Gedeputeerde Staten
Bezoekadres Huis der Provincie Markt 11 6811 CG Arnhem telefoonnummer (026) 359 91 11 telefaxnummer (026) 359 94 80 e-mailadres
[email protected] internetsite www.gelderland.nl
De colleges van Burgemeester en Wethouders van de Gelderse gemeenten
datum
zaaknummer
22 oktober 2009
2009-018420
Postadres Postbus 9090 6800 GX Arnhem
onderwerp
Betrokkenheid provincie bij gemeentelijke procedures Wro
Geacht college, Bij brief van 5 juni 2008, zaaknummer 2008-008347, hebben wij u geïnformeerd over de wijze waarop wij onze rol bij ruimtelijke besluitvorming onder de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) willen invullen. In het afgelopen jaar hebben wij gemerkt dat er na de inwerkingtreding van de wet bij de Gelderse gemeenten behoefte bestaat aan een verduidelijking of toelichting over de manier waarop de provincie wenst te worden betrokken bij ruimtelijke plannen. Daarnaast bestaat bij gemeenten de behoefte een gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan eerder te kunnen publiceren dan na de daarvoor door de Wro gestelde termijn van 6 weken. Door middel van deze brief willen wij u hierover informeren. Hierbij verwijzen wij tevens naar de brief van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) van 26 mei 2009, kenmerk 2009035863-Tdi-O, waarin zij deels dezelfde onderwerpen op rijksniveau behandelt. Deze brief vervolgt met een samenvatting waarin de kern van de werkwijze van de provincie bij ruimtelijke plannen uiteen wordt gezet. Daarna volgt een uitgebreide inhoudelijke en juridische toelichting op deze werkwijze. Wij verzoeken u de brief te verspreiden onder de afdelingen binnen uw gemeente die betrokken zijn bij de uitvoering van planologische procedures. SAMENVATTING De werkwijze van de provincie is gebaseerd op de sturingsfilosofie van de Wro en het kabinetsmotto "Decentraal wat kan, centraal wat moet". Van belang hierbij is dat elke overheidslaag verantwoordelijk wordt geacht voor de realisatie en bescherming van haar eigen belangen, zonder dat sprake is van hiërarchie tussen overheden. Dit betekent dat de provincie alleen betrokken wenst te worden bij ruimtelijke plannen waarbij als zodanig geformuleerde provinciale belangen betrokken zijn. Hierbij werken wij vanuit het vertrouwen dat gemeenten - afgezien van wettelijke verplichtingen de provincie tijdig betrekken bij plannen met provinciale belangen, en zelfstandig signaleren wanneer dit noodzakelijk is.
inlichtingen bij
dhr. K. de Meulder
telefoonnummer
e-mailadres
[email protected]
BNG 's-Gravenhage, rekeningnummer 28.50.10.824 Rabobank, rekeningnummer 14.39.37.529 ING, rekeningnummer 869762 btw-nummer NL001825100.B03
code: $ASQ00767907
(026) 359 98 10
IBAN-nummer NL74BNGH0285010824 SWIFT/BIC: BNGHNL2G
Met name voorafgaand aan de start van formele procedures is planbegeleiding een goede manier om deze betrokkenheid tussen gemeente en provincie te bereiken. Voor gewijzigd vastgestelde plannen heeft de werkwijze tot gevolg dat wij in het licht van de sturingsfilosofie geen reactieve aanwijzing zullen indienen wanneer bij dergelijke plannen geen provinciale belangen aan de orde zijn. Deze brief biedt u voor dergelijke plannen de mogelijkheid tot eerdere publicatie over te gaan. Wij zullen onze werkwijze de komende tijd monitoren om te bezien of hiermee de provinciale belangen voldoende gewaarborgd zijn en blijven. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is, of wanneer wetswijzigingen hier aanleiding toe geven, zullen wij de werkwijze aanpassen en u hiervan op de hoogte stellen. TOELICHTING Provinciale belangen Op 19 maart 2008 hebben Provinciale Staten de Wro-agenda vastgesteld. De Wro-agenda hanteren wij als leidraad bij de inzet van het instrumentarium uit de Wro, en kan worden gezien als de verplichte uitvoeringsparagraaf van de provinciale structuurvisie Streekplan Gelderland 2005 (hierna: structuurvisie). De Wro-agenda maakt onderscheid tussen 'provinciaal belang' en 'provinciale verantwoordelijkheid'. De agenda bevat alle beleidsthema’s die van provinciaal belang zijn, met een samenvat1 ting van het daarvoor op grond van de structuurvisie geldende beleid. Per beleidsthema is bepaald of en op welke manier wij daarop instrumenten uit de Wro inzetten. Wanneer op grond van de