A+
ARCHITECTUUR IN BELGIË
foto © marc mawet | matador
9 771375 507012
BEL € 12,50 | INT € 19,50 TWEEMAANDELIJKS | ICASD | BRUSSEL KANTOOR VAN AFGIFTE BRUGGE X | PB733
GEKLIEDER IN BERGEN
255
AUGUSTUS – SEPTEMBER 2015
1966-2015 HOE ‘POSTMODERN’ ZIJN WE NOG? TECHNIEK RETROGLAS EN HIGHTECH BAKSTEEN
A+255
1
Deze kwestie raakt het hart van de architectuur als discipline. Het meest krachtige protest is noodzakelijk om aan deze pijnlijke klucht een einde te maken.
In 1986 kampte de Franse kunstenaar Daniel Buren met veel weerstand tegen zijn kunstwerk ‘Deux plateaux’, beter bekend als ‘les colonnes de Buren’ op de Cour d’ Honneur van het Palais Royal in Parijs. Met Jacques Chirac, toenmalig burgemeester van Parijs op kop, beoordeelde de goegemeente het werk als te intellectueel, lelijk en niet respectvol voor de historische omgeving… Kortom, alle afgezaagde deuntjes van een publiek dat zich ongemakkelijk voelt bij kunst die niet meteen duidelijk en ontroerend is, en bovendien niet amusant (al amuseren mensen zich nu rot met die stompjes van Buren). Alsof de parking die er lag wel respect toonde voor de historische omgeving of zelfs maar ‘leuk’ was. Ze vingen bot : de rechtbanken oordeelden uiteindelijk dat het morele recht van de kunstenaar voorgaat op het kleine – en naar bleek zeer tijdelijke – hartzeer van de omwonenden. Rond 2007 herhaalde de geschiedenis zich. Deze keer echter diende Buren een klacht in tegen de Franse Staat. Gebrekkig onderhoud had het werk zo aangetast dat de betekenis niet meer leesbaar was. Buren eiste herstelling of onmiddellijke afbraak. Alweer kreeg hij, op grond van zijn moreel recht als kunstenaar, gelijk. Wat leert deze geschiedenis ons? 1. In een beschaafd land is het morele recht van een auteur een belangrijk goed. Het geldt ook wanneer die een daad stelt in de publieke ruimte. 2. Wat burgemeesters, laat staan ambtenaren of ‘het publiek’, van dat werk vinden weegt daar niet tegen op. In Frankrijk althans. Maar Frankrijk is dan ook een beschaafd land. 3. Het werk van Buren was, onder meer, een uitnodiging aan het publiek om zich deze plek toe te eigenen. Achteraf blijkt dat meer dan gelukt ; de tegenstanders van het eerste uur konden zich de impact van het werk gewoon niet voorstellen. Cultuur gaat trouwens niet om unanimiteit en applaus, maar om openheid voor wat we ons nog niet, op een bepaalde manier, hadden voorgesteld. Over naar België, en wel naar Bergen, cultu-
rele hoofdstad van Europa 2015. De stad heeft deze eretitel schijnbaar meer dan ernstig genomen. In de noordoosthoek van de oude stadsomwalling creëerde ze een reeks nieuwe culturele voorzieningen, de ‘culturele kilometer’, die het patrimonium van de stad aanzienlijk verrijken, in een opmerkelijke dialoog met het militaire verleden van dit stadsdeel. Een sleutelproject van deze ‘kilometer’ is nochtans geen cultureel gebouw, maar een wooncomplex, ontworpen door het bureau Matador. Op pagina 46 van dit nummer gaat Michaël Ghyoot in op dit werk. Hij laat zien dat het door zijn subtiele inplanting en zijn krachtige representatie van de collectiviteit van bewoners een ruggengraat verleent aan de hele ‘kilometer’. Het ontwerp was, net als het project van Buren in Parijs, de uitkomst van een wedstrijd. Het Waals Gewest en de stad werkten vanaf het begin, in 2006, enthousiast mee aan de uitwerking ervan. Slechts op één punt rees er enige twijfel : de ‘zwarte’ (in werkelijkheid donkerbruine) steen die de architecten voorstelden, scheen in tegenspraak met het RCU (Règlement Communal d’ Urbanisme). Om elke onenigheid te vermijden viel de keuze daarom op een ander, iets lichter type gevelsteen, en liet de ontwikkelaar bovendien op voorhand een tiental mock-ups bouwen voor een ‘in-situ-reflectie’. Eén van die mock-ups werd door de Stad goedgekeurd. De werken startten dus onder een goed gesternte. De crisis gooide echter roet in het eten : toen de ruwbouw van een deel van het project reeds klaar was, bleek er niet langer vraag naar de grotere appartementen. Een nieuw ontwerp voorzag daarom in kleinere eenheden, zonder te tornen aan inplanting en gevelbehandeling. Een nieuwe bouwaanvraag had zo niet meer dan een formaliteit mogen zijn. Tot consternatie van alle betrokkenen oordeelde de gemachtigde ambtenaar van de provincie, die zich eerder geen lor van de gesprekken rond de eerste bouwaanvraag had aangetrokken, op 28 februari 2013 nochtans dat dit ontwerp niet conform was met het RCU, en wel omdat… de gevelsteen
EDITO 255
DE SCHANDE VAN MONS
© malik choukrane
A+255
© maxime delvaux
2
