KWO-systemen stimuleren door voorlichting hierover te geven. Het opzetten van gemeentelijk beleid hoe om te gaan met KWO binnen de
X
gemeente Heusden. water en waterbodem Toepassen afkoppelbeleid zoals vastgelegd in de notitie ‘Afkoppelen’ en in X
X
X
X
X
X
het waterplan. Bepalen k-waarde van de verschillende bodemtypen in Heusden als hulpmiddel om te bepalen waar bodeminfiltratie mogelijk is. Inventarisatie k-waarden opnemen als kaartlaag in BIS (of in het nieuwe in-
X
formatiesysteem voor de omgevingsvergunning). Opstellen bodemfunctieklassenkaart om toepassing van baggerspecie van
X
verschillende kwaliteiten (in generiek kader Besluit bodemkwaliteit) mogelijk te maken. X
Op basis van de bodemfunctieklassenkaart beoordelen of generiek kader voldoende mogelijkheden biedt voor toepassing grond en baggerspecie (indien nodig gebiedsgericht beleid opstellen). archeologie Bij elk nieuw bestemmingsplan checken op archeologie, minimaal via de X
X
X
X
X
X
CHW van de provincie. Resultaten archeologische (veld)onderzoeken, die worden uitgevoerd in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen, opnemen in BIS (of in het nieuwe informatiesysteem voor de omgevingsvergunning). Besluit nemen over eventueel inhuren van archeologische expertise en ont-
X
wikkelen archeologiebeleid. bouwen Juridisch onderzoek (check jurisprudentie) of het mogelijk is om vrijstelling te
X
verlenen van de bodemonderzoeksplicht als sprake is van een onverdachte locatie en/of al voldoende gegevens over de bodemkwaliteit beschikbaar zijn. Opstellen ‘vragenformulier historisch onderzoek’ die door de aanvrager van
X
een bouwvergunning wordt ingevuld en ingediend.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
17
Eventuele nieuwe werkwijze rond vrijstelling bodemonderzoeksplicht opne-
X
men in gemeentelijke bouwverordening Besluit bodemkwaliteit (generiek kader) Opstellen bodemfunctieklassenkaart om toepassing van baggerspecie en
X
grond van verschillende kwaliteiten mogelijk te maken (zie ook thema waterbodem). Onderzoek of het gewenst is om voor bepaalde schone gebieden strengere
X
normen vast te stellen om normopvulling (tot Maximale Waarde voor de functieklasse) te voorkomen. Tot 2010 nog gebruik maken van grondstromenbeleid zoals vastgelegd in X
X
X
X
huidige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan. X
Op termijn opstellen nieuwe bodemkwaliteitskaart/bodembeheerplan conform Besluit bodemkwaliteit en nieuwe Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Besluit bodemkwaliteit (gebiedspecifiek kader) X
Nadere analyse concentraties koper en zink in vormzand en toetsing aan (toekomstige) gebruiksfuncties met risicotoolbox.
X
Indien nodig gebiedspecifieke normen (Lokale Maximale Waarden) vaststellen om hergebruik van vormzand mogelijk te maken. X
Toetsen verhoogde gehaltes metalen in grondwater op basis van nieuwe normen (met risicotoolbox).
X
Uitwerken beheersaanpak grondwater met gebiedsgerichte normen (Lokale Maximale Waarden) dat past binnen het nieuwe beleidskader. volkstuinen Uitvoeren bodemonderzoek bestaande volkstuinen.