Wro-agenda deze instrumenten op een beleidsthema kunnen worden ingezet, spreken wij van provinciale verantwoordelijkheid. Bij de overige beleidsthema's, waar wij geen juridische instrumenten inzetten, kan de provincie door middel van planbegeleiding bij planvorming worden betrokken. Bij plannen met enkel lokale belangen heeft de provincie geen rol. Samenvattend betekent vorenstaande dat waar de Wro spreekt van 'provinciale belangen' dit in Gelderland alle beleidsthema's uit de Wro-agenda betreft. Daarnaast merken wij ook plannen waarbij de provincie als partner met de gemeente optrekt aan als van provinciaal belang. Hierbij kunt u onder andere denken aan sleutelprojecten die in de acht grote steden zijn aangewezen in het kader van het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid. Wanneer medio 2010 de provinciale ruimtelijke verordening in werking treedt, zijn bovendien alle onderwerpen die daarin zijn opgenomen aan te merken als van provinciaal belang, waarvoor bovendien provinciale verantwoordelijk geldt. Voorontwerp-bestemmingsplannen In artikel 3.1.1, lid 1, en artikel 5.1.1, lid 1, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat gemeenten bij de voorbereiding van een bestemmingsplan respectievelijk een projectbesluit overleg voeren met die diensten van de provincie "die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn". Wij zijn met de minister van mening dat "in het geding zijn" hier moet worden begrepen als "aan de orde zijn". Dit betekent dat u als gemeente bepaalt óf bij een plan provinciale belangen een rol spelen, en dat de provincie vervolgens inhoudelijk afweegt of deze belangen gerespecteerd worden, hetgeen in lijn is met de sturingsfilosofie van de Wro.
1
In afwijking van het bepaalde in de Wro-Agenda hebben Provinciale Staten bij Besluit van 2 juli 2008 voor het onderwerp 'Recreatie & Toerisme' beleid vastgesteld dat leidend is voor de inzet van het Wroinstrumentarium op dit beleidsthema. Hierover hebben wij u bij brief van 8 september 2008, zaaknummer 2006-014112, geïnformeerd.
2
Op grond van deze bepaling is vooroverleg bij plannen met enkel lokale belangen niet vereist. Wij zullen over dergelijke plannen dan ook geen advies uitbrengen. Artikel 3.1.1, lid 2, en artikel 5.1.1, lid 2, van het Bro bieden ons voorts de mogelijkheid te bepalen in welke gevallen formeel vooroverleg niet noodzakelijk is. De brief van 5 juni 2008 kunt u zien als een uitwerking van deze mogelijkheid. Wij benadrukken dan ook dat het op grond van deze brief niet noodzakelijk is om ieder ruimtelijk plan binnen uw gemeente in het kader van het vooroverleg naar de provincie te zenden. Enkel de plannen waar beleidsthema's spelen waarvoor provinciale verantwoordelijkheid geldt, dient u altijd voor vooroverleg (elektronisch) op te sturen. Voor overige plannen gaan wij ervan uit dat u de verantwoordelijkheid kunt en wilt nemen om binnen de geldende beleidskaders tot goede planvorming te komen. Ook wanneer er wel sprake is van provinciaal belang, maar niet van provinciale verantwoordelijkheid, is formeel vooroverleg dus niet altijd noodzakelijk. In dergelijke gevallen kunt u tijdens de periodieke ambtelijke overleggen, of in overleg met de regiocoördinator (zie onder aan deze brief) bepalen of formeel vooroverleg gewenst is. Los van het formele vooroverleg willen wij bij plannen met een provinciaal belang de kennis en capaciteit binnen onze organisatie beschikbaar stellen in de vorm van planbegeleiding. Om een goede bijdrage te kunnen leveren heeft het de voorkeur al in een vroege fase van het planproces, vóór het voorontwerp-plan, de provincie te benaderen voor planbegeleiding. Ook hiervoor kunt u contact opnemen met de regiocoördinator. Ontwerp-bestemmingsplannen Op grond van artikel 3.8, lid 1, sub b en artikel 3.11, lid 1, sub b van de Wro dienen gemeenten (de kennisgeving van) een ontwerp-bestemmingsplan respectievelijk een ontwerp-projectbesluit toe te zenden aan die diensten van de provincie "die belast zijn met de behartiging van belangen die in het besluit in het geding zijn". Ook hier gaat het onzes inziens om plannen waar provinciale belangen aan de orde zijn. U dient de volgende ontwerpplannen ter voldoening aan deze bepalingen (elektronisch) toe te zenden: plannen met