zwart zou zijn. Dit ondanks de eerdere instemming met het proefmodel. Zelfs twee wetenschappelijke kleuranalyses wimpelde hij af met de sneer dat je experts alles kan laten beweren… De ambtelijke willekeur is daarmee duidelijk, maar om onnaspeurbare redenen leek niemand deze man een strobreed in de weg te durven leggen. Hij speelde nochtans hoog spel, want hij liet de werken onmiddellijk staken, met grote schade tot gevolg. De gemachtigd ambtenaar weigerde elke oplossing die niet aan zijn voorwaarden voldeed : • Modification de la couleur du bâtiment clef (aanpassing van de kleur van het scharniergebouw); • Concernant le bâtiment principal, la volonté du fonctionnaire délégué serait de retravailler la façade pour casser le caractère monolithique de l’immeuble, pour le rendre plus «léger». (wat het hoofdgebouw betreft zou het de wil van de gemachtigd ambtenaar zijn om het monolithisch karakter van het gebouw te breken om het ‘lichter’ te maken). Vooral dat tweede punt is opmerkelijk. Blijkbaar gaat het er de ambtenaar om dat het gebouw niet beantwoordt aan zijn frivole, ‘lichtere’ smaak. Door zijn positie kan hij die opleggen (hoewel hij, als jurist, ter zake volkomen incompetent is). Na verdere juridische contacten bereikten ambtenaar, stad en ontwikkelaar een compromis om o.a. delen van het scharniergebouw wit te schilderen. De architecten werden bij die besprekingen al snel geweerd, terwijl kopers van de appartementen helemaal geen stem hadden in de onderhandelingen. Dit is een schande. Fundamentele rechten als het morele recht van de auteur – en zelfs het sacrosancte eigendomsrecht – worden hier met de voeten getreden. De overheid geeft hier blijk van totale willekeur, door in één en hetzelfde dossier nu eens zus, dan weer zo te oordelen. Dat het gebouw ‘te streng’ of ‘te donker’ zou zijn, is immers niet meer dan een opinie. Administraties horen zich daarvan te onthouden, of ze toch zeker niet tot elke prijs door te drukken. Dit
verhaal eindigt bovendien in een verschrikking : een imposant complex veranderde in een farce, een goedkoop opgedirkt stuk ongeluk. Met Burens Parijse wedervaren in het achterhoofd dringen zich bij dit jammerlijke verhaal een paar vragen op. 1. Kan Mons 2015, ondanks een mooi parcours, nog de titel van culturele hoofdstad claimen, als ze het auteursrecht zomaar met de voeten laat treden? Waarom treedt de stad niet op? 2. Is België een beschaafd land, of is het een surrealistische bananenrepubliek? De opinie van één ambtenaar blijkt hier immers zwaarder door te wegen dan het fundamentele, morele recht van auteurs, i.c. de architecten. Zelfs de rechten van de kopers zijn hier blijkbaar dode letter. Ze moeten op last van de gemachtigd ambtenaar, hun eerder vergunde woonst onherroepelijk ontsieren. Kan dat dan allemaal zomaar? 3. Zijn stedenbouwkundige vergunningen in dit land een kansspel? Met exact hetzelfde ontwerp win je de ene keer, en verlies je de volgende keer. Bonne chance à vous tous! Deze kwestie raakt het hart van de architectuur als discipline. Het meest krachtige protest is noodzakelijk om aan deze pijnlijke klucht een einde te maken. Als dit institutioneel geweld ongestraft blijft, betekent dat het einde van de architectuur als maatschappelijk betekenisvolle discipline in België. Het is bovendien, en dat is minstens even erg, een kaakslag voor de vele ambtenaren die wél gewetensvol en constructief omgaan met de publieke ruimte. Elke architect, elke architectenvereniging, elke ambtenaar, elke kunstenaar die opereert in de publieke ruimte, dient daarom tegen deze gang van zaken te protesteren. Om de beschaving te herstellen. Om van een elementair rechtsgevoel nog niet te spreken. Pieter T’Jonck
Op 11 september opende ‘The Corner Show’ in Extra City, Antwerpen. Deze groepstentoonstelling belicht de ruimte, functie en figuur van de hoek in kunst en architectuur, en toont werk van onder meer Céline Condorelli, Jan De Cock, Kersten Geers, Aglaia Konrad en Koen van den Broek, in een scenografie van Philip Metten. The Corner Show duikt ook op in de ‘ruimte’ van A+ met een interventie van de kunstenaar Steve Van den Bosch. Zijn ‘Damage Claim’ (2015), op pagina 8 en 9, documenteert de schade die de hoek van een boek over designer Dieter Rams tijdens een verzending opliep. A+Friends kunnen zich via www.a-plus.be inschrijven voor een nocturne met exclusieve rondleiding door curator Wouter Davidts op 12 november 2015. The Corner Show tot 6 december 2015 Extra City Kunsthal, Antwerpen www.extracity.org
A+ ARCHITECTUUR IN BELGIË
255
AUGUSTUS – SEPTEMBER 2015
1966–2015 HOE ‘POSTMODERN’ ZIJN WE NOG? 36 Das ist Architektur, yet Alles ist Architektur. tekst Carlo Menon
Kinderen van de postmoderne revolutie tekst Pieter T’Jonck
42 Playtime voor De Bonte Stad tekst Guy Châtel
46 Bouwen voor de stad matador tekst Michaël Ghyoot
© collection bonnefantenmuseum, maastricht | fondazione aldo rossi, milan
50 ‘Steden worden te snel doodverklaard’ tekst Paul Vermeulen
54 Architectuur zonder inhoud tekst Pieter T’Jonck
56 Champ continu rts lausanne tekst Pieter T’Jonck
59 Beeld en fragment
DE ANALOGE STAD IS DE VERSTANDHOUDING TUSSEN HET INDIVIDUELE BOUWWERK EN HET GROTERE, COLLECTIEVE ARTEFACT.