X
Bij aanleg nieuwe grote volkstuinen(complex) bodemonderzoek laten uitvoe- X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
ren en beoordelen of locatie geschikt is voor gewasteelt. Burgers actief informeren en voorlichten over bodemkwaliteit in volkstuinen. grondwaterstanden Zorgen voor een goed en toegankelijk grondwatermeetnet in het stedelijk gebied (dit wordt in het waterplan uitgewerkt). overige acties (nieuw beleid en regelgeving) Toepassen nieuw saneringscriterium (art. 37) en nieuwe saneringsdoelstel- X ling (art. 38) Wet bodembescherming. Voor uitvoeren van bodemwerkzaamheden (onderzoek, sanering, milieukun- X dige begeleiding, partijkeuringen) alleen opdrachten verstrekken aan daarvoor erkende instantie (Kwalibo). Bij bodemonderzoek toepassen nieuw stoffenpakket NEN zodra dit is opgenomen in NEN 5740 (landbodem) en NEN 5720 (waterbodem). Volgen ontwikkelingen rond Europese bodemstrategie en beoordelen of dit X consequenties heeft voor bodembeleid in Heusden.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
18
BIJLAGE I
Toelichting wettelijk kader
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Wet bodembescherming De Wet bodembescherming (Wbb) is de centrale wet die zich richt op de bescherming van de bodem tegen verontreiniging en andere vormen van aantasting. De bodem is, in de Wet bodembescherming, het vaste deel van de aarde met de zich daarin bevindende vloeibare en gasvormige bestanddelen en organismen. Op grond van de Wet bodembescherming is eenieder die op of in de bodem handelingen verricht en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat die handelingen de bodem verontreinigingen of aantasten, verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd om die verontreiniging of aantasting te voorkomen (zorgplicht). De Wet bodembescherming geeft een juridisch kader om bestaande bodemverontreinigingen op te ruimen. Voorts geeft de Wet bodembescherming de mogelijkheid om middels Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB´s) voorzieningen te treffen om de bodem te beschermen. Bouwstoffenbesluit Per 1 juli 1999 is het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming volledig van kracht. Het Bouwstoffenbesluit stelt regels aan het toepassen van steenachtige bouwmaterialen. Dit enerzijds met als doel de uitloging van verontreinigende stoffen naar de bodem en het oppervlaktewater te beperken en anderzijds om het gebruik van secundaire bouwstoffen te stimuleren. Op basis van het Bouwstoffenbesluit heeft de gemeente de taak om toe te zien op een milieuhygiënische verantwoord hergebruik van steenachtige bouwmaterialen. Ook grond wordt als (niet-vormgegeven) bouwstof aangemerkt. De hergebruiksmogelijkheden van grond zijn afhankelijk van de samenstelling en uitloging aan kritische stoffen, waarbij vier categorieën zijn te onderscheiden (tabel 2.1). Tabel 2.1. Categorie-indeling grond met bijbehorende toepassingsvoorwaarden 1)
categorie
kwaliteit
schoon
voldoet aan samenstellingswaarde bijlage 1 van het Bouwstoffenbesluit
categorie 1
toepassingsvoorwaarden 3)
4)
geen - de grond kan zonder restricties in een werk of als bodem wor2)
den toegepast
voldoet aan samenstellings- èn
de grond kan (zonder isolerende voorzieningen) in een werk worden toe-
(zonder isolatie) immissiewaarden
gepast, waarbij onder meer de volgende aanvullende eisen zijn gesteld:
bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit
- afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - minimale hoeveelheid 50 m
categorie 2
3
voldoet aan samenstellings- èn
de grond kan alleen in een werk worden toegepast, waarbij onder meer
(met isolatie) immissiewaarden
de volgende aanvullende eisen zijn gesteld:
bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit
- afhankelijk van de uitloging geldt een max. toepassingshoogte - melding aan bevoegd gezag - verwijderingsplicht - min. 10.000 ton (1.000 ton voor wegfunderingen) - IBC-maatregelen
niet toepasbaar
voldoet niet aan samenstellings- òf
hergebruik van grond is niet toegestaan; bij uitname dient de grond gerei-
(met isolatie) immissiewaarden
nigd of gestort te worden.
bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit toelichting 1)
Voor een kwaliteitsbepaling (partijkeuring) conform het Bouwstoffenbesluit zijn diverse protocollen beschikbaar.
2)
In dit kader is de vrijstellingsregeling Samenstellings- en Immissiewaarden ook van belang.
3)
Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een daarvoor geschikt werk conform de toepassingseisen van het Bsb.