provinciale belangen waarvoor op grond van de Wro-agenda provinciale verantwoordelijkheid geldt; plannen met overige provinciale belangen: wanneer hierover in de voorontwerp-fase geen advies is uitgebracht; wanneer hierover in de voorontwerp-fase advies is uitgebracht en de conclusie uit dit advies is dat deze belangen onvoldoende gewaarborgd zijn; wanneer het ontwerpplan ten opzichte van het voor-ontwerpplan is gewijzigd met betrekking tot deze belangen. In de laatste twee gevallen verzoeken wij u stukken mee te zenden waaruit blijkt op welke punten het plan is aangepast ten opzichte van het voorontwerp-plan. In afwijking van het vorenstaande kan bij de volgende plannen toezending in de ontwerpfase achterwege blijven: plannen van lokaal belang; plannen met provinciale belangen, wanneer hierover in de voorontwerp-fase advies is uitgebracht, de conclusie uit dit advies is dat deze belangen voldoende gewaarborgd zijn en het ontwerpplan ten opzichte van het voor-ontwerpplan niet is gewijzigd met betrekking tot deze belangen.
3
Vastgestelde bestemmingsplannen Van vastgestelde plannen dient u ons op grond van artikel 3.8, lid 3, en artikel 3.11, lid 2, van de Wro de kennisgeving toe te sturen. Voor ongewijzigd vastgestelde bestemmingsplannen of projectbesluiten, waarop door ons college geen zienswijze is ingediend, geldt eenzelfde meldingsplicht als voor ontwerp-bestemmingsplannen en -projectbesluiten. Dit betekent dat u van dergelijke besluiten alleen melding hoeft te doen wanneer hierbij provinciale belangen aan de orde zijn. In de volgende twee gevallen dient u op grond van artikel 3.8, lid 4, en artikel 3.11, lid 2, van de Wro het vaststellingsbesluit eerst 6 weken na de vaststelling bekend te maken: een plan of projectbesluit waarbij door ons college (of door de VROM-inspecteur) een zienswijze op het ontwerp is ingediend, wanneer deze zienswijze niet (geheel) is overgenomen; een plan of projectbesluit dat door de raad gewijzigd is vastgesteld, waarbij de wijzigingen niet het gevolg zijn van zienswijzen van ons college of van de VROM-inspecteur. In deze gevallen hebben wij de mogelijkheid binnen deze termijn van 6 weken een reactieve aanwijzing te geven, op grond van artikel 3.8, lid 6, en artikel 3.11, lid 2, van de Wro. De Wro schrijft slechts voor dat u in vorengenoemde gevallen het raadsbesluit onverwijld aan ons toezendt. Voor de beoordeling of wij een reactieve aanwijzing in willen dienen is het echter van belang dat u stukken instuurt waaruit duidelijk blijkt waaruit de wijzigingen in het vastgestelde plan bestaan ten opzichte van het ontwerpplan. Ervan uitgaande dat wij het plan in de ontwerpfase al toegezonden hebben gekregen, is het dan niet nodig het gehele plan opnieuw toe te zenden. Wijzigings- en uitwerkingsplannen Voor voorontwerp-wijzigings- of uitwerkingsplannen geldt op grond van artikel 1.1.1, lid 4, Bro de overlegverplichting van artikel 3.1.1 Bro onverkort. Wij verklaren de in de paragraaf ‘Voorontwerp-bestemmingsplannen’ van deze brief bepaalde werkwijze eveneens van toepassing op voorontwerp-wijzigings- of uitwerkingsplannen. Dit betekent dat u dergelijke plannen enkel ter advisering behoeft voor te leggen als in het plan beleidsthema’s aan de orde zijn waarvoor provinciale verantwoordelijkheid geldt. De wet kent geen verplichting tot het toezenden van ontwerp-wijzigings- of uitwerkingsplannen aan de provincie. Gezien de genoemde sturingsfilosofie van de Wro gaan wij er echter van uit dat u de in de paragraaf ‘Ontwerp-bestemmingsplannen’ van deze brief bepaalde werkwijze ook toepast op dergelijke plannen. Voor vastgestelde wijzigings- of uitwerkingsplannen is op grond van artikel 3.9a, lid 1 van de Wro het bepaalde in artikel 3.8, lid 3, van de Wro van toepassing. Op grond daarvan dient u van de vaststelling van dergelijke plannen melding te doen enkel wanneer bij het plan provinciale belangen aan de orde zijn. Wijze van indienen In alle hiervoor beschreven gevallen geldt dat u via de e-formulieren op onze website de plannen dient op te sturen danwel een melding dient te doen. Hierbij kunt u aangeven wat het provinciale belang is. De formulieren kunt u vinden via het 'Gld.loket' op www.gelderland.nl. U kiest "Ik ben: Overheid", "Ik zoek: Gegevensverlening aan de overheid" en "Bestemmingsplan, structuurvisie of projectbesluit, kennisgeving", en vervolgens "Toon product". U kunt een keuze maken voor een formulier voor een voorontwerp-, een ontwerp- of een vastgesteld plan (of projectbesluit). In het formulier geeft u een link op naar de gemeentelijke website waar de relevante bestanden te downloaden zijn. U kunt de bestanden ook uploaden wanneer de bestanden (nog) niet op uw website be-