expo rossi tekst Carlo Menon
60 Postmodernisme en het recht op de stad brussel tekst Pieter T’Jonck, Maurizio Cohen
65 techniek Retroglas en high-tech baksteen tekst Chloë Raemdonck
[ label architecture ]
Insluiting vermijden Crèche – Habay-la-Neuve tekst Gilles Debrun
90 boek
‘The robotic touch’
fondsenwerving Sabrina Marinucci
[email protected] communicatie Shendy Gardin copyright icasd De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerde artikels berust uitsluitend bij de auteurs. Alle rechten voor het (zelfs gedeeltelijk) reproduceren, vertalen of herwerken zijn voorbehouden voor alle landen. verantwoordelijke uitgever Maarten Delbeke Ernest Allardstraat 21/3 – b-1000 Brussel publiciteitsregie a+media Rita Minissi |
[email protected] tel +32 2 332 37 82 fax +32 2 332 37 83 Ernest Allardstraat 21/3 – b-1000 Brussel drukkerij Die Keure, Brugge
FWB
82 product
65
adverteerders bega | bim | bitubel | bozar | carimar | carrières du hainaut | dornbracht | duravit | fab | febe | flos | fsb | geberit | grand hornu | hoyez | koraton | lannoo uitgeverij | renson | saint gobain glass | saint gobain gyproc | stad en architectuur | sto | stûv | vai (vlaams architectuurinstituut) | vandersanden | velux | villeroy & boch | vola | wienerberger
A+ is lid van het cim (Centrum voor Informatie over Media) dat instaat voor de controle op oplage en verspreiding.
70 76
BWMSTR
Dag van de Architectuur 2015 Open Oproep projecten
a+ is een publicatie van icasd vzw Informatiecentrum voor Architectuur, Stedenbouw en Design |
[email protected] directie Laurence Jenard raad van bestuur voorzitter Maarten Delbeke vicevoorzitter Chantal Vincent secretaris Benoit Moritz leden Dag Boutsen, Sylvie Bruyninckx, Paul Dujardin, Marie Pok, Pierre Van Assche, Piet Van Cauwenberghe, Eddy Vanzieleghem, Ward Verbakel, Philémon Wachtelaer
70 cellule architecture
76 vlaams bouwmeester
bozar architecture coördinatie Marie-Cécile Guyaux, Elodie Degavre
© chair of architecture and digital fabrication, eth zürich
column 12 Martin van Schaik poëzie 26 Peter Verhelst
redactiecommissie Arlette Baumans, Francis Catteeuw, Benoit Moritz, Adrien Verschuere, Agnieszka Zajac voorzitter Ward Verbakel
Insluiting vermijden
© hart-berteloot
8 actueel
28
redactie hoofdredactie Pieter T’Jonck eindredactie nederlands Thomas Martin eindredactie frans Géraldine Michat vormgeving Studio van Son vertaling Nathalie Capart, Marina Festré, Alain Kinsella, Wouter Meeus, Martine Wezenbeek, Antoon Wouters
Open Oproep projecten
gemiddelde oplage 2012 -13 : 14 800 exemplaren issn 1375-5072 Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers Uit respect voor het milieu kiest A+ voor een drukkerij in België. Anderzijds wordt het tijdschrift gedrukt op FSC®-gecertificeerd papier, met plantaardige inkten en alcoholarme (5 %) verdunningsmiddelen. Alle wasmiddelen zijn biologisch afbreekbaar. Het cellofaan waarin A+ verpakt wordt voor verzending, is recycleerbaar.
© filip dujardin
255
ACROSS
ARCHITECTUUR IN BELGIË
“ Het is de heerlijke, speelse kant van de ruimte die ons interesseert.”
TECHNIEK
A+
tweemaandelijks tijdschrift Ernest Allardstraat 21/3 – b-1000 Brussel tel +32 2 645 79 10 |
[email protected] www.a-plus.be
architecten – adreswijzigingen : gelieve door te geven aan
[email protected] cette publication est également éditée en français
FOCUS
1966–2015 HOE ‘POSTMODERN’ ZIJN WE NOG?