4)
Hiermee wordt het toepassen (hergebruiken) van grond verstaan in een werk dat uiteindelijk weer onderdeel zal uitmaken van de bodem (bijvoorbeeld een ophooglaag of demping). Deze toepassingsvorm is toegestaan voor (niet ernstig) diffuus verontreinigde grond onder het regime van de Vrijstellingsregeling Grondverzet.
Binnenkort wordt het Bouwstoffenbesluit vervangen door het Besluit bodemkwaliteit. Zie bijlage II.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Wet milieubeheer Naast de Wet bodembescherming kan ook de Wet milieubeheer (Wm) van toepassing zijn bij de bescherming van de bodem. De Wet milieubeheer kent eveneens een zorgplichtbeginsel. Daarnaast kunnen op grond van de Wet milieubeheer aan de vergunning of bij AMvB voorschriften worden verbonden ter bescherming van de bodem. In het kader van een goede handhaving van de milieuvergunning en de AMvB-bepalingen ten aanzien van bodemkwaliteitsbeheer, is voor een aantal inrichtingen onderzoek nodig naar de nulsituatie. Dan is ook een herhalings- en/of eindsituatieonderzoek noodzakelijk. Door de bodemkwaliteit bij nul- en eindsituatieonderzoek te vergelijken kan worden geconcludeerd of en (eventueel) welke bodemverontreiniging is opgetreden door het in bedrijf zijn van de betreffende inrichting. Ook stelt de Wm regels aan het ontdoen van afvalstoffen. Daarbij is het in beginsel verboden afvalstoffen op of in de bodem te brengen. Op grond van jurisprudentie van het Europese Hof wordt verontreinigde bodem en grond ook als afvalstof beschouwd. transport van afvalstoffen (waaronder grond) Voorheen waren op grond van de Wet milieubeheer (Wm) in de Provinciale Milieuverordeningen (PMV) bepalingen opgenomen ten aanzien van het vervoer van afvalstoffen. Omdat de verordeningen van de provincies onderling op belangrijke punten verschilden, is in 2004 de (landelijke) instructie in de vorm van het ‘Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen’ (AMvB Melden) van kracht geworden. Doel van dit besluit is het landelijk registratiesysteem AMICE te voeden waarmee kan worden gecontroleerd of afvoerbestemmingen legaal zijn. Handhavers van diverse bevoegde gezagen kunnen over dit systeem beschikken bij de controle van afvalstromen. Op grond van artikel 10.39, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer is degene die zich van de afvalstoffen wil ontdoen verplicht om bij het transport een volledig ingevulde begeleidingsbrief aan de vervoerder/inzamelaar van de afvalstoffen te verstrekken. In theorie is voor schone grond geen begeleidingsbrief nodig. Vanwege de handhaafbaarheid wordt echter aanbevolen om ook bij transport van schone grond een begeleidingsbrief mee te nemen. Zolang een ontgraven grondstroom in eigendom van de gemeente blijft en opnieuw in de gemeente wordt toegepast, is in beginsel geen sprake van 'het zich ontdoen van afvalstoffen', maar is sprake van hergebruik van een 'bouwstof'. Het hebben van een begeleidingsbrief is in zo’n situatie geen vereiste. Wanneer echter sprake is van een tijdelijke opslag van grond en deze wordt tussentijds vermengd met een andere kwaliteit grond of met een ander type bouwstoffen, dan vervalt de 'bouwstofstatus' van de opgeslagen grond en is het wel een 'afvalstof'. In dat geval zal bij transport vanuit het depot wel een begeleidingsbrief nodig zijn. Degene die de afvalstoffen transporteert, is op grond van artikel 10.44 van de Wet milieubeheer verplicht om, zolang hij die afvalstoffen onder zich heeft, een begeleidingsbrief bij zich te hebben. In bijlage III is de transportgeleidebon opgenomen.