4
schikbaar zijn, bijvoorbeeld in het geval van een melding van een nog niet gepubliceerd voorontwerp-bestemmingsplan of van een gewijzigd vastgesteld plan. Voor wijzigings- en uitwerkingsplannen kunt u de formulieren voor bestemmingsplannen gebruiken. In de toelichting kunt u vermelden dat het een wijzigings- of uitwerkingsplan betreft. Eerder publiceren van gewijzigd vastgestelde bestemmingsplannen In de praktijk blijkt dat een groot gedeelte van bestemmingsplannen gewijzigd wordt vastgesteld, en dat deze wijzigingen veelal ondergeschikt van aard zijn en geen provinciale belangen raken. Wij begrijpen dat het in bepaalde gevallen wenselijk is dergelijke plannen eerder dan na 6 weken te kunnen publiceren. De Minister van VROM heeft hiertoe in de genoemde brief van 26 mei 2009 bepaald dat met betrekking tot haar aanwijzingsbevoegdheid een verzoek kan worden ingediend bij de VROM-inspecteur, wanneer dit verzoek is opgenomen in het vaststellingsbesluit. Wanneer de wijzigingen in het plan geen nationale belangen raken, zal hij u melden geen bezwaar te hebben tegen het eerder publiceren van het plan. Wij willen tegemoetkomen aan de behoefte gewijzigd vastgestelde bestemmingsplannen en projectbesluiten eerder te kunnen publiceren. Wij zullen van onze bevoegdheid tot het geven van een reactieve aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8, lid 6, en artikel 3.11, lid 2, van de Wro geen gebruik maken wanneer het een plan betreft waarbij geen provinciale belangen aan de orde zijn. Met vorenstaande voorzien wij in een algemene regeling voor het eerder publiceren van plannen met enkel lokale belangen. Ten behoeve van deze plannen hoeft u derhalve op grond van deze regeling geen verzoek bij ons in te dienen tot het eerder publiceren ervan. Voor plannen waarbij provinciale belangen wel aan de orde zijn dient u de termijn van 6 weken tussen het vaststellingsbesluit en de publicatie ervan altijd in acht te nemen. Wij zullen los van de hier genoemde algemene regeling geen verklaringen verstrekken ten behoeve van het eerder publiceren van afzonderlijke plannen. Wij wijzen erop dat het gemeentebestuur te allen tijde de juridische verantwoordelijkheid draagt voor het eerder publiceren van gewijzigd vastgestelde plannen. Door middel van deze brief geven wij slechts aan in de genoemde gevallen geen bezwaar te hebben tegen een 'schending' van het bepaalde in artikel 3.8, lid 4, van de Wro. Daarnaast dient u conform de door de Minister van VROM vastgestelde werkwijze ieder afzonderlijk plan wel aan de VROM-inspecteur voor te leggen. Wanneer uit toekomstige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de door ons gekozen werkwijze niet kan standhouden, zullen wij u hierover informeren. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Naar verwachting treedt in de loop van 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking. Deze wet introduceert de zogenaamde omgevingsvergunning, waarin een aantal bestaande vergunningenstelsels zullen opgaan. Een gevolg hiervan is dat het huidige projectbesluit in gewijzigde vorm in de Wabo wordt opgenomen. De artikelen 3.10 tot en met 3.12 van de Wro komen hiermee te vervallen. Hoewel het projectbesluit door opname ervan in de Wabo inhoudelijk weinig verandert, is voor de provincie van belang dat in de procedurebepalingen zoals opgenomen in artikel 3.12 van de Wabo niet is bepaald dat ontwerp-omgevingsvergunningen die zien op het afwijken van een bestemmingsplan dienen te worden toegezonden aan de provinciale diensten, zoals thans wel in artikel 3.11, lid 1, sub b, van de Wro is voorgeschreven. Bovendien zal artikel 5.1.1 van het Bro, dat ziet op het verplichte vooroverleg voor projectbesluiten met provinciale belangen, komen te vervallen. Een vergelijkbare bepaling zal naar verwachting niet worden opgenomen in het Besluit omgevingsrecht (Bor).