A+255
35
A+255
FOCUS
PLAYTIME VOOR DE BONTE STAD
In Antwerpen loopt langzaam maar zeker de vernieuwingsoperatie van het Schipperskwartier op haar einde. Vijf ontwerpbureaus sloegen de handen ineen voor de bouw van een gesloten blok dat het Internationaal Zeemanshuis vervangt. De oplevering is voor 2017, maar we maken nu al kennis met ‘De Bonte Stad’. tekst Guy Châtel
42
‘De Bonte Stad’ is het motto van het project dat weldra wordt gerealiseerd op de plek waar tot begin 2013 het Antwerpse Zeemanshuis stond. Het project draagt de handtekeningen van Caruso St John Architects, Rapp+Rapp, Bovenbouw en ONO architectuur ; vier bureaus die een team hebben gevormd onder de vleugels van ontwikkelaar Construction & Investment Partners (CIP). In de uitwerkingsfase wordt het architectenteam versterkt door hama architecten. Het neemt een hoek van het stadsontwikkelingsplan ‘Falconplein-Zeemanshuis’ voor zijn rekening. Met dit plan kwam Rapp+Rapp in 2005 als laureaat uit de Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester. Het stadsontwerp hertekent het bouwblok dat door het Falconplein, de Oudeleeuwenrui, de Generaal Belliardstraat en de Falconrui wordt begrensd. Het is het sluitstuk van de vernieuwingscampagne van het Schipperskwartier die zo’n vijftien jaar geleden op stapel werd gezet.
Exit Zeemanshuis De herstructurering van zo’n volledig bouwblok is uiteraard een complexe operatie met sterk uiteenlopende ingrepen en veel betrokken partijen. Om de samenhang van het geheel te bewaken werd in mei 2007
een nieuw Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) opgemaakt. Het vertaalt het stadsontwerp tot in zijn meest particuliere aspecten naar een geheel van stedenbouwkundige voorschriften. Het stadsproject ‘Falconplein-Zeemanshuis’ maakt een opmerkelijke keuze : het unificeert het heterogene, gerafelde bouwblok en werkt het af tot een gesloten huizenblok. Het rechtstreekse gevolg daarvan was dat het Internationaal Zeemanshuis van architecten Smekens en Wittocx (1954) onherroepelijk moest verdwijnen. Het vrijstaande, schuins opgestelde, negen bouwlagen hoge Zeemanshuis spoorde immers met een stadsparadigma dat het gesloten bouwblok afwijst. Destijds beschouwde Renaat Braem de inplanting van het complex als “een stap naar de noodzakelijke sanering van de wijk” en hij drukte de hoop uit dat het stadsbestuur zich de moeite zou getroosten “om een meer waardige omgeving te scheppen rond het gebouw, door onteigening, afbraak en wederopbouw” (Bouwen en Wonen, juni 1956, p. 250). De tegenstelling was er al van in het begin. Het Zeemanshuis was een stellingname voor een ander soort stad : tegen de stad van geklitte bouwmassa en aaneengesloten rijen, een stad als een constellatie van zelfstandige artefacten of een verbuiging van gelede bouwsels.
FOCUS
bebouwing met klooster (ca. 1500)
bebouwing met kazerne (ca. 1800)
ou del eeu we nru
Rapp+Rapp, stadsontwikkelingsplan ‘FalconpleinZeemanshuis’, Antwerpen, 2005
i
genera al belliar dstraat
onp l e in
Masterplan Het stadsontwerp van Rapp+Rapp gaat er nochtans van uit dat het circa 2 ha grote bouwblok intern wordt opgedeeld. Maar het spreekt vanzelf dat de positie, de richting en de hoogte van de inwendige bouwwerken cruciaal zijn voor de articulatie, de functionaliteit en de leefbaarheid van het geheel. De ontwerpers verdelen het bouwblok in vier kwadranten die telkens rond een binnenhof worden georganiseerd. Dit wordt bewerkstelligd door de haakse, bijna rakende opstelling van een C-vormig en een L-vormig gebouw. Het C-blok staat met een lid in de rij van de Oudeleeuwenrui ; het L-blok komt met zijn uiteinden in de fronten van de Falconrui en de Generaal Belliardstraat te staan. De Falconhoven die volgens het voorstel van ontwerppartner West 8 elk een eigen thema meekrijgen, worden onderling verbonden door passages tussen en doorheen de gebouwen. Binnen de perimeter van het bouwblok wordt een netwerk van publieke verbindingen uitgezet,
een fijnmazig weefsel van gegradueerde openbaarheid. Zo heeft het doorwaadbare bouwblok deel aan de streng van parcoursen die, parallel aan de Schelde, de binnenstad doorkruist. De herstructurering van het bouwblok is al enige tijd aan de gang. In voorbereiding van de realisatie van de grotere onderdelen zijn reeds enkele passstukken verwezenlijkt via het grond- en pandenbeleid van AG Vespa (o.a. projecten van Meta, met zicht op zee en puls). Hetzelfde gemeentebedrijf zorgt voor de aanheling van de informele bouwmassa die aan de rand van de hoven komt te staan. Het C-blok met onderliggende garage wordt momenteel naar ontwerp van Rapp+Rapp door CIP gebouwd. Het L-blok en de nieuwe randbebouwing aan de hoek van de Falconrui en de Generaal Belliardstraat (i.e. het zuidoostelijke kwartier) zullen in principe medio 2017 worden afgewerkt. Dit stuk is zowat de hoeksteen van de hele herstructurering. De samenstelling van het L-blok en de rijhuizen van de straathoek vormt op zichzelf alweer een gesloten bouwblok. Het is dit project dat onder de programmatische inscriptie ‘De Bonte Stad’ werd geplaatst. De denkbeelden die dit epigraaf gronden, spruiten rechtstreeks voort uit de intenties die in het stadsontwerp
43
huidige bebouwing (ca. 2004)
fa l c
Vandaag is de keuze voor een gesloten bouwblok een keuze tegen het Zeemanshuis. De hoge ‘schijf’ kon redelijkerwijs noch in het binnengebied, noch in de buitenrand van het bouwblok worden opgenomen.