Wet verontreiniging oppervlaktewater Bij het toepassen van grond in oppervlaktewater of op waterbodem (bijvoorbeeld uiterwaarden) is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) van toepassing. In dat geval is de waterkwaliteitsbeheerder bevoegd gezag. In de regel wordt de grens tussen land- en waterbodem gevormd door óf de kademuur van de watergang óf het snijpunt van het hellende vlak van het talud van de watergang en het horizontale vlak van de landbodem. Wet op de ruimtelijke ordening De gemeente dient voor haar grondgebied bestemmingsplannen op te stellen. Eveneens dient zij deze bestemmingsplannen aan te passen indien de bestemmingen niet meer overeenkomen met het beoogde gebruik. Ten behoeve van de bestemmingswijzigingen dient op grond van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) inzicht verkregen te worden in de kwaliteit van de bodem. In de meeste gevallen zal een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. De gemeente beoordeelt op basis van het bodemonderzoek de geschiktheid van de bodem voor de geplande functie en de eventuele saneringsnoodzaak. Tevens dient beoordeeld te worden of door de eventuele saneringskosten de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in gevaar komt.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Woningwet en Bouwverordening Bij de ontwikkeling van bouwplannen moet rekening worden gehouden met de functie-eisen in relatie tot de aanwezige bodemkwaliteit. De Woningwet bepaalt dat de gemeente het bouwen op verontreinigde grond tegen moet gaan in relatie tot eventueel te verwachten risico’s voor de gezondheid van de gebruikers. Per 1 januari 2003 is de Woningwet (Ww) gewijzigd en zijn nog twee nieuwe algemene maatregelen van bestuur in werking getreden. In het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken (Staatsblad 2002, 410) is uitgewerkt welke bouwwerken tot welke categorieën behoren. Op basis van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Staatsblad 2002, 409) gelden voortaan landelijk uniforme indieningsvereisten bij de aanvraag van een bouwvergunning. Bij aanvragen om een bouwvergunning dient de aanvrager in een aantal gevallen een bodemonderzoek te overleggen. De invulling van de bodemonderzoeksplicht en het beoordelingskader is in de bouwverordening ingevuld. Verdrag van Malta Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet op grond van het Verdrag van Malta onderzoek worden gedaan naar archeologische waarden. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologisch erfgoed waar mogelijk te behouden: bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang, beter nog het cultuurhistorisch belang, vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. De provincie zal gebieden aanwijzen met archeologische verwachtingswaarden, de zogenaamde 'archeologische attentiegebieden'. De gemeente dient de bescherming van deze gebieden te verankeren in het bestemmingsplan. De verantwoordelijkheid voor 'bodemverstorende' projecten komt bij de initiatiefnemers te liggen. Deze moeten voor eigen rekening en risico onderzoek laten doen en beschermende maatregelen nemen. Wet Openbaarheid van bestuur en Verdrag van Aarhus Op basis van de Wet openbaarheid van Bestuur (WOB) en het Verdrag van Aarhus is de gemeente verplicht om te zorgen voor informatie en communicatie in het kader van bodemkwaliteitsbeheer. Het is aan te bevelen binnen de gemeente één bodeminformatiepunt (bodemloket) in te richten om de verschillende informatiestromen op elkaar af te stemmen. In de meeste gevallen zal de milieuafdeling van een gemeente deze taak toegewezen krijgen. De taken van het bodemloket kunnen zijn: - voorlichtingsfunctie voor gemeentelijke afdelingen, burgers en bedrijven; - beheren Bodem Informatie Systeem (BIS); - registratie bodemonderzoeks- en saneringsgegevens; - registratie verdachte locaties; - registratie grondstromen in het kader van het Bouwstoffenbesluit; - registratie nazorg bodemsanerings- en hergebruiklocaties; - referentiekader bij preventie; - sturing grondstromen.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