5
Wij gaan er, gezien de eerder aangehaalde sturingsfilosofie van de Wro, van uit dat u ook na inwerkingtreding van de Wabo de werkwijze zoals beschreven in de paragrafen 'Voorontwerpbestemmingsplannen' en 'Ontwerp-bestemmingsplannen' van deze brief voortzet. Wij verzoeken u dan ook (voor)ontwerp-omgevingsbesluiten die zien op het afwijken van een bestemmingsplan, wél toe te zenden in de daar omschreven gevallen. Voor vastgestelde omgevingsvergunningen ten behoeve van het afwijken van een bestemmingsplan biedt artikel 3.13 van de Wabo ons college net als bij de huidige projectbesluiten de mogelijkheid een reactieve aanwijzing te geven. Dit artikel bepaalt echter dat deze bevoegdheid alleen bestaat wanneer ons college (of de VROM-inspecteur) een zienswijze heeft ingediend op het ontwerp-omgevingsbesluit, en deze niet is overgenomen. Enkel in dergelijke gevallen dient u het besluit aan ons college toe te zenden, en dient u het vastgestelde omgevingsbesluit eerst na zes weken bekend te maken. De hiervoor geschetste problematiek met betrekking tot het vervroegd publiceren van gewijzigd vastgestelde plannen, waarbij de wijzigingen niet zien op door provincie of Rijk ingebrachte zienswijze, is na de inwerkingtreding van de Wabo dus niet meer aan de orde voor projectbesluiten. Inwerkingtreding De in deze brief vastgelegde werkwijze wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad en treedt inwerking daags na publicatie. Informatie Voor verdere informatie naar aanleiding van deze brief kunt u contact opnemen met de heer K. de Meulder van de afdeling Toezicht en Advies Lokale Overheden, telefoonnummer (026) 359 98 10, e-mailadres
[email protected]. Voor vragen over planbegeleiding of vooroverleg bij specifieke projecten kunt u contact opnemen 2 met de regiocoördinatoren: Regio Rivierenland en Stadsregio Arnhem Nijmegen: de heer H. Stakenburg, telefoonnummer (026) 359 97 84, e-mailadres
[email protected]. Regio's De Vallei, Noord-Veluwe, Stedendriehoek en Achterhoek: de heer R. Kohutnicki, telefoonnummer (026) 359 97 96, e-mailadres
[email protected]. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Gelderland,
Commissaris van de Koningin
wnd. secretaris
2
In het najaar van 2009 zal de interne organisatie binnen de afdeling Toezicht en Advies Lokale Overheden wijzigen. Het voornemen is om per gemeente een ambtelijk portefeuillehouder aan te wijzen die als eerste aanspreekpunt gaat functioneren voor verzoeken om planbegeleiding en voor vragen over ruimtelijke plannen in relatie tot provinciale belangen. Wij zullen u hierover op dat moment nader informeren.
6
kopie: VROM - inspectie Regio Oost, t.a.v. de heer drs. T.B.M. Dijkstra, Postbus 136, 6800 AC Arnhem
7