A+255
fa lcon ru
i
werden geformuleerd. Maar ze zijn daarvan een merkwaardige verheviging. Hoewel het vanzelfsprekend nog te vroeg is om dit nog ongebouwde project naar architecturale waarde te schatten, zijn er redenen genoeg om die intenties en denkbeelden te evalueren, en om de bijzondere problematiek die het project aan de orde stelt, te duiden.
Bouwen met de tijd Hier moeten we opmerken dat de keuze voor een gesloten bouwblok niet begrepen kan worden als een poging om een of andere ‘oorspronkelijke’ of ‘ongeschonden’ toestand terug te vinden. Toen in het begin van de 15e eeuw de stadswal werd opgeschoven van de Falconrui naar de linie van de Oudeleeuwenrui en daarmee het zogenaamde Falconbroek aan het Antwerpse stadsareaal werd toegevoegd, was dit gebied niet onbebouwd. De gebouwen van het vroegere godshuis gaven richting aan de belangrijke uitbreidingen die het Falcontinnenklooster later te beurt zouden vallen. Die gerichtheid week echter behoorlijk af van de uitlijning langs de nieuwe straten die voor de andere bouwsels werd aangehouden. Zo kreeg het blok van het begin af aan een heterogene samenstelling : een rand die gedeeltelijk met een aantal aaneengesloten
44
A+255
FOCUS
Het hoekpand, waarvan de etages door slechts één lift en trappenhuis worden bediend, wordt visueel opgedeeld in verschillende ‘huizen’
0
1
2
5m
niveau 0 0
1
5m
niveau 0
rijsegmenten werd bezet en een gebouwencomplex dat zich over een aanzienlijk deel van het terrein uitstrekte maar zich aan de orde van de straat onttrok. Die tweeledigheid is in de loop van de tijd blijven voortbestaan. Toen de resten van het klooster werden afgebroken om plaats te maken voor een kazerne werd haar bouwkundig raster uit die afwijkende richting afgeleid. Later werd de schijf van het Zeemanshuis, die de kazerne verving, op de diagonaal van dat raster gezet. De beslissing om de omlijning van het blok te vervolledigen, om het opengebroken blok te transformeren tot een omsloten maar permeabele figuur, is niet de uitdrukking van een overdreven ontzag voor de geschiedenis, noch van een ideologie die per se behoud en restauratie voorstaat. Het is een keuze die gemotiveerd is door een waardering voor de directe omgeving. Uiteraard is ook een dergelijke benadering van het stedenbouwkundig vraagstuk niet vrij van ideologie. Ze resulteert uit een prevalent denkbeeld dat de stad erkent als een collectief werkstuk dat in de loop van de tijd tot stand is gekomen. Elke taak die betrekking heeft op dit maaksel houdt dan vooreerst de plicht in om het als dusdanig te bestendigen. Voorbij die verplichting dient elke opdracht zich bovendien aan als een gelegenheid om het maaksel te verlevendigen. Als dit op de een of andere manier een voltooiing impliceert, is die per definitie relatief en voorlopig. Ze beantwoordt
slechts de transitorische noden die zich hier en nu laten gelden. Zo’n handelwijze keert zich af van de aanmatiging van het visionaire. Ze streeft naar een nieuwigheid die het bestaande omarmt. Ze sleutelt aan overgangen, verzorgt schakelingen, maakt ligaturen. Ze bewerkstelligt eenheid door retrosynthese. Deze werkwijze is welgekend en beproefd. Zo is ze dikwijls bepalend voor het rijhuis dat in een bestaande rij wordt opgetrokken. Algemeen typeert ze een groot deel van de kleinschalige stadsarchitectuur. Maar de toepassing van die methode op schaal van een stadsdeel of een huizenblok, brengt specifieke problemen met zich mee.