BIJLAGE II Recente beleidswijzigingen
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Wet bodembescherming In 2006 zijn een aantal belangrijke wijzigingen in de Wbb doorgevoerd. In de nieuwe Wbb is een gewijzigde tekst over het saneringscriterium opgenomen in artikel 37. Met het nieuwe saneringscriterium wordt niet meer de urgentie, maar de spoedeisendheid van een sanering bepaald. Ook is (in artikel 38) een gewijzigde tekst voor de saneringsdoelstelling opgenomen. Daarbij gaat het erom dat de bodem geschikt wordt gemaakt voor de beoogde functie, dat blootstelling aan en verspreiding van de verontreiniging worden beperkt en dat de nazorg wordt beperkt. De onderwerpen saneringsdoelstelling en saneringscriterium zijn uitgewerkt in de Circulaire Bodemsanering (Staatscourant 28 april 2006, nr. 83, p. 34). Voor waterbodems is een aparte circulaire opgesteld: de Circulaire waterbodemsanering (Staatscourant 31 mei 2006, nr. 104, p. 13). Daarnaast is in de Wbb een regeling opgenomen voor kleine kortlopende saneringen, die verder is uitgewerkt in het Besluit Uniforme Saneringen en de Regeling Uniforme Saneringen (beiden van kracht sinds 1 februari 2006, gewijzigde Regeling van kracht per 1 juli 2007). In 2007 staan verder geen grote wijzigingen voor de Wbb op stapel. Op langere termijn is het de bedoeling dat de Wbb (net als de andere sectorale milieuwetten) wordt opgenomen in de Wet milieubeheer, zodat een integrale milieuwet ontstaat. Kwalibo Sinds 1 oktober 2006 is het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer van kracht, ook wel bekend als Kwalibo. Dit besluit blijft van kracht, totdat het Besluit bodemkwaliteit in werking is getreden (zie hieronder). Vanaf dan maakt Kwalibo integraal onderdeel uit van het Besluit bodemkwaliteit. De Kwaliboregeling is ontwikkeld om de kwaliteit van de uitvoering in het bodembeheer te verbeteren. Een van de middelen om dit te bereiken is verplichte certificatie en erkenning van bodemintermediairs. Kwalibo is sinds het verschijnen van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer gefaseerd in werking getreden, maar sinds 1 juli 2007 zijn alle erkenningen verplicht (zie onderstaand kader). erkenningen Voor de volgende werkzaamheden is erkenning verplicht volgens Kwalibo: -
monsterneming bij partijkeuringen (exclusief persoonsregistratie) (certificatie op basis van BRL SIKB 1000 of accreditatie op basis van AP04-M);
-
analyse van bouwstoffen (accreditatie op basis van AP04);
-
certificering van rechtspersonen;
-
afgeven van kwaliteitsverklaringen voor bouwstoffen;
-
inspectie van vloeistofdichte voorzieningen (accreditatie op basis van CUR/PBV-aanbeveling 44);
-
aanleg van bodembeschermende voorzieningen (certificatie op basis van BRL 2319, BRL 2362, BRL 2371, BRL 2372 en/of BRL K908/02);
-
persoonsregistratie van de individuele monsternemers (BRL SIKB 1000 en AP04);
-
veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek (exclusief waterbodems; BRL SIKB 2000);
-
milieukundige begeleiding en evaluatie van bodemsaneringen (inclusief waterbodems; BRL SIKB 6000);
-
uitvoering van bodemsaneringen (inclusief waterbodems; BRL SIKB 7000);
-
analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek (exclusief waterbodems; AS3000);
-
bewerking van verontreinigde grond of baggerspecie (BRL SIKB 7500).