Stadsportret De bijzonderheden van ‘De Bonte Stad’ komen bovenal tot uiting in het voorkomen van de woningen die aan de Falconrui en de Generaal Belliardstraat worden gepland. Daar waar het L-blok ontworpen door Caruso St John een unitair karakter heeft, vertoont de
schil die de straathoek aflijnt en waarvoor het hele architectenteam samenwerkt, een grote vormelijke variatie. Die gaat gepaard met een complexe metriek in de zichtbare perceelsgewijze opbouw. De ontwerpers voeren aan dat die variatie in het gezicht van de huizen en in de overeenstemmende perceelbreedte gemodelleerd is naar de diversiteit die in de omgeving wordt aangetroffen. “De straten rondom het Falconplein zijn een bonte cataloog van vijf eeuwen stadsarchitectuur” (ontwerpnota, maart 2014). Maar in tegenstelling tot de meeste situaties in de buurt heeft de rij hier een tweevoudige publieke oriëntatie, naar de straat en naar het hof toe. Het stadsontwerp van Rapp+Rapp voorzag deze structuur daarom van een aanzienlijke bouwdiepte. Het BPA stelt die diepte op 19,5 m. Met voorgeschreven kavelbreedtes van 5 tot 12 m en een vloer-terreinindex van 2,4 voor drie bouwlagen zijn bijna alle denkbare modellen op dergelijke percelen disproportioneel groot ten opzichte van het courante gamma aan ‘marktconforme’ woningen. De ‘huizen’ zijn daarom allemaal opgedeeld in verschillende wooneenheden. De combinatoriek die deze kavelbreedte bevordert of toelaat, heeft een grote typologische verscheidenheid aan woningen voortgebracht. Daarenboven maakte ze de formulering van een aantal interessante modellen mogelijk, zoals het ‘pocketpalazzo’ van Bovenbouw. Maar dit alles dan wel ten koste van de sacrosancte unie van vorm en inhoud. De samenloop van enerzijds een schaalverkleining van de ‘betaalbare’ woning, en anderzijds de schaalvergroting van de stadsvernieuwingsoperaties, begunstigt de realisatie van omvangrijke, relatief uniforme stedelijke ensembles : eerder het C-blok van Rapp+Rapp of het L-blok van Caruso St John dan de bonte samenstelling op de hoek van de Falconrui en de Generaal Belliardstraat. Dat het door rijen omsloten bouwblok zich als stedelijk fenomeen op de lange duur heeft weten te handhaven (van de opeenvolgende middeleeuwse staduitbreidingen tot in de actuele toestand van de historische stad), is te danken aan de bestendigheid van een plausibele, flexibele correlatie tussen de omvang van de woning, de grootte van het perceel, de financieringswijze en de technische organisatie van de bouw. Omdat een dergelijk verband niet langer bestaat, vereist het model van ‘De Bonte Stad’ dat vorm van inhoud wordt gescheiden. De ontwerpers
DE PARCELLERING MAAKT DE FORMULERING VAN EEN AANTAL INTERESSANTE MODELLEN MOGELIJK, ZOALS HET ‘POCKETPALAZZO’ VAN BOVENBOUW.
FOCUS
hebben hun gemak genomen van de inhoud en ingezet op een formele strategie. Zo zijn enkele intense werksessies van het hele team gewijd aan de bepaling van de respectievelijke kavelbreedtes en de verkenning van de typologische samenstellingen die daarmee kunnen overeenkomen. Er moet nog worden opgemerkt dat de formele problematiek aanmerkelijk wordt verhevigd in het geval van het pand dat effectief de straathoek bezet. Hier impliceert een beperkte gevelbreedte aan de kant van het hof (ter plaatse van de binnenhoek van de schil) een zeer grote gevelontwikkeling aan de straatkant. Het architectenteam heeft de schaal van dit pand met vier bouwlagen daarom kunstmatig gereduceerd door het gebouw in stukken te verdelen en elk deel aan een andere ontwerper toe te vertrouwen. Zo wordt dat ene pand, waarvan nochtans de etages door slechts één lift en trappenhuis worden bediend, visueel opgedeeld in verschillende ‘huizen’ : op beide uiteinden een smal, hoog volume van Rapp+Rapp, en daartussen een rustige stapeling van ONO architectuur, een tamelijk ingewikkeld hoekhuis van Bovenbouw en een apart torentje voor de lift. ‘De Bonte Stad’ die in zijn formele complicatie overeenstemt met de geaccidenteerde sequenties die de historische stad typeren, is in feite een gemuteerd stukje stad dat door imitatie tot stand is gekomen. De ontwerpnota vermeldt expliciet dat de omliggende stad in het voorstel wordt ‘geportretteerd’. Aan de buitenkant gebeurt dit volkomen onverstoord. De ambivalentie is vooral binnenin merkbaar, bijvoorbeeld aan het bizarre verloop van het ontsluitingsparcours door de verschillende ‘huizen’ van het hoekpand : eerst binnen langs een gang, dan weer buiten langs een galerij. Het zijn de bewoners en hun gasten die net als Monsieur Hulot in de film ‘Playtime’ mogen twijfelen of ze protagonist dan wel figurant zijn in het opgevoerde gebeuren der bewoning.
Caruso St John, Bovenbouw, ONO, RAPP+RAPP, hama en Bureau Bouwtechniek Antwerpen | 2017 programma appartementen, woningen, crèche, gemeenschapscentrum, commerciële ruimtes procedure verkoop onder voorwaarden bouwheer Construction & Investment Partners landschapsarchitect Land in Zicht stabiliteit establis technieken | epb Ingenium akoestiek Venac budget 15 miljoen euro (excl. btw en erelonen) www.carusostjohn.com www.bovenbouw.be www.ono-architectuur.be www.rappenrapp.nl www.hama-architecten.com www.landinzicht.org
A+255
45
46
A+255
FOCUS
Bouwen in de stad is al bij al vrij gewoon. Bouwen voor de stad is dat veel minder. Of hoe een voorzetsel het verschil maakt. In het tweede geval wordt de architectuur ingezet voor het maken van de stad. Het voorstel van Matador voor het terrein tussen de straten rond de Leopoldkazerne in Mons getuigt duidelijk van de ambitie van de tweede optie : het architectenbureau onderzocht nauwgezet de urbanistische impact van het project, want het was zich scherp bewust van de rol die dit te spelen had tegenover de stad eromheen.
tekst Michaël Ghyoot fotografie Maxime Delvaux
MATADOR
BOUWEN VOOR DE STAD Toen in 2006 een wedstrijd werd uitgeschreven voor een braakliggend stuk van de site tussen de rue des Arbalestriers, de rue des Trois Boudins en de rue des Droits de l’Homme, waren de architecten van Matador zo vrij om vragen te stellen bij het masterplan dat de opdrachtgevers hadden laten uitwerken en de aandacht te vestigen op de stedenbouwkundige dimensie van de ingreep. Hoe groot de architecturale kwaliteiten van hun project ook zijn, dit laatste is geen autonoom architecturaal werk, maar vroeg door zijn ligging, zijn omvang en wat er op het spel stond, om een dialoog met de stad. Centraal in dit project staat het streven naar “een continue lezing van stad en architectuur”, om met Aldo Rossi te spreken. Die ambitie komt vooral tot uiting in de goed doordachte situering van beide gebouwen. Matador zet er inderdaad twee neer, terwijl het masterplan er slechts één voorzag. Het eerste is een langwerpig woongebouw dat bijna U-vormig in drieën geplooid is. Het volgt ongeveer het voorstel van het masterplan, alleen laat het meer ruimte vrij rond de oude Valenciennes-toren, voor het gerechtshof en aan de kant van de rue des Trois Boudins, waar het trottoir aanzienlijk breder wordt. De uiteinden van deze ‘U’ komen dicht bij de geveltoppen van de administratieve gebouwen in het noorden van het perceel. Zo ontstaat de structuur van een huizenblok met in het midden een gemeenschappelijke tuin voor de woongebouwen (waarvan de
oppervlakte trouwens ruimer is dan voorzien in het masterplan). Ten zuiden van het eerste gebouw werd een tweede, compacter gebouw neergezet. Het is een toevoeging aan het oorspronkelijke masterplan, maar neemt in het project een sleutel- en scharnierpositie in, want het dialogeert zowel met zijn alter ego als met het theater en met de noordelijke vleugel van het gerechtshof, twee gebouwen die er al stonden en waarvan het nieuwe volume de asrichting en het gabarit overneemt. De geometrie van de twee door Matador voorgestelde elementen maalt niet om waardeoordelen. Ze neemt bewust alle elementen in zich op die reeds op de site aanwezig waren, hoe verscheiden die ook zijn. Dat ze orde brengt in wat anders een kakofonie zou kunnen lijken, is vooral te wijten aan het feit dat ze een grote openbare ruimte creëert waartoe alle nieuwkomers en oudgedienden onder de gebouwen op het terrein op voet van gelijkheid hun bijdrage leveren. Het project van Matador kan worden geresumeerd in vier trekken die vanzelfsprekend lijken omdat ze een gevat en precies antwoord bieden op een veelheid aan uitdagingen. Misschien had Giorgio Grassi het in 1980 over dit soort vanzelfsprekendheid toen hij in ‘L’architettura come mestiere e altri scritti’ schreef dat “hoe meer een werk een voor de hand liggende oplossing lijkt, eenvoudig, als het ware voorzien, op zijn plaats, geordend en, zoals Loos zegt, voornaam, des te dichter staat dit bij zijn doel.” Matador zal het beslist
met Grassi eens zijn als die onderstreept dat deze schijnbare vanzelfsprekendheid “al het harde werk en de vermoeidheid verbergt” die eraan voorafgaan... De vier lijnen die Matador uittekent, zijn op meer dan één niveau performatief. Ze brengen op het terrein een zekere orde aan. Ze openen een goed gekozen doorgang tussen het stadscentrum en de wijken buiten de muren aan het benedenplein. Ze creëren twee openbare pleinen, elk met een eigen karakter, die de gebruikers van de stad op veel verschillende wijzen kunnen benutten. En ze getuigen ervan dat rekening werd gehouden met een reeks parameters die zorgt voor een vruchtbare dialoog tussen stad en architectuur.
Aan een openbaar plein wonen De structurering van deze openbare ruimte gebeurde echter niet alleen met het oog op de stad. Ze vindt haar verantwoording ook in de dialoog tussen deze pleinen en de woongebouwen. Daardoor biedt het Matador-project een ambitieus antwoord op het probleem van het wonen in een wijk waar vooral administraties en instellingen zijn ondergebracht. De architecten waren zich goed bewust van de omvang van hun ingreep (je bouwt niet elke dag 126 wooneenheden in één keer in een kleine stad als Mons) en maakten daarvan gebruik om dit probleem aan te pakken op groepsniveau. Zoals ze het zelf zeggen : “Met 126 kun je dingen doen waarvan je op je eentje niet eens kunt dromen.”