De overheid krijgt ook met Kwalibo te maken. In ieder geval in de rol als bevoegd gezag, maar ook als opdrachtgever of opdrachtnemer kan de overheid te maken krijgen met Kwalibo. In de rol van bevoegd gezag controleert de overheid bij aanvragen van beschikkingen of meldingen op het gebied van bodemregelgeving of de gegevens afkomstig zijn van erkende intermediairs. De handhaver controleert of de uitvoerende bodemintermediair in het bezit is van een erkenning. Bij de controle van een bodemsanering kijkt de handhaver bijvoorbeeld of de saneerder en de milieukundige begeleider beiden zijn erkend. De erkende instanties zijn te vinden op de website van Bodem+.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Exploiteert de gemeente bijvoorbeeld een grondbank of voert het gemeentelijk ingenieursbureau bodemonderzoek of milieukundige begeleiding uit, dan is certificatie en erkenning voor die werkzaamheden verplicht. De overheid functioneert dan in de rol van opdrachtnemer. Besluit bodemkwaliteit Het Besluit Bodemkwaliteit vormt het nieuwe beleidskader voor bouwstoffen, grond en bagger. Aanleiding voor het nieuwe beleidskader was een gebrek aan consistentie en helderheid in het huidige beleid en (te) grote belemmeringen voor hergebruik in het Bouwstoffenbesluit. Met het Besluit bodemkwaliteit komt het Bouwstoffenbesluit te vervallen. Het Besluit bodemkwaliteit is van toepassing: - bij nuttige toepassingen van grond en baggerspecie en functionele toepassingen van bouwstoffen (anders gelden de regels met betrekking tot afvalstoffen); - bij diffuus verontreinigde grond en baggerspecie, met concentraties tussen het saneringscriterium en de landelijke achtergrondwaarden (bij puntbronnen en bij concentraties boven het saneringscriterium is de Wbb van toepassing); - voor iedereen die met bouwstoffen, grond en baggerspecie te maken krijgt (dus ook particulieren). Het Besluit bodemkwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen: - de kwaliteit van uitvoering (kortweg ‘Kwalibo’); - bouwstoffen; - grond en baggerspecie. In het Besluit zijn de landelijke referentiewaarden voor bodembeheer en grondverzet opgenomen. Er wordt niet alleen meer getoetst aan de bodemkwaliteit, maar ook aan de functie van een gebied. Het besluit bevat als toetsingskader naast bodemfunctieklassen (bijv. natuur/landbouw, wonen en industrie) ook bodemkwaliteitsklassen, dat wil zeggen de minimale chemische bodemkwaliteit voor deze bodemfuncties, gebaseerd op de risico’s voor mens, ecosysteem en landbouw en op het risico van doorvergiftiging. Voor de toepassing van grond en baggerspecie wordt onderscheid gemaakt in een gebiedspecifiek en een generiek kader. Het is aan de gemeente of wordt aangesloten bij het landelijke generieke kader of dat gekozen wordt voor een meer gebiedspecifieke invulling. Met het gebiedspecifieke kader is het voor lokale overheden onder voorwaarden mogelijk om eigen normen te stellen (als dit is vastgelegd in een Nota bodembeheer). Naast het Besluit komt er ook een Regeling bodemkwaliteit. De regeling geeft de technische invulling bij het nieuwe Besluit bodemkwaliteit voor wat betreft kwaliteitsborging, bouwstoffen en grond en baggerspecie. De verwachting was dat het Besluit en de Regeling in 2007 in werking zouden treden. Inmiddels is de inwerkingtreding al een paar keer uitgesteld. Wanneer het Besluit nu in werking treedt, hangt af van de snelheid waarmee de Raad van State advies uitbrengt en de tijd die nodig is om het advies te verwerken. Op dit moment is 1 oktober de vroegst mogelijke datum. Een aantal voorschriften (met name voor het verspreiden van baggerspecie in oppervlaktewater) zijn dan direct van kracht. De voorschriften voor het toepassen van grond en baggerspecie op of in de bodem, het toepassen van bouwstoffen op of in de bodem en het toepassen van bouwstoffen in oppervlaktewater worden een half jaar na inwerkingtreding van kracht (dus op z’n vroegst per 1 april 2008). Dit om betrokken partijen voldoende voorbereidingstijd te geven. lokale bodemambities De maatschappelijke betekenis van de bodem is aan het veranderen. Sinds enkele jaren krijgt duurzaamheid in het bodembeheer meer aandacht. Het Rijk heeft in de beleidsbrief Bodem aangegeven dat de gebruikswaarde van de bodem moet worden behouden of hersteld.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007