FOCUS
A+255
47
48
A+255
Achter de homogene gevels liggen appartementen met een zeer uiteenlopende typologie
FOCUS
Een van de dingen die je dan kunt doen, is aan een openbaar plein wonen. Om het geheel de nodige samenhang te verlenen moest het gebouw een zekere homogeniteit vertonen. Anderzijds biedt het plein een sterk identitair houvast. Het unitaire karakter van de gevels maakt het de bewoners moeilijk hun appartement aan te wijzen, maar ze kunnen wel verwijzen naar de beide pleinen en er zich zelfs mee identificeren. “Ik woon aan de Place du Manège” is een formulering waarin de eerste persoon enkelvoud ‘ik’ rijmt met de collectieve dimensie die eigen is aan openbare pleinen. Met deze kwesties verlaten we het strikt stedelijke en komen we bij het architecturale. Met haar herhaling van haast archetypische elementen (galerij, muuropening, doorlopende relingmuur...) mag de façade dan al strak en sober ogen, ze is ook het resultaat van een doorgedreven zoeken naar evenwicht tussen het uitdrukken van de collectieve dimensie en het behouden van de intimiteit die het huiselijke leven nodig heeft. Dat doel wordt bereikt via de bakstenen huid van het gebouw met haar afwisseling van vol en leeg en haar variërende dikte. Terwijl de voorbijganger die met krachtige tred langs de
gebouwen loopt, een façade ziet waarin de materie overheerst, ziet de bewoner, wiens verhouding tot de façade veeleer statisch en frontaal van aard is, vooral leegtes. Hoe doeltreffend de voorgestelde oplossing wel is, blijkt uit het feit dat slechts weinig bewoners de behoefte voelen om met gordijnen of stores de inkijk extra af te schermen.
De collectieve dimensie Ook de Italiaanse neorationalisten vonden het belangrijk om in de architecturale en stedelijke werkelijkheid rekening te houden met de collectieve dimensie. Hun geschriften staan bol van de verwijzingen naar de ‘socialistische stad’ en naar historische experimenten om de kapitalistische productievoorwaarden van de burgerlijke stad te overstijgen. Ze zijn doortrokken van een intense belangstelling voor het collectieve. Het is moeilijk om achter Grassi’s uitspraak dat “de architectuur niet kan ontkomen aan haar finaliteit van collectief werk in de breedste zin van het woord”, niet een kritisch denken van marxistische inspiratie te horen. Ook op dit eerder politieke dan architecturale vlak lijkt het werk van Matador aan te sluiten bij het gedachtegoed van de Italiaanse neorealisten.
De context waarvoor Matador zijn voorstel moest indienen, gaf aanleiding genoeg om het project op te vatten als een optelsom van afzonderlijke woningen en het collectieve terzijde te laten, maar dat deed het bureau niet, integendeel, het collectieve werd uitgewerkt in al zijn complexiteit. Behalve de reeds geciteerde aspecten zorgt ook een specifiek architecturale inzet voor de kwaliteit van de afzonderlijke appartementen ervoor dat het er elke keer goed leven is. Er kon geen sprake van zijn dat alleen de bewoners van de penthouses op de bovenste verdieping zouden kunnen genieten van kwaliteitsvolle ruimten (zoals in 19e-eeuwse burgerhuizen, waarvan de doorsnede wel een diagram van het klassenonderscheid lijkt) : waar in het gebouw een appartement ook ligt en welke ook zijn geometrische opdeling is, altijd wordt ervoor gezorgd dat de mogelijkheden van die ligging en geometrie kwalitatief maximaal benut worden. Vergis u niet : achter de relatief homogene gevels liggen appartementen met een zeer uiteenlopende typologie. De collectieve dimensie krijgt gestalte in een billijke maar gedifferentieerde aanpak van elk van de woonunits : collectief wonen houdt niet per definitie in dat alle verschillen worden uitgevlakt.
FOCUS
A+255
49
0
50 m
Atelier Matador Bergen | oktober 2014 programma 118 woningen, commerciele ruimtes en diensten, collectieve en private tuinen en parking (ondergronds en openlucht) bouwheer | technieken Himmos procedure PPS stabiliteit Planet Engineering landschapsarchitect Landinzicht bijzonder materiaal gevelbaksteen Forum Ombra van Desimpel (bruin meerkleurig) oppervlakte 24 683 m2 (incl. omgeving en parking) budget 20 235 969 euro (excl. btw en erelonen) www.matador.be
niveau +1
Masterplan Hebbelinck-De Wit
20
0
0 1
1
MATADOR ZET TWEE GEBOUWEN NEER, TERWIJL HET MASTERPLAN ER SLECHTS ÉÉN VOORZAG. Het werk op de begane grond is wellicht het element waardoor de positie van Matador het dichtst aansluit bij de politieke overtuigingen van het Italiaanse neorationalisme. De situering van de woningen en hun verhouding tot de openbare ruimte kan gelezen worden als een antwoord op Aldo Rossi’s aanmaning om via het “teruggeven van de stadsgrond aan de collectiviteit” “een kwalitatief verschil tussen de kapitalistische en de socialistische stad” tot stand te brengen. Tot besluit : een van de grootste verdiensten van het project van Matador is dat het opnieuw en ten gronde de wezenlijke vraag stelt van de verhouding tussen stad en architectuur. En door haar aard kan een architecturale productie zich niet tevredenstellen met het stellen van vragen – theoretische producties zoals boeken en artikelen kunnen dat wel –, maar moet zij een antwoord of minstens specifieke, concrete elementen van antwoord bieden op de aangesneden thema’s. Matador heeft zich niet alleen ingezet om mee te bepalen in welke termen het debat moet gevoerd worden, maar ook om een architecturaal antwoord uit te werken dat ze honoreert. Dat verdient alle lof.
Voorstel van Matador
0 1
0
10
20
50 m