Daarbij gaat het niet alleen om de chemische kwaliteit van de bodem, maar ook bijvoorbeeld de biologische en fysische kwaliteit (draagkracht) en bodemwaarden (archeologie, cultuurhistorie). Het nieuwe beleid geeft lagere overheden ruimte om zelf aan de slag te gaan, o.a. door gebiedsgerichte, lokale ambities voor bodembeheer te formuleren en realiseren. Dit wordt mede vorm gegeven door de mogelijkheid in het Besluit bodemkwaliteit om gebiedspecifiek beleid op te stellen. Aan de lokale bodemambities is een aantal voorwaarden gesteld. De ambities moeten consistent en transparant zijn. Daarnaast moeten zij aansluiten bij de maatschappelijk gewenste bodemkwaliteit en de te beschermen bodemwaarden. Bovendien moeten de ambities zijn vastgelegd in een bodembeheernota/bodemvisie. Dit schept de mogelijkheid voor inbreng van duurzaam bodembeheer in ruimtelijke processen, waterbeheer, natuurontwikkelingen landbouw. nieuw stoffenpakket en nieuwe normen He Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) werkt aan het wijzigen van het stoffenpakket dat bij bodemonderzoek wordt meegenomen. Het betreft de wijziging van het huidige basispakket in een nieuw standaardpakket. De definitie van het standaardpakket heeft plaatsgevonden in een door TNO uitgevoerd project, waarbij concrete wijzigingsbladen zijn opgesteld voor de aanpassing van de NEN 5740 en de NVN 5720. Parallel daaraan worden op dit moment de NVN 5725, NEN5740 en NEN5720 in zijn geheel herzien om de normen aan te laten sluiten bij het nieuwe bodembeleid en verbetersuggesties uit de uitvoeringspraktijk door te voeren. In het huidige bodembeleid vindt besluitvorming over het omgaan met verontreinigde bodem, grond en bagger plaats op basis van concentraties aan verontreinigende stoffen. In het kader van het nieuwe beleid (nieuwe Wbb, Besluit bodemkwaliteit) worden deze besluiten in de toekomst meer gebaseerd op de risico’s van de bodemverontreiniging voor de mens, voor het ecosysteem, voor de kwaliteit van agrarische producten en voor uitloging en verspreiding via het grondwater. In het project Normstelling Bodemkwaliteit (NOBO) zijn de nieuwe normen ontwikkeld. Het gaat daarbij om de normen die als landelijk kader gaan gelden (saneringscriterium), maar er worden ook instrumenten ontwikkeld om locatiespecifieke omstandigheden te kunnen afwegen op basis van risico’s. Ook biedt het project de onderbouwing om de gebiedsgerichte normen (lokale maximale waarden) te bepalen die gemeenten kunnen vaststellen. Het project mondt uit in een gebruikersvriendelijke risicotoolbox waarmee beoordeeld kan worden wat de risico’s zijn van bepaalde concentraties en of dit aan de normen voldoet (zie www.risicotoolboxbodem.nl). EU meer invloed op bodembeleid Er komt steeds meer Europese wetgeving die van invloed is op de uitvoering van het (water)bodembeleid in Nederland. Denk bijvoorbeeld aan de Kaderrichtlijn Water en de bijbehorende dochterrichtlijn Grondwater. Specifiek Europees bodembeleid ontbrak tot dusverre. Dat gaat nu veranderen: de EU-Commissie heeft op 22 september 2006 een voorstel voor een bodemstrategie gepubliceerd waarmee ze duurzaam bodemgebruik wil stimuleren en specifieke bodemwaarden beschermen. Als onderdeel van de strategie stelt de Commissie ook kaderwetgeving voor. Zij ziet een Kaderrichtlijn Bodem als een ontbrekende schakel in de Europese wetgeving.
Witteveen+Bos HDN15-1 Ontwerp-bodembeleidsplan 2007- 2010 ‘Bodem in breder perspectief’ definitief d.d. 14 augustus 2007